#Galerie MUGA
Explore tagged Tumblr posts
Text
GELIJKWAARDIGHEID IN ENKELVOUD, IDS WILLEMSMA SPREEKT
Hij is 75 dit jaar. Vijfenzeventig! En al meer dan 50 jaar bezig met zijn passie, de beeldende kunst. Meteen al in het eerste jaar van zijn opleiding aan kunstacademie Vredeman de Vries in Leeuwarden, Ids is 20, zette hij zijn handtekening in Friesland. Zijn stalen signatuur, het abstraheren van de werkelijkheid. Of beter de essentie puren uit de omgeving, de emotie ontdoen van overbodige krokodillentranen. Zijn “Ontworsteling” in Akkrum, onder de toren van de Terptsjerke, een herdenkingsmonument voor de Tweede Wereldoorlog - waarbij niet de overwinning centraal staat maar het drama en de angst van de bezettingstijd. Geen monument voor gevallen verzetshelden, maar een monument tegen de oorlog. Het non-figuratieve beeld betekende voor Willemsma een ontkomen aan, een losmaken van de traditie en een begin van een zegetocht door de provincie. Want op veel plekken in het Friese landschap staan werken van hem in de openbare ruimte, overwegend abstract constructivistische beelden.
Door zijn werk en zijn levensstijl weet hij zich nu al driekwart eeuw voor het voetlicht op te stellen. Het landschap en het gevoel daarbij wordt door hem geabstraheerd en gestileerd. Maar hoever kun je gaan voordat lijn en vlak nog spreken. Voordat de versimpeling omslaat in een amper te doordringen betekenis. Voordat de bedoeling van het zijn nog zichtbaar is. Willemsma heeft de modus van deze vereenvoudiging gevonden zonder dat alleen hij de kerngedachte ervan weet. Welhaast maakt hij een logo van hetgeen hij wil duiden. Een beeldmerk van de gedachte, die niet nader hoeft te worden uitgelegd. In 1970 is de toon gezet en deze eerste klank van de melodie is de psalm van Willemsma geworden, een lofzang op de emotie, een ode aan het zijn. Hoever kun je gaan de werkelijkheid van elke overbodige ruis te ontdoen om enkel de kern van de zaak over te houden. De tentoonstelling in MUGA Heerenveen laat dit scherp en duidelijk zien.
Daar in die kunstruimte gaat het over de man en de vrouw, over gelijkwaardigheid. De man is significant ongelijk aan de vrouw, in opbouw en aanzien. Maar er zijn kenmerkende gelijkenissen, veelzeggende overeenkomsten. De één is niet meer dan de ander en de ander niet minder dan de één. Ze vullen elkaar aan, schuiven ineen en de cirkel is rond. Kunnen niet zonder elkaar, hun belang is even groot, de betekenis zonder verschil, ze zijn gelijkwaardig. Hoe dit in beeld uit te werken, dat heeft Willemsma al vroeg in zijn carrière weten te doen. Niet in vorm gelijk, niet soortgelijk maar wel equivalent aan elkaar. Het wordt een rode draad in zijn oeuvre, voortdurend valt hij terug op dit gegeven omdat het een thema van alle tijden is. Een blijvend actueel onderwerp. De meervoudige menselijke vorm heeft de kunstenaar teruggebracht tot een enkelvoudige uiting. Slechts een taps toelopende vorm voor de één, die omgekeerd werkt voor de ander. Alle overbodige luxe is uitgegumd, afgesneden, weggelaten. Het hoogtepunt van overeenkomst, maar desondanks tegengesteld aan elkaar.
Deze eenvoudige vormen spreken en kunnen door het wijzigen van plaatsing in het vlak verhalen. Zo kunnen ze enkel als portret in een tekening gaan, maar ook samen als tweetal. Zoutpilaren zonder onderling contact, dan naar elkaar buigend – vallend eigenlijk – als in een toenadering, een kus. Deze vormentaal uit zich in tekeningen, maar komt ook uit het vlak in de ruimte als beeld dan wel sculptuur. In hout geven deze warmte aan elkaar, de tapse vorm is een kegel, de dubbelvorm is een eenheid. Het is de eenvoud die meervoudig laat kijken. In de tweede zal van MUGA staat een glanzende manvrouw, een metalen toppunt van extase. Het is de spiegel van gelijkwaardigheid. Ik zie mijzelf, een evenbeeld, gelijkgesteld aan het werk. Ik kom samen met de idee van Ids Willemsma. Voor een moment ben ik in zijn gedachte, ben ik zijn compositie. Een versregel in de ode op de mens.
Man Vrouw & Gelijkwaardigheid. Ids Willemsma, tekeningen en beelden. Tentoonstelling Museum Galerie Heerenveen, Minckelersstraat 11 in Heerenveen. 14 juli tot en met 25 augustus 2024.
0 notes
Text
HET ONVOLTOOIDE VOLTOOIDE LEVEN IN MUSEUM GALERIE HEERENVEEN
Een leven is niet volmaakt. Er is altijd wel een rafelrand aan. Op een gebrekkige manier is geluk volmaakt. Een paradox. Gescheurd en afgebroken, gelukkig en compleet. Het wezen kan ondanks alles blijmoedig zijn. Wanneer de een tegen de ander wordt afgezet, het hier tegen het daar, wordt dat gebrek bitter duidelijk. Maar blijft men bij zichzelf, je hebt het toch uiteindelijk alleen met jezelf te doen, dan kan naar omstandigheden dat leven volmaakt zijn. Echter is het niet, meer werkelijk zal het niet worden. Ja, misschien in de Hof van Eden nog voordat de mens wist van goed en kwaad. Echter ook toen was het leven niet volmaakt. Nieuwsgierige hebberigheid speelde de mens parten. De eerste rafelrand werd onomkeerbaar afgestraft. Berouw werd niet beloond. Vergeving was er niet. Het oppermachtige wezen kende geen genade. Eens een dief altijd een dief. Het leven is daarna nooit meer volmaakt te noemen.
Een leven kan wel voltooid zijn. Althans kan degene die dat leven leidt dat veronderstellen. Wanneer is een leven voltooid en op welk moment stelt men dat vast. In ieder stadium kan voltooiing zijn. Maar wie beslist dat. Net zo dubieus als niemand kan bepalen wat een volmaakt leven is. Je kunt lijden en toch liefhebben, dat is de essentie van het wezen. De persoon in depressie kan het leven op dat moment als voltooid zien, omdat men niet verder kan – het is af, het is klaar, men is er klaar mee. De persoon in diepe ziekte of groot gebrek kan het leven als afgerond zien, omdat men niet verder wil – het is af, het is klaar, men is er klaar mee. Het figuur met lichamelijk of geestelijk gebrek kan het leven volmaakt beleven op dat persoonlijk niveau. Terwijl het bij wijze van spreken normale leven van zichzelf overtuigt is volmaakt te zijn.
In haar keramische werken probeert Helmie Brugman een antwoord te vinden op welk moment, in welke pose, een mens volmaakt is. Echter dat antwoord is niet eenvoudig vast te stellen. Zij beeldt in haar objecten jonge mensen af, ongerepte lichamen. In lijf en leden kinderen nog. Dat vroege leven wordt door ouderen gezien als volmaakt, althans nog ongeschonden - het moet het leven nog leren. Maar toch zijn de figuren van Brugman in dit stadium ook al geschonden en gebroken. Of zie ik het anders, dat ze nog niet vol gemaakt zijn - nog niet af zijn, dat er nog aan wordt gebouwd, dat het in de groei is. Dat toont Brugman bijvoorbeeld in de installatie “under construction”, op welke manier de schepper te werk gaat in het atelier. Dat de verschillende delen aan elkaar gepast worden. Het bouwwerk in samenstelling een steun in de rug nodig heeft. De installatie is de kraamkamer van de schepping.
Wat al wel klaar lijkt is het gelaat. De gezichten zijn gevormd met delicate belijning en een tedere oogopslag. Maar de blik kijkt meestentijds langs mij heen. Ik krijg geen werkelijk contact met de figuren. Er is geen communicatie, de personen worden nergens persoonlijk. Ze blijven in zichzelf gekeerd en beleven de onvolmaaktheid als volmaakt. Wel willen ze bekeken worden¸ gezien worden: look at me. Maar alle ogen lijken verlegen afgewend. Slechts een enkel gezicht durft mij recht in het gezicht aan te kijken. Die koppen idealiseren het leven, terwijl de gebroken lijven de maakbaarheid van het zijn in overweging nemen. Afwijkingen ontroeren, terwijl wij onszelf volmaakt willen vormen. Wat een tegenstelling. Met dat contrast werkt Brugman. Dat is haar inspiratie. Ze schijnt haar beelden niet alle met zorg gemaakt te hebben. Maar dat is geenszins het geval, lijkt me. Ze heeft met aandacht juist de vervormingen tijdens het werkproces gestuurd. Om reden haar verhaal van voltooid gebrek te kunnen waarmaken. Te duiden aan mij, aan de bezoeker van de duo-tentoonstelling in Museum Galerie Heerenveen.
De expositie wordt gecompleteerd met het expressieve werk van Marty Poorter. Zij gaat in haar schilderijen niet voor schoonheid. Het lijden van de mens is meestal ook niet om aan te zien. Afkerig en afkeurend wenden wij onze blikken af. Kwelling is marteling, doodsstrijd geeft geen prettig gezicht. Poorter laat mijn blik echter niet afleiden, door haar manier van afbeelden schept ze aandacht. Door haar portretten wordt de pijn abstract en schijnt het lijden verheerlijkt te worden. De emotionele levendigheid in de schilderijen is echter geen vorm van sadisme, maar meer een teken van zelfkastijding. Een van zich af schrijven, of eigenlijk uit tekenen, het doormaken en doorstaan van een groots aards gebeuren. Grotesk verkleinde wereldsmart. In de portretten van Poorter ligt een veel omvattend lijden verborgen, grootser nog dan de enkele persoon die is afgebeeld. Kinderlijk volwassen probeert ze in de werken die omvangrijke kommer en kwel te doorgronden. Want juist in onschuld schuilt het ware weten, het onderkennen van het ongrijpbare, het onbegrijpelijke. Je kunt liefhebben en toch lijden, dat is leven!
Die onschuld ligt vooral besloten in het afbeelden van dieren. De honden vooral zijn aangewezen op onze wil en geweten. Hen treft geen blaam. De enige schuldenlast die ze kunnen hebben is door de mens hen in gegeven, omdat het dier op de mens is aangewezen, afhankelijk is. Door deze figuren in haar werk in te brengen raakt de betekenis ervan figuurlijk gelaagd. Fysiek is het gelaagd door beschilderd karton en papier op het linnen te plakken. Wel vast te plakken met schildertape. Het maakt het werk een dimensie levendiger en meer speels waardoor de boodschap in feite minder hard aankomt. De enkele getoonde droge naald etsen duiden nog krachtiger dat verhaal van pijn en lijden.
Zo is het plaatje rond. Met de onvoltooide voltooide werken van Helmie Brugman en de expressionistisch abstracte schilderijen van Marty Poorter. Het is geen prettig onderwerp waar beide kunstenaars zich over buigen. Maar de manier waarop het is verbeeld raakt het de emotie. Zet het aan tot nadenken, overdenken, beschouwen. Omdat liefhebben en lijden leven is.
Expositie “Liefhebben en lijden is leven”, ruimtelijke werken van Helmie Brugman en schilderijen en grafiek van Marty Poorter. Bij Museum Galerie Heerenveen, Minckelersstraat 11 in Heerenveen. Van 8 oktober tot en met 19 november 2023.
#museum galerie heerenveen#galerie MUGA#museum heerenveen#helmie brugman#marty poorter#kunst#expositie#schilderijen#keramiek
0 notes
Text
KINDERLIJK VOLWASSEN BIJ DE KUNSTIGE KOSMOTRONIKS CONSTRUCTIES
Kunstenaar en modelbouwer Harry Arling is ongetwijfeld de hedendaagse Leonardo da Vinci. Dat maakt hij kenbaar in een tentoonstelling en bij het verschijnen van een boek. Deze Leo overigens zal zich waarschijnlijk omdraaien in zijn graf, zijn benige vingers aflikken bij de uitgewerkte ideeën van die Groninger beeldbouwer. Nog eigenzinniger en meer vooruitstrevend, maar toch klassiek en antiek ogend. Arling is de vleesgeworden stripfiguur Willie Wortel, waarbij Lampje de filosofie van recycling bijlicht, een aandeel in het plasticvrij maken van de oceaan. Verander de wereld begin bij jezelf moet Harry gedacht hebben, en zet daarbij de kunst in om een voorbeeld te stellen. Een toonbeeld van hoe onder veel meer koffiebekers en tapedispensers een nieuwe toepassing kunnen krijgen. En dat het dan niet als handvaardige modelbouw wordt gezien, maar als creatieve kunstuiting is mooi meegenomen. De verspilling van de consumptiemaatschappij zet hij om in iets fantastisch, wondermachines geconstrueerd uit afval.
De meeste van de bedenksels van die kunstenaar en uitvinder Da Vinci hebben dan nooit werkelijk gewerkt, gereden of gevlogen omdat ze niet zijn gebouwd. Het zijn tekeningen op papier gebleven. De ruimtelijke objecten van Arling mogen dan de tekentafel gepasseerd zijn deze zullen ook niet werken, rijden of vliegen maar zijn wel degelijk gebouwd. Het zijn statische objecten, die op dit moment tot eind februari geluidloos in de ruimte van Galerie MUGA uitgestald staan. In die tot zalen omgebouwde lokalen zie ik het werk van Harry Arling voor de tweede keer. Zijn Kosmotroniks, robotachtige wezens die vooral wensen te zweven maar aan de grond genageld blijven, zijn Heerenveen nog eens aangevlogen. En andermaal met succes. Dit keer zijn het minder grote objecten dan voorheen getoond, maar nog even minutieus in opbouw en afwerking. Gemaakt voor de kosmos, klaar om naar de sterren te gaan, de einders van het heelal te zoeken en het zwarte gat in te duiken.
Het lijkt kinderspel in de zin van dat er een grote mate van fantasie bij komt kijken om de objecten te beleven. Voor de maker is het een groot avontuur om van die afgedankte mixer of föhn een ware driedimensionale kijkplaat te maken, een ruimtelijk fantasievol voorwerp. Voor de beschouwer van zijn werk is het een belevenis. Met de neus dicht er bovenop zie ik pas hoe ingenieus de kunstenaar te werk gaat om zijn bedachte belevenis te doorleven. Zoals ik bij de eerdere uitstalling schreef zou je verwachten dat alle machines gaan werken wanneer ik de ruimte binnenstap. Dat er ergens een sensor zit die mij registreert en daarop de voertuigen, vaartuigen en vliegtuigen in beweging zet. Maar nee, ik doorbreek geen infrarode straal, mijn komst wordt niet anders dan door de baliemedewerkster gezien. En zij heeft ook geen knopje bij de kassa die leven brengt in het levenloze materiaal. Toen dacht ik ook dat om middernacht, wanneer elke ruimte donker is en verlaten, de objecten tot leven komen en MUGA vullen met gezoem en geratel. Opvliegen en rondvliegen wanneer niemand kijkt, doorrijden en rondrijden, om klokslag twaalf uur dan is alles in beweging. Het lijkt een fantasie¸ maar wie heeft gecontroleerd dat het niet zo is?
Overdag tijdens openingsuren blijft het ijzig stil tussen de witte muren, maar de aanblik van de getoonde Kosmotroniks schijnt toch een wonderlijke warmte in de ruimte te brengen – hoewel het mijn enthousiasme zal zijn dat op stoom komt. Het is bewonderenswaardig en kunstig bovendien hoe de kunstenaar elk onderdeel tot in het kleinste detail heeft weten vorm te geven. Warm word ik daarom van binnen en mijn hart gaat sneller kloppen, want ik was vroeger ook zo een verwoed modelbouwer. Het meest aangename van een modelspoorbaan vond ik de bouw van de omgeving en de bebouwing daarin. Ik heb heel wat huisjes, kerkjes en molentjes in elkaar geplakt. Altijd naar voorbeeld met de in de doos mee verpakte handleiding als hulpmiddel, dat wel.
Niet zoals Harry Arling die in ieder voorwerp een kosmotronik ziet, een bouwsel als complexe constructie om er de fantasie op los te laten. Elk omhulsel dat dienst heeft gedaan en achteloos wordt weggegooid kan aanzet zijn een kunstwerk te knutselen. Plastic bekers en flessen, speelgoed waterpistolen, haardrogers, onderdelen van mixers en kruimeldieven, inhalatoren en tape dispensers, plastic paaseieren en kerstballen, je kunt het zo gek niet bedenken. Geef het Harry in handen en het inspireert hem tot een object. En die opsomming betreft dan nog enkel middelen voor het grote werk, die de vorm in grote lijnen aangeven. De kleine details vergen aandacht en concentratie. Radertjes en schroefjes, draadjes en wieltjes. En daarna krijgen de kunstige objecten, die het vervoer als thema hebben, chauffeurs, piloten en machinisten in de vorm van kleine figuurtjes toegewezen. En laat ik me leiden door die mannetjes, kruip ik in hun kunststof huid als het ware, dan vlieg ik zo naar de sterren – to infinity and beyond.
Naast de echte bouwsels in de tentoonstelling kan ik thuis genieten en me vermaken met het boek KOSMOTRONIKS dat door KOMMA, no ordinary publisher, van de maaksels van Harry Arling is uitgegeven. Daarin is enigszins ouder werk te bewonderen daar het een overzicht is tot het jaar 2021. Objecten waarvan ik eerder onderdelen in levende lijve zag in Galerie MUGA. De fotograaf heeft voor het boek naast dat hij de volledige maaksels belicht dicht op de huid van de constructies gezeten. Zo zodat ik als plaatjeskijker in het boek het geheel kan beschouwen maar ook interessante details van de modellen te zien krijg. Dan valt het ingenieuze maakwerk nog beter op en wordt de creatieve kunst inzichtelijk gemaakt.
In KOSMOTRONIKS krijgt ieder object een beschrijving mee. Een kort verhaal waardoor de vinding een fantasievolle levendige invulling krijgt. Bij ieder object namelijk krijgen de bemanningsleden namen. Zij zijn de bouwers en bestuurders van het ding. Arling geeft zijn vinding daarmee uit handen aan die kleine figuurtjes, die levende wezens zijn geworden door de fantasie van de kunstenaar. Is hij God en zijn zij de schepsels in zijn schepping? In ieder geval hebben deze mannetjes een voornemen en een doel voor ogen, en willen dat gerealiseerd krijgen door een voertuig dat kan vliegen, varen of rijden uit te vinden en te construeren. Dat is het verhaal. En dat gebouwde ding krijgt in de tekst tevens een persoonlijkheid toegemeten. De makers communiceren met hun maaksel. Die extra dimensie gaat in de tentoonstelling verloren, dus het boek is een must voor de bezoeker om zich volledig in de materie te kunnen inleven. Daardoor komt de kunst van Harry Arling tot leven. En is de beschouwer voor een moment een volwassen kind ofwel kinderlijk volwassen.
KOSMOTRONIKS. Harry Arling. Tentoonstelling bij Galerie MUGA Heerenveen tot 26 februari 2023. Boek verschenen bij Uitgeverij KOMMA, 2021.
0 notes
Text
HUT IN HET BOS ALS WIJKPLAATS IN DE NATUUR
Een wondere wereld is het, die ik binnenga in Museum Galerie Heerenveen, op dit moment. Een mysterieus bos betreed ik, een magisch woud. Maar is het wel een boomgaard dat ik zie, een veld met oprijzend gewas. Ik kijk in de donkerte van de duisternis, de nachtelijke uren waarin de betovering van het onzichtbare op een hoogtepunt is. Want er is niets te zien achter de stakerige boomstammen, zo zolang het niet wordt aangelicht. Zo zolang er geen lichtpunt is die de omgeving waarneembaar maakt. Rob Regeer ontsteekt daarom een licht op dat schijnt vanuit een verborgen bron in zijn donkere werken. Is dit het heldere licht van een volle maan of de jager met zaklamp op zoek naar een prooi, jongelui die gedropt zijn en verbeten een uitweg zoeken. Het geeft althans een onwerkelijke sfeer, zet een surrealistische werkelijkheid.
In dat decor spelen oranje stippen een bijrol waar een eenzaam huis de dubieuze hoofdrol krijgt toegeschreven. Die oplichtende punten lijken vuurvliegjes, die het licht van de dag aten om het uit te spuwen in de nacht. Het daglicht klinkt zo door in de nachtelijke duisternis. Yin en yang. Maar het blijken geen puntjes te zijn, maar putjes in de compositie. Wie het werk tot op armlengte nadert ontdekt dat de schildering eigenlijk een reliëf is. De materie ligt dik op het doek. De stammen verheffen zich waarin de putjes verf zich verlagen. De vuurvliegjes blijken kleine klankschalen. Het licht echoot zo geluidloos door het bomenbos.
Die hoogdruk in de verflaag geeft de sfeer een werkelijk voelbare diepte. Het is geen geschilderd perspectief, maar een opgelegde tastbare derde dimensie. Regeer laat overigens geen vergezicht zien, de omgeving is plat tweedimensionaal weergegeven. Er is geen doorkijk naar een einder. Maar door te werken in beeldverhoging en met zichtverlaging wordt een natuurlijke ruimte gecreëerd. Een vierde dimensie is gemaakt door kleurspeling en lichtverhouding. In deze ruimte komt alles samen, voert het gevoel de boventoon. Is de werkelijkheid abstract, versimpeld de realiteit. In de derde worden vragen gesteld die in de vierde dimensie lijken beantwoord.
Regeer maakt niet zomaar ondefinieerbare platen van de realiteit. De kunstenaar wil mijn verbeelding prikkelen door ongerijmde voorstellingen te maken. Mij op een verkeerd been zetten zodat ik ga nadenken over wat ik zie. Mij ga bezinnen op de actualiteit. Maar eerlijk gezegd zie ik het wereldnieuws en de huidige problemen in het ecosysteem niet terug in zijn betrekkelijke schoonheid. De hut in het bos schept vooral een unheimisch gevoel, maar misschien is dat juist ook wel het moment van bezinnen. Nadenken over hoe leeg en onwerkelijk de werkelijkheid straks zal zijn, wanneer wij niets doen aan de afbraak van de natuur door ons toedoen. Want het bos van Regeer is ontbladerd, zelfs kijk ik wel dwars door stammen heen. De afbraak heeft hij in zijn schilderijen ingezet. En daarin huist de mens in een gezellig aangelichte sfeer in een huisje midden in het bos. Als een Bijbelse Noach, van God verlaten maar toch zo dicht bij het antwoord op de vraag.
Regeer verheerlijkt deze verlatenheid door de intieme toevlucht, het huiselijke asiel, meermalen in 24-delig tableau te plaatsen. Voortdurend hetzelfde huis van onder gezien, in een gewijzigde kleurstelling en een helder tot duister licht. De aldoor veranderende weersomstandigheid ter plaatse. Een eenvoudige opzet die zich telkens herhaalt, een weerklinkende sfeer. Diezelfde optrek komt terug in andere hoedanigheid met een meer uitgewerkte omgeving. Maar aldoor blijft het vreemde en vage gevoel. Het is wel een wijkplaats, maar je weet niet wat je kunt verwachten van de inhoud. Wat daarbinnen achter dat verlichte venster zich afspeelt blijft de vraag. Zo stelt Regeer in zijn werk vragen die onbeantwoord blijven. De oplossing moet ik zelf aangeven. Zo zoals dat meestal werkt in en door een kunstwerk. De beschouwer geeft bescheid.
Een apart onderdeel in deze opstelling bij Museum Galerie Heerenveen is het plateau met ruimtelijke bouwwerken in MDF. Op klein formaat zijn deze huizen modellen van hutten en kappellen. Onderkomens belangrijk in de omgeving van Kellerjoch in Oostenrijk. Voor Regeer ter inspiratie een geliefde plek. In de bergen en door de bossen. Om de sfeer raak te treffen was het voor hem niet genoeg enkel de omgeving weer te geven op het geschilderde vlak, maar wilde hij ook de ruimte in. Daarvan is het dorp de weerslag. Zijn dorp, het Regeer. Aldus wordt de bezoeker van deze kunstruimte de wereld van Rob Regeer in getrokken. Ervaart de schoonheid die niet schijnt te kloppen. De verbeelding krijgt er de ruimte zich te uiten. Het werk ontroerd op een onbestemde manier. Het past esthetisch juist, maar achter die luister klinkt een duister geluid. Het gebeelde mysterie is onheilspellend.
Expositie “Into the Woods”. Schilderijen en ruimtelijk werk van Rob Regeer bij Museum Galerie Heerenveen (MUGA), Minckelersstraat 11 in Heerenveen. 24 maart tot en met 5 mei 2024.
#Museum Galerie Heerenveen#MUGA#Museum Heerenveen#Rob Regeer#into the woods#schilderijen#tentoonstelling#beschouwing
2 notes
·
View notes
Text
MONOTONE STILTE IN ESSENTIE GEKLEURD
"Black is more exciting for the process, the composition becomes more divined." Las ik onlangs in een boek om te bespreken. Kunstenaar Albrecht Genin, zo stond daarin afgedrukt, was bij leven van mening dat kleur het ontstaan van een afbeelding beperkt. Zwart legt de basis voor concentratie op de compositie, kleur leidt af van de abstractie van het beeld. En dan zie ik op een volgend moment het werk van Marijke Pieters in Museum Galerie Heerenveen. Ik ken haar composities als experimenteel expressieve uitbeelding van rafelig papier en gescheurd karton door plastic draad bijeengehouden. In het voorbijgaan beweegt het op een zachte bries. En later verbeeldt zij de natuur die Louis le Roy in zijn kathedraal laat groeien en bloeien. Ook Pieters lijkt te wensen net als wat Genin wil: zwart een goddelijke plek in haar composities laten innemen. Inderdaad zou daarin kleur afdoen aan kracht en de welsprekendheid geen recht doen. Dat was zo, maar is die stelling houdbaar gebleven en gebleken? Een nadere beschouwing is hier op de plaats.
Nu heeft dan namelijk wel de kleur intrede gedaan in het werk van Marijke Pieters. Jawel, ik weet maar al te goed dat een kunstenaar blijft groeien in het proces van werken. Dat moet ook zo zijn wil het interessant blijven. De kunstenaar experimenteert met nieuwe vormen en andere uitingen. Dus deze omkeer van Pieters heeft daar zeker mee te maken. Het geeft mij geen afkeer, het verwondert me om vervolgens in bewondering langs het werk te gaan. Verwondering omdat Pieters in het experiment de abstractie op heeft gezocht waar ze voorheen dicht bij de werkelijkheid bleef. Bewondering omdat ze het aandurft daarin een andere weg in te slaan en toch bij zichzelf blijft.
Het is kiezen, of eigenlijk niet kiezen, tussen realiteit en abstract. Tussen de werkelijkheid en een sterk aftreksel daarvan. De natuur blijft uitgangspunt van Marijke Pieters. Maar het veelvormige en meervoudige karakter, de ecokathedraal zo eigen, is verdwenen en versimpeld tot een eenvormige expressie. Monotoon, echter niet saai of vervelend. Een enkele toon zonder nuance kleurt het zwart, dat vervaagt in deze klankkleur. Het accent ligt op de sfeer, er is weinig aandacht besteed aan de uitdrukking. De figuratie is een gestalte van een landschap, zoals een gedaante als schimmige vorm uit een mist kan opduiken. Het landschap van de kwelders en de wadden, het hoge land van Fryslân. De stilte, die in beeld wordt gebroken door de kleur, trilt boven het beeld. Deze kleur is bij Pieters echter nergens helder, maar altijd ingetogen en kalm. Alsof zij het serene van het zwart nauwelijks wil aantasten. De concentratie in contemplatie wil behouden, maar toch afleiding zoekt door een toon te zetten.
In werkelijkheid hoeft de compositie geen landschap te zijn, hoewel dit wel het uitgangspunt lijkt van de abstractie. Een horizontale lijn gezet maakt sowieso onmiskenbaar een vergezicht. Ook Pieters brengt een horizon in, waaronder het beeld zich afspeelt. Het beeld van de stilte in wat een landschap schijnt. De lijn kapt dan de figuratie af, de einder betekent het eind van het zicht. Boven de lijn is wat lucht kan zijn strak en effen gekleurd. Deze toonkleur weerklinkt in de geborstelde zetting, een uitgeveegd zwart, een vage contour. Een geul graaft zich door het land, een sloot kronkelt in perspectief. Het is ontegenzeggelijk een landschap, hoewel het dat misschien helemaal niet wil zijn.
Anders gezien, onderscheiden gedacht, kunnen de composities vensters zijn op een buitenwereld. Het uni gekleurde rolgordijn is half dicht gedraaid, zodat er nog een gedeelte van het panorama zichtbaar blijft. Zo bekeken klopt het dat het beeld van boven is afgeknipt en is de strak rode, blauwe of oranje lucht (en al de schakeringen daartussen) niets anders dan de stof van het neer gelaten gordijn. Maar dat is een benadering van de uitdrukkingen die geheel aan mij is toe te schrijven. Het werk geeft mij dat idee, deze inbeelding.
Met de op handzaam formaat gepenseelde composities wil Marijke Pieters een heikel punt kenbaar maken. Het beeld is een volgend hoofdstuk in haar verhaal dat ook al aandacht had bij de inspiratie opgedaan in de ecokathedraal. De kunstenaar verlangt naar een wereld die even stilstaat. Waarin de voetstap van de mens een moment niet zichtbaar is. Waar de natuur een eigen gang gaat en ongemoeid wordt gelaten. Geen maakbare wereld, maar een natuurlijk proces doet de wereld ontstaan. Daarom is er geen mens te zien in de werken van Pieters. Er is enkel land, water en lucht. De elementen waarover de kunstenaar haar blik laat gaan en naar gemoed en stemming inkleurt. Gezien de onderliggende gedachte is het geen vrolijke tentoonstelling. Want het is triest gesteld met het landschap.
Pieters zet een pas op de plaats en doet een stap terug. Legt een vinger op de zere plek, maar drukt de puist niet uit tot bloedens toe. Ze lijkt de schoonheid van de omgeving vast te leggen. Maar naar mijn idee is het een verstillende rust, een bestorven kalmte, waar levende natuur zou moeten zijn. Met haar composities brengt ze een mysterieuze sfeer in, alsof het de stilte voor een storm is. Een opwinding die door kleur aan de kleurloze omgeving te geven strak wordt aangedraaid. Het zwart is verheven, maar vergrijst in hemelse kleuren. De kleur geeft spanning aan het proces dat met zwart is aangezet. Het leidt zeker niet af van de abstractie, die juist meer helder wordt door deze toevoeging. Wat Albrecht Genin als mening heeft geuit wordt door Marijke Pieters bestreden met sterke argumenten.
Essentieel gekleurd. Composities van Marijke Pieters bij Museum Galerie Heerenveen, Minckelersstraat 11 in Heerenveen. Van 12 mei tot en met 30 juni 2024.
0 notes
Text
DE MENS ONTDEKKEN DOOR ONDER DE HUID TE KRUIPEN
Ze kruipt onder de huid van haar model. Zo is althans de titel van haar tentoonstelling bij MUGA Heerenveen, onder de huid. Ze portretteert de mens tot op het kleinste detail. Annemarie Busschers zit dat model daarmee op de huid. Dicht op de huid. Dichterbij kun je niet komen. Ze beeldt enkel het gezicht af, de kop is haar onderwerp, haar inspiratie. Busschers ontdekt iedere rimpel en plooi, elke sproet en puist. En legt deze onbeschaamd vast. Bij haar geen uitgestreken gezichten, maar gerimpelde koppen. Want juist in die door het leven getekende lijnen zit het verhaal van deze mens. Busschers zoekt de werkelijkheid, idealiseert niet. Maar overdrijft ook niet, hoewel de koppen qua formaat overdreven opgeblazen zijn. Niets wordt weg geveegd of uit gegumd, laat staan gemanipuleerd. Zoals het zich aan haar voordoet zo komt het op doek of papier.
Zo dicht dat Busschers op de huid komt, zo valt haar ieder gebrek en elke onvolkomenheid in het gezicht op. Ze zit dus niet onder de huid, maar juist op de huid. Het gelaat wordt tot een landschap. Ik kan deze zonder kaart doorkruisen, zonder navigatie mij een weg banen door het struikgewas van de wenkbrauwen. Langs oog en neus over het pad om de mond afdalen naar de punt van de kin. Eigenlijk is het een afdwalen, het werk van Busschers leidt tot dwalen en verdwalen. Ik voel me als een mug op ontdekkingsreis.
Er valt veel op te merken in de meer dan menshoge tekeningen van Busschers. De gezichten zijn sterk uitvergroot waardoor het beeld niets aan geheimen over laat. Over kan laten. Waardoor iedere porie en elk haarvat een plek heeft. Moet hebben. Een monnikenwerk dat geconcentreerde aandacht verdient. In zowel het creëren ervan als wel in het kijken ernaar. Ik ben op bezoek bij deze mens die ik ongegeneerd sta te bekijken.
Om het beeld nog avontuurlijker te maken is in ruimtelijke zin een dimensie aan het werk toegevoegd. De drager waarop de kop staat getekend is wel uitgesneden om bevestigd te worden op een nieuwe ondergrond. Zo ontstaat letterlijk diepte in de tekening, dat ook nog eens wordt versterkt door er geborduurde details aan toe te voegen. Het betreft niet enkel een creatie met potlood en penseel op linnen, ook zijn er onderdelen in een andere stof toegevoegd. Zo is een blouse afgezet met vlokken kleur en werd een bril in jute op de beeltenis geplakt. Het geeft een bijzonder effect. Het werkt de optische diepte in de hand.
De portretten zijn vooral door het formaat confronterend. De expositieruimte binnengaand overvallen de ernstige oogopslagen mij. Ik sta bij wijze van spreken als aan de grond genageld. Er is geen ontkomen aan de priemende blikken. De ogen volgen mijn gaan en staan door de ruimte, de ogen prikken figuurlijk in mijn rug. Ik weet gezien te worden door een zestal sprekende ogen. Ik beschouw de oogopslag die op zijn beurt terugkijkt naar mij. De blikken kruisen elkaar. De onzichtbare lijnen brengen een zinnebeeldige communicatie tot stand. Door het formaat van de koppen en de uiterst realistische weergave kan ik me nergens in de ruimte verschuilen. Er is geen standpunt waar ik veilig kan beschouwen zonder gezien te worden. Voortdurend vangt wel een andere blik mij op. Het is om paranoia van te worden.
Het gezicht is de eerste kennismaking met de mens. In dat gelaat valt veel over die mens op te merken, uit af te lezen. Sprekende ogen en vriendelijke mondhoeken. Een luisterend oor, een glimlachend gezicht. Maar de blik kan ook nors zijn, hooghartig met gefronste wenkbrauwen of een opgehaalde neus. Het gezicht is het visitekaartje van de mens. Daaruit valt genoeg te lezen voor de ander met mensenkennis. Daarop kan men beoordeeld worden, afgekeurd of goed bevonden. Met de close-ups wil Busschers het karakter van de afgebeelde mens tot in detail uittekenen, afschilderen. De mens komt zo goed en zo kwaad voor het voetlicht zoals deze is. Niets blijft verborgen. Alle putjes, lijnen, groeven en rimpels hebben een plek wanneer deze zich op het gelaat van het model bevinden. “Met aderen als rivieren en haren als grassen”, stelt de informatie bij de expositie poëtisch vast.
Daarbij heeft Busschers een voorkeur voor de doorleefde en in de tijd getekende huid. Want daarin ligt het verhaal besloten, de historische grondslag. Daarin staat een leven vast. Karakteristieke koppen waarin een zijn van deze mens staat afgebeeld. De kunstenaar tekent niet alleen de buitenkant. Ze gaat dieper dan de zichtbare werkelijkheid. In het realisme zonder idealisme, de werkelijkheid nemen zoals deze is zonder het als volmaakt voor te stellen, ligt de kracht van Annemarie Busschers. Daarmee toont ze het innerlijk van de mens, terwijl het uiterlijk zichtbaar is. Ze zit op de huid en breekt er doorheen en komt dan inderdaad onder de huid. Achter het masker gaat de mens schuil, hoewel het masker niets maskeert maar juist alles laat zien. Het verhaal van deze mens ligt erin besloten. Poets je deze weg dan gum je het verleden uit en wordt de persoonlijkheid weg gestreept. Een gezicht kan niet perfect zijn omdat een leven zich tekent in de groeven en rimpels. Dat leven kent hoge bergen en diepe dalen, dit staat letterlijk afgedrukt in het gezicht. Annemarie Busschers heeft dat gezien en legt dit vast. Haar werkelijkheid is een abstracte weergave van een gevoelsleven. Waarachtig, onder de huid.
Onder de huid. Portretten. Annemarie Busschers. MUGA, Museum Heerenveen, Minckelersstraat 11. Tot en met 24 september 2023.
#museum galerie heerenveen#museum heerenveen#annemarie busschers#MUGA#tekeningen#portretten#kunst#tentoonstelling#recensie
0 notes
Text
LAGE EINDERS EN HOGE LUCHTEN IN FRIESE LANDSCHAPPEN
Tegen de zon in kijken. Zonder filter is dat oogverblindend. Het zicht slaat dicht. Iedere kleurschakering valt in opzichtige helderheid weg. Getint glas van een zonnebril brengt dan structuur. De omgeving krijgt weer kleur. Is echter niet meer kleurecht. Het beeld blijft wel zichtbaar in een waarheid boven de werkelijkheid. De zonnebril kleurt de realiteit, verkleurt de echtheid. Zonnestralen verblinden, het filter betoverd. De zon beschijnt de waarheid die ik door het felle licht niet onder ogen kan komen. Door de filtering van de bril word ik misleid. Zie ik niet helder meer. Maar raak ik wel geboeid.
Door haar werk laat Gea Koevoets mij tegen de zon in kijken. Want zij heeft dat filter al over de helderheid gelegd. Zij legt een vernis over haar schildering. Niet om de kleuren op te helderen. Juist om ze qua emotie te intensiveren. In haar landschappen schijnt het kalm en rustig, maar het is er woest en ledig. Zoals voor de eerste scheppingsdag. Koevoets schildert echter geen duisternis op de vloed. Ze toont wel die eerste dagen van de aarde. In vogelvlucht. Er is scheiding tussen aarde en water. Er is droog land, er zijn hoge luchten. Er schijnt al dagen licht. Dan op dag vier wordt de zon zichtbaar, de maan en de sterren worden gezien. Pas op dat moment kan Gea tegen de zon in kijken.
Het zonlicht wordt op de panelen van Koevoets gefilterd met wolken. Een lage horizon geeft ruimte aan weelderige luchten. Het land is met enkele ferme kwastbewegingen neergezet. Het heeft niet veel uitdrukking nodig om te spreken. De hoge lucht daarboven maakt de sfeer. De atmosfeer is vervuld van levendigheid. De wind heeft vat op de cumulus en de stratus. Het gefilterde zonlicht staat kleurnuances toe. Niet heftig of intens, er is geen uitgesproken contrast. Er zit een filter tussen het zicht en de waarheid. Een zeef om de intensiteit van het licht te veranderen.
Haar landschappen zijn niet plaats bepalend en kunnen van overal zijn. Mits het vlak is en weids. De einder als een rechte streep over de drager getrokken kan worden. Bij Koevoets geen bergen, zelfs geen duinen. Ze noemt haar schilderijen Friese landschappen. Daarbij spreekt haar voornaam boekdelen. It Fryske Gea, het Friese landschap. Maar alleen in het noorden van deze provincie is het land vlak. Het Noorderleech, het buitendijkse land, de Wadden. Het ongerepte van de Alde Feanen. De landschappen van Koevoets zul je dus minder nog meer aantreffen. Leeg en onaangetast, waar de wind geen schade aanricht. Waar het natuurlijk stil is. Landschappen met uitgestrekte lage horizonnen, indrukwekkende wolkenpartijen in hoge luchten.
Vooral het spel met wolkvormen maakt het werk van Gea Koevoets groots en imponerend. Op grote panelen legt zij deze stapelingen vast. De partijen wisselen voortdurend en zijn geen dag dezelfde. Het afbeelden en weergeven ervan daarmee kun je nooit mis zijn. Het is altijd goed, het klopt voortdurend. Het licht dat erover schijnt is die van de late middag. De zon die laag staat en de stralen laat schijnen vanaf een standpunt onder ooghoogte. Daardoor krijgen de wolken een nevel van herfsttinten. De dag is als een jaar. In de morgen de lente wanneer alles ontwaakt en opstaat. Overdag de zomer en tegen de avond de herfst. ’s Nachts de kou van de winter. Dat avondlicht, wanneer de schemer zich aandient, schijnt over de werken van Koevoets.
Zeker daarom stemt het werk van Gea Koevoets melancholisch. Niet enkel omdat ze onwerelds zijn, dromerig en surrealistisch. Ze doen verlangen naar vroeger tijden. Tijden dat het zicht ruim was en de horizon niet vervuild. Nu vallen we over windmolens en wolkenkrabbers. Is het landschap volgebouwd en aangelegd. Koevoets ziet door deze menselijke activiteit heen en kijkt tegen de zon in. Legt een sfeer over de velden die bepalend is voor de atmosfeer van het landschap. Met ruim zicht en gefilterd licht.
Tegen de zon in kijken. Tentoonstelling schilderijen van Gea Koevoets bij Museum Galerie Heerenveen, Minckelersstraat 11 in Heerenveen. Tot en met 6 augustus 2023.
0 notes
Text
HET GELIEFDE VISSTEKKIE VAN DE KUNSTENAAR
De kunst van het recyclen. Dat is hergebruik van materialen in de kunst. Kunstenaar Coen Vunderink neemt dat letterlijk. Niet alleen dat hij eens gemaakte schilderijen met een nieuwe laag verf bedekt. Ook wint hij passie en inspiratie terug. Daar het gevoel is verdwenen dat hij bij eerder werk had, kan hij hier makkelijk afstand van doen. Die tijd van toen ooit heeft afgedaan. In zijn kunst is hij gegroeid. Is de fase van overpainting en overexposed afgesloten. Kom ik niet meer door vitrage opzij te schuiven het werk binnen. Het leven geweven achter een matte laag stof. De werken in deze serie, die het atelier verlieten en de wereld ingingen, getuigen van wat was en is geweest. Van waar Vunderinks bevlogenheid toen uiting in kreeg. De werken die achterbleven zijn voor de kringloop. Het recyclen van kunst.
In het kunnen ontwikkelt Vunderink zijn kunst. Hij krijgt andere ideeën en nieuwe ingevingen. Gaat zich op den duur ergeren aan dat oude werk. Dat werk dat hem aanstaart en dat hem niet meer aanstaat. Hij zet deze in gedachten uit. In zijn oeuvre voelen deze werken als gedateerd. Voor de buitenstaander is daarmee echter het beeld van de ontwikkeling compleet. Voor de kunstenaar is die voorstelling afgelopen, sluiten de gordijnen zich.
Het linnen kan dan opnieuw gegrond worden om drager te zijn van actueel werk. Hergebruik van het materiaal. Dan is de geschiedenis uitgewist. Coen Vunderink echter laat dat verleden deel uit maken van het heden. Het in zijn ogen gedateerde werk wordt de gronding voor de nieuwe compositie. De gordijnen gaan open voor een derde acte. De tweede was al een introductie op wat nu speelt. De bits en bytes met spuitverf op doek gezet, een abstracte figuratie voordat deze overgaat in een expressionistische realiteit.
Zag ik eerder een print van vitrage, een doorzichtige stof. Het kant van de passie. Keek ik door het transparante zijn naar een buiten. Of werd mijn blik door het dunne gordijn juist naar binnen geleid. Het gehaakte weefsel bedekte maar amper een intieme gebeurtenis. Die beleving van toen blijft nu bewaard in en door een nieuwe verflaag. Was het oude grijs en vrijwel zonder kleur, het nieuwe is vol van tinten in een herbeleving. Dat gevoel van die plek daar komt terug in het atelier. Achter de ezel beleeft Coen Vunderink het landschap alsof hij daar weer is op de oever uitkijkend over het spiegelende water.
Kunstenaar is zijn beroep, visser is de passie. Voor de concentratie op de drijvende dobber in het water is stilte een vereiste. Om een vis aan de haak te slaan is kalmte een behoefte. Dat verlangen is zo groot als de afzondering in het atelier. Het beroep van kunstenaar is een eenzaam vak. In isolement floreert het creëren. De bedrijvigheid van het vissen is ook een solitair gebeuren. Recreatief creatief bezig zijn. Het is niet zo vreemd daarom dat Vunderink zijn tentoonstelling bij Museum Galerie Heerenveen de titel STIL heeft gegeven.
Wat ik zie zijn plekken waar de kunstenaar als het ware in retraite gaat. De visser in beslotenheid zijn stek heeft opgezocht. De beste locatie langs de sloot of het meer om de hengel uit te gooien. Contemplatief wachten op beweging. En vanuit stilstand toeslaan bij een beet. Vissen is lang wachten, concentreren, rondzien, beschouwen, gadeslaan. Zo werkt ook de inspiratie. Vanuit het niets wordt het iets plots zichtbaar. Daardoor kan het visstekkie, de emotie van het hengelen, op linnen worden herbeleefd.
Het is die eenheid met de natuur dat hem drijft om te delen met mij. Ongestoord beleeft hij de vissport. Stilzwijgend kan ik zijn kunst beleven. Zijn passie, zijn drijfveer. Dat zichzelf toegeëigende visstekkie is zijn motief, het thema van waaruit de kunst ontstaat. Ik zie die plek vereeuwigd in diverse composities. Maar met onderscheiden bewogenheid gepenseeld. Dat kan zijn vroeg in de morgen of net na een regenbui. In het voorjaar met de lente in de lucht. De winterse kou. Weinig houdt Vunderink thuis van zijn geliefde arbeid buiten, hoewel de hobby hem dan naar binnen drijft. Want welke is de scheidslijn. Het vissen beweegt hem te schilderen. De kunst wordt aan de waterkant beleefd.
Tijdens het vissen is er genoeg ruimte en tijd om het stek te schetsen. In lijnen en gedachten te bewaren om er in het atelier mee aan het werk te gaan. Een stilleven te schilderen, het landschap waar de stilte ervaren kan worden. Maar onderhuids is er beweging, het rumoer van een eerdere compositie. Deze geeft opmerkelijke details, omdat de verf en het houtskool de eitempera niet geheel bedekt. Ruimte geeft aan invulling door de kijker. Het expressief opgezette landschap is transparant op de dimensie van de ordelijke gordijnstof gezet. Twee afzonderlijke belevingen samen gebracht in een enkele compositie. Het vult elkaar aan, maakt de indruk compleet. Zonder de onderschildering zou het werk minder gelaagd zijn en meer een ordinair beeld geven van een landschap. Deze dimensie maakt het schilderij bijzonder. Zo schijnt het verleden door in het heden, het oude werk blijft in het nieuwe bewaard. De kunst van het recyclen.
STIL. Coen Vunderink, schilderijen. “Zon landschap licht, veel kleur en heel veel grijs. Ik hou ervan.” Tentoonstelling bij Museum Galerie Heerenveen, Minckelersstraat 11 in Heerenveen. Tot en met 11 juni 2023.
#coen vunderink#museum galerie heerenveen#MUGA#landschap#schilderijen#tentoonstelling#museum heerenveen
0 notes
Text
BOLD TWO TOONT VET WERK, EEN GEWAAGDE TENTOONSTELLING
Bold in de betekenis van vet. Zo presenteert curator Age Hartsuiker van Museum Galerie Heerenveen, ofwel MUGA, voor de tweede keer een tentoonstelling met brutale kunst. De eerste keer was dat in zijn eigen galerie LOOF met andere kunstenaars, maar met dezelfde insteek. Namelijk het gebruikte materiaal dat meer belangrijk is dan de zichtbare figuratie. De compositie is de herinnering aan de vaardigheid van de kunstenaar. Een schilderij als documentatie van het werken, de actie. Het beeld is een monument, geen vast gezet moment. Het resultaat is een gelaagde archivering van gedane arbeid, een verantwoording als het ware.
Bij BOLD zowel als in BOLD II hangen de materieschilderijen aan de wand, dit zijn de composities in de straattaal als uitleg van het woord, dus vet. Het zijn letterlijk vette werken en figuurlijk is het vet werk: cool. En zeker chill zijn de ruimtelijke objecten in het centrum van de zalen. In LOOF waren dat toen al gewaagde beelden die een aanklacht zijn op het menselijk handelen. Deze keer in MUGA is deze kritiek nog meer sprekend. Het prikkelt de fantasie en zet aan tot anders kijken en dwars denken. Hebben de beelden nog een realiteit als ondergrond, de schilderijen tonen abstracte samenstellingen. Uiteraard hebben alle kunstwerken de werkelijkheid als uitgangspunt, in realisme en abstractie.
De materieschilderijen van Wil Jansen doen de titel van de tentoonstelling eer aan. Dit zijn werkelijk vette schilderijen. In figuurlijke zin, maar zeker ook in de letterlijke betekenis van het woord. De verf is in dikke lagen pasteus aangebracht met spatel en kwast. Er is zo een plastisch effect ontstaan, dat in opbouw een gebeeldhouwd reliëf heeft. Jansen heeft een expressieve beweging en geeft een speels karakter aan de schilderijen. Ze zet pastel tegen fel, waardoor de compositie dreigt zich van de wand te schreeuwen. Ook zijn in een enkele kwaststreek of spatelveeg meerdere kleuren gezet, waarmee de haren en het metaal over de huid glijden. Er ontstaan kleurlijnen in de vlakken.
Jansen neemt motieven uit de natuur als uitgangspunt van haar werken en ergens in de vierkante objecten valt deze start nog te ontdekken. Ze zoekt naar de kracht van de beeltenis zonder een figuratie neer te zetten. Door de wilde dynamiek houdt het schilderij zich staande zonder te vervallen in een kleurig niets. Door lichtval en schaduwwerking zal het echter nooit in het iets verdwijnen. Het schilderen is vooral een onderzoek naar het materiaal en de kleurwerking. In de zoektocht die een ontdekkingsreis is vindt ze ritme en regelmaat, patronen in haar eigen jungle. En een enkele keer wordt intuïtief een landschap zichtbaar, of verbeeld ik me dat. Want het is een opbouw en uitwerking om van weg te dromen. Ik kan me eenvoudig een realiteit voorstellen in de gegeven structuren.
De schilderijen van Sander Reijgers zijn eveneens bouwwerken in de ruimste zin. In verschillende lagen wordt op mysterieuze wijze het vlak opgebouwd, samengesteld. Het is een spel met de materie dat in een enkele compositie maanden tot jaren aan arbeid kan duren. De tijd van drogen tussen de bewerkingen maakt dat een reeks van momenten in het schilderij liggen opgeslagen. Zijn in enkele werken daadwerkelijk lagen zichtbaar in de vorm van verschillend gekleurde vellen materie, het andere werk toont als het ware een reliëf bestaande uit speldeknoppen. De pootjes bestaan uit diverse tinten en de kop is wit. Het veld, de drager, heeft tevens een witte ondergrond waardoor, wanneer je er recht voor staat, het een welhaast effen kleurloos geval is.
Maar zodra je de blik iets verzet gaat het schilderij met het oog spelen, komt het tot leven. De druppels versteende verf zijn wel netjes in gelid op het doek gezet, maar kunnen ook over het gebied gestrooid zijn. Dat laatste heeft het effect dat te vergelijken is met een skipiste waarop kriskras de mensen aan het glijden zijn, van bovenaf gezien. Even komen bij mij de Tableau Clous van de Franse kunstenaar Bernard Aubertin in gedachten. Maar Reijgers is meer verfijnd te werk gegaan. Zijn ‘spijkerwerken’ hebben een subtiele registratie. Ook andere kleurschakeringen bezetten de velden van Reijgers.
Meestal wordt kunst en face bekeken, maar deze werken verdienen het om ook en profil gezien te worden. Er gebeurt meer dan genoeg aan de zijkanten waardoor de werken als object in de derde dimensie onderzocht kunnen worden. In het dagboek, de gestapelde bladen, zie ik dan wel weer een overeenkomst met genoemde Aubertin. Ook in zijn gelaagde werken stulpt de verf over de randen. Maar verder gaat de vergelijking met de nulkunstenaar mank, hoewel je het werk van Reijgers als een eigentijdse variatie op ZERO zou kunnen noemen.
De keramische objecten van Patrick Bergsma springen meteen al bij binnenkomst van de expositieruimte in het oog. In de hal tref ik daar een protest tegen de huidige aarde verslindende maatschappij aan. Op een rots van gestapelde wegwerpartikelen, verzameld in een boodschappenkar, staat een gele telefooncel. Een figuurtje daarin is duidelijk aan het bellen. Het is een wake up call. In het hart van Heerenveen, tussen de winkels en supermarkten, worden wij eraan herinnert – wakker geschud – dat het zo niet langer gaat in onze consumptiemaatschappij. Veel daarvan is overbodige luxe, hebben we niet nodig om te overleven. Maar er is aan dit beeld ook een zonnige zijde, want planten en bomen vestigen zich op de rots en maken het vieze bruin weer fris groen. De natuur weet zich te herstellen.
Dat is ook de grond van de andere objecten die deze ruimte bevolken. Als drager gebruikt Bergsma chinees porselein, daaruit steekt een bonsai-achtig boompje de kop op – breekt zich los en groeit tegen de klippen op. Diverse variaties op dit thema vormen tezamen een frisse blik op de milieuproblematiek van vandaag de dag. Want de kunstenaar laat hier zien dat de natuur altijd weer overwint. Een vergelijking valt te maken met de idee van Louis le Roy, die in zijn eco-kathedraal eenzelfde filosofie aanhangt. Daarnaast, bij die staande beelden, maakt Bergsma wandobjecten waarin het porselein een spel speelt met keramiek. In klei gevormde bloemdelen zijn afgebakken tot bloemstukken die niet misstaan op een Frans kerkhof.
Bold staat hier voor cool. Ik krijg het er koud van, maar hoe paradoxaal de warme rillingen lopen me over de rug. De werken roepen tegenstrijdige gevoelens op. Maar de diverse emoties houden elkaar in evenwicht. Zoals dat engeltje op de ene schouder en het duiveltje op de andere. Het werk zal aan deze zijde de hemel in worden geprezen, terwijl het aan gene zijde de grond wordt ingetrapt. De engel fluistert ‘Oh, fantastisch dit werk, vet!’, terwijl in mijn andere oor wordt geschreeuwd ‘Bah, het lijkt nergens op, WTF!’ En ik, ik bekijk het van de positieve kant. Het is een hele vette tentoonstelling, waar ik met plezier en aandacht meer dan enkele ogenblikken in wil chillen.
BOLD II, schilderijen van Wil Jansen en Sander Reijgers, objecten van Patrick Bergsma. Bij MUGA Museum Galerie Heerenveen, Minckelersstraat 11 in Heerenveen. Tot 23 april 2023.
#museum galerie heerenvren#MUGA#BOLD II#tentoonstelling#sxchilderijen#objecten#Sander Reijgers#Wil Jansen#Patrick Bergsma
1 note
·
View note
Text
DE VERLATEN AARDE VAN OURENSMA GEEFT EEN UNHEIMISCH GEVOEL
Wat zal ik daar graag zijn. In het verstilde landschap van Reinder Ourensma. Met mijn neus in de wind er vertoeven. Een zachte bries streelt dan mijn wangen. Ik luister naar het gefluister van het lange gras. De halmen vertellen elkaar de geheimen van deze streek, dit gebied, dat vergezicht. Het geroezemoes overstemt onhoorbaar de stilte. De aren dansen als een zwerm spreeuwen in de lucht en laten de aarde zweven boven zichzelf. Als van nature kennen de grassen de natuurlijke compositie, weten de partituur en vallen in de maat wanneer de dirigent dit aangeeft. De dirigent, de schepper, de schilder. Ik zal daar graag zijn, me laven aan de rust en mijn honger naar kalmte hier stillen. Want ik ben zo bezig met alles en niets, dat de schoonheid van de dingen me ontgaat. Dat ik hunker naar een pauze, even geen drukte aan mijn hoofd. Gewoon een moment nul komma noppes.
Die rust vind ik in Museum Galerie Heerenveen, vandaag en tot en met 8 januari. Daarvoor hoef ik niet naar het Keltisch Ierse landschap af te reizen of op de boot te stappen naar Ameland. Ourensma deed dat al voor mij en bracht deze ongerept en zwijgend aanwezige streken naar hier. De velden lijken ongeschonden. Geen menselijke activiteit laat zich kenmerken in deze composities. Of het moet een verlaten landhuis dan wel afgelegen vuurtoren zijn. De natuur ligt er volstrekt sereen bij, geheel aan het lot van de elementen overgelaten. Een onwerkelijke kalmte, ongestoord vreedzaam. Alsof het de stilte is voor de storm, dat er plots uit het niets het rumoer zal zijn van mensen. Omdat mensen zich altijd en overal mengen en de rust verstoren. Zich moeten laten gelden als de kroon op de schepping. Het kunstwerk dat zonder die homo sapiens best kan zijn.
Het gedachte rumoer blijft uit tussen de ongekleurde muren van deze kunstruimte. Wanneer ik geluk heb zijn er geen andere bezoekers en kan ik me wentelen in de door Ourensma opgeroepen sfeer. Al lijkt het er op het eerste gezicht compleet geruisloos en totaal geluidloos, het is dat niet. Want in de stilte van de verfstreek weet de schilder een rigide leven, een taai zijn te leggen. In de grasstengels is de windrichting geschilderd, iedere spriet op zich bepaalt dezelfde koers als het geheel. Welhaast bovennatuurlijk is iedere grasplant een persoonlijkheid, is elke zode een individu. Zie ik normaal gesproken niet verder dan mijn neus lang is en merk ik de eenlingen in de eenheid niet op, in de schilderijen van Reinder Ourensma word ik met de neus op de feiten gedrukt, de omstandigheid van de werkelijkheid.
Doordat die zee van halmen wijkt op de compositie van de wind, iedere grasspriet het portret haalt en zich roert naar de bries, is de sfeer in het schilderij van een onwerkelijke schoonheid. De beweging in gang gezet in deze ijdele massa, want scheren wij mensen niet glad alles wat boven het maaiveld steekt, in deze schijnbaar onnutte stortvloed groen valt blijkbaar stil in de stapeling van stenen. Deze rotsblokken zijn door de eeuwen geslepen van weerbarstig scherpe keien tot ronde klinkers, edelstenen in dit landschap. Een steen is van nature koud en afstandelijk, maar door het penseel van Ourensma wordt deze zacht en bereikbaar. Door deze ronde vormen af te zetten tegen het beweeglijke groen blijft de compositie open en streelt de blik. De vierkant hoekig ingebrachte bouwwerken tonen het overbodige zijn van de mens. Het wezen dat in deze ruimtelijke en poëtische verstilling slaat als een tang op een varken.
Evenals de benadering van Ourensma tot het onderwerp gras gedetailleerd is, zo wordt de steen door hem nagenoeg op micro niveau belicht. Iedere korstmos en elke schimmel op de harde maar poreuze huid wordt gedetermineerd en is op soort te herkennen. Uit de spleten tussen de stenen verwacht ik ieder moment de scherpe snuit van een nieuwsgierige salamander tevoorschijn komen. Maar het blijft stil, die beweging bedenk ik zelf. Met het lijnenspel en op de speelse rondingen voeren mijn gedachten onwillekeurig een stampei op. In de meditatieve stilte doorzie ik reuring, soesa en spektakel.
Dat rumoer is zeker kalm aanwezig in het stuk “into the mystic”. De wat mij betreft meest opvallende compositie in deze tentoonstelling. Nevel hangt over het landschap. Het grasland lijkt onmetelijk groot omdat geen einder zichtbaar is. Enkel een dans van halmen en aren is waarneembaar, een golvende groene zee. Feitelijk is het een abstract schilderij. Simpel is de sfeer in beeld gezet. De meervoudige natuur heeft er een eenvoudige verbeelding. In de andere portretten van het landschap is over het algemeen vooral de hardheid van het buitenleven een stem gegeven, het weerbarstige van Moeder Natuur klinkt in de stenen. Een zachte streling brengen de grassen. Maar op deze grond heerst een onwerkelijke stilte, een scherpe realiteit, de fotografische blik van de meester. Pas achter deze façade bouwt zich sfeer op in de achtergrond. Het decor geeft de juiste stemming in het wegschrijven van de horizon, het optekenen van lucht en wolken en het schilderen van atmosfeer. Wanneer mijn blik over het veld gaat en de einder intrekt, mijmerend ins Blaue hinein, is de ambiance op een hoogtepunt.
Jawel, Reinder Ourensma is een vakman op het gebied van de schilderkunst. Hij weet op een welhaast fotografisch realistische toon zijn werken te componeren. De stilte is er meditatief tussen de kaders. Een beklemmend niets, maar aangename leegheid. Een rust daalt over de velden en in mijn gemoed. Echter die strenge waarheid van zachte kruiden en harde stoffen hebben een verlaten karakter, geven een unheimisch gevoel. Zo zet de beschouwing, de contemplatieve reflectie, me met beide benen op de grond. Het is te echt om waar te zijn en ik wil zweven naar de wereld achter deze, de einder waar tegen de horizon mijn zin gemoedelijk verzand in gefilosofeer.
Expositie schilderwerken van Reinder Ourensma bij Galerie MUGA, Museum Galerie Heerenveen, Minckelersstraat 11 in Heerenveen. Tot en met 8 januari 2023.
0 notes
Text
GESTOLDE HERINNERINGEN EN INNERLIJKE LANDSCHAPPEN BIJ MUGA
Op het moment dat ik de zaal van Museum Galerie Heerenveen binnenstap denk ik terug aan mijn tijd op de kunstacademie. Het is mijn gestolde herinnering die daar dan smelt. We leerden in de kunstklas diverse technieken, van schilderen tot beeldhouwen en van grafiek tot fotografie, het was een veelzijdige opleiding. Zo proefden wij van alle vaardigheden, maar specialiseerden ons nergens in. Ik kan nu naar model werken en een compositie opzetten. Ik weet hoe een lithosteen te greinen en aquatint op een etsplaat aan te brengen. Ik red me in de donkere kamer en ben vaardig met hout, steen en perspex. En ik weet onder meer iets van kleurenleer en kunstgeschiedenis. Naast serieuze handvaardigheden stapte een docent ook wel van het pad om ons op een andere manier creatief bezig te laten zijn. Zo leerde ik van Meinte Walta het marmeren van papier, tekenden we golflijnen bij Jan Stroosma, gutsten in linoleum bij Jan Deodatus en liet Chris Fokma ons reliëf-schilderen met plakkaatverf. En die laatste kunstgreep schoot me in gedachten bij het zien van het werk van Ineke van Harten.
Verf in dikke witte klodders brengt Van Harten pasteus aan op de eerder voorbewerkte drager. Zoals ik toen ooit plakkaatverf uitsmeerde over papier, na droging kon ik daarover een laag ecoline zetten. De lage delen kregen een kleur, de hoge bleven ongekleurd. Er ontstond een figuratie. Dat was een vingeroefening, spielerei. Wat Van Harten doet is het echte werk. Zij zet laag na laag een compositie op. Zijn de spetters en is de klonterige belijning min of meer droog, dan wordt daarover een enkele kleur gezet en vervolgens nog eens zodat de lagen zich optisch mengen. Er ontstaat een letterlijke diepte door het reliëf in verf, maar ook een figuurlijke in de gelaagdheid van de kleuren. Het is haar innerlijk landschap dat toen ooit zich onbewust openbaarde. Een intuïtief spel.
Het werk boeit, de compositie biologeert. Ik benader het schilderij om te zien hoe het is opgebouwd en uitgewerkt, om het mysterie van modder aan een kwastje te doorgronden. Want meer dan dat is het feitelijk niet. Met materie dat geen vorm heeft een afbeelding opzetten. Zodra de verf uit de tube is kan van het niets iets worden gevormd. Ik sta op korte afstand voor het geabstraheerde iets en denk zo een donker bos in te stappen of opgeslokt te worden door de duisternis van de nacht. De donkerte is ingevuld met kleurtoetsen als vuurvliegjes. Sterren lichten op aan de hemel. Een lichte vlek doorbreekt het zwart als de schemerlamp achter het venster. Daar is leven, denk ik. Hoewel het een dood stuk muur is waar ik tegenaan kijk is er sfeer gebracht in het grove stucwerk.
Ineke van Harten noemt haar werk gestolde herinneringen en innerlijke landschappen. Wat zij rondom heeft gezien geeft inspiratie voor deze mijmeringen. Zij zoekt de stilte, ik vind er drukte. Zo vertelt kunst eenieder een ander verhaal. Mijn blik vindt nauwelijks rust, er is bevroren beweging in het oppervlak. Vertalingen van zichtbaarheden, tastbaar gemaakte gedachten. De suggestie van een wollig weids wolkenveld, de twinkeling van de zon op golvend water, de schittering van een sneeuwlandschap. Voortdurend ligt de emotie op de loer. Hier nachtangst, daar sneeuwpret en even verder zongeluk. De verbeelding heeft geen beeld, ik verdrink in de non-figuratie. Deze werkelijkheid heeft geen herkenbaar houvast. Het is het gevoel die de stemming bepaald. En zoekt het werk dan toch de realiteit, zoals de composities die in de hal hangen met belijning die herinnert aan de bomen in een bos, is de magie verdwenen – lost het mysterie op in een bosje feiten en wordt de blik naar een zichtbaarheid gedwongen.
Simone van Bakel laat het platte vak ruimtelijk schitteren. De parels reflecteren het invallende licht. Zo is de compositie in beweging bij een gewijzigde lichtval of andere aanlichting. Door glasparels over een gelakte ondergrond uit te spreiden ontstaat een transparante diepte. Ik acht me de eerste mens hoog op de maan die tuurt in het oneindige heelal. In de parelcomposities ontdek ik melkwegen en sterrenstelsels. Dat is wanneer Van Bakel niet de figuratie zoekt, zoals waar rondingen in aquarel het blad vullen en parels als bijvangst dienen. Die ronde vormen doen dan denken aan de keramische objecten waar Van Bakel bekend mee is. De sculpturen van glas en gebakken klei hebben een simpele organische vormentaal en doen zomaar denken aan lichaamsdelen. De objecten langs de muren kunnen makkelijk uit die wand gegroeid zijn als versteende zwammen. Kleine plastieken die in een groep de ruimte verkennen of enkel de atmosfeer proeven. Op sokkel in het groot zijn de kunstvoorwerpen aaibaar. Bekleed met een zachte stof zijn de mollige volumes meer levend dan dat het dode materie is. In een urn-achtige vaasvorm van mondgeblazen glas verspiegel ik mezelf. Voor dit moment ben ik overal in deze ruimte en raak mezelf nergens kwijt. Alleen dan wanneer ik opga in de tijdloze werkelijkheid van de schilderingen.
Van Harten en Van Bakel. Tentoonstelling schilderijen van Ineke van Harten en werken in het platte vlak en ruimtelijke composities van Simone van Bakel. Bij Museum Galerie Heerenveen, Minckelersstraat 11 in Heerenveen. Tot en met 31 juli 2022.
0 notes
Text
BEELDENDE ABSTRACTIE BIJ MUSEUM GALERIE HEERENVEEN
De beeldende gebaren van Ingrid Simons en Hieke Luik zijn losjes geïnspireerd op de schilderijen van Jan Mankes. Zijn verstilde aandacht, de nevelige atmosfeer en de bijna onzichtbare contouren zijn echter niet meteen terug te zien in de schilderijen en objecten, zoals op dit moment te zien bij Museum Galerie Heerenveen onder de titel “Spiegelen”. De dames reageren in hun werk op de schilderijen van Mankes. Gebruiken zijn beroemde blik als leidraad. Aldus stelt de inrichter van de expositieruimte, maar dit lijkt meer een kapstok te zijn om de tentoonstelling een jas te geven. Zo geconcentreerd als Mankes zijn wereld bekeek zo kijken ook Ingrid en Hieke hun omgeving in.
“De sculpturen, tekeningen en collages van Hieke Luik laten een wereld zien die ze door haar handen laat gaan”, lees ik op het tekstbord bij de tentoonstelling. “In alles is het werk op de tast. In feite maakt ze geen werk naar de waarneming. Haar beelden zijn gemaakt door letterlijk iets naar haar hand te zetten”. Ze laat dus niet haar handen het werk doen zonder dat de geest daarbij de leiding neemt. Het is andersom, de gedachte door observatie laat de vingers het beeld betasten en vormen. Ergens tussen de abstracte gedachte en de handgevormde realiteit ligt de resulterende beeltenis. Een handige werkelijkheid die door beleving tot stand is gekomen. Bij MUGA liet Luik enkel sculpturen achter, dus van de andere werkvormen krijg ik geen beeld. Uit brons en in messing ontstaan door haar handen plantaardige vormen, die eenvoudigweg uit Mankes’ slootje met overhangende dopheide geschept kunnen zijn. Of gesneden kunnen zijn van de bomen langs de Woudsterweg. Maar bij de andere objecten blijft de spiegeling steken voor wat betreft de onderwerpkeuze. Wel is er het oog voor detail, het turen naar de kleine elementen die het grote geheel levendig en speels maken, eenzelfde sfeer makend als bij de meester van Het Meer dat het geval was.
De ruwe manier van werken van Ingrid Simons en het door haar in beeld zetten van de omgeving herinnert evenwel nergens aan de tere beschouwing van Jan Mankes. Zijn oprijzende bomen, zijn muisjes en uilen, de geit en de haan verwaaien in de atmosfeer van haar op landschappen lijkende composities. Zijn de schilderijen van Mankes gedrenkt in een verfmengsel van romantische aandacht en fijne impressie, Simons laat de breed opgebrachte materie in dikke klodders en ferme uithalen over het doek stromen waarin de nevel verwatert. De concentratie op het detail, de opmerkzaamheid van bijzonderheden om een realistische eenheid te scheppen, is omgeslagen in een abstracte emotie. Mankes’ beeld waarbij geen twijfel bestaat over de betekenis van het zichtbare, spiegelt zich bij Simons in een sensationele compositie om de impressie een beeltenis te geven.
Het vermoeden bestaat dat ik hier een landschap zie. Maar voor Ingrid Simons is die omgeving wel het uitgangspunt, maar voor het afbeelden niet het doel op zich. Ze beeldhouwt de verf in weidse vlakken tot beeltenis, met stil rumoer de grens opzoekend tussen abstracte werkelijkheid en werkelijk simplisme. Maar uit die essentiële beperking om het zichtbare tastbaar te maken breekt Simons met gemak. De waarheid is minder oprecht en hoeft dat ook niet te zijn. Haar wereld beweegt zich op het vlak van de emotie, het gevoel bij een gezien beeld. Die dimensie staat op het netvlies gebrand en is als ruimte in gedachten opgeslagen. De weergave is achteraf en kan sterk afwijken van wat gezien is. De herinnering maakt het werk.
Ingrid Simons breekt het landschap af en bouwt zich vervolgens van de brokstukken een nieuwe wereld. Het panorama vervaagt als werkelijkheid. De atmosfeer spat uiteen, omdat de opgebouwde energie van kijken en in doen een uitweg moet hebben. De gedachte moet beeld krijgen. De dan gemaakte expressieve landschappen zijn uit alle tijden en van elke plaats. Ergens in een omgeving heeft Simons wel de inspiratie op gedaan, maar de uitwerking is wereldwijd en zelfs van daarbuiten. De materie verf is door Ingrid gezwollen opgezet; dikke klodders aan de kwast en zware spetters van het paletmes. Het bezwangerd de lucht en impregneert de aarde. Wel zoekt de natte verf een eigen weg en stroomlijnt de atmosfeer.
Door de structuur denkt de kijker dat de maker een landschap in beeld heeft gebracht. De inspiratie is ruw op doek gesmeten. In wilde vlagen en brede handgebaren beweegt de verf over het doek van links naar rechts, heen en weer, zodat als vanzelf een horizon zich schijnt te vormen. Op deze manier moet de schepper ook die eerste dag gezien hebben. Een abstractie die langzaam een werkelijkheid werd. Woest en ledig kreeg vorm en sfeer.
De composities zijn niet doorwerkt, niet netjes klaar, maar de schilderijen zijn wel af. De emotie is in een moment van vastberadenheid daar geplaatst. Een explosie van bevrijdend gevoel. Hoewel in de zetting van slechts een tweetal kleuren de beeltenis eenvoudig lijkt, blijft door dit beperkte palet de complexe kracht meervoudig intact. De landschappelijke indrukken hebben een ingetogen uitdrukking, die een veelvoud aan beschouwende aandacht heeft. Ik zou willen dat het vooral niets is, om maar ongedwongen en niet bevooroordeeld te kunnen genieten. Zware regenval op te merken met harde wind die wolken voortjaagt, spannend als weerlicht en donderslag. Spiegeling op woest water zien. Het zomerzonlicht kleurt goud. Ik lees de titels bij het werk maar niet, maar zet mijn eigen gedachte eronder. De abstractie hoeft voor mij geen werkelijkheid te worden. In het niets wil ik geen iets zien. Weg van de vloer uit deze ruimte dromen, zoals Jan Mankes de sfeer heeft geproefd van zijn wereld. De werkelijkheid met een abstracte emotie bezien. Zou Mankes ooit vanuit de nevelige verstilling een schreeuwende abstractie hebben kunnen maken? Ik zal het niet weten, want zijn groei in de kunst viel zoals bekend is voortijdig stil.
SPIEGELEN, sculpturen van Hieke Luik en schilderijen van Ingrid Simons, bij Museum Galerie Heerenveen, Minckelersstraat 11 in Heerenveen. Tot en met 10 april 2022.
0 notes
Text
DE DINGEN DIE VOORBIJ GAAN TUSSEN HEMEL EN AARDE
Zullen bomen kunnen dromen. Ze hebben in elk geval de tijd om in gedachten weg te zweven van hier naar daar en elders. Te overdenken wat er door de tijd zich zoal tussen de takken voordoet en aan de stam afspeelt. Houden zij een dagboek bij. In alle gevallen staan ze daar maar te staan en lijken hun jaren in ledigheid door te brengen. Het lijkt een kalm en enigszins saai bestaan. Genoeg momenten om in te dutten, weg te suffen, te mijmeren en alle dingen te peinzen. Dagdromen, nachtmerries.
Bomen kunnen dromen, dat is een ding wat zeker is, want Sjoukje Iedema heeft daaraan beeld gegeven. Er is meer tussen hemel en aarde dan wat mijn oog kan zien. Aan dat ‘meer’ geeft Iedema in abstracte realiteit uitleg. Zij verbeeldt de plantaardige fantasieën van de boom. In een mixed-media vormgeving hangen de herbelevingen op dit moment aan de muren van Museum Galerie Heerenveen (MUGA) in de groepstentoonstelling "Tussen hemel en aarde".
Iedema heeft de herinneringen van onder meer de eikenboom in beeld gebracht. De beleefde gedachte van groei en knop, van tak en schors. De sterkte van de bebaste stam, het tere van het geaderde blad. Hoe de olijfboom zich dacht te zijn met wortels die de aarde omploegen. Iedema brengt het intuïtief in beeld. Als knuffelt zij de boom, kruipt ze erin, is Sjoukje de boom zelf. De olijf draagt haar sappige vruchten als een kroon, het is de pracht van zijn leven.
Met diverse materialen werkt Sjoukje Iedema binnen de compositie. Een ruige doordachte opzet met over elkaar geplakt papier, gevlochten, bedraad, geklonken. Gescheurde en uitgeplozen delen evenals het leven niet altijd over (klap)rozen gaat. Dit botanisch geïnspireerde werk geeft een beeld van het leven, staat symbool voor de droom van de boom. Een allegorie ofwel een portret van ons menselijk bestaan, mijn zijn. De rafelranden zijn van een heldere schoonheid, beleefd en getekend door het leven zoals de groeven en rimpels in een menselijk gelaat.
De wandkleden van Marjo Postma zijn objecten in textiele werkvorm. Getuft met wol, katoen en synthetische garens. Kleurig en zacht duiden deze een plantaardige esthetiek. De kleden en objecten hebben een aangename uitstraling. De pad zonder schild kan zich zo'n zwoele jas dromen, de naaktslak zich warmen aan de kleurige draden en ik streel met mijn blik de broeierige sfeer die erom heen hangt. Het werk lijkt te zweven in deze ruimte, als het plankton in het water. De wondere wereld van de diepzee. Ik duik in die sfeer om de atmosfeer te ademen.
In de installatie “everything floats” is Postma meer tekentechnisch aan het werk. Op twee meer dan menshoge cilinders heeft zij plantdelen bedacht, als een opgaande lijn van aarde naar hemel. De bladen en stengels drijven als het ware in, op en rondom de zuilen. Ik waan me als een duiker onder water. Boven de vloer voor de pijlers van het leven drijft een onregelmatig gevormd plateau objecten van linnen, alsof vormloze dieren aan het bestaan zijn gespoeld. Want alles bij het werk van Postma is voortdurend uit stilstand in beweging. Door de veelvormigheid wordt mijn blik over de huid getrokken, waardoor het tekenwerk als vanzelf schijnbaar een dynamisch karakter heeft. Een mysterieuze associatie.
De herbariumtekeningen zijn daarnaast in deze het minst hemelbestormend maar meer kunstzinnig. De geplukte blaadjes, bloempjes en stengeltjes die ik vroeger tussen de bladen van een dik boek plat droogde zie ik hier in uitdrukking het stempel terug. De afdruk van het vergane leven, de afgestorven pracht. Intuïtief en non-lineair opgezet, maar niet als in een chaos en ordeloos uitgewerkt. Op gevoel klopt de compositie. De herinnering aan wat was.
De herinnering om niet te vergeten wat was heeft Geertje de Boer geïnspireerd om fotoportretten van in de vergetelheid geraakte dames van goede zeden in haar kunst te verwerken. Voornaam ogende schijnbaar adellijke vrouwspersonen. Ze vindt de afbeeldingen in haar familiealbum. Maar kent de naam en de geschiedenis van die figuren niet. Dat schept de mogelijkheid er haar eigen gevoel aan te geven. Een persoonlijk verhaal met deze naamloze personen beeldend te schrijven.
Het edele karakter is daarbij door De Boer benadrukt met de op zacht voorgekleurd linnen gedrukte gezichten brocant te bewerken met kleine halfedelstenen en tere kant. Het leven is daarmee nieuw leven ingeblazen. Daarnaast heeft zij pasfoto's bij de idee aan een kledingstuk verwerkt. Een vondst op de bodem van de zee maakt een bijgaand schrijven kenbaar. De huid van deze composities is rood verweerd, als is het een fijne herinnering van eeuwen her. In deze bodem graaft de kunstenaar zichzelf in om haar eigen stemming te duiden.
De series "Vergetelhied" en "Bojem" laten dan ook niets aan de verbeelding over. Het is duidelijk waar het enthousiasme om deze composities te maken uit is ontstaan. Het is de grond van ons bestaan, waardoor wij kunnen leven. De herinnering aan die en hem, toen en zij, want mensen zijn pas echt dood wanneer wij ze zijn vergeten. Geertje de Boer houdt ze in leven met haar afbeeldingen. Het zijn prenten van individuen die hebben geleefd ooit, bij ons blijven nu en niet in de vergetelheid wegzakken door de composities van De Boer. De platen doen mij herinneren aan zijn, leven dat was en er ooit is geweest. Zodat het niet oplost in de tijd. Vergeten raakt. Het zijn bidprentjes om de doden te gedenken. Om zij die van ons heen gingen bij ons te houden. In de series van De Boer heerst geen dood, het leven voert de boventoon.
Tussen hemel en aarde heeft Age Hartsuiker als titel bedacht toen hij dit keer de ruimte van de museum galerie met de werken van Iedema, Postma en De Boer aan het inrichten was. Tussen hemel en aarde gebeuren wonderlijke dingen, die deze kunstenaars na grondig onderzoek aan het licht hebben willen brengen. Het is opvallend dat de drie exposerende vrouwen met liefde het onderwerp te lijf zijn gegaan. Met zachte zin het leven beschrijven, verromantiseren zoals alleen vrouwen dat kunnen.
De herinnering aan wat is en is geweest beweegt zich tussen hemel en aarde. Want het leven was ooit hier op aarde, is na de laatste ademtocht opgestegen naar de hemel. Deze kunst laat de herinnering leven, een aandenken dat het midden houdt tussen dit aardse bestaan en de hemelse vrede. Maar toch denk ik eerder aan die verstofte titel van de klassieke Couperus roman als zinnebeeld van deze tentoonstelling : van oude menschen, de dingen, die voorbij gaan.
Tentoonstelling “Tussen hemel en aarde”, werk van Sjoukje Iedema, Marjo Postma en Geertje de Boer bij Museum Galerie Heerenveen, Minckelersstraat 10 in Heerenveen. Tot en met 27 februari 2022.
#muga#museum galerie heerenveen#museum heerenveen#sjoukje iedema#marjo postma#tussen hemel en aarde#tentoonstelling#geertjedeboer
0 notes
Text
WE RIJDEN NAAR DE AFGROND, WE ZIJN VOOR NIEMAND BANG
Interessante objecten als zoekplaten zie ik. En dus kijk ik er mijn ogen uit, want wat ik zie is een lust voor het oog. De ogen staan me bijna op stokjes omdat ik ze zo overmatig de kost geef bij Museum Galerie Heerenveen op dit moment, nu. De exposanten aldaar draaien me met hun werk geen rad voor ogen, maar openen mij juist de ogen. Want de vrolijke beelden als figuren die zo uit een sage of legende, dan wel een sprookje ook wel een fabel, kunnen zijn gelopen hebben een diepere betekenis. Ze staan model voor de welvaartsstaat waar ook ik onderdeel van uitmaak, tegen wil en dank. Maar de aanwinsten die het geluk me heeft gebracht kan ik maar met moeite loslaten. Ze kleven aan me als de zwaan uit De Efteling. Ik kan niet zonder de luxe, zo moeiteloos opgebouwd – want zijn we niet met vele in een gespreid bedje gelegd hier in het rijke westen.
Economische groei is het magische motto van deze tijd, vinden kunstenaars Peter Hiemstra en Henk Slomp. Creatief als ze zijn willen ze met dat statement iets doen. Met hun werk willen ze mij daarom een spiegel voorhouden. Zo zodat ik mezelf zie op de snelweg naar het paradijs. Want dat is de titel van de tentoonstelling: highway to paradise. Het paradijs is voor de westerling de overvloed, maar in de sfeer van de beide kunstenaars de afgrond. De highway is de snelweg, de renbaan die leidt naar het niets. Met ons allen zijn we onderweg naar onze afgang.
Als lemmingen die zich bij bosjes rap in het ravijn storten. Het zou de overbevolking van de beestjes verminderen, was het verhaal. Maar deze wetenschap is een fabel. Even nep als het broodje aap dat is. Voor een Disney-natuurfilm hadden de makers de kleine beesten eerst op een grote draaischijf laten rennen en kieperden ze vervolgens met emmerladingen tegelijk de diepte in. Die snelweg waar ik dus met al die anderen op ren, omdat we onze ontwikkelingsgang maar niet wensen af te remmen, die brede weg voert ons ondubbelzinnig naar de ondergang. Want zong Neerlands Hoop het al niet in de jaren 70 van de vorige eeuw: we rijden naar de afgrond, we zijn voor niemand bang.
In de individuele metalen en keramische beelden en in hun samenwerkingswagens verhalen de kunstenaars over de onmacht van de mens om het leven naar zijn hand te zetten, lees ik op een tekstbord bij de tentoonstelling. Grote woorden voor welgevormde kunstwerken. Wie zo onvoorbereid, en dan natuurlijk onbevooroordeeld, de witte ruimte van MUGA inloopt zal die aanklacht tegen het parcours waar wij met zijn allen ooit hard tegen de muur lopen niet zien.
Zij zien grappige figuren met gekleurde vogels op de schouder, bedacht creatieve wagens met fabelachtige berijders, dieren als mensen. Een kakafonie van mistroostige vrolijkheid. Zij zien langs het protest heen. Door de vele details in afwerking doe ik een stap dichterbij, kijk ik nog eens aandachtig goed. Wat zie ik, waar kijk ik bij langs. En zie ik iets over het hoofd? Het beest schijnt wel in de mens geslopen te zijn, de wezens van Hiemstra vertonen menselijke trekjes.
De spiegel die Hiemstra mij voorhoudt is er één van een wereld waarin het wel aangenaam toeven is. Er is te dagdromen in de composities, want nergens zal een nachtmerrie een oogje opendoen. Het zijn alle attractief positieve taferelen die hier mij worden voorgeschoteld. Met eigenaardige figuren die evenwel een rol met verve spelen, maar nooit haatdragend schijnen of vol van venijnigheid. Maar wanneer ik goed kijk zie ik toch enkele scheurtjes in het attractieve tafereel. Onderhuids groeit het protest, de opstand tegen het te veel, afkeer, aversie.
De beelden zijn vol gezet met symbolen, ieder object is een kijkplaat met arendsoog voor elk detail. Vondsten met een dubbele bodem krijgen de lachers op de hand. Het schijnen wanschepsels, misbaksels en duivelskinderen. Maar het zijn zondagskinderen in wolvenkleren met berenklauwen en een olifantengeheugen.
Daar waar Peter Hiemstra meer nodig heeft dan het beeldend vermogen van het dier, er een last gedragen dient te worden, daar is de hulp ingeroepen van smid en smeder Henk Slomp. Hij draaide het ijzer, sloeg het koper en polijstte het metaal. De karren zijn dan ook met een scherpe blik voor het meest nietige onderdeel in elkaar gezet. Ze heffen de persoon op, tronen het figuur hemelhoog. Hiemstra en Slomp vormen in die werken een twee-eenheid. Een prachtig samenspel.
De objecten laten zich langdurig beschouwen. Het lijken modellen van niet bestaande machines. En juist in hun beperkte grootte blijken ze zo aantrekkelijk. Zoals een modelspoorbaan met huisjes en figuren op perrons en dieren in de bergen, een tunnel onder besneeuwde rotsen en een ongeluk op een spoorwegovergang, de aandacht vast houdt. En nu met kerst het dorpje in het klein met ijsbaan, kermis en kabelbaan de koude kinderneusjes tegen de half beslagen etalageruit laten drukken.
De tentoonstelling Highway to Paradise van Hiemstra en Slomp is een paradijs voor de nieuwsgierige blikken. Hoewel de wagens en figuren niet voortdurend evenveel schoonheid uitstralen blijven de ogen er wel op gericht. Het is als het vrouwelijke poesmens in lange rok met een gouden surprise in handen, staand in de gang van de kunstruimte. Je weet niet wat er in het pak zit, maar het is geen duivel in een doos. Hoewel de uitstalling eerder onderhuids een negatieve klank wil uitdrukken, lijkt het positieve in de vormgeving te zitten. De objecten en beelden stoten niet af. De mond valt erbij open. Ik wrijf in mijn handen. En zou er een figuur willen verwerven, zo’n kleine wagen voor de feestdagen; in de schoen of onder de boom. Maar met de overvloed aan attributen in mijn achterhoofd – ik moet nodig danig ontspullen, laat ik het hebbeding voor wat het is. Ik keer me af van de snelweg en zoek het smalle pad dat niet naar de afgrond leidt.
Tentoonstelling “Highway to Paradise”, objecten van Peter Hiemstra en Henk Slomp bij Museum Galerie Heerenveen, Minckelersstraat 11 in Heerenveen. Tot 9 januari 2022.
#MUGA#museum galerie heerenveen#museum heerenveen#peter hiemstra#henk slomp#objecten#keramiek#metaal
0 notes
Text
DE ONECHTE SCHILDERKUNSTIG ECHTE WERELD VAN PAUL SMULDERS
Het lijkt allemaal zo vertrouwd in Museum Galerie Heerenveen. De voorstellingen van Paul Smulders roepen als vanzelf herinneringen op aan ooit eens bezochte plekken. Als in een déjà-vu, ik heb het al eens gezien, denk ik. Maar mijn blik verdwaalt toch in het onbekende, de vreemde werkelijkheid houdt mijn aandacht. Mijn gedachten dolen rond in wat ik nooit gezien heb eerder, maar wel vermoed het te hebben bekeken. Vroeger als jongen trok ik wel het bos in, zat tussen het riet aan de rand van een vijver. Of liep langs petgaten en keek de diepte in. Daar spiegelde ik mezelf in en zag de atmosfeer om me heen bewegen op het water. Boven water is het bekende beeld van boomkruinen tegen een blauw bewolkte lucht. Maar naar het schijnt onder water is die omgeving vreemd vervormd, mysterieus misvormd. Het is een onontdekte wereld, die verborgen en geheimzinnig in het water zich beweegt. Het geeft intrigerend beelden af, die waterspiegelingen.
Dat onbekend bekende begrip fascineert. Het hypnotiseert de blik omdat de dynamiek van het water de zichtbaarheid betoverd. Het biologeert ook de kunstenaar Paul Smulders. Om te schilderen laat hij zich leiden door zijn materiaal. Dit betekent zoveel als dat de verschillende soorten door hem gebruikte verf op elkaar mogen reageren. Smulders heeft wel de leiding in zijn werk, maar kleuren en vormen kunnen met hem aan de haal gaan. Daarop heeft hij dan een antwoord, waarop het schilderij als het ware weer iets kan terugzeggen. Zo is het een wisselwerking, een beeldende dialoog, tussen mens en materiaal. Het schilderij wordt tot mondig figuur, dat inspraak heeft op de eigen wording.
De inspiratie ligt voor Paul Smulders in de natuur. De huid van zijn doeken spiegelt als het wateroppervlak de zichtbare omgeving tot een schier onmogelijke atmosfeer, een droomwereld. Door beweging op die huid en in dat water ontstaan nieuwe vormen. Spiegelt de lucht als achtergrond, grijpen meest kale boomtakken wild om zich heen. Het is een dubbele wereld, een gelaagde uitdrukking. De vervormde natuur van bomen, struiken en wolken ligt diep weg, welhaast in perspectief van mij verwijderd. Daardoor lijkt het meertje, waar ik op de oever over het water kijk, diep en onvoorspelbaar. Eén meter, 3 meter of bodemloos diep. Door de spiegeling word ik dat niet gewaar.
Op de watervlakte drijven takjes en bladeren. Het geeft de ruimtelijke weergave een extra dimensie. Het beweegt zich in het hier en nu, in de dimensie van de voorgrond. Het schilderij is daardoor minder een afbeelding, meer een tastbare waarheid. Door de vorm van tak en blad op de huid te leggen kan het licht ermee spelen. Het speelt een leven in de bovenwereld, terwijl de omgeving reflecteert in de onderwereld. Het brengt onwillekeurig, maar welbewust diepte in het schilderwerk. En, een bijkomend effect, de wereld staat er op de kop. De zichtbaarheid is gedraaid. Werkelijk door het spiegelende beeld, en onwerkelijk doordat golfslag en onderstroming de voorstelling herscheppen.
De irreëele sfeer wordt nog geaccentueerd door felle en sprekende kleuren te gebruiken, alsof het water helder is als glas. Maar niet zo dat de bodem zichtbaar is. De weerspiegeling is zo stevig dat het niet transparant is. In mijn vijver zie ik op zonnige dagen tot op de grond onder de vissen. Meestal verdoffen de kleuren en is de diepte van loot, plas en vijver zo duister als de late schemer. In de schilderijen van Smulders zie ik alleen het dunne watervlies dat als een spiegel werkt en waarin de omgeving in spiegelbeeld terugkaatst.
Gevallen blad en geknapte takken drijven daadwerkelijk op het water. Smulders heeft de vormen met penseel en kwast in verf dik opgebracht. Ze zijn niet alleen zichtbaar maar ook voelbaar. In deze aard van reliëf ontstaat er een extra gevoel van diepte. Het profiel van de natuur zweeft over het doek, als het herfstblad op de vijver. Ook algen en wieren komen bovendrijven in een kleurige weerspiegeling van een temperamentvol buitenleven. De schoonheid van de onbestaanbare bestaande wereld is subtiel door Smulders in een combinatie van acryl, olieverf en alkyd op linnen vastgelegd. Onbestaanbaar want de spiegeling is een afdruk, niet de echte waarheid - vooral niet omdat de elementen water en lucht, stroming en wind, het beeld tot onlogisch en zins begoochelend maken.
Tentoonstelling “Apophenia”, schilderijen van Paul Smulders bij Museum Galerie Heerenveen, Minckelersstraat 11 in Heerenveen. Tot en met 17 oktober 2021.
0 notes
Text
ALLES OF NIETS BIJ MUSEUM GALERIE HEERENVEEN
ZERO to Downunder, is de titel van de expositie met werken van Harmen van der Tuin, Kees de Vries en Terri Brooks. Het is een tentoonstelling met abstracte kunst bij Museum Galerie Heerenveen (MUGA). De kenmerken van ZERO zijn licht, beweging en monochrome schilderkunst. Van deze eigenschappen is vooral bij het werk van Harmen van der Tuin de signatuur terug te vinden. Materie, nat gips, is uitgesmeerd op een houten drager. In een paar brede en grove vegen staat het simpele beeld en krijgt een ongemengde meest primaire kleur toegemeten. De haren van de kwast zitten als gebeiteld in de pasteuze massa. De aanzettingen en afzettingen staan gebeeldhouwd. Het verbindt zo elementen uit het schilderen en het beeldhouwen, de schilderkunst met een objectkarakter.
De tegengesteld lopende en kruisende streken zijn over elkaar gezet, wat het werk beweging in stilstand geeft. Het licht krijgt als vanzelf vat op de harde randen en schaduwrijke lijnstructuur. Het laat de lijnen werken en bewegen. De monumentale werken vormen als wandobject in reliëf een landschappelijke plattegrond lijkt het wel. In wit, de kleur die bijzonder past bij enkele ZERO-kunstenaars als Leo Erb of de vormgever Jan Schoonhoven van de NUL-groep, is het effect van licht en beweging het meest succesvol. Wanneer het gips gekleurd is wordt de kracht enigszins gekunsteld. Vooral het roze werk schreeuwt zichzelf van de wand en doet welhaast zeer aan de ogen. Van der Tuin weet evenwel als het ware van niets iets te maken. Het was er niet, maar opeens is het er wanneer de kwast het natte gips betast. De materie wordt beeld, de gedachte krijgt vorm. In een enkel ogenblik, een becijferde tel.
De vormgeving met natuurlijke mineralen heeft een langer wordingsproces. Niet een enkele beroering van de materie komt tot vorm. Het is de kunst die meer is dan niets, zweeft onder de nullijn. Het nulpunt is de start, de uitkomst is een bevroren beeld – dew point below zero. Kees de Vries maakt zoutsculpturen die zo uit de Twentse bodem lijken te zijn gewonnen. Puur wit dat de schittering van de zon in zich heeft opgenomen. De witte tegels brokkelen af en tonen een geoxydeerd raster. Het was ingekapseld, maar doordat het is gestoord raakt het de zuurstof buiten de mijn. De Vries laat zeezout samenwerken met zeewier, wit kristal tegen zwart verdorde algen. Het krijgt een nieuw leven door menselijke handen, zoutkorrels steken tussen de planten. In een landschap van beton als aarde en zout in de lucht erboven is in eenvoud mens en natuur samengebracht. Daarnaast is een meerluik van zout, beton en zwart pigment – drie platen uitdrukking, een abstracte vertaling van de landschappelijke werkelijkheid.
Downunder in de titel slaat op de derde kunstenaar in deze groepstentoonstelling. Terri Brooks woont en werkt op het zuidelijk halfrond, maar is niet wezensvreemd aan de westerse wereld. Ook daar down under is het Duitse ZERO van Heinz Mack en Otto Piene doorgedrongen. ZERO is volgens die mannen een zone van stilte en van pure mogelijkheden voor een nieuw begin. Een reactie op het abstracte expressionisme door te beweren dat kunst geen kleur, emotie en individuele expressie mag hebben. Het heeft geen verhaal. Het zegt niets, nul, zero. Het hield in de vorige eeuw acht jaar stand, maar nog steeds zijn de naschokken voelbaar. Tot in Australië dus. Terri Brooks werkt met olieverf op geprepareerd papier. Het verharde papier is gefrommeld, gekreukt, geplooid en gerimpeld. Het licht is een hand geholpen door schaduwen in te tekenen, de suggestie ligt dik bovenop de werkelijkheid.
De materie lijkt in oppervlak oud en verweerd, ‘âld-makke nij’ zeggen we hier: oud gemaakt nieuw. Brooks noemt het ‘mark making’. Het zijn geen nietszeggende proppen, maar dragen een verhaal met zich. De leerachtige huid is betekend met lijnen, die met de beweging mee lopen en zo de dynamiek aanzetten. Maar ook kunnen ze tegenwerken en irriteren, kunst is emotie. In andere wandobjecten is volume gemaakt, gaat de vorm de ruimte in als een doos aan de muur. In tekeningen ziet Brooks een uitdaging om die ruimte in het vlak te zetten.
Lijnen in zwart en grijs kruisen vlakken wit en beige. Verticaal of in raster, natuurlijk of gekunsteld. Het is kunst die sterk lijkt af te wijken van de hierboven beschreven vormgeving van niets. Maar het is een zoveelste experiment om de wereld te versimpelen, de magie van het beeld te vereenvoudigen. Een stukje werkelijkheid te laten zien dat er voordien niet was. Om de vinger, en het oog, te krijgen achter het mysterie van scheppen. Met een andere blik kijken naar de vanzelfsprekendheid, een denkbeeld vorm geven. De waarneming heeft tijd nodig om tot uitdrukking te komen, zoals het gewaarworden ook langer duurt dan twintig seconden naar een kunstwerk kijken. ZERO lijkt niets, maar is alles. Niet de ogen de kost geven, maar de emotie voeden en laven.
Tentoonstelling ZERO to Downunder met abstracte werken van Harmen van der Tuin, Kees de Vries en Terri Brooks bij Museum Galerie Heerenveen, Minckelersstraat 11 in Heerenveen. Tot en met 22 augustus 2021.
0 notes