#Belgische Opstand
Explore tagged Tumblr posts
Text
Opera als Middel voor Revoluties
Echt een unieke operabeleving met Verdi in De Munt in Brussel. Met 'Rivoluzione e Nostalgia' als totaaltheater. Lees, kijk en hoor maar mee met Toos van Holstein in TOOS&ART van deze week. Ook op YouTube. #kunst#art#opera
Opera, heerlijk! Ja, ik ben even van het beeldende-kunst-padje af. En de oorzaak ligt bij een unieke opera ervaring. Italiaanse opera natuurlijk. Vorige week kwamen hun namen al voorbij: Puccini, Donizetti, Rossini maar vooral Verdi, ‘t liefst heel veel Verdi. Laat dat laatste nou tot mijn grote plezier een paar weken geleden in Brussel gebeuren. In het operatheater De Munt/La Monnaie aan het…
View On WordPress
#1830#België#Belgische Opstand#Bonn#Brussel#Café de l&039;Opera#Carlo Goldstein#Daniel Auber#De Munt#dirigent#Donizetti#Eenwording van Italië#Emotie in muziek#Italiaanse opera#Italië#katholicisme#Koninkrijk Napels#L&039;amour sacré de la patrie#La Monnaie#La Muette de Portici#Macbeth#Nabucco#Noordelijke Nederlanden#NRC#opera#opstand.1968.Maagdenhuisbezetting#Parijs#protestant#Puccini#revolutie
0 notes
Text
Het 'Empire' dat snel vergeten werd
Toen keizer Napoleon in 1811 Amsterdam – na Parijs en Rome de derde hoofdstad van het Franse ‘Empire’ – bezocht, trof hij het stadsbestuur in een nogal klagerige stemming aan. Emmanuel de las Cases, secretaris van Napoleon tijdens diens latere ballingschap op St.Helena, heeft verslag gedaan van de toespraak die de keizer hield, ter opmontering: “Men zegt dat u ontevreden bent: maar waarom?…
View On WordPress
#1811#Amsterdam#Bataafse republiek#Belgische Opstand#Caroline de Gruyter#departement#Empire#Europa#Franse keizerrijk#Hamburg#Holland#Hultman#Las Cases#Lebrun#Mémorial#Napoleon#nationalisme#Nederlanden#Piemont#Republiek#Rijn#Simplon#St.Helena#Vaucluse#Verenigd Koninkrijk#Willem I
1 note
·
View note
Text
De Van Speykstraat bij de Nieuwe Binnenweg, 19 juni 1969.
Tijdens de Belgische Opstand was Van Speyk commandant van 's lands gaffelkanonneerboot nº 2, een zeilschip bewapend met 1 kanon. Hij had de opdracht alle schepen van en naar Antwerpen te controleren sinds die stad vanaf begin oktober 1830 zich bij de opstand had aangesloten. Van Speijk nam deel aan het bombardement op Antwerpen op 27 oktober, waarvoor hij werd onderscheiden met het ridderkruis der vierde klasse van de Militaire Willems-Orde.
Op 5 februari 1831 kreeg Van Speijk de opdracht om naar Oosterweel te varen om scheepsladingen te controleren, zoals al vele malen eerder die winter. Maar toen dreef zijn schip op de Schelde nabij Fort Sint Laurentius, door een harde noordwestenwind en een slecht functionerend anker, naar de kant, waar een woedende menigte van Antwerpse arbeiders en de militairen van het vrijkorps De Gorter (onder bevel van kapitein Grégoire) op het schip afkwamen. De rol van de militairen bij de bestorming van het schip was echter beperkt.
Volgens de Nederlandse fuselier Johannes van Oostendorp was er op dat moment sprake van een wapenstilstand. In zijn ooggetuigenverslag beschrijft hij hoe "het grauw" zonder ondersteuning van de militairen het schip aanvielen. Een aantal van hen zou op zijn schip zijn gesprongen om de vlag te bemachtigen. Hierop zou Van Speijk naar de kajuit zijn gegaan, zogenaamd om de papieren te halen. Door zijn sigaar in een vat met buskruit te steken bracht hij het schip tot ontploffing. Hij zou hierbij de historische laatste woorden hebben gesproken: "...en een infame Brabander worden? Dan liever de lucht in". Een aantal bronnen trekken deze woorden echter in twijfel.
Een scheepsjongen die bij hem stond en zijn intenties begreep, waarschuwde nog een paar van zijn maten (waaronder de bootsman en loods) en sprong overboord. Bij de ontploffing kwamen 28 van de 31 bemanningsleden om, onder wie Van Speijk zelf.
De foto komt uit de fotocollectie van het Stadsarchief Rotterdam. De informatie komt van Wikipedia.
0 notes
Photo
Opstand in Zeist, 1914
Tijdens de eerste wereldoorlog waren er ontzettend veel vluchtelingen die naar Nederland vertrokken aangezien Nederland een neutraal land was tijdens deze oorlog, een van deze vluchtelingen was mijn eigen Belgische overgroot oma. De meeste van deze vluchtelingen kwamen uit België maar er waren ook vluchtelingen uit Duitsland, Engeland, Frankrijk en Oostenrijk. Vanwege onze neutrale positie, was Nederland verplicht om militaire vluchtelingen te interneren in kampen.
Om maar even in perspectief te zetten hoeveel mensen naar Nederland zijn toe gevlucht, maar liefst 80,000 Duitsers en Oostenrijkers vluchtten naar Nederland tijdens het begin van de oorlog alleen. In totaal vluchtten maar liefst een miljoen Belgen naar Nederland. Bergen op Zoom had bijvoorbeeld maar 16,500 inwoners maar het ving 110,000 Belgische vluchtelingen op. Nederland had rond de 6 miljoen inwoners tijdens de eerste wereldoorlog dus je kan nu wel voorstellen hoe ongelooflijk veel vluchtelingen er in Nederland arriveerden.
De meeste van deze vluchtelingen waren burgers maar de militairen werden ondergebracht in kampen. Een van deze kampen was het kamp van Zeist, hier werden zo'n 12,000 Belgische soldaten opgevangen. De omstandigheden voor deze soldaten waren behoorlijk slecht: er was bijna geen sanitair, geen dagverdeling (je verveelde je dood), en het eten was bar slecht (zo erg zelfs dat sommige Belgen maar ratten begonnen te eten).
Twee maanden na de opening van dit kamp kwamen de Belgen in opstand op 3 december 1914. Ook vanuit de Nederlandse bevolking was er ophef over de situatie in deze kampen, het werd vergeleken met de concentratiekampen uit de Boerenoorlog. De Nederlandse soldaten die kamp van Zeist bewaakten, raakten in paniek toen de Belgen begonnen te rellen en besloten het vuur te openen. In totaal vielen er 8 doden en 18 gewonden.
De gedode soldaten werden aanvankelijk zonder militaire eer begraven in Soesterberg. Pas in 1962 werden de lichamen overgebracht naar Harderwijk op het ereveld voor Belgische militairen. Wat er nou zich precies heeft afgespeeld op 3 december in kamp van Zeist is en zal waarschijnlijk nooit helemaal duidelijk worden. Wat wel blijkt uit rapporten is dat de Nederlandse soldaten niet eervol hebben gehandeld. In deze verslagen staat dat sommige gewonden in hun benen werden beschoten terwijl ze al ongewapend op de grond lagen, ook schoten de Nederlanders bewust sommige Belgen door het hoofd.
Na felle kritiek van de pers en de bevolking, verbeterde uiteindelijk de situatie in dit soort kampen. De vluchtelingen kregen meer bewegingsvrijheid, werden eerlijker behandeld en werden nu meer als vrolijke gasten beschouwd dan als 'het mindere soort'. Ook nam het Nederlandse kabinet maatregelen zoals een verlofregeling zodat militairen in de kampen herenigd konden worden met hun familie. Uiteindelijk vertrokken 'bijna' alle vluchtelingen weer terug naar hun thuisland na de wapenstilstand van 11 november 1918, mijn overgroot oma bleef in Nederland en trouwde met een Nederlander.
Hier zijn afbeeldingen van: Een foto van kamp van Zeist, Aankomst van Belgische vluchtelingen in Amsterdam. Engelse soldaten in een kamp in Groningen. Duitse deserteurs in Heerlen. Franse vluchtelingen in Weert.
#History#Geschiedenis#Eerste Wereldoorlog#The Great war#First World War#Dutch#The Netherlands#Nederland
5 notes
·
View notes
Text
Koning Willem I (leefde van 1772 tot 1843, koning van 1815 tot 1840)
Daar staat ie dan, de eerste koning van ons land. Nou ja, als je Lodewijk Napoleon niet mee telt tenminste. En dat deed Willem I ook liever niet. Hier staat een vorst, een vader des vaderlands, zo je wilt. De eerste koning uit het huis van Oranje-Nassau.
Willem, de zoon van de gevluchte stadhouder, ziet het rommelen in het rijk van Napoleon. Vanuit Engeland wacht hij af; misschien kunnen de Oranjes weer de macht grijpen in Nederland. En inderdaad, als Napoleon verslagen is, benaderen enkele vooraanstaande Nederlanders Willem met de vraag om koning te worden van Nederland.
Lang hoeft Willem daar niet over na te denken. Op 30 november landt Willem op het strand van Scheveningen, waar hij volgens de geschiedenisboekjes warm werd onthaald door een hele menigte. (Later bleek het merendeel van het publiek betaald te zijn.) In 1815 wordt Willem ingehuldigd als koning in de Nieuwe Kerk te Amsterdam, met een grondwet hem veel macht geeft.
Bij het congres van Wenen, waar Europa na de val van Napoleon verdeeld wordt, worden de Noordelijke en Zuidederlijke Nederlanden, zeg maar het huidige België en Nederland, samengevoegd. Willem krijgt een land waar hij kansen ziet: hij richt de Nederlandse bank op en investeert er zelf een deel van zijn vermogen. Hij zal dat landje wel eens uit het slijk trekken.
Koning Willem geeft opdracht tot het graven van kanalen en legt de eerste spoorlijn aan tussen Haarlem en Amsterdam. Als hij een idee krijgt, laat hij een koninklijk besluit uitvaardigen, waar ministers maar weinig tegen in konden brengen. Als een halve dictator schrijft Willem I zijn besluiten.
De samensmelting tussen de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden verloopt slecht. In 1930 breekt in Brussel de Belgische opstand uit. overigens naar aanleiding van een opera ter ere van zijn verjaardag. Willem laat troepen naar de zuidelijke Nederlanden sturen om het zooitje ongeregeld de kop in te drukken, maar ontvangt maar weinig steun van de ander landen. België roept zijn onafhankelijkheid uit, maar Willem weigert die te erkennen. Pas 9 jaar later erkent Willem België als een zelfstandig land.
In 1840 doet Willem afstand van de troon ten gunste van zijn zoon Willem II. Reden is de Belgische afscheiding, maar vooral omdat hij wil trouwen met haar hofdame, Henriëtte ďOultremont, die niet van adel is en bovendien Katholiek. Met zijn buik vol van Nederland verkast hij naar Berlijn, waar hij samen met Henriëtte bij zijn dochter gaat wonen.
Lang mag Willem er niet van genieten. In 1943 zakt hij in elkaar en overlijdt hij. Hij liet zijn zoon en de Nederlandse staat een voortuin na.
1 note
·
View note
Photo
Jan van Speijk steekt de lont in het kruit, 5 februari 1831 af Jacobus Schoemaker DoyerVan Speyk steekt de lont in het kruit op zijn schip, 5 februari 1831, door J. Schoemaker Doyer, ca. 1834. Tijdens de Belgische opstand kreeg Jan C.J. van Speyk (1802 - 1831) het bevel over een Nederlandse kanonneerboot. Tijdens een storm kwam het schip in de Schelde bij Antwerpen tegen de wal terecht en werd door een menigte Belgen overmeesterd. Van Speyk blies zijn schip op: hij en de andere bevelhebbers hadden een eed afgelegd dat zij hun schip nooit ongeschonden in handen van de vijand zouden laten vallen. Bijna alle opvarenden, waaronder Van Speyk, en een aantal Belgen vonden de dood bij de ontploffing. Van Speyks gebalsemde resten werden in mei 1832 plechtig bijgezet in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Hij werd geëerd als nationale held. Schoemaker Doyer maakte gebruik van een ooggetuigeverslag.
14 notes
·
View notes
Text
“Ik hoop met mijn beelden het blikveld van mensen te verruimen”
De Iraans-Belgische fotografe Mashid Mohadjerin (41) presenteert verschillende beelden in de tentoonstelling ‘Eating Each Other’ in Kunsthal Extra City. De foto’s tonen onder meer twee maskers die werden gebruikt tijdens de Egyptische Revolutie. “Ik ben gefascineerd door de rol die het lichaam speelt in een context van revolutie en protest.”
Tekst: Janine Meijer Foto’s: Tomas Uyttendaele
Hoog aan de muur in de centrale ruimte van Kunsthal Extra City hangt een grote foto van een zwart geschilderd masker. Recht daar tegenover een tweede foto van een goudkleurig masker. Het zijn sterke beelden waar een stille dreiging van uitgaat. Alsof de maskers elkaar uitdagen, hun plaats opeisen. Elkaar woordeloos toeschreeuwen: “Dit is mijn plek. Mijn huis, mijn land. Ik wijk niet.”
De foto’s maken deel uit van de tentoonstelling ‘Eating Each Other’ die sinds 23 maart te zien is in Kunsthal Extra City. De beelden zijn gemaakt door fotografe Mashid Mohadjerin. Zij reisde de afgelopen jaren verschillende keren naar Caïro om de Egyptische Revolutie die begon in 2011, te documenteren. Ze ging onder andere op zoek naar voorwerpen die werden gebruikt tijdens de protesten. “Ik was ervan overtuigd dat mensen de voorwerpen hadden bijgehouden als artefacten. En wilde de voorwerpen fotograferen, vanwege hun symbolische waarde.”
Het zwart geschilderde masker is een replica van het anonymous masker dat tegenstanders van het Egyptische regime droegen tijdens de protesten in de zomer van 2014. De tekst op het voorhoofd roept op tot het omverwerpen van de religieus politieke partij Moslimbroederschap.
Het goudkleurig masker is een beeltenis van het gezicht van Abdul Fatah al-Sisi, de huidige president van Egypte. Het is niet duidelijk wie het masker van al-Sisi heeft gemaakt en ook niet hoeveel exemplaren er zijn. “Tijdens de protesten in 2014 heeft iemand het opgeraapt en bewaard en daarna aan mij gegeven. De middelen die werden gebruikt tijdens de protesten in Egypte zijn vaak erg creatief, divers en individueel. Daarom vond ik het zo interessant om er een reeks van te maken.”
De ruimte tussen de twee foto’s zou een plein in Caïro kunnen zijn. Een plaats waar de demonstranten verzamelden. Sommigen met hun gezicht verborgen achter een masker. Zo stil als in Kunsthal Extra City zal het in Caïro niet zijn geweest. Bij de protesten van de Egyptische Revolutie werden bommen gegooid, traangas afgevuurd en schoten gelost. Duizenden mensen raakten gewond en honderden lieten het leven.
Ogen van de revolutie
“Ik ben gefascineerd door het lichaam en de manier waarop het lichaam en meer bepaald het gezicht wordt gebruikt in een context van revolutie en protest,” zegt Mashid in haar appartement en werkruimte in Antwerpen Noord. “De replica van het anonymous masker toont het gezicht van Guy Fawkes. Hij was een Engelse militair uit de zeventiende eeuw die zich verzette tegen de kerkelijke overheersing. Het anonymous masker is uitgegroeid tot hét symbool van de gewone man die in opstand komt tegen armoede, uitbuiting en corruptie.”
Behalve de kleur en de vorm hebben de twee maskers nog een verschil. Het anonymous masker heeft twee openingen op de plek waar de ogen zitten. Bij het masker van de medestanders van president al-Sisi zijn de ogen dicht.
Behalve de foto’s van de twee maskers zijn er nog twee beelden van Mohadjerin te zien in de tentoonstelling. Opnieuw spelen ogen daarin een bijzondere rol. Het grootste beeld is een foto van een muurschildering in Caïro. De beeltenis toont drie activisten van de revolutie die elk een eigen visie hadden en op een verschillende plek in de stad om die visie zijn vermoord. De ogen van de drie martelaren zijn overschilderd. “Iedereen in Caïro weet om wie het gaat. Het is geen toeval dat juist de ogen met zwarte verf werden overschilderd en uitgevaagd. Het was bedoeld om de mannen te diskwalificeren en te ontkennen.”
Het vierde beeld is dat van een veiligheidsbrilletje dat demonstranten tijdens de protesten droegen om hun ogen te beschermen. “Het is bekend dat de politie en de militairen op de ogen van de demonstranten mikten. Veel tegenstanders van het Egyptische regime verloren hun zicht of liepen ernstige beschadigingen aan hun ogen op.”
“Ik ben drie jaar bezig geweest met dit project,” vertelt Mashid. “De Egyptische Revolutie boeit mij enorm. Egypte is een belangrijk land in de regio. Van alle protesten hebben die in Egypte het langst geduurd. Er was zoveel hoop en enthousiasme. Mensen geloofden dat er een nieuwe tijd was aangebroken. Vandaag zijn de internationale schijnwerpers van Egypte afgehaald en praat vrijwel niemand nog over het land. Het tragische is dat er weinig is veranderd. Onlangs is er nog een fotojournalist gearresteerd. De huidige president al-Sisi staat voor een even repressief en corrupt regime als president Moebarak die aan de macht was toen de protesten uitbraken. Misschien is de situatie zelfs nog verslechterd. Toch voel ik als buitenstaander dat er één ding wél blijvend is veranderd: mensen zijn bewuster en zelfverzekerder. Het systeem is hetzelfde. Maar de harten van de inwoners kloppen anders.”
Meer aandacht voor de achterblijvers
De tentoonstelling ‘Eating Each Other’ gaat over migratie en stedelijke diversiteit. Antwerpen bestaat niet langer uit één dominante cultuur, maar is een lappendeken van groepen mensen die elk een andere religie, cultuur en herkomst hebben. Wie eet wie op? Wie wordt gegeten? En hoe zullen de nieuwe vormen van cultuur, religie en burgerschap eruit zien?, vraagt de curator van de tentoonstelling zich af.
Mashid heeft veel gereisd in landen als Haïti, Tajikistan, Afghanistan en Togo. Al in 2008 maakte ze fotoreportages op de kusten van Libya en Lampedusa. Voor de tentoonstelling had Mashid makkelijk kunnen putten uit haar rijke archief van beelden van migranten die opeen gepropt op een boot op de Middellandse Zee dobberen in de hoop Italië of Griekenland te bereiken. Toch sloeg ze bewust een heel andere weg in. “Ik zoek nieuwe presentatievormen en richt me vandaag veel meer op trage beelden die voor verschillende interpretaties vatbaar zijn. Foto’s van vluchtelingen op een boot verrassen ons niet meer. Niemand kijkt er meer van op. Eigenlijk zeggen die beelden ook weinig. Het lijkt alsof er veel mensen deze kant opkomen. Maar het verhaal wordt niet in zijn context geplaatst. Hoe groot is de groep die vertrekt tegenover de groep die achterblijft? Die informatie is cruciaal. Ik voel behoefte om naar de bron te gaan. Wat is hier aan de hand? Wat doen de achterblijvers? Ik stel vast dat veel mensen er niet voor kiezen om te migreren. Zij proberen de situatie in hun land van herkomst te verbeteren. Deze mensen verdienen meer aandacht.”
Fotografe Mashid vluchtte op haar zevende samen met haar familie uit Iran naar België. Ze studeerde aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen, woonde in Amsterdam en verhuisde in 2006 naar New York waar ze zes jaar bleef voor ze terug naar de Scheldestad keerde.
Waar voel jij je thuis?
“Ik denk dat ik overal wel een thuis kan creëren. Mijn thuisgevoel is niet gelinkt aan een geografische plek. Het heeft veel meer met mensen te maken; familie en vrienden. In Antwerpen woon ik dicht bij mensen die mij dierbaar zijn.”
Hoe was het om vanuit New York naar Antwerpen te verhuizen? Op het vlak van diversiteit is Antwerpen moeilijk te vergelijken met New York.
“Toen ik in 2006 vertrok, was Antwerpen gekleurd, maar niet super divers. In 2012 keerden we terug en vond ik een totaal andere stad. Overal op straat zag je kleur en diversiteit. Ook de sfeer was anders. Ik was echt opgelucht, want ik had me veel zorgen gemaakt. Wat als mijn zoontje die in de Verenigde Staten was geboren hier niet welkom zou zijn? Zijn vader komt oorspronkelijk uit Rusland. Ik heb wortels in Iran. Hij is een kind van verschillende culturen.
Maar in die zes jaar was er veel veranderd. Niet alleen op straat, maar ook in de scholen. Mijn zoon is hier allesbehalve een uitzondering. Op zijn school komen kinderen van over de hele wereld samen. Veel van zijn vriendjes hebben een migratie-achtergrond.”
Je klinkt erg hoopvol over de toekomst van Antwerpen.
“Ik ben ook hoopvol. Natuurlijk is er nog een lange weg af te leggen. Het kan nog generaties duren voor de angst voor iemand met een andere afkomst bij iedereen is veranderd in enthousiaste nieuwsgierigheid.
In New York is de diversiteit misschien groter en ook meer geaccepteerd dan in Antwerpen. Maar dat betekent niet dat er geen problemen zijn in New York. Mensen worden daar beoordeeld op hun sociale klasse. De kloof tussen rijk en arm is enorm en allesbepalend. Ik weet niet wat erger is. Ik zal dus niet zeggen dat New York het beter doet dan Antwerpen. Er bestaan veel grijze zones.
Het is tijd dat mensen elkaar als mensen bekijken en niet beoordelen op kleur, ras, religie of sociale klasse.”
Kan kunst mensen van diverse komaf dichterbij elkaar brengen?
“Kunst is er om mensen tot nadenken aan te zetten. Kunstenaars reflecteren over de tijd en de problemen die zich stellen op maatschappelijk en persoonlijk vlak. Maar kunstenaars zijn geen NGO’s die tot doel hebben om de wereld te verbeteren. Ik hoop met mijn beelden kleine veranderingen teweeg te brengen: het blikveld van iemand verruimen of een vastgeroest idee in vraag stellen.”
Wat is je volgend project?
“Het plan is om mij op meer abstracte beelden te richten. De foto’s die ik in Egypte maakte, heb ik gebundeld in het boekje ‘Lipstick and gasmask. Women and resistance in Egypt and Tunesia’. In het boek ben ik op zoek gegaan naar vrouwen die een specifieke rol hebben gespeeld tijdens de revolutie in Egypte en Tunesië. In de toekomst wil ik op een meer abstracte manier naar het vrouwenlichaam in de context van revolutie en verzet kijken. Daarvoor ga ik bestaande beelden gebruiken die ikzelf of anderen hebben gemaakt. In deze fase van mijn werk is het fotograferen ondergeschikt aan het werken met beelden.”
Lees meer over het werk van Mashid Mohadjerin op:
http://www.mashid.com/
1 note
·
View note
Photo
Is de oprichting van een European Bureau of Investigation (EBI), naar analogie met de Amerikaanse FBI, misschien een (mede) oplossing om te reageren op de, momenteel, ongrijpbare en onbegrensde cybercriminaliteit?
Geografische grenzen hebben weinig betekenis op het internet. Populaire en succesvolle sociale media worden over het algemeen gerund door grote internationale bedrijven en de landen van waaruit ze gerund worden volgen niet noodzakelijk dezelfde wetgeving als België. Willy Bruggeman, voorzitter van de federale politieraad, heeft al vele malen de terechte vraag gesteld : “Heeft een aangepaste of nieuwe Belgische wetgeving hierover eigenlijk wel zin?” Hij stelt de vraag of een Europese of globale aanpak geen betere manier is om deze vragen te beantwoorden. Ik volg hem volledig in zijn redenering en opnieuw wil ik een stukje verder gaan.
Cyberthreats
Bijna iedereen is er van overtuigd dat de grootste bedreiging voor de komende (?) decennia cyberaanvallen kunnen zijn. Veel netwerken en de grenzeloze internationale verbondenheid die ons vrijheid, entertainment, informatie en toegang tot de wisdom of the crowds geven, zijn dezelfde media die de ondergang van de netwerkmaatschappij kunnen betekenen. Cyberterroristen met de juiste knowhow of met hackers in dienst, kunnen de elektriciteit in hele naties afsluiten, het telefoonverkeer lam leggen, ziekenhuisgegevens wissen of bankrekeningen plunderen. Dergelijke aanval kan tot algemene chaos en opstand leiden. Vergeet de atoombom – draai de digitale kraan dicht en we werken onszelf wel de vernieling in. Cybercrimebestrijders wereldwijd krijgen nu groen licht.
Een E.B.I.
Bij het opstarten of verderzetten van gerechtelijke onderzoeken en opsporingen moet de politie vaak terugvallen op zogenaamde Service Level Agreements (SLA). Daarbij worden, naar vorm en inhoud, afspraken gemaakt rond (samen)werking en neergeschreven in een ‘contract’. Heel anders dan in de Verenigde Staten, waar de FBI een zaak van a tot z kan behandelen, kan het zijn dat verscheidene Belgische politiediensten soms in kluwen van structuren moeten samenwerken. Lokale recherchedienst, federale gerechtelijke politie en andere partners worstelen onderling met de vele taken en verantwoordelijkheden die door regelgeving opgehoopt worden. Hierdoor staat de deur op een kier voor gestoorde procesgangen, foute beoordelingen en risico’s voor de goede afloop.
Globalisering van criminaliteit dwingt politiemachten om samen te werken over de bestaande taal-, lands- en cultuurgrenzen heen. Daarvoor zijn twee soorten bijstellingen en aanpassingen nodig:
De organisatie zal zich een nieuwe vorm van diplomatie moeten eigen maken en zich cultureel moeten voorbereiden om in internationale netwerken te opereren.
Nog eens, het politiewerk ziet zich geconfronteerd met moderne criminaliteitsvormen en misdaadstructuren die om innovatieve technologieën, permanente bijscholing en een algemene flexibele inzet van het politiewerk vragen.
In grote gebieden van de wereld worden wetgeving en vrij verkeer van kapitaal, goederen en diensten op elkaar afgestemd. Terwijl naties steeds meer autonomie afgeven aan supranationale organisaties zoals de Europese Unie, stijgt de vraag naar gelijklopende wetgevingen binnen de schillende lidstaten. De Europese Unie heeft al sinds 1993 als fundamentele doelstelling om voor haar burgers een ruimte te creëren van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid zonder binnengrenzen. Het afstemmen van al die verschillende juridische systemen van elke lidstaat maakt het haar niet gemakkelijk, en al zeker niet het bijkomende problematiek van online grensvervaging en virtuele criminaliteit.
Bijkomende vraag : dienen politie, defensie, douane,.... elk afzonderlijke ‘cyberdiensten’ te creëren of maken we één sterk netwerk, in het belang van de burger ? #dtv
Onderwerp voorde ‘Staten-Generaal Politie’ ? #veilig2030 #denieuwepolitie
1 note
·
View note
Text
‘De ontscheping’ van Jean Raspail: promotie voor een racistische cultroman
Le camp des saints van Jean Raspail (1925) ging in Frankrijk alleen al ruim honderdtwintigduizend keer over de toonbank. Deze door zijn vermeend racisme beruchte roman uit 1973 verscheen als Het legerkamp der heiligen voor het eerst in Nederlandse vertaling in mei 2015 bij uitgeverij Egmont, het boekenbedrijf van Vlaams Belang. Exact een jaar later bracht de Groningse uitgeverij De Blauwe Tijger diezelfde vertaling uit onder de titel De ontscheping. Het prestigieuze Schwob-programma van het Nederlands Letterenfonds nam kort nadien deze editie op in zijn nieuwe selectie van 10 vergeten klassiekers. Een verrassende keuze, want niet alleen de kwaliteit van de vertaling doet de wenkbrauwen fronsen, maar ook de ideologische achtergrond waaruit deze editie voortkomt. Maar wat maakt nu dat deze befaamde roman vierenveertig jaar na zijn eerste verschijning nog steeds controverse oproept? Waarom is het een rechtse cultroman? En hoe groot is de verleiding om De ontscheping als racistisch te bestempelen?
De legerplaats der heiligen
Toen Raspail zich in 1971 terugtrok in de villa van een vriend aan de Côte d’Azur om er te schrijven, overviel hem plots de vraag: ‘Et s’ils arrivaient?’ Wat staat ons te wachten wanneer ‘de misdeelden van het Zuiden als een stortvloed deze rijke kust, deze open grens overspoelen?’ Dat was het uitgangspunt voor Le camp des saints. Achttien maanden later was zijn boek klaar.
Het verhaal speelt zich ongeveer twintig jaar na ‘vandaag’ af, met andere woorden grofweg aan het einde van de twintigste eeuw. Vlakbij de dokken in Calcutta heeft een woedende menigte zich verzameld bij het Belgisch consulaat om deel te nemen aan een adoptieprogramma dat hun kinderen van de armoede moet redden. Wanneer de consul ‘de onbestemde hoop op massa-adoptie’ niet kan waarmaken, blaast hij ‘gehypnotiseerd door de blinde terreur’ noodgedwongen het programma af. Uit de ziedende mensenzee verschijnt uit het niets een reusachtige hindoe (van beroep ‘koevlaaiendraaier, excrementenkneder, fatsoeneerder van mestbriketten en coprofaag’) met op zijn schouders ‘een soort van levende dinges’, een monsterlijk misvormde dwergfiguur die als een profeet het volk toespreekt. Hij vertelt een parabel over ‘het volledige pantheon van de Hindoes’ die de ‘kleine god van de Christenen’ van zijn kruis haalde. In ruil voor zijn nieuwe leven gaf de ‘Christusgod’ hun zijn koninkrijk en dankte hen met een bijna letterlijk citaat uit de Apocalyps, meer bepaald de Openbaring van Johannes, zang 20, verzen 8 en 9: ‘Zie daar de volkeren die opstaan aan de vier hoeken der aarde, en hun getal is als het zand der zee. En zij rukken op over de breedte der aarde en omsingelen de legerplaats der heiligen.’ De dolle menigte is in de ban van de charismatische coprofaag, laat zich opzwepen en neemt bezit van een gigantisch passagiersschip genaamd de India Star. Langs de hele Ganges wordt het voorbeeld gevolgd. In geen tijd zet een vloot van honderd roestige oceaanstomers koers naar Europa, ‘het land van melk en honing.’
De ‘armada van de laatste hoop’ is vijftig dagen onderweg naar de kusten van Zuid-Frankrijk, waar de opvarenden uiteindelijk landen op ‘de eerste minuut van Paaszondag’ en als ‘een miljoen Christussen zullen verrijzen’. De wereldleiders vrezen de komst van dit ‘nieuwe apocalyptische Beest’ dat ‘de vernietiging van het Westen’ beoogt. De regering in Parijs valt en wordt vervangen door een ‘multiraciale coalitie’. Het gevolg is totale chaos: rijke Fransen vluchten van de zuidkust naar het noorden, hippies en linkse priesters reppen zich naar het zuiden om ‘de bende van de Ganges’ te verwelkomen, in de gekleurde getto’s van grote steden ontstaat er opstand, plunderende bendes studenten maken de straten onveilig, cipiers bevrijden gevangenen, blanke vrouwen komen onder het juk van gekleurde pooiers enzovoort. Dit ‘cataclysme in naam van de nieuwe wereld’ verspreidt zich over de hele aardbol en Raspails verbeelding gaat in overdrive: Afrikaanse landen verenigen zich om ‘het blanke Zuid-Afrika’ binnen te vallen, de Chinezen belagen Rusland, in New York nemen ‘revolutionaire zwarten’ de macht over en Britse immigranten uit het Gemenebest eisen dat de Queen met een Pakistani trouwt. Een kleine groep van twintig ‘echte Fransen’ slaagt er tijdelijk in een strikt blank lapje grond (een zeventiende-eeuwse villa) in stand te houden, door vanuit de residentie met scherp op de losgeslagen Ganges-bende en hun Franse helpers te schieten. Totdat een legervliegtuig de villa bombardeert en de nieuwe orde zich definitief vestigt.
Receptie en ‘Big Other’
De eerste druk van Le camp des saints verscheen in 1973 bij de uitgever Robert Laffont in een oplage van twintigduizend exemplaren. De weinige reacties uit de pers waren gematigd positief. Dankzij de hardnekkige inspanningen van enkele bewonderaars en mond-tot-mondreclame was tegen het einde van het jaar nagenoeg de hele oplage verkocht. Tegen 1975 was Le camp des saints een bescheiden bestseller geworden. Het succes kende in hetzelfde jaar een hoogtepunt toen de Amerikaanse uitgeverij Scribner de Engelse vertaling van Norman Shapiro op de markt bracht. Ronald Reagan, die het boek kreeg van zijn adviseur én grote baas van de Franse geheime diensten Alexandre de Marenches, verklaarde zich een fan, net als de politicoloog Samuel Huntington, de auteur van The Clash of Civilizations (1996). Nieuwe edities verschenen in 1978 en 1985, de pocket in 1981 en 1989.
In 2002 wil Raspail zijn succesroman opnieuw uitbrengen, dit keer met een speciaal voor de gelegenheid geschreven voorwoord getiteld ‘Big Other’, uiteraard een knipoog naar George Orwells ‘Big Brother’. Het is een virulent pamflet, een gespierd j’accuse van meer dan twintig pagina’s waarin Raspail stelt dat Europa en het Westen onder het juk leven van een unieke ideologie die hij ‘Big Other’ noemt. In een notendop: het slechte geweten van het Westen ten aanzien van de uitgebuite Derde Wereld resulteert in een blinde bewondering voor het ‘Andere’, gekoppeld aan een minachting voor de eigen cultuur en beschaving. Laffont weigert aanvankelijk om het nieuwe voorwoord te publiceren uit vrees vervolgd te worden voor aanzet tot rassenhaat. Raspail verhoogt de druk door enkele invloedrijke vrienden in te schakelen en uiteindelijk verschijnt de editie dan toch, zij het met een verantwoording waarin de uitgever uitdrukkelijk afstand neemt van de stellingen van de auteur. In 2011 verschijnt nog een editie, inclusief ‘Big Other’, maar – en dit is heel bijzonder – eveneens met een index van zevenentachtig passages die volgens twee door de auteur ingehuurde advocaten indruisen tegen de antiracismewetgeving. Raspail koketteert met het idee dat zijn boek tegenwoordig onpubliceerbaar zou zijn.
Racisme en heiligheid van de literatuur
In verschillende interviews én in ‘Big Other’ benadrukt Raspail geen racist te zijn. Hij noemt zichzelf graag een conservatieve katholiek, een wereldburger en een royalist. Naar eigen zeggen koos hij er doelbewust voor om ‘de voorhoede van de anti-wereld’ in India te laten starten, en niet in het Midden-Oosten of Afrika, uit vrees dat zijn roman als een racistisch pamflet tegen de islam zou worden beschouwd. Hij onderstreept meermaals dat De ontscheping een ‘parabel’ is, een roman ontsproten aan zijn verbeelding. Het is een argument dat we ook terugvinden in het korte ‘Woord vooraf’ van vertaler Jef Elbers, al jaren een actief lid van Vlaams Belang, of in de boekbespreking van Koen Dillen op de blog van partijcoryfee Frank Vanhecke. In zijn scherpe essay ‘Is de literatuur heilig?’ wijst de filosoof Frank Vande Veire erop dat de onschendbaarheid van een auteur grenzen kent. Artistieke vrijheid en het recht op vrije meningsuiting zijn niet onderling inwisselbaar. Raspail kan zich dus niet verschuilen achter de term ‘roman’ (lees: ‘fictie’) om het racisme in zijn boek te minimaliseren. Want dat is er overduidelijk: de miljoenenmassa op de vloot is consequent en op alle vlakken de vijand. De immigranten worden bij voortduring voorgesteld als vuile dierlijke wezens, zielloze coprofagen en gezichtsloze seksmaniakken, die een afschuwelijke stank verspreiden, geen beschaving kennen en maar één kracht hebben: hun aantal.
Dat De ontscheping een xenofoob delirium is, kan en mag zijn publicatie echter niet in de weg staan. Bij de literaire waardering van een racistisch werk tellen ook andere elementen mee. Bij Louis-Ferdinand Céline is dat bijvoorbeeld zijn grensverleggende techniek, of bij Knut Hamsun zijn grandioze, lyrische stijl. Ook De ontscheping heeft literaire kwaliteiten. Raspail is een begenadigd verteller en weet de aandacht van de lezer vast te houden. De bij momenten cartooneske sfeer doet denken aan de grote jongensromans van Karel Čapek of H.G. Wells, de woede en de haat aan de tirades van Céline. In ‘Big Other’ gaat Raspail er prat op dat zijn roman de eenheid van handeling, tijd en plaats respecteert. In een verhaal dat zich afspeelt in vierentwintig uur goochelt hij vakkundig met flashbacks en flashforwards, voert hij gestadig de spanning op en zet de beperkingen van de klassieke eenheid naar zijn hand. Anderzijds is Raspail geen groot stilist: zijn zinnen zijn vaak hoogdravend en weinig subtiel, zijn taalgebruik is gezwollen, scabreus en scatologisch. De ontscheping is duidelijk een vehikel voor zijn ‘Big Other’-standpunten. De schijnbaar emotieloze alwetende verteller neemt vele rollen aan (historicus, reporter, commentator of profeet), maar de ontwikkeling van de personages is weinig diepgaand, de dialogen zijn gekunsteld en de ellenlange monologen zijn een soort van stream of consciousness maar dan in de derde persoon. Het grootste manco is naar mijn gevoel de overdosis ‘bouffonnerie’ of kluchtigheid. Aan het eind gaat Raspail helemaal over de rooie. Wat in het begin nog grappig was, is nu ludiek en ongeloofwaardig. Het boek maakt indruk door zijn intensiteit maar kan niet overtuigen door deze overmaat aan farce. Met meer terughoudendheid, matigheid en afstand was De ontscheping nog angstaanjagender geweest.
Gebrekkige uitgave en vertaling
In ‘Big Other’ vermeldt Raspail, wanneer hij de vertalingen van zijn roman opsomt, abusievelijk het bestaan van een Nederlandse vertaling. Zoals gezegd, die kwam er pas in mei 2015 onder de titel Het legerkamp der heiligen, maar in het midden van de jaren tachtig was er voor het eerst interesse, zo blijkt uit een column van Ger Groot in Trouw. Groot beschrijft hoe hij in die periode een negatief leesrapport over Le camp des saints aan een niet nader genoemde uitgever bezorgde. Hoewel het boek hem tegen de borst stuitte, erkende Groot het profetische karakter, maar hekelde de gebrekkige literaire kwaliteiten (‘de subtiliteit en karakterdiepte van de SAS-thrillers van Gérard de Villiers’). Vlaams Belang-uitgeverij Egmont zag er geen graten in en kocht de vertaalrechten voor duizend euro.
Uitgever Filip De Man, lid van het partijbestuur van Vlaams Belang en oud-volksvertegenwoordiger, probeert op de achterflap (klik op de cover) van de editie uit 2015 lezers te werven voor dit ‘standaardwerk van de rechterzijde’ dat bij ‘links hysterische reacties oproept’:
[Raspails] waarschuwing voor de dreigende demografische tsunami vanuit de onderontwikkelde [sic] landen bevalt de multiculturele utopisten niet. […] Als de Europeanen niet dringend handelen wordt ons continent inderdaad overspoeld door politieke vluchtelingen, economische vluchtelingen, AIDS-vluchtelingen en straks ook nog milieu- en klimaatvluchtelingen.
Deze ronduit racistische flaptekst is niet te lezen op het infogedeelte wanneer je het ISBN-nummer ingeeft op twee grote internetboekhandels die ik bezocht, waar deze editie nog vlot leverbaar is en als voorradig staat gemarkeerd. Behalve in ‘gespecialiseerde’, of liever gelijkgestemde, media kreeg de Egmont-uitgave weinig of geen aandacht. Vertaler Jef Elbers besprak het boek in het ledenblad van de partij in juni 2015.
Een jaar later komt diezelfde vertaling uit bij ‘de snelstgroeiende cultuitgeverij van Nederland’ De Blauwe Tijger. De titel wordt gewijzigd in het minder Bijbelse, meer wereldse De ontscheping. De redactie van de reeks ‘Klassiek’ is in handen van Boudewijn van Houten, een auteur die bekendstaat om zijn rechtse sympathieën. De Blauwe Tijger brengt onder meer het werk uit van de zelfverklaarde islamcriticus Wim van Rooy (hij zou de woordvoerder van Pegida gaan worden maar haakte af, zijn zoon Sam is actief bij Vlaams Belang).
Ik kocht een paar weken terug de tweede druk (december 2016) van De ontscheping voor 23,5 euro. Deze uitgave is op zijn minst slordig te noemen. Het wémelt van de ergerlijke typo’s en taalfouten: vergeten spaties, ontbrekende woorden, verkeerd vervoegde werkwoorden, spelfouten, verwarrende interpunctie, et cetera. Als klap op de vuurpijl eindigt ‘Hoofdstuk VIII’ op pagina 57 en start op pagina 59 ‘Hoofdstuk X’. Waar is ‘Hoofdstuk IX’ gebleven? Ik nam de Franse editie uit 2011 erbij: na wat zoekwerk bleek dat het verdwenen hoofdstuk meteen na het achtste was geplakt, zonder nieuwe hoofdstuktitel. In het korte ‘Woord vooraf’ meldt Elbers dat hij zich baseerde op de editie van 1985. Waarom precies deze editie komen we niet te weten. Hij citeert een korte passage uit het voorwoord dat Raspail toen schreef. Helaas werd dit voorwoord niet integraal opgenomen in de vertaalde editie, noch ‘Big Other’, noch de index met de inbreuken op de antiracismewetgeving.
Hoe dan ook, de vertaling doet verouderd aan, bijna op het barokke af. Elbers – voor wie, voor zover ik kon terugvinden, De ontscheping zijn eerste literaire vertaling is – dekt zich in en schermt negatieve reacties preventief af door te stellen dat hij ‘de rijke stijl’ van Raspail ‘met zijn homerische beeldspraak’ en ‘onconventionele zinsbouw’ zo ‘nauwgezet mogelijk’ heeft proberen te volgen. De taal van Raspail is inderdaad bloemrijk, maar dat ‘nauwgezet’ moeten we met een korrel zout nemen. Elbers permitteert zich namelijk heel wat vrijheden. Ik deed een aantal steekproeven en legde enkele eenvoudige zinnen uit de Franse editie van 2011 naast Elbers’ vertaling. Een paar voorbeelden, toevallig telkens de openingszin van een hoofdstuk. Uit hoofdstuk 8: ‘Le sourire de Ballan avait accompli un miracle’ wordt bij Elbers ‘Ballans knipoog veroorzaakte een mirakel.’ Een glimlach is geen knipoog. Hoofdstuk 10 opent met: ‘Le coprophage embarqua seul, le premier.’ Dat wordt: ‘Als eerste ging de coprofaag aan boord.’ De coprofaag is niet enkel de eerste, maar ook ‘alleen’. En in hoofdstuk 11: ‘Ce jour-là et les jours qui suivirent, dans tous les ports du Gange, cent navires furent envahis de la même façon’. Elbers vertaalt dit als: ‘Die bewuste dag en de daarop volgende dagen, werden alle havens aan de Ganges op dezelfde manier ingepalmd.’ Niet de havens worden ingepalmd maar ‘cent navires’, honderd schepen. En zo kan ik nog een tijdje doorgaan.
Schwob-selectie
Op de site van Schwob wordt Elbers als volgt omschreven: ‘De Vlaamse Jef Elbers (1947) vertaalt niet alleen, hij schrijft zelf ook, zowel scenario’s, romans en kinderboeken.’ Dat is allemaal juist (zo was Elbers de scenarist van de populaire jeugdserie Merlina), maar enige nuancering is toch nodig. Elbers is ook liedjesschrijver: in 2000 moest hij zich voor de correctionele rechtbank verantwoorden voor zijn racistische protestlied ‘Mohammed Ambras’. In 2008 verscheen bij Egmont De Poorters van Babel, het kalifaat van Knokke, zijn eigen Le camp des saints, zeg maar. In deze duidelijk op Raspails ideeënwereld gebaseerde roman, zo lezen we op de Egmont-website, landt ‘in de nieuwe Europese staat Vlaanderen’ plots een spookvliegtuig ‘met een honderdtal Arabieren en zwarte mensen aan boord’ om via een ‘ondergrondse jihad’ de oprichting van ‘een kalifaat in Knokke-Heist’ te installeren.
Hoewel er van alles schort aan de De Blauwe Tijger-editie, nam het Nederlands Letterenfonds De ontscheping op in zijn huidige Schwob-selectie. Dit betekent promotionele ondersteuning door een uitgebreid programma van lezingen, acties en leesclubs. Op basis van de literaire kwaliteit is deze selectie misschien wel te verantwoorden, maar als we kijken naar de kwaliteit van de vertaling en de twijfelachtige oorsprong van de gepromote editie al veel minder. In deze editie is bovendien ‘Big Other’ niet opgenomen, nochtans een essentiële tekst om De ontscheping ideologisch te plaatsen. Net omdat een ideologisch kader ontbreekt, kan Elbers bijvoorbeeld probleemloos als ‘auteur’ en ‘scenarist’ omschreven worden, zonder dat iemand zich daar vragen bij zal stellen. Door een behoorlijk ‘foute’ uitgave te ondersteunen zonder de noodzakelijke contextualisering, biedt Schwob onrechtstreeks een platform aan extreemrechts.
Verschenen op: De Reactor, 3 maart 2017
De ontscheping van Jean Raspail, De Blauwe Tijger 2016, vert. door Jef Elbers, ISBN 9789492161079, 392 pp.
0 notes
Text
21/2 - Oriëntatieweek (deel 1)
Oriëntatieweek: een week waar je je mede-erasmussers ontmoet, de plaatselijke ESN van jouw universiteit leert kennen, je thuisstad voor de volgende maanden leert kennen, allemaal gekaderd in leuke activiteiten.
Woensdag 14.02 - Start van de oriëntatieweek, en valentijn! Voor ik vertrok had ik de ouders van mijn lief een kaartje gegeven om hem mee te verrassen op Valentijn, en dat was goed gelukt :) In Warschau stond er ook best veel op het programma: Om 10u ‘informational meeting’, waar we informatie kregen over de universiteit, legalisatie verblijf, waar we hulp kunnen krijgen als we problemen hebben, maar ook informatie over de beste plekjes om te eten, uit te gaan of iets te gaan drinken. Daarna stelden de ESN-leden zich voor (voor wie dit nog niet wist: ESN staat voor Erasmus Student Network) en deden we wat kennismakingsspelletjes om elkaar te leren kennen. Aangezien mijn universiteit, SWPS, geen grote universiteit is, is de ESN sectie ook niet groot en waren er niet veel nieuwe studenten, we waren met een 15 - 20 tal. ‘s Avonds stond ‘Blind Speed friendlining’ op het programma. Uit de naam zelf was het moeilijk af te leiden wat er nu precies ging gebeuren. Eens iedereen toegekomen was, kreeg iedereen een blinddoek op en werden we door de ESN-leden op random stoelen geplaatst, tegenover iemand anders. Daarna stelden ze een vraag en moesten we deze bespreken met onze partner die tegenover ons zat, om de zoveel vragen werden we gewisseld en kregen we iemand nieuws voor ons. Er waren simpele vragen zoals ‘wat is je favoriete liedje’ of ‘waar wil je graag naar op reis’, maar ook moeilijke vragen zoals ‘wat vind je de leukste eigenschap in anderen’, ‘wat zou je graag veranderen aan de wereld’ etc. Persoonlijk vond ik dit superleuk, je leert elkaar meteen op een heel andere manier kennen en de eerste spanning was meteen gebroken. (foto volgt later) Donderdag 15.02 ‘s Middags was er een culturele workshop voorzien. Ik had me hieraan wat mispakt, want dit duurde meer dan 4 uur! De workshop zat vol informatie over Polen, Poolse gewoonten en gebruiken, doe het zelf opdrachten, ... Wat ik zelf grappig vond is dat er ook een stukje psycho-educatie voorzien was over mentale gezondheid op Erasmus (het is namelijk zo dat het normaal is dat je na een paar weken in een ‘dipje’ terechtkomt, onder andere door de culture shock, een nieuwe omgeving, heimwee,...) ‘s Avonds werd er afgesproken in de ‘Old Town’ van Warsaw, het oude stadsgedeelte, waar we in een Pools restaurant lekker Pools gingen gaan eten.
Groepsfoto’tje
Op de foto zie je links ‘pierogi’, een soort bladerdeeg hapje dat in ons geval gevuld was met gehakt en daarna gekookt en gefrituurd werd. Pierogi is iets typisch pools. Rechts zie je pannekoekjes van aardappel - ook iets typisch Pools -, met zalm en roomkaas - iets minder typisch Pools maar wel erg lekker.
Na het diner ben ik met een paar vrienden nog iets gaan drinken, we zijn een paar straatjes ingeslaan en uitgekomen op een biercafe, waar we nog iets gedronken hebben. (Je gelooft het nooit, ze hadden daar LINDEMANS FRAMBOOS!! En nog specialer, dat was het ENIGE belgische bier dat ze daar hadden! :D) Vrijdag 16.02 Vrijdagmorgen werd er afgesproken om samen te gaan ontbijten. Aangezien de typische poolse ontbijtplaatjes vol zaten, zijn we naar een ‘gewoon’ ontbijtplekje geweest, Bułkę przez Bibułkę.
Yet another group picture
Hier heb ik de lekkerste (en goedkoopste) American Pancakes gegeten!
Het begon ook al goed te sneeuwen, en omdat er in de namiddag een wandeling door de Old Town op het programma stond, ging ik snel terug naar mijn kot om een ’sneeuw-proof’ jas te halen. Het was superkoud tijdens de wandeling, maar de gids was erg aangenaam om naar te luisteren (en erg grappig). We zijn veel te weten gekomen en er staan ondertussen al twee nieuwe musea op mijn must-bezoek lijst: ‘The Heritage interpretation centre’ en ‘POLIN: museum of the history of the polish jews’
Een sfeerbeeldje van de tour:
Plac Zamkowy / Castle Square met zicht op links de Zygmunt-zuil en rechts The Royal Castle
Rynek Starego Miasta / Old Town Market Place, mét kerstmarkt
dit is het ‘Warsaw Uprising Monument’ met rechts de start van de opstand, elke burger vocht met wat hij had, en links het einde van de opstand, waar je ziet dat iedereen wegvlucht uit de stad.
‘s Avonds ben ik met Mathilde en Simona iets gaan eten, en zijn we nog met een grotere groep iets gaan drinken in’t stad.
Tot zover deel 1!
0 notes
Text
Pétain en het proces zonder einde
In een land als Frankrijk, waar de nationale geschiedenis van de afgelopen drie eeuwen vol is van snijdende gebeurtenissen, omwentelingen en bloed van slachtoffers, is de herinnering aan de periode van de Duitse bezetting van de jaren 1940 wat anders gestructureerd dan in een land als Nederland, waar sinds de slag bij Waterloo (1815) of eventueel nog de Belgische opstand van 1830 nauwelijks…
View On WordPress
#1940#Île d&039;Yeu#Céline#Chirac#collaboratie#De Gaulle#Emmanuel Berl#Frankrijk#Hitler#Holocaust#Julian Jackson#La Cagoule#Laval#Léon Blum#Mitterrand#Nazi-bezetting#Pétain#Pieter Geijl#Quisling#Ribbentrop#Robert Paxton#Seuil#Sigmaringen#Verdun#Vichy#Zemmour
1 note
·
View note
Text
De Van Speykstraat bij de Nieuwe Binnenweg, 19 juni 1969.
Tijdens de Belgische Opstand was Van Speyk commandant van 's lands gaffelkanonneerboot nº 2, een zeilschip bewapend met 1 kanon. Hij had de opdracht alle schepen van en naar Antwerpen te controleren sinds die stad vanaf begin oktober 1830 zich bij de opstand had aangesloten. Van Speijk nam deel aan het bombardement op Antwerpen op 27 oktober, waarvoor hij werd onderscheiden met het ridderkruis der vierde klasse van de Militaire Willems-Orde.
Op 5 februari 1831 kreeg Van Speijk de opdracht om naar Oosterweel te varen om scheepsladingen te controleren, zoals al vele malen eerder die winter. Maar toen dreef zijn schip op de Schelde nabij Fort Sint Laurentius, door een harde noordwestenwind en een slecht functionerend anker, naar de kant, waar een woedende menigte van Antwerpse arbeiders en de militairen van het vrijkorps De Gorter (onder bevel van kapitein Grégoire) op het schip afkwamen.De rol van de militairen bij de bestorming van het schip was echter beperkt.
Volgens de Nederlandse fuselier Johannes van Oostendorp was er op dat moment sprake van een wapenstilstand. In zijn ooggetuigenverslag beschrijft hij hoe "het grauw" zonder ondersteuning van de militairen het schip aanvielen. Een aantal van hen zou op zijn schip zijn gesprongen om de vlag te bemachtigen. Hierop zou Van Speijk naar de kajuit zijn gegaan, zogenaamd om de papieren te halen. Door zijn sigaar in een vat met buskruit te steken bracht hij het schip tot ontploffing. Hij zou hierbij de historische laatste woorden hebben gesproken: "...en een infame Brabander worden? Dan liever de lucht in". Een aantal bronnen trekken deze woorden echter in twijfel.
Een scheepsjongen die bij hem stond en zijn intenties begreep, waarschuwde nog een paar van zijn maten (waaronder de bootsman en loods) en sprong overboord. Bij de ontploffing kwamen 28 van de 31 bemanningsleden om, onder wie Van Speijk zelf.
De foto komt uit de fotocollectie van het Stadsarchief Rotterdam. De informatie komt van Wikipedia.
Bericht van 2021
0 notes
Photo
Inname Van Loevestein
Herman de Ruyter, een Geuzenleider geboren in 1540, besloot om op 9 december 1570 slot Loevestein in te nemen die op dat moment bezet was door de Spanjaarden. Wie Herman de Ruyter precies was is onbekend, hij is niet familie van de latere beroemde Michiel de Ruyter. Het enige wat we echt verder over hem weten is dat hij zich voordeed als een ossenkoper.
Zijn motieven om het slot in te nemen zijn ook niet helemaal duidelijk. Waarschijnlijk had hij een soort denkbeeld dat hij Loevestein moest innemen voor Willem van Oranje, Willem had echter hier geen opdracht voor gegeven en kwam pas op 31 december erachter wat Herman had gedaan.
Met een list besloot Herman om het kasteel in te nemen. Hij verkleedde zich als een monnik samen met zijn medestanders en vroegen om onderdak in het slot. Volgens de overleveringen werd hem de toegang tot het slot geweigerd door de slotvoogd, waarop Herman de slotvoogd doodschoot voor de ogen van zijn vrouw. Ze braken het kasteel binnen en doodden bijna al het personeel aanwezig.
Het nieuws over deze inname verspreidde zich snel rond en al een paar dagen later werd er een regiment Spaanse soldaten naar Loevestein gestuurd onder bevel van Lorenzo Perera. Ondanks dat er maar rond de 30 mannen, inclusief Herman de Ruyter, het slot verdedigden, was hun verzet fel genoeg om de Spanjaarden te dwingen over te gaan tot een beleg. Het beleg heeft maar 6 dagen geduurd voordat Herman's zijn soldaten zich overgaven. Herman zelf stierf tijdens de belegering maar zijn hoofd werd afgehakt en tentoongesteld in Den Bosch.
Dit waren de gebeurtenissen rondom de inname en uiteindelijke overgave van Loevestein. Wat dit verhaal nog het meest interessant maakt, is de legende die erna is gevormd. Deze legende kwam vooral in stand tijdens de Franse bezetting van Nederland (1795-1813) en de Belgische opstand (1830-1831). Hendrik Tollens besloot om een gedicht te schrijven over Herman de Ruyter in 1812. Jaren later na de Belgische opstand besloot Jan Frederik Oltmans om er een roman over te schrijven, waarmee hij ook inspiratie haalde uit het verhaal van Jan van Speijk die zichzelf en zijn schip opblies om zo niet in de handen van de Belgen te vallen.
Hierdoor werd het hele verhaal rond de inname van Loevestein steeds fantasievoller. Men begon Herman de Ruyter te vergelijken met Michiel de Ruyter, vanwege dezelfde achternaam en wilde verhalen sprongen op waarin Herman zogenaamd het kasteel met buskruit heeft bestrooid en in brand gestoken om zo de Spanjaarden te verslaan, Dit komt regelrecht uit het verhaal over van Speijk. Ook zou volgens deze sterk bewerkte versies Herman heroïsch gestorven zijn tijdens een zwaardgevecht, hij zou een groot slagzwaard hebben gehad en tientallen Spanjaarden hebben gedood voordat hij zelf een slachtoffer werd.
Natuurlijk zijn al deze latere overleveringen ware onzin aangedikt door de conflicten van de tijd waarin ze werden opgeschreven. Vooral het verhaal dat Herman Loevestein zou hebben opgeblazen is simpelweg niet waar aangezien het kasteel tot de dag van vandaag nog steeds intact is en er geen rapporten zijn van schade of wederopbouw uit de tijd van Herman. Alhoewel dit verhaal zou best, zonder de latere aangedikte versies, zeer geschikt zijn voor een verfilming.
Hier zijn afbeeldingen van: De inname van Loevestein door Herman de Ruyter, maker onbekend. De zogenaamde ontploffing van Loevestein door Herman de Ruyter, door J.Kuyper. Het sneuvelen van Herman de Ruyter door Johann Wilhelm Kaiser I.
0 notes
Photo
Portrait of Johan Rudolf Thorbecke, Minister of State and Minister of the Interior by Johan Heinrich Neuman, 1852, Museum of the Netherlands
Johan Rudolf Thorbecke (1798 - 1872), door J.H. Neuman, 1852. De liberale staatsman Thorbecke ontwierp de grondwet van 1848 die meer macht aan het parlement gaf ten koste van de macht van de koning. Vóór zijn politieke loopbaan maakte Thorbecke een universitaire carrière. Na zijn studie verbleef hij enkele jaren in Duitsland. In 1825 werd hij hoogleraar wijsbegeerte en letteren in Gent. In 1830, met het uitbreken van de Belgische opstand, keerde Thorbecke terug naar Nederland. In 1831 werd hij in Leiden hoogleraar aan de juridische faculteit. Zijn politieke loopbaan begon in 1840. In de Tweede Kamer werd hij de leider van de liberalen. Na 1848 leidde hij driemaal een kabinet: 1849 - 1853; 1862 - 1868; 1871 - 1872. Thorbecke draagt het kommandeurskruis van de Orde van de Nederlandse Leeuw.
https://www.rijksmuseum.nl/nl/collectie/SK-A-4120
6 notes
·
View notes
Photo
PODIUM - juni
Op zaterdag 28 januari ben ik om 19:30 naar de dansvoorstelling „Spartacus” gaan kijken. Ik ben niet alleen gegaan, mijn zus is met mij meegegaan. De soort dans was ballet. Ik heb dit gekozen omdat ik nog nooit naar ballet ben gaan kijken, omdat ik dat niet leuk vind. Dus het was een uitdaging.
Het thema van de dansvoorstelling was „Borderline”. De choreografie was van de topchoreograaf Joeri Grigorovitsj. Dit ballet was een wervelend spektakel met virtuoze dans en overtuigende karakterportretten. En omdat ik niet echt voor ballet ben, vond ik het toch een super leuk avondje. Wat ik het meest leuk vond was de choreografie. Ik ben altijd al voor dans geweest, maar meer voor hiphop, maar de choreografie van Spartacus vond ik echt leuk. De choreografie was uitbundig, maar ook zeer strak. Er was veel techniek en discipline in te zien. Je kon op het einde echt zien dat de dansers echt uitgeput waren, maar tijdens het optreden zelf merkte je daar niks van op. De mannelijke dansers hebben ook veel gebruik gemaakt van zwaarden, schilden en vlaggenstokken, terwijl de vrouwen veel aan spitsenwerk deden en veel pirouettes deden. Ik vond het dus een geslaagde avond.
RECENSIE
Ballet Vlaanderen zet zijn grootste productie ooit neer in de Stadsschouwburg van Antwerpen. Voor het eerst brengt het gezelschap ‘Spartacus’ dat werd gechoreografeerd door Joeri Grigorovitsj die ondertussen negentig is én aanwezig was tijdens het premièreweekend. Andere werken die van zijn hand zijn, zijn ‘De stenen bloem’ (1957), ‘De legende van de liefde’ (1971), ‘De Notenkraker’ (1966), ‘Ivan De Verschrikkelijke’ (1975), ‘Angara’ (1976) en ‘De gouden eeuw’ (1982). De muziek is van Aram Katsjatoerian uit 1954. Het verhaal is gebaseerd op de novelle van Raffaello Giovagnoli met ideeën uit het scenario van Nikolai Volkov. Het balletwerk dat in 1968 het levenslicht zag, is meer dan ooit een spektakelstuk waar een groot ensemble aan te pas komt. Bijna 49 jaar na datum kent het zijn Belgische première en diende Ballet Vlaanderen aan te kloppen bij gastdansers van het Armeens Nationaal Academisch Theater voor Opera en Ballet in Yerevan en leerlingen van de Koninklijke Balletschool Antwerpen om deze productie te realiseren. De Brussels Philharmonic onder leiding van de Armeense dirigent Karen Durgaryan zet een zeer degelijke versie neer terwijl Fine Fleur als koor slechts een paar minuten in het derde bedrijf de rouwscène vocaal ondersteunt. ‘Blijf van de vrouwen en de drank’, dat is kortweg en wat kort door de bocht de moraal van ‘Spartacus’. Eigenlijk kan het werk ook gezien worden als een ode voor vrijheid en tegen onderdrukking hoewel het oorspronkelijke werk in première ging naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van de Oktoberrevolutie die het Sovjetregime in de toenmalige U.S.S.R. wou vieren. De machthebbers toen zagen kennelijk niet in dat je de voorstelling verschillend kan interpreteren. Akkoord: de leider wint het van de onderdrukte, de opstandeling op het einde. Maar er is nog een andere laag dan dat aanwezig: de omgekomen opstandige wordt ook beweend en geëerd. Het verhaal, een uit de klassieke oudheid dat zich afspeelt in Rome, gaat over een gladiator die tegen zijn wil verplicht wordt om een ander te doden door de Romeinse veldheer Crassus. Hij werd als slaaf gescheiden van zijn geliefde Phrygia die Crassus’ slavin is geworden. Spartacus blijkt erg sterk, wil zijn vrijheid terug en slaagt erin de andere gladiatoren in opstand te laten komen. Het komt tot een duel tussen Spartacus en Crassus. Spartacus wint met gemak en schenkt de verliezer genade. Die kan de schande als straf moeilijk dragen en zint op wraak. Via de ambitieuze en listige Aegina die hoger op de sociale ladder wil geraken, slaagt Crassus er alsnog in Spartacus en de opstandelingen te verslaan. De mannen kunnen niet aan de verleidingen van Aegina en de andere courtisanes weerstaan wat hen verzwakt en zo worden ze niet veel later door het Romeinse legioen verslagen. Phrygia treurt om haar overleden geliefde en richt zich tot de goden.
0 notes
Text
Klassenstrijd
KLASSENSTRIJD Ernst Niekisch, 1932 Inleiding Inleidend op de historische tekst die de Duitse nationaal-revolutionair Ernst Niekisch naliet, is het noodzakelijk de betrekkelijk onbekende figuur van Niekisch te belichten. De periode waarin hij zijn belangrijkste werk verrichtte, het Interbellum, wordt in Duitsland volledig overschaduwd door de opkomst van het nationaal-socialisme, de diepgaande sociaaleconomische crisis en de gevolgen van het voor Duitsland zeer vernederende Versailles-pact. Dit tijdskader moet steeds in het achterhoofd gehouden worden. Niettemin reikt Niekisch een aantal perspectieven aan die weliswaar hertaald naar een ander tijdperk verrassend actueel of bruikbaar lijken. In deze tekst staat het principe van politieke klassenstrijd centraal, als middel tot het bekomen van nationale vrijheid. De overwinning in de klassenstrijd wordt behaald door het terzelfdertijd succesvol afsluiten van de nationale strijd. Wij verwijzen hiervoor naar de fase van het huidige geglobaliseerde kapitalisme met de tegenstelling tussen de nationaal denkende werkende klasse en een kosmopolitische financiële elite die slechts dat vaderland kent waar het geld het meeste opbrengt. Voor de Zannekinbond is de Belgische staat een constructie ten dienste van deze kosmopolitische financiële elite, ten nadele van de nationale vrijheid en het welzijn van de Vlaamse en Waalse werkende klasse. De Europese Unie is een constructie ten dienste van deze kosmopolitische financiële elite, ten nadele van de volkeren van Europa en hun vrijheid. Een hernieuwde klassenstrijd én terzelfdertijd volksnationale bevrijdingsstrijd dringt zich op…? Wie was Ernst Niekisch? Ernst Niekisch, geboren in 1889, was een voormalig radicaal socialist en lid van de Beierse Radenrepubliek in 1918/1919. Hij ontwikkelde in de jaren twintig van de vorige eeuw een nationaal-revolutionaire visie, waarin Duits-nationale en socialistische doelstellingen gecombineerd werden onder de noemer “nationaal-bolsjevisme”. Niekisch publiceerde het tijdschrift Widerstand (Verzet) vanaf 1926/27 tot aan het publicatieverbod eind 1934. Rond dit tijdschrift en haar intellectuele kring vormde zich een groep revolutionairen die zich fel zouden afzetten tegen het Hitlerregime. De betrekkelijk heterogene groep had contacten met sociaaldemocraten, communisten en vakbondsleden, maar ook met oppositionele leden van het leger, de politie en zelfs de Duitse geestelijkheid. Niekisch was daarnaast lid van ARPLAN, een vereniging ter studie van de Russische planeconomie, waar ook Karl Wittfogel, Ernst Jünger, Georg Lukacs en Friedrich Hielscher (onder wiens auspiciën Niekisch in 1932 een bezoek aan de USSR bracht) toe behoorden. Voor de stevig anti-Westerse Widerstand groep was toenadering tot de Sovjet-Unie fundamenteel, één van de slogans van de beweging was “Sparta – Potsdam – Moskou”. In 1932, hetzelfde jaar als de onderstaande tekst, gaf Niekisch via de Widerstand-kring zijn meer bekende pamflet ‘Hitler – Een Duitse verdoemenis’ uit waarin hij Hitler en zijn NSDAP fel bekritiseert. In de zomer van 1933 verbleef Niekisch korte tijd in Vlaanderen. In Gent ontmoette hij August Borms, op dat moment populair voorman van de Vlaamse Beweging, en waarschuwde hem (en anderen) voor het naziregime. Had men geluisterd, was de Vlaamse ontvoogdingsstrijd allicht een groot drama bespaard gebleven… Vooral na de machtsovername door de nationaalsocialisten in 1933 werd de Widerstand-kring een magneet voor nationaal-revolutionair verzet tegen het naziregime. Een poging om een anti-Hitlerfront te vormen via contacten met o.a. de naar de KPD overgelopen Reichswehr-officier Scheringer, mislukte. Niekisch had ook grote invloed op Nikolaus von Halem, die in 1934 samen met Beppo Römer een plan uitwerkte om Hitler om te brengen. Het leidde tot hun arrestatie en jarenlange internering in Dachau… Niekisch werd op 22 maart 1937 gearresteerd vanwege zijn onvermoeibaar gepubliceerde kritiek op het Derde Rijk. In januari 1939 luidde het verdict van het Volksgerechtshof: levenslange hechtenis wegens “literair hoogverraad”. Ernst Niekisch werd in 1945 in slechte gezondheid door het Rode Leger bevrijd uit de gevangenis van Brandenburg-Görden. Na de Tweede Wereldoorlog bleef hij aanvankelijk in de DDR, werd lid van de SED en gaf als socioloog les aan de Humboldt-universiteit. In 1953 trekt hij zich uit de Oost-Duitse politiek terug als gevolg van de onderdrukking van de arbeidersopstand. 10 jaar later beëindigt hij zijn SED-lidmaatschap na kritiek op het DDR-bestuur en verhuist naar West-Berlijn. De Koude Oorlog die Duitsland zo sterk heeft verdeeld, in twee door de grootmachten bezette en gecontroleerde delen, deed Niekisch besluiten dat men “in Duitsland alleen de keuze heeft om Amerikaans of Russisch te zijn. Wie vastberaden zijn eigen Duitse positie wil behouden, zal vroeg of laat in een hopeloos isolement terechtkomen.” In een ongepubliceerd manuscript pleitte hij kort voor zijn overlijden ervoor, om de naam van de socialistische DDR te wijzigen in Pruisen als symbool van verzet tegen verwestersing. Niekisch kreeg tot lang na zijn dood in 1967 nooit volwaardige erkenning voor zijn strijd tegen het Hitlerregime... De reden hiervoor is dat Niekisch een omstreden figuur is, en dit om twee redenen: ten eerste bevat zijn uitgebreide werk –weliswaar in een relatief beperkt aantal gevallen- een aantal antisemitische uitlatingen. Niekisch was op dat vlak helaas een kind van zijn tijd, antisemitische uitspraken waren tijdens het Interbellum zeker niet enkel voorbehouden aan nazi’s maar kwamen ook ter (radicale) linkerzijde regelmatig voor, met inbegrip van de USSR. Ten tweede was zijn democratiebegrip en zijn visie op politiek bestuur op zijn zachtst gezegd moeilijk verenigbaar met de demo-liberale Westerse visie. Maar dat waren de Oost-Europese regimes die zich op het marxisme beriepen evenmin en de vraag moet meer en meer worden gesteld of dit Westers liberale systeem wel zo zaligmakend is als de herauten ervan willen doen geloven…? Ondanks de antisemitische smet op zijn blazoen, menen wij dat Ernst Niekisch tekende voor een aantal interessante gedachten en publicaties, en het daarom niet verdient om vergeten te worden in de donkere kelders van de geschiedenis. ------------------------------------------ KLASSENSTRIJD (bron: Niekisch E., Widerstand. Sinus-Verlag, Edition d – Band 3, 1982, pp.165-171) 1. Het verschil tussen klassen en de tegenstelling tussen hen om objectieve redenen is een realiteit die onvermijdelijk gebaseerd is op de specifieke kenmerken van de menselijke natuur, de omstandigheden van de menselijke samenleving en haar structuur. In de tijd van de "organische samenleving" ging de klassentegenstelling schuil achter de spanningen die nooit verdwenen zijn tussen de verschillende standen. Rijk en arm, hoog en laag, machtig en zwak, nobel en gemeen, vrij en afhankelijk, meester en dienaar, werkgever en werknemer, maar ook edelman en burger zijn lang niet alleen polariteiten binnen een harmonieus geheel die elkaar aanvullen; het zijn explosieve krachten die de maatschappelijke structuur moet temmen en waartegen ze zich voortdurend moet verdedigen. Wanneer het gevoel van klassentegenstelling toeneemt tot de vastberadenheid om deze uit te vechten, dan verandert klassentegenstelling in klassenstrijd. Klassentegenstelling is een bestaand feit dat buiten de menselijke wil ligt; klassenstrijd is een bewuste intensivering van het antagonisme, die alleen door de menselijke wil geproduceerd wordt. Men vindt de klassentegenstelling, men organiseert de klassenstrijd. De klassentegenstelling is een staat, de klassenstrijd een mobilisatie. Klassentegenstelling is het lot, klassenstrijd is opstand tegen het lot. De klassenindeling is verticaal; deze gaat van onder naar boven. Beneden draagt men lasten; de druk van het geheel rust erop. Hoe meer men naar boven klimt, hoe "luchtiger" men is, hoe vrijer men zich kan bewegen, hoe hoger men zijn hoofd en schouders kan strekken. Het uitzicht van onder naar boven is wezenlijk anders dan dat van boven naar beneden. Er is niets beneden dat benijdenswaardig zou zijn voor degene die erboven staat. Degene die boven is heeft geen reden om "jaloers" te zijn op degene die onder hem is; hij geniet van zijn hoogte, zijn "sublimiteit", net zo vaak als zijn oog naar beneden valt. Degene boven, daarentegen, die van onderaf wordt bekeken, verschijnt als de betere, de gelukkigere partij. Men wordt ervan uitgesloten door eronder te zitten: men lijdt en benijdt dus. Het is dus begrijpelijk dat de wil tot klassenstrijd altijd onderaan ontvlamt. Wie boven is, vindt het bestaan van de wereldorde afhankelijk van het feit dat hij zijn verheven plaats niet verliest; wie begunstigd wordt, gelooft altijd dat hij dat terecht is. In het kader van de klassenstrijd staat hij aan de zonnige kant; er is geen impuls om de posities van de donkere kant met een vechtlust te veroveren. De klassenstrijd is gericht op het voorrecht om aan de top te staan; wie aan de top staat, loopt het risico te worden neergehaald zodra de klassenstrijd is opgelaaid. Dus al degenen die aan de top staan hebben goede redenen om de klassenstrijd als heiligschennis en boosaardigheid te bestempelen. Het is goed om aan de top te staan; om zich daar veilig te voelen, is het nodig dat degenen die van onderaf komen zich met dezelfde voldoening thuis voelen in de diepte onderaan. De klassenstrijd is als een aardbeving; de grond waarop men zich heeft gevestigd davert. De klassenstrijd wordt verbannen als een wereldkwaad: hierover bestaat algemene overeenstemming aan de top. Als er ook algemene overeenstemming zou zijn aan de onderkant, zou de klassenstrijd worden geëlimineerd; wie aan de top staat hoeft dan nooit bang te zijn dat hij wordt neergehaald. Maar er is geen algemene instemming aan de onderkant. Er is een verleiding om naar boven te dringen; zij die niets te verliezen hebben dan hun ketenen, proberen altijd alles te winnen. Dus het geluid van de klassenstrijd wordt nooit tot zwijgen gebracht. 2. Het marxisme beweert dat de drijvende kracht van de geschiedenis de klassenstrijd is; de geschiedenis is "niets anders dan de geschiedenis van de klassenstrijd". Het is zelf historisch de meest omvattende onderneming om het klassenbewustzijn van de lagere klassen op wereldschaal aan te scherpen en te doordrenken met het fanatisme van de wil tot klassenstrijd. Haar interpretatie van de geschiedenis is een van de middelen om de wil van de klassenstrijd te stimuleren: het verklaart de geschiedenis zoals het de geschiedenis wil maken. Reeds zeventig jaar lang is de Duitse arbeider opgeleid tot klassenbewustzijn, hij is klaargestoomd voor de klassenstrijd. Er is geen enkele arbeider in de hele wereld wiens bewustzijn van klassenstrijd meer is getraind, wiens wil om klassenstrijd te voeren sterker is gedrild. Toch heeft de Duitse arbeider tot op de dag van vandaag de revolutie van de proletarische klasse nog niet gewaagd. 1918 was slechts een ineenstorting: coalitiepolitiek en wat volgde was geen klassenstrijd maar een lakeiendienst voor de burgerlijke orde, zoals niet alleen blijkt uit de gezette stappen waarmee de schandalige zelfvernietiging van rechten van de arbeider momenteel wordt bevestigd. Het proletarische idee van de klassenstrijd heeft in Duitsland tot op de dag van vandaag geen enkele historisch scheppende kracht ontwikkeld. 3. De opstand van de Franse bourgeoisie tegen de feodale sociale orde in 1789 was klassenstrijd. Onder de opvolgers van Lodewijk XIV was de grote wereldpositie van Frankrijk geleidelijk aan afgenomen. Frankrijk verloor zijn Amerikaanse rijk. Het werd in Europa ingehaald door Pruisen en Oostenrijk. De staatsschuld verlamde het vermogen om te bewegen in het buitenlands beleid. De heersende feodale klasse verspilde een glorieuze historische erfenis; ze was op weg om Frankrijk in een totale ondergang te storten. Het was een slechte zaakwaarnemer van de nationale levensbehoeften geworden. Was er een betere bewaarder van deze levensnoodzaken? De bourgeoisie beweerde het te zijn. De emigranten die vanuit Koblenz het buitenland op verraderlijke wijze tegen Frankrijk opzetten, hebben deze bewering vervolgens bevestigd (*). De bourgeoisie verjaagde de adel uit klassenstrijdinstincten. Maar ze verdiende te worden verjaagd om redenen van nationale politiek. De beroering was veel meer dan een sociale gebeurtenis: het idee van de klassenstrijd is hier samengesmolten met een vurige nationale pathos. De Franse burger redde zijn vaderland van het achterlijke Europa door zijn koning en zijn adel te onthoofden. De omverwerping van de sociale orde bracht hem rijke sociale verworvenheden. Maar deze omverwerping had een nationale functie vervuld. De bourgeoisklassenstrijd was de vorm waarin, onder de gegeven omstandigheden, de nationale strijd van Frankrijk voor zelfverbetering op eigen kracht met succes kon plaatsvinden. De klassenstrijd was een middel van nationale strijd. De nationale strijd, niet de klassenstrijd, gaf de uiteindelijke betekenis aan het gebeuren. De klassentegenstelling werd verhit tot klassenstrijd, zodat ze een politieke drijfveer kon worden en een nationale noodzaak kon vervullen. De Franse bourgeoisie werd de heersende klasse omdat haar klassenstrijd zich had onderworpen aan de wettigheid van het politieke en nationale bestaan van Frankrijk. De klassenstrijd van de Franse Revolutie putte zijn eigenlijke inhoud niet uit. Omdat de Franse bourgeoisie de nationale en politieke macht van Frankrijk herstelde, nam ze ook sociaal leiderschap op zich: ze bleef zegevierend in de klassenstrijd omdat ze de nationale strijd met succes had afgesloten. Zoals de Franse bourgeoisie Frankrijk redde van de politieke onmacht, zo redde de Russische arbeider Rusland van de ondergang van verscheuring en kolonisatie. De Russische feodale en burgerlijke bovenklasse had samengezworen met de vijanden van het land; ze zouden de nationale onafhankelijkheid en integriteit hebben opgegeven als ze garanties hadden gekregen voor het behoud van hun bevoorrechte positie. Zo werd het bestaan van de hogere klassen eenvoudigweg een bedreiging voor Rusland; als Rusland onafhankelijk en in vrijheid van buitenlands beleid wilde blijven bestaan, moesten die klassen worden vernietigd. Ze waren agenten en bondgenoten van de westerse mogendheden; de verdediging van hun klasse-privileges was landverraad. Daarom hebben ze het lot van de verraders ondergaan. Het eeuwige Rusland was bij de partizanen, was bij de regimenten van de revolutionaire arbeiders; de aangestelde vertrouweling was van de ene op de andere dag Lenin geworden. Het idee van de klassenstrijd zou niet de kracht hebben gehad om te ontbranden als het niet geladen was met het dynamiet van de nationale missie. Het idee van de klassenstrijd had tot dan toe zeker bestaan; maar het was saai en zonder momentum; het zou enkel op wat gebalk uitdraaien. Het werd een schietpartij, die het vermolmde elimineerde en de onverwoestbare substantie verteerde op het moment dat het die nationale missie overnam waarvoor het uur van de grootste Russische behoefte een gehoorzaam en opofferend middel zocht. Ook de Russische Revolutie was een nationale revolutie. De wil tot klassenstrijd van de Russische arbeider had zijn politieke functie: het was de soldatenmoraal die de arbeider op de been bracht zodra hij werd opgeroepen om wereldgeschiedenis te schrijven. 4. Het bijzondere aan de Duitse klassenbewuste arbeidersbevolking is dat zij aanhoudend die nationale pathos vermijdt; dit geldt zowel voor de sociaaldemocraten als voor de communisten. Het verstijft zich op zijn klassenstrijdegoïsme; de bredere nationale horizon beangstigt haar. Sinds 1918 ervaart ze dat het klassenbewustzijn, dat zich dogmatisch strikt tot zichzelf beperkt, politiek gezien volstrekt niet te ondersteunen is. Het heeft geen politiek gewicht op zich; als het weigert een hefboom te zijn voor nationale zaken, kan het niet als actieve kracht in de loop van de gebeurtenissen ingrijpen. De sociaaldemocratie en de communistische partij zijn geen levende wezens; het ontbreekt hen aan het charisma om de politieke ruimte van Duitsland binnen te dringen. De sociaaldemocratische klassenstrijd werd een holle frase; ze schudde de Duitse bourgeoisie niet door elkaar en voor zover ze zich probeerde te vertalen in de politiek, werd ze een element van vriendjespolitiek van de Franse buitenlandse politiek. De communistisch getinte klassenstrijd werd daarentegen in een zinloos lawaai weggerukt. Het streefde ernaar een uitloper te zijn van de Russische wereldrevolutie; maar omdat het geen instrument kon zijn van de fanatieke vurigheid van het Russische nationalisme op Duitse bodem, bleef het een zeer lege, oncreatieve aangelegenheid. Het burgerlijke karakter van de orde van Versailles is ronduit een uitdaging voor de Duitse arbeider om zijn klassenstrijd met het Duitse vrijheidsstreven te laten versmelten. De sociaaldemocratie blijft in het licht van deze uitdaging in een trage stilte. Het Duitse communisme voelt zich af en toe geïrriteerd door deze uitdaging, maar het meest extreme wat het durfde te doen was wat tactisch sleutelen aan de Duitse wil tot vrijheid. Ook dat is voorbij; ondertussen heeft het zich teruggetrokken in zijn even zuivere als dode klassenegoïsme. Het feit dat de wil van de Duitse arbeider om de klassenstrijd te voeren ontoegankelijk blijkt voor de nationale pathos stelt de sociale macht van de Duitse bourgeoisie betrouwbaarder dan wat dan ook veilig, begunstigt de restauratie en bevordert het fascisme. De Duitse bovenlaag speelt onder één hoedje met buitenlandse vijanden; zij sluit een pact met Versailles, zoals de Russische bovenlaag een pact had willen sluiten met Frankrijk, Engeland, Japan en Amerika. Het verplaatst zijn kapitaal naar het buitenland; door middel van internationaal vertrouwen en schuld levert het de Duitse economie over aan kwaadwillige buren. Haar beleid van vervulling is een beleid van voortdurende zelfverloochening. Het heeft geen moreel recht meer om daar nog te zijn. Maar er is niemand die er een einde aan kan maken in het belang van Duitsland. Het kon alleen gebeuren door een klassenstrijd waarvan de echte drijvende kracht de stormachtige adem van de Duitse passie voor vrijheid zou zijn. Het idee van de klassenstrijd alleen geeft de Duitse arbeider niet de bevoegdheid om dat te doen; zijn adem, zoals hij zelf voelt, is helemaal niet voldoende voor zo'n historische taak. Deze nationale taak blijft dus onvoldaan. Zo kan de Duitse burgerlijke orde haar systeem van herverzekering met de orde van Versailles steeds verder ontwikkelen. Zo zakt Duitsland steeds dieper weg in de Franse overheersing. Dit is de hopeloosheid van de Duitse situatie: dat het verband tussen de proletarische strijdlust en het nationale pathos niet als een zeer elementair proces heeft plaatsgevonden. De wil tot klassenstrijd, die aandacht besteedt aan zijn zuiverheid en echtheid, bevrijdt niet eens de sociale klasse die het cultiveert. De klassenstrijd als politiek orgaan en als drager van de nationale levenswil bevrijdt de volkeren. --------------------- (*) Niekisch bedoelt hier de Franse royalistische krachten onder aansturing van de broers van Lodewijk XVI die naar Koblenz waren gevlucht ten gevolge van de Franse Revolutie. Vanuit o.a. Duitsland probeerden zij een emigrantenleger op de been te brengen om een royalistisch gezinde invasie op Frankrijk uit te voeren. Dit versterkte het voornemen van de Franse Nationale Vergadering om met een ultimatum het conflict met Pruisen en Oostenrijk op te zoeken en mondde in april 1792 uit in oorlog. Read the full article
#adel#Arplan#AugustBorms#bourgeoisie#DDR#Duitsland#ErnstNiekisch#Franseoverheersing#FranseRevolutie#Hitler#klassenstrijd#klassenstrijdegoïsme#Klassentegenstelling#Lenin#marxisme#nationaal-bolsjevisme#nationaal-revolutionair#nationalestrijd#revolutie#Russischerevolutie#Stalin#USSR#VerdragvanVersailles#verzet#Widerstand
0 notes