#stukje uit een gedicht
Explore tagged Tumblr posts
Text
Laten we touwen spannen, knopen verzinnen om te kijken hoe hard iets aangetrokken kan worden voor het overgaat
in afspannen
#nederlands#mijn#tekst#zinnen#zinnetjes#woorden#woordjes#teksten#schrijfsel#mijn gedichten#mijn gedicht#stukje uit een gedicht van mij
7 notes
·
View notes
Text
Groot gat tussen uitgaven en inkomsten van de staat baart grote zorg
De Vereniging van Economisten in Suriname (VES) maakt zich zorgen om de grote gap tussen de inkomsten en uitgaven van de staat. Steven Debipersad, voorzitter van de VES, concludeert dat de regering deze grote gap aan het 'dichten' is met de tranches die zij krijgt van IMF. In gesprek met ABC suriname is volgens Debipersad de overheid niet echt equipt om de nodige inkomsten binnen te halen. Hij is van mening dat er wel wordt aangegeven dat de gelden binnen gehaald moeten worden bij de verschillende sectoren zoals ze noemen de 'brede schouders'. "Maar het wordt slechts gezegd en niet uitgevoerd." Ook vanuit de IMF wordt elke keer benadrukt dat de overheid haar inkomsten moet verhogen, dit is iets dat de VES al jaren heeft aangehaald. "Het is belangrijk om in te zoomen waarom het niet lukt. Want we moeten die inkomsten genereren om de sociale uitgaven te doen en het land tot ontwikkeling te brengen." Het blijft maar een zorgpunt voor de VES en er is geen sprake van oplossingsmodellen zoals bij de belastingdienst. Er wordt volgens de VES voorzitter wel gesproken over BTW, maar de rest van de belastingen wordt niets van opgemerkt. "Dat stukje van accijnzen en invoerrechten horen we niet hoe we dit als land gaan oplossen." Integendeel loopt de staat deze inkomsten juist mis. Hij onderkent dat Suriname haar monetaire reserves heeft weten op te bouwen en dat de importdekking aanwezig is. Echter komt deze zekerheid van de middelen uit het IMF-programma en niet door eigen prestaties van het land. "Het gaat nog steeds om geleende middelen, feit is wel dat geleende middelen een prijskaartje hebben. Je moet deze terug betalen. Dus het is beter om met je eigen prestaties de internationale reserves op te krikken en dat kan je pas doen als productie in orde is." Debipersad geeft aan dat er een balans moet zijn tussen de inkomsten en uitgaven, willen we een gezonde economie hebben en het land ontwikkelen. Hij benadrukt dat deze discrepantie wordt gedicht uit middelen van IMF, dus geleend geld. "Het IMF monitoort dat er geen rare dingen gebeuren op monitair vlak, maar bij de zesde review leek het erop dat de gestelde doelen zo simpel waren dat ons land meer kon bewerkstelligen", is de mening van Debipersad. Desondanks heeft Suriname de goedkeuring gekregen en heeft een tranche van USD 61miljoen ontvangen van het IMF. Suriname moet zich nu klaar maken voor de zevende review Read the full article
0 notes
Text
DE WERKELIJKHEID VROLIJK VERPAKT
'Ik ben een gedicht / en word nu geschreven, / en naarmate mijn dichter / verder schrijft / krijg ik een gezicht / en een eigen leven. / Ik kom steeds dichter / bij mijn dichter.' Het fleurt de middag op. Het kleurt de morgen in. Door een rose bril bezie ik het vandaag de dag, wanneer ik de bundel "De flamingoballon" opensla en er in ga grasduinen. Lees ik een oneliner en of een gedicht dan word ik even opgetild van de dagelijkse dingen en zweef een enkel moment een stukje boven de wijde woelige wereld. Als in een surrealistisch kunstwerk krijg ik een dubbele kijk op het zijn. Ik moet doorkijken, doorlezen, om te weten wat de strekking van het vers zou kunnen zijn. Maar dikwijls lijkt er geen diepere kennis of een dubbele betekenis, is het gewoon te gek om waar te zijn.
Nelleke Hendriks noemt het vrolijke nonsensgedichtjes, haar poëzie. Maar daarmee haalt zij zichzelf naar beneden. Het lijken onzin verzinsels, flauwekul, maar wie de dubbele bodem doorziet en vooral doorleest merkt dat de zinnen verre van gelul zijn. Hendriks dicht helemaal niet uit haar nek. Het is de waarheid verpakt in een vrolijk papiertje. Zo'n geschenkverpakking voor een viering van de verjaardag of met sinterklaas, waarop de figuren en andere figuraties blijmoedig en opgewekt zich over een jolig gekleurde ondergrond bewegen. Dat is de buitenkant. Maar wanneer die wikkel er dan wordt afgedaan openbaart zich de inhoud, de ware aard. Zo werkt dat ook bij de gedichten en versjes van Nelleke Hendriks. De eerste kennismaking is niet meteen doorslaggevend. Je moet er meer van kennis nemen en er bekend mee worden, dan doorzie ik en krijg beeld van de adder onder het gras.
De bundel zet al meteen de toon bij de binnenkomer, een inval die de sfeer maakt: 'Een kettingroker besloot: / "Ik stop!" / en stak zijn laatste ketting op.' Meteen weet ik wat de bedoeling van de boodschap is. Hoe ik de inhoud van de bundel dien te lezen en moet beschouwen. Een eerste kwinkslag is gemaakt, de stemming is gezet. Ik zal niet oppervlakkig lezen en meteen de lach voorrang geven, maar de woorden wegen en serieus het genoegen beleven. Want een snelle scan van dichters product is niet genoeg, met aandacht zal ik de dubbele bodem openen.
Het vers waar de bundel de titel aan dankt gaat over boven jezelf uitstijgen en beseffen dat het op de top van jou vermogen eenzaam is. Maar meer nog gaat het over vinden van geluk, liefhebben en afscheid nemen, verdriet. Zo heeft ieder vers twee kanten. Blaast de vrolijke sfeer zich op totdat de ballon knapt en er een moraal zit aan het verhaal. Nelleke Hendriks wil meer zijn dan een nonsensdichter, ze wil serieus worden genomen hoewel zij de lachers op haar hand heeft met haar grappen en grollen.
De korte drie- of vijfregelige gedichten zijn eerder quotes dan poëzie. Gedachten bij dagelijkse dingen en momenten. Je ziet het en hebt er een idee bij, maar Hendriks staat er langer bij stil en vindt er wat van. Op papier heb ik dan een aha-moment, van o ja zo had ik het niet gezien maar kan ik het wel bekijken. Achteraf. 'Een havik had geen snavel, / maar in plaats daarvan, / ’t is heus / een kanjer van een haviksneus.' In de langere gedichten, die eigenlijk korte rijmende verhalen zijn – ballades, word ik op een verkeerd been gezet en loop aan het eind pijnlijk tegen de lamp. Aan het gedicht weet Hendriks onderwijl een draai te geven die het spoor naar een ander station leidt dan waarop ik bij aanvang had ingecheckt.
Hendriks neemt dagelijkse dingen als onderwerp bij de kop. Het alledaagse leven is haar inspiratie. Maar overgiet dat niet met een saaie saus, maar dramatiseert het en, beter beschouwd, ziet de humor ervan in. Wat ik als gewoon ervaar en beleef drukt zij als abnormaal uit. Het gemeengoed wordt door haar scherpe blik en puntige taal persoonlijk. Voor haar als mens en voor mij als individu. In de glimlach herken ik mezelf. En veelal verschijnt de r op mijn lippen en wordt het een grimlach. Pret hebben om andermans tekortkoming is de steen in de oester. Het klopt niet, het geeft geen pas en doet zeer. Daarom wordt het puntige mineraal een ronde steen. Zodat het handzaam is. De humor leeft daarvan, het cabaret groeit erdoor. Pret om een anders gebrek.
Als fantast leeft Hendriks zich in mensen en dingen in. Zij wordt zelf het laken en ziet het licht. Is getuige van al hetgeen tussen haar als laken voorvalt, de huwelijksnacht, het verwekken en baren van kinderen, een vreemd gaan. Uiteindelijk draagt ze haar bezitster naar het graf: ‘Mijn leven als laken is voorbij / en het was rijk en goed. / Nu ga ik zelf naar de Hemel, naar de Hemel van het Beddengoed.’ Ze is een urn zonder as. Een gevallen engel met een bijna-levend-ervaring. Een vleesetend plantje dat vegetariër wordt, maar niet heus – hap, slik, weg. Ze is een klein kerstboompje. Kortom, zij kan van alles zijn zolang de lezer daar maar in gelooft.
Nelleke doorleeft haar eigen geboorte nog eens voor mij – 'als een wonder lag ik daar / tussen jou billen en je knie'. Ze meent dat Jezus te vroeg geboren is. Uitgeteld op 1 januari van het jaar nul, maar met Kerst ging het mis. Na veel gedol en grappig zijn in taal en tekst, kan Hendriks toch met een kwinkslag serieus zijn. Ze richt zich dan tot moeder op Moederdag als mantelzorger. En tot vader op Vaderdag als ondeugende dochter: 'Jaren later begreep ik pas / dat jijzelf niet deugde, / en wat voor een enorme zak jij was.' Ze neemt geen blad voor de mond en zegt hard haar waarheid, maar is toch ook wel blij met vader want 'er is zoveel liefde tussen ons, zo groots en ook zo teer…' En moeder: 'Er zijn geen woorden / in geen enkele taal / om jouw moederliefde te verwoorden.'
Maar eigenlijk geef ik met al deze citaten al te veel prijs. Breek ik het mysterie van Hendriks’ poëzie open. Prik ik de ballon te vroeg stuk. Dat is jammer, want daardoor bent u als aspirant lezer van haar bundel vooringenomen. Daarom staak ik nu maar verder dat beleven, beschouwen en bespreken. Want ‘De flamingoballon’ moet gelezen worden van voor tot achter, van kaft tot kaft. Welnu, nog ééntje dan omdat ik het niet laten kan: 'Ik ben de spatie in een tekst, / ik lijd een onzichtbaar leven. / Was ik maar een letter, / desnoods een komma of een punt, / dat zou mijn leven inhoud geven. / Maar men leest over mij heen / alsof ik niet besta, / terwijl de geschreven letters, / die klateren elkander / kleurrijk achterna / en vormen zinnen / in prachtige verhalen. / / Balen, / ja, het is echt balen / als je slechts een spatie bent. / Maar wat jullie nooit mogen vergeten: / elketekstbestaatbijdegratievaneenspatie.'
De flamingoballon en andere vrolijke nonsensgedichtjes. Nelleke Hendriks. Uitgeverij Boekscout, 2023.
0 notes
Text
IK WIL
Black out gedicht uit m'n dagboek:
Ik ben klaar om andere dingen te gaan doen
Ik stop m’n gevoel weg
boos.
verdrietig.
moe.
het komt nooit uit
kut - afleiding zoeken. FUCK DAT.
Ik doe m’n best. Maar het lukt niet.
zo veel ballen omhoog
IK WIL. IK WIL. IK WIL.
Eerst wilde ik niks maar
ik wil weer wat
verandering aanbrengen en IK WIL
IK WIL. IK WIL. IK WIL.
Maar
zo overweldigend
Ik snap niet zo goed wat er met me gebeurt behalve
slechte keuzes
Maar IK WIL
terugval
ik merk ik dat ik er nog niet ben
In ieder geval niet op het moment
ingewikkeld met mijn ouders. Nou ja, Ik ben boos dat de wereld zo grijs is
niet zwart-wit - een goed idee is
een goed idee
een slecht idee
die systemen
Ik weet dat ik het niet oké vind
Ik vind het onterecht maar ik kan het oprecht niet zelf
Ik ben boos maar ik voel me niet boos
Ik voel me moe.
Ik voel me afgevlakt.
mistig.
mijn brein waar ik niet meer bij kan
mezelf beschermen
een stukje scherpheid, een stukje vaardigheid valt weg
Ik kon eerst meer - de laatste tijd minder
bizar hoe veel dingen ik doe
realiseer me dat pas nu
Ik wil meer
Ik wil ruimte hebben
de wind waar ik zo van hou
lekkerder in m’n vel zitten
Ik kan dat
Ik kom erachter dat ik veel kan
Maar ik ben er niet
Ik weet niet of het lukt dit jaar. Ik zou het ontzettend graag willen.
Echt heel erg graag.
0 notes
Text
de enige reden dat ik nu nog van mijzelf kan houden is dat jouw blik op mijn lichaam heeft gelegen
27 notes
·
View notes
Photo
Onder de grote boze wolken Leg ik me in je armen neer
#stukje uit een gedicht#lise goossens#poëzie#gedicht#woorden#schrijven#schrijfsel#clouds#nature#sky#trees#forest#belgium#europe#travel#wanderlust#blue#lensblr#original photographers#photographers on tumblr#landscape#home#explore#fotografie#lievelings
11 notes
·
View notes
Quote
(als een kind rent achter bellen in de lucht, is het dan zo moeilijk om als volwassene achter een stukje mens aan te rennen?)
lichtjes
23 notes
·
View notes
Text
Lake Aqua
[gedicht dat ik schreef voor de avond "Virtueel Lichaam" in Perdu, op 03/06/2022. Het gaat over een vriendschap met een half-virtueel meisje op een oud forum dat inmiddels al lang offline is & alleen nog in fragmenten terug te vinden is via de WayBackMachine. Leek me gepast om op mijn verwaarloosde maar niettemin nog steeds hardnekkig bestaande blog te posten! xoxo]
1.
Ze verschijnt in stukjes:
een pagina op de Waybackmachine, een versteend velletje pixels ik kan er niet door prikken of er overheen glijden naar elders de kapotte links zijn lange dunne wondes, iets bloedt glitchend dood en de vloeistof stagneert
het oude web is nog niet helemaal gemetaboliseerd, het ligt submerged onder dit vervloekte landschap, onder de gladde platformen
maar hier en daar steekt er een stomp rottende code boven het gepolijste oppervlak.
Ik zoek tunnels tussen de flarden die zij achterliet
contextloze vegen taal over het scherm gesmeerd, kapotte afbeeldingsbestanden de grijze leegte waar ooit haar avatar stond, nu een slap regeltje code dat nergens meer op aansluit, nergens naar verwijst een gebroken amulet waaruit alle magie is weggevloeid
haar gefragmenteerde lichaam is amorf en heeft geen duidelijke grenzen
stukjes verschijnen, glinsterend, uit het niets zinken meteen weer weg in algoritmische moerassen.
In oude legendes, Arthurverhalen, Egyptische mythes moest het lichaam van de gewonde koning geheeld worden zijn verminkte lichaamsdelen samengesprokkeld om het dorre land weer vruchtbaar te maken.
Ik zoek haar al een decennium in de brokstukken maar er is geen magisch ritueel ik heb geen spreuk, geen balsem om de gebroken code te lijmen
2.
Ik leerde haar kennen in 2006. Ik was 14 en in mijn dagboek schreef ik dingen als, “het erge is dat het allemaal waar is”, “ik denk zelfs dat er geen ‘ik’ is, alleen een samenraapsel omhulsels”, “morgen is de laatste dag van mijn leven, dat toch nog een beetje als een minderwaardige vorm van een leven beschouwd kan worden”, of “fuck fuck fuck shit klote kut shit shit shit shit shit FUCK FUCK FUUUUCK ik wil dood ik wil dood dood dood doder dan dood waarom ik waarom ik?!!?!?!?!?!?!?!” Online kon ik iemand anders zijn. Ik bracht mijn uren door op een forum, inmiddels al tien jaar offline, waar we fanfiction schreven over het computerspel The Sims 2. Mijn eigen gebruikersnaam ben ik vergeten, maar de hare herinner ik me haarscherp, en iedere interactie met haar staat in mijn geheugen gegrift. Ze woonde in Engeland en postte over hoe ze flesjes Bacardi Breezer en Smirnoff Ice ging verstoppen onder de struiken in het park om er later met haar vrienden stiekem dronken te worden, over hoe ze ’s nachts high en huilend met een gebroken hart door de straten zwierf, hoe ze op 12 centimeter hoge stiletto’s naar optredens van Kasabian ging. Ze schreef verhalen over alcohol, drugs, seks en depressie, en haar favoriete film was Trainspotting. Dat ik verder weinig over haar wist, verhinderde me niet om die paar sliertjes digitale informatie uit te rekken als kauwgomdraden, er een semi-fictief tapijt van te weven dat mijn virtuele en belichaamde levens overbrugde, aan elkaar plakte. In mijn headcanon, in de fanfic-versie van mijn eigen bestaan, werd ze een belangrijk personage, deel van mijn spirituele inner circle. De virtuele sporen die ze achterliet beïnvloedden me op tastbare manieren: de muziek waar ik naar luisterde, de boeken die ik las, de levensstijl waar ik naar aspireerde, de manieren waarop ik mijn emoties plaatste en benoemde, maar ook esthetiseerde en romantiseerde. Tot vandaag ben ik ervan overtuigd dat de momenten waarop we elkaar kruisten in de nu lang vervlogen datawolken van een obscuur forum een onmogelijk te kwantificeren, maar niettemin onmiskenbare impact hadden op wie ik later geworden ben. Niet zozeer de “echte” persoon die ze was, met een vorm en een massa, die op bepaalde punten in de tijd op bepaalde locaties een bepaald volume aan ruimte innam, maar het omhulsel dat ik in de loop der tijd weefde rond haar digitale manifestatie, een kleed van projecties en emoties en verlangens, tot de materiële kern uiteindelijk irrelevant werd, oploste, wegsijpelde…
3.
Het licht lijkt iets kwaadaardigs in zich te dragen een nauwelijks verborgen dreiging in het hart van dit witte stralen
het schroeit de vorm weg waarin ze zich lange tijd heeft getoond dwingt de opacity slider van haar huid omlaag
op weg naar het nulpunt slinkt ze tot een vloeibaar netwerk van inputs, outputs, flows vochtig weefsel van organische vlokjes code
redundant, verouderd, in onbruik kapotte splinters afgedankte programmeertaal afgebrokkeld van de algoritmische architectuur
en naar de bodem gezonken
geen geboorte maar accumulatie sedimentatie
een doelloos, richtingloos samenklonteren
4.
De straling werkt niet altijd op dezelfde manier operaties variëren afhankelijk van parameters die voor haar en voor mij zorgvuldig verborgen blijven
soms brandt het licht niet haar zichtbaarheid weg maar haar textuur, de plooitjes, poriën traangoten, de lijntjes in haar lippen
haar knokkels smelten weg in een egaal oppervlak haar lokken klonteren samen tot een klomp glad en bouncy maar ondeelbaar
overal om haar heen wordt alles digitaal, ik maak het zo
zandvlaktes zonder korrels
donzige wolken perfect gelijkmatig verdeeld over de onveranderlijk strakblauwe hemel
een compositie zo volmaakt, zo instant rustgevend dat ze zich afvraagt welke formule aan de basis ligt de vormen, tinten, percentages van transparantie gedistribueerd volgens welke onzichtbare matrix
dagenlang zat ze in de schaduw van een boom, de bladeren star en onbeweeglijk tot ze besefte dat in al die tijd de wolken geen centimeter, geen millimeter verschoven waren
pas toen ze dit zag kreeg ze toegang tot een nieuwe laag, ze vond werktuigen om iets ongedaan te maken
voegde ze toe aan haar inventaris door ze in haar lichaam op te bergen, onder haar huid maar er was geen bloed, niets dat brak of scheurde
5.
Obsessie? Ik bijt me vast in dingen omdat ik iets wil aantreffen in hun kern, geen waarheid of betekenis maar een glanzend, lichtgevend zaadje dat ik kan inslikken en dat mij zal veranderen van binnenuit, een transformatie die vervolgens zal uitdijen, zich als een welwillende olievlek zal verspreiden over de wereld om me heen. Is het werkelijk zij die ik zoek, op deze trieste kapotte pagina’s, in dit barre land aangevreten door linkrot? Of projecteer ik op haar ook iets anders, een vroegere incarnatie van het internet, een weerbarstiger landschap dat nog nauwelijks was gekoloniseerd door sociale mediaconglomeraten, waar we nog niet waren vastgeklemd in de mysterieuze wurggrepen van gesofisticeerde algoritmes? Een landschap waarin ik haar kon construeren uit snippers code, realiteit, fictie? Een kruispunt van paden, in de nacht, het artificiële licht van een volle maan…
6.
Op het ter ziele gegane forum werd er een collectieve role-playing-scène geschreven die zich afspeelde op een locatie die Lake Aqua heette en dit is nu
waar we elkaar alsnog kunnen treffen, misschien, ook al is het inmiddels zo laat geworden.
Lake Aqua ligt op de bodem van het internet, waar zich alles zich verzamelt dat geen binnenkant meer heeft waaraan tekens blijven plakken
alles dat door flinterdunne barstjes in de gladde uren valt
wanneer het begint te glitchen
een zwembad staat in brand, de dag klontert samen, een stervormige wonde schittert in het scherm
in de grond verschijnt een groot rechthoekig gat waardoor de blauwe hemel zichtbaar is de randen tonen hoe flinterdun de laag is waarop iedereen zich nietsvermoedend voortbeweegt een vlak zonder substantie
wanneer er door de gaten in de code iets zieks naar binnen sijpelt dat een zorgvuldig geconstrueerde realiteit aanvreet haar doet wegrotten als een ongrijpbare, immateriële schimmel
niets gaat dood, het wordt gewoon gecomprimeerd, schudt metadata en diepte af
spoelt aan op deze oever, in het donkere schuim
de paden rond Lake Aqua zijn niet rechtlijnig we leggen nieuwe plooien in het digitale weefsel, vouwen het anders dan voorheen brengen punten in tijd en ruimte die ver van elkaar verwijderd leken in direct verband met elkaar ze zegt, “deze manipulatie is magie”
’s nachts koelt het af, een duistere luchtstroom doet onze health points snel dalen
nu het overal om ons heen ijskoud brandt, rivieren veranderen in asfaltmeren
alles flikkert is instabiel
in de struiken glinsteren roze flesjes Eristoff Pink nee Bacardi Breezer Cranberry nee molotov cocktails
we grijpen onze wapens en het bloedt niet wanneer ze deel worden van ons
we kijken naar omhoog, de gladde hemel waar alles met zichzelf samenvalt klamme wilde nachtmerries geherformatteerd tot gerasterde kwantificeerbare dromen
maar hier, beneden, in de duisternis is alles wat flikkert op het oppervlak van Lake Aqua vaag en ambigu, uit focus
en ik weet niet of de beelden herinneringen zijn fantasieën zonder oorsprong of iets collectiefs een sediment van schilfers code uit de pels van de geschiedenis gedwarreld
onze reflecties verstrengelen zich baren miljarden kopieën worden lichaam
gebroken en gebarsten gesprokkeld en gelijmd wirwar van duizend syntaxen die in elkaars structuren zijn binnengeglipt
ze zegt “je kan blijven puzzelen
maar er is alleen de wonde ze gutst pixels alleen het barre land maar er bloeien roze flesjes wapens dit lichaam is een heterogeen uitdijend inventaris en het rafelt maar het bloedt niet”
het water valt uiteen in bits
we duiken
10 notes
·
View notes
Note
yellow, purple, violet, amber, grey, rose, claret, emerald, coconut, honey, wine, mahogany <33
yellow: name of an artist you think is underappreciated: ik ben echt ontzettend slecht in namen onthouden, dus als ik nu moet denken aan artiesten of kunstenaars kom ik enkel op zo de meest bekende en vanzelfsprekende
purple: a poem you think describes your closest friend: er was een stukje uit een gedicht waar in direct aan dacht, maar ik ken het niet vanbuiten en vind het niet direct terug :/ ik dacht echt dat het ergens tussen mijn likes stond, maar ik vind 'm niet.
violet: are you a part of the lgbt+ community? yes, toch wel een beetje gay hier
amber: what's saved as your phone's lockscreen? Een van mijn katten haha
grey: how many languages do you speak? do you want to learn any more? Voornamelijk Nederlands en Engels, met een kleine basis Frans en Spaans, dat zijn eigenlijk ook de twee talen die ik graag nog zou willen leren :)
rose: favourite scent on a person? echt absoluut geen idee
claret: do you play an instrument? do you want to learn to play any? nee, ik ben dus echt totaal niet muzikaal aangelegd en heb ook echt niet het geduld om een instrument nu nog te leren bespelen.
emerald: if you had the option, would you choose to move and live in another country? which one? Nee, ik ben echt een heimweekind met grote nood aan bekende en veilige plaatsen en mensen, dus ik denk niet dat ik ooit weg uit België ga wonen.
coconut: a subject you enjoy learning about: hmm, wat richting psychologie, ethiek, tikkeltje filosofie, misschien ook wat ja, onderwerpen die zich richten op rechtvaardigheid en activisme, dat zijn wel dingen die bij ons op school veel aan bod komen, maar ik kan er niet direct het juiste woord op plakken. Ik ben op zich ook wel oprecht graag bezig met het het onderwerp mentale gezondheid, hoe de ggz werkt en beter kan werken, preventie en sensibilisering,...
honey: your thoughts on magic- does it exist? hmm, ik geloof in ieder geval niet in magie zoals in Harry Potter zou afgebeeld worden, daarbuiten ook niet echt, maar ik denk dat ik misschien net iets meer open sta voor zo magie in de sense van spiritualiteit en ja, op zich heb ik dus wel een hoop kristalletjes hier liggen, maar ik denk dat ik niet echt weet wat ik wel of niet geloof eerlijk gezegd.
wine: do you have a 'type': Ik ben echt al meer dan twee jaar niet verliefd geweest en ben zo kwijt in al mijn issues dat ik eigenlijk denk van niet nu. Gewoon even een heel afgesloten onderwerp nu, waardoor het moeilijk is om te weten of ik echt een "type" heb.
mahogany: your sun, moon, and rising signs: Leo sun, Aries Moon & Virgo rising (voel je altijd vrij om mijn hele chart te analyseren, want ook met astrologie ben ik dus echt nog niet mee haha)
Dank je voor alle vraagjes!!
3 notes
·
View notes
Text
De Schaduw Prins
Daar stond Julie dan. In de ontvangkamer van het koninklijke paleis. Op een dik zacht rood tapijt, omsingeld door sierlijke zetels met gouden leuningen waarin ze niet durfde te gaan zitten. Gigantische schilderijen hingen aan de muren, elk van hen duurder dan al het geld dat Julie in haar hele leven zou verdienen. Een bijzonder goed getrainde poedel zat op een gouden kussen in de hoek en staarde haar nieuwsgierig aan. Vlak voor haar was een bezorgde butler zenuwachtig aan het ijsberen.
“Ik kan het niet geloven! Niet geloven!” Mopperde de butler. “De koning en koningin zijn naar het buitenland en de prins doet dit! Dit is ongehoord!”
Julie voelde zich verschrikkelijk ongemakkelijk. Het was haar schuld dat de butler zo overstuur was. Zij had hem een crisis gegeven door hier binnen te wandelen.
“Zomaar bezoek uitnodigen zonder mij te verwittigen. En dan nog een meisje! En dan nog een meisje van zo’n lage stand! Wat een schande!”
“Het spijt me.” Mompelde Julie verlegen. “Ik kan weg gaan…”
“Nee! Geen sprake van!” Gilde de butler. “Als de kroonprins u uitnodigt dan kan ik u niet wegsturen! U zal hier blijven, en exact doen wat de prins van u wilt! Wat dat dan ook moge zijn. O hemeltje! Wie heeft u binnengelaten?”
“Die rosse man met zijn snor.”
De butler zuchtte. “Welke rosse man met zijn snor?! Wie?! Wat was zijn functie?”
Julie hield verlegen haar schouders op.
“Ongelooflijk! Dit hele paleis zou nog uit elkaar vallen zonder mij!”
De butler stopte met ijsberen en bekeek Julie eens van top tot teen.
“Zo kan u de prins niet ontmoeten.” Zei hij.
“Waarom niet?” vroeg Julie.
“De prins is een lid van de koninklijke familie, jij naïef kind!” Zei de butler. “U denkt toch niet dat u met die kledij hier mag rondlopen?!”
“Maar… dit is mijn mooiste jurk.” Zei Julie gekwetst.
“Kan zijn, maar de koninklijke familie is wel wat beter gewend. Ik zal u een andere jurk geven. En schoenen. Misschien een ketting of zo. En iemand moet uw haar… redden. Eén momentje alstublieft, ik moet twaalf verschillende mensen naar hier krijgen om te helpen met uw gelaat in orde te brengen.”
De butler liep tot aan een gouden telefoon die aan de muur hing en begon er nummers in te drukken.
“Oké.” Mompelde Julie. Dit was niet zoals ze zich deze uitstap had voorgesteld.
Dan hoorde ze een tikkend geluid. Een net geklede man kwam de kamer binnen. Hij was ook een butler, want hij droeg dat zelfde uniform. Maar hij droeg ook een zonnebril en tikte over de vloer met een blindenstok.
“Julie?” vroeg de man toen hij binnenkwam.
“Eh… ja?” zei Julie. Ze kende deze man niet.
De man glimlachte en stapte met uitgestrekte hand op haar af.
“Ah! Dat verklaart. Horace heeft u hier verstopt.” Zei hij terwijl hij Julie de hand schudde.
“Artuur, u bent op de hoogte van dit bezoek?” Vroeg de andere butler met een hand op de telefoon.
“Natuurlijk Horace.”
“Dat had ik kunnen weten!” zei Horace, en hij smeet de hoorn terug in de haak. “Dit hebt u gedaan! U hebt de prins geholpen met deze jonge dame uit te nodigen.”
“Maar natuurlijk Horace. Ik ben de persoonlijke butler van de prins. Ik doe alles dat hij vraagt.”
“Alles dat hij vraagt?! U hebt hem aangemoedigd om dit te doen!”
De blinde man hield zijn schouders op. “Misschien een beetje. Maar het initiatief kwam van de prins.”
“Dit is niet goed, Artuur!” zei Horace. “U weet goed genoeg wat voor een gevaar dit is!”
“Wat? Deze charmante jonge dame is een gevaar?” vroeg Artuur geamuseerd, wijzend met zijn stok naar Julie.
“Wat als ze straks praat tegen de journalisten en meer akelige verhalen over de koninklijke familie doorvertelt?!”
“Wel nee. Julie zou niet durven, toch?”
“Eh… Nee dat zou ik niet doen.” Zei Julie snel.
“Is onze arme jonge kroonprins al niet genoeg door het slijk gehaald?” zei de kwade butler melodramatisch. “De kranten beschrijven hem al als één of ander verwrongen monster, dat verstopt moet worden uit schaamte!”
“Kom nu, Horace. U toont weinig vertrouwen in de beslissingen van uw prins.”
“Dat is omdat ik luister naar de strikte wensen van mijn koning! Zijn vader zou nooit willen dat er achter zijn rug één of andere… Julie het paleis binnenkomt!”
“Nou. Dat is te laat nu.” Zei de blinde lachend.
“En het valt u misschien niet op, Artuur, maar deze jonge dame ziet er niet uit! Zo had ze hier nooit mogen binnen komen!”
“Ach de prins is praktisch zo blind als ik. Ik betwijfel ten zeerste dat hij zich er aan zou storen.”
“En al het personeel dan? En wat als de koning en koningin er ooit achterkomen? Zouden zij niet willen dat de prins op zijn minst met een deftige dame afsprak achter hun rug?”
“Hey!” zei Julie boos.
De twee mannen keken haar aan.
“Oh.” Zei Julie. “Niets… Ik ging niets zeggen.” Zei ze dan snel.
“Kom nu Horace. Bent u niet blij dat de prins eens gezelschap heeft?” zei de blinde butler dan.
“Nee.” Zei de andere butler kortaf.
Er was een korte stilte.
“Nu ja. Een beetje.” Gaf de butler dan toe. “Maar Artuur, wat als de koning en koningin er achter komen?! Wat als de pers er achter komt?! Wat als de pers er achter komt en de koning en koningin er zo weet van krijgen! Ik werk hier graag Artuur!”
De blinde man legde plechtig een hand op zijn hart.
“Horace als er ook nog maar iets gebeurt, neem ik de schuld op.” Zei hij.
“Hm.” Knorde Horace.
“Laat het maar gewoon aan mij over.”
“Alsof ik een keuze heb.” Zei Horace.
Hij knikte even naar Julie en verliet dan de kamer.
“Zo.” zei de blinde butler. “Daar zijn we van af. Ik ben Artuur, de persoonlijke butler van de kroonprins. Loopt u eventjes met me mee? Dan breng ik u naar hem toe.”
Julie wandelde verlegen met de blinde butler mee. Door de prachtig versierde gangen, langs de schilderijen van oude plechtige mannen die Julie niet kende.
“Ik wou geen problemen veroorzaken.” mompelde Julie.
“Ach, maakt u zich geen zorgen. Ik heb uw gedicht gelezen. Ik weet dat u hier welkom bent.”
Julie bloosde.
“Vond u het goed?” vroeg ze.
“Natuurlijk! Het is goed. Het heeft de poëziewedstrijd gewonnen of niet soms?”
Julie onderdrukte een trotse glimlach.
“En de prins heeft ook een aantal van je brieven naar hem met mij gedeeld.”
Julie keek verast op. Haar kop werd zo rood als een tomaat. De blinde man moet haar schaamte hebben opgemerkt want hij zei:
“Ach maakt u zich geen zorgen. De prins heeft maar een paar stukjes voorgelezen aan mij. Ik weet dat hij de beste stukjes voor zichzelf hield. Hij las ze opnieuw en opnieuw. Ik heb de prins nog nooit zo gelukkig geweten.”
Julie lachte verlegen.
“Bent u claustrofobisch?” vroeg de butler dan.
“Nee. Waarom?”
“U bent toch op de hoogte van de prins zijn aandoening?”
“Ja. Hij is allergisch voor zonlicht, toch?”
“Niet alleen zonlicht.” Legde de butler uit. “Al het licht. Ook kunstmatig licht. Het is een vreselijke maladie. De prins zijn huid is zo zacht dat elk licht er dwars doorheen brand. Daarom woont hij alleen in de noordelijke vleugel van het paleis. De donkere vleugel. Alle ramen zijn er dichtgebouwd en er brand nooit een lamp, tenzij voor een beperkte tijd in een bepaalde kamer als er een kuisploeg aan het schoonmaken is.”
“Dat klinkt zo eenzaam.” Zei Julie. “Alleen in het donker.”
“Ja.” Zei de butler somber. “Ik denk dat hij daarom uw gedicht zo graag las. Maar hij is nooit echt alleen hoor, Julie. Hij heeft mij en hij is een echte boekenworm. Hij leest constant en zijn bibliotheek is bijzonder indrukwekkend. Al zal u de boeken niet kunnen zien.”
“Hoe leest hij in het donker?” Vroeg Julie zich luidop af.
“De Prins leest uitstekend braille.”
“Mijn brieven waren niet in braille geschreven.” Zei Julie.
“Alle brieven naar de prins worden omgezet naar braille voor hem.”
Julies hoofd werd weer rood van schaamte.
“Iemand heeft al mijn brieven moeten vertalen voor de prins?!” Vroeg Julie gegeneerd.
“Wel nee. Vandaag doet de computer dat. De prins zijn privacy is van hoog belang. Hier zijn we.”
Ze stonden voor een grote versierde dubbele deur. Ironisch genoeg stond er een gouden zon op.
“Het zijn twee deuren - hierna is er nog één – en ze werken als sluizen. Eerst gaat u door de eerste en dan doe ik die dicht. Dan gaat u door de tweede. Alleen zo kan er geen licht binnenkomen. De prins heeft me gevraagd om jullie alleen te laten dus ik vrees dat onze wegen hier scheiden.”
De butler opende de deur voor Julie. “Ziet u de tweede deur?” vroeg hij voor Julie naar binnen stapte.
“Ja.” Zei Julie.
“Onthoudt waar de hendel is want die moet u zelf open doen nadat ik deze deur sluit. Het zal heel donker zijn. U moet alles op de tast doen. Maar ik verzeker u dat het wel went. De duisternis is uw vijand niet en u hoeft niet bang te zijn. Als u echt verdwaalt daarbinnen hoeft maar luid genoeg te roepen en kom ik u verlossen. Maar u zal ook de prins ontmoeten en hij zal ook helpen. Goed?”
Julie knikte en stapte de donkere ruimte binnen.
“Tot straks Julie.” Zei de butler, en hij sloot de deur.
Alles was onmiddellijk pikzwart en stil. Julie zag niets en hoorde alleen haar eigen adem terwijl ze de hendel van de tweede deur zocht. Ze vond het en opende de deur. Niets veranderde. Achter de tweede deur was nog een duistere leegte waarin Julie niets zag. Met haar handen voor zich uitgestrekt stapte ze voorzichtig de volgende kamer in. Maar ze realiseerde zich hoe de kamer waarschijnlijk zo groot was als alle andere kamers in het paleis. Er was geen kans dat ze per ongeluk ergens tegen zou lopen. Ze moest er wel belachelijk uit zien in het licht.
Na een voorzichtige afstand de nieuwe kamer in te stappen, gaf Julie op.
“Prins?!” vroeg ze aan de duisternis. “Bent u hier?”
Achter haar werd de tweede deur gesloten. Julie schrok van het geluid. Ze draaide zich om.
“Ja Julie. Hier ben ik. Bij de deur.” Klonk een zachte stem dan.
“O.” zei Julie.
“Het is even wennen om blind te zijn.” Zei de prins. “Maar je hoeft niet bang te zijn. Ik zal je helpen. Neem mijn hand.”
Een hand reikte uit de duisternis en nam Julies hand vast. Zijn hand was warm en zijn huid was zachter dan zijde.
“Heb je mijn laatste gedicht gelezen dat ik je gestuurd heb?” vroeg de prins.
“Ja!” zei Julie. “Het was prachtig!”
Ze voelde hoe de prins in het donker glimlachte.
“Kom mee. Ik breng je naar mijn bibliotheek. Er is een boek waaruit ik je een stukje wil lezen. Ik hoop dat je het leuk vindt.”
Hand in hand en met luid kloppende harten verdwenen de twee in de duisternis.
5 notes
·
View notes
Text
Een jaar aan gedichten
Vorig jaar begon ik met Nederlandse gedichten schrijven, alhoewel gleden ze meer van me af, dan dat ik ze schreef. Ik heb gisteren alles (op een paar na) privé gezet, omdat ik er over nadenk om mijn gedichten te bundelen. Ik wil dat mijn gedichten op één plek bestaan. Op papier. In een boek.
Vroeger droomde ik ervan om schrijfster te worden, verhalen te schrijven en een boek uit te brengen. 10 jaar geleden had ik nooit kunnen denken dat dit in een vorm van gedichtenbundel gegoten zou kunnen worden. Ik weet gewoon dat ik dit wil, kan en in me heb. Niet dat ik denk dat ik zo geweldig schrijf, maar m'n gedichten zijn oprecht, eerlijk en geschreven vanuit m'n hart en ziel, dus ik heb er vertrouwen in dat, dat het waard is om te bundelen en uiteindelijk uit te geven.
Wanneer en hoe dit allemaal gaat gebeuren, weet ik nog niet. Dat komt nog wel. Ik heb een kleine gunst, die ik je wil vragen als mijn volger; zou je als je een gedicht gereblogd hebt van mij, deze ook privé willen zetten? Dan is het een soort geheim. Als je dan later mijn gedichtenbundel in handen hebt en een deja vu beleeft, dan weet je waar ik begonnen ben (en nodig ik je uit op mijn boeklezing hahahaha (a girl can dream right?))
Voor nu is dit een afscheid van tumblr. Ik heb nog niet echt een plan voor dit stukje blog, maar ik denk dat ik het voor inspiratie ga gebruiken. Geen original content meer. Mocht je het leuk vinden om in contact te blijven, kan je me altijd een berichtje sturen! Blijf schrijven, dan doe ik dat ook <3
3 notes
·
View notes
Text
Ik kijk alsof de zon nog iets te zeggen heeft en houd het licht in mijn handen
wacht tot het van kleur veranderd
#stukje van een gedicht#stukje uit mijn gedicht#omdat ik nu weer deelneem aan wedstrijden kan ik hier geen gedichten meer plaatsen#maar ik zal proberen van af en toe eens een stukje te delen#zoals nu he#nederlands#mijn#gedicht#gedichten#schrijfsel#tekst#teksten#schrijven#schrijver#zinnen#zinnetje#zinnetjes#woorden#woordjes
12 notes
·
View notes
Text
‘Een graf in de wolken’ van Willem van Zadelhoff: zoeken naar de menselijke maat
In Een graf in de wolken, de zesde roman van Willem van Zadelhoff (1958), keert de auteur terug naar Arnhem, zijn geboortestad en de plek die meer of minder prominent het toneel vormt van zijn zogeheten Holle haven-trilogie, een wijd en zijd bejubeld drieluik over de opkomst en ondergang van de modernistische architectuur, bestaande uit de romans Een stoel (2003), Holle haven (2006) en Ga niet weg (2010). Op de achterflap van het derde deel sprak de uitgever indertijd tamelijk provisorisch over een ‘sluitstuk’, hoewel Van Zadelhoff zelf dergelijke begrenzende terminologie nooit heeft gehanteerd en hij zijn romancyclus — want dat is het nu toch écht aan het worden — eerder ziet als een eindeloos uitdijend work in progress. Wie dacht dat de schrijver klaar is met de familiesaga van de Arnhemse wijnhandelaar Gerrit Kats, komt bedrogen uit. Met Een graf in de wolken maakt Van Zadelhoff negen jaar na het vermeende orgelpunt in één moeite een heuse tetralogie van wat eigenlijk nooit een trilogie is geweest.
Licht en lucht
In de beste traditie van de roman fleuve spint Van Zadelhoff het verhaal van de Katsen verder uit, inclusief sprongen in de tijd, nieuwe personages, subplots en cliffhangers. Het lezen van de vorige drie delen is geen absolute vereiste om Een graf in de wolken te smaken of te begrijpen, maar wie de voorlopers al achter de kiezen heeft, zal de tientallen subtiele verwijzingen, knipogen en zinspelingen nog meer naar waarde weten te schatten. Van Zadelhoff heeft de verschillende delen overigens ook zo geconcipieerd dat ze onafhankelijk van elkaar leesbaar zijn.
Enkele thema’s lopen als een rode draad door de cyclus heen: de maakbaarheid van de moderne samenleving, de intrinsieke waarde van architectuur, de wonden van de oorlog en vooral de onmogelijkheid om het verleden definitief af te sluiten, van zich af te schudden of te kneden. Het citaat uit Armando’s autobiografisch gedicht ‘Het gevecht’ dat Van Zadelhoff aan zijn jongste roman als motto meegeeft, is dan ook meer dan veelzeggend en bijzonder raak gekozen, want bij uitbreiding toepasbaar op alle delen samen: ‘Gisteren heerst in alle dagen.’
‘Licht�� en ‘lucht’, deze twee sleutelwoorden weergalmen van deel tot deel. In Een stoel, het oerverhaal van de reeks, droomt Gerrit Kats van ‘een omgekeerde villa, een paradijs van licht en lucht’ en haalt hij de vermaarde architecten Marcel Breuer en Mart Stam naar Arnhem. Maar in plaats van een huis leveren ze een unieke stoel af, het eerste prototype van een Freischwinger of achterpootloze buisstoel:
Eerst de stoel, dan het huis […]. Het is louter een organische kwestie […]. De menselijke maat, daar komt het op aan […], huizen vloeien voort uit stoelen en stoelen uit mensen, niet omgekeerd.
Ook in Van Zadelhoffs dichtbundel Het ei van Fabergé (2014) komt een gedichtenreeks voor met de titel ‘Lexicon van licht en lucht’. ‘Licht’ en ‘lucht’ staan niet alleen voor dromen, modernisme en de klare lijn, maar ook voor wolken, vrijheid en wedergeboorte.
De titel van Een graf in de wolken ontleende Van Zadelhoff aan Paul Celan, meer bepaald uit diens adembenemende gedicht over de Holocaust ‘Todesfuge’:
Er ruft spielt süßer den Tod der Tod ist ein Meister aus Deutschland
er ruft streicht dunkler die Geigen dann steigt ihr als Rauch in die Luft
dann habt ihr ein Grab in den Wolken da liegt man nicht eng
Zoals de titel, het motto en het omslagbeeld van Henryk Ross doen vermoeden, duiken we in het oorlogsverleden. Een graf in de wolken start in 1940 en eindigt in 1957: de actie ontvouwt zich over een periode van bijna twintig jaar. In Holle haven komt de Tweede Wereldoorlog ook al ruimschoots aan bod, maar vooral gezien vanuit het perspectief van de architect Viktor Vonk, zijn vrouw Ada en de kunsthistoricus Bernhard Mörtenböck. Hoe de Katsen de oorlog hebben doorgemaakt was echter nog niet helemaal duidelijk. Een graf in de wolken vult deze lacune, tegen de achtergrond van een bezet, verwoest en heropgebouwd Arnhem.
De stad Arnhem speelde een belangrijke rol in de Tweede Wereldoorlog, vooral naar het einde toe. Van 17 tot 25 september 1944 vond de zogeheten Slag om Arnhem plaats, een historische luchtlanding en veldslag. De operatie mislukte en het directe gevolg was de Hongerwinter. De stad Arnhem werd in grote mate door bombardementen van zowel de Duitse als de geallieerde zijde verwoest. Van Zadelhoff, die de oorlog niet zelf meemaakte, groeide op met verhalen over de oorlog: zijn vader en zijn familie hebben de laatste oorlogswinter doorgebracht in een bakhuisje, zoals hij prangend beschrijft in Holle haven en Een graf in de wolken. De schrijver hoorde zo vaak over het huisje dat het voor hem nagenoeg een symbool van de oorlog en in het bijzonder van de evacuatie is geworden.
Uiteraard herinneren tot op vandaag vele plekken in Arnhem aan de oorlog. Dat Van Zadelhoff zijn oerverhaal over een modernistisch stijlicoon zonder achterpoten en de gevolgen voor de architectuur van dat ontwerp net in Arnhem situeert, is (zoals de auteur verklaart in een interview) weinig verwonderlijk: bombs are an architect’s best friend. Van Een stoel tot en met Een graf in de wolken verwerkt Van Zadelhoff ongegeneerd zijn voorliefde voor modernistische architectuur. In elk deel komt een bepaald aspect van de architecturale periode aan bod: in Een stoel komen Stam en Breuer aan bod, in Holle haven laat Frederik Kats een villa bouwen door de fictieve op Gerrit Rietveld gebaseerde architect Thomas Strobosch en in Ga niet weg betrekt Robert een villa in de Westelijke Tuinsteden.
Een graf van licht en lucht
In het Arnhem van 1940 worstelt de twintigjarige protestant Leonard Keller met zijn gevoelens voor de Duitse Joodse vluchteling Daniël Morgenstern. De twee vrienden voelen zich tot elkaar aangetrokken en dromen ervan samen naar Parijs te trekken om er een kunstenaarsleven te leiden. Christian Morgenstern, de vader van Daniël en eigenaar van het in 1933 onteigende Weingut Jakob Morgenstern, is met zijn gezin gevlucht uit Rüdesheim en vindt sinds drie jaar onderdak bij zijn oude Arnhemse vriend, de vermogende wijnhandelaar Gerrit Kats.
Leonards verloofde is Dora Kats, de dochter van Gerrit en jongere zuster van Frederik Kats, twee bekenden uit de vroegere delen van Van Zadelhoffs cyclus. Ze werkt in de wijnhandel van haar vader. Dora is in de war wanneer ze Daniël en Leonard per toeval ziet kussen. Voor haar is Daniël een jongen van een andere planeet: ‘Alles aan hem was anders. Hij was knap maar zonder dat hij direct Dora’s begeerte opwekte.’ Tot Daniël op school Leonard leert kennen, Dora op de achtergrond verdwijnt en op haar beurt verliefd wordt op Leonard.
Leonards ontmoeting met Daniël heeft zijn gezapige ambtenarenbestaan ontregeld. Hij heeft steeds vaker last van hevige krampen en misselijkheid. De familiedokter schrijft hem broomkali voor ‘om de nerveuze opwinding en prikkelbaarheid des geestes te verlichten’ en adviseert hem een zenuwarts te bezoeken, om zijn ‘problemen waar sommige jonge mannen mee worstelen’ in de kiem te smoren. Leonard lijdt onder de schuldgevoelens over zijn geaardheid, een schuld die wordt verhevigd wanneer dominee Both met opgeheven vinger voorleest uit Leviticus. Leonard en Dora verbreken hun verloving: Daniël zal altijd tussen hen in blijven staan.
Wanneer Leonard er getuige van is hoe Daniël samen met zijn ouders wordt opgepakt en kort daarop op transport wordt gesteld, stort zijn wereld in elkaar. Leonards broer Frans, die duistere klusjes klaart voor de advocaat en BS-frontman Hendrik Damave, vertelt dat Dora troost zoekt in de armen van een getraumatiseerde Duitse soldaat, Rudi Mörtenböck, de oudere broer van nog een oude bekende, Bernhard Mörtenböck: ‘Dora vrijt met een mof en haar vader levert ze wijn.’
Deel twee van Een graf in de wolken start half juni 1945, enkele maanden na de bevrijding van Arnhem in april van hetzelfde jaar. Leonard heeft met zijn ouders in een bakhuisje op een boerderij in Elspeet gebivakkeerd en keert nu terug naar het verwoeste Arnhem. Dora wordt kaalgeschoren en krijgt met menie een hakenkruis op haar schedel geschilderd. Ze belandt in verschillende interneringskampen en ontvangt enkel brieven van haar vader: voor de rest van de familie is ze een ‘moffenhoer’.
Leonard, die nog steeds visioenen heeft over Daniël, maakt kennis met Marie, het nichtje van de vriendin van zijn broer, en verlooft zich met haar. Dora probeert in Amsterdam haar leven terug op de sporen te krijgen. In een wervelende finale lezen we hoe Leonard zijn lot in eigen handen neemt en zijn heil bij Dora zoekt. Het is inmiddels 1957.
Feit en Fictie
Van Zadelhoffs literaire verbeelding durft al eens een vrije vlucht te nemen: hoewel zijn romans door de bank genomen eerder gemiddeld in omvang zijn (Een graf in de wolken is met zijn 256 pagina’s het lijvigste deel van het vierluik), zijn de plots in het algemeen uitgebreid en overvloedig. Er gebeurt met andere woorden behoorlijk veel en de lezer krijgt flink wat verwikkelingen, intriges en informatie te verwerken. Dat is in Een graf in de wolken niet anders. De stukjes van de puzzel vallen beetje bij beetje op hun plaats, maar toch zijn er hier en daar losse eindjes. Wie dieper graaft en een poging onderneemt om het Kats-verhaal te reconstrueren, zal vrij snel enkele incongruenties, anachronismen of lacunes ontdekken.
Neem nu Dora. Zij is een volkomen nieuw personage dat in de vorige delen zelfs niet de kleinste vermelding krijgt. In Een stoel krijgt haar broer Frederik een prominente rol, maar dat hij een veertien jaar jongere zus heeft, komt de lezer pas te weten in Een graf in de wolken. Dora’s moeder en broer ontkennen haar bestaan na 1945 en vermijden elk contact omdat ze tijdens de oorlog met Rudi optrok. Wellicht heeft Van Zadelhoff dit euvel willen rechtzetten door van haar een hoofdpersonage te maken in Een graf in de wolken.
Enkele personages lijken bovendien van naam te veranderen. Heinrich Morgenstern, wiens villa Gerrit Kats’ hoofd op hol brengt in Een stoel, kan logischerwijs niemand anders zijn dan Daniëls vader. Alleen, in Een graf in de wolken heet die vader plots Christian Morgenstern. Iets gelijkaardigs is er aan de hand met het personage Marie, die makkelijk te verwarren is met Elisabeth uit Een stoel. Beiden zijn immers dochters van een Amsterdamse bloemist.
Ook locaties worden toegekend aan verschillende personages, wat evenzeer voor verwarring zorgt: de Kellers duiken net als de Vonken en de Katsen onder op een boerderij in Elspeet, maar het is niet duidelijk of het over dezelfde plaats gaat. Duiden vage personages als Marie en Elisabeth op een gesuggereerde inwisselbaarheid van identiteiten? En niet nader gedefinieerde plekken zoals de Elspeetse boerderij op gedeelde, universele ervaringen?
Lezers voor wie het allemaal juist moet zijn en die daarbovenop de moeite nemen om de andere delen aandachtig te (her)lezen zullen zich mogelijks ergeren aan de ‘dichterlijke vrijheden’ die de auteur zich veroorlooft. Van Zadelhoff gaat er met de autoriteit van de auctoriële verteller niet verder op in en maakt (voorlopig) geen aanstalten om deze in het oog springende ‘onjuistheden’ weg te werken of twijfels weg te nemen. Misschien permitteert Van Zadelhoff zich deze vrijheden wel met opzet? Hier zit meer achter.
Robert Kats zegt ergens in Ga niet weg: ‘De geschiedenis herschrijven is leuk zolang je je tot fictie beperkt.’ Deze uitspraak is — in één zin— Van Zadelhoffs handelsmerk: op een elegante manier de geschiedenis vervalsen, ten bate van de literatuur én een goed verhaal. Is het belangrijk dat binnen een cyclus alles klopt? In Een stoel zegt Karoline Kwatta: ‘Sommige mensen verzinnen verhalen om meer greep op de werkelijkheid te krijgen.’ Het is duidelijk dat Van Zadelhoff graag een loopje neemt met de historische waarheid. Op de achterflap van Een stoel liet hij bijvoorbeeld ene Bernhard Mörtenböck de roman aanprijzen als ‘een subtiele mengeling van feit en fictie’. Wat in het verhaal past, krijgt een plaats. Anders gezegd: de geschiedenis is kneedbaar — een van de grote thema’s in de hele cyclus —, zeker wanneer het fictieve de werkelijkheid nog maar eens inhaalt.
Personages en stijl
Van Zadelhoff is een kei in het tot leven brengen van historische figuren. Mart Stam — over wiens leven maar weinig bekend is — is voor de auteur gefundenes Fressen. In Een stoel komt een aantal memorabele scènes met Stam voor, maar dat de architect ooit in Arnhem een stoel heeft gemaakt voor een wijnhandelaar is uiteraard volledig verzonnen. Het doet er eigenlijk weinig toe of dergelijke scènes historisch correct zijn of niet, zó realistisch, innemend en geloofwaardig worden ze in de handen van Van Zadelhoff.
Ook in Een graf in de wolken heeft Stam een aardige cameo: hij heeft in zijn hoedanigheid van directeur van de Kunstnijverheidsschool (de huidige Rietveld Academie) een toelatingsgesprek met Dora, een gesprek dat een passage uit de recente biografie van Lucebert voor de geest haalt (Stam zorgde ervoor dat de armlastige dichter op de vrij kostelijke academie school kon lopen). In Bernhard Mörtenböck moet Van Zadelhoff echter zijn meerdere erkennen als het aankomt op het bespelen van de grens tussen feit en fictie, zeker wat Stam betreft. Uit de cyclus weet de lezer dat Mörtenböck er immers alles aan doet om de status van zijn idool Stam te vrijwaren, ook als dat betekent dat de waarheid verdraaid moet worden, zoals de kunsthistoricus bijvoorbeeld doet door de Nederlandse vormgever naar voren te schuiven als de ontwerper van een ‘Kulturhaus’ in Potsdam.
Niet alleen blaast Van Zadelhoff historische figuren nieuw leven in, hij creëert die ook. Het mooiste voorbeeld is de op Gerrit Rietveld gebaseerde architect Thomas Strobosch, zogezegd een belangrijke vertegenwoordiger van het Nieuwe Bouwen. Een ander zuiver hersenspinsel van Van Zadelhoff is Hendrik Damave, een ijzingwekkend personage dat de schrijver aan de hand van erg geloofwaardige, levendige en realistisch lijkende details voor historisch laat doorgaan.
Om het werkelijkheidsgehalte en de geloofwaardigheid van zijn cyclus op te vijzelen, heeft Van Zadelhoff een heel arsenaal aan middelen tot zijn beschikking. Een beproefde techniek, die de auteur als de beste beheerst, is het gebruik van egodocumenten als narratieve katalysator. Denk maar aan de dagboekcahiers van Frederik in Een stoel, de briefwisseling tussen Viktor Vonk en Bernhard Mörtenböck in Holle haven en de brieven die Dora in het kamp van haar vader krijgt of de aangrijpende brieven die ze zelf schrijft aan Leonard in het voorlaatste hoofdstuk van Een graf in de wolken.
Van Zadelhoff heeft zich duidelijk ook goed gedocumenteerd. Er zijn tientallen feitjes en details die de tijdgeest perfect weten op te roepen: op de achtergrond weerklinkt een hit van Wilhelm Strienz; Dora schuift het verduisteringspapier voor haar raam nadat ze Leonard en Daniël heeft zien kussen; Leonard en Dora willen naar Quax de brokkenpiloot, een film uit 1941, gaan kijken in de bioscoop.
Van Zadelhoff heeft een hypnotiserende vertelstem. Hij weet als geen ander een spannend verhaal op te bouwen, niet alleen aan de hand van een mooi aangehouden ritme en rake beschrijvingen, maar ook door zijn vloeiende dialogen en zijn typerende strakke en lichtvoetige stijl. In korte hoofdstukken focust hij op de psychologische verdieping van zijn personages, die hij moeiteloos tot mensen van vlees en bloed maakt. Dora is een schitterend personage: sterk, eigengereid en zich volledig bewust van het feit dat ze een herkansing krijgt. De enige passages waar de psychologische uitwerking naar mijn gevoel minder geslaagd is, zijn die waarin de homoseksuele relatie tussen Leonard en Daniël wordt beschreven. Het blijft allemaal heel braaf en kuis, terwijl Van Zadelhoff in zijn vorige romans toch al bewezen heeft dat hij de erotische aantrekkingskracht tussen twee menselijke wezens uitstekend kan beschrijven.
Een hele reeks leidmotieven zorgt verder voor een grote coherentie en verbindt de hoofdstukken met elkaar: ‘licht en lucht’, uiteraard, maar ook de ring met de groene agaat die Leonard van Daniël krijgt, het Arita-kannetje van blauwwit porselein dat bij de Kellers op de schouw staat en elk bombardement overleeft, Daniëls boekje met de gedichten van Richard Dehmel, dat we al kennen uit Holle haven en de Rüdesheimer Riesling ‘vom Schieffer’ van Weingut Jakob Morgenstern uit 1937, de laatste door Christian Morgenstern gebottelde wijn. Al deze motieven verhogen het literair soortelijk gewicht van Een graf in de wolken en verheffen de roman tot meer dan een vlot leesbare en spannende vertelling..
Het verrassende einde van Een graf in de wolken, met op de valreep de deus ex machina-introductie van nog maar eens een nieuw personage, laat uitschijnen dat er nog minstens één volgend deel komt van de Kats-saga. Van Zadelhoff is — zoals gezegd — nog lang niet klaar met de droom van de omgekeerde villa.
Verschenen op: De Reactor, 10 december 2019
Een graf in de wolken van Willem van Zadelhoff, Polis 2019, ISBN 9789463104661, 256 pp.
2 notes
·
View notes
Text
DM Zapt. Ik word later bingewatchbejaarde.
Een stukje voor DM Zapt, de dagelijkse tv-rubriek van De Morgen. Deze keer over het overaanbod van goeie tv-series.
"Tv-series bekijk je best in het bejaardentehuis", zei kunstenaar Rinus Van de Velde mij ooit. "Ik spaar al die Netflix- en HBO-reeksen op voor wanneer mijn spieren te stram zijn om nog te tekenen en ik alleen nog maar in een zetel kan liggen. Het nadeel van die beslissing is dat ik momenteel over geen enkele serie kan meepraten. Het voordeel is dat ik mij als oude knar geen seconde zal vervelen."
Ik moest aan het bejaardentehuisplan van Van de Velde denken toen Netflix mij onlangs voorstelde om aan het nieuwe seizoen van The OA te beginnen. Ik bevond me mentaal nog halverwege seizoen 3 van Peaky Blinders, moest nog aan seizoen 7 van Homeland en seizoen 1 van Sex Education beginnen en voelde al de hitsige adem van het eerste seizoen van Chambers en het derde seizoen van La Casa De Papel in mijn nek. En toch zei Netflix mij op dat nukkige 'Jij bent niet meer helemaal mee'-toontje dat ik mij naar het vervolg van The OA moest reppen.
Plots kreeg ook ik zin om het bekijken van tv-series uit te stellen tot ik bouwvallig en bejaard ben. Het zou me verlossen van al te vrijpostige Netflix-mails en tegelijkertijd mijn angst voor mijn toekomstige oude dag temperen: in het gezelschap van geriatrische lotgenoten Suburra bingewatchen, is al een veel aantrekkelijker vooruitzicht dan een workshop liturgisch bloemschikken voor senioren te moeten volgen.
Formalistisch als ik ben, stelde ik alvast een reglement op waarmee de toekomstige kijkmarathons in Woonzorgcentrum Vogelzang in goede banen geleid kunnen worden.
Artikel één. Gaten in het geheugen ('Wie heeft Zoe Barnes ook weer vermoord?' 'Is Tokio nu samen met Rio of met Denver?') dienen in de beslotenheid van de eigen kamer gedicht te worden. Niét tijdens de gezamenlijke kijkmomenten.
Artikel twee. Er wordt nooit, nunca, never op de pauzetoets gedrukt wanneer er bezoek is. Kinderen en kleinkinderen krijgen de Vogelzang-bingewatchkalender uiterlijk een week op voorhand toegestuurd en worden verondersteld op de vastgelegde kijkdagen niet op visite te komen.
Artikel drie. Er wordt tijdens het bingewatchen niet gestorven. Overtreders van die regel worden genegeerd tot de eindgeneriek van de laatste op die dag geplande aflevering over het scherm rolt. Rigor mortis of niet.
Ik vervaardigde mijn reglement in geplastificeerd drievoud, leunde tevreden achterover en oefende alvast de woorden die ik later met een Stranger Things-koffiemok in de hand zal uitspreken wanneer de Vogelzang-verzorger 's morgens mijn kamer binnenschuifelt. 'Mornings are for coffee and contemplation, Steven. Ga weg, voor ik je rapporteer."
U raadt het al: ik kan nauwelijks wachten.
1 note
·
View note
Text
Ria Westerhuis in Stedelijk
Op zondagmiddag 14 augustus treedt onze Drentse dichter Ria Westerhuis op in het Stedelijk Museum in Meppel, Hoofdstraat 22. Om 15 uur. Hou je van cultuur? Kom dan!
Poëzie is de geheimtaal van het letterlijke. Komt allen kijken en luisteren die middag en bericht vooraf over je komst op [email protected] . Parkeren kun je gratis bij Albert Heijn. De bekende abstracte beeldende kunstenaar Zongnai inspireert haar en hij is er ook met zijn werk. Plus werk van Stien Eelsingh en onze beroemde poppenspeler Henk Boerwinkel. Het wordt een topmiddag voor wie kunst en cultuur liefheeft. Uniek voor de stad en tegenwicht tegen de befaamde Donderdag Meppeldag die een heel andere vorm van cultuur verbeeldt. De stad leeft weer.
Ik schreef voor de Meppeler Courant van vrijdag 5 augustus 2022 een recensie over de nieuwe bundel Dwaalstroom waar Ria Westerhuis onder meer uit zal voordragen. Daar wil ik hier iets meer over vertellen. Het gaat haar om “dwalen”, misschien wel verdwalen, in gevoelens en emoties die voortvloeien uit wat zij ziet, aanraakt, observeert, voelt. Want, na vier eerdere bundels, kan deze begaafde voordrachtkunstenaar dat wel: haar gevoelens uitdrukken, zowel in het Nederlands als in haar moedertaal van langs de Reest.
Haar eerste gedicht in de bundel, in streektaal, heet “Dwaalstroom” en zal de titel dus moeten uitleggen. Daarin dansen, zoals ik het interpreteer, de Witte Wieven, de geesten van Wijze Vrouwen boven de venen, daar “schöt”, in haar woorden ’t longernd vuur in volle maonnachten vlammend deur de venen. Daor kolkt ’t bloed van dolende dwazen”. Het is een eeuwenoude herinnering, maar…. ik denk erbij aan de keten op het platteland waar jongeren zich bij nacht en ontij klemdrinken of aan de agressieve en bedreigende monsters waarmee redeloze boeren van nu zich op de openbare weg begeven om hun argumenten kracht bij te zetten tegen de plannen van de regering om de verderfelijke uitstoot van ammoniak te stoppen. Het woedt in Drenthe en Westerhuis raakt een tijdsbeeld; alsof de mens niet verandert.
Dit Laand
Zij raakt “het raodsel van de tied” in de actieve, tegenwoordige tijd waarin zij schrijft, want, schrijft zij, “daor heur ie ’t geraos van gebreuken herten op zuuk …“ . Ja, waar zoeken die gebroken harten naar? Lees het zelf maar in de bundel. Ik blader door haar bundel, uitgegeven door de Stichting het Drentse boek, met gedichten in Nederlands en Drents. Met een gevoelig, bescheiden ontworpen omslag van Saskia Dingelstad.
Het tweede gedicht, “Dit laand”, verbindt haar fysiek met haar oergrond – “ik plas wild” – en, heel creatief, leidt me via een QR-code naar een Youtube filmpje waarin zij haar meest beroemde, ondeugende gedicht, de Peerdesmok, voordraagt. Daardoor kun je haar ook zien en horen: top.
In maanlicht zitten, wolken kieken, herinnering, het kerkhof, je leest een caleidoscoop van impressies waarin zij dwaalt door de lokale verleden tijd. In “Mien Opa”, dat je haar via de QR code op Youtube weer kunt horen voorlezen, vertolkt zij als boerendochter die diepe laag waarmee boeren verbonden zijn met hun “laand”, hun grond, hun eigendom. De boerenopstand in juni 2022 begrijp je dan beter.
Verder lezend ontmoet ik korte observerende schetsjes over sterven, de wiegende wilgen in het land en een beschrijvend, melancholisch gedichtje bij een schilderij van een meisje van schilder Dineke Kraaijeveld, die ook tekent voor enkele andere tekeningen in de bundel. Er hangt zwaarte overheen, ook bij de volgende stukjes zoals over een op vreemde wijze Betaalde Liefde en de Winter, maar dan eindelijk, op pagina 25, verandert het observeren in verlangen. Zij schrijft: “ik wil lentelust, bluiende forsythia’s” ~ “mit blote handen in de zwarte grond”.
Het blok Drents: leed en leven duikt eerst diep in de tijd met een impressie over wat Vincent van Gogh zag in zijn Drentse tijd. In de herfst van 1883 verbleef de toen 30-jarige schilder drie maanden in Drenthe. Zoals in Hollandsche Veld en Aalden. Westerhuis dicht Van Gogh toe dat hij armoede en pijn zag “die deur de roeten loert, waor de Dood op duustre dagen het jongste kiend ontvoert”. Dat schrijft zij heel mooi, poëtisch. Maar weer is het beeld zwaar, terwijl, als zij voordraagt, met haar heldere stem, je die last van het Drentse leven niet voelt.
Nederlands
In het dunne blokje in de Nederlandse taal: wat was en is, staan gedichten in het Nederlands en dat is voor mij toch toegankelijker dan de Drentse variant van de streektaal, het Nedersaksisch, waarin Westerhuis dicht. Zal zij zich in het Nederlands anders uitdrukken? Andere thema’s kiezen? Nou, “Dovend Vuur“ begint niet optimistisch, het gedicht, dat eerst haar vuur wil aanwakkeren, komt door gebrek aan brandstof niet tot leven. Abstracter is haar impressie van een impressionistisch schilderij van Kraaijeveld waarin Westerhuis diepere lagen van ons zielenleven in woorden wil vangen. Hier is geen relatie met het Drents meer en de onzekerheid in die vreemde wereld buiten Drenthe blijkt misschien groter dan in de veiligheid van haar moedertaal: “maar mijn ogen vluchten naar wat achter blijft”. Alsof zij terug wil naar het Drents. Zij lijkt haar emoties minder sterk te kunnen uitdrukken in het gestandaardiseerde Nederlands.
”Waden” is een geheimzinnig gedichtje over wegzweven van wat is, het omslaggedicht, gebaseerd op een schilderij van Saskia Dingelstad, beeldend kunstenaar uit Dalen, die ons mensen schetst in onze vaak vervreemdende habitat, waar dan ook in de wereld. Hierin verlaten zij samen Drenthe en trekken de wijde, hedendaagse wereld in. Of refereren zij toch aan de Wijze Vrouwen waar ik het zonet over had? Is de wijde wereld te groot. In “De Stad” - het gedicht dat denkelijk slaat op Meppel, waar haar “paarse pet opende deuren die de kroegbaas achter mij dichtte ver na middernacht” - neemt zij melancholisch afscheid van een tijd: “het is voorbij de stad heeft mij verlaten”, schreit zij, een levensfase van contemplatieve transitie schetsend die de coronatijd misschien versterkte.
Deze vijfde bundel van Ria Westerhuis (Oud Avereest 1959) is uitgegeven door de Stichting Het Drentse Boek met subsidie van de provincie Drenthe. Ria Westerhuis is daarmee uitgegroeid tot een prominente dichter die als geen ander het oer van Drenthe observeert en doorvoelt. Zij is ook een getalenteerde voordrachtkunstenaar en een lust voor oog en oor als zij uit haar werk voordraagt en daarmee een belangrijke draagster van de Drentse cultuur. De bundel kost €13,50 en is verkrijgbaar bij boekhandel Riemer Barth in Meppel en elders.
Adriaan Meij -journalist
Ria Westerhuis en Zhongnai
0 notes
Text
we vervingen kranten door modeblaadjes en roken sigaretten aan de ingang van het hospitaal
7 notes
·
View notes