#Negentiende eeuw
Explore tagged Tumblr posts
Text
Kronkelweg naar de democratie: de lange negentiende eeuw in Nederland
De voor elke rechtgeaarde democraat uiterst irritante gang van zaken rond het in de afgelopen maanden aangetreden kabinet-Schoof – een onmachtig amalgaam van rechtsextremisten, landbouwlobbyisten, aanhangers van een min of meer wereldvreemde en nogal ziekelijke Constitutie-verbeteraar en levensmoede liberalen – maakt het politieke leven dezer dagen nogal tot een bezoeking. Er schuilt iets…
View On WordPress
#1795#1798#1813#1830#1848#1917#Abraham Kuyper#Alexander Gogel#Bataafse republiek#Beets#Belgische Opstand#Busken Huet#Camera Obscura#Da Costa#Delacroix#democratie#George Kockers#Groen van Prinsterer#Grondwet#Gustave Wappers#Hajo Spandaw#huiselijkheid#koning Willem I#Lodewijk Napoleon#Napoleon#Nationale Vergadering#Nederland#Negentiende eeuw#Niek van Sas#Oranje
0 notes
Text
Peter Delpeut fietste door de VS
bron beeld: vpro.nl Filmmaker Peter Delpeut (1956) trok met zijn vriendin Céline drie maanden lang van de oostkust naar de westkust van de Verenigde Staten. Hij begint zijn reis met een vaag romantisch verlangen naar het oude, langzame reizen. Delpeut is niet de eerste die een onzeker avontuur over de eindeloze Amerikaanse wegen heeft gezocht. Hij spiegelt zich aan voorgangers als Karl Kron en…
View On WordPress
#20-ste en 21-ste eeuws#aantrekkingskracht#bewoners#cineast#Coleridge#eindeloze wegen#frank hart#gelukkig#jongen#Karl Kron#kinderlijk tijdverdrijf#kindertijd#langzaam reizen#negentiende eeuw#onstuimige geestdrift#ontmoeting#op de fiets#romantisch verlangen#schrijver#Thomas Stevens#verslag#Vianen#VS#weidse leegte
0 notes
Text
August 31, 2023
#winkeldochters#jacoba de jonge#marit eisses#amsterdam#modehuis#negentiende eeuw#Boekpresentatie#de basel#groei en bloei van een Amsterdams modehuis#geschiedenis#familie#familiegeschiedenis#boeied#waanders#uitgeverij#gesigneerd
0 notes
Text
Review : Nassau en Oranje in gebrandschilderd glas 1503-2005
In de loop van de eeuwen zijn talloze gebrandschilderde glas-in-loodramen gemaakt met voorstellingen die verwijzen naar het Huis Oranje-Nassau. Ze zijn door heel Nederland te vinden, enkele zelfs in het buitenland. Vroeger traden de prinsen van Oranje vaak op als schenkers. In de negentiende eeuw veranderde dat en waren het vooral privé-initiatieven. Aanleidingen waren belangrijke gebeurtenissen…
View On WordPress
2 notes
·
View notes
Text
Doodstijding II
De tweede van de drie doodstijdingen van vorige week werd een feitelijke: J overleed eergisteren. Op de ochtend van die dag had ik nog een bericht gestuurd haar graag een keer op te zoeken. Enkele dagen ervoor stuurde ze mij het bericht dat ze desondanks het vanaf nu nog leuker ging maken, en ons van harte uitnodigde om mee te doen. En nu is ze dood, die elegante vrouw van in de zeventig, vrolijk zwaaiend op haar fiets. Ik herinner me een beige, halflange klokrok, met een witte blouse en ballerina's aan haar voeten. Ik herinner me haar voor de eerste keer met oorhangers te zien. Ik herinner me haar luide, wat diepe lach.
Iedere zondagmorgen lees ik met veel aandacht en een literair oog de overlijdensberichten in de NRC. Dit zijn de citaten die ik in de krant van afgelopen zaterdag vond:
“Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen.” Johannes 1:5
“Freedom is just another word for nothing left to lose.” Jannis Joplin
“En in mijn armen liggen schoven / Van alle rijkdom, die ik brak, / Een schat mijn eigen wenschen te boven / En wie ik liefheb, krijgt een tak.” H.J. Leopold
“De laatste schrede van de rede is in te zien dat er oneindig aantal dingen zijn die haar te boven gaan." Blaise Pascal
“Mon doux, mon tendre, mon merveilleus amour, de l'aube claire jusqu'à la fin du jour. “ Jacques Brell
Be patiënt, calm, compassionate. Know that existence is fleeting. “ Ettore Sotsas
“Hoe vreemd dat het niet vreemder is dan 't is." Martinus Nijhoff
Een tijd geleden vond ik zo een citaat om nooit te vergeten, twee dichtregels uit een gedicht van Christina Rosetti. Rosetti was toch een van schilders van de prerafaelieten? Dat was haar broer. Op zoek naar wie zij was, verloor ik me lang op het internet in haar leven en in afbeeldingen van haar. Zij werd samen met Elizabeth Barret Browning in de negentiende eeuw beschouwd als de twee beste vrouwelijke dichters van het land. Ik vond het gedicht terug waaruit de twee regels zijn genomen. Het begint met “When I am dead, my dearest” en vervolgt met het aanspreken van wie mogelijk om haar treuren. Ze vraagt hun geen rozen op haar graf te planten, noch deze in de schaduw van een cypress te plaatsen. Wees maar het gras.
De familie van de overledene koos voor de laatste twee regels van de eerste strofe. Losgesneden uit het 19e-eeuwse sentiment krijgen ze een kracht die de dood van een geliefde nog meer doet voelen, en de acceptatie ervan. Tegenover het overweldigende en soms chaotische dat een overlijden teweeg brengt, spreken deze twee regels in volle, stille eenvoud, een boodschap voor daarna:
And if thou wilt, remember,
And if thou wilt, forget.
2 notes
·
View notes
Text
Wat? Zelfportret (1908), Portret van Émile Bernard (1897), Reizende muzikant in Rouen (1891), Tegenover de Moulin Rouge (1890), Bloedende Christus (1911), De kardinaal (1912) [en ter vergelijking: Portret van Nino de Guevara door El Greco (ca. 1600)], Het Anker (De kluizenaar) (1907), Spaanse boeren (1905), De danseres (1912), Buste van een picador (1910) en Het slachtoffer van het feest (1910) door Ignacio Zuloaga Waar? Tentoonstelling Mythos Spanien – Ignacio Zuloaga 1870-1945 in Bucerius Kunst Forum, Hamburg
Wanneer? 5 maart 2024
In samenwerking met de Kunsthalle Múnchen ontwikkelde het Bucerius Kunst Forum in Hamburg de tentoonstelling Mythos Spanien, gewijd aan de Spaanse schilder Ignacio Zuloaga (1870-1945).
Zuloaga werd in 1870 geboren in Eibar in Baskenland. In 1889 of 1890 trok hij naar Parijs, het toenmalige wereldcentrum van de kunst. Ook later zou hij nog regelmatig naar de lichtstad terugkeren. De jonge Zoluaga was bevriend met kunstenaars, musici en schrijvers. Zo deelde hij een atelier met Paul Gauguin, was bevriend met Auguste Rodin en ging samen met Maurice Ravel op reis. Als je de schilderijen uit deze Parijse periode bekijkt, zie je een jongeman die nog op zoek is naar zijn eigen stijl. Zijn werk toont invloeden van naturalisme, impressionisme en symbolisme. Drie schilderijen die naast elkaar aan dezelfde muur hangen, laten de variatie in zijn stijlen zien: een muzikant in Rouen, een portret van collega-kunstschilder Émile Bonard en een dame van lichte zeden in een café. Dit laatste schilderij vind ik zelf heel interessant. Op het eerste oog zien we een keurig geklede dame, zittend aan een tafeltje bij het raam. Eind negentiende eeuw was het allesbehalve gepast voor een dame om alleen in een café te zitten. Het gaat dan ook hoogstwaarschijnlijk om een prostitué die wacht op een nieuwe klant. De stoel naast haar is uitnodigend leeg. Het raam kijkt uit op de Moulin Rouge, een plaats waar het vermaak op zijn zachtst gezegd enigszins seksueel gekleurd was.
Parijs bracht de kunstenaar niet waar hij naar zocht. Hij wilde Spaans schilderen. Dus keerde hij terug naar zijn vaderland. Spanje was ooit een wereldmacht was geweest, maar was nu zijn laatste koloniën kwijtgeraakt en was op zoek naar een nieuwe identiteit. Zuloaga droeg hieraan bij door typisch Spaanse thema’s te schilderen. Hierbij ging het niet altijd om een weergave van Spanje zoals het daadwerkelijk was. De kunstenaar greep terug op ‘Il siglo de oro’, de gouden eeuw van de Spaanse schilderkunst met schilders als Velazquez en El Greco. Hun invloed is dan ook terug te vinden in zijn werk.
Een interessant deel van de tentoonstelling is gewijd aan het religieus erfgoed van Spanje. Zijn kruisiging is bijzonder opmerkelijk. We zien hier namelijk niet, zoals in de kunstgeschiedenis gebruikelijk is, Jezus aan het kruis, met naast hem Maria en Johannes. We zien een daarvan afgeleid Spaans ritueel. Jezus is vervangen door een beeld van Christus aan het kruis. Dat beeld is, zoals in de Spaanse traditie al sinds de contrareformatie gebruikelijk is, hyperrealistisch. Het bloed gutst over het lichaam van de gekruisigde. Van de priester links kun je je afvragen of zijn gedachten wel bij het ritueel zijn. De andere aanwezigen vormen nauwelijks een groep. Het zijn losse individuen die elk op hun manier deel van de scène uitmaken.
Ook De kardinaal is geen doorsnee portret van een reële kardinaal. De afgebeelde persoon is een van Zuloaga’s favoriete modellen. Zijn ingevallen wangen en stoppelige baard stralen niet bepaald gezag en waardigheid uit. Hoewel je in eerste instantie denkt dat de kardinaal in een landschap zit, blijkt dat een illusie. Een gordijn en een tafeltje maken duidelijk dat we tegen een toneeldoek aankijken. Het hele tafereel is in scène gezet, als door een regisseur. Het schilderij grijpt duidelijk terug op een bekend werk van El Greco: Portret van Niño de Guevara. De inquisiteur is hier vervangen door een eenvoudige landarbeider. Een grappig detail is dat het brilletje dat El Greco’s kardinaal op de neus heeft, bij Zuloaga in de hand wordt gehouden. Wellicht is het schilderij een parodie op het werk van de zeventiende-eeuwse meester, maar waarschijnlijker is dat Zuloaga een eerbetoon wil brengen aan de door hem zeer bewonderde kunstenaar.
Voor wie nog mocht twijfelen aan de invloed van El Greco op de kunstenaar die in deze expositie centraal staat, moet maar eens goed kijken naar Der Anachoret (Der Einsiedler). Het slungelige, maniëristisch weergegeven lijf en de extatische blik van deze kluizenaar zou op een tentoonstelling van werk van El Greco niet misstaan.
In 1898 trok de schilder naar Segovia. Daar schiep hij veel van zijn belangrijkste werken: schilderijen van het karige rauwe landschap en zijn archetypische bewoners.
Naast de katholieke religie behoren ook de flamenco en het stierengevecht tot het Spaanse culturele erfgoed dat Zuloaga uitbeeldt. In Sevilla nam hij zelf deel aan stierengevechten. Misschien wel het meest indrukwekkende schilderij van deze tentoonstelling toont geen moedige toreador of jonge stierenvechter met veel bravoure. Het werk laat een vermoeide oude picador (een met lans uitgeruste hulp van de toreador) zien. De man rijdt op een mager paard. Ook het paard lijkt moe en zijn gang sjokkend. Beiden zitten onder het bloed. De achtergrond is duister en onheilspellend. De zaaltekst trekt een vergelijking met Don Quichotte en zijn paard Rosinante. De verslagen ruiter zou symbool staan voor de positie van Spanje, dat in 1898 de laatste van zijn koloniën, en daarmee zijn plek op het wereldtoneel, verloor.
1 note
·
View note
Text
Guillaume Van der Stighelen: “Wow, dacht ik, ik ben met iets échts bezig.”
Dit stuk verscheen op 11 februari in Zeno, de weekendbijlage van De Morgen.
Na carrières als cafébaas en reclamemaker debuteert Guillaume Van der Stighelen (67) als romanschrijver. En dat had hij misschien eerder moeten doen. "Tijdens het schrijven van Rozeke dacht ik: ah bon, hiér ben ik dus voor gemaakt.'"
Ik heb met Guillaume Van der Stighelen afgesproken in Madonna: het restaurant van het gerenoveerde Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen. Er druppelt lichte jazz uit de boxen, de gasten voeren gedempte conversaties over de penseelvoering van Rogier van der Weyden, de gevreesde fusie met het van hedendaagsheid stuiterende M HKA is nog ver weg.
De Madonna-serveersters geven ons een middag lang het gevoel dat we het stralende middelpunt van hun leven zijn. 'Lieve heren, het was een voorrecht jullie te mogen bedienen', schrijft één van hen op de rekening die ze ons na de lunch overhandigt. Van der Stighelen, op zijn 67ste nog altijd un beau garçon, laat de voorzet niet liggen: 'Je hebt je telefoonnummer er niet bijgeschreven.'
Toch zijn we niet naar hier gekomen om ons te laven aan gekarameliseerde complimenten, maar om te praten over Rozeke, de debuutroman van Van der Stighelen die zich - u dacht toch niet dat interviewlocaties met de natte vinger gekozen werden? - afspeelt in de periode waarin het KMSKA gebouwd werd: de belle époque, door geschiedkundigen gestationeerd tussen het einde van de negentiende eeuw en het begin van de Eerste Wereldoorlog.
In Rozeke - de titel moet om spoiler alert-redenen onverklaard blijven - vertelt Van der Stighelen het grotendeels fictieve levensverhaal van de overgrootvader naar wie hij vernoemd is: Guillaume 'Gwillemke' Van der Stighelen. Gwillemke groeit op als een verlegen jongen in een armoedig gezin, maar maakt in het Antwerpen van de belle époque fortuin als sanitair ondernemer. Hij wordt de spil van een koterrijke familie, 'met zonen en dochters, kleinkinderen en achterkleinkinderen, neven en nichten en aangetrouwd grut'. Toch moet hij op het einde van zijn leven vaststellen dat hij 'een mislukt mens' is: een terminaal verbitterde grijsaard, ingehaald door onderdrukt, maar daarom niet minder reëel verdriet.
Guillaume van der Stighelen - de schrijver, niet de overgrootvader - trekt in Rozeke alle registers van de klassieke vertelkunst open: hij laat de lach en de traan heerlijke pas de deuxs dansen, dompelt je onder in het zichzelf haast voorbijhollende tijdperk van de belle époque en geeft het verhaal van zijn overgrootvader een Tarantinoesque vaart: de levens- en plotwendingen volgen elkaar in een strak tempo op. Waar voor je geld, zou een beetje boekhandelaar zeggen, en daar zou een beetje boekhandelaar groot gelijk in hebben. Van der Stighelen, in een vorig leven een begenadigd reclamemaker, is niet alleen als schrijver, maar ook als geïnterviewde een rasverteller. Wanneer ik hem vraag hoe een mens op het idee komt om het levensverhaal van zijn overgrootvader bij elkaar te fantaseren, steekt hij de eerste van vele onderhoudende monologen af.
"Op een familiefeestje zei een tante ooit tegen me: 'Vroeger kon je in de opera op jouw naam pissen.' Ik dacht: 'Ze zal wat zattekes zijn.' (lacht) Maar wat later kwam ik er achter dat mijn overgrootvader een succesvol sanitair ondernemer is geweest en dat er in de opera van Antwerpen urinoirs hebben gehangen waarin 'Ets. Guillaume Van der Stighelen' gegraveerd stond. Dat is me altijd bijgebleven. Ik vroeg me af: wie is die man?"
"Een andere tante vertelde me dat mijn overgrootvader na de Eerste Wereldoorlog alle sanitaire werken in Antwerpen had mogen uitvoeren omdat hij nooit met de Duitsers had samengewerkt. Waarop weer een ander familielid smalend zei: 'Hij heeft het nochtans hard genoeg geprobeerd.' (lacht) Mijn overgrootvader was dus geen toonbeeld van rechtlijnigheid: ook dat prikkelde mijn nieuwsgierigheid."
"Wat me nog meer intrigeerde, was dat er in de familie Van der Stighelen duidelijk onenigheid was geweest. Mijn tante nonneke, de oudste kleindochter van mijn overgroot-vader, hield albums bij waarin ze elk geboortekaartje, elke huwelijksaankondiging en elke doodsbrief bewaarde. Heel mijn familie was in die albums vertegenwoordigd, behalve mijn overgrootvader: als je de plakboeken van mijn tante nonneke moest geloven, had hij nooit bestaan. Met andere woorden: de Van der Stighelens hadden ambras gehad en ik wilde weten waarom."
"En het laatste wat mij fascineerde, was dat mijn overgrootvader de eerste weken van de Eerste Wereldoorlog had meegemaakt. In Antwerpen was dat een waanzinnige periode: Albert I woonde op de Meir, Churchill en de Amerikanen logeerden in de grote Antwerpse hotels, de Duitsers lieten de stad min of meer gerust, er werd elke dag gefeest, de sfeer was euforisch. Tot Churchill besloot om met zijn kanonnen op de achterhoede van het Duitse leger te schieten. Toen zijn de Duitsers teruggekeerd om Antwerpen, dat ze eigenlijk niet echt nodig hadden, alsnog te vernielen. Ik wilde achterhalen wat mijn overgrootvader in die legendarische weken tussen augustus en oktober 1914 precies aan het doen was. En vooral: welk plan hij had om de oorlog te overleven."
"Op zoek naar informatie moest ik vaststellen dat er over de belle époque, hoewel het een periode van grote welvaart en maatschappelijke vooruitgang was, verrassend weinig literatuur bestaat. Gelukkig kwam ik via Herman Van Goethem (rector van de Universiteit Antwerpen, red.) in contact met iemand die een scriptie had geschreven over de ontwikkeling van het sanitair in de negentiende eeuw. En een tijdje later raakte ik in gesprek met één van de auteurs van de biografie van Marie-Elisabeth Belpaire: moeder van de Vlaamse beweging én tijdgenote van mijn overgrootvader. Zo kwam ik beetje bij beetje meer te weten over de periode waarin mijn overgrootvader geleefd had."
Wilde je aanvankelijk een non-fictieboek over je overgrootvader schrijven? Of was fictie van meet af aan het opzet en je overgrootvader slechts de aanleiding? "In het begin werkte ik uitsluitend met de informatie die ik al researchend bij elkaar sprokkelde. Maar op een gegeven moment ging mijn verbeelding met mijn hoofdrolspelers aan de haal: ik begon volledige episodes uit hun levens te verzinnen. In die schemerzone tussen fictie en non-fictie, heeft mijn vriend Thomas Siffer (journalist en ondernemer, red.) me tot een keuze gedwongen: 'Ga je een journalistiek werk maken of een roman schrijven?' Toen heb ik besloten: het kan me niet meer schelen wat er echt gebeurd is, ik ga voor fictie. Ik had al zoveel verzonnen, ik had geen zin meer om mijn verhaal aan te passen aan de historische realiteit. Guillaume Van der Stighelen stopte met mijn overgrootvader te zijn en werd een romanpersonage."
Je overgrootvader heeft een bewogen leven geleid: hij rukte zich los uit zijn armoedige milieu en werd een welvarend ondernemer; hij trouwde, maar bleef een leven lang verlangen naar iemand anders; hij stond aan het hoofd van een grote familie, maar raakte verwikkeld in tal van conflicten met zijn eigen nageslacht; hij werd vaker met de dood geconfronteerd dan hem lief was; en op de koop toe moest hij toezien hij zijn levenswerk verkruimelde en zijn bloedverwanten zich van hem afkeerden. Kon hij zijn eigen leven niet aan? Woog hij te licht voor wat het lot voor hem in petto had? "Mijn overgrootvader was als zakenman een fenomeen: hij was een visionair denker én een harde werker. Alleen maakte hij de fout om te denken dat hij in élk aspect van het leven uitblonk. Daardoor beging hij de grootste stommiteiten die je in een mensenleven kan begaan. Je eigen kinderen verloochenen, bijvoorbeeld. In mijn boek laat ik hem op een gegeven moment zeggen: 'Ik heb in mijn leven niks verkeerds gedaan. Niemand bestolen, niemand belogen, nooit mijn vrouw bedrogen. En toch zullen ze na mijn dood over mij zeggen: 'Wat een klootzak ligt hier.' Dát is de tragedie van mijn overgrootvader: hij bedoelde het goed, maar deed zelden het goede. Zijn manier om de wereld te redden, bleek de wereld juist om zeep te helpen."
Heb jij in je glorierijke reclamejaren ooit tegen hubris moeten vechten? Tegen gedachten als: 'Ik heb zoveel succes, ik zal wel een allround genie zijn, zeker?' "Nee. Maar ik heb dan ook een vrouw die nooit heeft nagelaten om mij te wijzen op de dingen waar ik niét goed in was." (lacht)
Ondanks zijn consequente falen beschrijf je je overgrootvader met veel mededogen. Is dat het perspectief van de 67-jarige, die weet dat mensen nooit alleen maar goed of slecht zijn? "Ik heb dat altijd al geweten. Als kind heb ik veel slaag gekregen van mijn vader. Op de duur voelde ik niks meer als hij mij weer eens aan het aframmelen was. Ik dacht alleen maar: wat heeft die man in godsnaam meegemaakt dat hij er plezier in schept om zijn eigen zoon te slaan? En hoe gaat hij zijn gedrag aan zichzelf uitleggen als hij straks, verteerd door schuldgevoelens, in bed ligt te huilen? Net zoals mijn overgrootvader heeft mijn vader nooit de intentie gehad om een verdorven mens te zijn. Maar ze gingen beiden gebukt onder een groot emotioneel onvermogen. Ze wilden wel goed zijn voor hun naasten, maar het lukte hen gewoon niet. Ze slaagden er niet in om tot de essentie van mensen door te dringen, om te begrijpen waar hun geliefden écht behoefte aan hadden. Met alle frustraties en conflicten vandien."
Rozeke speelt zich af in de belle époque, een tijdperk waarin de innovaties elkaar in een snel tempo opvolgden: latrines werden vervangen door wc's, koetsen door auto's, verkeersregelende agenten door electrische verkeerslichten. Ook toen al stuitten vernieuwingen op weerstand. Zo noemt de notaris in je boek de verkeerslichten een pesterij van de socialisten omdat 'die dingen geen onderscheid maken tussen simpele stootkarren en chique Minerva's'. 'Ze gaan er hier een klein Rusland van maken', klaagt hij. En ook: 'Met het parlement kunt ge daar niks tegen doen, ge hebt daar soldaten voor nodig.' Het doet denken aan de tirades die je vandaag weleens op sociale media leest. (knikt) "Rozeke vertoont wel meer raakvlakken met het heden. In het begin van het boek woedt er in Antwerpen een cholera-epidemie. Tijdens mijn historisch onderzoek viel me op dat de wetenschappers van de belle époque over de aanpak van de choleracrisis krek dezelfde debatten voerden als de wetenschappers van vandaag over de bestrijding van de covid-pandemie. (enthousiast) Wist je trouwens dat de vrouwen van de burgerij met hun liefdadigheidsprojecten de fundamenten hebben gelegd van wat we vandaag maatschap-pelijk werk noemen? Marie-Elisabeth Belpaire bijvoorbeeld, heeft haar leven gewijd aan de ontwikkeling van een degelijke meisjesopleiding in Vlaanderen: ze stichtte de Sint-Lutgardisschool in Antwerpen. Iemand zou over de dames van de burgerij en hun maatschappijvormende werk eens een boek moeten schrijven. Waarom ik het zelf niet doe? Omdat het bij mij niet lang zou duren voor het verhaal weer één grote leugen wordt. Ik zou niet schrijven hoe Marie-Elisabeth Belpaire écht was, maar hoe ze volgens mij had moéten zijn." (lacht)
De manier waarop de liefde in Rozeke beleden wordt, staat ver af van de romcomkijk op relaties: je personages beschouwen hun huwelijken niet als romantische, maar als pragmatische aangelegenheden. "'Le coeur, c'est le diable', zegt Guillaume. Hij is ervan overtuigd dat de duivel een spel speelt met zijn hart. En dus verzet hij zich tegen zijn emoties. Ook al moet hij zich ter ontlading regelmatig gaan aftrekken in de toiletten van zijn stamcafé. (lacht) In wezen is Guillaume een gevoelige, poëtische man. De belle époque is niet voor niks het tijdperk van de romantiek, van de zwaarmoedigheid, van dichters zoals Baudelaire. Maar op een gege-ven moment komt er tegen die zogenaamde décadence verzet. Een beetje zoals er nu mensen zijn die beweren dat de soixante-huitards met hun naïeve dromen de wereld naar de kloten hebben geholpen. Ook Guillaume wordt gaandeweg een pleitbezorger van zakelijkheid en nuchterheid: hij komt in opstand tegen zijn eigen emoties en definieert intelligentie als 'je niet laten leiden door je gevoelens'. Verdriet gaat in zijn ogen alleen weg als je er niet over praat."
Een opvatting die in deze contreien nog altijd gangbaar is. Toen jij in 2011 je zoon Mattias verloor en je heel open was over je verdriet, werd dat ofwel vreemd ofwel moedig genoemd. Maar nooit vanzelfsprekend. "Ik schreef in die periode een stuk voor De Morgen. Over hoe heilzaam het is om je verdriet te kunnen delen, om samen met andere mensen te kunnen rouwen. Na de publicatie van dat stuk kreeg ik een brief van een vrouw: 'Mijn man en ik hebben vijfentwintig jaar geleden ons dochtertje van zes verloren. Wij hebben er toen voor gekozen om te zwijgen en sterk te zijn. Maar na het lezen van je stuk, hebben we twee dagen aan een stuk geweend.' (stil) Vijfentwintig jaar zwijgen over de dood van je kind: hoe doé je dat? Elke boterham die je smeert, elke stoel die je verplaatst: álles doet je aan je betreurde dochter denken. En toch zwijg je. En blijf je zwijgen. (na een stilte) Mensen doen zich wat aan in de overtuiging dat ze het juiste doen."
De lichten in zijn ogen gaan even uit. We besluiten het interviewen tijdelijk voor bekeken te houden en gaan bij wijze van entr'acte de majestueuze inkomhal van het KMSKA taxeren. Zou overgrootvader Van der Stighelen hier ooit rondgelopen hebben? En zou hij dan een tempel van de schoonheid gezien hebben of een afzetgebied voor pispotten?
Terug aan tafel biedt Guillaume Van der Stighelen aan om de rollen om te draaien: hij de interviewer, ik het lijdend voorwerp. Ik bedank voor de eer, maar ben blij dat hij opnieuw de pensioengerechtigde jongen is van in het begin van ons gesprek.
'Het summum van een zondagskind', noemde hij zich lange tijd. Een kwalificatie die na het verlies van zijn zoon aan herziening toe was. Maar dat neemt niet weg dat er nog altijd veel is om - al dan niet in samenzang met Ingeborg - dankbaar voor te zijn. De veelzijdigheid waarmee hij standaard werd uitgerust, bijvoorbeeld. De voorbije dertig jaar heeft Guillaume Van der Stighelen een café gerund, cartoons getekend, reclame gemaakt, tv-programma's bedacht, non-fictie-boeken geschreven én voor een volle Lotto Arena gezongen (met De Grungblavers, de groep die in het Antwerps evergreens annexeert). En toch heeft hij naar eigen zeggen pas nu, in de indian summer van zijn leven, zijn ware lotsbestemming gevonden.
"Ik heb mij professioneel altijd kostelijk geamuseerd. Maar in mijn achterhoofd was er toch altijd de vraag: wat ga ik doen als ik groot ben? Tot ik Rozeke begon te schrijven. Voor het eerst in mijn leven dacht ik: 'Wow. Nu ben ik met iets échts bezig.'"
Waarom voelde het schrijven van Rozeke echter aan dan alles wat je in het verleden gedaan hebt? (denkt na) "Ik ben altijd een beetje een toeschouwer van mijn eigen leven geweest. 'Kijk, Guillaume maakt reclame.' 'Kijk, Guillaume staat in de Lottto Arena.' Dat gevoel was tijdens het schrijven van Rozeke helemaal weg: ik was mezelf niet langer aan het observeren, ik viel volledig samen met wat ik aan het doen was. Ik dacht: ah bon, hiér ben ik dus voor gemaakt."
Waarom heeft het tot je 67ste geduurd voor je dat inzag? Je weet toch al langer dan vandaag dat je kan schrijven? "Natuurlijk. Maar het was nog nooit in me opgekomen om fictie te schrijven. Ik dacht dat ik een 'opschrijver' was: iemand die in cursiefjes, opiniestukken en essays een beetje met de realiteit dolt. Maar tijdens het schrijven van Rozeke kwam ik er achter dat ik het eigenlijk veel leuker vind om dingen te verzinnen dan de werkelijkheid te becommentariëren. Zodra ik besloten had dat mijn boek een roman mocht zijn, is het schrijven echt een feest geworden. Rozeke heeft zichzelf geschreven. Dat was een openbaring."
De eerste versie van Rozeke telde meer dan negenhonderd pagina's, het boek dat straks in de winkel ligt nog een kleine vijfhonderd. Hoe schrap je bijna de helft van een verhaal zonder iets essentieels te verliezen? "Ik heb een heel eenvoudige regel gehanteerd: zolang ik tijdens het herlezen van mijn manuscript vergat dat ik het verhaal zelf geschreven had, hoefde ik niks te schrappen, want dat betekende dat ik door mijn eigen boek betoverd werd. Maar zodra ik dacht 'nu is de schrijver aan het demonstreren dat hij zijn geschiedenis kent' of 'nu wil hij de inhoud van zijn taalkundige trukendoos etaleren', wist ik: deze bladzijde moet eruit. Ook het schrappen ging dus vanzelf."
Heeft je verleden als copywriter je op één of andere manier geholpen bij het schrijven van Rozeke? "Als copywriter word je zo goed in het verwoorden van dingen dat alle remmingen om te schrijven wegvallen. Ik heb tijdens het schrijven van mijn roman geen moment een gevecht moeten leveren met de taal. De woorden boden zichzelf aan, ik hoefde maar te noteren wat mijn personages me influisterden."
Wat suggereert dat reclamemakers nog een andere vaardigheid hebben die handig is bij het verzinnen van verhalen: empathie. Het talent om zich in uiteenlopende mensen en situaties te verplaatsen. "Er is tijdens mijn leven nochtans vaak aan mijn empathisch vermogen getwijfeld. De eerste keer dat ik samen met mijn vrouw in therapie ging, vroeg de therapeute mij: 'Guillaume, als je kinderen morgen thuiskomen met een tekening die jij lelijk vindt, wat zeg je dan?' Ik antwoordde: 'Ik kan me niet voorstellen dat mijn kinderen ooit met een lelijke tekening zullen thuiskomen. Maar als ze dat tóch zouden doen, zal ik ze zeggen dat hun tekening lelijk is. Ik ga ze toch niet aanmoedigen om nog méér van die mottige tekeningen te maken?' Waarop de therapeute besloot: 'Bon. Jouw taak is: meer empathie kweken.' (lacht) Maar eigenlijk wás ik al Mister Empathie. Beroepshalve dan toch: ik kon me moeiteloos inleven in om het even welke doelgroep van om het even welk bedrijf. Alleen: wanneer ik naar huis ging, liet ik mijn empathie op kantoor achter. Ik dacht: 'Ik ga mijn eigen vrouw toch niet benaderen als een consument? Als een doelgroep waarin ik me moet verplaatsen? Ze zal het me wel zeggen als er iets scheelt. Ze is er mondig genoeg voor.' Onze therapiesessies hebben uiteindelijk weinig veranderd: ik ben in ons huwelijk nog altijd de hufter. Maar alleen al het feit dat het probleem duidelijk bij mij ligt, houdt ons samen." (lacht)
Vanaf volgende week woon je in de boekenwinkel in de afdeling literatuur. Tussen - ik doe een gok - Walter van den Broeck en Adriaan van Dis. Ben je beducht voor literaire critici die vinden dat echte schrijvers geen reclameverleden horen te hebben? "Ik laat de recensenten met plezier uitmaken of Rozeke een literaire voltreffer is of niet. Zelf ken ik te weinig van literatuur om te kunnen zeggen of een boek al dan niet literair is. Voor mij zijn boeken ofwel goed, ofwel slecht. Draaischijf van Tom Lanoye en Prachtige Ogen van Herman Brusselmans vind ik goeie boeken. Zijn het ook literaire werken? Geen idee. Ik weet oprecht niet wat dat is, 'een literair werk'. Als mensen met verstand van literatuur mijn roman straks 'literair' zullen noemen, zal ik dat in dank aanvaarden. Maar ik zal niet kunnen beoordelen of ze gelijk hebben."
Dus als je redacteur Wil Hansen, door David Van Reybrouck omschreven als ‘de meest invloedrijke redacteur van de afgelopen decennia', je roman bewierookt met de woorden 'Zo is schrijven bedoeld', vraag jij je af waar hij het in godsnaam over heeft? "De reactie van Wil stelt me uiteraard gerust. Ik moet de complimenten die hij me gegeven heeft dringend nog eens uitprinten en boven mijn bed hangen. Maar ik ben geen literatuurkenner, nee. Nooit geweest. (na een korte stilte) Denk nu niet dat ik met mijn gebrek aan literaire bagage koketteer. Of dat ik me boven literaire experten verheven voel. Het is precies omgekeerd: ik kijk geweldig op naar de literaire wereld. Een paar maanden geleden kreeg ik telefoon van Tom Lanoye. Of ik geen zin had om mee te werken aan een stuk van Shakespeare voor Tutti Fratelli, het theatergezelschap van wijlen Reinhilde Decleir. Wat me tijdens dat telefoongesprek verraste, en ook enorm deed blozen, was dat Tom Lanoye mij, Gwillemke, toesprak alsof ik een collega van hem was. Dat deed mij echt iets. En je kent mij goed genoeg om te weten dat ik niet de neiging heb om mezelf te onderschatten." (grijnst)
Heb je ooit de bewondering van iemand geambieerd, maar niét gekregen? "Ik zou willen dat mijn collega's bij De Grungblavers eens tegen mij zouden zeggen: 'Amai Guillaume, gij hebt een goeie stem.' We treden al tien jaar samen op, ik vind dat ik dat compliment nu wel verdiend heb. Zelf ben ik altijd bijzonder kwistig met lovende woorden. 'Fantastisch gezongen, mannen', zeg ik na elke show. Voor de mannen in kwestie het pad effenend om ook eens een pluim in míj́n gat te steken. Maar denk je dat ze dat ook doén? Vergeet het. Ze zeggen 'dank u' en zwijgen. Een kras op mijn ziel is het." (lacht)
Nu er een romancier in je is opgestaan: ga je nog meer fictie schrijven? “Ongetwijfeld. Er dwaalt al een geweldig personage in mijn hoofd rond. Maar ze moet me haar verhaal nog vertellen.”
De tagliatelle en de vragen zijn op, we slenteren napratend naar de vestiaire. Net voor we opnieuw de winterkou in duiken, komt de serveerster die ons lieve heren noemde, aangerend met mijn notitieboekje. 'De Madonna van Jean Fouquet is vandaag niet de mooiste vrouw in het KMSKA', vergeet ik haar bij wijze van bedankje te zeggen.
3 notes
·
View notes
Text
Het lossen van vaten wijn in de Entrepothaven, 1937.
De Entrepothaven is een jachthaven in Rotterdam. Van oorsprong was het een overslaghaven. Eind negentiende eeuw werd op Feijenoord een aantal nieuwe havens gegraven wegens de sterke toename van de handel. De Entrepothaven en de Binnenhaven werden samen met het Entrepotgebouw en het Poortgebouw gerealiseerd door de handelmaatschappij van Lodewijk Pincoffs: de Rotterdamsche Handelsvereeniging (RHV). Het Entrepotgebouw 'De Vijf Werelddelen' dateert uit 1897 en huisvestte pakhuizen die werden gebruikt voor de opslag van koffie, thee, suiker en specerijen. Het bestaat nu uit luxe appartementen, restaurants, winkels en een wereldsupermarkt, de havens zijn jachthaven geworden, City Marina Rotterdam. De handel is naar het westen, de Botlek en Maasvlakte verschoven.
De fotograaf is Frans van Dijk en de foto komt uit het Stadsarchief Rotterdam. De informatie komt van Wikipedia.
0 notes
Text
Eiffel: een indrukwekkend staaltje musical
Recensie: Mariska Oosterhuis Foto’s: Robin Swiers Maandagavond 25 november is de nieuwe Nederlandse musical Eiffel in première gegaan. In een vrijwel uitverkochte zaal werden we door de cast meegenomen naar het Parijs van eind negentiende eeuw. In anderhalf uur maken we kennis met de ingenieur Gustave Eiffel die er op gebrand is om de stad een icoon van liefde na te laten, voor zijn familie en…
#ad knippels#bart winsingh#Dennis Willekens#Eiffel De msuical#Fons van Rongen#Goedemorgen Theaterproducties#maaike franken#olaf schot#Roman Brasser#Ruben van Keer#Soraya Gerrits#Valerie Curlingford
0 notes
Text
Ontdek de tentoonstelling LIBERTÉ! in het Dordrechts Museum
Vanaf 19 oktober 2024 tot en met 23 maart 2025 is er in het Dordrechts Museum de tentoonstelling LIBERTÉ! Ary Scheffer & de Franse Romantiek te zien. Ary Scheffer, een geboren Dordtenaar, was in zijn tijd een beroemde schilder en trok naar Parijs. Het roerige Parijs in de eerste helft van de negentiende eeuw, was een tijd vol politieke onrust en culturele bloei. Kunstenaars als Eugène Delacroix…
0 notes
Text
Boontjes Zwarte Hand is geschiedenis schrijven zoals alleen Boon dat kan
Een indruk van het negentiende eeuwse Aalst; bron beeld: letterenhuis.be Vlaming Louis Paul Boon (1912-1979) had de Nobelprijs moeten krijgen. Met boeken als Pieter Deans, Zomer te Ter-Muren en De Kapellekensbaan schreef hij geschiedenis zoals alleen Boontje, zoals hij liefkozend werd genoemd, dat kon. Boon had een voorliefde voor het schrijven van verhalen waarin duidelijk werd dat de…
View On WordPress
#20-ste eeuws#Aalst#Aart Niels#anarchisme#arbeidersklasse#archieven#dichter#Geschiedenis#het lot#industriestad#Irma Boel#Johan Dabbers#kunstenaar#macht#negentiende eeuws#Nobelprijs#onderklasse#onschuldig#opkomende industrie#schrijver#schuldig#sociaal bewogen#sociaal-economisch#tegenstellingen#Vlaams#Vlaanderen
0 notes
Text
Gestart met “De wolf in de lage landen” uit de collectie @centreceramique Actueler dan ooit! Wandelende wolven door woonwijken, pootafdrukken in de polder, welpen op de Veluwe – voor de meeste mensen is het een beeld dat moet wennen. Toch is de wolf verre van een vreemde in de Lage Landen. Zo zwierven wolven al omstreeks 1230 door Drenthe, tonen premiebetalingen in Brugge de aanwezigheid in de Vlaamse kuststreek rond het jaar 1400, was er aan het einde van de zestiende eeuw in een brede door oorlog getroffen landstreek van Duinkerke tot Twente sprake van een ware wolvenplaag en vielen er aan het begin van de negentiende eeuw nog jonge slachtoffers in de omgeving van Roermond.
De geschiedenis van de wolf in de Lage Landen vertelt van periodes van vreedzaam samenleven met een intelligent en sociaal dier, maar ook van schade aan de veestapel en de vele inspanningen om de wolf te verdelgen. Van simpele strikken, wolfshonden en vallen tot grootscheepse drijfjachten waarvoor honderden inwoners werden opgetrommeld om dagen achtereen de bossen uit te kammen. Er werden premies uitgeloofd ter hoogte van een jaarsalaris en vergiftigde kadavers werden ingezet om het roofdier te lokken en uit te roeien.
De wolf in de Lage Landen. Een historisch overzicht is het resultaat van meer dan dertig jaar archiefonderzoek. Het vormt de eerste volledige geschiedenis van de wolf in Nederland en België op basis van oorspronkelijk bronnenmateriaal. Ooggetuigenverslagen tonen de wolf zoals deze vanaf de middeleeuwen al werd waargenomen en processtukken, jachtboeken en toponiemen maken het mogelijk het spoor van de wolf eeuwenlang te blijven volgen.
0 notes
Text
Een Hiroshige voor de bakker
Houtblokprent ´Green House´ door Harunbo (1724-1770). Het betreft een shunga, Japans voor erotische kunst. De meeste shunga zijn ukiyo-e, doorgaans uitgevoerd als blokdruk. Letterlijk vertaald betekent shunga ´beeld van de lente´. Lees ´lente´ als eufemisme voor seks.
Aan een Amsterdamse gracht ligt Van Hier Tot Tokio, dat in ieder geval vroeger shunga verkocht. Tot m´n verbazing lagen ze niet onder glas, maar verspreid door de hele zaak op kasten en tafels, een makkelijke prooi voor dieven.
Erg kostbaar kunnen deze prenten niet geweest zijn, en dat is begrijpelijk, omdat het blokdrukken van hout waren die een hoge oplage konden genereren.
In de Meiji-tijd, zeg eind negentiende eeuw, kon een middenstander in Japan zich een originele Hokusai of Hiroshige veroorloven. Ook die kunstenaars konden hun prenten in grote hoeveelheden verkopen door de blokdruktechniek.
In Van Hier Tot Tokyo kocht ik ooit een stenen watervont voor in de zentuin. Het was loodzwaar, en het werd door mijn ex-vrouw wel eens weggerold uit de hoek waar ik het een geschikte plek had toebedacht. Volgens haar was die plek niet fēng shuǐ.
#hokusai
0 notes
Text
De Landschapsstijl van Zocher
David Zocher is de naam die de familie het meeste bekendheid heeft gegeven. Opgeleid in Frankrijk aan het Ecole des beaux Arts in Parijs kwam hij terug in Nederland. Zijn eerste opdracht was het afmaken van het werk van zijn vader aan het landschapspark van Soestdijk in opdracht van Koning Willem I.
Hij vestigde zich in 1817 in Haarlem en daar bekommerde hij zich om de vervallen kwekerij Rozenhagen bij de Kloppersingel die hij had geerfd.
Beurs van Zocher
De meeste gebouwen die Zocher ontwierp zijn neoclassicistisch. De Franse Academie waaraan hij zijn opleiding volgde, had een voorkeur voor deze stijl. De stijl is te herkennen aan een eenvoudige en symmetrische indeling, die een contrast vormde met het drukke classicisme van de achttiende eeuw.
De stijl paste uitstekend bij de landschapsparken die Zocher aanlegde, omdat de witte, sobere gebouwen helder afstaken tegen de omringende beplanting. Verder had Zocher een voorliefde voor de neogotiek en de chaletstijl, die in een groot deel van de negentiende eeuw vooral populair waren voor kleine huizen en tuingebouwen.
Zijn beroemdste gebouw was de Beurs van Zocher in Amsterdam. Dit beursgebouw dat op de hoek van de Dam en het Damrak heeft gestaan hadt veel weg had van een Griekse tempel, werd in 1845 voltooid en op 10 september door koning Willem II geopend.
In 1903 werd dit beursgebouw afgebroken, omdat het te klein was geworden. Het werd vervangen door de Beurs van Berlage. Op de plaats van de afgebroken beurs staat nu het warenhuis De Bijenkorf.
Landschapsstijl
De Zochers ontwierpen in de landschapsstijl. De oudste parken, van Zocher sr, zijn in de vroege stijl ontworpen, vervolgens zijn de meeste parken in de late stijl ontworpen. De jongste parken, van de hand van Louis Paul, zijn beïnvloed door de gemengde stijl, waarbij de landschapsstijl werd gecombineerd met een meer strakke, geometrische stijl.
Jan David jr is één van de belangrijkste en meest productieve vertegenwoordigers van de late landschapsstijl in Nederland. Hij was stijlvast, maar niet om een theoretische reden; hij was een praktische doener. Zijn doel was om een mooi resultaat te bereiken, niet zozeer om de letters van de stijlwet te volgen.
In de ontwerpen werd ernaar gestreefd om een 'arcadisch', dat wil zeggen landelijk en idyllisch, landschap te scheppen. Het moest er natuurlijk uit zien; alsof de hand van de mens er niet was geweest. In werkelijkheid heeft de ontwerper over ieder detail nagedacht.
Het contrast tussen open weiden en gesloten bosjes, tussen licht en donker, tussen beslotenheid en vergezichten behoorde tot de kernkwaliteiten van de parken. Ook bij kleine parken werd hiernaar gestreefd. Het ideaal was stilte en harmonie.
Bij de vroege landschapsstijl, die populair was van ongeveer 1750 tot 1815, werd dit bereikt met kronkelpaadjes, kunstmatig opgeworpen heuvels, vijvers met eilandjes en hier en daar een waterval.
Als sierelementen waren er follies (gebouwtjes voor vermaak), zoals ruïnes, hermitages (grotten waarin een kluizenaar 'leefde'), Turkse tenten en Chinese tuinkoepeltjes. In de ontwerpen van Zocher sr speelde het ontwerp van de paden een dominante rol.
Hij tekende ze met een passer in, waardoor cirkelvormige patronen ontstonden. Een voorbeeld is zijn ontwerp voor het Bosch van Wijckerslooth te Oegstgeest uit 1806. Dit wandelbos maakte hij in opdracht van eigenaresse Anna Margaretha van Royen. Het bos zat vol met kronkelende paden en slingerende vijvers.
Ontwerp van Zocher sr voor het Bosch van Wijckerslooth te Oegstgeest (Collectie Gemeentearchief Oegstgeest)
Ook het ontwerp voor het Haagsche Bos uit 1809 heeft strakke, rond vormgegeven paden.
Het hertenhuis van Vreugd en Rust, een ontwerp van Zocher jr op een foto uit 1866 (Collectie Haags Gemeentearchief)
Het ontwerp van J.D. Zocher sr voor het Haagsche Bos uit 1809 (Collectie Haags Gemeentearchief)
Late landschapsstijl
De late landschapsstijl, populair van 1815 tot 1870, kende veel meer 'lange lijnen' met weidse doorzichten en grote gebaren met langgerekte, slingerende vijvers. Ook hier zijn hoogteverschillen aangebracht en er stroomden natuurlijk ogende beken. De nadruk lag op fraaie uitzichten over een vijver of een weide. In tegenstelling tot de vroege stijl van sr, waar weiden vooral voor de sier aanwezig waren, waren de weiden bij jr voor vee en herten. Op deze manier wilde hij een landelijk, pastoraal gevoel oproepen.
Tussen weiden en park stonden onzichtbare hekken: in plaats van hekken zijn er greppels en andere hoogteverschillen aangebracht waardoor het vee niet uit de weide kan. Omdat dit vanaf een afstand niet te zien is, lijkt het landschap ononderbroken door te lopen. Als een wandelaar de greppel ontdekt, zegt hij 'aha, nu begrijp ik het'. Daarom worden deze afscheidingen 'Aha’s' of 'ha-ha’s' genoemd.
Voorlinden te Wassenaar is een voorbeeld hiervan. Zocher jr liet voor het huis een grote weide voor grazend vee aanleggen. Zo was het huis vanaf allerlei plekken goed zichtbaar. De weide en het gazon voor het huis leken in elkaar over te vloeien. Toch waren weide en gazon gescheiden; in dit geval door een vijver. Zo kon het vee niet bij het huis zonder dat er een hek geplaatst hoeft te worden.
Voorlinden in Wassenaar op een prent van P.J. Lutgers uit 1856 (Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).
Vlak voor het dienstgebouw (links) was een grote heesterpartij geplant. Deze heesters zorgden ervoor dat het bijgebouw grotendeels uit het zicht bleef. Zo lag de nadruk op het hoofdhuis en sprongen ‘lelijke’ dienstgebouwen niet in het oog.
Bij de late stijl werden minder pittoresque gebouwtjes dan bij de vroege stijl toegepast. De meeste bouwwerken hadden een functie binnen de buitenplaats en binnen het parkontwerp, zoals bruggen, dierenverblijven en tuinmeubilair.
Een neoklassieke of neogotische stijl werd geprefereerd; later werd ook de Zwitserse chaletstijl populair en kwam het Japonisme op. In de ontwerpen van Zocher jr zijn vooral de vergezichten en de vrije vormgeving typerend. Zijn parken ogen groter en ruimer dan ze in werkelijkheid zijn, ook omdat hij goed gebruik maakt van het landschap om de parken heen. Dit heet 'borrowed landscape': de omgeving wordt als het ware geleend, gebruikt, om zo mooie en zo bijzonder mogelijke uitzichten te realiseren.
Figuurtjesleggerij
De nadruk op de grote lijnen kwam ook tot uitdrukking in het beplantingsplan. Jr. hield zich weinig bezig met bloembeplantingen; hij vond ze zelfs overbodig. Hij streefde naar een natuurlijk ogende aanleg en bloemperken vond hij daarin niet wenselijk. Bloemperken inrichten noemde hij denigrerend 'figuurtjesleggerij' en 'mozaïekwerk'. Hij vond het patroon van een perk 'geschikt voor vloertegels', maar niet voor levende planten.
Opdrachtgevers en hun tuinbazen vulden bloemenperken doorgaans zelf in, net als boomgaarden en moestuinen. Deze functionele onderdelen werden als noodzakelijk kwaad beschouwd. Daarom bemoeide Zocher jr. zich daar niet mee. Hij legde zijn paden er simpelweg omheen en liet de inrichting over aan de tuinbaas.
Zijn zoon Louis deelde zijn mening. Van hem is de uitspraak bekend: "Als ik dat geknoei maar niet in mijn eigen tuin hoef te hebben." De Zochers vonden bloemen en kleuren overigens wel belangrijk, maar zochten dat vooral in bloemdragende heesters en bomen, zoals azalea’s en tulpenbomen.
Ook met tuinsieraden, zoals beelden en siervazen, hadden de Zochers zich niet veel mee op; die keuze werd eveneens aan de eigenaars en de tuinbazen overgelaten. Karels stijl was vergelijkbaar met die van zijn broer en jongere neef, maar hij had veel meer aandacht voor bloemperken en hield zich wèl bezig met het ontwerp van moestuinen.
Detail van de kaart die J.D. Zocher jr en zijn zoon L.P. in 1854 maakten voor Kasteel Keukenhof. Hoewel in het park de bloembollen nu de hoofdrol spelen is de parkaanleg van de Zochers nog steeds aanwezig. (Collectie Stichting Graaf Carel van Lynden)
Kleurrijk en natuurlijk
De hoofdopzet van Zocher jr’s parken is doorgaans vergelijkbaar, ongeacht de omvang of vorm van het park. Grote waterpartijen zijn een van de belangrijkste sfeerbepalers van een park. De slingervijver is steevast een centraal element, dat de rondwandeling door het park in hoge mate – meer dan de paden – bepaalt. De oevers zijn strak en glooiend. Grote bomen spiegelen in het water; de spiegelfunctie van waterpartijen is een belangrijk aspect van een Zocherpark.
Er zijn veel verschillende soorten bomen. Zo is met een grote verscheidenheid aan kleuren, groottes en vormen een schilderachtig geheel gemaakt, dat er in ieder seizoen anders uitziet. Het is deze verscheidenheid waar de Zochers naar streefden, want dit was ‘net als de natuur’. Zo werden heesters ook niet naar soort of kleur geplant, maar gemengd; het kleurrijke resultaat werd beschouwd als natuurlijk. De Zochers, praktisch ingesteld, hadden ook geen collectievorming, zoals een arboretum of pinetum, voor ogen: hun doel was om een ‘smaakvol en artistiek’ park te maken dat de opdrachtgever zou behagen.
Gras: maai niet te vaak
De grasvelden in Zocherparken zijn niet bedoeld als strak gemaaide gazons. In de tijd van de Zochers werden grasvelden slechts een paar keer per jaar gemaaid. Dat zorgde voor veel weidebloemen en bolgewassen, zoals blue bells, konden zich goed vermeerderen. Daarom is het belangrijk om hiermee vandaag de dag rekening te houden door niet te vaak te maaien. Zo wordt het beeld dat de Zochers voor ogen hadden behouden. Niet alleen is dit belangrijk voor het beeld en de historie, maar ook is het bloemrijke gras dat zo ontstaat ecologisch van grote waarde.
Andere veel voorkomende ontwerpmotieven zijn een markant hoogteverschil, een solitaire boom op een driesprong en een wandeling om een ronde weide. Niet zelden had een heuvel ook een praktisch nut: als uitzichtpunt, maar bijvoorbeeld ook als ijskelder. Voor de beleving van deze bijzondere punten was er een verdichting in het aantal paden in de nabijheid van die plekken. De paden waren altijd van gravel of van zand.
Ook op De Horsten in Wassenaar is de hand van Zocher jr. zichtbaar. Hij ontwierp in 1840 het park Raaphorst in opdracht van prins Frederik. Je herkent Zocher aan het slingerende pad dat langs open weiden, vrijstaande bomen, boomgroepen en bosjes voert. De overgang tussen gras en beplanting is strak, net als de overgang tussen het gras en het pad.
De Horsten in Wassenaar. Deze foto is in 1872 vanaf de Seringenberg genomen. (Collectie Gemeentearchief Wassenaar)
Parken bij buitenplaatsen
In de 19de eeuw lieten veel buitenplaats eigenaren parken in landschapsstijl aanleggen. Deze parken waren bedoeld om te genieten van de natuur door te wandelen, te vissen en te spelevaren. De Zochers legden vaak een of meer eilanden in een waterpartij, die met een bootje of een pontje bereikt konden worden. Veel oudere buitenplaatsen hadden al, soms eeuwenoude, parken. Doorgaans werd, afhankelijk van de wens van de opdrachtgever, helemaal opnieuw begonnen; soms werden de bestaande paden, bomen en vijvers als uitgangspunt genomen.
De Zochers begonnen bij voorkeur helemaal opnieuw. Terwijl sr in enkele gevallen bestaande bomenlanen in zijn nieuwe ontwerp opnam, vernieuwde jr vrijwel altijd het gehele stelsel van wegen en paden. Hij gebruikte daarvoor wel bestaande elementen. Zo werden bestaande watergangen, zoals een 'grand canal' of een ronde visvijver, vergraven tot slingervijver. Omdat deze waterpartijen meestal in de as van het huis aangelegd waren, liggen de slingervijvers ook vaak in een zichtas van het huis. Ook de rechte sloten langs de parken werden vergraven tot slingersloten. De sloten en vijvers verbeelden beken en rivieren die meanderen door het idyllische landschap van de Zochers.
Gebouwen op de buitenplaats
Hoe belangrijk de buitenruimte ook was, op een buitenplaats vormde het huis natuurlijk het belangrijkste element. Veel parken werden aangelegd bij bestaande huizen en dienstgebouwen. Zocher sr hield meer dan jr rekening met de bestaande bebouwing, maar bij beide stond het huis in het park centraal. Het was via zichtlijnen op verschillende plekken zichtbaar en ook andersom vanuit het huis naar het park waren er zichtlijnen naar belangrijke plekken in het park.
Dienstgebouwen, tuinmuren en boerderijen werden slechts zelden in die zichtlijnen opgenomen. Ze werden uit het zicht gehaald door beplanting. Zocher jr ontwierp zelf ook bouwwerken in de parken, zoals hekken, priëlen en bruggen, doorgaans in klassieke stijl, soms in neogotische of rustieke stijl. Zijn ideaal was dat alle elementen van park en gebouwde onderdelen een eenheid vormden en geheel op elkaar afgestemd waren.
Het ontwerp van de portierswoning van De Paauw te Wassenaar, aquarel uit circa 1840. De woning is er nog steeds (Collectie Gemeentearchief Wassenaar)
Stadswallen worden parken
In de 19de eeuw verloren de stadswallen hun verdedigingsfunctie; in 1874 werd in de Vestingwet bepaald welke vestingwerken konden worden ontmanteld. Tegelijk werd meer en meer erkend dat hygiëne in de stad, waaronder frisse lucht, van groot belang was voor de volksgezondheid. Dit werd in de Woningwet van 1901 vastgelegd. Hierin werd ook de aanwezigheid van groen bepaald.
Dit bracht twee nieuwe functies van 'de wallen' met zich mee: de voormalige bolwerken werden ingericht als wandelpark en als begraafplaatsen. Hiermee kwam het wandelen in de gezonde lucht voor de stadsbewoner op loopafstand. De Zochers ontwierpen zowel parken als begraafplaatsen, zoals Akendam te Haarlem in 1828 en Soestbergen in Utrecht in 1830. De begraafplaats Soestbergen werd nadrukkelijk ook bedoeld als wandelpark.
Vredenoord in Den Haag is een typerend Zocherpark (Foto Peter Verhoeff, 2016)
25-02-2024
0 notes
Text
Wat? Ringwood, a Brocklesby Foxhound (1792) door George Stubbs, A Dog lying on a Ledge (midden 17e eeuw) door onbekende kunstenaar, Laying down the Law or Trial by Jury (ca. 1840) door Edwin Landseer, Dog of the Havana Breed (1768) door Jean-Jacqes Bachelier, Portrait of Fanny, a favourite dog (1822) door James Ward, Hector, Nero, and Dash with the Parrot, Lory (1838) door Edwin Landseer, Podge (1850) door Koningin Victoria, Head of a Dachshund (1840) door Prins Albert, Pluto (1988) en Pluto’s grave (2003) door Lucian Freud en Dog Painting 30 (1995) door David Hockney
Waar? Tentoonstelling Faithful and Fearless – Portraits of Dogs in de Walllace Collection, Londen
Wanneer? 8 augustus 2023
Vandaag bezoek ik een portrettententoonstelling in de Wallace Collection. Het is niet de eerste keer dat ik een expositie met portretten bezoek, maar deze keer is tóch anders: dit zijn namelijk allemaal portretten van honden.
Het schilderen van hondenportretten werd in Groot-Brittannië populair in de achttiende eeuw. Aristocraten kregen door de jacht een nauwe band met hun honden en ze waren rijk genoeg om hun viervoeters op canvas te laten vereeuwigen. De grootmeester op dit gebied was George Stubbs. Het Mauritshuis wijdde in 2020 een tentoonstelling aan de paardenportretten van deze schilder. Stubbs bestudeerde de anatomie van de door hem geschilderde dieren nauwkeurig en gaf hen weer met individuele kenmerken. Er zijn van deze kunstenaar vijftien hondenportretten bekend. Ringwood was een Brocklesby Foxhound in bezit van de eerste Baron Yarborough. Het was een top fokhond. Het gewas rechts is vingerhoedskruid. De Engelse naam Foxhood verwijst naar de naam van het ras.
Niet alleen aristocratische honden werden vereeuwigd. A Dog lying on a Ledge is een anoniem werk uit het midden van de zeventiende eeuw. Het toont een doodgewone straathond, maar wel uitstekend geschilderd. De belichting laat het dier prachtig uitkomen tegen de donkere achtergrond.
In de negentiende eeuw schilderde Edwin Landseer allegorische voorstellingen van honden. Een fraai voorbeeld is Laying down the Law or Trial by Jury. Een poedel als rechter spot met de pruiken en gewaden die rechters droegen. Het schilderij is een satire op de ouderwetse juridische procedures in de negentiende eeuw.
Ook van schoothondjes werden schilderijen vervaardigd, Zoals Bachelier’s Dog of the Havana Breed. Het beestje vertoont antropomorfe trekken. Hij kijkt schuldig uit zijn ogen, wetend dat hij ondeugend is geweest.
Bij de schoothondjes kom ik ook een bekende tegen. Afgelopen zondag was ik in Soane’s Museum en zag daar een portret van zijn vrouw Eliza met een hondje op haar schoot. Van datzelfde hondje, Fanny, hangt hier een portret door James Ward. Toen Eliza was overleden ontstond er een sterke band tussen Soane en Fanny. Na haar dood bouwde hij een grafmonument voor haar en gaf de schilder Ward opdracht tot het maken van dit portret.
De band van het Britse koninklijk huis met honden is bekend. Vooral koningin Victoria was een fervent hondenliefhebster. De schilder Edwin Landseer, met wie zij een uitstekende relatie had, schilderde haar favoriete huisdieren: Dash, Hector en Nero samen met de papegaai Lory. Victoria en Albert waren zelf ook actief als kunstenaar en maakten waterverfschilderijen en etsen van hun honden, zoals Podge (potlood en waterverf door Victoria) en Head of a Dachshund (ets door Albert).
Lucien Freud schilderde de geadopteerde hond Pluto meerdere keren en na diens dood schilderde hij zelfs zijn graf. En ook David Hockney schilderde zijn honden Stanley en Boodgie veelvuldig.
#george stubbs#edwin landseer#jean-jacques bachelier#james ward#koningin victoria#prins albert#lucian freud#david hockney
3 notes
·
View notes
Text
"Fin de siècle" van Selden Edwards
Mijn volgende boek op mijn leesplank is “Fin de siècle” van Selden Edwards: het wordt aangeprezen als “een wervelend verhaal over Wheeler Burden, de laatste erfgenaam van een beroemde bankiersfamilie uit Boston: rockidool, filosoof, honkbalheld, vrouwenliefhebber, halfjood en zoon van een legende. Een fantastische reis naar Wenen aan het einde van de negentiende eeuw, waar hij zo plotseling…
View On WordPress
#Adolf Hitler#Adriaan Krabbendam#Anne Jongeling#Gustav Mahler#Jan K.#Selden Edwards#Sigmund Freud#Thijs Kramer
1 note
·
View note