#museum willem van haren
Explore tagged Tumblr posts
Text
Archiefstuk 1993:
BEELDSPRAAK VAN JAN WORST MAAKT GEDACHTEN LYRISCH
Het is er goed toeven in het museum Willem van Haren. En dat zeker niet alleen vanwege het geserveerde kopje koffie. De expositie van schilderijen van de in Heerenveen geboren en in Groningen werkende Jan Worst draagt optimaal bij aan dat goede toeven. Je zou erbij in slaap willen sukkelen, zoals sommige figuren dat in de beeltenissen doen. En dan niet uit verveling, maar door een intens genieten van het gebodene. Een zalig wegdromen. Mijmerend het geheim ontsluieren.
Jan Worst schildert op het eerste gezicht in een uiterst realistische stijl. Maar schijn bedriegt; de afbeelding mag herkenbaar zijn, de uitbeelding gaat verder dan dat. Het is alsof Jan Worst enkele regels uit een verhaal voorleest, niet meer en niet minder een fragment. Aan die regels gaat een verhandeling vooraf en na die regels volgen nog vele hoofdstukken. Het verhaal is even stilgezet. Lijnen en relaties tussen personen en voorvallen lijken vast te liggen, maar kunnen naar believen door de toeschouwer worden doorgetrokken in de toekomst. Worst schept een fantasierijke wereld, waarbij zijn losse toets de sfeer levendig houdt. Geen superrealisme, geen fotografische echtheid. De werkelijkheid is niet in al haar kilheid afgebeeld, er is zelfs helemaal geen werkelijkheid afgebeeld. Doordat de figuren in de omgeving tastbaar zijn lijken de verhalen op waarheid te berusten, maar wat we zien is niets anders dan een warme droomwereld. Het is er, maar bestaat niet. Â
Iedere scene is gezet in een vooroorlogse entourage, een element dat bijdraagt in de sfeer van het onware. Zo lijken de beelden uit het verleden op te duiken, maar nergens is echter sprake van een tijdsbeeld. De gebeurtenis is van alle tijden, slechts gestoken in een bepaald kostuum gespeeld tegen een bepaald decor. Want de afgebeelde personages zijn niets anders dan acteurs in het toneelspel van regisseur Jan Worst. Ze spelen hun rol voorbeeldig, en zijn precies daar op de bĂŒhne geplaatst waar het beeld de bedoelde spanning oproept.Â
Kasten vol boeken spelen een prominente rol in het werk van Jan Worst, evenals grote gebloemde vloerkleden. In dit decor hebben de figuranten nauwelijks een tastbaar contact met elkaar. Er gebeurt niets met hen, een beklemmende stilte voor de storm. De in slaap gesukkelde dame droomt een zalig beeld, terwijl het kind zichzelf een verhaal fantaseert. Ieder meubelstuk is daarin lijdend voorwerp van een spel. De bank is locomotief, stoelen zijn wagens erachter tot er een trein door de kamer sliert. De tafel is onbewoond eiland en de voetenbank het vlot. Door de ogen van een kind gezien is het biljart met blauw laken een meer om in te zwemmen. Het trapje om de hoogste boeken te bereiken is de springplank voor de duik in een verfrissend kinderspel.Â
Hoewel de figuren nauwelijks contact maken en amper meer zijn dan meubelstuk in een groter interieur, brengt Jan Worst door de manier van plaatsing in het beeld een bijzondere spanning teweeg. Het is een nieuwsgierig makende spanning, wat staat er het volgende moment te gebeuren. Pakt de tweeling het cadeau uit, of voelen ze zich dan even schuldig als de jongen in "Confidence".Â
De gedachten zijn leeg, er kan gemediteerd worden voor een rode ladekast. Devoot knielen we neer naast een felrood kolossaal hemelbed. De werken overweldigen niet alleen in toonzetting, maar zeker vanwege het grote formaat. De toeschouwer wordt binnen het beeld gezogen en maakt deel uit van de schijnwereld. De laaghangende namiddagzon verkleurt het interieur warm geel. De stralen strelen de boekruggen, geven contrast aan de figuren in hun omgeving. Het werk van Jan Worst maakt de kijker lyrisch, telkens monden gedachten uit in beeldspraak. Â
Expositie schilderijen van Jan Worst in museum Willem van Haren aan het van Harenspad te Heerenveen. Tot 15 november 1993.
0 notes
Text
MUSEUM BELVĂDĂRE 20 JAAR : UIT DE KINDERSCHOENEN
Uniek project in overgang tussen bos en huizen
HET UITZICHT VAN BELVĂDĂRE OP DE HEDENDAAGSE KUNST
Na 16 jaar is Thom Mercuurâs droom realiteit. Op woensdag 24 november wordt Museum BelvĂ©dĂšre aan de Oranje Nassaulaan geopend door koningin Beatrix. Het gebouw staat als landgoed afsluitend gebouw aan de rand van Oranjewoud. Het vormt de overgang tussen bos en huizen. In een gereconstrueerd parkachtig landschap houdt het museum de balans tussen oud en nieuw in evenwicht. Staatsbosbeheer heeft door een landschapsarchitect de oude lijnen van het barokke park opnieuw laten zetten. Zo is natuur en cultuur een geheel geworden en maakt deze combinatie tot een uniek project.
Dat park wordt ook op 24 november ontsloten, maar zal minder toegankelijk zijn nog als het museum. De maanden komen aan waarin de natuur in winterslaap is en dus slechts de omtrekken van het plan zichtbaar zijn. Wanneer het voorjaar aankomt en de flora ontwaakt, zal deze krant zich in het park laten gidsen door SBB om te weten te komen waarom natuur plaats moest maken voor natuur.
Wanneer de deuren van het museum open gaan is er veel werk verzet door zowel bestuur en directie, als vrijwilligers. In grote aantallen hebben zij zich de afgelopen maanden aangemeld om het museum op poten te zetten en voor nu en in de toekomst staande te houden. Zakelijk directeur Stina van der Ploeg regelt en controleert. Thom Mercuur maakt de tentoonstellingen en verzorgt de vaste collectie. Zo zal dit museum op particulier initiatief zichzelf gaande houden.
âVoor een gemeente is het een uniek gebeuren om zo ver en zo lang mee te denken in een particulier planâ, zegt wethouder Frans Bouwers. âVeel andere gemeenten hadden wellicht met meer aarzeling gereageerd, maar Heerenveen heeft als een soort makelaar alle partijen bij elkaar gekregen voor die plek in Oranjewoud.â
Zonder de steun van de gemeente Heerenveen, de provincie Fryslùn en Rijks- en Europese fondsen via SNN (Samenwerkingsverband Noord-Nederland) zou het museum niet gerealiseerd zijn. Maar in de exploitatie wordt niet gesubsidieerd. De schilderijen en tekeningen die getoond worden komen voor een groot deel uit privé collecties en zijn in bruikleen aan het museum gegeven. Ook een deel van het bezit van Mercuur is aan de vaste collectie toe gevoegd. Het museum laat moderne en hedendaagse kunst zien, waarin de Friese kunstenaars de kern van de collectie vormen.
âBelvĂ©dĂšre is een versterking en een aanvulling op museum Willem van Harenâ, vindt directeur Minette Albers. âWe hebben afgesproken regelmatig met elkaar te spreken over de afstemming van het tentoonstellingsbeleid.â
âER IS RUIMTE VOOR DIT MUSEUMâ
âHet museum draagt mijn stempelâ, zegt Thom Mercuur. âMijn opvolger zal wel uit een andere generatie komen met mogelijk andere inzichten. Wat ik doe heeft een subjectief beeld, het is mijn idee. Objectief kun je geen museum maken. Dit is een olieverf en terpentijn museum. Dat is de beperking die ik mezelf stel. Een geconcentreerde collectie. De mensen moeten de liefde voelen waarmee het is uitgezocht en met wie het heeft gemaakt.â
âIk heb eigen ervaring en kennis van de verschillende andere facetten van het museumbedrijfâ, zegt Stina van der Ploeg. âDat is een goede aanvulling op de inhoudelijke kennis van zaken die Thom meebrengt. Het is belangrijk dat deze podia voor moderne en hedendaagse kunst er zijn in Friesland. Dat je niet voor alles naar de Randstad hoeft. Er is ruimte voor dit museum. Het heeft uitstraling. Op het hele museumbestand in Friesland is het een goede aanvulling. Er is geen museum specifiek voor moderne hedendaagse kunst. Er is wel eens een tentoonstelling met moderne kunst, maar het is niet structureel in de collectie terug te vinden.â
Geboren is Stina niet van hier, wel getogen. Ze studeerde kunstgeschiedenis en werkte bij een uitgeverij als redacteur. Daarna was ze beleidsmedewerker kunst en cultuur bij de gemeente Hengelo en in Leeuwarden. Hiervoor was zij interim-hoofd bureau collecties van het Rijksmuseum in Amsterdam.
âNu ben ik zakelijk directeur van museum BelvĂ©dĂšre. Het is geen kant en klare organisatie, maar van de grond af nieuw. Dat is voor iedereen spannend en voor mij een enorme uitdaging. Er is al veel werk verricht en er is aan beeldvorming gedaan. Ik zal dat beeld verder versterken en uitdragen.â
âWe kunnen niet alles laten zienâ
âIk spreek met kunstenaars waar ik wat mee hebâ, laat Thom weten. âVan de anderen sluit ik me af, daar kan ik niets mee. Veel kunst gaat aan mij voorbij. Ik zou me alleen bezig houden met autodidacten. Dat slaat nergens op, want wat kan het mij interesseren of iemand wel of niet op de academie heeft gezeten. Maar het toeval wil dat. Puur daarom.â
âHet wordt geen museum van het grote geweld. Er moet een innerlijke bewogenheid zijn. Het gaat om de stilte die het uitstraalt. Er moet een emotie in zitten.â Mercuur vindt niet dat zijn idee zich laat omschrijven. Het zal te zien zijn wanneer het museum open gaat. âDe schilder heeft een fascinatie, die hem zijn leven lang bezig houdt. Ik vind het leuk om relaties aan te brengen. Er zullen veel mensen in het museum komen, die daaraan voorbij gaan. Maar je doet het altijd voor die enkeling. Naast de vaste collectie zijn er de wisselende tentoonstellingen, die hebben inhoudelijk altijd iets te maken met de vaste collectie. Er moet een verband inzitten, ik kan geen uitersten aan brengen tussen de tentoonstelling en de vaste collectie.â
âWe kunnen niet alles laten zienâ, vult Van der Ploeg aan. âDe collectie van de bruikleengevers is vrij groot. De vaste collectie kan daardoor wisselen, want er is blijvend te putten uit die bruiklenen.â
âHet is een breed bedrijfâ
Het zijn niet alleen Friese schilders. Dat zou niet goed zijn, daar hebben de Friezen te veel niveau voor. Ze zijn het waard om naast de andere internationale schilders, waarmee ze raakvlakken hebben, te hangen. Mercuur probeert ze op die plaats te zetten waar ze thuis horen, omdat ze beslist niet minder zijn.
âWaar Thom vooral de inhoudelijke kant doetâ, zegt Van der Ploeg, âdoe ik de financiĂ«le en de personele zaken, de pr en marketing. Thom zorgt voor het inhoudelijke deel van de publicaties en gezamenlijk werven we fondsen of subsidies. Er is een museumwinkel en een restaurant. De bibliotheekcollectie is door Thom samengesteld, waarvoor samen met de vrijwilligers een systeem wordt opgezet. De kunstcollectie wordt beheerd en digitaal geregistreerd. Een heel pakket voorzieningen om de collectie te kunnen ontsluiten. Het museum is een breed bedrijf. Dit is een unieke omgeving met een prachtig pand. Wanneer de stofwolken straks zijn opgetrokken en de natuur weer tot leven komt, dan staat daar een mooi gebouw wat zich zal vullen met kunstwerken.â
âEen artistieke kwaliteitâ
Het museum heeft een enthousiast en betrokken bestuur, vindt Thom. âWe weten van elkaar wat we niet kunnen. Dat is belangrijker dan te weten wat we wel kunnen. Ik hoef niet uit te leggen wat ik doe. Ze weten dat ik geen tentoonstellingen louter als publiekstrekker maak. Dat wordt een ordinaire toestand. Het gaat mij om een artistieke kwaliteit, daar moet het museum in uitblinken. Door fijnzinnigheid, door gevoel, door smaak. Dat moet het zijn.â
âNu het steeds concreter wordt is er al veel aandacht voor het museumâ, ondervindt Stina. âOp dit moment verkoopt het zichzelf. Het wordt goed gevolgd, de mensen zijn heel enthousiast. Er zijn al vragen voor bezoeken, voor rondleidingen van grotere groepen en bedrijven. We zijn bezig met arrangementen en buigen ons over cultuureducatie.â
Het museum is gemakkelijk bereikbaar. Langs de plek waar Jan Mankes woonde, terwijl even verderop Boele Bregman begraven ligt, het museum hoort hier thuis. Voor zijn gevoel laat Thom het neusje van de Friese kunst zien. Er kunnen echter maar een beperkt aantal werken van iedere schilder hangen.
âHoeveel dat er precies zijn is een gevoelskwestie. Bij het inrichten ben ik alleen in een leeg gebouw, en heb al die kunstwerken om me heen. Dan dient zich ineens iets aan. Dat is altijd zo. Er komt altijd iets uit de hemel vallen. Daar is die hemel ook altijd voor geweest. Zelfs twee dagen voor de opening komt er nog een schilderij binnen, waarvan ik denk: tjongejonge, had ik dat maar eerder gehad!â
âVERTROUWEN IN DE IDENTITEITâ
In 1998 benadert Thom Mercuur het stichtingsbestuur van de uitzichttoren BelvĂ©dĂšre. Hij wil een museum voor moderne en hedendaagse Friese kunst in Tjaardaâs Bos zetten. Dat spreekt het bestuur aan, omdat daarmee de mogelijkheid er is de combinatie toren en museum goed te exploiteren. Het plan wordt echter in 2000 door de staatssecretaris weggestemd, omdat het niet past in de ecologische structuur. Hans Wezenaar en Jaap van den Kerkhoff staan op het punt de handdoek in de ring te gooien, maar willen toch nog een keer Oranjewoud in en iedere mogelijkheid bekijken. Nog steeds zien ze iets in het plan en de gedachte die erachter zit. Het terrein achter landgoed Oranjewoud blijkt de geĂ«igende plek.
Museumbestuur voorzitter Hans Wezenaar is van mening dat kunstliefhebbers en ondernemers best samen kunnen gaan.
âWij houden het zakelijke, het commerciĂ«le en het haalbare in de gaten. Terwijl de kunstman het creatieve deel ziet. We hebben elkaar goed leren kennen en respect gekregen voor de visie die Thom met betrekking tot de realisatie van dit unieke museum heeft. Wij, als âcultuurbarbarenâ wat de schilderkunst betreft, kenden de kunstwereld niet maar vinden die uitermate interessant. In het bedrijfsleven heb je ook lang niet van alles verstand, maar je luistert naar argumenten waarom men iets doet. De argumenten om dit museum in te richten zijn goed. Wij denken altijd in heel simpele formules, de kunstmensen hebben vaak een andere benadering. We luisteren naar elkaar en laten Thom vrij in de identiteit van het museum. Daar hebben wij alle vertrouwen in. Thom heeft een heel speciale gevoelsmatige benadering, daarmee krijgt een tentoonstelling extra inhoud. In iedere tentoonstelling zit een emotioneel element, wat het meer dan alleen maar een commerciĂ«le benadering geeft. Thom is heel belangrijk. De collega directeur Stina van der Ploeg en een grote groep vrijwilligers, mensen die zich inspannen om dat museum goed te laten werken, zijn net zo belangrijk. De totale identiteit, in onze terminologie de marketing van dit museum, is niet Thom. We maken daar gebruik van. De mensen die met deze materie bekend zijn geven daar een invulling aan die aanvullend is op de kennis van Thom. Hij is een belangrijke initiatiefnemer, hij bepaalt de creatieve kant van het geheel. Maar het museum heeft een breder platform dan Ă©Ă©n persoon.â
âEen uniek geheelâ
âBelvĂ©dĂšre is het enige Nederlandse museum dat is gespitst op regionale kunstenaars. Die identiteit is de basis van het museum. Dat is de kern, daarnaast zijn er verbindingen met stijlverwanten. Dat is een heel sterke identiteit, die is verbonden met stilte en natuur. Dat wordt buiten in het museumpark gerealiseerd. Die combinatie maakt het uniek. Het geeft een extra dimensie. Natuurliefhebbers kunnen zich in Oranjewoud prachtig vermaken en zullen belangstelling hebben voor de kunst. Mensen die voor de kunst komen zullen het geweldig vinden buiten van het fantastische gereconstrueerde Oranjewoud te genieten. Het is nu kaal, maar daar moeten we doorheen kijken. Als het straks klaar is, het begint te groeien, komt er echt een uniek geheel naar voren. Staatsbosbeheer heeft het over 111 soorten paddestoelen, over verschillende vogels en vleermuizen. Wanneer je die mensen hoort spreken wordt je erg enthousiast. Wij hebben net zoveel moeite met het kappen van al die bomen als vele bewoners van Oranjewoud en Heerenveen. Maar wanneer je iets bijzonders in de toekomst wilt hebben, dan was deze kap en deze reconstructie noodzakelijk. Het is een prestigeproject van Staatsbosbeheer, die er bekendheid aan geeft in de communicatie. Door deze twee facetten samen te nemen wordt de uitstraling naar buiten toe in belangrijke mate bepaald.â
Voordat een museum draait moet alles bestuurlijk goed georganiseerd zijn. Het bestuur van de stichting Museum BelvédÚre exploiteert het museum . Onder de stichting Museum BelvédÚre Oranjewoud valt het onroerend goed. De stichting Vrienden van Museum BelvédÚre zorgt financieel voor de private ondersteuning.
âHet is een stuk cultuur in Heerenveen dat een prachtige aanvulling is op de sport en andere activiteiten. Daarom wordt de link van Sportstad naar BelvĂ©dĂšre gelegd. Dat betekent een wederzijdse kruisbestuiving. Het museum is een levenswens van Thom. Hij zit nu in een periode dat het er op aan gaat komen. Nu is er de vertaalslag. Dat maakt hem nerveus en dat is logisch. Iedere artiest is vlak voor het opkomen nerveus. Anders werkt het niet.â
Archiefstuk: Heerenveense Courant november 2004.
#heerenveense courant#thom mercuur#stina van der ploeg#hans wezenaar#jaap van den kerkhoff#museum belvédÚre
1 note
·
View note
Text
HET LICHT ZOEKEN EN VINDEN
Het is dat de tijd stil staat. Niet alsof, of dat het aldus lijkt. Het is zo. De tijd staat stil. Het is vandaag, het wordt geen morgen en gisteren is geweest. Voor de mens Allard Elout is dit de waarheid. Zijn werk blijft actueel, daarvoor is het eeuwig vandaag. Welhaast op de kop af 34 jaar geleden betrad ik op tientallen meters afstand de expositieruimte van Museum Willem van Haren. En nu loop ik de zaal in wat ooit Kunstruimte was en Museum Galerie Heerenveen is genoemd. Toen viel ik stil en dat overkomt mij nu weer. De daar toen en vandaag weer opgehangen schilderijen dwingen tot een moment van geruisloos afwachten. Wat ik destijds in de Heerenveense Courant deed afdrukken, kan ik nu bijna letterlijk op het weblog Kunststukjes publiceren. âGefixeerd op de beelden totdat de schijnbaar steriele en onpersoonlijke vormen zich van het doek losmaken en in een waterval van glasgerinkel over de bezoeker heen storten.âÂ
De in 2016 overleden Elout leeft voort in zijn werk. De kunstwereld vergat hem niet. Postuum bezit Allard een plaats in de Friese scene zoals hij dat bij leven had. Zijn kunst is ook nu nog actueel en kent in aandacht en afwerking nauwelijks een gelijke. In dat werk stapt hij tegen beter weten in uit het donker. Het werkstuk waarmee hij met goed gevolg Vredeman de Vries kon verlaten is in deze tentoonstelling bijgehangen. Het toont een duistere welhaast abstracte omgeving in zwart en wit. Het fotografische beeld is op linnen gedrukt. Elout zal zich vaak zo gevoeld hebben zoals hij in dat werk er uitdrukking aan geeft. Pessimistisch over wat buiten het atelier en het woonhuis om hem heen gebeurt. De toestand in de wereld baart hem zorgen. Om daar een antwoord op te hebben bleef hij niet hangen in droefgeestigheid en zwartkijkerij. Na de academie zocht hij het licht.
Die open blik vond hij onder meer in goa-trance. Een muziekstijl waarmee je kunt mediteren en jij je in jezelf keert, in gedachten bent. Op Wikipedia lees ik daarover: âDe nummers proberen geleidelijk aan de energie op te bouwen door middel van veranderingen in de percussiepatronen en steeds meer gecompliceerde en gelaagde synthesizergeluiden, melodieĂ«n en harmonieĂ«n, om zo een hypnotisch, euforisch en intens gevoel te creĂ«ren.â In die extase laat de kunstenaar de wereld achter zich, of beter onder zich daar hij in hoger sferen geraakt, en vindt vanuit de donkerte het licht. Die opgetogenheid klinkt door in zijn werk.Â
âVan alle kanten straalt en bestraalt een schijnsel de vormenâ, citeer ik mijzelf uit de recensie daterend van 7 maart 1990, âkiert ertussen door, terwijl de lichtbron zelf niet in beeld wordt gebracht. De vlakken bollen en rondingen ontstaan onder druk van contrasten. (âŠ) De in pasteltinten gezette nevelsferen, alsof boven de wolken een nieuwe aarde geschapen is, zijn tegenstrijdig met de strakke begrenzingen van de overlappende vormen. Langs elkaar schuivende glasramen, spiegelingen zonder spiegelbeeld.â De tegennatuurlijke schaduwwerking maakt de intentie van het werk mysterieus en onbeschrijfelijk boeiend. De composities zijn gelaagd opgezet, dun en ijl over elkaar gepenseeld. Zo zodat er diepte ontstaat in het platte vlak. Het verdient uiterste concentratie, in maken zowel als in bekijken. Er is een magnetisch veld gecreĂ«erd waarnaar mijn blik getrokken wordt. Mijn ogen kleven figuurlijk aan de verbeelding.
âIn een bevlieging na ongestoorde meditatie verschijnen geestelijk beelden uit een vergeten landschap en worden moeizaam verwerkt tot tastbare impressies. De vormen zijn zo transparant als glas, maar vervormen voor het oog tot compacte gehelen. Nadat op het netvlies een bepaalde impressie staat ingebrand blijken de verzonden beeldgolven alweer andere standpunten in te houden. Aldoor speelt de vorm en de lijn een nieuw spel met de kijker. (âŠ) Onder de denkbeeldige huid gaat een filosofie schuil, waarin in de uiteindelijke werkelijkheid de visie op heden en verleden, begin en eind, yin en yang, zijn en niet zijn verborgen ligt onder de diverse voorbewerkingslagen. Het karakter van het werk wordt daardoor bepaald, zoals de mens wordt gevormd door zijn geschiedenis.â
Bij de tentoonstelling is als een soort van catalogus een kleine werkmap te koop. Daarin verantwoord de kunstenaar zijn leven en werken, dat door kenners âpoĂ«tisch constructivistischâ is genoemd. Elout is een dichter in zijn transparant abstracte schilderijen die zijn geconstrueerd rond geometrische vormen. Maar vooral zoekt hij daarin het licht. Hoe hij dat lichte punt aan het eind van de donkere tunnel heeft gevonden staat beschreven. Waardoor hij inspiratie vond en vanuit welke bron hij zijn composities liet ontstaan. Een playlist van ateliermuziek, waarbij Allard de rust vond om te werken, vindt een plek in de map. En de mate van verlichting door kunstlicht om bij te werken in het atelier. Om de kleurweergave op zijn schilderijen zo natuurgetrouw over te laten komen. Zelfs kan ik nu eenzelfde situatie bij mij thuis inrichten. Met dezelfde lichtsterkte, dezelfde muziek en de geur van olieverf, copal en damar. Sluit ik mijn ogen zie ik Allard werken achter zijn ezel met op het palet bergjes verf in pastelkleuren.Â
âHet licht straalt degene tegemoet die de moeite neemt het licht daadwerkelijk symbolisch te ontsteken.â
âInspiratie en worstelingâ. Werken van Allard Elout in tentoonstelling bij Museum Galerie Heerenveen, Mickelersstraat 11 in Heerenveen. 28 januari tot en met 10 maart 2024.
0 notes
Text
ARCHIEFSTUK: recensie april 2003
HET MINIMALE VAN WIEBE EN HET OVERBODIGE VAN ZIJN VRIENDEN
Het is Wiebe Knobbe gelukt de dingen terug te brengen tot een enkele lijn en een enkele kleur. In zijn studie naar deze abstracte weergave van de realiteit is hij met glans geslaagd. Met de landschappen brengt hij een exacte verbeelding van de stemming. De sfeer hangt sferisch in de lucht. Wiebe is doof, hij ziet een beeld zonder geluid. Zo is het stil om hem heen en zo is het stil in zijn werken. Een serene rust, die nergens wordt doorbroken. De aquarellen zijn gehangen in het museum Willem van Haren onder de titel âWiebe en zijn vriendenâ. Wiebe is in 1989 overleden, zijn vrienden Willem van Althuis en Sjoerd de Vries leven nog. Wiebeâs zienswijze heeft zich dus niet verder kunnen ontwikkelen, het hield abrupt op te bestaan. Toch zijn de nagelaten werken niet gedateerd. Ze kunnen nog lang en in vele stromingen tijdloos mee.
De plaatjes zijn kort en bondig opgezet. Slechts enkele juist gekozen kleurvlakken maken het beeld. Minder weergeven om meer te laten zien, was Wiebeâs motto. In de ijle sferen zindert de lucht na van even voordat het geschapen is. Er zijn geen vormen, er is enkel sfeer. Het mysterie echoot in grijs, groen en blauw. Een stille kunst met even diepe gronden als de petgaten van de Deelen of het Schar. De techniek van de waterverf maakt de vormgeving open en teer. Het formaat is klein, maar groot genoeg om aan te spreken.
En dan lijkt Wiebe uitgekeken op deze nevelige en ingetogen landschappen. Er moeten lijnen gezet worden en vormen houvast bieden in het niets. Hoewel hij erin slaagt in enkele kleurkrassen een beeld neer te zetten, is dit werk meer illustratief: een plaatje bij een praatje. Door de figuratie is de plaats en de plek bepalend voor een minder tijdloze verwezenlijking. De versimpelde ingevingen uiten zich in naĂŻef aandoende vormen. De lijnen waaieren uit in de nog natte ondergrond, en gaan zo leven en bewegen. Het is een zwerftocht door de kunst, een doling in de hof van uitdrukken met zo weinig mogelijk middelen.
In de vrienden Van Althuis en De Vries ziet Knobbe alles terug van waarmee hij bezig is. Zij verbeelden eenzelfde sfeer, dezelfde ingetogen aard over de landen rond Heerenveen. Willem van Althuis doet het in olie en verft daardoor het ijle karakter dicht â de sfeer is dood. De platen, waarin overgangen van licht naar donker worden geschilderd, zijn stukken minder doordringbaar dan de waterverven van Wiebe. Van Althuis gold als een meester in het minimale, maar na het zien van het werk van Wiebe Knobbe valt hij van die troon. Het werk van Sjoerd de Vries treedt buiten de grenzen van âzijnâ landschap. In de karakteristieke ongenuanceerde stijl, die graaft tot op het bot van het zichtbare, hebben enkele werken de expositie in het Haagse Gemeentemuseum niet gehaald. Het lijkt een wat bijeen geschraapt rommeltje van rariteiten, maar geeft toch in een korte rij het oeuvre van de kunstenaar weer. Er is de liefde, er is de drank en er zijn De Deelen. Vingeroefeningen op weg naar het meer uitmuntende werk. Bladen uit een schetsboek. In beeld geen overeenkomst vertonend met vriend Wiebe, maar in sfeer naadloos aansluitend.
Zo zou de tentoonstelling groots moeten zijn, omdat Wiebe alleen niet tot de verbeelding scheen te spreken. Toch is dat werk juist het meest in het oog springend, terwijl de vrienden er maar wat bij hangen en in deze overbodig zijn.
#wiebe knobbe#willem van althuis#sjoerd de vries#museum willem van haren#heerenveen#2003#wiebe en zijn vrienden
0 notes
Text
ARCHIEFSTUK: recensie oktober 2009
SCHILDERIJEN HENK KRIST HEBBEN DE BLUES
Met een mate van naĂŻef aandoende bewogenheid penseelt schilder Henk Krist zijn werken. Door deze aanpak is de realiteit figuratief abstract gemaakt en spreekt daardoor beter aan dan als zou het een fotografische werkelijkheid betreffen. Het zijn vooral mensfiguren die de composities in museum Willem van Haren bevolken. In elke hoedanigheid, maar vooral als portret. Achter de trieste koppen gaat een leven schuil, de zin van het zijn zit echter dieper weg dan de penseelstreken op de huid laten zien. âWat te doen op aardeâ, is het antwoord op de vraag van de vele hulpeloze blikken. Dit doen ze op aarde, een aanklacht tegen het uitzichtloze zijn van de wereld. Maar gezet in veelal vrolijk warme kleuren, waardoor een sprank hoop oplicht en de bezoeker niet helemaal treurig de expositiezaal verlaat.
Ogen staan groot in de kassen en zijn ten opzichte van elkaar wel scheef gezakt. Ogen zijn de spiegel van de geest en daarom is het zo belangrijk ze op een juiste manier in het platte vlak weer te geven. In de blik schuilt het verhaal, dat wordt onderstreept door de handeling en het gebaar. Het zijn veel muzikanten die een plek in de eeuwigheid van Krist krijgen. En muziek is toch overwegend een bezigheid om je blij bij te voelen. De musici van Krist spelen alle de blues en gaan duidelijk gebukt onder die melancholie in driekwartsmaat. Een bezieling in mineur en daarmee prachtig in verf uitgevoerd. De geportretteerde mensen staren gelaten voor zich uit, de blikken staan op oneindig, de beweging is stil gezet. Het figuur is figurant in de opvoering van het toneelstuk dat leven heet. Het leven is in de ogen van Krist theater, waarbij achtergronden niet anders zijn dan toneelkleden en decorstukken. Wat te doen op aarde, speel het spel en vermaak de wereld. Maar het vermaak is dat van de pierrot, ernstig en met de traan nader dan de lach.
Vaak is de mens alleen en in de groep blijft de eenzaamheid. Roeiers werken niet samen om vooruit te komen, biljarters mikken droevig op Ă©Ă©n bal. Er is nergens eensgezindheid, geen groepsgevoel, maar een dwingende apartheid. Iedere blik, hoe summier ook weergegeven, spreekt subtiel boekdelen. Het individu als eigenzinnige eenling. Krist schept een duidelijk beeld met zijn mensfiguren, tot de verbeelding sprekend is daarbij de vormgeving zonder wezen. Eens waren ze er, maar nu zijn de stoelen leeg en is Babylon verlaten.
0 notes
Text
ARCHIEFSTUK: recensie juni 1992
SPANNENDE TENTOONSTELLING IN MUSEUM WILLEM VAN HAREN
Afgelopen zaterdagmiddag opende museumdirecteur Ad Geerdink de tentoonstelling met werk van een tweetal Heerenveense kunstenaars. (âŠ) Hij kenschetste de uitstalling als een "spannende tentoonstelling". Het werk van Jochem Hamstra en Age Hartsuiker kent vele tegenstellingen. Is de Ă©Ă©n emotioneel zeer geladen, de ander graaft door tot de essentie van het beeld.
Hartsuiker schrijft bij zijn nieuwe werk: "De houding tussen kleur en tekening (het zwart-wit) hangt samen met de verschillende trappen en hiërarchie van de natuur. De kleur karakteriseert de lagere orde, terwijl de tekening (zwart/wit) meer en meer gaat overheersen naarmate wij hoger stijgen in rangorde van het zijnde. Zwart en wit zijn voldoende om de mens en andere levende wezens (ook de levende natuur) te karakteriseren. Kleur is de "taal" van de dode stof."
Hamstra, vorig jaar afgestudeerd aan de voormalige BKA Vredeman de Vries te Leeuwarden, vindt zijn voorbeelden in de kunstenaars Sjoerd de Vries en Boele Bregman. Deze op hun beurt putten inspiratie uit het werk van Jan Mankes. "Het is goed om te zien dat zo de fakkel van de Heerenveense kunstenaars van generatie op generatie wordt overgedragen", vond Geerdink. Hij zag in de compositie "Spiegeling" van Hartsuiker het karakter van deze expositie verbeeld: wit kan niet zonder zwart en zonder wit is er geen zwart, zo is de som meer dan de afzonderlijke delen.
\Zichzelf vernieuwend bij iedere volgende stap, grijpt Age Hartsuiker in zijn meest recente werk terug naar een begin. Het landschap, een aantal jaren geleden ook al onderwerp van zijn beeltenissen, komt nu gerijpt boven de aarde uit. Ooit zaaide Hartsuiker als afgestudeerd graficus het zaad. Nu, na omzwervingen langs andere paden, oogst de kunstenaar en plukt de vruchten van een intensief streven naar eenvoud in uitdrukking. Op zoek naar de oorspronkelijke tekening. Het landschap wordt zwart en heeft het karakter van de grafische werkwijze. Age Hartsuiker is aldus in tweeërlei opzicht terug bij de bron. Geen stap terug, maar juist een sprong vooruit. De essentie van de realiteit: wat blijft erover wanneer alle vorm en elke kleur is verdwenen.
De expositie in het museum Willem van Haren te Heerenveen toont een tiental werken, waarin Hartsuiker speelt met vorm en kleur. Daar waar enkel het zwart overheerst en de kleur slechts onderhuids aanwezig is, is de uitdrukking het meest puur. De onwillekeurig ontstane vormen zijn spannend en daardoor is dit werk uitermate boeiend. Door het zwart en grijs/wit over een onderlaag van kleur te zetten blijft de compositie levend. In een enkel werk straalt een kleur nog door de bovenlaag en geeft zodoende een trage overgang naar deze fenomenale toevoeging weer. Langzaam gaat het wit over in een kleur en krijgt het zwart een diep-blauwe waas. Hartsuiker heeft de tien werken met uiterste zorg neergehangen, zodat de verandering van vorm naar kleur nauwlijks merkbaar is. De keuze van kleuren is niet emotioneel, de kleuren zijn juist vanuit het fenomeen kleur ontstaan. Het pastelkrijt gloeit op, maar kan ook mat naar de achtergrond schuiven. Als de titel "Landschap" is wil het oog toch iets van zo'n omgeving doen vermoeden.Meestal is er echter slechts de suggestie, de reactie op een visuele ervaring.
foto © Jurjen K. van der Hoek
De intensiteit waarmee Jochem Hamstra kunstenaar is verbindt hem met Age Hartsuiker. Met hart en ziel doende met het scheppen geeft het het werk een meerwaarde. Hoewel de twee in hun werk tegenpolen zijn, passen zij uitstekend samen in deze expositie van het Willem van Haren. Jochem gaat zijn eigen weg tijdens en na de studie aan de kunstacademie. Het werk is sterk emotioneel getint in een expressief karikaturale stijl. De tekeningen zijn in de loop van de jaren ontstaan en hebben als onderwerp de bezigheden die over het algemeen het daglicht maar matig kunnen verdragen.
Als een moderne Henri de Toulouse-Lautrec lijkt Hamstra de kroegen af te schuimen om, weggedoken aan de bar, snelle schetsen te produceren. De tekenstijl is aangepast aan de gebeurtenis. De bedreiging en de drank is hoekig en aggressief, terwijl het sociale element en de geborgenheid in ronde vormen op papier gezet zijn. Het is niet enkel de wellustige liefde, de hel en het lawaai, maar ook de prille liefde waarbij het ontdekken voorop staat. In enkele lijnen weet Hamstra de impressie in beeld te krijgen. Vooral de drie blote dames, in eenheid verbonden door een verticale rode baan, zijn van een krachtige eenvoud.
De humor ligt op straat, dat blijkt in de olijke compositie van de weelderige dame in jarretels die een magere heer in onderbroek verlegen het schaamrood naar de kaken laat stijgen. De karikaturen van het nachtelijke leven zijn gevat in oude fotolijsten en overdacht gehangen rondom een uit het midden geplaatst schilderij. De diverse onderdelen vormen als zodanig het totale object "Van nacht en dag". In het glas van de geroeste lijstjes zit soms een barst, en dan sluit het nog beter aan bij de tekening die erachter zit: het gebroken glas â Â de gebroken man.
Links boven in de uitstalling vindt de bezoeker een ets in de stijl van Boele Bregman. Een eerbetoon aan een voorbeeld? De manier van uitstallen doet denken aan de, op middeleeuwse schilderijen afgebeelde, ateliers waar langs de wanden legio kunstwerken boven elkaar zijn gehangen. Ook is er de sfeer van het café, de kroegbaas bevestigt er lukraak plaatjes aan de muur.
Het schilderij, alleen het doek zonder lijst, geeft een levensgrote naakte figuur weer. Het lichaam is uitgemergeld, zielloze ogen staan er in een ingevallen gezicht. De blik is van een oneindige treurigheid. Het is geen kater die het lijf, na diverse nachtelijke omzwervingen en vele glazen goudgeel vocht, in een ban houdt â er zit meer achter deze façade van introversie. De intrigerende beeltenis is gedrukt tegen een illustratief fond en wordt omringd door een troep groteske vogels. De lange puntig snaterende snavels vormen een nachtmerrie voor de luisteraar. Het zijn de stemmen in het hoofd. Er is tussen de figuur en de kijker geen communicatie, maar toch is de sfeer duidelijk te proeven.
foto © Linus Harms
#museum willem van haren#heerenveense courant#age hartsuikker#jochem hamstra#1992#tentoontelling#recensie
0 notes
Text
MUSEUM HEERENVEEN GAAT MET DE STROOM MEE OF ER JUIST TEGENIN
Voeren de turfschuiten eertijds stroomafwaarts het bruine goud uit de tijd, nu gaat de kunst stroomopwaarts de geschiedenis in. Turf was dĂš huishoudelijke brandstof voordat gas werd gewonnen, en zon en wind onze huizen warm zouden houden. Zwaar werk was het toen de turf uit het veengebied te spitten. Het kostte veel manuren tijd, want veelal ging alles voor de mechanisatie met de hand en gekromde ruggen. Het baggeren en afbonken, het uitsteken, het afleggen en intrappen, het ringen, het vuren. Bloed, zweet en tranen. Bloed van beschadigde handen door het ruwe werk. Zweetdruppels in de blikkende zon. Tranen om de zware arbeid. Het lichaamsvocht vulde de petgaten en vermengde zich met het wassende water. De pramen werden uiteindelijk de sloot uitgeduwd de toekomst van het openluchtmuseum in, nadat turf was ingewisseld voor steenkool en andere fossiele brandstoffen.
Nu, na zoveel jaren wenkt de nostalgie, roept de romantiek, om een uitwerking in een of andere kunst. Want het eelt is van de handen gegroeid, de modder afgewassen, wat rest is een idyllisch en dromerig beeld van die tijd. Maar de realiteit is verre van die denkbeeldige waarheid. Daarmee zijn kunstenaars aan de haal gegaan, hebben er werk van gemaakt. Theatermakers, musici, schrijvers, dichters, architecten, designers, kunstenaars en ambachtslieden. Monumenten werden en worden in kunstvormen opgeworpen. En nog laten creatievelingen zich inspireren door het landschap in Zuidoost-Friesland. Door een geschiedenis van waaruit deze landstreek zich heeft gevormd.
Museum Heerenveen is de geëigende plek om de kunst en deze historie samen te brengen. Het museum heeft immers als oudheidkamer door het verzamelen en uit de verzamelingen een hele hoop veenderij attributen in bezit gekregen. Het hele verhaal van het ontstaan van de plaats en de regio kan worden verteld en wordt verteld. De vaste collectie bestaat eruit. De vlecke Heerenveen heeft zijn ontstaan aan het veen te danken. Daarom kon het museum, ooit vernoemd naar grietman Willem van Haren maar nu gewoon kortweg naar de plaats waar het gebouw kan worden gevonden, eenvoudig aansluiten bij Arcadia als erfenis van Culturele Hoofdstad 2018.
Arcadia is een 100 dagen durend cultureel programma, maar het onderdeel Stroomopwaarts zal een beweging zijn, een terugkerend moment voor ten eerste 10 jaar om op zoek te gaan naar de cultuur van Zuidoost-Friesland. Om het historisch besef van dit deel van de provincie te intensiveren en te behouden voor de toekomst.
In Museum Heerenveen komt die historie en deze kunst bij elkaar en trekken er samen op in de huidige tentoonstelling. Bestaande kunstwerken uit de collectie, zoals die van onder meer Dirk Piebes Sjollema, Wiggle en Klaas Krikke, Frits Klein, Willem van Althuis en Goffe Struiksma, geven een idyllisch beeld van de plaats. Van toen geluk nog heel gewoon scheen. Plaatjes van in en rondom Heerenveen. Maar de hedendaagse beeldmakers togen aan het werk met die veenderij geschiedenis. Krijnie Beyen, Johannes Bosgra, Rien Broekhuijsen, Flos Pol, Gerwald Radsma.
Daarbij blijft Flos Pol heel dicht bij de oorsprong van het bruine goud. Ze gebruikt natuurlijke materialen om haar kunst uit op te bouwen. Vooral materie dat het leven achter zich heeft. Gegroeid is, gebloeid heeft en verdort is. Zoals rietbladeren, vergaan blad, rietstengels, lisdodde zaden, haagwinde en rietpluimen. Het landschap is er vol mee. Uit die vormen stelt ze eigen structuren samen, die overeenkomsten vertonen omdat deze eenzelfde grondslag hebben. Uit dezelfde aarde ontkiemden en ontsproten. Zo zijn de objecten veelvormig, gerelateerd aan natuurlijke vormen, maar toch is de hand van de mens te herkennen in de manier waarop het materiaal geordend is. Een stroompje meandert over de aarde, wordt in een ander werk welhaast gekanaliseerd en zijn de stroken grond nog niet netjes in de ruilverkaveling gegaan.
In de waterkruiken van Krijnie Beyen zie ik wel vloeistof maar is het geen vloeibare stof. Beyen suggereert in haar kruiken de spiegeling op de golven. Steek ik mijn hand erin kom ik bedrogen uit want ik stuit op een foto en voel geen nattigheid. Uit hout zijn de vormen in laagjes gedraaid met op de top een aluminium plaat met een opening. Door dat gat zie ik de reflectie van wat ik denk dat water kan zijn. Het is als zodanig ook zo bedoelt. De kunstenaar wil er schoonheid mee uitdrukken. Water is even gewoon als aarde, lucht en vuur normaal zijn, maar vanuit divers gezichtspunt of in verschillende context heeft het glans en pronkt het met de rijkdom van zijn. Water, aarde, lucht en vuur zijn zich bewust van hun kracht dat alles op aarde naar hen te herleiden zijn. Uit deze vier elementen heeft Krijnie Beyen het water gelicht om mij de waarheid te tonen die onder de schoonheid verborgen is. In deze meditatieve vaasvormen is het wezen van de esthetiek opgenomen als de resten van leven in een urn.
Johannes Bosgra nam de door zijn voorouders gekweekte bomen als onderwerp. Deze monumentale bomen, beuken en eiken, van de Bosgra boomkwekerijen staan op het landgoed van Stania State in Oenkerk. Maar andere uit de hier niet getoonde serie staan in honderden landschapstuinen en parken van Noord-Nederland. Deze zes fotoâs in Stroomopwaarts zijn een verstild monument van Bosgraâs jeugd en afkomst. Gehuld in nevel verhuld het de realiteit, want door ouderdom zullen deze bomen het onherroepelijk afleggen. In dit onwerkelijke palet van blauwgrijze kleuren staan ze vereeuwigd, vastgelegd in de tijd. Gespiegeld in het water van de vijvers. Deze sfeer is geĂŻnspireerd op het werk van schilder Willem van Althuis. Hij schiep een oneindige wereld, waar achter zijn gelaagde en het onderwerp reducerende schilderingen een groot verhaal schuil gaat. Bosgra abstraheert niet, waar Van Althuis dat wel doet. De bomen zijn herkenbaar, de oevers zichtbaar, maar met amper 100 meter zicht bij dichte mist. Geen weidse uitzichten, maar bereikbare verstilde ogenblikken.
Wandelend over de uitgestrekte velden in deze omgeving kwamen de verhalen van vroeger als vanzelf bij Rien Broekhuijsen binnen. Hij is geraakt door de geschiedenis van het veen. Voor hem staat turf symbool voor de relatie met de grond waarop hij leeft. Dat is niet uit de klei getrokken of uit het veen gesneden, maar in het zicht van de zee langs de westkust uitgegraven. Toch vindt hij hier genoeg stof om kunst te scheppen. Met de grond in gedachten, de basis van waaruit het zijn ontstaat, maakte Broekhuijsen een installatie met turf en zand. Hij nummert de turven en legt ze op een stelling van roestvrijstaal, als broden vers in de bakkerij. Interactief kan de beschouwer met de druk op de knop een rookinstallatie in werking stellen. De damp omhult de turf, het verleden verdwijnt in nevel. Maar meerdere associaties bij dit kunstwerk zijn mogelijk en toegestaan.
Voor de video van Gerwald Radsma neem je de tijd. In âpermeationâ trekt een gemanipuleerde werkelijkheid aan mij voorbij. Permeatie is het binnendringen van stoffen in cellen. Met die verwijzing probeer ik de verbeelde gedachte van Radsma te volgen. De blauwe opeenvolgende beelden hebben de indruk van funky vloeistofdiaâs. Er ontstaat voor mijn ogen een alternatieve wereld, een onwerkelijke werkelijkheid. Volgens Radsma begeeft hij zich als digitaal kunstenaar tussen de naakte realiteit van fotografie en de volledige vrijheid van de schilder. Zo probeert hij een nieuwe werkelijkheid te construeren, de vrijheid te nemen van verf op doek terwijl hij gekooid is met camera en film. Het beeld verandert en verandert, de realiteit gaat mee en verandert en verandert. De realiteit kan nog maar nauwelijks in de schaduw van het beeld staan, want het beeld is de nieuwe realiteit. Een hervorming, gereformeerd, een hergebruikt zijn. Ik zie mijzelf spiegelend tussen de vloeiende stoffen in die nieuwe werkelijkheid.
Een bordje naast het werk van Radsma laat me deze tekst lezen: âkijk is goed naar dit kunstwerk. zie jij jezelf in het water?â Ondanks de humoristische schrijffout kan ik de retorische vraag met ja beamen. Deze tentoonstelling in Museum Heerenveen heeft een educatieve aard. Schoolkinderen krijgen rondgaand vragen voorgelegd om de geschiedenis te leren kennen. Om de getoonde kunst te weten waarderen. Met tekstborden wordt de historie van deze regio uitgelegd. De kunst is daarbij meer dan illustrerend. Stroomopwaarts terug in de tijd. Heden en verleden, landschap en kunst.
Stroomopwaarts, de bodem als getuige. Tentoonstelling in Museum Heerenveen, Minckelersstraat 11, Heerenveen. Tot en met 3 juli 2022.
#stroomopwaarts#museum heerenveen#flos pol#krijnie beyen#johannes bosgra#rien broekhuijsen#gerwald radsma
0 notes
Text
FOTOGRAAF GEERT AARNOUT EN ZIJN GELEIDE STELLEN
Een fotograaf moet een derde oog hebben. Een arendsoog als in een scherpe blik. Een blik die onopvallend spiedend om zich heen tuurt. Ziet wat door anderen in het voorbijgaan onopgemerkt blijft. De kleine details van de omgeving, van het leven. Of juist de ruime blik, de grote landschappen, het overweldigende beeld. Niet iedereen heeft die creatieve geest en kunstzinnige maatstaf, en de meeste beeldmakers komen niet verder dan leuke kiekjes en dierbare vakantieplaatjes. Tegenwoordig staat de meest geavanceerde apparatuur de hobbyist op foto trektocht bij, zodat het eigenlijk niet meer mis kan gaan. Maar het juiste moment te pakken, de correcte uitsnede te maken en het meest interessante beeld te componeren is van een ander niveau. Dat leer je nergens, dat is aangeboren â een gave, een talent.
Paren te kijk
Zo een fotograaf is Geert Aarnout. In Museum Willem van Haren toont hij een fotoserie die door veel jaren heen is opgebouwd, van 1969 tot 2006. Aarnout heeft een scherp oog voor de intimiteit onderweg. In deze serie zet hij paren te kijk. Stellen waarvan de een zichtbaar bij de ander hoort. Soms door een lang leven getekend, waarbij de verstandhouding automatisme is geworden. EĂ©n blik zegt meer dan duizend woorden. Maar ook koppels die nog aan het begin van hun geschiedenis staan. Dan omstrengelt de blik zich in elkaar, er is verliefdheid die later liefde wordt. De fotograaf ziet dat, merkt dit op en legt het vast. Hij is de dirigent van zijn eigen compositie, en weet de muzikanten zo te sturen dat ze zijn partij spelen.
Afstand overbruggen
Voor dit thema heeft Aarnout zijn modellen niet bespiedt en in het voorbijgaan ongemerkt vastgelegd, zodat de houding en verhouding spontaan blijft. Hij heeft ze om toestemming gevraagd, helemaal volgens de regel van het portretrecht. Daardoor staan sommige stellen er enigszins houterig bij. Opgeprikt als wordt er een staatsieportret gemaakt. Maar ook anderen weet Aarnout zo te laten bewegen alsof de ingenomen positie spontaan is. Dat is de kundigheid van de beeldmaker, om zijn model zo gerust te stellen dat er voor een kort moment vriendschap tussen waarnemer en waargenomene ontstaat. De betrapte mensen scheppen afstand, die verwijdering moet de fotograaf zien te overbruggen. De fotoserie laat niet alleen stellen zien, de relatie tussen man en vrouw, maar geeft ook een mooi tijdsbeeld weer. De verandering in modestijl van kleding en haardracht is keurig te volgen.
Pikorde tussen man en vrouw
De platen zijn letterlijk ongekleurd, dus zwart-wit, maar figuurlijk vol van tinten. Want de vastgelegde momenten geven de liefdevolle verstandhouding tussen mensen weer. Zelfs wanneer deze al wat afgekoeld en onderkoeld is blijft er een gloed waarneembaar. Dat kan een wat koude kleur zijn bij de oudere stellen, maar ook heel goed een warme tint bij het jonge geluk. Slechts Ă©Ă©n plaat is in kleur. Deze steekt dan af bij de rest, maar ook in sfeer doet het dat. Het beeld van een nauwelijks correct gekleed ouder stel in de vrolijke sfeer van de kermis spreekt boekdelen. De pikorde tussen deze man en zijn vrouw is tastbaar.
Verhalen achter de platen
Pakt Geert Aarnout de stellen bij de jas zodat ze even stil staan voor zijn lens, ook pikt hij een plaat mee wanneer het moment voor een ogenblik ongedwongen van henzelf is. Wanneer ze vergaten dat ze worden bekeken. Dan is de foto nog meer interessant, omdat het een intiem samenzijn weergeeft. Ma veegt een stofje van paâs das. Jonge ouders op de rand van een ziekenhuisbed. Ma knijpt in paâs wang, hij kijkt verschrikt maar heeft vertrouwen. De fotograaf kent de verhalen achter de platen. De toeschouwer niet en ziet de echtparen zitten op een bankje, op een muurtje en op de stoep. Ze staan voor een etalage, voor een spiegel of in de deuropening. Ze lopen over het plein, door de straat en tussen de mensen. Of liggen verliefd te zijn op een ZĂŒndapp. De woorden doen niet terzake, de sfeer ligt er duimendik bovenop. En daar gaat het om!
Tentoonstelling "couples", fotoserie van Geert Aarnout bij Museum Willem van Haren, Minckelersstraat 11 in Heerenveen. Tot 1 januari 2015.
0 notes
Text
SCHILDER MAURICE BRENKMAN ZET STERREN OP HET DOEK
De schilderijen, meest portretten, van Maurice Brenkman hebben een donkere toonzetting. Dat kan zich zo voordoen door zijn manier van schilderen, namelijk in de klassieke traditie â op een ouderwetse manier. Alsof de oudheid er kunstmatig in geslopen is, de jaren die tellen al in tijd vooruit zijn. De duistere kleuren lichten enkele keren op wanneer het beeld van een kind of de oude vrouw is gevangen.
Over het algemeen hebben de werken, zoals te zien in Museum Willem van Haren, een klein formaat. Dit verhoogt echter de intimiteit, omdat de kijker een extra stap naderbij doet om ieder detail goed te kunnen duiden. Meestal verdient een schilderij juist de afstand, maar het werk van Brenkman heeft meer schoonheid van dichtbij.
Cartoonesk clowneske benadering
De schilder is op dreef in het portret. Maar hij beeldt de geportretteerde niet in realiteit uit. Aan de afbeelding geeft Brenkman steeds een persoonlijke draai. Niet altijd even direct zichtbaar, op andere momenten juist weer wel. Enkele hebben een opgeheven hoofd met de neus in de wind en het kader hautain uitziend. Maar ook en profil of met opgeblazen wangen, een toegeknepen oog. Telkens het karakter van de geportretteerde met een kwinkslag neerzettend.
Het zelfportret is altijd omgeven met humor. De schilder neemt zichzelf niet al te serieus en laat dit maar al te graag zien. Het is een cartooneske benadering. Hij komt dan langs als clown, half afgeschminkt met de rode neus op het kale hoofd. Hij blaast zichzelf wel op als een kikker of trekt een lachend grimas over zijn gezicht.
Om een hoekje
Mensen van nabij, familie en vrienden. Personen verder weg, een kok of een wereldleider. Maar over het algemeen voor de bezoeker onbekend, maar door de schilder erg bemint. Brenkman werkt veelal aan de hand van dode fotoâs en niet met een levend model. Aan zijn composities is dat niet af te zien, want hij doorziet de ruimte en kijkt â zoals het hoort â om een hoekje. De schilder bereikt volume, hoewel zijn voorbeeld plat en vlak is.
Vrijwel nergens zijn de hoofden in zichzelf gekeerd, telkens opent de blik zich en gaat in dialoog met de kijker. Een enkele keer mijmert de geportretteerde stil voor zich uit en kijkt langs de toeschouwer de einder in. Enkele wanden in de tentoonstelling zijn geënsceneerd, waarbij portretten zich completeren met bijzondere details. Zo gaan kinderen samen met een lege eierdop. Een jongeman toont zijn speelbal. De wereldleider is een aardappel met spruiten.
Papaâs flesje
Brenkman kan ieder gezicht aan, zo lijkt het wel. Op een aantrekkelijk levendige manier zet hij zijn portretten op en werkt ze met veel zwier uit. Kinderen in hun naĂŻeve openheid, vrolijk en vol interesse de wereld beschouwend â een vrijwel onbeschreven blad. Ouderen, zoals de vrouw van 108 jaar, hebben alles gezien en blikken met belangstelling maar berustend â het leven getekend in diepe rimpels. Dat begin en dit einde hebben de oplichtende tint gemeen, want de oude vrouw heeft een aureool van grijs haar om het hoofd. De jeugd en de ouderdom zijn zonder blikken of blozen opgezet. Het leven ertussen is omgeven met een vervreemdende kijk en een duistere blik.
Niet alleen mensen halen het kader van Brenkman, ook dieren zijn penseelwaardig. Zo tekent de schilder in verf papegaaienkuikens uit. In de blote lijfjes zit smakelijk de mens verpersoonlijkt. Maar het portret van papaâs flesje is eigenlijk het meest interessant. Slechts het voorwerp, dat evengoed een schaakstuk of gewicht voor kan stellen, staat enkel bijzonder te zijn op de voor een deel afgebeelde tafel. Een simpel stilleven waar verder niets achter hoeft te worden gezocht. Een abstract gevoel in realiteit.
Sterren op het doek
Het optreden van Maurice Brenkman in het televisieprogramma âsterren op het doekâ schijnt aanleiding te zijn voor deze tentoonstelling. In die uitzending portretteerde hij met andere kunstenaars cabaretier Seth Gaaikema, die door presentatrice Hanneke Groenteman ondertussen werd ondervraagd. Kort na de opname overleed Gaaikema. Dit portret is niet terug te vinden in het Willem van Haren, maar Brenkman heeft zeker zijn andere sterren met verve op het doek gezet.
Tentoonstelling "sterren op het doek", schilderijen van Maurice Brenkman bij Museum Willem van Haren, Minckelersstraat 11 in Heerenveen. Tot 22 december 2014.
0 notes
Text
DE VERZAMELING VAN WILLEM VAN HAREN
Wie wat bewaart die heeft wat, moeten de heren in 1942 gedacht hebben. Bij de oprichting van de oudheidkamer in dat jaar had Heerenveen een uitgelezen plek om haar geschiedenis te documenteren. Alles wat maar iets met de plaats en de inwoners te maken kon hebben en heeft wordt naar de Vleesmarkt gebracht. Het is er in de jaren 70, de tijd dat ik er regelmatig op bezoek ga bij de destijds aldaar werkende Harry de Jong, een soort Winkel van Sinkel, welhaast een uitdragerij. Een zoekplaat waarin amper de historie van Heerenveen nog te ontdekken valt. Verstokt verzamelaar en conservator Leo Leenes kan eigenlijk niets weggooien, want alles lijkt hem dan van onschatbare waarde.
Veel bewaard
Zo raakt het pand, waar ooit de boeken van de leeszaal liggen opgetast, allengs voller. De kasten puilen uit en op de zolder is het een geholder en gebolder van de meest uiteenlopende attributen en objecten. Bij de verhuizing naar het Van Harenspad in 1982, oudheidkamer wordt museum, is een eerste schifting in het uitgebreide bezit gemaakt. Het meest belangrijk gedachte om het verhaal van Heerenveen te kunnen vertellen is behouden. Dubbele voorwerpen of zaken die goed beschouwd niets met de plaats op zich te maken hebben, verdwijnen uit de collectie naar de schenkers of belanden bij andere oudheidkamers dan wel musea.
Toch blijft er nog veel bewaard, en nog voortdurend wordt deze collectie uitgebreid met schenkingen en aankopen. Maar veel van de voorwerpen blijven opgeslagen in depot. Een enkele keer komen ze voor het voetlicht wanneer een thematische tentoonstelling dat verlangt.
Gekregen, gekocht en gevonden
De tentoonstelling 3G, op dit moment aanwezig in Museum Willem van Haren, laat in een aantrekkelijke salonhanging een groot aantal van de verzamelde historische stukken zien: gekregen, gekocht en gevonden.
De collectie van het museum bestaat uit ruim 16.000Â schilderijen, tekeningen, beelden, gebruiksvoorwerpen en kunstnijverheid. Daarnaast bewaard Van Haren nog ruim 30.000 fotoâs en diaâs. Een enorme collectie, waarvan slechts een kleine selectie de tentoonstellingsruimte heeft gehaald. Opvallend genoeg zijn het vooral de schilderijen en tekeningen die in voldoende mate zijn opgehangen. In de eerste jaren vertellen deze vooral over Heerenveen, omdat het impressies van momenten zijn die nu worden gekoesterd. Het schilderkunstige of vaktechnische is dan nog van minder belang, want de geschiedschrijving komt op de eerste plaats.
Hellebaard
Schepen in de Heerensloot, scheepswerf De Morgenstond, portretten van notabelen, watermolen aan de weg naar Terband en Spekbrug in de winter. Diverse kunstschilders hebben zich gewaagd een bijdrage te leveren aan de documentatie van Heerenveen. Van de hand van P.P. Zijlstra en van Klaas Krikke komen er een goot aantal werken voorbij. Ze lijken fanatiek en gedetailleerd de plaats vast te willen leggen. Prachtige plaatjes van hoe het was en nooit meer zal worden. Tussen al die pronkstukken hangen een hellebaard uit de 17e eeuw, een kunstzinnige Aanbidding der Koningen gedateerd 1610 en een Noordse balk. Wat de link van deze stukken met Heerenveen is wordt in de opstelling niet genoegzaam duidelijk, maar die relatie zal er vast en zeker zijn.
Kunstexposities
In de loop van de 20e eeuw verandert de waarde van de schilderkunst. Er is in deze tentoonstelling dan ook een groei van het vastleggen om het vastleggen naar de emotie in het beeld te onderkennen. Van de thuisschilders die een aangename hobby bezigen en de onbekende meesters die meer kunnen dan een penseel vasthouden en de verf mengen, naar de meer geschoolde geesten die meegaan met de ismen van de tijd.
Worden de vroege stukken geschonken aan de oudheidkamer, later verwerft het museum werken naar aanleiding van de kunstexposities die er ingericht worden. Namen waar het Van Haren niet omheen kan, omdat ze meer dan iets laten zien over Heerenveen en van de Heerenveners. Veel aandacht voor Anna Joustra, de cartoons van Cor Hoekstra, een bouwval aan de Van Bienemalaan door Bonne Dijkstra, de Vaart in De Knipe van Frits Klein. Interessant werk van Sies Bleeker, Hugo Landheer en Jan Worst. En natuurlijk Tjerk Bottema, Jan Mankes, Boele Bregman en Willem van Althuis â schilders waar Heerenveen gepast trots op mag zijn. En er is werk van kleinere namen als Eiko Weijer, Mare van der Woude en Wiebe Knobbe. Om de plaat helemaal compleet te maken.
Historische kijkplaat
Het geeft de tentoonstelling een bijzondere inhoud en maakt er meer dan een historische kijkplaat van. Het Heerenveens zilver, affiches uit de Tweede Wereldoorlog, een staartklok, taaiplanken en speculaasvormen, de ratel van de dorpsomroeper van Nijehaske en een speelgoed fornuis. Emmers, vazen, poppen, beelden, bodemvondsten en een stenen leeuw. De inrichters proberen met deze uitstalling een compleet beeld van de omvangrijke collectie te geven. Dat lukt maar ten dele, want enkel het meest bezienswaardige heeft de schappen gehaald. Nog zoveel bijzondere rariteiten zijn in depot gebleven. Maar natuurlijk herbergt de rest van het pand aan het Van Harenspad, ingang Minckelersstraat, nog de geschiedenis van de veenderij, de zolder van pake en een origineel 19e eeuws interieur van een apotheek. Er is zoveel meer te zien en te ontdekken in Museum Willem van Haren, dan enkel deze tentoonstelling waarvan de inrichting even bijzonder is als de titel.
Tentoonstelling 3G, het ontstaan van de collectie van Museum Willem van Haren in Heerenveen. Tot 4 januari 2015.
0 notes
Text
BROODKUNST IN MUSEUM WILLEM VAN HAREN
Al sprong Herman Brood alweer 13 jaar geleden de dood in, in zijn kunst is hij nog springlevend. Als een jonge hond dartelt zijn geest door alle dogmaâs, iedere regel en elk proces. Zijn schilderen en tekenen, meer nog dan zijn muziek, houdt Brood als fenomeen in stand. In zijn eigen gecreĂ«erde en door zijn manager in stand gehouden legende lijkt Brood maar voortdurend onder ons te blijven.
In kunst en muziek was Herman Brood geen hoogvlieger, toch acteert hij op hoog niveau en het werd zijn zelfgekozen dood. Hij had een bijzonder talent zich creatief te onderscheiden. De kunst doet in de grote doeken denken aan graffiti en in de tekeningen overheerst een stripachtige aanpak. De muziek is rauw en weerspiegelt in tekst en toonzetting zijn levensstijl: rockânâroll. De voorkeur lijkt toch uit te gaan naar de kunst, steeds valt hij op die jeugdliefde terug. Alles is onveilig voor zijn creaties. waar hij ook is, elk maagdelijk wit krijgt een piece. Met viltstift of spuitbus, wat maar op dat moment onder handbereik is. Alles voor de merchandising: boven iedere bank een Brood was zijn wens.
Hoofdmoot van de tentoonstelling âDichtbij Herman Broodâ in Museum Willem van Haren is dan ook deze onnavolgbare kunst. Een enigszins houterige stijl en onvaste penseelvoering kenmerkt de man met zijn controversiĂ«le levensstijl. Hij lijkt haast te hebben, wellicht onbewust wetend dat zijn leven kort is, want alle verbeeldingen zijn snel op papier of doek gezet. Brood gaat tot het gaatje in alles wat hij aanpakt: âDe meeste mensen gaan voor een rapportcijfer 7 in het leven. Ruim voldoende, noemen ze dat op school. Ik ga voor een 10. Liever nog een 12.â
De kunst van Brood kent een grote dosis melige humor. Herman houdt de wereld - nog steeds - een spiegel voor en geeft er zijn ongezouten, dubbelzinnige commentaar op. Het leven in karikatuur.
Herman waart rond in de smaakvol ingerichte tentoonstelling, waarbij de âchapelâ een overbodige toevoeging is met werken onder ooghoogte in een schemerige ruimte. Alsof het dat daglicht niet kan verdragen, maar juist in het volle museumlicht komt zijn kunst tot recht. De âbrood on tourâ kamer laat in memorabilia zijn leven in de rockânâroll zien en op video de muziek on stage horen. Verder zwijmelt manager Koos van Dijk nog in een film over âzijnâ Herman. Koosâ herinneringen zijn irritant broodkleurig. In die film horen we de laatste single van Brood, de cover van het lied âMy wayâ. De tekst pas goed op het Broodleven, dat wel. Maar het is jammer dat zijn eigen muziek niet meer voor het voetlicht komt anders dan bij een door de bezoeker te starten video in de âon tourâ ruimte.
Het originele atelier is overgekomen vanuit Amsterdam. Het bleef onaangeroerd, nadat Brood er die woensdag in 2001 voorgoed de deur achter zich heeft dicht getrokken. Hij had wel netjes nog zijn bed opgemaakt, want het lijkt onbeslapen. Maar verder oogt het interieur wanordelijk, zoals het leven van Herman Brood dat was. Het zijn de details die de dode legende krampachtig in leven houden, maar enkel het tonen van zijn kunst is daarvoor voldoende.
âDichtbijâ toont minder bekend werk van Herman Brood. Gelukkig is de vercommercialisering van zijn kunst mondjesmaat aanwezig. Het gaat hier over de beeldend kunstenaar Brood, waarbij je om de extravagante levensstijl niet heen kunt. Maar het maakt de werken er niet meer waardevol om.
Tentoonstelling "Dichtbij Herman Brood" in Museum Willem van Haren, Minckelersstraat 11 in Heerenveen. Tot 12 juli 2014.
0 notes
Text
REGELMAAT ALS IDEE BIJ DE ID-GROEP
Kunstenaars zijn toch vooral eenlingen, op zichzelf aangewezen eenzaam zwetend op dat heilige moeten. Maar om het er eens over te hebben, voor elkaar op te komen en samen sterk te staan kunnen ze zich verenigen. Zevenentwintig jaar geleden lieten daarom een aantal Friese vrije kunstenaars FRIA ontstaan. Een organisatie die nu nog steeds werkt en met regelmaat en op diverse plaatsen van zich doet zien en horen. In stijl en werkwijze kunnen verenigingsleden zich vinden en verbinden. Zo ook valt om de diversiteit van het FRIA-ledenwerk, nu te zien in de Heerenveense Kunstruimte, een rode draad te leggen.
Giem Kwee, Han Reeder, Marjolein Spitteler en Trix de Waal werken vanuit het idee en zien daarin de overeenkomstige identiteit. De ID-groep ziet het licht en de expositie is ingericht tot 20 februari in museum Willem van Haren. Het idee van orde en regelmaat spreekt telkens uit de diverse ingevingen. De een vertaald dat uiteraard anders dan de ander. Het stromen van water, zich vleiend tegen zand en dampend tot atmosfeer in uitsneden die door de handen van Giem Kwee gemakkelijk tot abstractie leiden. In compost-art laat Kwee aardlagen ontstaan die duizenden jaren hierna archeologisch worden bepaald. Het diner, een tafelobject in U-vorm met 36 fotoâs in een bed van macaroni, erwten en rijst, toont onmiskenbaar de huidige consumptiemaatschappij.
Fotograaf Han Reeder zet de omgeving naar zijn hand en schept een nieuwe wereld met hulp van de realiteit. Hij schildert met het zichtbare beeld. Verwerkt regelmaat in bloemtapijt en daadwerkelijk geverfde vlakjes kleuren uit grijs opgebouwd. Trix de Waal vindt regelmaat in de kunstmatige gelaagdheid van draden. In zwarte doosjes lijken aardlagen gevangen. Meer interessant is het samenvoegen van een groot aantal merklapjes tot een grote zoekplaat van stramien en kruissteek. Tussen al dit geweld van vormgeven is Marjolein Spitteler een verademing als tekenaar. In zacht pastel krast de pen zich tot bloemvormen in een verdekte collagetechniek. Het fotografische materiaal werkt echter de spontaniteit van beeldvormen tegen. De videopresentatie van Reeder heeft een trage beeldvorming. De werkelijkheid is bewegend geabstraheerd, het serene beeld zet de beweging gedetailleerd stil.
Tentoonstelling FRIA, de ID-groep, in de kunstruimte van Museum Willem van Haren, Minckelersstraat 11 in Heerenveen. Tot 20 februari 2012.
0 notes