#IJzer
Explore tagged Tumblr posts
Text
BĂŒgeleisen / Ijzer / Iron
#design#designer#anti instagram#art#my artwork#my work#my art#original my work#graphic design#art by me#iron#Ijzer#bĂŒgeleisen#typography#handwritten#handpainted#handlettering#lettering#content#vintage#unique#artists on tumblr
2 notes
·
View notes
Text
Thomas Bernhard en de nuttige mechanismen van levensonvermogen
De Oostenrijkse auteur Thomas Bernhard (1931-1989) geldt tot vandaag als een monument van de Europese literatuur. In de jaren 80 en 90 is behoorlijk veel van zijn proza naar het Nederlands vertaald, maar enkele cruciale titels ontbraken nog. Dertig jaar na zijn dood wordt dit euvel eindelijk rechtgezet, want recent zijn maar liefst vier nieuwe Bernhard-uitgaves verschenen, toeval of niet maar telkens bij kleine eenmansuitgeverijen, alsof enkel zij bereid zijn om risicoâs te lopen door het publiceren van vergeten meesters. Enerzijds komt Vleugels met drie novelles â Wandeling (1971), De dagschotelaars (1980) en Ja (1978) â en anderzijds levert IJzer met Houthakken (1984) een van Bernhards meest beruchte romans af. Het zijn vier bijzonder lezenswaardige teksten die niet alleen aantonen hoezeer Bernhards werk intrinsieke samenhang vertoont, maar ook hoe actueel en veelzijdig het is.
Traumatische jeugd
De oorsprong van een groot aantal van Bernhards geliefde themaâs is te herleiden tot biografische feiten. Dat het leven van de auteur goed is gedocumenteerd, is mede te danken aan de vijfdelige autobiografie die hij schreef tussen 1975 en 1982, een heuse goudmijn voor de literatuurvorser, hoewel hij het in eerste instantie enkel over zijn kinder- en jeugdjaren heeft en het niet altijd even nauw neemt met de waarheid.  Van Die Ursache (1975), Der Keller (1976) en Der Atem (1978) tot Die KĂ€lte (1981) en Ein Kind (1982) legt de auteur zijn ziel bloot en demonstreert zijn onovertroffen gevoel voor verfijnde doch gitzwarte humor. In bijna alle andere teksten verwerkte Bernhard elementen uit zijn autobiografie, soms overduidelijk (De neef van Wittgenstein, 1982 of Mijn prijzen, postuum verschenen in 2009), maar meestal aan de hand van subtiele verwijzingen zoals in De stemmenimitator, Vorst (1963), De kalkfabriek (1970) Ă©n de vier nieuwe vertalingen.
De belangrijkste gegevens over zijn leven zijn genoegzaam bekend: hij was een buitenechtelijk kind dat zijn biologische vader nooit heeft gekend, terwijl hij in de jaren 30 vooral werd opgevoed door zijn grootouders, in de buurt van Salzburg. Zijn grootvader Johannes Freumbichler â zelf een uiterst productieve maar miskende schrijverâ wilde zijn kleinzoon klaarstomen voor het kunstenaarsbestaan. Hij gaf de jonge Bernhard muziekles, onderwees hem tijdens lange wandelingen en las hem voor uit Schopenhauer. Zijn grootvader inspireerde Bernhard tot een van zijn belangrijkste themaâs, zoals uitgewerkt in de drie novelles bij Vleugels: een âman van de geestâ (schrijver, wetenschapper, kunstenaar) blijft ondanks zijn miskenning op dwangmatige wijze werken aan een utopisch en onvoltooibaar âlevenswerkâ.
Begin jaren 40 schreef Bernhards moeder hem in aan een nationaal-socialistisch onderwijscentrum in Saalfeld. Twee jaar later, op zijn twaalfde, belandde hij op het zogeheten âJohanneumâ, toen een Salzburgs Derde Rijk-jongensinternaat. Later trok Bernhard in zijn boeken en theaterstukken fel van leer tegen zijn vaderland, waarvan hij een jaar voor zijn dood beweerde dat het sinds de collaboratie met nazi-Duitsland nauwelijks was geĂ«volueerd. In de winter van 1949 liep Bernhard door een slecht verzorgde verkoudheid longtuberculose op. Bijna twee jaar lang zou hij doorbrengen in een sanatorium, een vruchtbare tijd bleek achteraf, want daar begon hij intens te schrijven. Ziekte â favorieten zijn raadselachtige longaandoeningen en ongeneeslijke waanzin â zou een ander fundamenteel thema worden in zijn werk.
Dat na een paar decennia radiostilte opnieuw vertalingen van Bernhards werk uitkomen, is niet alleen te danken aan het dertigjarige jubileum van zijn overlijden. Hoewel zijn oeuvre uitzonderlijk pessimistisch is, reikt het voor de hedendaagse lezer wel degelijk enkele handvaten aan. Zeker zijn begrip van de âfilosofisch denkende mensâ â dat in een of andere vorm voorkomt in de vier nieuwe vertalingen â kan vandaag aanspreken: de eenzaat die een idiosyncratisch rijk van de geest opbouwt en zich vanuit zijn afgezonderde positie afzet tegen een vijandige wereld. In Houthakken werkte Bernhard deze levenshouding verder uit en voegde er zelfs een pantheĂŻstische natuurvisie aan toe.
Wandeling
Wandeling is de perfecte introductie tot Bernhards oeuvre. Een naamloze ik-figuur wandelt twee keer per week met zijn vriend Oehler door Wenen, op maandag en op woensdag. Oehler praat onafgebroken en de ik-verteller citeert hem, rechtstreeks maar ook indirect. Voorheen ging de verteller enkel op woensdag met Oehler wandelen, want op maandag wandelde hij uitsluitend met hun gemeenschappelijke vriend Karrer, âeen geniale mensâ. Deze Karrer is echter krankzinnig geworden nadat hij in een kledingszaak broeken wilde kopen, broeken die de verkoper hem als Engelse kwaliteitsproducten aanprees, hoewel de gevoelige klant die obstinaat bleef zien als âTsjecho-Slowaakse dumpgoederenâ. Karrer zit sinds dit incident in Steinhof, een gesloten psychiatrische inrichting.
In Wandeling drijft Bernhard zijn compulsief meanderende stijl tot het uiterste. Dat doet hij aan de hand van een aangepaste vorm van de directe rede, maar dan zonder aanhalingstekens, een techniek die terugkomt in Ja en De dagschotelaars, zij het in een iets mildere vorm. Een anonieme ik-verteller komt zelf niet of nauwelijks aan het woord, maar reproduceert wat een tweede of derde personage heeft gezegd. Omwille van die verschillende niveaus in het vertelperspectief is het niet altijd duidelijk wie nu wat wanneer zegt, wat dan weer leidt tot gecompliceerde uitingen als â(âŠ) zegt Karrer tegen mij, aldus Oehler tegen Scherrerâ en steeds terugkerende formuleringen zoals âzegt Oehlerâ of âaldus Oehlerâ. Zo berekende iemand dat binnen het korte bestek van Wandeling dergelijke constructies bijna vijfhonderd keer voorkomen.
Zodoende krijg je een soort monologen, met overdreven lange, paginavullende zinnen die uitmonden in hoofdstuk- en paragraafloze tekstmonolieten. Sommige zinnen, hoe uitgesponnen ook, hebben het soortelijk gewicht van filosofische axiomaâs. Een favoriet woord door het hele oeuvre heen is âzogenaamdâ, waarmee Bernhard de twijfel om zich exact te kunnen uitdrukken alleen maar accentueert. Het bijna eindeloos spel van herhalingen en hyperbolen maakt dit proza soms een harde noot om te kraken. Een ondoordringbare woordenbrij wordt het echter nooit: vaak is Ă©Ă©n herlezing voldoende om alle zinsdelen mooi op hun plaats te laten vallen. Bovendien klinkt het prachtig: als er een auteur is die je best luidop leest, dan wel Bernhard (alle lof voor vertaalster Ria van Hengel, die een onwaarschijnlijke vlotheid en muzikaliteit in haar Nederlandse versie weet te bewaren).
Het belangrijkste thema in Wandeling is waanzin, krankzinnigheid ten gevolge van âdiepgaand denken over de wereldâ, een onderwerp dat Bernhard ook al meesterlijk uitdiepte in zijn debuutroman Vorst. Tijdens hun laatste wandeling, zo vertelt Oehler, liepen Karrer en hijzelf letterlijk vast op het denken van Ludwig Wittgenstein en Ferdinand Ebner: âDat we die praktijk om van lopen en denken een enorme geestelijke inspanning te maken niet lang zonder schade konden voortzetten dachten we al wel (âŠ).â Wandelen doet denken, âlichaamsbeweging brengt geestesbeweging met zich meeâ, âbreinbedrevenheidâ om in Oehlers termen te spreken. De twee wandelaars besluiten dat oorspronkelijk denken niet langer tot de mogelijkheden behoort. Dat denken zelfs gevaarlijk kan zijn. Sterker nog, ze suggereren dat het kan leiden tot de dood. Wie niet gek aan zijn eind wil komen, moet tijdig zijn of haar denken afbreken.
De dagschotelaars
Koller teert al jaren op de riante schadevergoeding die hij van de hondeneigenaar, een rijke industrieel, kreeg. Sindsdien leeft hij uitsluitend âvoor en naar de geestâ, tot grote bewondering van de verteller, een bankemployĂ© en Kollers voormalige schoolgenoot. Dagelijks maakt Koller een wandeling door het Wertheimsteinpark, zich het hoofd brekend over zijn levenswerk. Het keerpunt in zijn studie komt er wanneer hij op een dag, vele jaren nadat hij tot âde dagschotelaarsâ behoorde, verstrooid afwijkt van zijn vaste pad en zich plots zijn filosofische vrienden van weleer herinnert. Dat hij in plaats van gewoontegetrouw naar de oude es te lopen, naar de oude eik was gelopen, noemt Koller âde gebeurtenisâ. In een extatische finale slaagt Koller erin zijn eerste vier hoofdstukken, gebaseerd op de fysionomieĂ«n van telkens Ă©Ă©n dagschotelaar, aan de verteller uit de doeken te doen. Net voor hij aan het slothoofdstuk â getiteld âDe dagschotelaarsâ â toekomt, maakt hij een noodlottige val door te struikelen over zijn kunstbeen en sterft.
Met De dagschotelaars schreef Bernhard niet alleen een van zijn grappigste teksten, maar ook een van de grimmigste. Net als bijvoorbeeld Konrad in De kalkfabriek werkt Koller aan een wetenschappelijk onderzoek dat hij onmogelijk kan voltooien, en evenzo gaat hij er prat op de hele wereld te begrijpen. In die zin zin is De dagschotelaars een parodie op het traditionele idee van het genie. Het superwezen met een totale metafysische kennis, waar de romantici nog in geloofden, houdt in de late twintigste eeuw echter niet langer steek. Denken is ook hier, net als in Wandeling, niet zonder gevaar. De tragedie van dit soort genie is dat zijn denken hem overeind houdt, maar dat de prijs die hij hiervoor betaalt een totale terugtrekking uit de maatschappij is: âMaar je moest altijd met de geschiedenis als massa en tegelijk met het heden als massa afrekenen om te kunnen overleven, dat lukte volgens hem maar zeer weinigen.â Isolement en afzondering zijn minstens even essentieel in Ja.
Ja
Bij Moritz thuis ontmoet hij geheel onverwacht âde Zwitserâ, een âhooggekwalificeerde ingenieur en wereldberoemde bouwer van kerncentralesâ, die voor zijn levensgezellin, âde Perzischeâ, via bemiddeling van Moritz, een huis wil bouwen op een uiterst onherbergzaam stuk grond. De verteller raakt steeds meer geĂŻntrigeerd door de Perzische, met wie hij bovendien eenzelfde longziekte deelt en enkele hoopgevende, rustbrengende wandelingen maakt. De Perzische blijkt een gelijkgestemde ziel te zijn: âIk was een net zoals zij verloren, uiteindelijk vernietigde mensâ. Ze praten honderduit over Schubert, Schumann en Schopenhauer, in wiens De wereld als wil en voorstelling de verteller altijd leest wanneer hij niets anders verwacht dan een hem âin alle opzichten reinigend genoegen.â Bij hun laatste wandeling verwijt de Perzische de verteller dat hij een absurde mens is.
Stilistisch en thematisch hoort Ja samen met Wandeling en De dagschotelaars. De verteller en de Perzische lijden aan een âanarchie in het hoofdâ,  een afwijking waardoor ze niet kunnen functioneren in een onvatbare en niet begrijpende wereld. De verteller verzucht dat er tegenwoordig geen filosofen meer bestaan, maar enkel âstompzinnige antisensibele filosofieherkauwersâ: âMaar wat er wel is, is de filosoferende mens, zoân filosoferende mens wil ik mezelf noemen en waarschijnlijk was ook de Perzische zoân filosoferende mens.â Denken kan hier â in tegenstelling tot in Wandeling en De dagschotelaars â houvast en soelaas bieden. Het zelfredzame type van de âfilosoferende mensâ werkte Bernhard nog dieper uit in zijn roman Houthakken.
Houthakken
De verteller heeft de Auersbergers in meer dan twintig jaar niet gezien, maar wanneer hij onverhoeds over de drukke Graben slentert, loopt hij het koppel toevallig tegen het lijf. Diezelfde ochtend heeft de verteller echter ook vernomen dat een gemeenschappelijke vriendin, Joana, zich van het leven heeft beroofd. Desalniettemin nodigen de Auerbergers hem uit voor het diner, net omdat de acteur van het Burgtheater, die op die avond in Ibsens De wilde eend speelt, alleen dan kan langskomen en het diner bovendien al lang op voorhand was vastgelegd.
De hele soirĂ©e ontaardt al snel in een farce van hypocrisie, terwijl de verteller in gedachten de laatste twee decennia van zijn leven herbeleeft en zijn connecties met de andere genodigden uitvoerig onder de loep neemt. Eenmaal en met veel misbaar gearriveerd, creĂ«ert de Burgacteur een schrijnend momentum wanneer hij verontwaardigd uithaalt naar de hem steeds vileiner aanvallende dichteres Jeannie. De acteur gaat in de tegenaanval en stelt prompt dat hij verlangt naar het bos (net als de oude Ekdal in Ibsens De wilde eend) en beter af was geweest als houthakker: â[âŠ] je helemaal aan het bos overgeven, dat is het altijd geweest, de gedachte niets anders dan zelf natuur te zijn. Bos, bomen, houthakken, dat is het altijd geweest.â
Houthakken behoort tot de zogenaamde âKĂŒnstler- oder KĂŒnsteâ-trilogie, samen met Der Untergeher (1983) en Alte Meister (1985, vertaald als Oude meesters), een drieluik waarin Bernhard de âgeesteloosheidâ en âhet dilettantismeâ van de Oostenrijkse cultuurmachtshebbers aan de kaak stelt en de waarde van cultuur in vraag stelt. Houthakken maakte van Bernhard (eindelijk) een schandaalschrijver. Voor zijn personages baseerde Bernhard zich ongegeneerd op historische figuren uit zijn directe omgeving, waardoor Houthakken zich onvermijdelijk laat lezen als een sleutelroman â de ondertitel is niet voor niets âEen afrekeningâ. Een van de figuren die zich meende te herkennen, Gerhard Lampersberg, stapte naar de rechter en Houthakken werd tijdelijk uit de handel gehaald, maar enkel in Oostenrijk en niet in andere Duitstalige landen, een feit dat Bernhards standpunten enkel versterkte en waarmee hij welbeschouwd zijn slag alsnog thuis haalde. Plots was Bernhard ironisch genoeg een publieke figuur, hoewel hij er alles aan deed zo teruggetrokken mogelijk te leven.
Zijn Wandeling, Ja en De dagschotelaars opgebouwd als monologen en vertonen ze een hoog âtheaterâ-gehalte, in Houthakken drijft Bernhard die theatraliteit bewust ten top. Hoewel een roman, lijkt Houthakken meer dan eens een heuse theatermonoloog, die bij wijze van spreken zo op de planken kan. Eigenlijk mag dit niet verwonderen, want per slot van rekening was Bernhard een theaterauteur in hart en nieren: op minder dan twintig jaar schreef hij bijna evenveel theaterteksten, en ja, het zijn nagenoeg allemaal monologen. Tegelijk is de monoloog â geschreven in een bijzonder energieke en opzwepende stijl â volledig geĂŻnternaliseerd: de fulminerende verteller spreekt geen enkele van zijn gedachten daadwerkelijk uit. Hij is als filosofische mens geheel alleen met zijn opvattingen en kiest voor het stil en ongehoord schreeuwen aan de zijlijn.
Houthakken is een prominent bewijs van de consistentie van Bernhards gehele literaire productie, een oeuvre dat zich manifesteert als een bijzonder hecht netwerk van motieven en themaâs. Zo herinnert de verteller in zijn oorfauteuil zich in een passage over vriendschap hoe een vriendin vanuit een koffiehuis de straat op rende en werd meegegraaid door een truck, net zoals de Perzische overkwam in Ja. Ook de discussie over Ebner en Wittgenstein uit Wandeling wordt verdergezet, alsook de tirades aan het adres van het Burgtheater, die de Bernhard-lezer moeiteloos herkent uit De neef van Wittgenstein en Mijn prijzen.
De hernieuwde belangstelling voor het werk van Bernhard valt alleen maar toe te juichen en doet hopen op nog meer vertalingen. Tussen Wandeling en Houthakken zit bijna vijftien jaar, maar thematisch en stilistisch vertonen de nieuwe uitgaves onderling onmiskenbaar een sterke samenhang. Elk op een eigen manier propageren ze de nood aan filosofie, aan denken als remedie tegen oppervlakkigheid en onverschilligheid. De filosofische mens gedijt het best in rigide isolement, stelde Bernhard, al anticipeerde hij tegelijk op de onrust van de overprikkelde millenniumgeneratie door te waarschuwen voor de gevaren van het denken en de afzondering. Dat uitgerekend Bernhard â de zelfverklaarde âoverdrijvingskunstenaarâ die virulente mensenhaat tot een edele kunst wist te verheffen â ons meer dan dertig jaar na zijn dood een spiegel voorhoudt, had hem wellicht geamuseerd.
Verschenen op:Â rekto:verso, 11 maart 2020 (ingekorte versie)
Wandeling: vert. van Gehen door Ria van Hengel, Vleugels, ISBN 9789078627722, 88 pp.
De dagschotelaars: vert. van Die Billigesser door Ria van Hengel, Vleugels, ISBN 9789078627791, 96 pp.
Ja: vert. van Ja door Ria van Hengel, Vleugels, ISBN 9789078627906, 96 pp.
Houthakken. Een afrekening: vert. van HolzfÀllen. Eine Erregung door Chris Bakker en Pauline de Bok, IJzer, ISBN 9789086841851, 255 pp.
http://www.jippiejappo.com
0 notes
Text
Ijzer Rijk Voedsel | 4 Tips Bij Bloedarmoede
0 notes
Text
i still think sweden is just cheating lol also the dutch comentator calling her staging a "toast maker" hillarious
2 notes
·
View notes
Text
Of course, it is just possible that we may not have to go. England may leave France to her fate. We are sure that there is no binding treaty between them.â âAnd Belgium?â âYes, and Belgium, too.â
I assume this is about the start of the first world war, which really took off when Germany invaded Belgium in an attempt to attack the French armies, which were concentrated on the French-German border, from the back in one quick sweep. Germany hoped to avoid having to fight two fronts at the same time this way (Russia has also declared war with them). The Netherlands was intentionally left alone to create a buffer zone and neutral country for oversea trade. This 'Von Schlieffenplan' did not work bespite a promising start for Germany. Belgian cities like LiĂšge and Antwerp proved to not able to withstand modern atterillery with their fortifications, and quickly fell, leading to more than a million refugees making their way to the Netherlands. But then the advancement of the German armies was halted at the river IJzer and the French, Belgian and Brittish armies dug themselves in. It became a trench war. This western front moved very little over the course of the entire war. Old war tactics met modern distructive weapons and new inventions like barbed wire, tanks and airplains, resulting in endless battles over the same little, thoroughly destroyed pieces of land and a truly appaling loss of life.
8 notes
·
View notes
Text
The old Sander Driesen could not imagine war. He could not imagine death. He could not imagine this fight lasting longer than a few months, even as the Germans overwhelmed them, even as he loaded a gun with inexperienced, fumbling hands, even as he shot it over and over again, even as he watched men die around him and his city go up in flames. He could not imagine what would come as he walked through rain and mud with the remains of his division west to the IJzer. He could not imagine what would come even after that first true battle, sunk down in trenches for two weeks straight, peppered by machine gun fire and shrapnel, awake for days at a time and walking over, sitting on, tripping over, shitting on corpsesâeven then. Even then. The mind cannot wrap itself around such horrors. Sometimes, instead, it simply breaks apart.
AT LAST! I'm so excited to share the first two chapters of my Skam Big Bang fic, We Can Make No Anthem. It's a wtFOCK World War I AU and has been consuming my life for the past seven months. I hope you all enjoy it!
Thanks to @skambigbang for organizing, @jackfrostsander for answering all my questions, @wtfotteli for being the most amazing beta to ever beta, and @eirabach for the incredible artwork, including the title page you see here.
26 notes
·
View notes
Text
Passage
Zonder dat zelf te weten was Vader
een meester in leegte. Hoe vaak zag
ik hem niet verdwijnen in zijn stoel.
Hij praktiseerde deze staat niet, hij gaf
zich eraan over. Daarvoor waren nodig:
de stoel, een sigaret, een kachel in
de buurt, een koffie, met zicht op het
eeuwig achtertuintje en de boom
waaraan geen appel wilde groeien.
(zoals tegen het inslapen aan
het bewustzijn struikelt over de
drempel die de slaap daar heeft
neergelegd en dan voorover
tuimelt in het water van de nacht)
Voor hij het weet staat hij bij de
locomotief en buigt zich over diens
inwendige organen. Hij voelt het
koude ijzer in de middaghitte van de
remise, legt zijn wang ertegen, ruikt
rook en lang vervlogen steden.
Zodra het werk is gedaan, pakt hij
zijn fiets en laat de straat hem leiden.
Thuis wacht de koelte van de tuin,
het kind dat lacht, de eend
die kwaakt, de vrouw die waakt.
Daar zit hij in het laatste licht
van de tropendag en slurpt zijn
hete koffie, eet gulzig van
wat hem wordt voorgezet.
(een vlieg, de kat,
een pannendeksel,
een verdrongen pijn,
de tijd die even hikt,
haalt hem terug)
Daar is hij weer, drinkt
voorzichtig zijn koude koffie
tot aan het drab en roept dan:
An!
2 notes
·
View notes
Text
18-6 Lillehammer
Anton en ik deden gisteren boodschappen, maakten iets met bleke waterige kipfilet, bloemkool en aardappels en aten dat in de tuin op. Het tiny house hoort hij een groter huis en samen blijkt het eigendom te zijn van een groep mensen. Het grote huis wordt verhuurd voor bijeenkomsten en als praktijkruimte. Waar ik naar toe wil, is dat het deze avond werkavond van het collectief was en dat het gras gemaaid moest worden met zoân ouderwetse tweetakt motormaaier die je voor je uit moet duwen. Na tien minuten van vruchteloze startpogingen, volgens ons omdat die jongen niet zijn hele lijf in de ruk aan het startkoord wierp, kwam het ding tot ons verdriet toch tot leven. We aten ons toetje toen maar binnen op, want een gesprek was buiten niet meer mogelijk.
Om iets over achten stap ik op en rij in de zon naar Brumunddal achteropgekomen door een loodgrijze lucht. Uit ervaring weet ik dat je die niet voorblijft, en zeker niet als je telkens moet klimmen en dalen op gravelwegen, maar het lukt me om droog een sjieke koffietent in het centrum te bereiken. Daar bereid ik me mentaal voor op de komende regenuurtjes, met koffie en gebak. Dan begint het inderdaad enorm te hozen, dus ik blijf nog even zitten om, want dat keiharde hozen is m, naar mijn theorie, alleen aan het begin van de bui, waarna het hozen vanzelf overgaat in plenzen en daarna gieten. En verdomd, na een minuut of tien kun je al weer lichtgrijze plekken zien in de grijszwarte lucht. Volgens de weerapp duurt de regen ongeveer anderhalf uur, maar na drie kwartier is het al weer droog. Anton is inmiddels weer thuis aangekomen met een korte break in Arvika, hij sliep, als echte reiziger, op een matras achterin zijn auto.
Het blijven pittige steile klimmetjes tot Moelv. Vlak voor Moelv staat een beroemde kerk, de RingsÄker kerk, maar daar kun je niet in vanwege een verbouwing van het orgel die de hele zomer duurt. Dan fotografeer ik naar een opvallend detail aan de buitenzijde, een heel smal met ijzer beslagen deurtje.
Na Moelv moet ik nog een paar keer 100 meter stijgen en dalen, maar de hellingpercentages zijn veel gunstiger en ik fiets nu op asfalt. Ik krijg zowaar een beetje plezier in dat golvende landschap.
De camping van Lillehammer is enorm groot en net zo duur als die van Langset. Ik heb een heel mooi plekje aan het meer, met als enige nadeel dat je het verkeer op de E6 die aan de overkant ligt, goed kunt horen.
Gefietste afstand: 66,7 km
Gefietste tijd: 5,5 uur
Afstand tot de Noordkaap zoals een vogel vliegt: 1.303 km
2 notes
·
View notes
Text
Dag 5: we beginnen aardig op te schieten, van Merzig naar Meisenthal in de noord Vogezen. Eerst door Dillingen adSaar gereden en dan geschwitst naar het fietspad langs de Saar, dat er soms verraderlijk glad bij lag, pol Ă©Ă©nmaal gesliptâŠlangs de oude staalfabrieken, deels archeologische buizen en schoorstenen, immense hangars, deels moderne Saarstahl fabrieken, waar oud ijzer en aluminium verwerkt wordt. In SaarbrĂŒcken op de middag gestopt om een Flammenkuchen met Serranoham en meloen te eten, heel lekker. Niet buiten, want net nadat we aankwamen, stortregen gedurende half uur, wij lekker binnen in de Brasserie. Daar stelde ik ook vast dat ik mijn hotelkamersleutel mee hadâŠ. Moet ik nog terugsturen.
Na SaarbrĂŒcken ca nog 30 km langs de Saar gereden, die rond Saargemund in een hoger gelegen kanaal en lager gelegen rivier met watervalken en omgewaaide meegesleurde bomen gevuld. Geen stop bij cafĂ© want die was er nergens. Op km 70 afgedraaid en kon het klimmen beginnen, 4 langere hellingen met stevige %.
En dan uiteindelijk verrassend aan het kruispunt Speckbronn op 14 km van de eindbestemming , naast vervallen huizen een pattiserie gevonden: taartje met koffie. Om 18u aangekomen, en geen restaurant in de buurt die open was. Gastheer heeft een zeer lekkere quiche lorraine gemaakt, met toaten en een griekse yoghurt en cake als dessert. Lang gesprek over glasblazen en snijden, een activiteit van dit mesenhol in de bossen. Belgie ondertussen met 0-1 niet gewonnen. Ja, kostprijs voor avondeten: in totaal 30âŹ, heb wat drinkgeld gegeven. Genieten van de ondergaande zon en klokkengeluid, bed om 22u.
PS was rijk aan herinneringen vandaag, oa Saarlouis waar Ines en Charlotte geboren zijn en Denis naartoe getransfereerd werd omwille van strontenhoodzwakte bij geboorte.
3 notes
·
View notes
Text
4.62 We Must Be Poi''soned
NEDERLANDS BENEDEN / DUTCH BELOW 4.62 We Must Be Poi''soned
Poem by Emilia Sameyn 11/05/2024
W''arning: mention of d''epression, dr''ugz, vi0lence, p''ioson, i''nsectz
We Must be Poi''zoned
Places of Gathering Close Down
Rooms of Exchange Disappear
Pale Str''angers Shout and Sting
N''ations build Iron Walls
Yet One Man can't Lay
A Single Brick
Again and Again One Explains
The Antidote, A Will to Live
Only to Fall on Closed Ears
P''oisoned Minds
Playing a Role,
Family Fantasy Family V''enom
Limited by Neighbour Thoughts
We Must be Po!sone'd
Hyped up r''italin, Ready for Everything Taking Pi''lls to Stay, Wake by Day Pi''lls to Lay, Under Moons Ray
Betra''yed by Buddies To''xic Society
Betr''ayed by Own Body
Broken Biology
Little Frants Working al Night
Wish We Could Live Together,
Yet We Must Be P''oisoned
They Lay D''own and Ro''t
They want Us to Gi''ve Up
They want Us to Per''ish
But We will Be The Antidote
A Will to Live
A Will to Go
A Will to Grow
---------------------------------------------------------------------
---------------------------------------------------------------------
4.62 We Moeten Verg''iftigd Zijn Gedicht van Emilia Sameyn 11/05/2024 W''aarsch''uwing: Vermelding Van D''ep'ressie, D''rugz, Gewe''lt, Vergi''f, I''nsekte'n
We Moeten Vergi''ftigd Zijn Verzamel-Plaatsen Sluiten Ruil-Kamers Verdwijnen Bleke Vreemden Schr''eeuwen en Steken Landen bouwen Muren van Ijzer Toch kan ĂĂ©n Man
Geen BakSteen Leggen
Keer op Keer legt ĂĂ©n het uit Het Tegengi''f: De Wil om te Leven Alleen om op Gesloten Oren te Vallen Verg''iftigde Geesten Ze Spelen een Rol Familie Fantasie Familie Vergi''f Beperkt Door BurenGedachten We Moeten Vergiftigd Zijn
Hyperactieve ritaline P''illen voor Wakkere Dag Pi''llen voor Slapende Nacht
Verr''aden door Vrienden Gi''ftige Groepen Ver''raden door Eigen Lichaam Gebroken Biologie Kleine Mieren Vrienden Die de Nacht Werken Ik Wou dat We Samen konden Leven, Toch moeten We Verg''iftigd zijn Ze Gaan Liggen en Ro''tten Ze willen dat We Opgeven Ze willen dat We Verd''orren
Maar Wij zullen het TegenG''if zijn Een Wil om te Leven Een Wil om te Gaan Een Wil om te Groeien
2 notes
·
View notes
Text
HET GRENSGEBIED VAN FRIES LANDSCHAP EN AMERIKAANS STADSGEZICHT
Marije Bouman brengt abstract poĂ«tisch werk dat voortkomt uit de passie voor de natuur. De composities relateren aan wolkenluchten en landschappen. In enkele gebaren is de verf in het beeld gezet. Acrylverf op rijstpapier op doek, aquarelverf op papier. Het betreffen een grensgebied. Het terrein tussen droom en werkelijkheid. Het niemandsland tussen abstractie en realiteit. Een omgeving die zich voordoet in gedachten bij het zichtbare onderwerp. Kijk in het rond, aandachtig naar wat je ziet. Sluit de ogen, dan verschijnt dit beeld op het netvlies. Als het ware een projectie achter de oogleden.Â
De schilderijen van Marije Bouman, zoals te zien bij galerie Alta Bosca in Gorredijk, zijn gezet in zachte pasteltinten. Nergens bederft een donderslag bij heldere hemel de atmosfeer. Het wolkige aanbrengen van de verf straalt tederheid uit en liefde voor de materie. In gemengde techniek op papier kan de kunstenaar feller uit de hoek komen. Ook de aquarel heeft een aangescherpte tong. Wanneer Bouman de abstractie verlaat om in realiteit aan te spreken, zie ik minder gedicht en meer verhaal. Dan wordt de poĂ«zie van de schepping het proza van het landschap. De dichterlijke vrijheid is een verhalende non-fictie geworden. Ik denk een golf in de branding te zien. Een monumentale wolk boven dat Friese dorp aan de horizon. Een beekje tussen groen, een paadje in het bos.Â
De werken van Marije Bouman stemmen verlangend. Een heimwee naar hoe aangenaam en aantrekkelijk de natuur kan zijn. Zonder besmetting en vervuiling door het actuele misbruik van de aarde. Zo zoals het was en waarvan we kennisnemen hoe het kan zijn, nog. Bouman ervaart de ruimte van het landschap. De oneindige beweeglijkheid van water, licht en lucht, de natuur. Iedere dag oogt het verschillend en ziet ze andere dingen. Het water ligt nooit stil. De lucht is nooit hetzelfde. Het licht valt altijd anders. Een weerspiegeling van iets ongrijpbaars dat heel werkelijk is. In haar werk probeert ze dit ongrijpbare begrijpelijk te maken.Â
Die tere verwerking van het landschap staat in schril contrast met de stalen objecten van Ids Willemsma. In dezelfde expositieruimte zijn twee van zijn werken op sokkels neergezet. Feitelijk horen ze niet bij de tentoonstelling, maar zijn er wel in zichtbaar. Ze vallen stevig op en passen zich door de tegenstelling juist wonderwel aan. Bij Alta Bosca staan een danser gestileerd in staal, en vleugels met veren van ijzer. Willemsma is een meester in het vereenvoudigen van meervoudige voorstellingen. Een enkele beweging van het lichaam kan voldoende zijn om te smeden in staal. Dynamische abstractie, het vrije vers in cortenstaal.
Schilder Martin de Jong houdt van steden. Hoe groter, hoe beter. Hoe hoger, hoe mooier. Zakelijke gebouwen, woontorens, met in de gevels rijen gerangschikte ramen. Complexiteit daagt hem uit. In de stad heb je geen last van de horizon. Daar staat het landschap overeind â hoe hoger de gebouwen des te verticaler de blik. Zijn schilderijen zijn geĂŻnspireerd op New York, het zijn portretten van deze metropool. Een wiskundige opbouw gevat in strakke verticalen en rechtlijnige horizontalen. De regelmaat onderbroken door rijen ramen die in cadans donker of verlicht zijn. Er hangen enkele van deze composities in Alta Bosca. Maar De Jong toont daar voornamelijk zijn recente werk onder de noemer ARK, gereedschap. Het doek en penseel heeft hij aan de kant gelegd. Hij gebruikt het materiaal voor houtbewerking dat zijn overleden vader hem naliet. Deze erfenis is voor Martin het begin van nieuwe inzichten en een gewijzigde manier van werken.Â
De schilder kan als timmerman ruimtelijk werken. Eerder schilderde hij bouwvolumes, nu zaagt en timmert hij de afmetingen uit planken. Hout is na de verf zijn taal van spreken geworden. Eerst heeft hij zich het ambacht van zijn vader eigen gemaakt. Daarin zag hij een kans om de afstand die hij had gevoeld tussen hemzelf â de kunstenaar â en zijn vader â een man van ambacht en traditie â alsnog te verkleinen, schijft Feico Hoekstra in de catalogus bij de tentoonstelling. âHouten stadsgezichten maken, dat ging hij doen. Iets in de geest van dat stadsgrachtje aan de muur van zijn atelier, een staaltje inlegwerk van de oude De Jong.â Niet meteen kent hij de weg in het hout. Onwennig begint hij eenvoudig te werken in een enkele laag als maakt hij een tekening. Gaandeweg raakt hij handig en kunnen er meer lagen bij komen. Hij raakt gedreven en bedreven. âDe paradox is dat hij met verf en kwast elk probleem de baas was, maar zich nu zonder zijn vertrouwde materiaal en gereedschap veel vrijer voelt.â
De wandobjecten ademen nog de stad. De reliĂ«fs associĂ«ren aan het stadsgezicht dat gezien is in de schilderijen. Een collage van figuren gezaagd in en uit hout. Soms onbeschilderd gelaten of de sporen van eerder gebruik dragend. Maar ook geverft met acrylverf of kleur gegeven door verf en epoxyhars. Bij de meest rudimentaire vormen zijn de kruiskopschroeven storend zichtbaar. Met de huid van hars krijgt het materiaal een industrieel karakter. Dan is het stadium van experimenteren en uitproberen voorbij. De schetsen in hout zijn gemaakt. Het echte werk kan beginnen. Hij neemt afstand van het traditionele stadsgezicht. Door het samenvoegen van gezaagde contouren van torenflats en wolkenkrabbers ontstaat een soort van kroonluchter. Met behulp van een motortje aan het plafond kan de mobile draaien. Door dat bewegen in de ruimte wisselen de perspectieven en valt de aanleiding voor de vorm amper nog op.Â
ALTA BOSCA, galerie. Marije Bouman, schilderijen en aquarellen. Martin de Jong, objecten en schilderijen. Tot en met 9 juli 2023.Â
ARK, goed gereedschap is het halve werk. Martin de Jong. Tekst Feico Hoekstra. Uitgave in eigen beheer, 2023.
2 notes
·
View notes
Photo
Onontdekte paden bewandelen? Wandpanelen met beton+ijzer Vraag ernaar of neem een kijkje op onze website: www.shopinteriors.nl #groothandel #winkelinterieur #interieur #kundig #Wandpanelen met beton+ijzer #Dronten #Flevoland #shopinteriors #interieurbouw #winkelverbouwing #shop #design #nederland #winkelinrichting
2 notes
·
View notes
Text
Paul De Belder van vzw Aan de IJzer deelt een krachtige boodschap van vrede en verbondenheid https://www.indegazette.be/paul-de-belder-van-vzw-aan-de-ijzer-deelt-een-krachtige-boodschap-van-vrede-en-verbondenheid/?utm_source=dlvr.it&utm_medium=tumblr
0 notes
Text
2. Landbouw
De culinaire evolutie van de mens begint niet bij het eerste kookboek, maar bij de vorming van de aarde zelf. De 4,5 miljard jaar oude geschiedenis van de aarde is essentieel voor de ontwikkeling van complexe levensvormen waaronder de mens, en de uiteindelijke komst van de landbouw. Terwijl het klimaat op aarde stabiliseerde en verschillende ecosystemen ontstonden, pasten de vroege mensen zich als jager-verzamelaars aan hun omgeving aan en veroorzaakten voor de revolutionaire overgang naar landbouw.
De aarde kent een lange geschiedenis, maar voor een relatief korte periode zijn wij mensen er pas. Er wordt geschat dat er zoân 30.000 jaar geleden slechts 500.000 mensen op de aarde waren, en 20.000 jaar daarna waren dat 5 tot 6 miljoen mensen.[1] Dit is niets vergeleken met de 8.1 miljard mensen die vandaag de dag deze planeet bewonen.
Ongeveer 12.000 jaar geleden vond er een cruciale transformatie plaats in de geschiedenis van de mens; de neolithische revolutie. In deze periode begon de overgang van de nomadische jager-verzamelaarslevensstijlen naar gevestigde landbouwgemeenschappen. Deze verschuiving vond onafhankelijk van elkaar plaats in verschillende regioâs over de hele wereld, waaronder de Vruchtbare Halve Maan, Egypte, Zuid-Amerika, AustraliĂ« en Afrika ten zuiden van de Sahara.[2] De redenen voor deze overgang zijn niet volledig bekend, maar klimaatverandering en het einde van de laatste ijstijd hebben waarschijnlijk een belangrijke rol gespeeld.[3] Toen de mens de groei van eetbare planten begon op te merken en in te grijpen, startte hij onbedoeld het proces van domesticatie. Dit leidde tot de teelt van verschillende gewassen zoals tarwe, gerst, erwten en linzen in de Vruchtbare Halve Maan, terwijl andere regioâs hun eigen gewassen ontwikkelden.[4]
De invoering van landbouw had verstrekkende gevolgen voor menselijke gemeenschappen. Naarmate de landbouwtechnieken verbeterden, kwamen er vaker voedseloverschotten, die op hun beurt zorgen voor bevolkingsgroei en de ontwikkeling van complexere sociale verhoudingen. Dit overschot maakte ook de opkomst van gespecialiseerde arbeid mogelijk, omdat niet iedereen direct betrokken hoefde te zijn bij de voedselproductie.[5]
De overgang naar landbouw veranderde ons dieet aanzienlijk. Terwijl jagers-verzamelaars genoten van een gevarieerd aanbod aan planten en dieren, vertrouwden de vroege boeren meer op basisgewassen.[6] Echter zorgde de domesticatie van dieren voor een betrouwbare bron van eiwitten en zuivelproducten.
Er ontstonden nieuwe gereedschappen en technieken om de landbouw te ondersteunen. De ontwikkeling van aardewerk maakte nieuwe methoden voor het bewaren en bereiden van voedsel mogelijk. Stenen werktuigen werden verfijnd en uiteindelijk zorgde metaalbewerking voor een revolutie in landbouwpraktijken. Vooral ijzer speelde een essentiële rol in de vooruitgang van de landbouwtechnologie, en maakte gespecialiseerdere gereedschappen mogelijk. Een aantal van deze belangrijke gereedschappen zijn paardenhalsbanden, en de ploeg, die allebei het landbouwen enorm makkelijker maakten.[7]
De komst van landbouw veroorzaakte grote sociale en culturele veranderingen voor deze vroege gemeenschappen. Door de komst van nederzettingen ontstonden complexere sociale structuren, waaronder de ontwikkeling van leiderschapsrollen en gespecialiseerde arbeid.[8] Pilcher beargumenteert dat ook het concept van cuisine een grote invloed heeft gehad op deze sociale hiërarchieën.[9] De arbeidsverdeling tussen mannen en vrouwen werd duidelijker: mannen namen vaak een prominente rol in de landbouw op zich, terwijl vrouwen vaak huishoudelijke taken kregen.
Rituelen en tradities met betrekking tot voedsel ontstonden ook in deze periode. Het verbouwen van gewassen en het domesticeren van dieren leidde tot de ontwikkeling van nieuwe spirituele praktijken en overtuigingen. Deze religieuze plaatsen, zoals tempels, werden centrale punten voor gemeenschapsbijeenkomsten en gedeelde spirituele ervaringen.[10] De neolithische revolutie was een belangrijk punt in onze geschiedenis. Het nodigde de mensheid uit om zich verder te ontwikkelen en om onze vroege samenlevingen complexer te maken. Deze overgang van jagen en verzamelen naar landbouw veranderde niet alleen de manier waarop mensen aan voedsel kwamen, maar veranderde ook fundamenteel de sociale structuren, onze (menselijke) cultuur, en hoe we omgingen met onze omgeving. Wat we hebben overgehouden van de neolithische revolutie is dat het ons culinaire repertoire nog tot vandaag de dag beĂŻnvloedt; het vormde de basis waarop millennia van gastronomische vernieuwing zijn gebouwd.
[1] D. Christian. Origin Story: A Big History of Everything, p. 100.
[2] W. Thompson, Work, Sex and Power: The Forces that Shaped our History, p. 30-33.
[3] J. Mack. A Brief History of the World to 1500, h. 3.
[4] Ibidem
[5] J. Wells & J. Stock, Life History Transitions at the Origins of Agriculture: A Model for Understanding How Niche Construction Impacts Human Growth, Demography and Health, p. 11.
[6] J. Mack. A Brief History of the World to 1500, h. 3.
[7] P. Frankopan, The Earth Transformed, p. 277.
[8] J. Mack. A Brief History of the World to 1500, h. 3.
[9] J. Pilcher, Food in World History, p. 10.
[10] J. Mack. A Brief History of the World to 1500, h. 3.
0 notes