#Alberts Enkel
Explore tagged Tumblr posts
tryingadifferentsong · 6 months ago
Text
Weil es gerade so schön zur Abstimmung zum Fandom-Namen passt und sicher noch nicht alle hier diesen Banger aus Staffel 1 kennen: genießt diese 2 Minuten "Alberts Enkel" 😎🕺🪩
12 notes · View notes
unscharf-an-den-raendern · 6 months ago
Text
Das das ja anscheinend unser heutiges Thema ist:
27 notes · View notes
ilredeiladri · 7 months ago
Text
SE Staffel 1 Rewatch (Folgen 47-50)
Die Story mit dem geklauten Song find ich tatsächlich richtig spannend. "Wenn Arno wirklich so ein Arsch wäre, dann hätte er doch nicht so einen großen Erfolg." *crying in Till Lindemann* 😭 wenigstens kriegen Alberts Enkel noch die Anerkennung, die sie verdient haben. Aber der blöde Arno hätte für seine Dreistigkeit echt noch ne öffentliche Schelle (metaphorisch) verdient gehabt.
Ich find Linda übrigens inzwischen leider gar nicht mehr so sympathisch wie am Anfang, was ein bisschen schade ist. Ich fände es als Story stärker, wenn sie nicht so sehr mit den Avancen von Olivers Vater kokettieren würde. Denn ich glaub nicht, dass sie wirklich was von ihm will, aber sie mag seine Aufmerksamkeit so sehr, dass sie auch seine Flirterei hinnimmt. Und natürlich ist nicht sie diejenige, die damit Olivers Familie kaputt macht, das ist schon auf Herr Schusters Mist gewachsen, aber sie trägt halt auch nicht dazu bei, die Situation für Olivers Mutter und Oliver leichter zu machen.
Oliver ist zwischendurch leider richtig gemein, v.a. zu Nadine, die wirklich nichts dafür kann und sich total für ihn eingesetzt hat. Dann redet er nicht mit ihr und lässt sie glauben, dass sie irgendwas falsch gemacht hat, obwohl er sich einfach nur hilflos und missverstanden fühlt und das dann bei ihr ablädt. Auch nicht cool, Oliver! 🙁 Aber zum Glück haut er Nadine einen Punchingbag um die Ohren, sie wird bewusstlos, er hat ein schlechtes Gewissen und sie können sich aussprechen. Wär für Nolin vielleicht auch ne gute Lösung gewesen... Noah karatet Colin aus Versehen um, trägt ihn ins Krankenzimmer... ach warte, es gibt kein Krankenzimmer oder irgendjemanden mit medizinischen Kenntnissen mehr auf SE. Doch keine so gute Idee vielleicht 😬
Die Story mit der Dorfgang, wie sie die Eisdiele übernehmen 🥹 das war ja mal mega cute. Und sie haben sich sooooo viel Mühe gegeben, um das richtig gut zu machen (obwohl sie eigentlich gar nichts hätten machen sollen^^). Aber Giovanni ist auch ewig beim Zahnarzt. Die haben in der Zwischenzeit Plakate gemalt und Flyer und sein ganzes Eis ausverkauft. Wie lang hat das bitte gedauert?! Geht's seinen Zähnen gut? 😅
Ich mag Budhi eigentlich gerne, aber er ist echt kein allzu guter Freund, weder für Oliver noch für Marc, der frühzeitig aus Hongkong zurückkommt, weil sein Vater (oton Marc "welcher Vater? Wer sieht hier bitte irgendnen Vater?" 😢) mal wieder ein Arsch ist. Budhi interessiert sich nur dafür, ob Katharina auch nicht fremdflirtet und dann schläft er einfach ein, als Marc von seinen Problemen erzählt. Budhiiiii!!!
Ich find's bisschen witzig, dass Kai, Ole und David immer die unreifen Teenie-Kommentare übernehmen müssen, damit keine der Hauptfiguren allzu unsympathisch wird^^ das ist mir schon aufgefallen, als es um das Kaninchen ging und David (glaub ich) sich drüber lustig gemacht hat, dass es bestimmt lecker schmeckt. Bei der Arbeitslosigkeit von Veras Mutter war es glaub ich Ole, der behauptet hat, dass Arbeitslose selbst schuld sind. Und im Sexualkundeunterricht ist jetzt Kai der Auserwählte, der sagen darf, dass er sich nicht um Verhütung kümmern muss, weil er ja nicht schwanger werden kann. Die kriegen dann alle immer erstmal ne Lektion von den anderen erzählt und sehen dann ein, dass sie falsch lagen. Eigentlich ein gutes Konzept und Bildungsauftrag auf jeden Fall erfüllt 😄
Die Story mit Nadine und Oliver, von denen alle rumtratschen, dass sie schon Sex hatten (oder wie man bei SE sagt: dass sie... na du weißt schon^^) ,und die beiden da irgendwie nicht mehr rauskommen, weil sie es nicht schnell genug abgestritten haben, find ich richtig gut gemacht. Und sehr erfrischend, dass sie dann einfach miteinander drüber reden und sich drüber lustig machen können, anstatt es voreinander geheim zu halten. Cuties ☺️
"Frau Gallwitz kennt einen Jungen, der Tango tanzen kann." ... und dann ist es Wölfchen! (natürlich ist es Wölfchen 😍) Und die beiden kennen sich schon seit dem Referendariat und haben da schon zusammen Tango getanzt. Das war vor... 35 Jahren oder so? Das ist slow burn, liebe Leute!^^ (und die Tanzeinlage war fantastisch! Hätt ich mir auch noch länger angeschaut. Awww, die beiden ❤️ Ich hoffe ja, dass man noch mehr von Frau Gallwitz sieht. Bisher war sie noch nicht so richtig in Stories verwickelt, aber ich mag sie echt gerne, sie soll bitte öfter vorkommen!)
10 notes · View notes
jurjenkvanderhoek · 7 months ago
Text
LANGS DE VLOEDLIJN VAN ASTRID NOBEL IS DE CIRKEL ROND
Tumblr media Tumblr media
Een visser gooit de hengel uit, de vislijn suist, het aas plast in het water. De visser staart naar de deinende dobber in de wiegende golven. Meditatie, concentratie. Hopend op een kracht uit de diepte om een kring op het water te laten. De drijver verdwijnt, beet! Dat ben ik, die visser. De jutter op zoek naar aangespoelde spullen langs het strand. Hij komt thuis met een zak vol bijzonder afval uit de zee. Lege schelpen, door stroming afgekloven botjes, stukjes touw. Het afval van de wereld heeft hij laten liggen. Zonder reden. Dat ben ik, die jutter. Zo voel ik mij. Wanneer ik Afslag BLV binnenstap en mij in die ruimte tussen de werken van Astrid Nobel begeef. Zij exposeert daar op verzoek van curator Albert Oost.
Oost, zelf een veelzijdig creatief kunstenaar, jut het kunstlandschap af en vist er interessant werk uit. Eerst vond dat een plaats in zijn eigen galerie melklokaal. Nu al enkele jaren krijgt het onder de vlag van Museum Belvédère aandacht. Voor de dependance richt hij zijn pijlen op jonge kunstenaars, om hen een steun in de rug te geven en een duw richting de grote podia. Ditmaal kreeg dus Astrid Nobel deze opstap aangeboden. En deze kunstenaar zet met verve hiermee een vierde stap, daar ze al eerder haar werk solo presenteerde in Groningen en Amsterdam en in 2019 al de aandacht van Oost had voor zijn melklokaal.
Tumblr media
In Afslag BLV nu sta ik langs de waterkant, aan de vloedlijn. Overzie de golven die eendere en overeenkomende vormen maken. Op en neer, heen en weer. Hypnotiserend. Op de stilte van de diepte maakt het oppervlak beweging. Op de stilte van het doek maakt de materie leven. Die materie waarmee Nobel haar schilderijen opbouwt bestaat uit natuurlijke materialen. Pigmenten haalt zij uit fossiele botten, aangespoeld op het strand. Met zeewater en caseïne aangelengd zet ze kleuren op de met gesso geprepareerde drager. In een ander geval maalt Nobel kleur fijn uit schelpen, walvisbot en vissenwervels. Stampt ze zeezand en ijzerpoeder. Filtert stookolie. Zij hergebruikt de verloren schatten van de zee.
Het natuurlijke materiaal geeft de composities een vervreemdende inhoud. De schelpen worden niet ingeplakt om er een herinnering van de zonvakantie van te fröbelen, zoals te vinden in de plaatselijke souvenirwinkel op de boulevard. Met het gebruik van zee gerelateerde materie geeft Astrid Nobel aandacht aan zowel de ernst van de klimaatcrisis als de kracht en schoonheid van de levende natuur. Het herinnert haar aan hoe het kan zijn, maar lang op alle plekken niet meer is. Deze diepere bodem in het stille water valt niet meteen te doorgronden. Het verhaal achter de werken gaat mee op een begeleidend papier. De tekst opent de ogen en verruimt de blik. Geeft een nieuwe kijk op de beeltenissen. Hoewel de werken bij nadere beschouwing zelf al “een verwantschap met en aandacht voor ander leven” prijsgeven.
Tumblr media
Op het droge staar ik over het water daar aan de zee, het Noordzeestrand. Beschouw de bewegingen van het aankomende en aflopende water, verdwijn gefocust in het niets van de eindeloze golven, de eeuwige einder. Bij het werk van Astrid Nobel heb ik eenzelfde ervaring. Het gevoel tot de horizon te kunnen zweven en niet te weten wat daarna is. Loopt het rond door of val ik van het plat af. Van een afstand kijk ik, maar wordt in de ruimte opgenomen. Dat is de kracht van de kunstenaar. Maar ook de werking van de composities zelf. Dat het mij in zich opneemt, mijn gevoel overneemt. Dat ik verdrink in de golven. Ik moet worstelen om weer boven te komen. Hoewel ik misschien onder zou willen blijven.
Het wateroppervlak kan ook het karakter van een sterrenhemel krijgen. In een kolkende spiraal van lichtpunten bereikt het werk neerwaarts een hoogtepunt. In de eerste ruimtes van Afslag BLV heeft de kleur van het strand de overhand, terwijl de laatste zaal het blauw van de zee geeft. De overgang van land naar water is karakteristiek “Zandhonger”. Een imposant dubbeldoek waarin golven zich spiegelen, of eigenlijk de ribbels op het strand reflecteren in de deining van de zee. Het zand lekt, het verwatert. Het water houdt huis en neemt van het land. Het is niet meteen duidelijk dat deze vormgeving betekent dat de golfslag de vijand is. Maar bij nadere intensieve beschouwing, een serieuze inleving in de beeltenis, weet je wat ik zie.
Tumblr media
Naast de golfbewegingen is de cirkel van levensbelang voor het werk van Nobel. De cirkel als bron van cultuur, waar het water de grond geeft aan voortgang en ontwikkeling. Die cirkel staat ook voor de levenwekkende zon overdag en tevens het schijnsel van de maan ´s nachts. Voor de kunstenaar is de cirkel het universum, waarin het leven rond is. De levenscyclus na het eind een nieuw begin vindt. Dat uit de dood een volgend leven opstaat. Dit indenkend is er hoop voor opwarming en afkoeling, voor verschijning en verdwijning, kortom voor de klimaatcrisis. Zal de wereld zichzelf kunnen oprichten na de aanval van haar bewoners. Ondertussen houdt Nobel de veranderingen en afwijkingen aan de vloedlijn in de gaten. Geeft daar voor ons beeld aan. Door gevonden materialen te verwerken, die in zichzelf al rijke ervaring en kennis met zich dragen. Dit gevoel en weten zet zij aan tegen geleerde conclusies, plaatselijke historie en de eigen belevingen.
Er loopt een stukje vloedlijn door de afslag. Schelpen zijn aangespoeld. Botten geven teken van leven dat eens was. Het is een puntdicht, een poëtisch éénregelige zin, geschreven in enkele beelden. Een eenvoudige installatie passend bij het karakter van de tentoonstelling. Een vormgeving die tot nadenken stemt. Tot overdenken maant. Wanneer de volgens zijn vertrokken, weggejaagd of door ziekte gedood, heerst er stilte. Een oorverdovende stilte tekent de atmosfeer. Het water staat ons aan de lippen. Het zand glipt ons tussen de vingers.
Stilte na de Stern. Tentoonstelling schilderijen en installatie van Astrid Nobel. Te zien van 9 juni tot en met 18 augustus 2024 in Afslag BLV, Minckelersstraat 11, Heerenveen.
0 notes
thedreamlifeofbalsosnell · 7 months ago
Text
Waarom we vandaag Simone Weil moeten lezen
Tumblr media
Het werk van de Franse filosofe Simone Weil (1909-1943) maakt de laatste jaren een bescheiden opgang in ons taalgebied. Meer dan terecht, want haar denken is actueler dan ooit. Na de opwaardering van het werk van filosofes als Hannah Arendt en Susan Sontag is het de beurt aan Weil.
Een monografie en twee bundels met essays zijn de meest recente toevoegingen aan de Nederlandstalige Weil-bibliotheek. Bij uitgeverij Kelder verscheen eind 2021 De waarheid als roeping. Het leven van Simone Weil, een vertaling van Simone Weil, la vérité pour vocation (2020), waarin de Franse journaliste Ludivine Benard op een bevlogen en nauwgezette manier het leven en werk van Weil historisch kadert. Eerder bracht Kelder onder de titel Onderdrukking en vrijheid (2018)een aanbevelenswaardige bloemlezing uit van Weils filosofische en politieke geschriften. Met Waar strijden wij voor? (2021) en Wat is heilig in de mens? (2021) zijn nu ook twee knappe selecties beschikbaar met essays die Weil tijdens de Tweede Wereldoorlog schreef vanuit Londen, waar ze tot kort voor haar dood werkte voor De Gaulles verzetsbeweging la France libre en in  ongeveer vier maanden een tiental van haar roemruchtste teksten schreef. Opvallend (en kenmerkend) is hoe Weil in deze essays haar politieke visie weet te verzoenen met meer spirituele inzichten.
Inwendige noodzaak
De waarheid als roeping is meer dan een biografie en de perfecte introductie tot het werk van Weil. Benard put niet alleen uit het onvermijdelijke La vie de Simone Weil (1973) van Weils biografe en jeugdvriendin Simone Pétrement, maar ook uit meer recente academische en journalistieke publicaties (het boeiende hoofdstuk over Weils antikolonialisme is op dat vlak een uitschieter). In het laatste hoofdstuk neemt ze een standpunt in over de vraag of Weil zelfmoord pleegde door bewuste uithongering of niet. 
Tumblr media
Wie er biografische schetsen over Weil op naslaat, zal snel tot de conclusie komen dat ze tevens een vat vol tegenstrijdigheden was: ze brak met het orthodoxe marxisme en was teleurgesteld in de Russische Revolutie, maar had zichzelf als tiener tot bolsjewiek uitgeroepen; ze was een mystica die agnostisch werd opgevoed, maar was van joodse afkomst en uitte felle kritiek op de katholieke kerk; ze was een hoogopgeleide doctor in de filosofie, maar ging in verschillende fabrieken als arbeider werken; ze was een pacifiste, maar stond aan het front bij de anarchistische Colonne van Durruti tijdens de Spaanse Burgeroorlog.
Bovendien bestaan er heel wat faits divers die de mythe rond Weil (‘de Rode Maagd’, de ‘Patroonheilige van de onderdrukten’) in de hand hebben gewerkt. Bijvoorbeeld dat ze zichzelf Sanskriet leerde om de Bhagavad Gita te kunnen lezen, hoogbegaafd en erg onhandig zou zijn geweest of dat ze er sjofel uitzag en vaak gekleed liep in mannenkleren. Benard haalt al deze hebbelijkheden aan, maar vermijdt anekdotiek of ophemeling en geeft voldoende duiding, waardoor haar monografie nooit verwordt tot een hagiografie.
In onze contreien staat Weil niet of nauwelijks op het programma van de hedendaagse filosofiestudent. Haar hang naar het spirituele zal daar deels voor iets tussen zitten, maar ook het feit dat haar werk fragmentarisch is overgeleverd en ze nooit een systeem of doctrine in zijn geheel heeft afgewerkt. Het is dan ook zo goed als onmogelijk haar onder te brengen in een school, traditie of stroming. Ze stierf op haar vierendertigste, in een sanatorium in het Engelse Ashford, ondervoed en uitgeput door tuberculose. Maar ondanks haar korte leven heeft ze onwaarschijnlijk veel geschreven. Bijzonder is dat zo goed als haar gehele oeuvre postuum is uitgegeven (Albert Camus was de grote instigator hiervoor). Weil zag met andere woorden bij haar leven geen enkele van haar boeken in druk.
Daarentegen publiceerde Weil artikels en essays in filosofiemagazines, vakbondsbladen of andere politieke media. Haar denken is in de kern hellenistisch — met Plato als haar grote mentor — maar ook de filosofieën van Karl Marx, René Descartes en Immanuel Kant (in het bijzonder diens categorische imperatief) zijn belangrijke hoekstenen. De filosoof Alain, haar geliefde leerkracht op het prestigieuze Lycée Henri IV, was eveneens een grote invloed. Die was antiklerikaal en een groot voorvechter van de vrije wil (‘denken betekent willen, willen betekent handelen’).
Tumblr media
De persoon en het heilige
Wanneer Parijs op 11 juni 1940 tot ville ouverte uitgeroepen wordt, vluchten de Weils naar Marseille. Daar raakt Simone voor het eerst betrokken bij het verzet. In juli 1942 vlucht ze met haar inmiddels bejaarde ouders noodgedwongen naar New York om vervolging te voorkomen. Weil wil echter actief deelnemen aan het verzet, ‘met een parachute boven Frankrijk gedropt worden’, zoals ze in een brief schreef. Via bemiddeling van enkele vrienden krijgt ze tegen haar zin een kantoorbaantje als redactrice in het Algemeen Studiecomité van De Gaulles La France libre in Londen. Het was een van de commissies die adviezen moest uitwerken voor de politieke, sociale en economische reorganisatie van het bevrijde Frankrijk. Van half december 1942 tot midden april 1943 verblijft Weil in Londen. Achteraf blijkt het een zeer productieve periode, ze schrijft dag en nacht, ten koste van haar gezondheid. Het is in die periode dat Weil de essays schreef die zijn opgenomen in Waar strijden we voor? Over de noodzaak van anders denken en Wat is heilig in de mens?.
In Londen schrijft Weil een van haar mooiste en bekendste essays, de sleutel tot haar hele metafysica, zeg maar: ‘De persoon en het heilige’, terecht de opener van zowel Waar strijden we voor? als Wat is heilig in de mens?. Belangrijk is dat ze in dat essay, en bij uitbreiding de twee andere teksten in Waar strijden wij voor?, de krijtlijnen van haar theorie over ‘verworteling’ uitzet.
De noodzaak van anders denken
Weils metafysica is van een ongekende schoonheid. Het vergt wat inspanning om erin door te dringen, maar eenmaal je je laat meeslepen, krijg je een openbarende levensles van formaat. Iedere samenvatting doet onrecht aan de intensiteit van ‘De persoon en het heilige’, maar in een notendop gaat het als volgt. Weil onderscheidt drie waardenniveaus. Het hoogste niveau is het ethische, met als basis ‘het goede’ en als drijvende kracht, ‘de liefde’. Waarden als waarheid, rechtvaardigheid, medelijden en verplichting zijn voor mensen fundamenteel voor hun mens-zijn en kunnen bereikt worden via overgave, meditatie en gebed. Het tweede niveau is dat van de ‘persoon’ (‘lichaam en geest’) met als katalysators ‘kracht’ en ‘macht’. Hier bepalen waarden als recht, democratie, identiteit en legitimiteit ons moreel verantwoord functioneren in deze wereld. Het derde niveau is dat van het amoreel denken en handelen, met waarden als geld, ambitie en prestige.
Tumblr media
Een van de projecten waar Weil aan meewerkte voor het Studiecomité was een nieuwe Verklaring van de Rechten van de Mens, zij het op basis van die van 1789 en 1793, een grondwet die na de overwinning op Duitsland moest ingevoerd worden en in 1942 in New York tijdens een conferentie, waar Weil aan deelnam, al deels was uitgewerkt. Weil vond deze verklaring echter niet radicaal genoeg en verwierp een van de fundamenten ervan, namelijk dat ‘de menselijke persoon’ een sacraal karakter heeft: ‘In ieder mens is iets heiligs. Dat zit niet in zijn persoon of persoonlijkheid, maar heel eenvoudig in zijn mens-zijn.’
Door zich te laten inspireren door het hoogste waardenniveau, kan de mens de ‘wortels’ ervan doen groeien in de natuurlijke wereld. Dat principe van ‘verworteling’, brengt ons naadloos bij Weils onvoltooid gebleven en postuum onder auspiciën van Camus uitgegeven hoofdwerk, L’enracinement, dat als Verworteling: Wat we de mens verplicht zijn voor het eerst in Nederlandse vertaling uitkomt in 2022, eveneens bij IJzer. De twee andere essays in Waar strijden wij voor? — ‘Studie voor een verklaring van de verplichtingen tegenover de mens’ en ‘Strijden wij voor rechtvaardigheid?’ — vormen welbeschouwd de opmaat voor L’enracinement, volgens Pétrement de enige poging van Weil om een ‘doctrine’ uit te werken.
Politiek en religie
Wat is heilig in de mens? is een tweede, iets ruimere selectie essays en korte teksten van Weil, bijna gelijktijdig verschenen als Waar strijden we voor? Het is het tweede deel in de nu al veelbelovende Filosofische Bibliotheek Diotima, een nieuwe reeks van uitgeverij Letterwerk met werk van vrouwelijke filosofen (eerder verscheen als eerste deel De soevereiniteit van het goede van Iris Murdoch, voor wie Weil onmiskenbaar een inspiratiebron was). Wat is heilig in de mens? bundelt tien essays en drie fragmenten van onafgewerkte teksten, allemaal geschreven in de periode waar Weil Parijs ontvluchtte om uiteindelijk in Londen terecht te komen. De eerste twee bijdragen zijn een andere, even lovenswaardige vertaling van de invloedrijke essays ‘De persoon en het heilige’ en ‘Strijden wij voor rechtvaardigheid?’, die de lezer al kent uit Waar strijden wij voor?.
De essays in Wat is heilig in de mens? maken duidelijk hoezeer Weil het politieke denken nooit heeft verlaten, hoewel haar metafysica in de jaren voor haar vlucht naar Londen er een belangrijke spirituele pijler bij kreeg. In het onvoltooide essay ‘Bestaat er een marxistische leer?’ bijvoorbeeld ontleedt ze de marxistische dogma’s en valt die stuk per stuk af omwille van een vermeend schrijnend gebrek aan onderlinge samenhang (zoals ze eerder al deed in ‘Over de contradicties van het marxisme’ in Onderdrukking en vrijheid), maar niet zonder een vurig pleidooi te houden voor Plato’s spiritualiteit en het goede in het bovennatuurlijke als mogelijk alternatief: ‘Het wezen van de mens is niets anders dan een voortdurend streven in de richting van een onbekend goed.’
In het radicale ‘Over de koloniale kwestie’ stelt Weil het nazisme op gelijke voet met kolonisatie, nog vóór Aimé Césaire en Hannah Arendt hetzelfde zouden doen begin de jaren 1950: ‘Het kwaad dat Duitsland ons tevergeefs probeerde aan te doen, hebben wij anderen aangedaan.’ Een gekoloniseerd land wordt ‘ontworteld’, waardoor de ‘spirituele schatten van het verleden’ verloren gaan: ‘De val in koloniale slavernij betekent het verlies van het verleden.’ Het hoofdstuk ‘Het rijk van het geweld’ in Benards boek biedt een indringende en hedendaagse analyse van het heftige antikolonialisme van Weil.
Denken en doen
Weils grondige afkeer voor de oorlog en de als pacifiste paradoxale noodzaak om zich in daden en acties te blijven verzetten, vertaalt ze in vlijmscherpe essays. Zo omschrijft ze in ‘Deze oorlog is een oorlog van religies’ de Tweede Wereldoorlog als ‘een uniek religieus drama dat de hele planeet als toneel heeft’ en als ‘een strijd tussen goed en kwaad’. Verafgoding of valse religie en een areligieuze houding zullen het bezette land alleen maar verder ‘ontwortelen’. Europa heeft genezing nodig en die kan enkel spiritueel, religieus van aard zijn: ‘Alleen een ware religie kan de onderworpen naties tegenover de overwinnaar stellen.’
Het politiek stelsel van het gaullisme zal niet volstaan om het ‘verpletterde’ Frankrijk na de oorlog opnieuw op te bouwen, stelt Weil. Vanuit Marseille tekent ze op: ‘De verzetslui uit de entourage van generaal De Gaulle genieten populariteit door hun werk als propagandisten of strijders, maar niet als potentiële politieke leiders.’ In ‘De legitimiteit van een voorlopige regering’ gaat ze nog een stap verder en verklaart ze Frankrijk zelfs morsdood, tegelijk waarschuwend voor de te grote macht die kleeft aan de persoon van De Gaulle. Het bekende essay ‘Notitie over de algemene afschaffing van de politieke partijen’ (ook opgenomen in Onderdrukking en vrijheid) fakkelt de eventuele oprichting van een gaullistische partij definitief neer: het louter bestaan van politieke partijen is ‘een bijna zuiver kwaad’, zeker als die opgericht zouden zijn rond één leidende figuur.
In Wat is heilig in de mens? zijn er eveneens twee religieus getinte essays opgenomen, die in de lijn liggen van de teksten die later gebundeld zijn als Wachten op God, wellicht haar bekendste werk en volgens Susan Sontag ‘zonder twijfel het hoogtepunt’ van alles wat ze heeft geschreven. ‘Theorie van de sacramenten’ is waarschijnlijk een van de laatste essays die Weil in Londen schreef. Hierin beschrijft ze hoe haar verblijf in een klooster in Solesmes in 1938 een ‘mystieke ervaring’ werd en verdedigt ze tussendoor de vrijheid van denken. ‘Geloofsbelijdenis’ hekelt op zijn beurt ‘de geestelijke tirannie van de kerk’ en bevestigt Weils positie ten aanzien van het geloof en de katholieke kerk: zij weigert resoluut het doopsel omwille van de ‘collectieve geloofsdwang’ van het volgens haar totalitaire kerkinstituut. Weils roeping vereist ‘absolute intellectuele eerlijkheid’: ‘Ik erken níet dat de kerk enig recht heeft om de werking van het intellect of de openbaringen van de liefde op het gebied van het denken te beperken.’
Tumblr media
In een nawoord bij Wat is heilig in de mens? somt filosofe Mariëtte Willemsen zeven redenen op om Weil te lezen. Ze noemt Weils filosofie origineel door haar verwerping van de klassieke opvattingen over de wil en vrijheid, haar mystieke kant en de invloed van oosterse filosofieën zoals het taoïsme en het hindoeïsme. Willemsen roemt verder ook de taal van Weil. Haar taalgebruik komt meer dan tachtig jaar later inderdaad nog altijd modern, ja zelfs hedendaags over. Dat is mede te danken aan het hoge literaire gehalte van haar teksten. Weil is door haar aforistische schrijfstijl dan ook hyperciteerbaar. Ze schrijft in heldere zinnen, die vaak de intensiteit hebben van een oneliner (in haar kritiek op Marx: ‘Je hoort nauwelijks iemand die zich afvraagt: had Marx wel een leer?’). Met enkele rake woorden grijpt ze de aandacht van de lezer (‘zij die het monopolie op de taal hebben, vormen een geprivilegieerde categorie’). Haar bewoording is precies, zonder opsmuk, haar beeldspraak krachtig en indringend. Weil wil duidelijk begrepen worden, ze heeft een boodschap over te brengen. Vaak maakt ze die ideeën concreet door voorbeelden uit het dagelijkse leven te geven of eigen ervaringen uit de doeken te doen.
Het belang van Weils taal komt ook naar boven in de voorliggende vertalingen. Neem het (titel)essay ‘De persoon en het heilige’. Het is een interessante oefening om beide te vergelijken. De vertaling van Crombez is naar mijn gevoel vrijer en geeft voorrang aan de leesbaarheid en het literaire karakter van Weils proza. De vertaling van Mulock Houwer is dan weer iets letterlijker, wellicht meer rigide, hoewel dat geen punt van kritiek zou mogen zijn: de helderheid van de taal primeert hier en dat ligt in de lijn van Weils filosofie. Beide vertalingen kunnen probleemloos naast elkaar bestaan. Welke nu de betere vertaling is, is hier een kwestie van persoonlijke smaak.
‘De mens heeft zo’n grote behoefte aan taal dat een gedachte die niet in woorden wordt uitgedrukt, vaak juist daardoor niet in daden wordt omgezet’, schrijft Weil in een van de toegevoegde schetsen in Wat is heilig in de mens? Hoe kunnen de teksten van Weil ons vandaag helpen? Wat maakt ze zo actueel? Camus noemde Weil ‘de enige grote geest van onze tijd’, wat haar wijsgerige reikwijdte in een slagzin goed samenvat. Weil onderzocht namelijk alle grote filosofische thema’s: identiteit, macht, de vrije wil, het individu, arbeid, vrijheid en religie. Het zijn veelal vragen die ons ook vandaag bezighouden. Weil waarschuwde voor de grenzeloze ‘wil tot macht’ die de wereld vandaag in zijn greep houdt en pleit voor een herwaardering van ‘het goede’. Of het nu gaat over ‘ontwortelde’ vluchtelingen, spirituele zingeving, precaire ecologie, duistere koloniale verledens of partijprogramma’s die steeds meer op elkaar lijken, Weils principes en idealen kunnen een leidraad vormen. Een simpele toepassing van haar denken op de praktijk vandaag is er niet, stelt Willemsen, maar Weil kan zeker een inspiratiebron zijn.
Marx beweerde dat het kapitalisme het laatste stadium van de onderdrukking was. Weil weerlegde dit onder meer door te stellen dat het geweld de universele factor van de onderdrukking is. Ook vandaag heeft er zich een ‘rijk van geweld’ gekristalliseerd in de gecentraliseerde staat, waar universele waarden afgevlakt worden en de cultus van de ontwikkeling van productiekrachten hoogtij viert. Iedereen lijkt zich moedeloos te onderwerpen, zonder zich te durven afvragen of er überhaupt nog gestreden moet worden. Vrijheid en macht zijn onophoudelijk met elkaar in conflict. Wanneer we niet meer weten waarvoor we strijden, verliezen we ons mens-zijn.
Verschenen op: rekto:verso, 14 januari 2022
– Waar strijden wij voor? Over de noodzaak van anders denken van Simone Weil, vertaald, ingeleid en van noten voorzien door Jan Mulock Houwer, IJzer 2021, paperback, ISBN 9789086842445, 108 pp.
– Wat is heilig in de mens? De laatste essays van Simone Weil, vertaald en samengesteld door Thomas Crombez (m.m.v. Jacques Graste), toelichting door Jacques Graste, nawoord door Mariëtte Willemsen, Letterwerk 2021, paperback, ISBN 9789464075236, 246 pp.
– De waarheid als roeping. Het leven van Simone Weil van Ludivine Benard, vertaald Johny Lenaerts, Kelder 2021, paperback, ISBN 9789079395521, 156 pp.
5-delige podcastreeks over Simone Weil op France Culture: Avoir raison avec Simone Weil
Website gewijd aan Simone Weil: www.simoneweil.net
N.B. In 2022 verschijnen nog twee andere publicaties met werk van Weil. De vertaling van Weils hoofdwerk L’enracinement als Verworteling staat op til bij IJzer en Kelder werkt aan een verzameling essays rond arbeid, een van de kernthema’s in Weils denken.
Update, juni 2022
Inmiddels verschenen bij Uitgeverij IJzer:
Verworteling: Weils hoofdwerk, waarin ze reflecteert op het belang van religieuze en politieke sociale structuren in het leven van het individu. Werd opgenomen in de DSL top 5 non-fictie.
Over Oorlog: een zeer actuele selectie van essays uit de periode 1933-1943 over de oorlog en de dreiging daarvan. In het leven van Simone Weil spelen de oorlog en de dreiging daarvan als uiting van het eeuwige conflict tussen onderdrukkers en onderdrukten een belangrijke rol.
0 notes
positionerenrenaatvinckier · 9 months ago
Text
De Onverwachte Ontmoeting
Rudolf kwam na een lange dag uit de donkere krochten van de metro gekropen, ergens bij Jaques Brel, zijn benen loodzwaar en zijn maag knorrend als een boze Tijger. Hij maakte een omweg langs het marktkraam op de hoek van de Abbatoir, waar de stoep en de halve straat volstonden met heerlijk oververs fruit. Iets dat hij goed kon gebruiken. "Goedenavond, mijnheer!" begroette de verkoper hem met een brede glimlach. Rudolf knikte vriendelijk terug en begon nauwkeurig een aantal sappige rode appels te selecteren. “Mmm, deze en o ja deze en ook die ja, die ziet er lekker uit.” De verkoper stopte ze prompt in een plas,c zakje en overhandigde ze met een kleine knipoog. "Alstublieft, mijnheer. Altijd een genoegen om u te zien." Rudolf bedankte de verkoper en knikte waarderend, hoewel hij in stilte dacht dat de extra verpakking een beetje belachelijk was. Maar hij was te moe om er iets van te zeggen. Hij vervolgde zijn weg naar huis richting Albert en nam onderweg een appel uit het zakje. “Nee, nee, nee toch! Stommerik dat ik ben!” Bij het openen ervan liet hij alles knullig vallen, waardoor de volledige inhoud via een werfput enkele meters verderop onnavolgbaar wegsijpelde.
Dagen gingen voorbij toen Otis, de prachtige bruingele stadseend, uit zijn ooghoek onverwacht langs het water datzelfde zakje zag voorbijdrijven. Zonder aarzelen jumpte hij het water in en worstelde zich met alle moeite van de wereld naar het zakje toe. Hij sleepte het naar de rand van de oever en hijgde uit terwijl hij op de kant zat. ”Nou, wat was me dat voor een felle stroming zeg.” Plotseling dook Rocky op en maakte zich zoals een grote mantelmeeuw dat doet meteen ostentatief kenbaar. "O,s, wat zit je nu weer voor vuil uit de rivier te vissen? Wat heb je daar naast je liggen?" O,s boog zijn kop stilletjes aan naar boven, keek Rocky in de ogen en antwoordde: "Ik heb al een hele tijd zeer aan mijn maag en een fruitig appeltje zou me nu echt wel smaken. Het zou toch zonde zijn mocht die verloren gaan?"
"Dat klopt, daar heb je een punt," zei Rocky de meeuw. "Pas op!" riep hij onverwacht uit, "kijk uit voor die tram!" Kleine Otis schrok en rende instinctief naar de andere kant van het pad. Sluw en snugger als Rocky was, vloog hij op dat moment naar het zakje toe en nam het mee richting het grote bos aan de rand van de stad. O,s keek moedeloos toe hoe zijn vieruurtje er in de mist vandoor ging. “Nou, dat is nu al de tweede keer dat hij me dit deze week lapt, dit is niet eerlijk.” Maar Rocky's plan draaide niet uit zoals hij had verwacht. De buren en enkele toevallige passanten hoorden namelijk uit het niets een luide knal. "Boenk!" “Mama mia, que pasa?” Ricardo, de restaurantuitbater, was niet te spreken toen hij voor de zoveelste keer dit jaar moest opdraaien voor een kapotgeslagen vitrineraam. Rocky vloog tegen een onzichtbare muur en viel gehersenspoeld en totaal verward naar beneden, waar de appel uit zijn mond rolde. Die belandde met een gestage maar aanzienlijke snelheid op een braakliggend perceel tegenover het restaurant, naast een kleuterschool. Precies op die plek staat nu Beatrix, een stralende en mooironde gulle dame die in de zomermaanden de kleine jongens en meisjes van de kleuterschool voorziet van een gezonde versnapering. Na een weelderige bloeiperiode waarin ontelbare appels op de grond blijven liggen, komt de marktkramer jaarlijks rond dezelfde tijd langs met zijn mandje. “Heerlijk zeg”, zegt hij luidop als hij voorover gebukt een eerste lading appels in zijn mand legt. “Dit is een traditie die al vele jaren standhoudt: de eerste zondag van oktober serveer ik op de abbatoir versgebraden kip met huisgemaakte appelmoes,” vertelde hij aan Miriam en Lars van de Kinderschool. “Jullie zijn ook van harte welkom, kom gerust af met je ouders en vriendjes,” overtuigde hij hen. Op deze manier komt de gemeenschap samen en genieten ze na van een mooie zomerperiode in hartje Brussel onder het genot van een smakelijke maaltijd. Eten doet stilzwijgen, stilzwijgen doet nadenken, nadenken over hoe je je medemens en de stad liefhebt.
0 notes
musicalweb · 1 year ago
Text
0 notes
rotterdamvanalles · 1 year ago
Text
Voormalige Rotterdamsche Bank.
De voormalige Rotterdamsche Bank aan de Coolsingel is een voormalig bankgebouw in Rotterdam dat gebouwd was voor de Rotterdamsche Bank. Sinds de verwoesting van het oude bankgebouw op de Boompjes bij het bombardement op 14 mei 1940 waren werkzaamheden begonnen om een geheel nieuw bankgebouw te creëren in het nieuwe hart van het heropbouwende Rotterdam: De Coolsingel. In 1941 werd begonnen met de bouw en, na enige vertraging, was het gebouw voltooid in 1949 – vier jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog. Het gebouw is sinds 19 februari 2010 een rijksmonument.
Voor de oorlog stond het hoofdkantoor van de Rotterdamsche Bank aan de Boompjes 77. Dit was een monumentale, achttiende-eeuwse patriciërswoning (een woonhuis voor zeer welvarende, niet adellijke personen of regenten) waar het interieur in Lodewijk XIV-stijl was vormgegeven. In de negentiende eeuw was deze stijl grotendeels verdwenen.
In 1912 kreeg Rotterdams architect Jacobus Pieter Stok de opdracht om het gebouw in overeenstemming te brengen met nieuwe gebruikseisen. Er werd afgesproken dat de huidige voorgevel bleef staan en zoveel mogelijk zou worden teruggebracht in haar originele staat. Hetzelfde zou gebeuren met de grote zaal en de directeurskamer. Stok zou dit project uitvoeren samen met een andere Nederlandse architect, Karel Sluijterman.
Tijdens de restauratie werden achter het behangpapier een aantal wandschilderingen van Mattheus Terwesten gevonden. Deze werden tevens gerestaureerd. Verder bouwde Stok op het diepe, rechthoekige perceel een nieuwe centrale hal met loketten en glazen daken, die in een eigentijdse weergave van de Lodewijk XIV-stijl werd opgetrokken. Ook de achtergevel aan de Scheepmakershaven was geheel nieuw. De restauratie en uitbreiding van het bankgebouw werd zeer geprezen in de pers destijds.
Op 14 mei 1940 werd het gebouw en de directe omgeving, 28 jaar na de restauratie en uitbreiding, volledig verwoest tijdens het bombardement op de stad. Enkel de onverwoestbare kluis die aanwezig was in de bank bleef gespaard.
Hoewel het hoofdgebouw destijds aan de Boompjes stond, was er ook een bijgebouw van de bank aan de vooroorlogse Coolsingel, ongeveer op de plek waar nu de hedendaagse Bijenkorf staat. De Rotterdamse vestiging van de Amsterdamsche Bank stond hier vlak naast. In 1939 werd het bijkantoor van het Rotterdamse filiaal verbouwd en van een nieuwe gevel voorzien. Dit werd gedaan door Hermann Friedrich Mertens, de vaste architect van de bank. Tijdens het bombardement van de stad werd dit gebouw grotendeels gespaard en al snel werden de bovenverdiepingen in gebruik genomen door het ASRO. De bank zelf gebruikte slechts de begane grond als noodoplossing.
Er was in de navolgende maanden dringend behoefte aan een nieuw hoofdgebouw in Rotterdam. Nadat stadsbouwmeester Willem Gerrit Witteveen toestemming had gegeven, werd gekozen om een nieuw hoofdkantoor te bouwen op de toekomstige, prominente plaats van de stad: De Coolsingel – specifiek op de plaats waar eerst het grotendeels verwoeste Coolsingelziekenhuis zich bevond.
Het ontwerp, eveneens van de hand van Mertens, wordt goedgekeurd en op 31 maart 1941 wordt begonnen met het slaan van de eerste negentien meter lange schokbetonnen paal. De datum was opzettelijk gekozen omdat deze dag was gedoopt tot "Dag van den Wederopbouw". Terwijl de paal de grond in wordt geslagen, houdt Karel Paul van der Mandele een toespraak. Mandele was van 1940 directievoorzitter van de bank en is daarna voorzitter van de Kamer van Koophandel geworden. Op deze dag zijn verder regeringscommissaris voor de wederopbouw Johan Ringers, stadsarchitect en eerste ontwerper van het wederopbouwplan Witteveen en bekende Rotterdammers als Daniël George van Beuningen en Albert Johan Marie Goudriaan aanwezig. Volgens De Telegraaf – destijds onder directe controle van de Duitse bezetters – wordt het nieuwe gebouw "een machtig nieuw bouwwerk, dat het eerste zal zijn, dat in het kader van den wederopbouw den nieuwen Coolsingel, die nog meer dan vroeger de hartader van Rotterdam zal worden, zal sieren.
Nadat de fundering en kelder in de maanden daarop worden gebouwd en afgemaakt, moet de bouw worden gestaakt vanwege de algehele bouwstop van 1 juli 1942 die de bezetter in gang zet. Architect Mertens weet via een truc de bouw nog wel door te zetten. Zijn argument voor het doorzetten van de bouw is dat het betonijzer dat boven de kelder uitsteekt, niet bestand is tegen weersinvloeden. Maandblad Robaver berichtte het volgende: "Er werd ontheffing aangevraagd, er verscheen een Duitsche vrouwelijke deskundige op het werk en dit Nazi-geval liet zich netjes om de tuin leiden. Met een groot gebaar gaf zij toestemming om het bestaande ijzer te betonneeren." Hierna wordt nog de gehele begane grondvloer gestort, maar op 11 mei 1943 wordt de bouw definitief gestopt; al het cement en ijzer is vanaf dat moment nodig voor de bouw van de Duitse kustverdedigingslinie, de Atlantikwall.
Hoewel de bouw verder nog twee jaar stil kwam te liggen, mede vanwege de Tweede Wereldoorlog en de Nederlandse bevrijding, werd het direct na de oorlog weer hervat. In augustus van 1947 arriveert de 35 ton wegende kluisdeur op een Amerikaanse legerwagen – hier vervoerde men in de oorlog tanks mee – om die in het nieuwe gebouw te plaatsen. Beeldhouwer Gerard Héman is dan al bezig met het maken van verschillende decoraties: een beeldengroep op het koperen dak en een voorstelling boven de hoofdingang. Vijf arbeiders waren bezig met het nauwkeurig voorhakken van het graniet dat afkomstig was uit Zweden. Het beeldhouwwerk stelt oorlog, dood en honger versus vrede, vruchtbaarheid en welvaart voor.
In de zomer van 1948 wordt het gebouw al grotendeels in gebruik genomen en op 6 januari 1949 is de officiële opening. De creatie van het bankgebouw kostte in totaal 14 miljoen gulden (omgerekend ongeveer 6,5 miljoen Euro); een fors bedrag al voor toentertijd.
Bij de jaarlijkse Opbouwdag in 1959 wordt er een kopie van het beeld Monsieur Jacques van beeldhouwer Oswald Wenckebach voor het gebouw geplaatst. Het beeld, gerealiseerd in klassiek realisme, representeert de typische gegoede burger van destijds die in Rotterdam woonde.[5] De reden voor de plaatsing is dat het beeld veel indruk had gemaakt op de Wereldtentoonstelling van 1958 in Brussel.
In 1964 fuseerden de Amsterdamsche en Rotterdamsche Bank tot een nieuw bedrijf: de AMRO Bank. In de medio jaren zeventig wordt het bankgebouw aan de Coolsingel de hoofdvestiging van de nieuwe bank en wordt het gebouw van de voormalige Amsterdamsche Bank aan de Blaak overgedragen aan de Nederlandsche Middenstandsbank.
Als gevolg van de concentratie van al het personeel op één plek, was het gebouw al snel te klein geworden. Hierdoor werd er besloten om een uitbreiding te creëren aan de achterzijde van het originele gebouw. De architect A.J.B. van de Graaf ontwerpt in 1973 in samenwerking met Kraaijvanger Architecten een kantoortoren van elf lagen op een lage onderbouw. Die laagbouw van twee niveaus met en bedrijfsrestaurant was gemaakt ter voortzetting van de Lijnbaan. De toren werd voorzien van bruin, zon absorberend glas en een digitale klok. Na twee jaar was de uitbreiding af in 1978. Ten tijde van deze uitbreiding werd het bankgebouw zelve intern gerenoveerd en het exterieur voorzien van nieuwe kozijnen.
In 1990 kwam er wederom een fusie, ditmaal tussen de AMRO Bank en de Algemene Bank Nederland. Hieruit ontstond de ABN AMRO bank. Na de fusie bleef de ABN AMRO het kantoor gebruiken.
In 2007 zijn er plannen gemaakt voor een groot winkelcentrum in en achter het bankgebouw. Dit winkelcentrum krijgt de naam Forum en om de realisatie mogelijk te maken, is besloten de oude kantooruitbreiding achter gesloopt. Het ontwerp van ontwerper OMA moet gaan bestaan uit een grote, gele kubus van 80 bij 80 bij 80 meter en in totaal 100.000 m² oppervlakte beslaan met winkels, woningen, kantoren, horeca en het Museum Rotterdam. De Lijnbaan, het Binnenwegplein en de Koopgoot zouden hiermee zowel onder- als bovengronds met elkaar worden verbonden.
Nadat de bank verhuisde naar een andere locatie iets verder op de boulevard (de Coolsingel 93, op de hoek van de Aert van Nesstraat), kwam het gebouw leeg te staan in laat 2013 of begin 2014. De leegstand duurde niet lang want in mei 2014 is boekhandel Donner tijdelijk in het voormalige bankgebouw getrokken. Op 5 november 2015 is bekend geworden dat Donner zich definitief vestigt in het gebouw.
In november van 2015 meldde de sites Metro en NU.nl dat de verbouwing van het gebouw waarschijnlijk in 2016 van start zou gaan en in 2018 afgerond zou zijn.[9][10]Als gevolg van de concentratie van al het personeel op één plek, was het gebouw al snel te klein geworden. Hierdoor werd er besloten om een uitbreiding te creëren aan de achterzijde van het originele gebouw. De architect A.J.B. van de Graaf ontwerpt in 1973 in samenwerking met Kraaijvanger Architecten een kantoortoren van elf lagen op een lage onderbouw. Die laagbouw van twee niveaus met en bedrijfsrestaurant was gemaakt ter voortzetting van de Lijnbaan. De toren werd voorzien van bruin, zon absorberend glas en een digitale klok. Na twee jaar was de uitbreiding af in 1978. Ten tijde van deze uitbreiding werd het bankgebouw zelve intern gerenoveerd en het exterieur voorzien van nieuwe kozijnen.
In 1990 kwam er wederom een fusie, ditmaal tussen de AMRO Bank en de Algemene Bank Nederland. Hieruit ontstond de ABN AMRO bank. Na de fusie bleef de ABN AMRO het kantoor gebruiken.
In 2007 zijn er plannen gemaakt voor een groot winkelcentrum in en achter het bankgebouw. Dit winkelcentrum krijgt de naam Forum en om de realisatie mogelijk te maken, is besloten de oude kantooruitbreiding achter gesloopt. Het ontwerp van ontwerper OMA moet gaan bestaan uit een grote, gele kubus van 80 bij 80 bij 80 meter en in totaal 100.000 m² oppervlakte beslaan met winkels, woningen, kantoren, horeca en het Museum Rotterdam. De Lijnbaan, het Binnenwegplein en de Koopgoot zouden hiermee zowel onder- als bovengronds met elkaar worden verbonden.
Nadat de bank verhuisde naar een andere locatie iets verder op de boulevard (de Coolsingel 93, op de hoek van de Aert van Nesstraat), kwam het gebouw leeg te staan in laat 2013 of begin 2014. De leegstand duurde niet lang want in mei 2014 is boekhandel Donner tijdelijk in het voormalige bankgebouw getrokken. Op 5 november 2015 is bekend geworden dat Donner zich definitief vestigt in het gebouw.
In november van 2015 meldde de sites Metro en NU.nl dat de verbouwing van het gebouw waarschijnlijk in 2016 van start zou gaan en in 2018 afgerond zou zijn.
Na een aantal jaren van vertraging is in augustus 2017 gestart met het Forum project in afgeslankte vorm: Het bankgebouw wordt in de komende jaren gerestaureerd door Wessel de Jonge Architecten en daarna verhuurd aan zowel Donner als de ABN AMRO, die weer terugkeert in in het gebouw: Donner aan de rechterhelft met 3.900 m² en de ABN AMRO aan de linkerhelft met 900 m² bankkantoor en 4.700 m² kantoorruimte. Aan het Binnenwegplein komt een eigen entree en een vloeroppervlak van 880 m² op de begane grond. Aan de Coolsingel bij de huidige hoofdingang krijgt de winkel een gedeelde entree met de bank. Vervolgens komt er een kleine tussenvloer op de 1e verdieping van ongeveer 200 m² en op de tweede verdieping zal over de gehele lengte en de zijvleugels van het monument 2.000 m² beschikbaar komen. Aansluitend aan de achterzijde van het pand komt een glazen overkapping, waardoor een atrium ontstaat van nog eens 700 m². Vanuit dat atrium zal het raam van Copier zichtbaar zijn. Verder komen de entrees voor kantoren en woningen uit de nieuwbouw erachter in het monumentale pand. De hoogbouw wordt gestript en verbouwd tot woningen door OMA. Het plan voor de creatie van een kubus gaat niet door omdat de financiering niet rond kwam en ook de originele sloop van Jungerhans gebouw uit 1952, ontworpen door architectenbureau Kraaijvanger en gelegen op de hoek van de Coolsingel en het Binnenwegplein, is van de baan. Het zal in plaats daarvan worden gerestaureerd en deels herbouwd worden naar het oorspronkelijke beeld. De glazen paviljoens voor het gebouw zijn inmiddels ook vervangen.
In de zomer van 2018 werd Monsieur Jacques, die voor het oude bankgebouw was gestationeerd, weggehaald. Dit werd gedaan vanwege de herindeling van de gehele Coolsingel en restauratie van het gebouw zelve. In januari 2021 werd het beeld teruggeplaatst.
Foten Informatie komt van wikipedia
Tumblr media
0 notes
fabiansteinhauer · 8 months ago
Text
Flatulenz
1.
Wo Digesten und die Gesten sind, da sind Insekten, da wird geflogen. Erick Purkhiser, alias Lux Interior, Held der kleinen Bungalowbewohner in den Achtzigern, der ist inzwischen auch tot, aber hier steht er wieder auf und zeigt Mädchen der Rechtsprechung, was Mikrophone sein können, nämlich Medien eines reigenden und reichenden Stabsagens, das ordentlich poliert.
2.
Das Konzert der Cramps in Essen hat stattgefunden. Paul Brandi, Urgroßvater (Bruder von Karl Brandi und Stammvater von Stamm Essen, also meinem Stamm) hat dort das Geld für die Stadt gehütet und es verwaltet, seine Tochter Ingrid heiratet den Architekten der Zeche Zollverein Fritz Schupp. Die Schwester von Ingrid ist Lisa, von der ein Bildnis des Staatsrechtslehrers als kleiner Fabian in meiner Wohnung in der Polisophienstraße steht, die Büste eines Winzlings aus Zement. Der Bruder von Lisa und Ingrid ist Klaus, das ist mein Opa. Der heiratet Käthe Klinkenberg, die Tochter von Adolf Klinkenberg, der Ingenieur und später mit dem Bruder von Paul und Karl Brandi, dem Ernst Brandi, im Vorstand der Vereinigten Stahlwerke war.
Als einer aus der zweiten Reihe im Vorstand lebte Adolf Klinkenberg nicht auf gleichem Level wie die Nr. 1 der Verwaltung (Albert Vögler) in diesem Unternehmen. Das decorum unterscheidet dort sehr genau, alles, vom Auto über die Auffahrt zum Haus, die Stallungen und Tennisplätze und die Möbel und das Personal im Haus. Das war alles zwar toll, aber nicht so toll wie bei Albert Vögler, weil der im Vorstand die erste Reihe war. Adolf war also nicht erste Reihe, sondern nur zweite Reihe, dafür musste er sich aber auch nicht wie Albert Vögler Anfang Mai 1945 erschießen und konnte gemütlich seinen Ruhestand, die große Bibliothek und so viel Wein, wie er wollte, genießen.
Seine Tochter Käthe (meine Oma) und ihr Mann Klaus (mein Opa und der Sohn von Paul, Neffe von Karl und Ernst Brandi) wohnten in dem Haus von dem zeitweise überlebenden Adolf, also in einer Art zwar anspruchsvollem, aber zweitreihigem Ring des Nibelungen, über den Richard Wagner eine Oper komponiert hat. Ehrlich gesagt ist das Haus meiner Großeltern sogar dritte Reihe, denn über die Eigentümer der Werke haben wir noch gar nicht gesprochen.
Was eine große Anreicherung oder große Bereicherung ist, das wissen Leute, die in solchen Häusern groß werden, ganz gut. Kohle und Stahl liefen ganz gut im zwanzigsten Jahrhundert, da fiel auch für den Vorstand noch genug ab. Ich kann mich gut an jedes Detail erinnern. Die anderen könnten Visconti schauen, am besten Die Verdammten, auf italienisch lautet der Titel La caduta degli dei, also auf Deutsche eher wie der letzte Teil des Ring des Nibelungen: die Götterdämmerung. Treffender Titel (in dem Film von Visconti geht es freilich zuerst um die erste Reihe, die Eigentümer). George Bernard Shaw, einer der Gründer der Fabian Society, hat das in seinem Buch Wagner-Brevier ganz gut beschrieben.
3.
Am Ende sind immer alle tot, zwischendurch gilt es, sich nicht zu bekloppt zu verhalten, das Leben zu genießen und die Welt möglichst so an die nächste Generation weiterzugeben, wie man sie vorgefunden hat. Mit dem Wein und den Büchern, da lag Adolf nicht so falsch. Abnutzungserscheinungen sollen renoviert werden und im übrigen nicht zu viel kaputt gemacht werden.
Der Mann von Pauls Tochter Ingrid, der Fritz Schupp, baut also die Zeche Zollverein, die die Erweiterung des Minenbau-Unternehmes, dessen Zweige auch Zeche Carl erbaute, wo hier die Cramps singen.
UrEnkel von Paul und Enkel von Ingrid, Sohn von Dieter und seiner Frau Heinke ist Oliver Schupp, ein Barmann, natürlich an einer der wirklichen Bars jeder Vernunft, ihm gehört heute nämlich das Renger-Patzsch in Berlin. Renger-Patzsch war ein Fotograf (Landschaft) und Freund von Fritz Schupp, dem er seine Fotos vererbt hat, die jetzt wiederum Oliver Schupp geerbt hat und demnächst, wenn die Würmer ihn fressen, vererben wird.
Design, Kunst und Bilder: Dies Sein, oder nicht sein, das ist seine Frage, die Frage des jeweiligen Erblassers, so nennen manche der Brandis momentane und vorübergehende Eigentumsverwalter: Leute, die demnächst auch tot sind. Früher hat mein Cousin Oliver Schupp den Würgeengel in Kreuzberg gegründet, man sagt, das sei dort eine Institution gewesen. Wer Zettel, zum Beispiel meine Zettel verstehen will, soll bei Oliver Schupp mal essen und trinken gehen. Oliver Schupp erklärt sein Tun wiederum damit, dass seine Mutter, also die Schwiegertochter von Ingrid Heinke, genauer gesagt Heinke, die Kochbuch-Übersetzerin war.
4.
Wenn Markus Krajewski, der Autor von Zettelwirtschaft, zum doktor flotte nach Bockenheim kommt und sagt, dass er bald ein Buch über die Kulturtechnik Kochen fertig hat, weiß ich sofort, was drin steht - und kann es sofort nicht fassen, das euphorisiert mich sofort wie Nockerl mit Kapern im Blauensteiner. Darum schreibe ich an einer Kritik am Dogma der großen Trennung, darum schreibe ich dauernd vom Tafeln. Tafeln gehen. Autobahnen gehen gar nicht, aber Tafeln gehen.
Wer mehr von der Mutterlinie als von der Vaterlinie erzählen kann, der ist Muttersöhnchen, kein Vatersöhnchen. Mein Vater ist mir zu Unzeit, nahezu unverzeihlich früh, gestorben, darum weiß ich mehr von der Familie Brandi als von der Familie Steinhauer.
Dass die riesige Welt manchmal sehr klein ist, kann Assoziationen manchmal etwas verkrampft wirken lassen, aber eigentlich ist es komisch, wenn man frei assoziieren kann. Solange das Material heilig ist und man nichts erfindet (man darf bloß nichts erfinden und darf sich nichts ausdenken), solange ist es und bleibt es komisch.
The Cramps, The Human Fly, 1984
80 notes · View notes
tryingadifferentsong · 6 months ago
Text
Schloss Einstein Rewatch Folge 48 - 50
Können wir bitte kurz über die Eisdiele reden? Das ist ja ohne Frage DER Place to be in Seelitz - auch zum Frühstücken, auch im Winter! Muss eine wahre Goldgrube für Giovanni sein. Da verzeihe ich auch den etwas seltsamen Musikgeschmack (How much is the fish) 😂
Atze erzählt von "Table Dancing im Goldenen Hirsch, wo die Mädchen oben ohne tanzen", woher weiß er das denn? 🧐 Aber richtig cute wie die Dorfkids die Eisdiele übernehmen, die haben so viel Spaß mal für einen Tag "Erwachsen sein" zu spielen 😂
Und so gern ich Gallwitz mag und egal, ob sie sich Sorgen um Oliver macht, aber ich find das einfach nicht okay, wie selbstverständlich die Lehrer:innen da alle in die Privaträume ihrer Schüler:innen rein spazieren....
Die ganze Story um Alberts Enkel und Arno fand ich echt cool, die hätte von mir aus auch noch länger gehen können! (Aber in diesen Folgen wird mir das Lied dann doch etwas zu oft gespielt)
Alexandra und Pasulke am Computer und Chatten über den "Talk-Line Chat" (das muss wohl der Vorgänger von ConnectorSpace sein) mit Tschuloga, als eine Mail von Marc an Budhi reinkommt (falls jemand übrigens Budhi schreiben möchte, seine Mail ist [email protected]) - wie funktioniert das mit E-Mail Geheimnis auf Schloss Einstein, wenn anscheinend jeder die Mail für alle Schüler:innen vom gleichen Computer abrufen kann?
Marcs Vater auch mal wieder mit einer Glanzleistung ("ich hätte mich ja gerne mehr um Marc gekümmert, aber sie wissen ja wie das ist - die Arbeit, da kann man halt nicht immer"), Prioritäten setzen kann er 🤡 und armer Marc, als er im Schloss ankommt, interessieren sich seine Freunde nur fur ihre Band und Budhi fragt natürlich nur über Katharina aus...
Budhi und Pascal imitieren Modern Talking, eine Szene für die Götter 😂
Was hat Wolfert denn gegen Sexualkunde? Aufklärungsunterricht ist ihm nicht recht, wenn Uta gelesen wird, ist es auch nicht recht - aber Guppy und natürlich Frau Seiffert wieder Premium ♥️ aber das Wort Sex traut sich trotzdem niemand auszusprechen ("na du weißt schon") hachja die Pubertät. Wie unangenehm ist es bitte, wie alle gegenüber Nadine und Oliver solche Anspielungen machen, die haben doch selbst alle noch keine Ahnung 💀 aber trotzdem sehr süß, wie die beiden darüber reden, dass jeder irgendwie denkt, dass sie miteinander geschlafen haben und sich entscheiden, dass sie sich noch nicht bereit dafür fühlen. Aber diese Kissenschlacht, der Iris lauscht muss ja wohl maximal unangenehm zu drehen gewesen sein 🫣
SE und die Darstellung von Sexualität wäre vielleicht auch nochmal einen eigenen Post wert. Mir ist klar, dass SE eine Kinderserie ist, und ich hätte es jetzt auch wirklich unpassend gefunden, wenn Nadine und Oliver jetzt auf Druck der anderen sich entschieden hätten, Sex zu haben, aber in Seelitz fallen mir nur komische Storys dazu ein. Tessa und Valentin trennen sich ja, weil Tessa nicht mit Valentin auf diesem Zeltausflug schlafen möchte, als er schon Kondome dabei hat und daraufhin hat er einen One-Night-Stand mit einem Mädchen aus dem Pink und es gibt Franzi, die von einem Fuckboy verarscht wird und Angst hat, schwanger zu sein. In Erfurt wird Paulina auch direkt bei ihrem ersten Mal schwanger, Coco lässt sich zu ihrem ersten Mal drängen und Kim hat Angst mit Berti zu schlafen, weil sie HIV hat. Hab die Storys aus Erfurt leider alle nicht mehr so präsent, aber vielleicht hätte man ja auch mal rüber bringen können, dass Sexualität auch was schönes sein kann, wenn man sich dafür bereit fühlt? 😬
Pasulke macht einfach jede belanglose Spaßgeschichte zu einem Highlight, wie er Monika und Tom mit der Hypnose verarscht 😂
Gallwitz' und Wolferts Tango ist ja wohl major Foreshadowing auf Folge 480 👀 ♥️
11 notes · View notes
unscharf-an-den-raendern · 7 months ago
Note
Dass wir uns selbst als Steine bezeichnen wollen, sagt auch schon alles aus.
Und dabei gab es in der Serie doch schon Gruppen mit coolen Namen:
Alberts Enkel
Die One Stones
Der geheime Zirkel
Einsteins Erben (das war auch das einzig coole am Geheimbund)
4 notes · View notes
ilredeiladri · 7 months ago
Text
SE Staffel 1 Rewatch (Folgen 30-33)
Pasulke und Wolfert fassen eine der großen Diskussionen der klassischen Musikszene in drei Sätzen zusammen. Darf man mit klassischer Musik machen, was man möchte, auch wenn man sich dadurch vom Original entfernt, oder sollte man sie nur konservieren und immer wieder so authentisch wie möglich aufführen? I love it. (Und bin definitiv auf Pasulkes Seite, außerdem ist sein Gesang voll okay, keine Ahnung was Wölfchen hat!) Ich liebe die Dynamik der beiden aber auch sehr ❤️ (btw bisschen Off topic, aber ich hab vor kurzem Lis à lis entdeckt, die klassische Musik und queerfeministische Texte zusammenbringen zB indem sie neue Texte für Lieder schreiben. Regen sich manche Leute unglaublich drüber auf, ich find's eine richtig coole Sache. Mehr hier und hier.)
"wie ein glücklicher Vater sehen Sie aber nicht aus" - "woher soll ich denn wissen, wie man als glücklicher Vater auszusehen hat?" Guppy 😢
Diese Basketball Story macht mich wahnsinnig. Die Jungs regen sich auf, dass die Mädchen schlecht sind, aber anstatt ihnen beizubringen, wie sie zB richtig Körbe werfen, stehen sie nur daneben und jammern rum, dass sie verlieren werden, ich raste gleich aus! Und dann ist das ganze Thema "geklärt", nachdem Iris beim Spiel (maximal zufällig und nicht etwa durch Können) einen Korb wirft? Die Erkenntnis, dass Mädchen genauso gut in Sport sein können wie Jungs, erreichen sie auf die Weise halt leider nicht. Die Jungs lagen mit ihrem Vorurteil richtig, dass die vier Mädchen kein Basketball spielen können, und das obwohl die sich vorher groß aufgespielt haben (super untypisches Verhalten für weiblich sozialisierte Personen, wenn sie etwas nicht können, übrigens). Nichts an dieser Darstellung hilft irgendwie beim Aufbrechen von Geschlechterklischees. Die Jungs müssen ihre Vorurteile nicht hinterfragen, sie entschuldigen sich nicht und am Ende stehen sie auch noch als super gnädig da, weil sie die Mädchen großzügig haben mitspielen lassen. Ich kotze!
Die Geschichte um Vera und ihre Mutter 😭 ich finde es so wichtig, dass die Geldproblematik und das Thema Arbeitslosigkeit aufgegriffen werden, aber die tun mir so leid 😔 und dann muss Wolfert sich auch mal wieder von seiner schlechtesten Seite zeigen. Applaus Applaus....
Die Geburtsstunde von "Alberts Enkel" ❤️ aber Pascal geht mir hart auf die Nerven. Warum fühlt er sich so schrecklich cool? Selbst den anderen ist sein Verhalten peinlich, aber er führt sich trotzdem noch auf wie der King. Unangenehm 🙄
Alien-Stories sind echt nicht meine Lieblingsstories. Aber mit Alexandra, Tom und Pasulke nehm ich sogar das 😅
Übrigens hab ich das Gefühl, dass sie die Altersstruktur der Erwachsenenrollen nicht so wirklich durchdacht haben. Sie haben die 40-jährige Simone Frost (*1958) für eine Rolle besetzt, die 30 sein soll (*1968), was auch Thema ist, weil Vera erzählt, dass ihre Mutter sie mit 18 bekommen hat. Ihre potentiellen Love Interests sind aber dann Pasulke (*1957) und Wolfert (*1956), die zwar vom Alter her zum Alter der Schauspielerin passen, aber in der Serie beide über 10 Jahre älter sind als Sibylle. In Erfurt wird die Rolle von Pasulke dann random nochmal 8 Jahre älter gemacht (*1949), was weiter vom Alter des Schauspielers entfernt ist (*1955) als die vorherige Angabe. Nichts gegen den Altersunterschied, aber hier wird doch eindeutig die Figur mit dem Alter ihrer Schauspielerin im Hinterkopf behandelt und nicht mit ihrem Alter in der Serie (wo sie eher mit Sven Weber in einer Altersklasse wäre). Und trotzdem soll man ihr abnehmen, dass sie eine junge Mutter Anfang 30 ist? No way!
7 notes · View notes
jurjenkvanderhoek · 9 months ago
Text
DE WERKELIJKHEID VOLGENS ANTONIO LÓPEZ
Tumblr media Tumblr media
“Schilderen, daar houd ik echt van. Maar tekenen is ook prachtig, niet iedereen kan dat. Iedereen kan schilderen, maar niet iedereen kan tekenen. In het tekenen vind ik een manier om te communiceren. De taal van tekenen is vloeiend en natuurlijk. Eenvoudig en simpel. Maar tegelijkertijd zo complex.” Dat het niet eenvoudig is om een goede tekening neer te zetten blijkt uit het werk van Antonio López. Wie nog in staat is om de tentoonstelling in het Drents Museum te bezoeken zal dit beamen. Nog tot en met 2 juni presenteert deze meester van het Spaanse realisme daar zijn werk. Wie de zaal binnengaat wordt gewaarschuwd in een donkere ruimte terecht te komen. Hier staan in gedimd tot oplichtend licht enkele van López beeldhouwwerken opgesteld. Houten en gipsen modellen waaruit blijkt dat de kunstenaar meer is dan schilder en tekenaar. In het licht van de zaal daarna vallen meteen de menshoge kinderkoppen op. Het is een overtuigende kennismaking met de kunstenaar.
Tumblr media
Voor de catalogus bij de tentoonstelling is algemeen directeur Harry Tupan met Antonio López in gesprek. De kunstenaar is openhartig en spreekt gedetailleerd over de kunst in het algemeen en zijn kunst in het bijzonder, even nauwkeurig als dat hij zijn werk heeft opgezet. Precisie en nauwkeurigheid vormen het fundament van zijn werk, deze zijn voor López essentieel. “Ik heb twee grote liefdes gekend die mij veel hebben geleerd en enorm hebben beïnvloed”, laat hij weten. “Enerzijds de oude, anderzijds de moderne kunst.” In zijn studietijd ontdekte hij het surrealisme en leerde anders naar de wereld kijken. Hij leerde de wereld begrijpen. Zijn vroege werken hebben nog elementen die boven de werkelijkheid steken, maar allengs laat hij deze los en geeft enkel de werkelijkheid weer zoals hij deze ziet. Deze ervaring, die belevenis, wil hij met zijn werk aan de kijker overbrengen. Veel van zijn tijdgenoten waagden de stap naar abstractie, maar López is simpel gelukkig wanneer hij realistische kunst maakt. Het vastleggen van dingen waar hij blij van wordt. Een drang tot herkenbare schoonheid in een technisch uitstekende uitvoering.
Echter toch niet met een fotorealistische kijk, een fotografisch oog, hoewel hij wel de werkelijkheid rauw sensitief en schilderachtig wil laten zien. Hoewel de straten leeg zijn is het panorama vol van leven. Een ruimtelijke benadering van de werkelijkheid. In de stadsgezichten is elk detail opgenomen, maar de mens ontbreekt. Niet opzettelijk, door zijn langzame manier van werken concentreert hij zich op statische elementen. Bijna altijd zijn de straten leeg, maken de stadsschilderijen een verstilde indruk. Het zijn werelden waar de tijd stilstaat. In de stilte overheerst de opwinding van het zijn dat er was en weer komen gaat. Het moment dat alles een ogenblik pas op de plaats houdt, de siësta – het leven heeft de deur achter zich gesloten. “De wereld is een chaos en er is een wil in mij om daar structuur in aan te brengen. Ik probeer die structuur door te voeren in mijn werk, anders heb ik het gevoel dat ik ‘val’.”
Tumblr media
Binnen de hedendaagse Spaanse schilderkunst bestaat er geen andere kunstenaar die de stad Madrid zo waarheidsgetrouw en gedetailleerd heeft verbeeld als Antonio López, stelt kunsthistoricus Albert Mercadé. Bewust van de stedelijke werkelijkheid, de geest van de stad, schildert hij zowel de betere als de slechtere buurten zonder dingen weg te poetsen. Hij heeft een fascinatie voor het mysterie van de weidse vergezichten, de opeengepakte atmosfeer, het compacte licht en de raadselachtige gevels. De mensen zelf afbeelden zou de waarneming van de stedelijke omgeving vertroebelen, alleen hun sporen zijn indirect zichtbaar. Vastgelegd op momenten van maximale rust, rond zonsopgang en zonsondergang om de straten te kunnen afbeelden in hun volle, mysterieuze glorie geeft het de gebouwen en wegen een wonderlijke lading. López zoekt bij voorkeur een hoge positie van welke plek hij als in vogelvlucht een overzicht over de te portretteren stad heeft. Op een dergelijke manier kan hij vanaf dat standpunt de werkelijkheid analyseren. Ontleedt hij het beeld, anatomiseert de tijd in die werkelijkheid. Want hij heeft een grote hoeveelheid tijd nodig om zijn tafereel te maken. In die tijd is hij op reis met het beeld. Het licht van de gaande dag verschuift de werkelijkheid, de realiteit is in beweging en dient telkens opnieuw een duiding te krijgen, verklaart te worden. López wil de werkelijkheid zichtbaar maken maar deze niet letterlijk weerspiegelen. Wat ik zie in de werken is niet het moment op die plek, het is de invulling die de kunstenaar aan de voorstelling heeft gegeven. Hij heeft het niet dood geschilderd, maar levend verbeeld.
Tumblr media
Antonio López wil de werkelijkheid volledig ontleden en isoleren, vereenvoudigen en natuurlijk maken. Aldus kan hij de werkelijkheid op eenvoudige manier presenteren in zijn werk. Door alle ruis uit zijn kunst te bannen blijft als onderwerp de intieme dagelijkse werkelijkheid over. Uiteindelijk is hij tot een nieuwe beeldtaal voor de Spaanse realistische kunst gekomen. De verhaallijnen, versieringen en details zijn verdwenen en het door López gekozen thema is sober, direct en mysterieus weergegeven. Niet ontstaan uit een bovennatuurlijke benadering om de natuurlijke werkelijkheid te overstijgen. Daarentegen een sobere perfectie door steeds iets meer weg te laten. Hij is ervan overtuigd dat een schilderij nooit de volledige werkelijkheid, zoals hij deze wil overbrengen, kan vastleggen.
Toch denk ik in het Drents Museum en bij het bekijken van de catalogus een totale realiteit te zien. Vooral in de tekeningen zet de kunstenaar zo gedetailleerd de plaats delict op dat er geen werkelijkheid meer bij kan. De getekende, huiselijke inkijkjes van de kunstenaar zijn doorregen met nostalgie. Het mysterieuze karakter wordt niet veroorzaakt door de voorstelling zelf, maar door de manier waarop de kunstenaar die heeft geënsceneerd. De tekening lijkt de kunstenaar te hebben vervoerd naar een verre dimensie. Het interieur dat wel als met een fish-eye objectief wordt bekeken is een portret van de intimiteit van de schilder. Het is een best voorbeeld van de moderne Spaanse figuratie.
Tumblr media
López komt in zijn afbeeldingen van een huiselijke omgeving tot de kern van het alledaagse. Door inkijk te geven in de meest intieme werkelijkheid van de mens, de eigen privéomgeving, opent hij deuren die normaal gesproken gesloten blijven. Hij maakt onder meer het toiletteren tot hoofdzaak, waar het in de kunst meestal bijzaak is. Hij kijkt niet voorbij aan de wasbak of de toiletpot, maar toont deze ongegeneerd in zijn werk. Het 'gewone' schilderen, waaraan wij voorbij kijken, dat er schijnbaar niet toe doet, decor is. Maar juist dat voor het voetlicht brengen, uit de coulissen in de hoofdrol. In de tentoonstelling confronteert López de bezoeker met een uiterst gedetailleerde inkijk in de essentie van zijn wezen. Met hem ben ik op reis door zijn eigen huis, krijg ik inzicht in zijn meest persoonlijke universum. In zijn werk worden saaie en schijnbaar onbelangrijke dingen verhoogd tot zaken van betekenis. De grote potloodtekeningen laten precies zien hoe zijn werkruimte erbij ligt. Daarbij nodigt een raambeslag uit om het venster te openen, zo werkelijk heeft de tekenaar zijn onderwerp op papier gezet.
López is geobsedeerd door het leven. Het natuurlijke leven, precies zoals het is. Het leven is voor hem constant in beweging, maar legt het vast in de duurvorm van de tegenwoordige tijd. Zonder abstracte blik is er geen waardevolle presentatie van de werkelijkheid mogelijk. Het is altijd een combinatie van het tastbare en wat is waargenomen. Objectief versus subjectief. Hoewel het interieur en het stadsgezicht opvallende onderwerpen zijn, richt hij zijn blik ook op het bloemstilleven en portretten. Met een even verfijnde manier van werken komen deze uit de verf op het doek. Zijn gevoel ligt besloten in de werken. López’ geest waart door zijn oeuvre. Door zijn scherpe blik en langs zijn vaardige hand kijk ik in een werkelijkheid waarin de schilder op reis is, altijd onderweg.
Antionio López, Meester van het Spaanse realisme. Tekstuele bijdragen Harry Tupan, Albert Mercadé, Floor van Heuvel, Violant Porcel en Toine Moerbeek. Uitgave bij tentoonstelling in Drents Museum. Waanders Uitgevers, 2024.
1 note · View note
thedreamlifeofbalsosnell · 8 months ago
Text
‘Een man met goede schoenen’ van Rob van Essen: tuinkabouters als stootkussen
Tumblr media
Op de voorflap van Een man met goede schoenen, Rob van Essens (1963) derde verhalenbundel, prijkt de op het eerste gezicht onschuldige afbeelding van een olijke kabouter die een kruiwagen voortduwt. Het colofon vermeldt dat het beeld is geplukt van Shutterstock, een gigantische online databank met rechtenvrije stockafbeeldingen. De garden gnome van Tomacco is door de grafische vormgever echter licht bewerkt: de glanssporen op de muts van de kabouter zijn verdwenen, alsook de vergulde gespen op zijn laarzen en riem én de madeliefjes in het gras en de kruiwagen. Stockafbeeldingen geven een soort standaard weer: het zijn weergaves van een zekere maatstaf, inwisselbare beelden als toetsstenen van gangbaarheid. Soms zijn de ijkpunten waartussen het normale zich afspeelt rekbaar, zoals de behoorlijk hilarische Instagram-account Stutter.shock van kunstenaar Jasper Rigole aantoont. Dat principe van wat ik ‘flexibele normaliteit’ zou durven noemen, ligt aan de basis van de twintig verhalen in Een man met goede schoenen en bij uitbreiding van Van Essens gehele oeuvre.  
Normaliteit en vervreemding
Uit het verhaal ‘De therapeut’ weet de lezer dat het kruiwagentje tijdens een wraakoefening zal worden gevuld met een welbepaald lichaamssap, een vuige daad die onze perceptie van de noeste alverman op de cover op zijn kop zet. Want als toonbeeld van normaliteit genereert een tuinkabouter een automatische reactie. Wanneer Van Essen met subtiele ingrepen en kleine deviaties ons waarnemingskompas op hol laat slaan, doorbreekt hij moedwillig onze automatismen en vervormt de werkelijkheid die we gewend zijn. Het is een prachtig voorbeeld van Viktor Sjklovski’s vervreemding: nooit meer zal de lezer nog op een normale manier naar een tuinkabouter kunnen kijken. Dat Van Essen onze leeservaring binnen het korte bestek van een verhaal op een natuurlijke manier kan doen kantelen, pleit niet alleen voor zijn vertelkunst, maar is meteen ook een handelsmerk van de auteur. Zijn romans en verhalen — vaak gestoeld op een al dan niet directe autobiografische basis — vertrekken doorgaans van alledaagse gebeurtenissen, om gaandeweg naadloos over te vloeien in verbeeldingrijke, exuberante en absurdistische situaties. Alles lijkt wel degelijk wat het is bij Van Essen, tot op het moment dat hij alles omkeert en niets meer is wat het lijkt.  
Tumblr media
De vervreemding bij Van Essen leunt ook aan bij het freudiaanse ‘Unheimliche’, de angst en fascinatie die ontstaan wanneer datgene wat van oudsher vertrouwd was, plots vreemd lijkt. Onverklaarbare zaken passeren plots als dagdagelijks, als faits divers die er nu eenmaal bijhoren: ‘De wereld bestond uit twee helften die even langs elkaar waren geschuurd, zonder dat dat de bedoeling was geweest; dimensies waren doorbroken en tijd en ruimte hadden zich door een kleine onoplettendheid in de kaart laten kijken.’ De verteller van ‘In de Rijnstraat (bij de Albert Heijn)’ hoopt dat de bevreemdende gebeurtenis hem betekenis zal brengen, ja zelfs enige vorm van inzicht in het onvatbare: ‘Overal voelde ik betekenis rondzingen’.
Fantastiek
De verhalen in Een man met goede schoenen zijn geschreven in de afgelopen zes jaar. Het gros verscheen eerder in tijdschriften en kranten of op Van Essens bijzonder lezenswaardige blog ‘Reddend zwemmen’, het creatieve lab van de auteur, zeg maar, genoemd naar zijn debuutroman uit 1996. Van Essens vorige verhalenbundels, Elektriciteit (2010) en Hier wonen ook mensen (2014), zijn inmiddels respectievelijk tien en zes jaar oud. Is het openingsverhaal van Een man met goede schoenen mogelijks een vingeroefening voor De goede zoon, dan zijn enkele andere verhalen met hun fijnzinnig uitgewerkte plots eerder uitlopers van vroegere romans als Visser (2008) en Alles komt goed (2012). Hoewel in de lijn van de verwachtingen sinds de exuberante verbeelding van De goede zoon, valt het aantal verhalen met onversneden fantastische elementen op, met het openingsverhaal als onheilspellende voorbode van al dat onverklaarbaars.
Zo waren in Een man met goede schoenen heel wat dubbelgangers rond. In het bizarre ‘In het restaurant (drie gangen)’ wijst een serveerster een restaurantbezoeker op het feit dat hij ook wat verder in een hoekje zit (‘Kijk dan u bent het zelf.’) en in het aangrijpende ‘J.O.S. Days’ herkent een oudere vrouw een toevallige passant als haar jaren geleden overleden broertje. Hoewel de verteller niet in reïncarnatie gelooft, herinnert hij zich van alles, bijvoorbeeld wanneer de vrouw hem meeneemt naar hun vermeende vroegere woning. Opnieuw genereert de vervreemding een zekere angst (‘Al deze dingen kan ik niet verklaren’), die pas eindigt bij een bezoek aan het graf van het overleden jongetje: ‘Nu we bij mijn dood waren beland, was het voorbij.’
De wandelaar in ‘J.O.S. Days’ — een ik-verteller die zoals wel vaker verdacht veel weg heeft van Van Essen — struint langs de Weespertrekvaart en mijmert over de ‘wederopbouwwijken’: ‘Mijn hele volwassen leven heb ik terugverlangd naar een tijd die ik niet zelf heb meegemaakt.’ Hij verlangt ernaar te weten hoe het was om als Amsterdams kind op te groeien in zo’n wijk in het tijdperk waarvoor die wijken waren bedoeld (zie ook in dat verband Van Essens schitterende autobiografische kroniek Kind van de verzorgingsstaat (2016). Tót zijn gemijmer wordt doorgeprikt, letterlijk van gene zijde. Van Essen slaagt er alweer moeiteloos in om een doodnormale situatie te laten verglijden tot een die we met rede niet kunnen vatten, maar tegelijkertijd gewillig voor waar aannemen.
Ook ‘De glazen kamer’ toont hoe een onschuldig gegeven (een auteur wordt voor een ereceremonie ten paleize uitgenodigd samen met andere figuren uit de culturele sector die zich verdienstelijk hebben gemaakt)  al snel uitwaaiert tot een bijna uitzinnige explosie van verbeelding en fantasie. De basis is weer licht autobiografisch getint: een Van Essen-achtige verteller herkent enkele andere gasten, ‘die net als ik het afgelopen jaar een literaire prijs hadden gewonnen’. Tijdens een onwennig gesprek verwijst de koning naar ‘dat verhaal met die katten’ (uit Hier wonen ook mensen) en wanneer de verteller verdwaalt in het paleis, verzucht hij ‘ik liep niet rond in een hotel of een restaurant, hier woonden ook mensen’. Tot zover de realistische zijde van dit verhaal. Wanneer de verteller het toilet zoekt, komt hij plotsklaps terecht in een kamer die geheel van glas is, met een luik in de vloer dat leidt tot een eindeloze en duizelingwekkende Alice in Wonderland-konijnenpijp. Het is telkens weer een waar lezersgenoegen om te beleven hoe Van Essen je onverhoeds meeneemt op een trip en de wonderlijkste werelden binnenloodst (zie ook de Roald Dahl meets Tim Burton-onderwereld in ‘Ideeën van ontsnapping’).
Tijdreizen en absurdisme
De verbeelding viert evenzeer hoogtij in ‘In de kelder van de kruidenier’ waar een groepje scholieren een wormgat ontdekt in de kelder van de dorpskruidenier. Voor een stevige portie tijdreizen draait een meesterverteller als Van Essen uiteraard zijn hand niet om (in een recent interview liet hij zich overigens ontvallen dat tijdreizen mogelijks een belangrijk thema zal worden in zijn volgende roman). In ‘De lastigste logé sinds tijden’, oorspronkelijk verschenen in een Engelstalige versie op 2.3.74, krijgen Axel en Miranda hun (goede) zoon Erik op bezoek uit de toekomst. Hij wil zijn ouders verhinderen om hem te verwekken. De ouders vragen zich af of ze Eriks wens om niet te bestaan al dan niet moeten eerbiedigen. In het vervolgverhaal ‘De vissen eten geven’ is Eriks opzet blijkbaar mislukt want Axel en Miranda betrappen hun zoon terwijl hij in het zwembad ‘iets heel lichamelijks’ aan het doen is met het buurmeisje.
Tumblr media
Het gruwelijk absurdisme van de scheerbeurt steekt een tweede keer de kop op in ‘Iedereen werd verpleegd’. Daar is een man  er getuige van hoe iemand op een terras met zijn vuist zijn jeneverglas aan stukken slaat en de scherven tot bloedens toe over zijn gezicht wrijft. Tegen wil en dank gaat de man met de gewonde mee naar het ziekenhuis, waar hij verzucht dat ‘de basso continuo’ van zijn leven eenzaamheid is. Vrolijker ongerijmds schuilt dan weer in ‘De man die weer naar buiten wilde’, waarin buiten — alsof het niets is — letterlijk binnen wordt en omgekeerd, én in het titelverhaal ‘Een man met goede schoenen’, waar degelijk schoeisel niet meer of minder dan een statussymbool is en een onooglijk zakje verwelkte groenten geldt als valuta.
Oude bekenden
Een ander behoorlijk gesjeesd verhaal is ‘Nu is het diep genoeg’, oorspronkelijk verschenen onder de titel ‘Een uiterst belangrijke boodschap’ in De Groene Amsterdammer. Wanneer een man zijn ex-vriendin bij de ingang van een dierenkerkhof ziet, wordt hij terug geslingerd naar de tijd toen ze samenwoonden. De man vertelt over zijn uit de hand gelopen obsessie met de onderbuurman die op zijn schedel een enorm getatoeëerd oog heeft staan en een hondje heeft dat Kazan heet: ‘Soms zie je iets wat onmogelijk is’. De man, een (nieuw) hondje en de buurman eindigen uiteindelijk als een ongewoon menage à trois, zonder de vriendin dus. Het korte ‘Nog warm van de clown’ ademt de sfeer uit van de beste Robert Altman-films en het slotverhaal ‘Waar het werkelijk om ging’ verscheen als kerstverhaal in NRC Handelsblad. In die afsluiter wordt een slachtoffer van een huisbrand ei zo na pyromaan en beraamt een plan om grote delen van de stad in de fik te steken. Uiteindelijk voert zijn psychologe zijn plan uit: samen ontvluchten ze de brandende stad, terwijl het zacht begint te sneeuwen, wat niet alleen de kerstsfeer oproept, maar ook ‘The dead’, het laatste verhaal van James Joyce’s Dubliners (1914), een verhaal dat de hoofdpersonages in Van Essens tweede roman Troje (2000) meermaals bediscussiëren.
Bijzonder aardig voor de fans is dat er enkele oude bekenden uit de vorige verhalenbundels opduiken in Een man met goede schoenen, met name de mythische jeugdvriend Scipio en de slome, zachtaardige oom Evert. In ‘Eindhoven’ lift de verteller (waarin we wederom moeiteloos de jonge Van Essen herkennen) samen met zijn zelfverzekerde en baldadige makker met hoog punkgehalte Scipio naar Eindhoven. Ze worden opgepikt door een politiewagen. Wanneer Scipio drie maal ‘hoelah’ roept, ontstaat er een hilarische discussie tussen de twee literatuurminnende agenten, want een van hen herkent de uitroep uit Cees Nootebooms verhaal ‘Hoela’.
Van Essen krijgt geregeld de vraag of er geen roman over Scipio komt. Alle verhalen hebben weliswaar een zekere droefenis over zich, want ze zijn allemaal geschreven in het besef dat Scipio al lang dood is, zogezegd doodgeslagen aan het Sarphatipark. In het schitterende ‘Scipio’s zuster’ gaat Van Essen dieper in op dat gewelddadig overlijden en trekt het — hoe kan het anders — in twijfel. Het personage Van Essen wordt ontboden door de zuster van zijn jeugdvriend; ze wil weten waarom de auteur haar broer in zijn boeken heeft laten doodgaan. De schrijver probeert duidelijk te maken dat Scipio voor hem een personage is, ‘een amalgaam van jongens die ik vroeger heb gekend’ en dat hij Scipio heeft laten sterven voor ‘het dramatisch effect’, hoewel hij de aanval in het park dan toch zou overleefd hebben. Uiteindelijk sluit de zuster de schrijver op in de vroegere kamer van Scipio: hij mag er pas uit als hij nog verhalen over haar broer vertelt. De schrijver begint dan maar ‘Eindhoven’ te vertellen, maar dat kent ze al, dat stond immers in Tirade! In een bizar einde is de schrijver er meer en meer van overtuigd dat de zuster eigenlijk Scipio zelf is.
Tumblr media
Van Essen wordt vaak geprezen voor zijn laconieke, heldere stijl, vol onderkoelde humor en rake beschrijvingen. Meer dan terecht, maar voor mij is hij ook de ultieme clever writer, een gewiekste fabulator die als geen ander een plot kan uitwerken en een steengoed verhaal vertellen. Voor elke narratieve patstelling heeft hij een gepaste oplossing, verhaaltechnisch lijkt er geen limiet op zijn kunnen te staan. Een hoogtepunt op dat vlak is ongetwijfeld het eerder aangehaalde ‘De therapeut’, met een lengte van veertig pagina’s meteen ook het langste verhaal uit Een man met goede schoenen. David is ’s morgens voor het eerst bij een therapeut geweest. Diezelfde avond komt de therapeut onaangekondigd aanbellen en neemt zijn nieuwe patiënt onder lichte dwang mee op een hallucinante tocht naar zijn verleden. Met sardonisch genoegen laat Van Essen in deze gebalde comedy of manners vol verrassende plotwendingen de lezer alle hoeken van de narratologische kamer zien, met tuinkabouters als stootkussen.
Verschenen op: De Reactor, 7 januari 2021
Een man met goede schoenen van Rob van Essen, Atlas Contact 2020, ISBN 9789025464127, 245 pp.
0 notes
keynewssuriname · 8 months ago
Text
Indiase ambassadeur toont waardering middels groenhartbomen aanplant
Tumblr media
De Indiase ambassadeur, Shankar Balachandran zal Suriname binnenkort weer verlaten. Hij is zeer ingenomen met de verdieping van de relatie tussen Suriname en India. De diplomaat en de minister van Openbare Werken, Riad Nurmohamed, hebben een plaquette onthuld op de middenberm van de Jagernath Lachmonstraat waar groenhartbomen worden geplant, gefinancierd door de Indiase Ambassade. De activiteit vond plaats op vrijdag 31 mei 2024 in aanwezigheid van minister Albert Ramdin van BIBIS, directeur Indersing Gangabisoensingh van het directoraat Openbaar Groen en Afvalbeheer (OGA) en minister Ramdin van Buitenlandse Zaken, International Bussiness en Internationale Samenwerking Enkele maanden geleden had de ambassadeur het startsein gegeven voor het planten van 75 bomen aan de Jagernath Lachmonstraat. Hoewel de impact van deze aanplant pas over 15 jaren zichtbaar zal zijn, is het zeer belangrijk voor het klimaat en het schaduwrijk maken van de omgeving. Na een vooronderzoek is gekozen voor de groenhartboom. “Het ministerie wil de unieke waarde ervan illustreren”, aldus minister Nurmohamed. Er is rekening gehouden met de aard van de wortelgroei zodat die geen schade aan de weg veroorzaakt. Bovendien is er ook aandacht besteed aan de waarde van het hout dat hergebruikt kan worden. De bomen waarvan verschillende variëteiten geplant zijn, worden gekweekt, geplant en verzorgd door het directoraat Openbaar Groen. Het directoraat is bereid om, als er belangstelling is, om verzamelplaatsen zoals sportvelden of scholen, te voorzien van deze bomen. De scheidende ambassadeur van de republiek India, Shankar Balachandran deelt mee dat de bilaterale relatie met Suriname gegroeid is van normaal partnerschap tot strategisch partnerschap. Ook waardeert hij het bezoek van de president van Suriname aan de Republiek van India enige tijd geleden. Hierdoor is de relatie versterkt, verdiept en verbreed. Zijn vertrek betekent daarom geen afscheid nemen, maar altijd in contact blijven als familie. Read the full article
0 notes
forislynx · 1 year ago
Text
... det som räknas är att vara mänsklig och enkel.
Albert Camus, Anteckningar I : maj 1935 - februari 1942
0 notes