#columnisten
Explore tagged Tumblr posts
Text
Zelfsturend dromen najagen
Schrijfster Gerda Blees is een van mijn favoriete columnisten. Onlangs schreef ze helaas haar laatste column voor de boekenbijlage van De Volkskrant. Een simpele voetnoot van de redactie onderaan het stuk maakte duidelijk dat haar nuchtere blik, die ze altijd verpakte in een verrassende schrijfstijl, hierna niet meer terug te vinden zou zijn op haar vaste plek in de zaterdagkrant: Dit is de laatste column van Gerda Blees.
In deze laatste column schrijft Blees dat ze in een faalangstdroom is beland, waarbij ze op een podium staat en in de microfoon praat, terwijl niemand naar haar luistert. Ze weet dat de meeste mensen zo’n bepaalde faalangstdroom hebben. Zo droomt haar geliefde regelmatig dat hij weer in de dierenwinkel moet werken, dat het heel druk is en de mensen boos worden omdat ze de dieren niet goed vinden. Haar vriendin mist regelmatig de snaren op haar viool wanneer ze moet spelen tijdens een concert en haar vader komt er geregeld achter dat hij nog zijn eindexamen moet halen terwijl hij al aan een nieuwe studie is begonnen.
Met enige regelmaat stuit ik in de nachtelijke uren ook op zo’n zogenaamde faalangstdroom. Hierbij droom ik dat ik weer op school zit en op het nippertje een overgangsbewijs heb behaald van vier naar vijf havo. Dat is fijn, daar ben ik blij mee, maar tegelijkertijd zie ik enorm op tegen het maken van het eindexamen het jaar erna. Het wordt namelijk alleen maar moeilijker, de leerstof zal zich gaan opstapelen en iedereen zal hier beter mee om kunnen gaan dan ik. Hoe zal ik ooit gaan slagen voor mijn havodiploma?
Ondanks het feit dat we allemaal weleens zo’n verwarrende droom hebben, waarin niets lukt of waarin we doodsangsten uitstaan, is er daarentegen sprake van een heel andere vorm van dromen wanneer we het hebben over dagdromen of het willen najagen van dromen. Het grote verschil is dat we onze dromen in de nacht niet onder controle hebben, ze als een onbewust geregisseerde film aan ons voorbij trekken, naargeestig of onnavolgbaar kunnen zijn en wellicht ook iets metaforisch met zich meedragen in de vorm van een diepere betekenis. Het hebben van dagdromen of toekomstdromen heeft dan ook een prettigere connotatie, omdat we hier juist wél bewust en zelfsturend kunnen nadenken over wat we graag zouden willen doen of bereiken. Al is dit soms makkelijker gezegd dan gedaan.
De leerlingen die ik op school mag begeleiden tijdens de faalangst- en examenvreestrainingen vinden het vaak ook moeilijk om op een positieve manier te dagdromen over wat ze op de korte termijn willen bereiken. Zoals bijvoorbeeld het behalen van het havodiploma. Ondanks het hebben van een volledig bewustzijn overdag, strijden soms spanningen en nare, irreële gedachten om voorrang en is het ingewikkeld om vooraf gestelde en potentieel haalbare doelen niet uit het zicht te verliezen. Het opdoen en mogen genieten van grote én kleine successen, het inzien van de persoonlijke kwaliteiten en stressvolle situaties of gebeurtenissen kunnen omzetten in positieve gedachten zorgen ervoor dat het realiseren van een droom in het vizier blijft.
Wanneer het resultaat achteraf soms blijkt tegen te zitten, is het van belang om te kunnen relativeren. Dit kan in het echte leven nagestreefd worden door jezelf bijvoorbeeld af te vragen wat het ergste is dat er kan gebeuren wanneer iets tegenzit of niet gaat zoals jij dat wilde. Daarmee plaats je een en ander in een hoopvol perspectief om strijdbaar en gemotiveerd een volgende poging te wagen. Tijdens het nastreven van je droom hou je daardoor zelf zoveel mogelijk de regie in handen: ik ga ervoor, het is immers mijn droom! Kunnen relativeren na die stressvolle nachtelijke droom is daarentegen misschien wat makkelijker, door slechts te hoeven denken: het was maar een droom.
0 notes
Text
2942 Elke columnist heeft een rafelrandje
Als je de grote columnisten leest, dan besef je wel dat je als stukjesschrijver geen recht van schrijven hebt, wanneer er niet iets met je aan de hand is. Een kleine onschuldige ondeugd, een rafelrandje waar je altijd over kunt schrijven. René Diekstra bijvoorbeeld kan het niet laten achter elk gedrag nog een verbeterpuntje weg te peuteren. Hij is niet ontevreden, maar gezellig wordt het nooit…
View On WordPress
0 notes
Photo
2019-2020 (slot)
Laat ik maar meteen beginnen met een goed voornemen. In 2020 ga ik ''minder minder minder'' aanwezig zijn op social media. Het neemt te veel tijd in beslag en ik haal er al langere tijd geen voldoening meer uit. Af en toe een blogje schrijven is leuk, maar dag in dag uit verzeild raken in ellenlange discussies heb ik geen zin meer in. Het zijn in principe ja/nee spelletjes en iedereen praat vanuit zijn eigen gelijk. Ook ik zei de gek. Ik sta op en het eerste dat ik dagelijks doe is kijken op teletekst. Dat wil zeggen dat ik voor mijn 1e kop thee al op de hoogte ben gebracht over een nieuwe aanslag, de laatste natuurramp en het volgende slachtoffer van zinloos geweld. Dood en verderf. Een mens kan volgens mij de dag positiever beginnen en ik wil onderzoeken of dat voor mij ook gaat werken. Na de ellende van teletekst verplaats ik mijn aandacht naar Facebook en Twitter. Met andere woorden: mijn dag begint eigenlijk met één en al negativiteit. Dat wil ik gaan doorbreken in 2020. Simpelweg omdat ik heel veel heb om dankbaar voor te zijn. Daarbij wil ik mijn focus in 2020 gaan verleggen. Dus, lieve mensen, ik blijf jullie volgen, maar wel op gepaste afstand.
Mijn Columnist van het Jaar (titel wederom geprolongeerd) is Arthur van Amerongen. Man heeft een zeer brede kennis, is ervaringsdeskundige op het gebied van de islam, is gezegend met briljante humor, heeft de wereld gezien en weet waarover hij praat. Daarbij kan hij putten uit een woordenschat waar andere columnisten de hik van krijgen. Beter dan de stukken van meester van Amerongen wordt het niet. Mijn Nieuwkomer van het Jaar is met afstand Eva Vlaardingerbroek. Een hoogopgeleide jongedame met een eigen mening die vanaf dag 1 in de hoek van het fascisme werd geplaatst door de trouwe aanhangers van het politiek correctivisme. Waarschijnlijk is er maar 1 persoon op de wereld die meer bakken stront van goor links over zich heen krijgt en dat is Donald Trump. Toch knap van een 23 jarige zeer aantrekkelijke goed gebekte hoogopgeleide blondine waar een jaar geleden nog niemand van had gehoord. Dan ben je met stip de hoogste nieuwkomer en benoem ik je op persoonlijke titel tot Most Important Person of the Year 2019. Mijn Eva heeft meer kloten dan de voltallige mainstream media. I support Eva!
Mijn tv hoogtepunten zijn sportmomenten. Ik kan namelijk niet warm of koud worden van de overwinning van Duncan Laurence op het Eurovisie Songfestival. Het ene moment sta hij nog ruim achter na de stemmen van de vakjury en het volgende moment krijg hij 300 punten meer dan de nummer 1 van dat moment. Niet te volgen en volkomen belachelijk, maar het klootjesvolk smult ervan. Mijn Sportmoment van het Jaar was de Wimbledon finale tussen de nog immer springlevende tennislegende Roger Federer en Novak Djokovic. Zelden hebben vreugde en verdriet zo dicht bij elkaar gezeten. Op 8-7 in de 5e set mag Federer voor de winst serveren en krijgt hij zelfs 2 matchpoints. Londen en miljoenen en miljoenen kijkers all over the world houden de adem in, maar een slappe forehand van Federer zelf en een geweldige passeerslag van Djokovic op matchpoint 2 houden de Zwitser van zijn 9e Wimbledon titel en zijn 21e Grandslamtitel af. De partij gaat door tot 12-12 en vanwege de nieuwe regel krijgt de 5e set op die stand ook een tiebreak. In de tiebreak trekt de onvermoeibare Djokovic aan het langste eind. Dichterbij een volgende Grandslam titel zal Roger Federer volgens mij nooit meer komen. Roger, bedankt!
Mijn 2e moment is het moment waarbij Hakim Ziyech omarmt wordt door een jonge Franse fan tijdens de wedstrijd Lille tegen Ajax. De manier waarom Ziyech en dat ventje op elkaar reageerden bezorgde mij kippenvel. Dat Hakim Ziyech een geweldige speler is wist ik al, maar dat hij met zoveel respect en zo rustig kon reageren op zo'n moment wist ik nog niet. Een diepe buiging mijnerzijds voor de persoon en de mens Hakim Ziyech. Mijn 3e moment was het moment tussen Badr Hari en Rico Verhoeven in de hoek van Badr na de partij. De omhelzingen en het wederzijdse respect dat van dat moment afspatte liet zien dat de kickbokssport ondanks alle ruwe kanten en soms negatieve aandacht ook hele mooie sportmomenten kan voortbrengen. Twee totaal verschillende persoonlijkheden die na zo'n zwaar beladen partij op deze manier met elkaar omgaan. Prachtig om te zien en het toont wederom aan dat sport verbroedert.
In 2020 ga ik me meer toeleggen op het steunen van de nog lijdende verslaafden en daarvoor heb ik al mijn aandacht nodig. Zo af en toe een kritisch stukje, maar geen loze kreten meer mijnerzijds. Ik ga de vaste kern van mijn volgers geweldige dagen en een fantastisch en vooral gezond 2020 wensen. We'll keep in touch!
2 notes
·
View notes
Text
Onbeholpen opinies uit de showbizz
Onbeholpen opinies uit de showbizz
Bekende Nederlanders zijn meestal bekend omdat ze een kunstje doen op televisie. Of dat een leuk of goed kunstje is laat ik hier wijselijk in het midden. In elk geval is er blijkbaar een markt voor dat kunstje. Als het daarbij bleef, kon ik er nog begrip voor opbrengen dat ze zo nodig bekend moeten zijn en blijven. Iedereen doet het kunstje waarin hij of zij goed is. Ze zingen een liedje, doen een…
View On WordPress
0 notes
Video
youtube
De domheid waarmee 'kritische, integere' columnisten over Jensen schrijven is lachwekkend. Ze hebben geen idee wat er echt aan de hand is en weigeren op feiten in discussie te gaan.
Zorg dat de waarheid naar boven komt en steun het internationale onderzoek van Corona Victims!
#jensen#corona#coronavirus#coronacrisis#covid-19#pandemie#pandemic#coronabeleid#coronamaatregelen#noodverordening#media#columnisten#feiten#oogkleppen#censuur#dictatuur#nsb#ss
0 notes
Text
Zuilen
Waar je vroeger remonstrants, doopgezind, katholiek of hervormd was en trouwen met iemand van een andere confessie een klein familiedrama betekende, zo schrijf je nu statussen of stukjes waarbij je je houdt aan de spelregels van je ideologische kamp, dat rust op de pijlers of columns van een aantal taal- en meningvaardige medeburgers. Je luistert naar voorgangers als Ebru, Annabel, Theodor, Syp,…
View On WordPress
0 notes
Photo
December 14, Amsterdam - The Aftermath: Mediaframing & Self-care
De afgelopen weken is er veel gebeurd rondom het activisme tegen zwarte piet en tegen racisme. We hebben kunnen zien hoe vreedzame demonstranten van KOZP werden bedreigd en belaagd door (extreemrechtse) voorstanders van zwarte piet. Het demonstratierecht is op vele plekken weer geschonden. Daarnaast hebben we gezien hoe media hebben bijgedragen aan een onveilig klimaat en negatieve framing van het verzet tegen zwarte piet en racisme. De uitzending van RTL Late Night en het artikel in de Telegraaf of Jerry Afriyie en Mitchell Esajas deed veel stof opwaaien. Twee zwarte vrouwelijke columnisten, Clarice Gargard en Seada Nourhussen, zagen zich vanwege de heftige - vaak racistische en seksistische reacties - genoodzaakt om maatregelen te nemen. Seada stopte met haar column voor dagblad Trouw en Clarice deed aangifte wegens de meer dan 7.000 bedreigingen en haatreacties op haar Facebook-live feed tijdens een KOZP protest. Het is bijna het einde van het jaar, op vrijdag 14 december organiseren The Black Archives / New Urban Collective en Nederland Wordt Beter een avond om op de ontwikkelingen te reflecteren en vooruit te kijken. Omdat het voor velen uit ons netwerk (emotioneel) intense weken zijn geweest zullen we het ook hebben over 'self care', hoe je toch in balans kan blijven onder deze omstandigheden. Sprekers zijn o.a. Marvin Hokstam (AfroMagazine.nl), Aminata Cairo (Haagse Hogeschool), Glenn Helberg (psychiater) en enkele leden van KOZP. Dit event wordt georganiseerd door New Urban Collective / The Black Archives en Nederland Wordt Beter. Wanneer? Vrijdag 14 december 2018 Waar? vereniging Ons Suriname, Zeeburgerdijk 19b, 1093SK Tijd? 18:30 (aanvang 19:00 uur) tot 22:00 uur Entree? 7,50 (excl. service kosten), gratis voor KOZP demonstranten.
#antifa#antifascist action#antifascism#antifascisme#antifascistische actie#nederland#netherlands#kozp#zwarte piet#kick out zwarte piet#sinterklaas#amsterdam#zwarte piet is racisme
11 notes
·
View notes
Text
Janne Desmet: column 13/12 voor Radio 1
Beste Annemie, Jij stelde me maandag een vraag. En ik heb die, naar mijn gewoonte, denk ik, te snel beantwoord. Want ik had jou eerst naar de deadline moeten vragen.
‘Janne’, zo begon je aan de telefoon. ‘Janne, ik wil je vragen om een column te schrijven. Maar als het kan, mag het dan alstublieft over iets anders gaan dan over corona, eenzaamheid, huidhonger, virologen, knuffelcontacten. Ik ben namelijk nieuwsgierig, Janne’, zo zei je het toch, ‘naar het verhaal dat alleen van jou kan komen. Iets dat alleen jij nu meemaakt.’
‘O maar dat is simpel’, zei ik, te snel. ‘Dat is simpel. Ik word over 20 dagen veertig en ik ben kinderloos.’
Ik zei, ‘Annemie, Ik denk dat ik de enige ben die op 27 december 40 wordt, en dat ik niet weet hoe ik me moet voorbereiden op het feit dat ik mijn kinderdeadline niet heb gehaald.
Een deadline waar voor alle duidelijkheid niemand om heeft gevraagd. Er gaat niemand kwaad zijn. Ik heb geen contract getekend. Ik bedoel: het is niet dat ik officieel door een rechtbank voor nalatigheid aangeklaagd ga worden, als er over veertien dagen geen levend wezen in mij groeit.
Ik ga geen aanmaningen krijgen met “waar blijft dat kind”. Geen deurwaarder aan mijn deur met een ingebrekestelling, “Ah mevrouw Desmet, Ik zie hier dat u uzelf voor uw veertigste een kind had beloofd, maar na onze vaststellingen is er van die belofte niks in huis gekomen. “
Ik ga zelf voor deurwaarder aan mijn eigen nieuwe voordeur mogen spelen.
Ik zou het kunnen hebben over het feit dat ik dus niet weet hoe ik me daarbij ga voelen.’
Ik zei u dat ik het liefdevolste lief van de wereld heb, die soms niet weet of hij dat wel een goed idee vindt, een kind.
En dat, als ik eerlijk ben, ik moet toegeving dat ik dat kinderfeest misschien zèlf te lang heb uitgesteld.
Wegens te bang, te gretig, te veel goesting in de zin van ambitieus.
Te lang uitgesteld, wegens te empathisch voor de verzuchtingen van mijn lief.
Te lang uitgesteld wegens slecht geteld, slecht gemikt. Wegens te vaak pas in gang schieten als een deadline dreigend dichtbij komt.
Gelijk vroeger op school in de examens. Of gelijk bij onze verbouwingen. ‘Annemie, zes jaar twijfelen over al dan niet een extra verdiep op ons huis.
En dan ineens vorig jaar, deze tijd, bleek ik zwanger. Dat verdiep was snel geregeld.
Maar nog voor ik door had dat het zwanger zijn vroegtijdig zou worden afgebroken, was het verbouwingscontract getekend, waren de facturen onderweg, en nu staat er een casco ding op mijn huis. Iets wat een kinderkamer zou kunnen zijn maar dat nu, wegens deadlineloosheid, al maanden staat te wachten om geïsoleerd te worden.
Ik zou het dus kunnen hebben over: Dat ik ben bang dat ik al die dingen, gelijk een onbetaald rappel, gelijk een emotionele boemerang, op mijn veertigste verjaardag in mijn gezicht ga krijgen. En dat ik niet weet welke pleister ik in huis moet halen om me hier op voor te bereiden.’
‘Voila’, zei ik. ‘Tenzij jij, Annemie, nog andere columnisten hebt met dit specifieke verhaal, denk ik wel dat ik daarover iets kan schrijven.’
‘Goed’, zei je, ‘klinkt wel persoonlijk, Janne.’ En dat er een deadline was, zaterdagochtend 10 u.
Annemie, Het is nu vrijdagnacht, nog net geen zaterdag. En ik zou u willen vragen of ik mijn column mag uitstellen. Want de enige deadline die mij bezig houdt, valt op 27 december.
En ook omdat ik denk dat ik, binnen de kinderwenscolumn, nog wat werk zal hebben aan die specifieke Janne-saus. Dat ietwat relativerende West-Vlaamse humorkantje.
Ja, sorry, Annemie, maar hopelijk vind je het niet erg dat ik liever de rest van de avond met mijn lief naar de muziek van Patrick Watson luister. ‘To build A home’, bijvoorbeeld. Heel schoon.
Dat voelt het dichts bij een pleister dat ik op dit moment kan komen.
0 notes
Text
Lerarentekort eigen schuld?
‘Dat scholen minder hoge eisen stellen aan de persoon die voor de klas staat, is inherent aan deze tijd van arbeidskrapte. Je hoeft geen cv te sturen, een belletje is genoeg voor een gesprek. Bevalt dat ook maar enigszins, dan ben je aangenomen. De Pabo is niet zaligmakend meer en dat juich ik toe. Goede ouders kunnen vaak goede leerkrachten zijn. Mensen zonder kinderen, maar met gezond verstand, empathisch vermogen en overtuigingskracht komen ook heel ver…’ Het zijn een aantal verbazingwekkende woorden die AD-columnist Dennis Captein onlangs schreef over het gemak waarmee het lerarentekort, volgens hem, zou kunnen worden opgelost.
Columnisten hebben doorgaans de vrijheid om te schrijven waarover ze willen schrijven, mits hun stukken niet racistisch of anderszins aanstootgevend zijn van aard. Omdat een column over het algemeen een persoonlijke zienswijze bevat die bepaalde feiten met bepaalde meningen combineert, liggen zo’n stukken geregeld onder vuur. Het hebben en mogen ventileren van een mening op een x-aantal vierkante centimeters in een krant is een mooi podium, maar roept door de subjectiviteit ervan ook geregeld discussies op. Niet zo gek, want iedereen heeft, net als een neus, een eigen mening. En al die neuzen bij elkaar wijzen nu eenmaal nooit allemaal dezelfde kant op.
Na het lezen van de recente column van Dennis Captein bleef ik achter met vragen als: is dit misschien sarcastisch bedoeld? Waar blijven de feiten? En, wat wil de schrijver hiermee bereiken, buiten het binnenharken van veel negatieve reacties en commentaar? De verbazing over zoveel onwetendheid en het hoge aantal ondoordachte aannames in de korte column overheersten. Zo schrijft Captein onder andere verderop dat het probleem van het lerarentekort is gecreëerd door de huidige leerkrachten zélf: ‘Het geweeklaag over de werkdruk (die heus meevalt) heeft nieuwe aanwas weggejaagd. Met al die protesten hebben de leerkrachten hun eigen nest bevuild, waardoor basisscholen nu met de handen in het haar zitten.’
Je zou er haast zelf ook sarcastisch van worden, zo vlak na de twee-weken-durende-kerstvakantie, met een nieuwe periode van maar liefst nog vier weken lesgeven voor de boeg, waarna de volgende vakantieweek zich alweer aandient (want: leraren hebben immers meer vakantie dan mensen die werken, toch?). Ik zou de schrijver van de column daarnaast graag willen uitleggen dat alle protesten waarschijnlijk niet nodig zouden zijn geweest wanneer de politiek meer affectie met het onderwijsveld had getoond en zich niet decennialang had beziggehouden met het bedenken en in/uitvoeren van zaken die het onderwijs alleen maar hebben geschaad - zoals bijvoorbeeld de invoering van het Passend Onderwijs als verpakte bezuinigingsmaatregel, de inzet op misplaatste excellentie, het negeren van de roep om kleinere klassen, het meehelpen opvoeren van de prestatiedruk (en daar nu weer op terugkomen), het eerdere bevriezen van de salarissen, enzovoorts - in plaats van geholpen. De getalenteerde vakmensen en gemotiveerde zij-instromers houden het helaas soms snel voor gezien, mede door de bekritiseerde werkdruk, die blijkbaar toch niet altijd ‘heus meevalt’.
De meningen over werken in het onderwijs zijn overal aanwezig en zeer uiteenlopend van aard. Dit stuk is dan ook niet geschreven om alle neuzen dezelfde kant op te krijgen. Het is juist meer bedoeld om werken in het onderwijs te zien en aan te prijzen als een eervol en mooi beroep, dat zeer gevarieerd is en waar de impact groot van kan zijn. Van verzuring is mijnerzijds dan ook geen sprake en Dennis Captein is te allen tijde van harte welkom om de daadwerkelijke beroepspraktijk eens in levende lijve mee te maken. De afsluitende woorden in de laatste zinnen van zijn column stemmen echter hoopvol: ‘Maar juffen en meesters, die hoog en droog tafeltjes oefenen, scheidsrechter zijn bij de potjes trefbal en met de klas oefenen voor de schoolmusical, die hebben toch een mooie job?’
0 notes
Text
2590 Martin Bril
Het is de schuld van Matthijs van Nieuwkerk met zijn Zonnegloren dat ik die andere columnisten weer ben gaan lezen, Hotz, Snijders en Bril. Van de weeromstuit ga ik door A.L. Snijders ook kortere stukjes schrijven van rond de 200 woorden, maar een korter stukje is nog geen ZKV, dat begrijpt iedereen. Hotz kan ik probleemloos lezen, maar Martin Bril vind ik altijd lastig. Vroeger niet, toen kon ik…
View On WordPress
0 notes
Text
“Welvaart zonder hebzucht. Hoe we onszelf van het kapitalisme kunnen redden.”
Een boek van Sahra Wagenknecht (Aufstehen, Die Linke) Hoewel op het kapitalisme veel wordt gesakkerd, wordt het nog maar zelden ten gronde uitgedaagd. Sinds de jaren ’90 hebben politieke partijen zich –van links tot rechts– allemaal ingepast in de realiteit van het wereldomvattend liberalisme en de globale markteconomie. Op globale schaal zijn de grote staatsgeleide planeconomieën van Eurazië verdwenen. In Oost-Azië zijn ze getransformeerd tot hybride vormen van staatskapitalisme, die de globale markt gebruiken om een zowel door een marxistisch determinisme als door nationale belangen bepaalde finaliteit te realiseren. In België nemen de “communisten” van de PVDA de rol op die ooit voor de sociaaldemocraten gereserveerd was, namelijk opkomen voor fatsoenlijke pensioenen en een betaalbaar zorgstelsel, een goede verloning en het handhaven en zelfs uitbreiden van de openbare voorzieningen, tegen de stroom van privatiseringen en marktgerichte winstmaximalisatie in. Dit wordt gecombineerd met campagnes gericht tegen de graaicultuur van de politieke topkaste (niet onterecht, overigens) en het obligate over-accentueren van een zogenaamd na te streven “regenboogmaatschappij” (d.i. het te pas en te onpas inwrijven van de seksuele dimensie van het individuele subject). Alles wordt vervolgens overgoten met sausje van tenenkrommende hipheid die op een of andere manier de intelligentie van het doelpubliek zwaar lijkt te onderschatten. Maar in dat opzicht boert men nog niet eens zo slecht. Bij andere “linkse” partijen, zoals Groen, is diezelfde tenenkrommende hipheid vaak zowat het enige wat er nog van het partijprogramma overschiet. Het is dan ook een ware verademing om te lezen dat er in het buitenland wel degelijk nog serieus over alternatieven wordt nagedacht. Eén van de meer interessante figuren in Europa in dit opzicht betreft de Duitse socialiste Sahra Wagenknecht. Wagenknecht was fractievoorzitster van Die Linke in het Duitse Parlement van 2010 tot 2019. In 1991 trad ze toe tot het Nationaal Comité van de PDS (de opvolger van de Oost-Duitse SED), waar ze zich als lid van de KPF (Kommunistische Platform) ontpopte tot één van de voorvechtsters van de orthodox-marxistische lijn. In 2018 richtte ze de Aufstehen-beweging op, een links-populistische beweging over de partijgrenzen heen, die in een aantal opzichten te vergelijken is met La France Insoumisse van Jean-Luc Méchelon. Bedoeling van deze beweging was om de modale Duitser en de arbeidersklasse, die zich ook in Duitsland in toenemende mate begon te voegen naar rechts-populistische theorieën en partijen, opnieuw warm te maken voor een links georiënteerd gedachtegoed. Een opvallend thema was hierbij het migratiestandpunt. Reeds vanaf 2015/2016 pleitte Wagenknecht voor gesloten grenzen en uitte ze kritiek op de –in haar ogen naïeve– “welkomstcultuur” van de Duitse centristische en groene partijen. Het leverde de nodige aversie op bij de Duitse linkerzijde (én ver daarbuiten), die zichzelf verscheurd ziet tussen een liberaal-kosmopolitische en een links-patriottische vleugel, waarbij deze laatste vooral sterk staat in de bondslanden die deel uitmaakten van de voormalige DDR. De liberale Europese pers schoot in paniek projecteerde het spookbeeld van red brown alliances, een beeld dat in België ook wel eens wordt voorgehouden door tegendraadse columnisten van het type Kaaiman (De Tijd), maar wellicht nog niet meteen voor morgen zal zijn. Hoe het ook zij, in maart 2019 trad Sahra Wagenknecht –wellicht noodgedwongen– af als voorzitster van de Linke-fractie en als leider van de Aufstehen-beweging, officieel wegens gezondheidsredenen. De liberale vleugel haalde hiermee haar slag thuis, althans voorlopig. Maar Wagenknecht’s ideeën beperkten zich zeker niet tot immigratie. In 2016 verscheen van haar hand het boek “Reichtum ohne Gier: Wie wir uns vor dem Kapitalismus retten”, een werk dat ook in het Engels werd vertaald onder de titel “Prosperity without greed”. In dit boek wordt daadwerkelijk gekeken naar een manier om het kapitalisme te overstijgen. Een van de centrale stellingen is dat de huidige vorm van kapitalisme in feite helemaal niets te maken heeft met een vrijemarkteconomie, en dat er in tegendeel van een echte vrije markt zelfs helemaal geen sprake is. In werkelijkheid wordt het economische veld strak bepaald door een zeer beperkt aantal spelers, die via monopolies, overnames en machtsconcentratie de touwtjes strak in handen houden. Kapitalisme is juist het tegendeel van de vrije markt, betoogt Wagenknecht. Daarenboven maakt ze in dit boek komaf met de algemene notie dat “iedereen die dat wil” een succesvolle zaak kan beginnen en ontkracht ze de mythe van de (globaal geworden) American Dream waarbij miljonairs die succesvolle bedrijven opstarten daar ooit mee zijn begonnen in een garagebox, om zich dan geleidelijk aan door hard werken en creativiteit omhoog te knokken. De daadwerkelijke voorbeelden daarvan die kunnen worden aangehaald, blijken zeer schaars te zijn. Integendeel, het kapitalisme blijkt vooral een feodale aangelegenheid, waarbij mogelijkheden om een succesvolle zaak op te starten voornamelijk afhankelijk zijn van het ter beschikking hebben van het nodige startkapitaal. En dat kapitaal is, ook in de eenentwintigste eeuw, in de eerste plaats nog altijd erfelijk. Op die manier blijft de financiële macht binnen het systeem generatie na generatie in handen van dezelfde endemische clans en oligarchische dynastieën. Een andere vaststelling uit het boek is dat het kapitalisme, in weerwil van de populaire opvatting die misschien nog wel het best verwoord wordt het boek Why nations fail van Robinson en Acemoglu (2012), helemaal niet (langer) leidt tot innovatie, vooruitgang en creativiteit. Volgens deze stelling is één van de voorwaarden voor het tot stand komen van welvaart de premisse dat uitvinders en bedrijven hun producten en dus hun winsten gewaarborgd moeten zien door patenten, waardoor ze gestimuleerd worden om nieuwe innovaties te doen, die uiteindelijk ten goede komen aan de ganse samenleving. Maar in werkelijkheid worden patenten eerder misbruikt om nieuwe uitvindingen te bevriezen en bestaande monopolies veilig te stellen, zoals we bijvoorbeeld merken in de auto-industrie. Vanuit de industrie is er de laatste decennia maar weinig technologische vooruitgang meer geboekt, behalve op het vlak van ICT. Belangrijke middelen zoals transport en infrastructuur zijn maar met mondjesmaat vooruitgegaan sinds het tijdperk van de grote vooruitgang tussen 1850 en 1989. Zo rijden we in wezen nog steeds met dezelfde auto’s, op wat elektronische gadgets en een airco na, en maar weinig uitvindingen die zijn gedaan komen ook de gemeenschap als zodanig vooruithelpen (bijvoorbeeld door een oplossing te zoeken voor de ecologische problemen, die in toenemende mate een splijtzwam zijn gaan vormen in onze samenleving). Bedrijven blijken nauwelijks te investeren in echt onderzoek en innovatie, en zijn vooral geïnteresseerd in manieren waarop beknibbeld kan worden op de kosten. Naarmate er meer en meer bespaard wordt op arbeid, door automatisering of “flexibele jobs”, verdwijnt de middenklasse en groeit de ongelijkheid tussen de superrijken aan de top en de nieuwe arbeidersklasse. Kwalitatieve, bevredigende jobs verdwijnen en ambachtelijk vakwerk door professionele en geschoolde stielmannen wordt vervangen door bestellen via the internet of things. De cultuur van Ikea en 3D-printers reduceert arbeiders tot hersenloze uitvoerders van onbevredigende klusjes op maat van de consument, die daarenboven ook nog eens in toenemende mate door technologie worden overgenomen. De tijd die door deze automatisering wordt vrijgemaakt, wordt echter niet besteed aan het nastreven van meer verheven doeleinden en zinvolle vrijetijdsbesteding. Integendeel, werkdruk en burnouts nemen in de westerse wereld nog steeds toe. Door het opkopen of uitschakelen van nieuwkomers op de markt door de vaste monopoliehouders, blijkt de markt in belangrijke mate een gesloten circuit, dat onder de directe controle valt van de financiële dynastieën. Opvallend hierbij is dat de staat vanouds een historische rol heeft gespeeld om dit kapitalisme te ondersteunen en faciliteren. Zo heeft de Britste staat in de loop van de negentiende eeuw gezorgd voor de nodige infrastructuur (kanalen en spoorwegen), communicatielijnen (telefonie en telegraaf), het legalistische kader van de eigendomsrechten en de privatisering van de gemene gronden, die de uitbouw van de kapitalistische, industriële economie hebben mogelijk gemaakt. Het is een grote paradox voor de aanhangers van het laissez-faire liberalisme dat dit liberale kapitalisme zich alleen maar heeft kunnen ontwikkelen dankzij een voorheen ongekende graad van staatsinterventie. In de twintigste eeuw namen de investeringen vanuit de publieke sector, die de private bedrijven ten goede kwamen, zelfs nog toe. En ook vandaag de dag nog blijven staten en supranationale entiteiten zich engageren om de oligarchie van de monopoliehouders te ondersteunen en in stand te houden. De mythe van de private economische actoren die “op eigen kracht” de samenleving overeind houden, is dus nergens op gebaseerd. De rol van de staat is in dit systeem, net zo goed als in het socialisme, onontbeerlijk. “De staat is aanwezig in zowat alle sectoren van het economische leven in de vorm van krediet- en exportgaranties, kapitaalinjecties, miljoenen aan subsidies, en publiekelijk gefinancierd onderzoek, met name op het vlak van innovatie en het bereiken of behouden van technologisch overwicht”, merkt Wagenknecht op pagina 112 fijntjes op. Voorbeelden van grote private spelers wiens monsterwinsten in belangrijke mate het resultaat zijn van overheidssubsidies vindt men bij Google, Apple en de farmaceutische industrie. Echte ondernemers hebben geen kapitalisme nodig, stelt Wagenknecht halverwege haar boek. Open instituties en intellectuele commons, die ten goede komen aan de ganse gemeenschap, zijn daartoe de sleutel. Ze trekt historische parallellen met het Chinese bestuurssysteem van de mandarijnen tijdens de Ming Dynastie (14de-17de eeuw), dat open stond voor alle ambtenaren met voldoende talent en intelligentie. Een innovatieve economie dient dan ook rekening te houden met hoe goede ideeën ontstaan. Wetenschappelijk onderzoek wijst uit –en Wagenknecht haalt hierbij de Amerikaanse auteur Johnson aan– dat de grote innovaties uit de 17de eeuw (Newton, Franklin, Priestley, Hooke, Locke, Jefferson, …) niet voortkwamen uit individueel en marktgeoriënteerd onderzoek, maar daarentegen uit netwerkend en niet-marktgeoriënteerd onderzoek. Misschien enigszins verrassend, was dit ook het geval tijdens de ontwikkeling van het kapitalisme in de negentiende eeuw. Een echt innovatieve economie kan dan ook enkel bestaan als het systeem een maximale ontplooiing van intellectuele gemeenschappelijke netwerken toelaat, waarbij de resultaten ten goede komen aan de ganse samenleving. Ondernemers die hier gebruik van maken, worden ook beloond voor het innoverende karakter van hun producten. Maar hoe wil Wagenknecht de economie dan concreet gaan inrichten? Voor het uitoefenen van kritiek-om –de-kritiek en het formuleren van abstracte principes zonder daadwerkelijke antwoorden, kunnen we evengoed een boek van, horresco referens, George Monbiot gaan lezen. Maar dit is gelukkig niet het geval bij de Duitse socialiste. Ten eerste pleit Wagenknecht voor het opzetten van coöperatieve banken. Na een betrekkelijk lange en abstracte uitleg over geld en het bankwezen, en de financiële crisis van 2007, stelt ze sterke nationale, centrale banken voor als kredietverstrekkers en financiers van staatsinstellingen van waaruit publiekelijk gefinancierd onderzoek plaatsvindt. Als enige kunnen deze centrale banken ook geld in circulatie brengen, dat niet bedoeld is om leningen te verstrekken. Daarnaast kunnen deze centrale banken staatsbonnen aanbieden waarin burgers van de staat hun spaargeld (veilig) kunnen beleggen, spaargeld dat op zijn beurt dan weer geïnvesteerd kan worden in publiekelijk gefinancierd onderzoek. Andere banken, die actief willen blijven op de vrije markt, zullen die mogelijkheid krijgen, maar dan zonder dat de staat nog garant staat bij excessieve verliezen die hun ondergang kunnen betekenen. Banken die zich dat niet kunnen veroorloven, en dat zullen de meeste zijn, zullen conform het “IJslandse model” worden opgesplitst in “goede banken” met zichtrekeningen, spaargeld en andere persoonlijke rekeningen, en “slechte banken” met kwalijke leningen en bedenkelijke financiële producten. De goede banken worden dan getransformeerd tot gemeengoedbanken, terwijl de aansprakelijkheid voor de slechte banken niet langer bij de gemeenschap, maar bij de kwalijke financiële producten komt te liggen, i.e. de financiële oligarchie die er de eigenaar van is. Op die manier kan de overgang worden gemaakt naar een bankensector die gericht is op het gemeenschappelijke goed van de samenleving. Een soevereine monetaire orde is het beoogde eindresultaat, want dit is een conditio sine qua non voor een soevereine staat. Voor wat de bedrijven betreft, voorziet Wagenknecht vier types van ondernemingen. Het eerste is het klassieke private type dat volledig winst-georiënteerd is. Hiervoor zijn de eigenaars dan ook volkomen persoonlijk aansprakelijk en dragen ze alle persoonlijke risico’s. Het spreekt voor zich dat dit soort ondernemingen nog slechts voor een beperkt aantal doeleinden (en ondernemers) aantrekkelijk zal blijven, en dat het belang ervan in de economie gevoelig zal afnemen. Een tweede type onderneming is het bedrijf in eigendom van de werknemers. Zij bezitten persoonlijk de nodige aandelen in het bedrijf en kiezen uit hun eigen rangen vertegenwoordigers die zetelen in de Raad van Bestuur. Externe aandeelhouders zijn bij dit soort bedrijven volledig uitgesloten. Voor grote ondernemingen in oligopolistische markten wordt dit soort bedrijf echter niet geschikt geacht. Daarom stelt Wagenknecht hier een derde type voor: de publieke onderneming. De bestuursraad bestaat hier slecht voor de helft uit verkozen werknemers, de rest van de zitjes wordt ingenomen door belanghebbenden (in moderne terminologie: de stakeholders) die afkomstig zijn uit de gemeenten en regio’s waarin de economische activiteiten worden uitgevoerd. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan bedrijven die zich bezighouden met het ontginnen van grondstoffen of waarvan een groot deel van de bevolking van een bepaalde streek afhankelijk is voor de werkgelegenheid. In elk geval zouden bedrijven met meer dan 1 000 werknemers reeds een vertegenwoordiger van de gemeente in hun Raad van Bestuur moeten hebben, en kunnen bedrijven van meer dan 20 000 werknemers gezien hun impact op de gemeenschap geen private of louter door de werknemers bestuurde ondernemingen meer zijn. Tot slot is er nog het zogenaamde “gemeengoedbedrijf”. Dit zijn bedrijven in sectoren waarbij er een tendens bestaat tot monopolies. Ze zijn niet winst-georiënteerd, niet geschikt voor commerciële uitbating, en de goederen of diensten die geproduceerd worden hebben eerder betrekking op menselijke basisbehoeften dan op koopkracht. Ze worden dan ook publiekelijk gefinancierd. De verdienste van het boek van Wagenknecht is dat er nagedacht wordt over een socialisme dat niet alleen probeert om een helder alternatief te formuleren op het roofkapitalisme van de voorbije decennia, maar tevens een poging waagt om de bureaucratie, inertie en het centralisme van de vroegere planeconomieën te omzeilen door in te zetten op innovatie, deconcentratie en subsidiariteit. Tevens doorprikt het boek veel mythes die het westers kapitalisme van een aura van relatieve onfeilbaarheid hebben voorzien (“There is no alternative!”) en reikt het boek een verklaring aan waarom dat succes de laatste tijd steeds meer in twijfel kan worden getrokken. De ideeën van Wagenknecht kunnen dan ook als een goed startpunt worden gezien voor het uitbouwen van een alternatief economisch systeem, waarbij nationale soevereiniteit en gemeenschappelijk welzijn hand in hand gaan met de uitbouw van een duurzame, innovatieve en socialistische economie. Een boek dat niet alleen Vlaamse socialisten, maar ook Vlaams-nationalisten best eens zouden lezen. Wagenknecht, S. (2016) Prosperity without Greed. How to save ourselves from capitalism. Frankfurt-am-Main, Campus Verlag, 256 p. ISBN-nummer: 9783593507583 Read the full article
#alternatief#Aufstehen#banken#bankencrisis#banksters#commons#coöperatieve#economischeplanning#innovatie#kapitalisme#liberaal-kapitalisme#links#socialisme
0 notes
Text
Vervloekte hoop
Na mijn wekelijke séance bij een Koreaanse tandarts (het is iedere week een andere, totdat het probleem is opgelost) stond ik buiten met de smaak van bloed en hoop in mijn mond. Omdat zo’n tand verdomd dicht bij het brein zit, had ik door dit zenuwenleed de laatste maanden aan scherpte en ironische distantie ingeboet. Ik was een dull boygeworden die de wereld zo zoetjesaan begon te vervloeken en…
View On WordPress
0 notes
Text
Elsevier Weekblad
Elsevier Weekblad (voorheen: Elsevier) is een Nederlands opinieblad waarvan de eerste editie op 27 oktober 1945 uitkwam. Elsevier zegt de ‘werkende ruggengraat van Nederland’ te willen vertolken. Echter wordt het blad vaak beschreven als rechts-conservatief. Er zijn stukken te vinden over economie, politiek, financiën, wetenschap en cultuur. Hierbij wordt een bijdrage geleverd aan opinievorming en discussie over actuele onderwerpen. Bekende columnisten waren onder andere Piet Bakker, Pim Fortuyn, Godfried Bomans en Anton van Duinkerken. De huidige hoofdredacteur is Arendo Joustra. Elsevier brengt een aantal keer per jaar Ter Herinnering uit. Dit zijn specials van ongeveer 100 bladzijden die worden uitgebracht bij een bepaald persoons overlijdens, jubileum of geboortedag. Ook kiest Elsevier elk jaar een ‘Nederlander van het Jaar’. Hierbij wordt een persoon gekozen die een positieve of negatieve stempel heeft gedrukt op de Nederlandse maatschappij (Elsevier Weekblad, 2019; Lifestyle Mediagroup, 2019; Wikipedia-bijdragers, 2019b).
Door spraakmakende onderzoeken en opiniestukken wordt Elsevier Weekblad als journalistiek kwalitatief goed blad gezien. In 2018 was er een oplage van 64.660 stuks. Hierbij zijn zij veruit de grootste, als de oplage aantallen worden vergeleken met andere grote Nederlandse opiniebladen: De Groene Amsterdammer, Vrij Nederland en HP/de Tijd, die in 2018 allemaal een oplage van onder de 25.000 haalden (Vader, 2019).
0 notes
Text
Foute signeersessie Hoogland & Van Amerongen bij Van der Meulen
Foute signeersessie Hoogland & Van Amerongen bij Van der Meulen De populaire columnisten Rob Hoogland (De Telegraaf) en...
https://www.alkmaarcentraal.nl/nieuws/45592965-foute-signeersessie-hoogland-amp-van-amerongen-bij-van-der-meulen
0 notes
Text
Boekestijn en Wynia op 21 februari in De Beun in Heiloo
Arend Jan Boekestijn en Syp Wynia trekken door het land met een praatshow over actuele politiek en economie. Wie wordt op 15 maart de grootste? Wie wordt de volgende minister-president? De twee columnisten komen op 21 februari naar De Beun om over politiek, economie te praten.
0 notes
Text
Welk onderwerp nemen we nu weer?
Ik ben al een tijdje stil, hier en op Twitter was het de laatste weken ook wat minder. Dat komt enerzijds door drukke werkzaamheden maar anderzijds ook door het feit dat ik niet meer weet waar ik nog gevaarloos over kan schrijven.
Want het is moeilijk!
Als je begint met tweeten en met columns schrijven, vindt iedereen alles leuk en goed, en bewondert men je lef. Dat is een stimulans, het geeft je het zelfvertrouwen om eindelijk eens te zeggen wat je denkt. Ik word gehoord! Hoe mooi is dat? En mensen zijn het eens of oneens met je, er wordt over gepraat. En dat is wat je wilt als schrijver: dat die zwijgende meerderheid op gang komt, nadenkt over een eigen mening en ervoor durft uit te komen. Hoe idealistisch.
Dat werkt goed totdat mensen gekwetst gaan reageren. In boosheid kun je niet praten, in boosheid zeg je dingen waar je misschien later spijt van hebt en die niet bijdragen tot een nuttige discussie over een onderwerp. En wat nu het gekke is van het geschreven woord, ik roep dat wel vaker: je kunt er als auteur geen peil op trekken waarom en wanneer mensen aanstoot aan je woorden nemen. Op een paar aperte uitzonderingen na valt het meestal out of the blue op je dak, heb je vaak zelf niet eens gedacht aan de mogelijkheid dat iemand het op die manier zou kunnen opvatten.
Is dat nu mijn domheid of mijn sociale onvermogen, dat ik dat niet zie aankomen? Ik heb blijkbaar, ondanks mijn levenslange schrijfervaring, nog veel te leren.
Zo plaatste ik gisteren ‘om nog maar iets te hebben’ een oude column van mij van een jaartje of twee geleden. Een grappig bedoeld verhaaltje over het feit dat ik mijn naderende ouderdom verberg met wat hulpstukken zoals een kleurtje in mijn haar. Ik kreeg direct een venijnige reactie ‘wat er mis was met grijs haar’?! Nou, pfff, helemaal niks, hee, sorry, IK ben er geestelijk nog even niet aan toe nu, mag dat? En direct had ik al weer spijt van die column.
En zo kom je langzamerhand op een punt waarin je nog maar twee keuzes hebt:
*Of je reageert niet meer, zoals de meeste columnisten. Wat ik persoonlijk een waardeloze optie vind, want het interactieve van de social media kan juist zo mooi zijn.
*Of je stopt met schrijven. Lekker rustig. Die neiging heb ik regelmatig. Ondanks de idealen die ik had toen ik begon met columns schrijven en dit weblog opstartte denk ik op dit moment bij elk onderwerp waar ik over zou willen schrijven of tweeten: Nee doe maar niet want stel je voor dat…
Dat verlamt.
0 notes