#zwarte nonnen
Explore tagged Tumblr posts
kronieken · 22 days ago
Text
De fut is er uit
Veurne 1614. De fut is er uit. De constructie van het nieuw wethuis moddert heel het jaar maar wat aan. Het magistraat geeft blijkbaar de voorkeur aan de bouw van een paardenstal in de tuin van de Burg. Speciaal bestemd voor de paarden van de schepenen die buiten de stad wonen zodat hun rijdieren droog gestald kunnen worden. Naast de stal komt er nog een opslagplaats om een voorraad hout op te…
0 notes
devosopmaandag · 2 years ago
Text
Schoonheid op aarde I
De tweede door Rokus Hofstede vertaalde roman van Charles Ferdinand Ramuz heet 'Schoonheid op aarde'*, dat zich afspeelt in een dorp aan het meer van Genève. Het is niet minder dan een betoverend boek, het verhaal en de stijl – maar over dat laatste een volgende keer. Ik raakte al snel vertrouwd met de dorpelingen, die door de komst van een jonge vrouw van slag raken. Als eerste is er de bijna twintigjarige Cubaanse Juliette, een vrije geest en zuivere schoonheid, haar oom, de bekrompen, opportunistische Milliquet, zijn lastige en jaloerse echtgenote, de dikke, vrijgezel Rouge, die leeft van de visvangst en die zich over Juliette ontfermt, zijn lange en magere hulp, de volgzame Décosterd, Marguerite, het nieuwe dienstertje, de gebochelde Italiaanse muzikant, Maurice, de jongeman die Juliette bespiedt, het meisje Émily, dat verliefd is op Maurice, de duistere Savoyaard. Zo opgesomd lijken ze universele en tijdloze romanpersonages. Het dorp, de bergen en het meer vormen het decor voor verhaal van Ramuz.
Twee weken zijn we nu in een klein dorp in de Allier, in de noordelijke Auvergne. We zijn voor twee maanden bewoners in een heel oud huis, met muren zo dik als je onderarm. Er is een flinke steen voor het tuinhekje geplaatst, want het gaat er stijl naar beneden. Vanuit de tuin hoor je het ruisen van de diepgelegen Bouble, die zich door een 'gorge' een weg baant. Hier zijn het de groene heuvels, de koolzaadvelden, het riviertje, de kloof, en de abdij van de Benedictinessen die de enscenering vormen van ons tijdelijke leven op deze plek.
Als eerste is er de beetje gedistingeerde Deen, van wie het huis huren en die hier veel oude huizen bezit. Onlangs kocht hij het 12e-eeuwse Hôtel de Dieu. Er is de Schotse overbuurvrouw die met haar Franse echtgenoot uit Thailand hierheen is verhuisd, er is de oude Engelse hippie-kunstenaar. De windgong, die aan de bloeiende appelboom in zijn boventuin hangt, verzacht de gure wind. Er is de bakkersvrouw, die op zondagmorgen nerveus wordt van de lange rij wachtenden. Dan is er de vrolijke zoon van het kruideniersechtpaar, die mij vol trots het potje ansjovis overhandigde, de hele dikke winkelier die mij de enige emmer toonde die hij in de winkel had en die me te groot was. Er is de kwezelachtige non in de winkel van de abdij, die al die geurende luxigheden die de nonnen zelf maken, absoluut niet nodig heeft. Naast ons woont een jong echtpaar met een engelachtig en ernstig meisje met zwarte krullen. En dan is er nog de licht verontrustende jongeman, die rondjes loopt voor de kerk en die verzonken in gedachten je overal in het dorp tegenkomt.
Je kan de werkelijkheid tegemoet treden als het binnenstappen in de Vival, je boodschappen doen en klaar ben je. Is de werkelijkheid van dit dorp en zijn bewoners wel stof voor een roman? Misschien niet, maar ik ben er zo ontvankelijk voor geworden door Ramuz – en Rokus Hofstede.
* 'Schoonheid op aarde' | Charles Ferdinand Ramuz (1878-1947) | oorspronkelijk verschenen in 1927 | vertaling Rokus Hofstede | Uitgeverij Van Oorschot | 2022
3 notes · View notes
dimitraarara11 · 4 years ago
Text
Hoofdstuk 4: ongeloof
Op een koude winteravond word Bastiaan geboren. Hij heeft rossig haar net zoals zijn moeder. De oren heeft hij van zijn vader, aldus familie. Na 7 weken krijgt hij een lelijk hoestje. Zijn huisarts stuurt hem naar een ziekenhuis in Nijmengijm waar geconstateerd word dat hij een hersenvliesontsteking heeft. Een paar dagen na dit lijkt Bastiaan aardig op te knappen. Wanneer Janny en Jaap (zijn ouders) op bezoek komen word hij in allerijl afgevoerd. Een paar uur later horen de bezorgde ouders dat Bastiaan overleden is, hij stikte op het vocht dat in zijn longen zat. 
Janny en Jaap zijn intens verdrietig. Ze snappen niet hoe dit opeens zou kunne gebeuren; ze hadden net gehoren gekregen dat hij beter aan het doen was. Ze willen de behandelde arts hierover aanspreken, maar tot hun verbazing lukt het hun niet om de geneeskundige aan de lijn te krijgen. De ouders krijgen te horen dat ze Bastiaan niet meer kunnen zien en dat er een sectie wordt verricht op hem dat ZONDER hun toestemming wordt gegeven.                                                Als Bastiaan drie dagen later gecremeerd wordt, realiseren Janny en Jaap nog iets vreemds. Toen ‘Bastiaan’ werd weggedragen in een doek, steekte er wat haar uit. Zwart haar; niet rossig haar. Hun wantrouwen groeit en vragen zich af als Bastiaan echt overleden is. Ze bellen het ziekenhuis hierover om al hun vragen te kunnen beantwoorden, maar de artsen ontwijken de vragen. 
Niet veel later komt het verschrikkelijke nieuws dat het degelijk Bastiaan was die op 23 februarie overleed aan een hartstilstand.  Janny vind dat een heel vreemde brief; ze had eerst te horen gekregen dat Bastiaan overleed aan vocht in zijn longen, niet aan een hartstilstand. En de datum is ook fout, ze hadden eerst gezegd dat hij een dag daarvoor stierf, de 22ste.     
Janny en Jaap blijven maandenlang in shock. Nog steeds vol ongeloof proberen ze de draad in hun leven weer op te pakken. Gelukkig valt Janny weer zwanger. Maar wanner Janny bij hetzelfde ziekenhuis word opgenomen waar Bastiaan ook werd geboren, vraagt ze zijn dossier. Tot haar stomme verbazing blijkt ze te horen dat het dossier “zoekgeraakt” is.
In dezelfde periode dat Janny haar tweede kind bevalt, hoort ze te krijgen dat artsen, priesters en nonnen allemaal samen werken om baby's te stelen uit ziekenhuizen en hun identiteit laat veranderen. De geroofde kinderen worden dan aan rijke kinderloze echtparen verkocht.                                                          Vanaf dat moment staat Janny en Jaaps leven in het teken van de zoektocht naar Bastiaan. Vooral voor Janny is dit belangrijk, elke vrije tijd dat ze heeft probeert ze informatie te vinden over gelijkmatige vermissingen. Ze benadert juristen, politici en medische instanties met haar ontvoeringsverhaal en met een verzoek om hulp.    
Na verloop van tijd begint Jaap zich zorgen te maken over zijn vrouw, die zich als een terriër in het babyroofverhaal vastbijt. Janny blijft erbij dat Bastiaan nog leeft, dat jaap en zij slachtoffers zijn van een smerig, opgezet complot. Het gezin, intussen uitgebreid met drie dochters, raakt door de overtuigingskracht van Janny er steeds meer van overtuigd dat Bastiaan in leven is. Maar waar is hij? Janny draagt haar obsessie over haar dochters, vooral op haar oudste dochter Georgina. Ook zij gelooft dat Bastiaan nog leeft.
De jaren verstrijken. Janny geeft niet op en blijft naar Bastiaan zoeken. Na het zien van de babyfotos van Bastiaan verklaren drie paragnosten onafhankelijk van elkaar dat hij als baby werd omgewisseld voor een jongetje dat bij zijn geboorte overleed. Janny voelt dat ze eindelijk serieus wordt genomen en ze leest de bevindingen van de paragnosten keer op keer door.                                  In een van de rapporteren staat dat Bastiaan is opgegroeid tot een blonde slangachtige man, dat hij economie studeert en regelmatig de sportschool bezoekt. Janny klampt zich vast aan deze aanwijzingen van de herziende en haar onderzoek spitst zich toe op sport studio in Haarlem. Ze vraagt ook jaarboeken op en bestudeert de oren op foto's van afgestudeerde economiestudenten. 
Als de zoektocht in Haarlem omstreken en op niets uitloopt, gaat Janny op zoek naar  nieuwe sporen en ze spreekt weer met de paragnosten. Een ervan ‘ziet’ dat Bastiaan in het grensgebied in Duitsland woont en een fanatiek tennisser is. Maandenlang bezoekt de familie tennisbanen en bestudeeren ze de jongemannen die lid zijn.
In augustus 1999 heeft het zoeken naar Bastiaan nog steeds geen resultaat opgeleverd. De desperate Janny schrijft in haar dagboek dat ze het zoeken ‘niet meer ziet zitten.’
Daarna wordt het stil. Tot oktober 2005. Dan schrijft Janny naar de beheerders van de website vermiste personen:   
Jullie kunnen onze zoon Bastiaan van de lijst vermisten schrappen, omdat wij hem hebben gevonden! Hij is gezond en wel en hij heet nu Alexander!
Vanaf dat moment zijn Janny, Jaap en de meisjes van de aardbol verdwenen. Janny heeft niemand verteld hoe ze erin is geslaagd om Bastiaan te vinden. De hele familie is ook nog spoorloos en niemand weet waar ze zijn. Is de doodverklaarde Bastiaan als Alexander teruggekeerd in de schoot van zijn familie? Of zit het anders?                                         
7 notes · View notes
brilmans · 5 years ago
Text
Over nonnen en nonnetjes
Tumblr media
Niet alle vis is bakvis! Vissers beseften zich dat maar al te goed tijdens hun lange tochten over zee. Bij gebrek aan beter werden daarom zelfs de nonnetjes genomen. Nonnetjes hebben echter een sterke sluitspier.  Vervelend voor de vissers, maar een leuk intro op dit verhaal. Dus...
Het nut van voortplanten
Als een soort of populatie moeite heeft met de voortplanting, om welke reden dan ook, loopt dat doorgaans slecht af. In de regel snelt zo’n eenheid, recht zo die gaat,  op extinctie af. Het zal u met deze kennis van zaken vast niet verbazen dat het niet goed met de nonnen in ons land: die zijn zo goed als uitgestorven!
Met de nonnetjes daarentegen gaat het prima! De kleine tweekleppigen zijn er in overvloed. Een blik in het vloedmerk bewijst dat. Zonder moeite vindt u daar de gele, roze, oranje of witte concentrisch gestreepte schelpjes van deze soort. En dat is niet zo vreemd. Nonnetjes hebben er, in tegenstelling tot hun celibataire zwart-witte gedoste naamgenotes, namelijk helemaal geen moeite mee zich voort te planten. Sterker nog de soort heeft er een algemene aangelegenheid van gemaakt. In het voorjaar ejaculeren en ovuleren de nonnetjes er op los. Massaal spuiten de schelpdieren hun zaad- en eicellen het ruime sop in alwaar miljoenen willekeurige fertilisaties plaatsvinden. De nonnetjes vermenigvuldigen zich dus zonder geslachtsgemeenschap. Als onze nonnen dat nou ook eens zouden kunnen...
Tumblr media
Een nonneetje (Limecola balthica) uit onze Noordzee.
Overige factoren
Of een maagdelijk conceptie de nonnen daadwerkelijk soelaas zou bieden, valt te betwijfelen. Helaas is het voortbestaan van een soort of populatie van meer factoren afhankelijk. Zo kunnen wijzigingen in de voedselketen of het biotoop even catastrofaal zijn als seksuele geheelonthouding. Een kleine verandering heeft vaak al grote gevolgen. Aan de hand van de populatiedynamiek van het nonnetje kunnen we dat goed illustreren.
De populatiedichtheid van het nonnetje scheelt nogal van jaar tot jaar. Het ene jaar huizen er bijna 100 nonnetjes op een vierkante meter, het andere jaar is dat ineens stukken minder. Onderzoek wijst er op dat de een kleine schommeling in temperatuur en lichtsterkte verantwoordelijk is voor deze fluctuatie.
In het kort zit dat zo:
Wanneer de temperatuur van het zeewater ongeveer 9 graden is, dan beginnen de schelpdieren met paaien. In het gunstige geval valt dat samen met het moment dat de algen beginnen te bloeien. Maar dat is zeker niet altijd het geval. In warme winters bereikt de zee al vroeg de 9 graden, maar is er nog onvoldoende licht om het fytoplankton flik te laten groeien. De ontwikkeling van de algen hangt namelijk niet van de watertemperatuur af, maar van de hoeveelheid licht die het water binnen kan dringen. In jaren wanneer laatstgenoemde het geval is heeft het gebroed van het nonnetje te weinig voeding om in grote getale te overleven. Na zo’n jaar daalt het aantal nonnetjes.
Gelukkig voor de nonnetjes wisselen de goede en de slechte jaren regelmatig af. Je kunt je voorstellen wat er zou gebeuren als dat niet zo is: wat er gebeurt wanneer de wintertemperatuur jaarlijks te vroeg te hoog is.
Voor onze nonnen zijn de omstandigheden door de ontkerkelijking van de samenleving al jaren verre van ideaal.
Verspreidingsgebied
Wie niet wil uitsterven moet er dus voor zorgen dat er voldoende nageslacht is en dat de leefomstandigheden toereikend zijn. Omdat dat laatste nooit een vaststaand feit is, omstandigheden veranderen, is het verstandig het risico te spreiden. Het verspreidingsgebied vergroten werkt wat dat betreft prima. Mocht het lokaal ergens misgaan, dan is er elders nog hoop.
Tumblr media
Een nonnetje uit de Finse Golf (Tallinn).
Het nonnetje heeft dat goed begrepen. Vanuit het oorspronkelijk leefgebied, de Grote Oceaan, verspreidde het schelpdier zich vanaf het Vroeg Plioceen via de  Beringstraat tot ver in de Atlantische Oceaan incluis de Oost- Baltische en Noordzee. Dus mocht onze zee ‘s winters structureel te vroeg opwarmen, dan is dat voor de plaatselijke populatie jammer, maar voor de nonnetjes in het algemeen geen probleem.
Misschien kunnen onze nonnen zich troosten met de gedachte dat ook zij in het verleden hun verspreidingsgebied enorm hebben vergroot. Wie weet...
Tumblr media
Een fossiel nonnetje gevonden op de Zandmotor.
Bronnen
Het raadsel van het nonnetje in de Waddenzee
Reizend nonnetje beter af
Strandvondsten.nl
2 notes · View notes
doldriest · 6 years ago
Text
Deel 2 van het reisverslag van onze vakantie in het wonderschone Ierland.
Zondag 22 juli 2018
Wat worden we toch verwend door de B&B hostess. in Shannonbridge. Ze heeft zelfs lactosevrije boter, melk en roomkaas voor me gehaald, zo lief! Na een dankbare hug laden we de koffers in de auto en rijden naar de kloosterruïnes van Clonmacnoise. Victor heeft deze vakantie –zoals alle vakanties– weer uitmuntend voorbereid. De routes die we willen rijden zijn grotendeels al in de Garmin voorgeprogrammeerd, zodat hij zich op de weg kan concentreren en ik waar nodig aanwijzingen geef. Wat een man! ❤
Het klooster van Clonmacnoise ligt aan rivier de Shannon en stamt uit 545 en bestaat uit zeven kerken, een ronde toren, high crosses (rijkelijk gedecoreerde stenen kruizen) en een kathedraal met een fluisterdeur.  Melaatsen konden zo buiten blijven staan en werden toch gehoord bij het biechten… met de priester op veilige afstand. In de 11e eeuw leefden en werkten maar liefst 1.500 tot 2.000 monniken en ambachtslieden bij Cluain Mhic Nóis.
Onze volgende stop is Roscommon Castle, gesticht in 1269. Vroeger een belangrijke plek, maar de vele belegeringen en aanvallen hebben hun sporen achtergelaten: alleen de buitenmuren staan nog overeind. Aan de binnenkant is er alleen een groot goed onderhouden grasveld. Het is een aangename plek om tot rust te komen en te luisteren naar stemmen uit het verleden. Ook kun je een bezoek brengen aan het Loughnaneane Park en Playground, een 14 hectare groot recreatiegebied.
De Garmin brengt ons feilloos naar onze volgende bestemming: Galway. Ja precies, waar het meisje van Ed Sheran woont. 😉 Maar wat een avontuur om de accommodatie te vinden! We volgen de aanwijzingen van verhuurder Pat op, eerst per e-mail en dan per WhatsApp. Pat stuurt ons twee foto’s van de parkeergarage waar we moeten zijn en na een kwartier onverrichter zake rondrijden, stap ik uit en loop met Victor’s gms in de hand, zoekend naar de poort van de foto. Ernaast zou een brievenbus moeten zijn met daarin de sleutels van het appartement. Ook hebben we een toegangscode.
De parkeergarage blijkt om de hoek te liggen, een eindje van de drukke straat af. Hij is afgesloten met een zwaar hek, geflankeerd door een kleinere poort. Ik loop terug naar onze auto en dirigeer Victor erheen. Intussen speur ik de omgeving af naar de brievenbus. Ik kijk in poortjes, steek mijn hand tussen tralies door en tast in het rond, trek aan het hek, rammel aan deuren en probeer een metalen luik te openen. Tevergeefs. Terwijl Victor wacht, loop ik terug naar de straat en steek daar mijn hand lukraak in alle brievenbussen die ik tegenkom, maar dat levert niets op, behalve zwarte handen en gedachten aan spinnen. Ik voel me aardig voor gek lopen. Bij een deur met het juiste huisnummer bel ik aan. Niets. Ik toets de code in het paneel in. Ook niets. Gefrustreerd loop ik terug naar de afgesloten parkeergarage.
Daar komt net een knul door het zijpoortje naar buiten! Ik been langs hem heen naar binnen en vraag of hij weet waar we naar toe moeten. Hij vertelt dat ik waarschijnlijk de trap van de parkeergarage op moet. Op het zelfde moment komt een auto door de poort naar buiten, en ik fluit en gebaar naar Victor. Hup, gauw naar binnen, rijden met die hap!
Inmiddels heeft mijn vriend de onzichtbare Pat aan de telefoon en we worden naar de juiste parkeerplek geloodst. Een interne lift brengt ons naar een hogere verdieping, en daar vinden we dan eindelijk ons appartement. Het blijkt een flat aan een galerij aan een binnenplaats te zijn. Dat had onze Pat helemaal niet verteld, dit hadden we nooit kunnen vinden! Ik steek wederom mijn hand door de brievenbus en kijk, eindelijk vind ik een zakje met sleutels erin, vastgebonden aan de klep. Gelukt!
De kamer heeft een bed, twee ramen aan de kant van de Galway haven, een kleine douchekamer en een huiskamer beneden. Plus een wasmachine in de keuken! Daar maken we dankbaar gebruik van.
Maandag 23 juli 2018
De volgende ochtend ontbijten we in een knus zaakje: warme maispannenkoek, een kleine vegan burger en een spiegelei, met groene jasmijnthee erbij. Victor bestelt een Spaanse omelet met pepermuntthee. Er hangen kunstwerken aan de muur, en met name die van Marilyn Monroe en Nelson Mandela vind ik prachtig!
Galway is een heerlijke plaats. Levendig, toeristisch, druk, gezellig. Lekkere wijn. We slenteren door de stad en drinken een biertje in een pub. Ik knoop een gesprek met mijn buurman aan en vraag hem hoe ik moet proosten in het Iers. Keine Ahnung, zegt hij, ich komme aus Deutschland. Proest, nou ja zeg. Pat, die inmiddels in zijn huis gearriveerd is, vertelt dat het ‘Sláinte’ is, oftewel gezondheid. Victor en ik genieten vooral van de muziek op straat, waar het gezellig druk is.
  Dinsdag 24 juli 2018
Een bezoek aan Ross Errilly Abbey levert de volgende sfeervolle beelden op:
De desolate sfeer binnen de abdij en de vele verlaten doorgangen, binnenplaatjes, kamers en bogen werken op me in. Het is stil, en de wolken werpen schaduwen in hoeken en nissen. Ik roep Victor en blijf aan zijn zijde. Straks verdwaal ik immers nog! V-man schudt lachend zijn hoofd en begeleidt me veilig terug naar de auto.
Het is een prachtige dag vandaag, behalve op eetgebied. We gaan lunchen in een resort langs de kant van de weg. Het café kan me geen geschikte maaltijd garanderen, maar in het restaurant moet dat zeker lukken. We beklimmen de trap en komen in een zeer chique hotel terecht. Het menu draagt dan ook een fiks prijskaartje. Soep dan maar, met zelfgemaakt brood. De ober gaat persoonlijk naar de keuken om te vragen of ik de soep kan eten en komt terug met de verheugende mededeling dat de soep absoluut lactosevrij is. We gaan zitten, en al snel krijg ik brood aangeboden. Met roomboter. Teruggestuurd, alleen brood please. Even later arriveert de soep, en het blijkt een overheerlijke pompoensoep te zijn. Ook het brood smaakt fantastisch, en ik vraag nieuwsgierig naar het recept. Nou, begint ze enthousiast te vertellen, we gebruiken geen gist maar karnemelk. Ik onderbreek haar. ‘Excuse me, did you say buttermilk?!’ En ja hoor. Ik trek bleek weg, grijp mijn tas en gooi er drie capsules in. Sjesusmina zeg. De schade blijkt mee te vallen en we kunnen zonder veel ongemak verder.
We rijden door het adembenemende en wonderschone landschap van Connemara, het mooiste tot nu toe. Fantastisch! Ik weet niet waar ik moet kijken en zuig alles als een spons in me op. Groen, groener, groenst. Heuvels en meren, witte wollige schapen met zwarte koppen. Man man man, wat is het hier mooi. We stoppen aan de kant van de weg en ik dwaal door het landschap in een groene cocon van Ierse schoonheid. ❤
Bijzonder mooi is het uitzicht vanuit de Doo Lough pas — helaas een schril contrast met de tragedie die in deze vallei plaatsvond tijdens de grote hongersnood in 1849. Honderden verzwakte en uitgehongerde mensen moesten zich wegens een fout van twee functionarissen van de Poor Law Union 19 kilometer ten zuiden van hun woonplaats Louisburgh melden om te verfiëren dat ze nog steeds voedselhulp nodig hadden. Ze liepen een groot deel van de nacht en de dag daarop in barre weersomstandigheden. Later werden de lichamen van zeven mensen, waaronder vrouwen en kinderen, op de weg tussen Delphi en Louisburgh ontdekt met uitzicht op de oevers van het Doolough-meer. Nog negen kwamen nooit meer thuis. De plaatselijke folklore beweert dat het totale aantal dat omkwam veel groter was. Heel triest.
Niet lang voor sluitingstijd komen we aan bij de Kylemore Abbey & Victorian Walled Garden bij Clifden, sinds 1920 thuisbasis van de benedictijnse nonnen. Het grote landgoed omvat een abdij met gerestaureerde kamers, een Victoriaanse ommuurde tuin met prachtig gerestaureerde tuingebouwen, een gotische kerk en wandelpaden die door de bossen en langs het meer leiden.
Om half zeven ‘s avonds komen we bij Heather’s Lodge aan. De ontvangst is enthousiast en de kamer is goed, met een prachtig uitzicht over het Connemara groen. We hebben een lekker ontbijt in het vooruitzicht (buffet en scrambled eggs with salmon).
Wat later lopen we naar het centrum van het dorp; 200 meter langs een smalle drukke weg zonder trottoir is altijd spannend. Regelmatig stappen we in de berm om de auo’s te laten passeren. Dan een zijpad in en in volle vaart bergaf naar een pub met live music.
Zoals gewoonlijk neem ik het menu door met de ober/barman, en mijn keus valt op kipfilet met frietjes en salade. Nog een keer nagevraagd of er geen boter wordt gebruikt, maar dat is niet het geval. Het gevogelte is sappig en lekker. Met argusogen bekijk ik het spul waarin het gebakken is. Olie, hoera. Na nog een paar happen proef ik echter roomboter. Voorzichtig snijd ik verder en ja hoor: de kipfilet is gevuld met kruidenboter. Teleurgesteld smijt ik mijn vork neer. Eten is hopeloos vandaag. De barman komt kijken en haalt de kokkin erbij. Helaas is er niks meer aan te doen, maar ze gaan vanavond nog de allerenenkaart aanpassen. Gelaten eet ik de Ierse ‘chips’ op en luister met veel plezier naar de live muziek. Een man van 82 op gitaar, een van 67 op de banjo en fluit, en later ook nog een knul van een jaar of 16 op de accordeon. Wat maken ze gave muziek!
Twee kleine meisjes gaan Riverdance-style dansen, en vlak voordat we weggaan springt een jonge vrouw op en doet ook spontaan mee. Haar blote voeten stampen op de grond, iedereen klapt en heeft de grootste lol. Een oude man staat ook enthousiast op, danst en zingt een nummer. Dit is Ierland. Dit is LEUK!
Helaas kan ik de filmpjes niet bewerken, anders had ik ze ingekort.
    Lees ook:
Impressie van Ierland – deel 1
de reisblog van mijn partner:  Volg mijn reis, Ierland 2018.
Impressies van #Ierland - deel 2 van mijn #reisverslag, met veel foto's van dit prachtige land. | #foto #fotografie #reizen Deel 2 van het reisverslag van onze vakantie in het wonderschone Ierland.
2 notes · View notes
duffrysch · 6 years ago
Text
Waar is het zilveren balletje van Sikke de Vries?
Door: @ Eddy de Vries. 
Gepubliceerd in ‘De Keatsfreon’ en de Harlinger Courant in 2015.
Wanneer komt het moment dat je je als kind gaat interesseren voor je familiegeschiedenis? Hoe oud zal ik toen zijn geweest? Ik weet het niet meer. Wat ik wel weet: Ik heb mijn opa en oma van vaders kant nooit gekend, mijn oma is al in de jaren ‘50 overleden en mijn opa stierf in 1969 toen ik nog maar één jaar oud was. Wat ik uit de verhalen over mijn opa wel weet, dat hij eens koning moet zijn geweest. Wat maakte dat mijn vader, mijn broer en mijzelf dan? Prinsen?  
De medaillekast van opa
Dat vraagt, vanzelfsprekend, om een uitleg. Helaas, of misschien wel gelukkig, vertelde mijn vader destijds dat er geen blauw bloed door onze aderen stroomt. Zijn vader moet echter een erg goede kaatser zijn geweest. Als hij een belangrijke wedstrijd won waarbij hij de beste van het team was, werd hij tot koning uitgeroepen.  Ik wist toen nog niet dat een wedstrijd eigenlijk een partij heette en een team een partuur.  Mijn vader haalde destijds een pakketje, ingepakt in een deken uit de slaapkamer en toen hij die deken weghaalde zag ik een klein bruin gelakt houten kastje met een glasplaat ervoor. In het kastje hingen enkele blinkende medailles en twee lepels. We haalden een voor een de gewonnen prijzen van de koperen haakjes en lazen de tekst op de achterkant. Achter op het medaillekastje zat een envelop geplakt met daarin een mooie oude zwart-wit foto van mijn opa. Daarop stond geschreven: S. de Vries. Won twee maal de P.C.  Eenmaal koning. 1915. Op zijn borst prijkten vijf medailles en om zijn nek hing een grote glimmende bal aan een lint. “Waarom hangt die bal niet in de medaillekast”, vroeg ik mijn vader. Het bleek om een zogenaamde wisselprijs te gaan en als herinnering aan die koningsprijs kreeg de winnaar een kleiner exemplaar overhandigd, ter grootte van een flinke knikker. Dat zilveren balletje zou voor altijd eigendom van mijn opa blijven. Maar waar die kleine zilveren bal was, wist mijn vader jammer genoeg niet. En tot op de dag van vandaag is het kleinood onvindbaar
Jong in Harlingen  
Sikke de Vries werd in Harlingen geboren op 1 november 1888, uit een geslacht van slepers en koperslagers. Zijn geboortehuis is nog te vinden in de Comediesteeg, een smal steegje aan de Lanen in het centrum van de stad.
Tumblr media
                      Geboortehuis van Sikke de Vries. Foto: Eddy de Vries 
 Sikke was de jongste van vier zonen. Of zijn vader en de drie broers kaatsten, is niet met zekerheid te zeggen. Wel is terug te vinden dat er een S. de Vries op 29 augustus in 1910 bij de senioren deelnam aan een kaatswedstrijd, ter ere van het 10-jarig bestaan van de Harlinger kaatsvereniging  Eendracht en toen de eerste prijs in de wacht sleepte. Diezelfde dag won Sikke de Vries de derde prijs in de jongste klasse.
Toen hij 11 jaar was overleed zijn moeder, waarna zijn vader (ook Sikke genaamd), een jaar later hertrouwde. Zijn broers Jouw en Simon, die ook koperslager waren, emigreerden samen naar Grand Rapids in de Verenigde Staten. Zijn broer Klaas vertrok eerst naar Gelsenkirchen in Duitsland maar ging al snel zijn broers achterna en ook hij vestigde zich in Grand Rapids. Sikke bleef bij zijn ouders in Harlingen wonen.
Sikke kaatst al op jonge leeftijd, en wint prijzen in Arum, Menaldum, Bolsward en Pingjum. Er wordt in zijn jeugd veel gekaatst in de havenstad. Zo rond de eeuwwisseling is er een redelijk grote kaatsgeneratie ontstaan die wordt onderverdeeld in drie groepen. De groep met de wat oudere jongens kaatst in Harlingen op de betere veldjes, net als de ‘eliteploeg’, mannen en jongens van goede komaf. De derde ploeg bestaat uit jongere kaatsers, waaronder Sikke de Vries. Zij hebben geen vaste plek om te hun sport te beoefenen. Soms spelen ze op een weiland en dan ziet men ze weer bezig op een strook grond aan de Havenweg. Zo nu en dan worden ze daar door de politie weggejaagd. In de zomer van 1903 ontdekken de jongens een mooi veldje achter de houtschuren aan de Bolswardervaart. Dit stukje gemeentegrond ligt niet aan de openbare weg, waardoor de politie hen niet stoort tijdens hun spel. De opzichter ‘der stadslanderijen’ denkt daar echter anders over en jaagt ze weg. Sikke gaat dan samen met een vriend naar de burgemeester. Van de Burgervader krijgen ze toestemming om op het veld achter de houtschuren te kaatsen. En daar ligt de basis voor het jongenskaatsen in Harlingen. In 1904 geven enkele jongens zich op voor een kaatspartij in Franeker. Ulbe Posthuma wordt daar koning en neemt als ‘vertegenwoordiger’ van een jonge generatie prijskaatsers de krans mee naar Harlingen. Op een zekere dag meldt zich een jongen bij deze groep met de vraag of hij mee mag doen. Hij wordt weer naar huis gestuurd met de opmerking: “Dou kanst ommes niet kaatse seun.” Later zou deze jongen de Bond en vijf keer de PC winnen. Die jongen was Ids Roukema.
 In het spoor van vader
Door de emigratie in 1906 van zijn twee broers naar Grand Rapids wordt van Sikke verwacht dat hij nu mee gaat draaien in de zaak. Hij is handig, sterk en kan nauwkeurig werken. Harlingen was een tijdlang Admiraliteitsstad geweest en dat had de inwoners geen windeieren gelegd, ook de familie de Vries niet. Het was hen als slepers en koperslagers altijd relatief goed gegaan. Maar tegen het eind van de 19e eeuw worden de omstandigheden zwaarder. Veel industrie, waar eerder goed aan werd verdiend, verdwijnt en het wordt steeds moeilijker om het hoofd boven water te houden. Door de agrarische crisis eind 1900, vertrekken veel boeren uit het omliggende gebied waardoor de vraag naar melkbussen en melkemmers bij de koperslagers afneemt. Ook de vraag naar ‘huishoud-koper' wordt minder omdat dat steeds meer machinaal wordt geproduceerd.
Gelukkig zijn er altijd nog de zomerinkomsten. Voor schoon regenwater zijn er goede dakgoten, regenpijpen en –tonnen nodig en aangezien de Harlingers daaraan zelf niet of nauwelijks onderhoud plegen, hebben Sikke en zijn vader daar in die periode een extra bron van inkomsten door. Nu Sikkes broers zijn geëmigreerd, is hij ook degene die wel eens de Hervormde Grote Kerk, of de vroegere Dom van Almenum moet beklimmen om het haantje van de toren te halen voor onderhoud. Als hij op een dag boven in de toren zit, kijkt hij naar beneden naar het klooster waar de jonge nonnetjes langs lopen en hij kan het niet laten iets te roepen. Een van de nonnen roept terug: “Pas maar op, protter (spreeuw), dat je er niet af valt”. Protter, het wordt zijn leven lang een bijnaam.
De eerste slagen in ‘it grutte spul’.
In 1906 doet Sikke de Vries voor de eerste keer mee op de PC. Hij kaatst met Goslinga uit Dronrijp en Hiemstra uit Sint Jacobiparochie. Ze sneuvelen in de tweede omloop. Het duurt dan nog wel even voordat zijn carrière echt los komt. In 1908 komen we de naam van Sikke tegen bij een Kermispartij in Harlingen. Hij kaatst daar samen met de Harlinger broers Ulbe en Bouke Posthuma in, zoals men dat toen noemde, een ‘vrije partuurformering’. En dat gaat aardig naar wens. Er doen 17 parturen mee en ze dringen door tot de finale, waar ze de ‘oude’ Jan Reitsma, Minze de Vries en Klaes Terpstra tegenkomen maar ze kunnen het nog niet bolwerken tegen deze gerenommeerde tegenstanders. Het zal die dag wel laat zijn geworden want er wordt een extra tram ingezet die ‘s avonds nog naar Witmarsum rijdt.
De tijd is aangebroken dat de Harlingers van Kaatsvereniging Eendracht beter worden in het spel en meerdere malen thuis komen met een eerste of een tweede prijs. Sikke doet lang  niet aan alle wedstrijden mee omdat hij natuurlijk ook om ‘de zaak’ moet denken. Daar waar mogelijk, gaat hij kaatsen en op zulke dagen runt vader de koperslagerij aan de Lanen.
Tumblr media
Sikke de Vries omstreeks 1912. Foto: Eddy de Vries
Een sterke linkerarm
Ook een andere Harlinger, Ids Roukema ontwikkelt zich prima. Roukema en Sikke de Vries zijn goede kaatsmaten, maar niet echt bevriend, daarvoor liggen de karakters te ver uit elkaar. Sikke is een bedaarde man met een goed gevoel voor humor en hij is als koperslager gewend minutieus werk te leveren. Roukema is visverkoper, en meer een ‘rûchhouwer’ Hij is niet op zijn mondje gevallen en soms roert hij zich dan ook flink in het veld. Meestal heeft hij met zijn kwinkslagen het publiek op zijn hand maar zijn gevloek wordt niet altijd gewaardeerd. Maar de mannen hebben respect voor elkaars kaatskwaliteiten en hun carrières lopen redelijk parallel.  
Ondertussen is van Sikke de Vries tot 1912 in de uitslagen op het hoogste niveau eigenlijk niet veel te bespeuren. Maar zijn spel wordt gaandeweg beter en zo links en rechts wint hij eens een prijsje. Men krijgt meer en meer respect voor zijn prestaties en zo treedt hij toe tot de groep die Harlingen als kaatsstad op de kaart weet te zetten. Als voorinse ontwikkelt zich tot een van de besten van zijn tijd. Zo wint hij eens de prijs voor de meeste bovenslagen in één partij, maar liefst 13 keer weet hij de boven te passeren. Met zijn krachtige linkerarm wint hij in Dokkum eens de prijs voor de verste slag en voor zo’n zelfde prestatie ontvangt hij in 1910 in Den Haag een zilveren beker.
In juni 1912 wint hij in Dongjum met Sytse Vijver en Nanning Staalstra, beide uit Franeker,  de tweede prijs. Een maand later wint hij in Harlingen bij KV. Eendracht, samen met Sj. Dijkstra uit Tzummarum en I. Aukema uit Franeker de eerste priis die bestaat uit ƒ60,-- en drie vergulde zilveren medailles. De medailles worden aangeboden door de directie van de  N. V. Albino-Maatschappij uit Groningen, een onderneming die handelt in koloniale waren, koffie en thee.  Van de finale verschijnt in de Leeuwarder Courant van 12 juli een bijna compleet en in ieder geval spannend wedstrijdverslag. Opvallend is hierbij dat er twee keer een pauze wordt ingelast en Sikke in de eerste pauze ‘wat’ bier haalt. Tegen alle verwachtingen in verslaan ze het partuur van  de Harlinger Jan de Windt. Tjeerd Wieberens Kooistra van Dokkum en Hendrik  van Haitsma uit Franeker. Sikke wordt in zijn eigen stad tot koning uitgeroepen.
Eerste winst van een Harlinger op de PC
Die winst in Harlingen wordt de opmaat voor de PC van dat jaar. Sikke heeft tot dan toe twee eerste prijzen, twee tweede prijzen en een derde prijs behaald. Hij heeft voor de belangrijkste partij van het jaar een partuur gevormd met de student, en latere dominee, Rinse Brink uit Oosterlittens als opslager en Sijbolt Tigchelaar uit Dronrijp als achterinse en voor minst opslager. Ze kaatsen die dag zeer goed en komen in de finale Jan Reitsma van Pingjum, Catrinus Werkhoven en Rein Zaagemans tegen, beide inwoners van Witmarsum. De verwachting is dat het laatstgenoemde partuur -  het koningspartuur in die tijd - wel zal winnen. Hoe anders zal dit uitpakken. ‘Brink sloeg aan de opslag uitmuntend op, terwijl in het perk Tigchelaar en de Vries verbazend op dreef waren’, schrijft de Leeuwarder Courant een dag later. Toen ‘Jonge Jan’ wat begon te ‘knoffelen’ aan de opslag, nam Catrinus de bal voor ‘best’ over en ook in het perk ruilde men van positie, Zaagemans kwam voorin. Het mocht niet baten en ieder nam weer zijn eigen plaats in. Het zou niet meer goed komen. Zonder ook maar één eerst te behalen winnen de Vries, Brink en Tigchelaar. Ze gaan naar huis met twaalf gouden Willems, uitgeloofd door de commissie, en drie zilveren erekruisen, uitgeloofd door mr. P. A. V. baron van Harinxma thoe Slooten, Commissaris der Koningin in Friesland. Tigchelaar wordt tot koning van de partij uitgeroepen. Maar een historisch feit heeft zich voorgedaan, een Harlinger wint voor het eerst de PC. Sikke sloot er niet alleen fraai sportief kaatsjaar mee af, ook financieel was het een mooi ‘ynstruierke’. Naast de prijzen die in natura werden uitbetaald, verdiende hij dat jaar met zijn prestaties ƒ 85,--
Op de PC van 1913 vormt hij een partuur met Otte Postma van Makkum als opslager en wederom met Sijbolt Tigchelaar als achterinse. Ze komen niet verder dan de tweede lijst. Op de Bond vertegenwoordigt hij dat jaar met Ids Roukema en Ulbe Posthuma de kleuren van KV Eendracht, nadat ze zich bij de voorwedstrijd in Tzummarum hadden geplaatst voor de eindstrijd. Ze behalen  op de Bond de derde prijs.
In Dronrijp, wint hij samen met F. Veenstra en D. Goslinga van Dronrijp de tweede prijs. Op de Odehovedag in Leeuwarden wint dit partuur nog wel ƒ 15,- met een derde prijs maar de LC  schrijft een dag later dat Sikke slecht op dreef was.
 Oorlog
In 1914 breekt de eerste wereldoorlog uit. Nederland blijft neutraal maar Sikke wordt wel gemobiliseerd. Hij is gelegerd in Den Helder op** het fort Batterij Kaaphoofd en dient bij het **regiment Jagers. Bij het begin van de mobilisatie liggen er zeemijnen opgeslagen in de drie nog aanwezige loodsen op het fort. De inkwartiering vindt plaats in tenten, fortificaties, kazernes, schepen en in scholen. De voornaamste taak van het leger is: “Strenge handhaving van de neutraliteit”. Een aanval op Den Helder wordt niet uitgesloten.
Tumblr media
Sikke de Vries als gemobiliseerd militair. Foto: Eddy de Vries
Na de val van Antwerpen in 1914 vluchten veel Belgen naar Nederland, waar ze opgevangen worden in interneringskampen in Sondel (Gaasterland), Harderwijk en Zeist. Onder deze vluchtelingen bevinden zich veel goede kaatsers, zoals George Herphelin, Emile Hoyois en August van Lierde. De NKB levert hen Friese kaatsballen en zo bekwamen de Belgen zich in de Friese sport. In 1910 en 1913 doen er al Belgen mee aan de PC. In het begin leggen ze het nog wel af tegen de Friezen omdat hun opslag nog niet sterk genoeg is maar de mannen trainen veel en op een zeker moment is August van Lierde zelfs zowel rechts- als linkshandig. Van Lierde en zijn maten oefenen zelfs in de winter als er sneeuw ligt. Ze hebben daar ook alle tijd voor want het is hen verboden in Nederland deel te nemen aan het arbeidsproces. Opmerkelijk is dat van Lierde Fries heeft leren spreken om zo beter met de mensen in Friesland te kunnen communiceren.
 In dat eerste oorlogsjaar wint Sikke de Vries slechts twee prijzen; een derde en een vierde. Voor het daarop volgende jaar heeft hij zijn doelen hoger gesteld. In 1915 behaalt hij twee keer een eerste prijs, vijf keer de premie en één keer de kleine premie. Op 14 juli gaat in datzelfde jaar de kermis in Harlingen niet door. De reden hiervan is niet bekend maar het stadsbestuur zal het niet erg gevonden hebben want er wordt in Harlingen namelijk behoorlijk wat gedronken, met alle vervelende gevolgen van dien. Per hoofd per jaar wordt er landelijk ƒ 7,83 aan alcohol besteed maar in Harlingen ligt dat beduidend hoger, namelijk ƒ 13,48. Het kaatsen gaat echter wel door, aangezien het bestuur van KV Eendracht op het standpunt staat ‘dat kaatsen niet op één lijn gesteld mag worden met openbare vermakelijkheden. En omdat er behoefte gevoeld wordt aan gezonde lichaamsbeweging en daarmee bovendien het schoonheidsgevoel tot uiting komt’. Dat het goed gaat met de kaatsvereniging Eendracht blijkt uit hetzelfde artikel van de Harlinger Courant: “Bovendien is er een gebouw verrezen op het kaatsland. Een bergplaats voor materialen, gebouwd door de heer Westra en onder toezicht van de heer Krijtenburg. Het is een gebouw van 10.4 m. bij 4.40 m. en bestaat uit een pakhuis met bovenverdieping. De vloer is van beton en een regenbak met water voorziet in de behoefte van wasgelegenheid voor de kaatsers. Er is een kleedkamer met opbergkast en een nieuw gebouwde toiletinrichting. Het Eendracht bestuur roept op ‘aan den Heeren Patroons’ , hun personeel die woensdagmiddag de 14e vrijaf te geven, aangezien dit volgens hen het ‘welslagen van de wedstrijd zal bevorderen’.
Koning op de PC
Vanaf nu is Sikke al in de ban van de naderende PC maar er moet eerst nog in Harlingen gekaatst worden. Hij loot partuur vier, samen met Anne Smidts en Sijbolt Tigchelaar. In de finale komen ze partuur acht tegen dat bestaat uit R. Brink, H. Planting en Ids Roukema. De Harlinger Courant vermeldt dat Ids ‘zich verstandig toont, door niet meer op het publiek te werken maar de ballen daar te brengen waar hem dit voordelig is’. In de spannende finale worden de eersten om en om verkaatst. Het publiek raakt geheel in vervoering en het is daarbij ook nog eens prachtig weer. In het laatste spel komt het partuur van Sikke achter met 6-0. Men loopt in en Sikke slaat boven waardoor het 5-5 en 6-6 wordt: ‘Alles aan de hang’. Het publiek trilt van emotie. Partuur nummer 8 wint uiteindelijk door een zitbal van Ids Roukema die ook tot koning van de partij wordt uitgeroepen.. De eerste prijs levert ƒ 60,- op en de tweede ƒ 30,-. Dit was voor Roukema in alle opzichten een ‘boppeslach’. Ids was n.l. gemobiliseerd (in Chaam, Noord-Brabant) maar had met veel moeite toestemming van de commandant gekregen om die dag in Harlingen te kunnen kaatsen.
Op maandag 19 juli kaatst Sikke de Vries met Otte Postma uit Makkum en Bouke Tolsma, afkomstig van Arum. Ze winnen de derde prijs, die goed is voor ƒ 6,-. Dan is het op 4 augustus 1915 eindelijk zover, de PC!  Nadat het de dagen daarvoor behoorlijk slecht weer is geweest met veel regen, is het deze ‘Fiifde Woansdei’ prachtig weer. Om 09.00 uur begint het kaatsen in vier perken, twee op het hoofd- en twee op het bijveld.
Sikke kaatst met de Franekers Hendrik van Haitsma en Jacobus Jellema in partuur nummer 12. Van Haitsma en Jellema hebben Sikke gevraagd met hen een partuur te vormen. Ze zijn onder de indruk van wat ze van hem hebben gezien. In de eerste omloop verslaan ze het partuur van Klaas Pollema, Sietze van der Meulen en Jacobus Osinga. Het verliezende partuur krijgt slechts één eerst. In de tweede omloop volgt ‘een vrij saaie wedstrijd,’ aldus het krantenverslag. Jacobus Jellema slaat goed op, en bovenslagen van Van Haitsma en De Vries bezorgen hen de winst. Dit ten koste van het partuur van J. Jellema en G. en J. Hiemstra beiden uit Menaldum. Ter afwisseling krijgt het publiek daarna van gymnastiekvereniging Olympia een atletiek- en turndemonstratie te zien. Deze duurt van kwart over drie tot half 5.  
In de derde omloop winnen Sikke en zijn maten van het geduchte partuur van Anne Smidts uit Franeker, Gerben Hoitsma uit Berlikum en zijn Harlinger kaatsmaat Ids Roukema. Er wordt in deze partij uitstekend gekaatst waarbij volgens de Leeuwarder Courant: ‘Sikke puik werk levert’. In de finale komt het succesvolle drietal tegenover een compleet Franeker partuur te staan, bestaande uit Tjalling Strikwerda, Nanning Staalstra en Machiel Miedema. Het is mooie sport wat de mannen laten zien, en de ongeveer 3500 bezoekers kunnen vaak applaudisseren. Met afwisselend geluk wordt er gekaatst tot twee spellen gelijk maar dan lijkt de vermoeidheid Staalstra c.s.  na een zware dag parten te gaan spelen. Ze drijven de ballen minder ver, terwijl de tegenstander geen vermoeidheid schijnt te kennen. Ze winnen en de tegenstander komt niet verder dan de eerder genoemde twee spellen. Sikke de Vries heeft nu voor de tweede maal de PC gewonnen en deze keer wordt hij beloond met de zo felbegeerde koningstitel. De prijs bestaat wederom uit drie zilveren erekruisen en twaalf Gouden Willems. De Vries krijgt de koningsbal een jaar in zijn bezit. Later vertelt hij dat hij bij terugkomst in Harlingen door honderden mensen werd onthaald. En onderweg naar huis plukten zóveel mensen aan zijn krans, dat deze bij thuiskomst al bijna kaal was.
Een vervelend gerucht
Een tijdje later komt er een naar gerucht op gang, iets dat Sikke veel pijn doet. Het verhaal gaat dat vlak voor de finale, PC-voorzitter Koopmans, Jacobus Jellema iets toefluisterde. Sikke zou dit hebben gezien en aan zijn maat hebben gevraagd wat de voorzitter zei. Jellema vertelt dat de voorzitter hem heeft gezegd dat hij koning zal worden als ze winnen. Sikke zou hem een ‘weintsjil’ hebben geboden voor het koningschap. Of dit verhaal waar is, valt te betwijfelen. De PC-Commissie had namelijk al in 1913 een aparte koningscommissie ingesteld, waardoor niet langer de kaatsers onderling bepaalden wie van hen koning zou worden. We mogen er dus vanuit gaan dat Sikke de Vries door de keuze van die commissie tot koning is uitgeroepen.
Tumblr media
Sikke de Vries met de PC koningsbal, 1915. Foto: kaatsmuseum
Bondsprijzen en overig eremetaal
Maar het seizoen zit er nog niet op.  Op 15 augustus kaatst Sikke in Berlikum. Ondanks sterk opslaan van Anne Smidts, behaalt het partuur waar ook J. Plantinga deel van uitmaakt, slechts één eerst. Op 22 augustus schrijft Eendracht wederom haar jaarlijkse wedstrijd uit. Sikke vormt met o.a. Ids Roukema een partuur, maar op het moment dat ze  het vijfde eerst binnenhalen, komt Ids zwaar ten val en trekt zich terug. Uiteindelijk wint Sikke samen met D. de Wit Jr. en D. de Groot toch de eerste prijs en gaat hij met drie zilveren lepels naar huis..
Op 5 april in 1916 houdt KV. Eendracht een historische bestuursvergadering. De administratie is op orde en penningmeester van der Meulen wordt bedankt voor zijn’ accuraat werk’. Tijdens de vergadering moet er een beslissing genomen worden over de samenstelling van het Bondspartuur. Het wordt achteraf gezien een historisch besluit. Harlingen zal uitkomen met Ulbe Posthuma, Sikke de Vries en Ids Roukema.  Hetzelfde partuur kwam in 1913 op de Bond al eens met de bronzen medailles thuis. Op 2 juni kaatst Sikke in Dokkum met Wybren Kooistra en J. Rozema. Sikke is in vorm en door zijn uitstekende spel winnen ze en neemt hij ook nog de medaille mee naar huis voor de verste bovenslag.
Tien dagen later wordt de Bond van 1916 verkaatst. Het is de tweede keer dat de partij in Harlingen wordt gehouden en er hebben zich 35 parturen aangemeld. Er wordt begonnen in vijf perken en er zijn ongeveer 1200 betalende bezoekers. Het is zeer slecht weer, harde windvlagen en stromende regen hebben die dag de overhand. Het Harlinger partuur heeft concurrent Pingjum al verslagen maar als er nog zeven parturen over zijn wordt besloten de partij wegens het slechte weer te staken. Dit tot groot ongenoegen van een aantal toeschouwers. Het tramstation raakt later overvol met vertrekkende bezoekers die zelfs over de hekken klimmen om in de volle trams een plekje te veroveren. Aangeschoten jongeren veroorzaken een vechtpartij waarbij een jongeman uit de tram wordt gesleurd en tot bloedens toe wordt geslagen.  
Zes dagen later wordt de partij uitgekaatst en Harlingen komt in de finale tegenover Sneek te staan. Daar hadden Sikke, Ids en Ulbe geen moeite mee, getuige de eindstand: 5-1 6-2. ’s Avonds is de prijsuitreiking in schouwburg de Harmonie te Harlingen. De eerste prijs bestaat uit een zilveren medaille en natuurlijk de Pim Mulierbal. Voorzitter IJntema is apetrots op zijn jongens. Hij zegt dat de Friezen nu nooit meer mogen zeggen dat Harlingen buiten Friesland ligt. De ‘drie stoere jonge mannen, alle waschechte Harlingers, er is geen geïmporteerde bij’, krijgen uit handen van de voorzitter een barometer uitgereikt.  
Tumblr media
V.l.n.r.: Ulbe Posthuma, Sikke de Vries en Ids Roukema. Winnaars Bondspartij 1916. Foto: Kaatsmuseum
Op 2 juli gaan dezelfde mannen naar Huizum voor een wedstrijd tussen Belgen en Friezen. Ze winnen daar de derde prijs, een bedrag van ƒ 15,- en Sikke mag weer eens de medaille voor de verste bovenslag in ontvangst nemen. Op 24 juli wint hij met Jan Reitsma en de Belg C. Hendrixs (die in Harderwijk geïnterneerd is) nog een tweede prijs, goed voor een bedrag van ƒ 15,-  
Geen succes voor Sikke op de PC van 1916, die met hetzelfde partuur als het jaar daarvoor aan de strijd deelneemt. Ze hadden gehoopt de krachttoer van vorig jaar te kunnen herhalen maar in de finale verliezen ze van Rinze Brink, de Belg August van Lierde en Ids Roukema. Rinze Brink van Oosterlittens wordt koning. Een van de weinige successen van  dat seizoen zal Sikke behalen op een uitnodigingspartij in Makkum. Hij komt daar in actie met Jetze Seekles en Jan Heeg en de eerste prijs gaat mee naar Harlingen. In 1917 gaan Ids Roukema, Ulbe Posthuma en Sikke weer als partuur naar de Bond in Witmarsum. Ze moeten nu genoegen nemen met slechts een derde prijs. Op 15 en 16 augustus van dat jaar maakt Sikke deel uit van een ploeg Friese kaatsers die spelen tegen Belgen, gelegerd in de interneringskampen in Harderwijk en Zeist. Op 15 augustus winnen Jan Reitsma, J. de Windt en N. Staalstra. Een dag later in Zeist nemen de Belgen, Neuray, Paternoster en Urbain revanche.
Tumblr media
15 augustus-Harderwijk. Staand, derde van links, Sikke de Vries. Foto: Kaatsmuseum
Einde van een kaatscarrière
We komen Sikke de Vries na 1916 nog maar weinig tegen in de uitslagen en het duurt tot 1919 voordat hij weer vermeld wordt. Op de bond kaatst hij met Ids Roukema en A. van der Veen maar ze komen niet verder dan de zesde prijs. In juni van dat jaar kaatst hij in Witmarsum met Roukema en de Jong, beiden uit Wijnaldum. Hij slaat maar liefst zeven keer boven in één partij, en neemt daarvoor een zilveren medaille mee naar huis. In dezelfde maand kaatst hij in St. Jacobiparochie. Het Algemeen Handelsblad meldt echter: “S. de Vries, bekend om zijn uitslagcapaciteiten, kon er ditmaal echter niet in komen”. In augustus wint hij dan nog een premie  van ƒ 15,- met de gebroeders Ids en Siebren Roukema. Het lijkt gedaan met de carrière van ‘de protter’. In 1920 wint hij nog een kleine premie, en in 1921 nog een eerste prijs en weer een kleine premie. In datzelfde jaar slaat echter het sportieve noodlot toe. Hij ‘verslaat zijn schouder’ en met kaatsen op het hoogste niveau is het dan afgelopen.  
 Op 7 juli 1921 trouwt Sikke met Catharina Geertruida ten Brug, dochter van een schoenmaker. Het kaatsen raakt wat op de achtergrond en hij richt zich meer op thuis en zijn werk.  Door zijn vakmanschap en zijn bekendheid als kaatser heeft hij nog behoorlijk klandizie. Maar dat zal, naarmate de jaren verstrijken, minder worden. In augustus 1922 bevalt Catharina van een zoontje. Zij noemen deze nieuwe ‘ouwe seun’, natuurlijk Sikke. Tot hun groot verdriet zal dit jongetje niet oud worden, hij overlijdt twee maanden later. Op 23 oktober 1923 wordt een dochtertje geboren, Ruurdje.
Sikke bezoekt nog wel kaatswedstrijden en de sympathieke Harlinger is daar een graag geziene gast. Het doet hem wel pijn dat hij niet meer mee kan doen. Soms wordt hem gevraagd of hij bij een partij als keurmeester of scheidsrechter wil fungeren en als groot liefhebber van het spel slaat hij dat niet af. Met de koperslagerij wil het niet meer zo vlotten. In 1926 heeft hij de zaak nog wel maar nu hij ook de verantwoordelijkheid draagt voor een gezin, zullen er toch inkomsten moeten komen. Het is moeilijk om het hoofd boven water te houden en twee jaar later werkt Sikke zodoende bij Krols autogarage en rijwielhandel, die twee huizen verderop aan de Lanen zit.
 Naar ‘It lân fan dream en winsken’
Op 8 juli 1929 gaat Sikke aan de slag bij de Rotterdamse Machinefabriek Braat, als ‘klinker op montage’. In deze zomer ondervinden veel bedrijven in de Verenigde Staten dat de markt verzadigd is en ze verminderen daarom hun productie. De eerste ontslagen vallen, bestedingen lopen terug en andere bedrijven komen op hun beurt in de problemen of gaan failliet. De koersen vlakken steeds verder af, wat uiteindelijk in oktober leidt tot een wereldwijde beurscrisis. De gevolgen hiervan laten ook Nederland niet onberoerd. Sikke, die nog maar een paar maanden in Rotterdam werkzaam is, ziet zijn dienstverband op 1 november helaas eindigen. Zijn loon bedraagt 55 cent per uur.
 Het contact met de twee broers in Amerika is altijd goed gebleven, en zijn broer Simon heeft hem uitgenodigd over te komen om het geluk daar te gaan zoeken. Eind dat jaar vertrekt het gezin, met het schip de ‘Nieuw Amsterdam’ varen ze van Rotterdam  naar Ellis Island, bij New York, waar ze op 1 januari 1930 aankomen. Na de medische keuring reizen ze door naar Grand Rapids. Sikke en zijn dochter Ruurdje laten dan hun naam ‘veramerikaniseren’. Sikke wordt Sidney en Ruurdje wordt Ruth. Catharina laat haar naam zoals die is, de Amerikanen hebben geen probleem met de uitspraak ervan. Het leven is goed voor het gezin De Vries in de Verenigde Staten. Zijn broer Simon heeft voor hem een baan kunnen vinden bij een bank in Chicago. Niet als bankier maar met zijn technische vaardigheden wordt hij daar manusje van alles. Hij kan zò goed opschieten met de directeur van deze bank, dat deze hem gratis onderdak biedt. Het gezin woont een tijdlang in het souterrain. Door de opkomst van de elektriciteit is er al snel geen plaats meer voor Sikke bij de bank. Het gezin betrekt een huis in Grand Rapids, aan La Grave 222, een lange straat waar veel immigrantenfamilies wonen. Veel Friezen kennen Sikke van het kaatsen. Op straat en in de gezinnen wordt zodoende nog veel Fries gesproken.
Tumblr media
Tweede van links, Sikke de Vries. Het kleine meisje is Ruurdje, uiterst rechts achteraan staat Catharina. Foto: Eddy de Vries
Langzaam maar zeker wordt Sikke weer enthousiast voor het kaatsen, zijn schouder ‘houdt’ het maar of er nog vele en verre bovenslagen zullen vallen zoals tijdens zijn ‘Friese carriere’, valt te betwijfelen.  Er is een kaatsvereniging in Grand Rapids, waarschijnlijk de eerste van Amerika en deze bestaat al sinds 1887 onder de naam: ‘Fryske Nocht’. De Amerikanen noemen het kaatsen: ‘Cairmblixam’. Het ‘kear em, bliksem!’ valt hierin te herkennen. Jaarlijks is er een ‘velddag’ met kaatspartij, waarbij drie clubs om de eer strijden. Er zit een kaatsclub een paar kilometer verderop in het stadje Holland en ook Chicago heeft een kaatsvereniging. Naast het kaatsen wordt er ook toneel gespeeld en gezongen. Er komen 400 Friezen kijken op die dag in 1930 en pas tegen middernacht keren de bezoekers huiswaarts. Het was toen 10 jaar geleden dat de naam van Sikke de Vries weer eens op een uitslagenlijst vermeld stond. Hij wint, samen met Joe Stoker en Roelof Blesma en Stoker wordt die dag koning van de partij.
Op Labor Day 1931, de feestdag voor de werkman in Amerika, organiseert ‘Friso’ van Grand Rapids de jaarlijkse velddag, waarbij de Friese verenigingen van Chicago en Holland uitgenodigd zijn. Maandagochtend om tien uur moet iedereen aanwezig zijn op de ‘Rifle Ranch’. Het is erg warm, schrijft Sikke aan de Harlinger Courant in dat jaar.  Ze kaatsen bij zo’n 33 graden, waardoor hij erg verbrandt. “Twee dagen later kon ik de lappen vel van mijn lichaam trekken”, aldus de  kaatser. Grand Rapids wint dat jaar voor de tweede opeenvolgende keer de prijs. Hij kaatst samen met Johannes Brandsma uit Makkum en J. Wip uit Dokkum. Enthousiast schrijft Sikke in een lange brief naar de Harlinger Courant: “Ik heb nog eens ouderwets gekaatst en tot mijn blijdschap werd ik ook koning van de partij”. Brandsma wordt kort na deze partij echter terug naar Nederland gestuurd omdat hij onder een valse naam de Verenigde Staten was binnengekomen.
Tumblr media
Sikke de Vries in Grand Rapids met de gewonnen bal om zijn nek. Links Johannes Brandsma, oorspronkelijk van Makkum en rechts J. Wip, oorspronkelijk uit Dokkum. Op de voorgrond Sikkes dochter Ruurdje. Foto: Kaatsmuseum
 Verder schrijft hij in dezelfde brief over de omstandigheden in de VS. Het is de periode waarin Al Capone zijn  hoofdkwartier in Chicago heeft en berovingen en plunderingen zijn aan de orde van de dag, met name olie- (of benzine)-stations. De economie verslechtert snel, er zijn fabrieken waar eerst 1200 mannen 6 dagen per week werken maar waar nu nog voor slechts 50 man werk in drie dagen is. Het eten gaat op de bon maar het leven is niet zo heel duur. Veel mensen hebben hun huis op afbetaling gekocht, maar kunnen daar niet meer aan voldoen waardoor hun huis door de bank in beslag wordt genomen. Ook schrijft Sikke een verbazingwekkend stuk over de positie van de vrouw in die tijd, ze hebben het voor het zeggen. Het blijkt geen zeldzaamheid te zijn dat vrouwen drie keer trouwen, nu de man niet veel meer verdient. Ze vraagt een echtscheiding aan en trouwt de volgende week met een man die meer geld te besteden heeft.
Sikke en zijn vrouw vechten om de Harlinger Courant als die op vrijdagochtend bezorgd wordt. Hij schrijft aan de krant: “Ik verslind al gauw de sport en mijn vrouw de burgerlijke stand” Voor wat betreft de prestaties van de kaatsers van KV. Eendracht zegt hij: “ik ben er trotsch op, dat ze de voetsporen drukken van U. Posthuma, Ids Roukema en dan mijn persoontje, want wij waren de eersten die de eereteekenen aan het vaandel brachten”.  
 Enkele reis Harlingen
Hij besluit zijn brief met de opmerking dat hij binnenkort nog wel eens zal schrijven. Hij vreest namelijk dat de toestand in het land nog verder zal verslechteren en zijn vrees blijkt gegrond. Ondertussen kaatst hij en wint nog wel eens een prijsje maar de terugkeer naar Nederland lijkt aanstaande. Zijn dochter Ruurdje, mijn tante dus, vertelde me later wel eens dat er zulke grote kieren tussen de planken van hun huis zaten dat wanneer het regende, het binnen net zo nat werd als buiten. Midden 1934 vertrekken ze naar Nederland en gaan weer wonen in Harlingen. Ze vinden een bovenwoning aan de Heiligeweg 13a. Er komt een tweede kindje, een jongetje. Naam: Sikke de Vries.  
 Sikke blijft sporten, iets wat hij tot aan zijn 79ste zal blijven doen. Naast het kaatsen is hij ’s winters een verwoed schaatser. Hij wordt gevraagd om keurmeester te worden op de zijn zo geliefde PC. Dat kan hij natuurlijk niet weigeren. Hij zal zich niet meer bezighouden met de koperslagerij, maar wordt los werkman. Bij KV. Eendracht kaatst hij inmiddels bij de senioren en neemt in  1935 een zit in het bestuur. In 1938 wordt hij samen met zijn oud-kaatsmaat Ulbe Posthuma terreincommissaris. Op 3 november 1939 stopt hij met het bestuurswerk.
 De tweede wereldoorlog nadert. Die oorlog zal Harlingen hard raken en ook het gezin De Vries. De familie in Amerika stuurt in het begin nog wel eens een pakket maar dit wordt al gauw door de Duitsers verboden. In 1941 zit KV. Eendracht met een probleem. De grasmat wordt grotendeels omgeploegd voor het leggen van de fundamenten voor een Duits soldatenkamp. In de oorlogsjaren kaatst Eendracht aan de Vierkantsdijk. Sikke ziet dan een lange, ietwat slungelachtige jongen  die in zijn ogen wel wat kan. Hij geeft hem wel eens een tactische aanwijzing. Of het door deze aanwijzingen is gekomen, is natuurlijk niet te bewijzen. Maar wel dat die slungelachtige jongen met de naam Hotze Schuil een groot kaatser is geworden.
 In 1943 wordt Sikke, die dan 54 jaar is, veroordeeld tot een boete van ƒ 50,-.  Hij had namelijk gezien dat twee mannen uit een pakhuis een zak tarwe hadden gestolen. Van die tarwe kreeg hij 10 kilo, als hij zijn mond zou houden. Het kwam echter uit. Het gezin De Vries krijgt te weinig te eten en aan het eind van de oorlog is de zoon van Sikke ondervoed. Vlak na de oorlog gaat Sikke jr. dan ook  naar Engeland om aan te sterken. Zijn zuster Ruurdje vertrekt naar Londen en werkt daar een aantal jaren voor Philips.
Oude liefde roest niet
Zo rond 1950 kaatst Sikke nog steeds. Zijn zoon, die dan ongeveer 15 jaar is, kan ook goed overweg met het kleine balletje maar voor hem is niet zo’n grote carrière weggelegd als voor zijn vader. Samen kaatsen ze wel eens op de dan nog autoluwe Heiligeweg, terwijl Catharina uit het raam toekijkt en haar zoon aanmoedigt. Zoon Sikke gaat naar de Ambachtsschool en wordt machinebankwerker.
Tumblr media
 Het gezin de Vries voor hun huis aan de Heiligeweg in Harlingen. V.l.n.r.: Catharina, Sikke sr., Sikke jr. en Ruurdje. Foto: Eddy de Vries
 De laatste wapenfeiten van Sikke op het Friese gras komen we tegen in september 1950 en 1954.
In 1950 doet hij in Berlikum met A. Wieling en R. IJetsinga mee aan een partij voor oud-kaatsers. Ze sneuvelen in de eerste omloop met een volle telegraaf. In 1954 doet hij weer mee aan de partij in Berlikum, nu met R. IJetsinga en R. Werkhoven. Het is die dag ontzettend slecht weer, waardoor deze partij niet uitgekaatst kan worden. Door loting wordt de winnaar van de partij bepaald. Het lot valt gunstig uit voor Klaas Kuiken, Jacobus Jellema en Klaas de Jager, waarbij Kuiken tot koning wordt uitgeroepen.
In 1950 wordt het straatkaatsen in ere hersteld en de eerste editie van het Lanenkaatsen is zodoende een feit. Het initiatief komt van de familie van der Gaast, eigenaren van sigarenmagazijn ‘t Hoekje, Op het snijpunt van de Lanen en Ossenmarkt werd door de jeugd  al voor de eerste wereldoorlog veel gekaatst. Aangemoedigd door de omwonenden die dan een paar centen of iets anders beschikbaar stelden en niet gehinderd door druk verkeer, was het kaatsen daar een vaak voorkomend straatbeeld. De familie Pais, die een groentezaak op de Kleine Breedeplaats heeft, loofde vaak kokosnoten of pinda’s als prijsjes uit. Sikke zal drie keer meedoen aan het Lanenkaatsen en in 1951 wint de ‘oude protter’ de eerste prijs in de oudste leeftijdsklasse.
 Nog één keer in het kaatslicht
In 1953 overlijdt zijn zo geliefde Catharina. Hij blijft alleen achter met zijn zoon Sikke, die nog thuis woont en dochter Ruurdje. Ruurdje is getrouwd en woont nu aan de Zuiderhaven. Omdat haar man Jaap vaart en dus veel van huis is, doet Ruurdje grotendeels het huishouden en kookt voor haar vader en broerke. Sikke gaat nog wel vaak naar het kaatsen, bij Eendracht ontbreekt hij bijna nooit en jaarlijks is hij nog keurmeester op de PC. Tot 1965, hij is dan 77 jaar. De ogen worden minder en hij kan het snelle spel niet goed meer volgen. Op de PC van dat jaar worden hij, Jacobus Jellema en Hendrik van Haitsma, de winnaars van 50 jaar geleden, in het zonnetje gezet. Voorzitter Mr. Klaas Bijlsma bedankt Sikke voor de 50 jaren dat hij keurmeester is geweest. Bijlsma staat bekend om zijn ‘oratorische talenten’, en vergelijkt Sikke de Vries met de Romeinse keizer Gajus Julius Ceasar Augustus. “Sikke syn ryk hat it fyftich jier úthâlden, dat fan Gajus Julius mar 48”, aldus de voorzitter.
Tumblr media
De winnaars van de PC uit 1915 bijeen op de PC van 1965. V.l.n.r.; Hendrik van Haitsma, Sikke de Vries en Jacobus Jellema. Foto: Eddy de Vries
 De laatste jaren van zijn leven kuiert Sikke graag door Harlingen samen met Robbie, zijn trouwe witte keeshond. De twee zijn onafscheidelijk. Hij maakt graag een praatje en geniet volop van zijn kinderen en hun gezin. Hij is maar wat trots op zijn twee kleinzonen.
Op de avond van 27 december 1969 wordt er bij zoon Sikke aangebeld door Jaap, de man van Ruurdje. Sikke is op 81-jarige leeftijd plotseling overleden. Twee dagen daarvoor heeft hij nog bij zijn zoon en schoondochter Klaske gegeten aan de Kimswerderweg. Zij hebben twee zoons waarvan ik de jongste ben, De oudste zoon – mijn broer – was op eerste kerstdag 5 jaar geworden.  Hoe hij heet? Sikke natuurlijk!
Toen ik zelf nog kaatste bij de jongens en in het afdelingspartuur van Harlingen zat, werd ik op de dorpen vaak aangesproken. Oude mannen met hun onafscheidelijke witte petten hadden de lijst bekeken en zagen dan een ‘de Vries’ uit Harlingen staan.  Steevast werd me dan gevraagd, of ik een van ‘die protter’ was. Na dit te hebben beaamd, kreeg ik al die bijzondere kaatsverhalen te horen. Bij het Lanenkaatsen kreeg ik wel eens wat tips en trucs van ene Hotze Schuil. ‘Dien opa hielp mie oek wel us op gang, seun’, zei hij dan.
 Terwijl ik over de laatste zin nadenk, kijk ik even naar rechts van mijn bureau, naar de medaillekast van opa. Nog steeds blinken daarin de medailles en de lepels en een gevoel van trots kan ik daarbij niet onderdrukken. Maar nog steeds mist daarin dat ene bewijs dat hij koning was op de PC van 1915. Waar is toch dat zilveren balletje van Sikke de Vries?
1 note · View note
havenpoort · 4 years ago
Photo
Tumblr media
Klooster (deel 2)
In deze aflevering ga in op de volgende kloosters in Duin- en Bollenstreek:
Abdij van Rijnsburg  (1133 - 1574)  gesticht Petronilla van Saksen, de weduwe van graaf Floris II,
Abdij van Leeuwenhorst (1261 – 1573) gesticht door Aarnout en Waalwijn van Alkemade,
St. Katharina en Barbera (1456 -  1572) gesticht door Frank van Boekhorst
Marienhaven (1386 - 1575) gesticht door hertog Aelbrecht van Beyeren,
St. Ursula (1410 - 1575) gesticht door heer Jan van den Woude.
De Abdij van Rijnsburg
De Abdij van Rijnsburg (1133 - 1574) werd in 1133 gesticht door Petronilla van Saksen, de weduwe van graaf Floris II, tijdens haar regentschap voor haar zoon Dirk VI. Het was een benedictinessenabdij voor uitsluitend adellijke vrouwen.
Tumblr media
Op grond van de overgeleverde liturgische handschriften kan worden vastgesteld dat men de Germaanse liturgische gebruiken volgde, waarvan de liturgische gebruiken sterke overeenkomsten vertonen met die van de zogenaamde Germaanse liturgie ('groupe Germanique', Rheinau 28).
Er is zo goed als geen reden aan te nemen dat de abdij Rijnsburg of haar moederhuis Stötterlingenburg in de Noordelijke Harz ooit tot de orde van Cluny hebben behoord.
Onder bescherming van de graven en gravinnen van Holland werd het de belangrijkste vrouwenabdij van Holland, met zeer veel bezittingen, waaronder Aalsmeer en Boskoop.
Een van de abdissen van de Abdij was Maria Schenck van Toutenburg.
In 1574 werden de gebouwen van de abdij verwoest, waarbij de nonnen naar Leiden verhuisden.
In het centrum van Rijnsburg, in de Nederlandse provincie Zuid-Holland, resteert, als deel van de huidige kerk, alleen nog een van de twee torens van de romaanse abdijkerk.
Begraven in de abdij van Rijnsburg
Ada van Holland van Rijnsburg, abdis
gravin Petronilla van Saksen
graaf Floris     de Zwarte
graaf Dirk VI
graaf Willem I
graaf Floris IV
graaf Floris V
graaf Jan     I
Abdij Leeuwenhorst of Oud Leeuwenhorst
Het gebied oostelijk van de N206 en de Leeweg draagt de naam Oud Leeuwenhorst. Hier bevond zich vroeger de Cisterciënzer vrouwenabdij, ook genoemd klooster Ter Lee. Deze abdij werd in 1261 gesticht door Aarnout en Waalwijn van Alkamade de abdij. In 1262 werd op St. Thomas-avond de eerste steen gelegd. Clarissa van Noordwijk was de eerste abdis. De abdij Leeuwenhorst had in het begin geen kerk. In 1287 kreeg de abdij een middenkoor en in 1350 een kapel ter ere van St. Michaël.
Tumblr media
“Het ontginnen van woeste gronden was een specialiteit van de Cisterziënzer kloosters en in de dertiende eeuw was een aanzienlijk deel van Zuid-Holland nog één grote wildernis”, vertelt historisch geograaf Jan Beenakker van de Universiteit van Amsterdam.
In het veen achter de strandwallen werden waterlopen gegraven om het drassige land te ontwateren en te ontginnen. Leeuwenhorst lag langs het riviertje de Lee en werd daarom ook wel Klooster ter Lee genoemd. Stichters waren ridder Walewijn van Alkemade, heer van de ridderburcht Ter Leede bij Sassenheim, en zijn broer Aarnout. Na de dood van Walewijn trok zijn weduwe Clara van Noordwijk zich achter de kloostermuren terug, zij werd er de eerste abdis.
Wil je nog meer weten lees dan mijn eerdere blog Abdij Leeuwenhorst of Oud Leeuwenhorst.
 Het Klooster St. Katharina en Barbera
Dit klooster van Augustinessen werd in 1456 door Frank van de Boekhorst gesticht op een terrein ten noorden van de kerk van Noordwijk. Daarop had reeds eerder een geestelijke stichting gestaan, die de regel van de Derde Orde volgde, maar in 1450 was verbrand.
De nieuwe stichting werd gesteld onder het toezicht van het klooster St. Hieronymus, genaamd Roma, aan het Rapenburg te Leiden en in 1465 bovendien nog onder het klooster Syon. In 1492 werd het klooster onder de hoede van het kapittel van Windesheim geplaatst.
In 1572 werd het klooster opgeheven en werden de goederen voortaan beheerd door het Geestelijk kantoor. Bij die gelegenheid wist men zich in het bezit te stellen van het archief. Dit was aanzienlijk omvangrijker dan thans, te schatten naar de charters, die Romeins genummerd zijn. Het hoogste nog aanwezige nummer 8720 maakt aannemelijk, dat ruim zeventig charters verloren gingen of omstreeks 1572 door de zusters werden meegenomen.
In de eerste helft van de zeventiende eeuw wisten de heren van Noordwijk zich in het bezit van de goederen te stellen, die zij voor de bekostiging van de eredienst gebruikten. Zij konden dat doen omdat zij nazaten van de stichter waren.
Kerkruïne van Warmond (de ruïne bij de Oude Toren).
In 1410 en 1413 werden in Warmond twee kloosters gebouwd. Het eerste, mannenklooster Mariënhaven, stond op de plek waar in Warmond nu de woonwijk De Kloosterwei is gelegen. Het tweede klooster, vrouwenklooster St. Ursula, stond aan de noordzijde van de Oude Toren. Die plek is nu weiland.
Tumblr media
De twee kloosters waren groot en indrukwekkend. Alles wat de monniken en de nonnen nodig hadden om te leven was er te vinden. Er waren woongebouwen en eetzalen. Er waren brouwerijen, want iedereen dronk toen bijna een liter bier per dag (bier was veiliger dan water). En beide kloosters hadden een eigen kloosterkerk. In het middeleeuwse dorp stonden dus al drie kerken. 
Op de kloosters stonden ook gebouwen waar gewerkt werd, want het leven van monniken en nonnen speelden zich bijna alleen op het klooster af. De nonnen hadden bijvoorbeeld een weverij, waar zij vele uren aan het weefgetouw doorbrachten. De kloosters hadden beide een eigen boerderij, een melkhuis, een molen en stallen voor de dieren. Daar werden kippen, koeien, varkens en paarden gefokt. Ook werd er boter, kaas en zelfs honing geproduceerd. Een deel gebruikten de monniken en nonnen zelf, maar een deel werd ook verkocht aan koopmannen en op de markten in steden. Helemaal tot in Antwerpen werden Warmondse kloosterkazen verkocht.
Van de Warmondse nonnen is bekend dat ze het niet altijd nauw namen met hun belofte van kuisheid en armoede. In of buiten het klooster werd soms feest gevierd met veel eten en wijn. Tenminste eenmaal had een non een nachtelijk samenzijn met een manspersoon in de kloosterboerderij.
Marienhaven
In 1386 werd door hertog Aelbrecht van Beyeren de hofstede Oud-Teylingen met 10 morgen land te Warmond aan de abt van Camp bij Rheinberg geschonken, om aldaar een klooster te stichten van de Cisterciënser orde. De schenking bleek echter onvoldoende en de stichting van het klooster werd daarom aangehouden.
Tumblr media
De inkomsten uit de geschonken goederen werden in 1391 voorlopig toegekend aan de Cisterci��nser-kloosters Onzer Vrouwenberg te IJsselstein en Onzer Vrouwenkroon te Heusden. De stichting van het klooster te Warmond werd mogelijk door een belangrijke schenking door heer Jan van den Woude, heer van Warmond, in 1412, die daarbij ook beloofde om zelf kloostergebouwen te stichten, 200 nobel te geven voor de bouw van de kerk, hierin een kapelrie te stichten en hieraan het vrije gebruik te verlenen van zijn molen.
Deze schenking werd in hetzelfde jaar bekrachtigd door hertog Willem van Beyeren, die hierbij het klooster onder zijn bescherming nam en het vrijstelling verleende van morgengeld. Het kapittel van Camp machtigde daarop de abt om de plaats te inspecteren, waarna het klooster bij de Cisterciënser orde werd ingelijfd en de verhouding werd bepaald tot het klooster te IJsselstein, dat 6 monniken zond als eerste bewoners (1413).
De bekrachtiging door de bisschop volgde in hetzelfde jaar, en hierbij werd ook de vicarie te Delft bij het klooster geïncorporeerd. Met de pastoor van Warmond werd een overeenkomst gesloten over de kerk, begraafplaats, enz. (1413). De broeders worden in 1413 genoemd fratres monasterii Portus beate Marie en later de broeders van de Sint Bernardus orde (1416), de heren en monniken van de Sint Bernardus orde (1468) en de broeders van Warmond (1470).
Het klooster wordt gewoonlijk vermeld als Mariënhaven of als het convent van de Bernardieten (1468). Naast de geestelijke broeders vond men in het klooster ook conversen, donaten, lekenbroeders en kostgangers (prebendarii). Het stond onder een prior (o.a. vermeld 1415), bijgestaan door een supprior en een procurator (o.a. 1463).
Bij het doen van de rekening van de kelder of cellarius worden ook de seniores genoemd, welk college in 1418 wordt omschreven als gevormd door supprior, kelder en 2 biechtvaders. Voor het huishoudelijk bedrijf zorgden de lekebroeders.
De bewoners stonden gunstig aangeschreven. Meermalen wordt de boekerij vermeld en in 1511 schreven de broeders voor Leiden een keurboek af. De kerk was vóór de brand van 1545 versierd met 13 gebrandschilderde ramen, waaronder een zeer mooi raam ter waarde van 100 £, geschonken door heer Jacob van den Woude, en van beelden en paramenten en kostbaar vaatwerk, waaronder een gouden altaartafel. Het klooster mocht zich in vele begunstigers verheugen en ontving belangrijke schenkingen, o.a. van hertog Jan van Beyeren in 1422 en van verschillende leden van het geslacht Van den Woude van wie het o.a. vrijdom van veergeld verkreeg.
De vrijdom van schot werd erkend bij arrest van het Hof in 1517 en tiendvrijdom werd verkregen volgens de bul van paus Innocentius IV van 1244. De stad Leiden kende aan het klooster wekelijks twee snoekbaarzen toe uit de Vroonvisserij.
In 1415 werd de abt van IJsselstein als visitator aangewezen en in 1423 werd een colligatie gevormd met de kloosters te IJsselstein en te Sibculo of Zibekelo, waarbij zich later nog enige kloosters aansloten (1489).
Het klooster werd besloten verklaard in 1462, nader geregeld in 1488. Het verkreeg verschillende aflaten in 1434 en 1469  en bezat relieken van Sint Basilla virgo, Sint Victor en het Thebaanse legioen.
Onder de kerksieraden worden genoemd 8 kelken, waaronder een met de passie en de twaalf apostelen, en een verguld-zilveren ciborie. Het door Symon Uten Hove gestichte klooster te Waerschot werd door broeders uit Warmond bevolkt, waardoor Warmond de paternitas van dit klooster verkreeg (1449).
De visitatie van het klooster Hemelspoort te Heemstede werd in 1455 aan de prior van Warmond opgedragen en deze had ook het toezicht op de Minrebroeders bij Leiden.
Volgens de kaart van Rijnland uit 1746 lag het klooster aan de wetering, die van de kerk te Warmond ongeveer evenwijdig loopt met de Warmonder Lee tot tegenover Abtspoel, op het punt, waar het Broerenpad naar de Postbrug loopt, ongeveer tegenover den Monnikenweg, die de Buurweg en de Warmonderweg verbindt.
De gebouwen brandden in 1545 af en werden, na de herbouw, tijdens het beleg van Leiden verwoest; de inkomsten werden in 1575 door de Staten aan de Hogeschool toegewezen onder toekenning van een alimentatie aan de kloosterlingen, die naar Leiden waren gevlucht. Er waren toen nog een prior, met 6 monniken en 2 lekebroeders; het inkomen van het klooster werd op 2500 Carolusgulden geschat.
Van het archief zijn de charters tot het jaar 1505 nagenoeg volledig in originali bewaard gebleven [de aflaatbrief van 1434 kwam later in het archief van het Sint Pancras-kapittel terecht]. Die van latere datum zijn slechts in afschrift in inv. nr. 1469 bewaard. Verschillende van de charters, die vóór de tijd van Jan van Hout aan liassen waren geregen, hebben sterk geleden door vocht enz., zodat zelfs enkele bescheiden niet meer te ontcijferen zijn.
Uit de aantekeningen van Jan van Hout blijkt, dat deze reeds in zijn tijd zich in zeer slechte toestand bevonden. Het door Jan van Hout vervaardigde register van brieven werd in bruikleen verkregen van de Curatoren van de Rijksuniversiteit te Leiden en het necrologium van het Kapittel van de Oud-Bisschoppelijke Clerezy te Utrecht.
St. Ursula
Het vrouwenklooster werd in 1410 gesticht door heer Jan van den Woude, ridder, die aan Katherine Woutersdochter, ministra van het Sint Margaretha-klooster te Leiden, een huis bij de kerk te Warmond en 1½ morgen land en renten schonken om een nieuw klooster te stichten als die van Sint Caecilia te Utrecht en van Sint Agatha te Delft.
Hij beloofde zelf een overdekte gang naar de kerk te bouwen en schonk verschillende voorrechten, waaronder dat om een kloostervoogd te hebben, en sloot een overeenkomst met de pastoor van Warmond, waarbij aan het klooster het recht werd toegekend om een of twee biechtvaders te kiezen, te laten prediken en missen te doen opdragen, enz.
De bisschop bekrachtigde de stichting in 1412 en verleende daarbij aan het klooster alle rechten van de derde orde van Sint Franciscus, waartoe het toetrad. Het klooster wordt gewoonlijk genoemd dat van de besloten zusters van de Elfduizend Maagden en eenmaal: van de orde van de Elfduizend Maagden (1431).
Het stond onder een ministra of mater en een pater, bijgestaan door een procuratrix, waarnaast ook de seniore zusters voor het convent optraden (1490). Het klooster was gesticht voor arme adellijke vrouwen en behoorde onder de rijke kloosters. Het stond in vriendschappelijke betrekking met Rodenburg en ter Lee (Leeuwenhorst), waarmee o.a. in 1526, 1533 en 1535 bezoeken gewisseld werden.
Het klooster schonk in 1529/30 en in 1538 een glas aan de buurkerk te Warmond en ontving zelf in 1547 een glas met de historie van de verloren zoon. De cellen op de grote dormter werden in 1526 vergroot en in 1529 werd de kerk opnieuw met riet gedekt. Alleen het hoofdgebouw van het klooster had een hard dak. De toren werd in 1551 vernieuwd. Bij het kerkhof was een huisje met een beeld van Christus aan de voet van het Kruis, dat in 1531 werd vernieuwd. In het klooster werd in 1543 een vergadering gehouden van de Grote Kalander-broederschap. De gebouwen, gelegen ten N.O. van de nog aanwezige ruïne van de buurkerk, werden tijdens het beleg verwoest.
De kloosters zijn zelfs helemaal verdwenen, omdat de bakstenen werden gebruikt om het Huys te Warmond te herbouwen. Want ook het kasteel was een ruïne geworden.
Maar het leven kwam weer op gang. Nieuwe boerderijen werden gebouwd. En in de ruïne van de kerk bij de Oude Toren werd het koor hersteld. Voortaan hielden de protestanten daar hun eredienst. 25-12-2020
1 note · View note
lienanna · 4 years ago
Text
Vakantie in een buurland
Het gekletter van de wieltjes van mijn rolkoffer wordt versterkt door de echo tussen de muren van de Abdij en de voormalige patersvertrekken. Met een beetje fantasie klinkt het als het ritmisch getik van paardenhoeven op de straatkeien, en waan ik mij geen toerist op zoek naar romantiek, maar een vermoeide reiziger uit een ver oord, op weg naar de zusters van het St. Janshospitaal voor een portie zielenzorg en een strooien matras om de nacht op door te brengen. Nu, zeker 500 jaar later, zijn de imposante middeleeuwse logeerhallen en ziekenzalen van hun hospitaal nog steeds te bezoeken. Zij functioneren als museum en stellen de geschiedenis van het pand tentoon, met vitrines vol martelwerktuigen van de toenmalige barbiers en chirurgijns. Aan de muren portretteren schilderijen van oude Vlaamse meesters de nonnen in zwart-witte habijt, zorgend voor patiënten in tunieken met de blauw/wit/rode stadskleuren. Op zolder is het gigantische eikenhouten gebinte te bewonderen, met aan de muur enkele foto’s van de moderne chirurgie in kinderschoenen: een patiënt in etherslaap op een operatietafel, twee nonnen als operatie-assistentes, en een tinnen emmer als opvangbassin voor lichaamsvloeistoffen.
Het middeleeuwse stadscentrum is in de uitverkoop. Huizen die géén chocoladewinkel, frietkot of wafeltent zijn, staan veelal te koop. We durven eigenlijk niet hand-in-hand te lopen tussen de tweeduizend andere stelletjes die dat hier al doen, en ontlopen angstvallig de kerstmarkten die ieder stadsplein bezetten. In plaats daarvan trakteren we onszelf op Vlaamse kost bij Cambrinus, waar ik fazant ontdek en Jeroen zich laaft aan de stoofpotjes, en verzuipen we onszelf in quadruppel Straffe Hendriks. Na een paar dagen hebben we ook dat wel gezien en vertrekken we naar de natuur.
In Bouillon bezoeken we het fort van Godfried. Het bouwwerk is, vergeleken met veel andere kastelen die ik bezocht, in uitstekende staat, en hangt loom op zijn oninneembare rots. Een zeer informatieve audiotour maakt ons deelgenoot van het leven in de hoge middeleeuwen. Het jachtseizoen is in volle vaart gaande, waardoor onze plannen voor een wandeling in de omgeving helaas niet doorgaan. We moeten íets overhebben voor onze eerder genuttigde lekkernijen.
18-12-2019
Tumblr media
0 notes
stefselfslagh · 6 years ago
Text
Het Huis van Hiele: Christine Mussche.
Het Huis van Hiele, dat zijn zomerse gesprekken met bekende smaakmakers in het vissershuis van Willem Hiele in Oostduinkerke. Slow food meets slow journalism. Het Huis van Hiele verschijnt elke zaterdag van juli en augustus. (Foto’s: Bob Van Mol)
Tumblr media
Terwijl Vlaanderen na de moord op Julie Van Espen schreeuwt om meer gerechtelijke vergelding, blíjft advocate Christine Mussche (62) zweren bij redelijkheid en begrip. En dat doet ze niet alleen in haar professionele leven. "Mijn ex-man en ik hebben ervoor gekozen om onze vriendschap te redden."
Wanneer Christine Mussche het restaurant van Willem Hiele komt binnengewaaid, wordt ze in mijn verbeelding achterna gehuppeld door zes personal assistants. Ze proberen haar allemaal een corpulent dossier in de armen te duwen en hijgen woorden als 'conservatoir beslag' en 'cumulatieve tenlastelegging'. Ondertussen houden ze met hun rechterschouder hun iPhone X tegen hun oor gedrukt en zeggen ze gedecideerd: 'Meester Mussche gaat net in vergadering, mevrouw de procureur.'
Mijn fantasie blijkt de werkelijkheid enigszins te benaderen: Christine Mussche heeft er een slopende werkdag opzitten en moet nog wat restjes advocatenstress van zich afschudden. Maar een spiritueus huisaperitief en een aantal welgemikte vragen over haar vakantieplannen - één week Portugal, één week Frankrijk - verrichten wonderen. Na tien minuten keuvelen oogt ze weer helemaal ontspannen en ontkurken we de avond.
Ze heeft trekjes van wijlen Martine Bijl, vind ik wanneer we tegenover elkaar zitten. Dezelfde in saudade gedompelde oogopslag, hetzelfde lichtblonde haar, dezelfde deradicaliserende glimlach. Every inch a gentlewoman, zou je kunnen zeggen, ware het niet dat het woord 'gentlewoman' zelfs in deze post-patriarchale tijden nog niet echt is doorgebroken.
Zo stellen de feiten zich aan ons voor: Christine Mussche is al 35 jaar strafpleiter. Ze vertegenwoordigt onder meer de vrouwen die zich in de zaak-Bart De Pauw burgerlijke partij hebben gesteld en de slachtoffers van seksueel misbruik door katholieke priesters. Bij het Gentse kantoor Van Steenbrugge Advocaten is ze behalve medevennoot ook de gatekeeper van dienst: ze legt potentiële cliënten onder haar mentale röntgenapparaat en beslist vervolgens of op hun vraag om juridische bijstand wordt ingegaan of niet.
"Het is belangrijk om op voorhand te polsen naar de verwachtingen van cliënten", zegt ze. "Als een cliënt in spe zegt: 'Ik wéét wat er gebeurd is, ik moét die zaak winnen', dan moet ik hem corrigeren. De vraag is immers niet: 'Wat is er gebeurd?' Maar wel: 'Wat kunnen we bewijzen?'
Wanneer stuurt u potentiële cliënten wandelen?
"Dat gebeurt vooral wanneer ik hen, na een uitgebreid gesprek en een grondige studie van hun dossier, niet geloof. Als een cliënt míj niet kan overtuigen, ga ík de rechtbank niet kunnen overtuigen."
Zien advocaten sneller de kwetsbare plekken in onze samenleving? Omdat jullie - zoals Margot Vanderstraeten ooit schreef - "elke dag met de voeten in de viezigheid staan"?
"Tot op zekere hoogte wel. Ik deed al #metoo-zaken vóór de Harvey Weinstein-affaire uitbrak. Dat vrouwen niet langer tolereren hoe sommige mannen met hen omgaan, is een maatschappelijke kentering die er al langer zat aan te komen."
Welke maatschappelijke etterbuil gaat er binnenkort openbarsten?
"Ik denk dat we nog onderschatten hoe hard jonge mensen in de onbeteugelde wereld van het internet beschadigd kunnen worden. Ik zie veel jongeren die online over vrijheden beschikken die ze op hun leeftijd nog niet aankunnen. Ik heb het dan over meisjes van veertien die online een relatie aangaan met tienerjongens die achteraf mannen van vijftig blijken te zijn. Of over jonge mensen die naaktfoto's van zichzelf delen om vervolgens te moeten constateren dat de foto's in kwestie viraal zijn gegaan. Zo'n gebeurtenissen leiden niet zelden tot depressies en suïcidale gedachten. Ouders moeten dringend opgeleid worden om hun kinderen online beter te begeleiden. Anders gaan er nog veel ongelukken gebeuren."
'Hoe de mens in elkaar zit, interesseert mij ongelooflijk', verklaart u uw voorkeur voor het strafrecht. Wat heeft u in uw carrière al over onze soort geleerd?
"Dat de meesten onder ons te redden zijn. Er wordt mij vaak gevraagd of ik aan 35 jaar strafrecht geen inktzwart mensbeeld heb overgehouden. Maar het tegendeel is waar. Omdat ik als advocate ook de mens in de misdadiger te zien krijg. Daders van misdrijven zijn meestal te recupereren. Als we maar de moeite doen om te begrijpen hoe het komt dat ze in de fout zijn gegaan en hoe we kunnen vermijden dat ze dat opnieuw doen. We mogen daders niet alleen straffen, we moeten ze in de mate van het mogelijke ook behandelen."
Helaas, pindakaas: de maatschappelijke roep om repressie heeft nooit luider geklonken dan vandaag.
"Ik vind het verschrikkelijk dat er tegenwoordig zo vaak gezegd wordt: 'Misdadigers behandelen? Veel te soft. In de gevangenis ermee.' Er bestaat wetenschappelijk onderzoek dat zwart op wit aantoont dat de behandeling van seksueel delinquenten de kans op herval enorm vermindert. Wie om repressie roept, legt dus niet alleen de wetenschap naast zich neer, maar brengt ook de maatschappij in gevaar. Want met repressie verklein je de kans op recidive niet, integendeel. Ik maak één uitzondering op die regel: psychopaten die een ernstig misdrijf hebben gepleegd en door experten als blijvend gevaarlijk worden beoordeeld, moet je uiteraard wél opsluiten. Die zijn helaas zelfs door de beste therapeuten ter wereld zelden te genezen."
Wat dacht u toen u op 26 mei de verkiezingsuitslag zag? 'Ik ga het de komende jaren nog moeilijker krijgen om mensen te overtuigen van het belang van preventie?'
"Ja. Het dreigt nog lastiger te worden om tot bepaalde rechters door te dringen. De magistratuur is een afspiegeling van de maatschappij. Er zijn ongetwijfeld rechters die zich in hun vonnissen laten beïnvloeden door het huidige maatschappelijke humeur. Of die zelfs voor Vlaams Belang gestemd hebben."
Een opvatting die vandaag nogal populair is, luidt: 'Iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen succes en zijn eigen falen.'
"Met permissie: dat is quatsch. Al in de Oudheid relativeerde de Griekse filosoof Epictetus het begrip 'verdienste'. 'Alles wat je presteert', zei hij, 'is het gevolg van je genetisch materiaal en wat je in de loop van je leven hebt meegekregen. Maar aangezien je daar niet zelf voor gekozen hebt, moet je er ook niet over opscheppen.' Dezelfde redenering geldt ook voor de daders van misdrijven: hun falen is óók het gevolg van de genen waarmee ze op de wereld zijn gekomen en van alles wat ze tijdens hun leven hebben meegemaakt. We moeten daar dus rekening mee houden. De roep naar repressie is vaak ingegeven door blindheid over de onderliggende oorzaken van misdrijven. Maar als we begrijpen hoe misdrijven ontstaan, kunnen we ze ook voorkomen."
Welke zaak heeft u de voorbije 35 jaar het meest geraakt?
(stiller) "Ik heb ooit een moeder van vier kinderen bijgestaan. Ze had een autistisch zoontje, Kobe. Toen ze haar huwelijk wilde beëindigen, heeft haar man haar zoontje omgebracht. Enkel en alleen om haar te treffen. (stokt even) De feiten dateren van achttien jaar geleden, maar raken mij nog altijd. Uit alle getuigenissen bleek dat de relatie tussen Kobe en zijn moeder uitzonderlijk liefdevol, haast symbiotisch was. Die vrouw deed er alles aan om haar zoontje gelukkig te maken. Na zijn dood zei ze: 'Ik wou dat mijn man míjvermoord had.' Haar verdriet stond in haar gezicht gegraveerd. Het is op 35 jaar tijd de enige zaak die mij echt in stukken gebroken heeft. Toen de zitting voorbij was, ben ik helemaal onderuit gegaan. (veegt een traan weg) Sorry, ik ben een bleiter, het is niet anders."
Wordt uw emotionele eeltlaag met de jaren dunner of dikker?
"Dunner. Hoe ouder ik word, hoe kwetsbaarder. Er zijn door de jaren heen te veel schokkende beelden op mijn netvlies blijven hangen. Als ik samen met mijn kinderen naar een film kijk en er dreigt in een scène gevaar voor kinderen, sta ik op en ben ik weg. Dan ga ik in de keuken een dessertje halen. (lacht)Ik ben een eeuwige optimist en zal dat ook altijd blijven, maar sommige beelden kan ik niet meer zien. En al helemaal niet in mijn vrije tijd."
De zaak-Bart De Pauw, dan maar. Twintig vragen had ik voorbereid. Van 'Waarom willen uw cliënten per se anoniem blijven?' tot 'Zou u niet graag zélf eens met Bart De Pauw praten?' Alleen: Christine Mussche, de advocaat van de burgerlijke partij, en Michaël Verhaeghe, de raadsman van Bart De Pauw, hebben een non-communicatiepact gesloten. Lees: hebben gezworen om tot nader order in alle talen en gezichtsuitdrukkingen over de zaak te zwijgen. "We willen dat het gerecht op een serene manier zijn werk kan doen", verklaart Mussche het bestaan van het pact. "We zullen indien nodig later wel tekst en uitleg geven. Zelfs over de #metoo-problematiek wil ik vandaag liever niet teveel uitwijden. Alles wat ik daarover zeg, wordt meteen onder een vergrootglas gelegd. Met alle potentiële vooroordelen vandien."
De zaak-De Pauw is enorm polariserend: sommige mensen zien er het bewijs in dat de #metoo-slinger is doorgeslagen, anderen hopen op een vonnis dat mannen eens goed op hun maatschappelijke plaats zet. In ieder geval zal de uitspraak in deze zaak mee bepalen hoe Vlaanderen met seksueel grensoverschrijdend gedrag omgaat. Houdt u daar rekening mee wanneer u aan die zaak werkt?
"Voor mij telt enkel het belang van mijn cliënten. Ik kan me voorstellen dat het in maatschappelijk opzicht nuttig kan zijn om na de uitspraak enige duiding te geven. En daar wil ik gerust mijn steentje toe bijdragen. Maar vandaag wil ik vooral zwijgen en verder werken."
Bent u in de mannenwereld die het strafrecht is ooit zélf het lijdend voorwerp van grensoverschrijdend gedrag geweest?
"Nee. Maar ik heb als kind - toen ik nog op internaat zat - wel te maken gehad met twee nonnen die ... hoe zal ik het zeggen ... toenaderingspogingen hebben ondernomen. En duidelijk niét met vriendschappelijke bedoelingen. Gelukkig hebben ze me nooit fysiek belaagd. Ik was ook als kind nogal groot, misschien heeft dat hen afgeschrikt."
In een vorig interview zei u dat u al op de speelplaats over een goed ontwikkeld recht-vaardigheidsgevoel beschikte. Heeft u eigenlijk ooit iets anders willen zijn dan advocate?
"Ik was oorspronkelijk van plan om in het onderwijs te gaan. Na mijn middelbareschooltijd wilde ik een regentaatsopleiding lichamelijke opvoeding volgen. Maar mijn - toen nog toekomstige - schoonbroer heeft mij ervan overtuigd dat ik naar de universiteit moest gaan. Hij was op dat moment aan het doctoreren, ik beschouwde hem als een halve god. (lacht) Na mijn rechtenstudies heb ik eerst een tijdlang jeugdrecht gedaan. Later ben ik geëvolueerd naar het strafrecht voor volwassenen. Dat ik me in zedendelicten gespecialiseerd heb, heeft te maken met het feit dat ik in het begin van mijn carrière een paar grote zedenzaken heb gedaan. Mijn specialisatie heeft míj gekozen, niet omgekeerd."
Eigen aan zedendelicten is het gebrek aan bewijslast. Het is vaak moeilijk te bewijzen dat er een verkrachting heeft plaatsgevonden, zelfs als er sperma en dna van de vermoedelijke dader wordt gevonden. Hoe komt het dat u uitgerekend in dit soort zaken excelleert?
"Omdat ik mijn zaken goed uitkies. Dat klinkt opportunistisch, maar dat is het niet. Je hoort mensen vaak zeggen: 'Als je verkracht wordt, moét je een klacht neerleggen.' Daar ben ik het niet mee eens. Mijn uitgangspunt is: alleen als je over voldoende bewijsmateriaal beschikt, moet je een klacht neerleggen. Iemand die verkracht is, maar dat niet kan bewijzen, zal na een lange gerechtelijke procedure te horen krijgen: 'Sorry, mevrouw, de bewijslast is te mager, de verdachte wordt buiten vervolging gesteld.' Dat is een enorme klap in je gezicht en daar wil ik mijn cliënten voor behoeden. Vandaar dat ik verkrachtingszaken op voorhand altijd goed screen op de aanwezigheid van bewijsmateriaal. Het kan natuurlijk zijn dat het slachtoffer niet op een veroordeling van de dader uit is. Dat ze hem via een proces vooral wil confronteren met zijn misdaad, ondanks het gebrek aan bewijslast. Dat is verdedigbaar. Maar dan alleen als het slachtoffer in kwestie voldoende weerbaar is en beseft hoe uitputtend een verkrachtingsproces is. Anders zal ik haar alsnog adviseren om géén klacht neer te leggen."
Zedenmisdrijven hebben betrekking op het overtreden van onze moraal. Aangezien die moraal voortdurend verandert: zou wat we vandaag seksuele intimidatie noemen twintig jaar geleden ook als een zedenmisdrijf gezien zijn?
"Als die intimidatie in een professionele context had plaatsgevonden, waarin machtsrelaties bestonden: zeer zeker. Maar het klopt dat de wetgeving rond seksueel grensoverschrijdend gedrag vandaag een stuk uitgebreider is dan twintig jaar geleden. Vroeger had je enkel de categorieën 'aanranding' en 'verkrachting'. Vandaag vallen ook onder meer seksisme, voyeurisme, stalking en grooming onder de noemer 'zedendelicten'. Als er seksuele motieven in het spel zijn, tenminste."
In de HBO-serie Westworld verkrachten mensen levensechte robots. Want: 'Het zijn maar machines, ze voelen toch niks.' De invloed van technologie op het strafrecht: is dat iets waar in gerechtelijke kringen al over nagedacht wordt?
"Ik heb niet de indruk dat er wetgeving zit aan te komen die bepaalt wat we wel en niet met robots mogen doen. De wetgever loopt altijd een beetje achterop. Wetten zijn doorgaans antwoorden op maatschappelijke problemen die zich al een hele tijd voordoen."
Gastvrouw Shannah trakteert ons op een ambachtelijk gebrouwen biertje. "Tegen de vermacdonaldisering van jullie smaakpapillen", licht ze toe. "Bijna alle bieren worden tegenwoordig bijgezoet. Maar dit bier wordt nog altijd à l'ancienne gebrouwen." Van seks met robots naar bier uit overgrootmoeders tijd: in het Huis van Hiele is het maar een kleine stap.
Drie slokken later zijn we qua gespreksonderwerp aanbeland bij dé tragedie van het voorjaar: de moord op Julie Van Espen. Voor wie de gruwel verdrongen heeft: begin mei werd de 23-jarige Julie Van Espen in Deurne verkracht en om het leven gebracht door de 39-jarige Steve Bakelmans. Nochtans was Bakelmans in 2017 tot vier jaar effectief veroordeeld voor de verkrachting van zijn ex-vriendin. Maar hij ging in beroep en werd niet in voorlopige hechtenis geplaatst omdat de rechter oordeelde dat er geen gevaar was dat hij 'zich aan de rechtsgang zou onttrekken'.
In het Canvas-programma De Afspraak hield Christine Mussche een scherp pleidooi voor de aanpassing van de wet op de voorlopige hechtenis. Volgens haar moet ook het criterium 'recidivegevaar' meetellen wanneer de rechtbank na een uitspraak beslist of de dader al dan niet onmiddellijk moet worden aangehouden. Ik vraag of een lid van de wetgevende macht haar oproep inmiddels heeft opgepikt en een wetsvoorstel heeft ingediend. "Geen idee", antwoordt ze. "Ik kan het alleen maar hopen."
Schiet België tekort in de aanpak van seksueel geweld op vrouwen? Elk jaar worden in ons land 75.000 vrouwen het slachtoffer van seksueel geweld. Toch zijn er jaarlijks maar 8.000 aangiftes, waarvan er amper 900 uitmonden in een veroordeling. Dat is een probleem.
"Dat is zeker een probleem, maar het is niet makkelijk op te lossen. Zoals gezegd is het probleem met zedendelicten vaak het ontbreken van bewijslast. Vrouwen die verkracht zijn, denken niet: 'Ik moet zo snel mogelijk bewijzen sprokkelen en naar de politie gaan.' Vaak zijn ze zo van slag dat ze eerst twee uur onder de douche gaan staan. Waardoor alle sporen verdwijnen, natuurlijk. Je zou vrouwen eigenlijk moeten sensibiliseren om - indien ze verkracht worden - meteen na de feiten zoveel mogelijk bewijzen te verzamelen. Hoe moeilijk dat ook is."
Moeten er ter afschrikking van potentiële daders zwaardere maximumstraffen voor verkrachters komen?
"Nee, dat haalt niks uit. De klemtoon moet op preventie liggen. Op het voorkomen van recidive. Het Pieter Baan Centrum in Utrecht, een psychiatrische observatiekliniek, slaagt erin om via de behandeling van seksueel delinquenten de kans op recidive met 25% te doen dalen. Dáár moeten we op inzetten. Met zwaardere gevangenisstraffen gaan we er niet voor zorgen dat verkrachters niet meer verkrachten. Ik wil toch even benadrukken dat strafrecht maatwerk is. Elke zaak is anders, de ene verkrachting is de andere niet. Straffen moeten individueel zijn en inspelen op de specifieke kenmerken van het dossier. In de ene zaak moet de samenleving worden beschermd, in de andere moet je inzetten op herstel van de schade en rehabilitatie van de dader."
Zou u Steve Bakelmans hebben verdedigd als zijn familie niet John Maes maar ù daarom had verzocht?
"Absoluut."
Om hem indien mogelijk vrij te pleiten?
"Nee. Mijn uitgangspunt zou zijn: 'Deze man moet sowieso gestraft worden, rest de vraag: is hij recupereerbaar voor de maatschappij of niet?' Als betrouwbare specialisten die vraag positief zouden beantwoorden, zou ik pleiten voor bestraffing én behandeling. Tenzij Steve Bakelmans een zware geestesstoornis zou blijken te hebben. In dat geval zou ook internering een piste kunnen zijn."
Kim De Gelder (de man die tien jaar geleden twee baby's en een verzorgster vermoordde in kinderdagverblijf Fabeltjesland, red.) werd onlangs geïnterneerd. Veel mensen zeiden: 'De Gelder mag naar de Club Med.'
"Ten onrechte. Je moet maar eens naar een psychiatrische instelling voor geïnterneerden gaan: dat is geen pretpark. Geïnterneerden zijn niet vrij. Sterker nog: er is altijd een kans dat ze omwille van hun geestesstoornis de instelling nooit meer zullen mogen verlaten. Terwijl mensen die in de gevangenis zitten - zelfs al hebben ze levenslang gekregen - na verloop van tijd bijna altijd worden vrijgelaten. Dat Kim De Gelder geïnterneerd is, is dus geen cadeau voor hem. Maar hij wordt nu wel behandeld. En dat is menswaardiger."
Hoog tijd voor een blitzbezoek aan het strand en de duinen: fotograaf Bob Van Mol moet de langgerekte avond nog in langoureuze beelden vereeuwigen. Christine Mussche laat zich zonder mopperen meetronen. Als dochter van een fotograaf (Jeroom Mussche, mede-oprichter van de Spector Photo Group, red.) hoeft ze niet eerst een valiumpje te krijgen voor er een zoomlens op haar gericht mag worden.
Wanneer ze terug is, verplaatsen we ons mentaal naar Scheldewindeke, de Oost-Vlaamse nederzetting waar ze haar wonderjaren beleefde. "Ik heb mij in een warm nest kunnen ontwikkelen", zegt ze. "En ik besefte al vroeg dat dat alles behalve vanzelfsprekend was. Toen ik een jaar of acht was, had ik een kameraad die in mijn ogen álles had: hij was mooi, intelligent en kwam uit een bemiddeld milieu. Alleen: telkens als ik bij hem thuis was, was de spanning te snijden. Zijn ouders maakten voortdurend ruzie, en ze bestreden elkaar niet alleen met woorden. Ik begreep meteen dat een harmonieuze thuissituatie niet zo courant was als ik dacht. En dat ik mijn kameraad niet moest benijden. Hij had veel, maar het belangrijkste - een liefdevolle thuis - had hij niét."
"Tegen mijn eigen kinderen (Jérôme (28) en Margaux (32), red.) heb ik altijd gezegd: 'Ik ben de bondgenoot van jullie geluk. Ik gun jullie alles. En als ik jullie iets weiger, zal ik niet alleen uitleggen waarom, maar zal ik ook luisteren naar jullie tegenargumenten.'"
Kortom: er werd wat afgepleit bij jullie.
"Ja. Enfin: niet gepleit, maar gepraat. (lacht) Er was maar één onderwerp dat niét voor discussie vatbaar was: hun veiligheid. Als Jérôme en Margaux iets wilden doen dat volgens mij niet veilig was, zei ik 'nee' en werd er verder niet over gepalaverd."
Uw vader stierf toen u 21 was, uw moeder dertig jaar later. Heeft u het gevoel dat u met uw ouders ook uw verleden hebt verloren?
"Nee, want mijn ouders maken nog altijd deel uit van mijn leven. Ik heb mijn vader al veertig jaar niet meer gezien en toch is hij nog altijd mijn innerlijke klankbord. Als ik ergens mee worstel, vraag ik me nog altijd af: wat zou hij doen? En gek genoeg heb ik het gevoel dat ik dan ook een antwoord krijg. Ik had een heel intense band met mijn vader; als hij iets vertelde, hing ik aan zijn lippen. Veel van wat hij me gezegd heeft, kan ik nog altijd woordelijk herhalen."
Zeven jaar geleden bent u gescheiden. Hoe moeilijk was het om het warme nest dat u zélf gecreëerd hebt te zien afbrokkelen?
"Oh, maar dat warme nest ís niet afgebrokkeld. Wim komt nog elke zondagavond bij ons eten en we gaan soms nog altijd met het hele gezin op reis. Jérôme en Margaux waren trouwens al lang het huis uit toen hun vader en ik uit elkaar gingen. Daarmee wil ik niet gezegd hebben dat onze echtscheiding een fluitje van een cent was. Uit elkaar gaan, was lastig. Maar het kon niet anders. Ons huwelijk zorgde voor spanningen die onze vriendschap hadden kunnen vernietigen. Dat wilden we voorkomen. En dat is ons ook gelukt. Mijn zoon heeft me onlangs nog gezegd: 'Dat papa en jij nog altijd zo goed overeenkomen, is het mooiste cadeau dat jullie mij en Margaux konden geven.' Dat is een troost."
Mag ik mij de vraag permitteren hoe het komt dat u zeven jaar na uw echtscheiding nog altijd vrijgezel bent?
"Je mag je die vraag permitteren, maar daarom kan ik er nog geen antwoord op geven. (lacht) Ik weet alleen dat ik ook zonder partner gelukkig ben. En dat ik dus zeker niet aan een relatie ga beginnen waarvan de fundamenten niet goed zitten. Maar het is niet zo gemakkelijk om iemand te vinden die er min of meer dezelfde levensopvattingen op nahoudt."
De Rika Ponnet in mezelf vermoedt dat veel mannen door u geïntimideerd zijn.
"Dat wordt mij soms gezegd, ja, dat mijn job en mijn gestalte een intimiderend effect hebben op mannen. Zelf heb ik dat niet zo in de gaten. (lacht) Hoedanook: de mannen die zich door mij laten afschrikken, zijn wellicht niet de mannen op wie ik verliefd zou kunnen worden."
Zou een niet-geïntimideerde man uw leven nog kunnen verrijken?
"I'm quite happy the way it is.Maar natuurlijk: gedeeld geluk is dubbel geluk. Dus mocht ik iemand ontmoeten die interessant, leuk en gezellig is, zou ik wellicht geen nee zeggen. Al denk ik dat die kans klein is."
Hoe fatalistisch.
"Hoe realistisch. Als je zoals ik niet actief op zoek bent naar een partner is de kans dat je Mister Right gaat ontmoeten erg klein. En stop nu met in mijn privéleven te peuteren." (lacht)
Het is bijna middernacht, de nieuwe dag staat te trappelen om aan zijn shift te beginnen. Bij wijze van degustiefje vraag ik nog of er - in navolging van chirurgenhumor - zoiets bestaat als advocatenhumor: plaisanterietjes waarmee de advocatuur ondanks alle Weltschmerz de moed erin probeert te houden. "Niet dat ik weet", antwoordt Christine Mussche. "Als ik met een zaak bezig ben, ben ik niet zo ontvankelijk voor humor. Dan voel ik het lot van mijn cliënten op mijn schouders wegen en ben ik één en al focus. Maar voor alle duidelijkheid: voor en na de zittingen lach ik graag. Aan de balie zijn de leutigaards mijn vrienden."
Ze rest haar case, duikt in de mailbox op haar telefoon en begint aan een nieuwe werkdag.
0 notes
betoverheks · 6 years ago
Text
Ook in de zomer heersen er virusjes. En ook in de zomer heb ik ME. En ook in de zomer zijn mijn spieren zo stijf als een geile jonge god. Dus ook in de zomer bivakkeert Heks regelmatig in bed. En wat doet ze dan om de tijd te doden? Televisie kijken natuurlijk.
Op die manier loop ik tegen het programma ‘Bad Habits, Holy Orders’ aan. Maar terwijl ik erover begin te schrijven is er een programma over onze Nederlandse geschiedenis met slavernij op TV West.
Over hoe we daar toch liever niet meer aan herinnerd worden. Over hoe er allerlei keurige Nederlandse straten zijn vernoemd naar de rijke stinkerds, die daar hun dubieuze vermogen aan te danken hadden……..
one tete lohkay
one tete lohkay
one tete lohkay
Intussen ben ik op zoek naar informatie over de serie. Hoe heette ‘ie ook alweer? Het ging over nonnen en meisjes.
‘Nonnen en eisjes’ intoetsen in een zoekprogramma voldoet om een eindeloos lange reeks verhalen over misbruik en uitbuiting van jonge Nederlandse vrouwen tevoorschijn te toveren! In de vorige eeuw! Vrij recent nog zelfs: Tot 1996!
Er zijn vrouwen, die compensatie vragen voor jarenlang in gevangenschap als een slaaf onbetaald zwoegen voor die Katholieke Kutkerk. Omdat ze bijvoorbeeld ongewenst zwanger waren geworden van meneer pastoor.
En krijgen ze het? Nou, een mondjesmaat minuscuul excuusje hier en daar. Maar geen geld. De schatrijke Kuttelieke klotekerk trekt zijn handen ervan af. De verweekte rukkers!
Dus ook blanke Nederlandse slavinnen blijven achteraf in de kou staan. Geen compensatie en nauwelijks erkenning van hoe er met hen is omgesprongen. Net als hun zwarte broeders en zusters.
Ik ken een afstammeling van gevluchte slaven, de spiritueel leider van zijn volk ook nog eens, die zijn bloedeigen dochters en nichtjes, vrouwen en cliënten systematisch heeft verkracht.
Ja…. Slechte mensen heb je overal. Altijd…….
The white privilege. The male privilege. The spiritual leader privilege…. The Kutheliek privilege……. Niet te verwarren met het Petrijns Privilege!
Ik vind een intrigerend artikel van een zwarte vrouw, die het zwarte privilege aan den lijve heeft ondervonden. Huh? Wat nu weer? Ja. Ook dat bestaat
Jefferson groeide op met zwart privilege, en dat was bevrijdend maar verstikkend….
Ik vind ook een artikel over Femke Halsema. Zij vindt het onzin om het hier ter lande te hebben over white privileges. Niemand heeft hier ooit achter in de bus moeten zitten, omdat hij of zij een ander kleurtje hadden. Wij hebben zo onze eigen niet erg fraaie geschiedenis op dat vlak. Laten we ons daarmee bezig houden.
Iedereen valt er natuurlijk weer overheen, maar Heks vindt haar uitspraken verfrissend.  Ik heb een bloedhekel aan het eindeloze gehussel met deze onderwerpen. De hopeloze  kruisbestuiving tussen elkaar wildvreemde dwarsverbanden. Kijk maar naar die vreselijke uit verband gerukte wauwse zwarte Pietdiscussie.
Maar goed. Mijns inziens kun je altijd nog beter de zwarte Piet trekken dan een gemiddelde vrouw zijn…….. Dan trek je altijd aan het kortste end. Voor je het weet ben je je vrijheid kwijt. Moet je die Piet geheid aftrekken als je in de zak beland!
Dus nog voordat ik een letter op papier heb gezet over ontaarde Britse meisjes als was in de harde handen van doortastende Britse nonnen struikel ik over de rare verhalen betreffende diezelfde kerk. Word ik tegelijkertijd doodgegooid met wetenswaardigheden over de echte geschiedenis achter de façades van de over de top buitenhuizen van onze o zo succesvolle voorouderlijke koloniale ondernemers over zee.
Ondernemers, die vaak voorin de kerk te vinden waren. Zowel tijdens hun leven als daarna. Begraven onder prestigieuze zerken. De rijke stinkerds.
Over lijken gaan is zo gedaan. Hebzucht voedt zichzelf met honger naar meer. Nooit genoeg macht en controle. Beter dan jij. Meer waard. Je andermans leven toe-eigenen. Lijfeigenen.
Tumblr media
En dan de Grote Doofpot! In mijn grootmoeders schattige peperkoekhuisje stond er eentje naast de kolenkachel. Hele hanengevechten en grote heisa’s zijn er in verdwenen. Hardhandige opvoedmethodes en grensoverschrijdend gedrag. De doofpot bij ons thuis naast onze eigen kachel was zo mogelijk nog rijker gevuld!
Maar morgen doe ik weer een poging. Want het is een leuk verhaal over die ontaarde meisjes. En iets opwekkend? Daar kun je niet genoeg aandacht aan besteden.
Nog wat voorbeelden van Male Privileges! De grote plaag van vandaag!
Tumblr media
Seksueel misbruik door Brabantse nonnen: schokkende en aangrijpende verhalen.
De meisjes van de Goede Herder: Dwangarbeid. In stilte werkten duizenden meisjes gedwongen in wasserijen en naaiateliers van kloosters. Het verwoestte hun jeugd.
Minderjarige meisjes uitgebuit als dwangarbeider in katholieke gestichten…
Nonnen maffia (afstandsbaby’s)
  Nondedju, wat krijgen we nu? Een verward verhaal over privileges. Witte mannelijke natuurlijk. Maar ook zwarte. En wat dacht je van het schrikbewind van katholieke nonnen ten aanzien van de gevallen vrouw? Nog vrij recent exploiteerden zij getroebleerde jonge meisjes als slavinnen binnen de gesloten poorten van hun doofpottige pottige instituut. Ook in de zomer heersen er virusjes. En ook in de zomer heb ik ME. En ook in de zomer zijn mijn spieren zo stijf als een geile jonge god.
0 notes
saulsplace · 6 years ago
Photo
Tumblr media
‘Ik ben 66 en durf eindelijk te zeggen: ik wil gerechtigheid’
Paula Vrij is vijf als haar ouders in de zomer van 1958 op tragische wijze om het leven komen. Familieleden willen haar opvangen, maar de overheid beslist anders. Onder de hoede van jeugdbeschermers, pleegouders en de Zusters van de Goede Herder wordt ze jarenlang misbruikt en uitgebuit. Nu, op 66-jarige leeftijd, strijdt ze voor gerechtigheid. “Het systeem van uitbuiting moet doorbroken worden.”
“Ik ben geboren in Amsterdam. Mijn vader was een Surinaamse jazzmuzikant, mijn moeder was Duits. In Amsterdam konden mijn ouders niet aarden. Hij was een zwarte communist, zij was wit en bovendien een stuk jonger. Het waren de jaren vijftig, hun liefde mocht niet bestaan.
Ik was nog klein toen we met het gezin naar Suriname verhuisden. Voor mij was het daar heerlijk. Er was veel ruimte, ik fladderde lekker rond tussen de bananenbomen en de rijstvelden. Maar met mijn ouders ging het niet goed. Op een nacht hoorde ik veel lawaai. Toen ik naar beneden liep, zag ik mijn vader hangen in de deuropening. Ik kroop bij mijn moeder in bed. Pas toen het licht was geworden, merkte ik dat mijn gele pyjamaatje helemaal rood was. Ik zat onder het bloed van mijn moeder. Mijn vader had haar van het leven beroofd, en daarna zichzelf.
De familie wilde dat mijn zusjes, mijn broertje en ik bij elkaar zouden blijven. Familieleden aan onze Surinaamse en Duitse kant wilden voor ons zorgen. Maar de Nederlandse staat duidde ons aan als weeskinderen. We werden teruggehaald naar Amsterdam en ondergebracht in het weeshuis van de zusters van de Voorzienigheid.
Daar verbleven we een paar jaar, totdat mijn broertje en jongste zusje in een pleeggezin werden geplaatst in Den Dolder. Ik werd samen met mijn oudste zusje bij een echtpaar in Amsterdam geplaatst. Dat we uit elkaar werden gerukt, vond ik verschrikkelijk.
In het pleeggezin begon het seksueel misbruik vrijwel meteen.
Contact met onze familie werd verboden. Ik werd in elkaar geslagen, uitgescholden, bedreigd. Mijn zusje werd ook seksueel misbruikt. Dat heb ik lange tijd niet geweten.
Ik verzette me het hevigst, dus ik kreeg de meeste klappen. Eén keer sloeg mijn pleegvader me zo hard dat het bloed tegen de muur spatte. Mijn pleegmoeder zei toen heel koeltjes tegen hem: ‘Kijk uit Hugo, straks vermoord je haar nog.’
Zij wist van het misbruik. Ze dreigde dat ze mij naar Amerika zou sturen als ik het vertelde, waar ik als slaaf aan de ketting zou moeten leven. En hij dreigde dat hij me dood zou slaan. Doe maar, dacht ik. Alles beter dan dit.  
Ik heb mijn voogdes herhaaldelijk verteld wat er in het pleeggezin gebeurde. Zij geloofde me niet. Het was mijn balletjuf die uiteindelijk iets begon te vermoeden. Zij was de enige bij wie ik steun vond. Als ik bij haar was en kon dansen, dan was ik eventjes gelukkig. Dan voelde ik me vrij.
Op een dag ben ik verkracht door de buurman van mijn voogdes, die zich uitgaf voor iemand van de voogdijvereniging. Na die gebeurtenis werd ik thuis steeds opstandiger. Ik dacht: in wat voor wereld leef ik?
Tumblr media
Ik pikte het niet langer.
Toen heb ik mijn balletjuf in vertrouwen genomen over het misbruik. Ik vroeg haar niets te zeggen, want dan zou ik thuis nog meer klappen krijgen.
In het pleeggezin ontstond in de jaren daarna een onhoudbare situatie. De ruzies liepen steeds verder uit de hand. Ik dreigde dat ik naar de politie zou gaan en alles zou vertellen. Mijn voogdes en mijn pleegouders besloten me toen naar een observatiekliniek te sturen. Daar zou ik misschien een beetje tot rust komen, zei mijn voogdes.
Ik kwam in Rijsbergen terecht in een observatiehuis van de Domincanessen van Bethanië. Dat was voor meisjes vanaf zestien jaar, terwijl ik pas veertien was.
Zuster Prisca, de directrice, vond dat ik onderzocht moest worden door de psycholoog. Aan die psycholoog durfde ik voor het eerst mijn hele verhaal te vertellen. Maar ik werd weer niet serieus genomen. Ik zou het allemaal verzonnen hebben.
De psycholoog zei dat hij maagdelijkheidsonderzoek bij me moest uitvoeren. Hij betastte me en drong daarbij mijn lichaam binnen. Daarna moest ik wekelijks door de psycholoog ‘gecontroleerd’ worden.
In het observatiehuis werd vaak gedreigd met de Goede Herder in Almelo.
Almelo stond bekend als het grootste strafkamp. Als je niet luisterde of een grote mond had, dan zou je daarheen worden gestuurd.
In december 1967 werd ik door drie mensen in de auto van mijn voogdes gesmeten. Ze brachten me naar Almelo.
Het was er kil en doods. Ik kreeg een piepklein chambretje toegewezen. De volgende dag moest ik meteen aan het werk, achter de naaimachine. Daar zat ik dan. Een meisje van bijna vijftien, compleet gedesillusioneerd.
Het voelde echt als een strafkamp. We moesten twaalf uur per dag werken, zes dagen per week. Met elkaar praten was verboden. Je bent al zo geknakt als je daar binnenkomt, en vervolgens zink je alleen maar dieper weg in je eenzaamheid en isolement. Je stompt af. Daar loopt iets, en dat ben jij. Maar het voelt niet alsof jij dat bent. Je bent een soort leeg omhulsel.
Tumblr media
In de weekenden en vakanties moest ik soms terug naar mijn pleeggezin. Ik wilde niet, maar ik moest. Dat ik daar mijn hele jeugd misbruikt en mishandeld was, geloofden ze ook bij de Goede Herder niet.
Elke keer als je je wat sterker voelde, werd dat meteen de kop ingedrukt.
Dan maakten ze je klein. Ik was het enige Surinaamse meisje, dus ik was ‘die zwarte’. Ik had een behoorlijk complex over mijn huid. Eén van de zusters bombardeerde me tot Donsje, vanwege mijn kroezende haar. Ik zei dat ik Paula heette. Nee, zei ze, we gaan je Donsje noemen.
Ik weet nog hoe blij ik was toen ik moest worden opgenomen in het ziekenhuis. Door het jarenlange seksuele geweld had ik ernstige klachten. Ik moest een operatie ondergaan. In het ziekenhuis vond ik het gezellig, ik werd er vertroeteld. Maar uiteindelijk moest ik weer terug.
Terwijl ik in mijn eentje op mijn chambrette herstelde van de ingreep, besefte ik plotseling dat ik als vijfjarig meisje naast mijn dode moeder had gelegen. Dat was heel heftig. Al het verdrongen verdriet om mijn moeder kwam naar boven. Ik stopte mijn hoofd in mijn kussen om het gehuil te smoren.
Na tweeënhalf jaar werd ik van de Goede Herder naar huize Alto Vista in Zeist gestuurd, een tehuis voor werkende meisjes vanaf zestien jaar. Daar was meer vrijheid, maar ook daar moest ik werken. Eerst in een lampenwinkel, daarna bij een verzekeringsmaatschappij. Driekwart van mijn inkomsten ging naar de zusters. Voor kost en inwoning.
Ik trouwde zodra ik een man leerde kennen. Hij was niet onaardig, en ik wilde weg.
Een gelukkig huwelijk was het niet. Hij had een zachtaardige kant, maar hij was ook bezitterig. Het geld dat ik verdiende met modellenwerk moest ik inleveren. Soms was hij gewelddadig.
En zelf was ik door mijn liefdeloze jeugd ook niet goed in staat om een gezonde relatie aan te gaan. Ik had de neiging om volgzaam te zijn. Ik had geen basis.
Het huwelijk hield elf jaar stand. Toen heb ik met mijn twee kinderen de benen genomen. Ik had helemaal niets. We kregen een huis toegewezen in Helmond, waar we de eerste vier maanden op het beton hebben geslapen. Ik probeerde op te krabbelen, en dat lukte aardig. Na lang sparen konden we zelfs met z’n drietjes op vakantie naar Mallorca.
De pijn is altijd gebleven.
Fysiek, want mijn lijf is kapot, maar ook emotioneel. Het verdriet over mijn zusjes en broertje is nog altijd groot. Als oudste van de vier heb ik geprobeerd ons weer bij elkaar te brengen. Ik hoopte dat we na al die verloren jaren ons leed konden delen en het leven samen konden oppakken. Maar dat lukte niet. Je bent toch van elkaar vervreemd. Dat vind ik heel erg.
Wat me ook veel verdriet doet, is dat mijn kinderen schade hebben ondervonden van wat er met mij is gebeurd. De klappen die je kinderen moeten incasseren, die doen misschien wel het meeste pijn.
De weg die ik heb bewandeld, zou ik mijn ergste vijand niet toewensen. Maar inmiddels ben ik zesenzestig en durf ik te zeggen: ik wil gerechtigheid. Dat is moeilijk, opboksen tegen machtige partijen, maar ik heb rechten. En die rechten zijn aan alle kanten geschonden.
Niet alleen door de nonnen in Almelo. Mijn verhaal – en het verhaal van veel andere vrouwen – is groter dan dat ene tehuis. Het was een systeem. Al die tehuizen vormden één grote organisatie. Wij werden als kwetsbare meisjes niet aan de nonnen toevertrouwd, we werden aan ze geleverd. Zodat er geld aan ons verdiend kon worden.
Ik houd de staat verantwoordelijk.
Want die wist ervan. Het is allemaal gebeurd onder toeziend oog van de kinderbescherming, van de overheid die ons had moeten beschermen. Ik hoop dat wij, de meisjes van de Goede Herder, die erkenning krijgen. En ik hoop ook op financiële genoegdoening. We hebben veel schade geleden, en dat moet gecompenseerd worden.
De meisjes van de Goede Herder zijn geen meisjes meer. We zijn sterke vrouwen. Na al die ellende zijn we toch overeind gekomen. En we weten nu ook: je hoeft geen slachtoffer te blijven. Je kunt uit dat patroon komen. Dat doen we allemaal op onze eigen manier. Bij mij is het mijn spiritualiteit die me gered heeft.
Dat ik nu eindelijk gehoord en geloofd word, doet mij heel veel. Ik wil mijn verhaal vertellen. Niet alleen voor mijzelf, maar voor alle meisjes en jongens die na mij komen. Want het gebeurt nog steeds dat kwetsbare kinderen worden uitgebuit. Dat moet stoppen.
Het systeem waarin ik dertien jaar lang gevangen zat, moet doorbroken worden.”
1 note · View note
superstore3291-blog · 6 years ago
Text
Sexy kostuum non
Sexy nonnen kostuum Sexy nonnen kostuum voor dames in de kleur zwart met wit Dit kostuum sexy non bestaat uit een jurkje met knoopjes en is inclusief bijpassende sluier http://dlvr.it/R2gb2B
0 notes
gekruidengeroerd · 6 years ago
Photo
Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media
GRIEKENLANDEXPEDITIE
Bijna 5000 km reisden we over land en zee met treinen, bussen, veerboten, auto's en te voet. Even lijkt het er toch op dat we vliegen. Wolkendek van ochtendnevel hangt tussen Leer en Bremen boven de weilanden. Zwart bonte koeien piepen er met hun ruggen nog net doorheen. Deze expeditie is als een dominospel. Mis je een trein, dan mis je een andere trein en dan mis je misschien wel de veerboot. Alles loopt  anders en we hebben het misschien wel even niet meer in de hand.Het duurt even voordat  we hierin de juiste vorm van ontspanning vinden.Tien minuten vertraging worden ingehaald en  breipennen opgepakt.Alles wat in het vliegtuig verboden is, hebben we geoorloofd verstopt in rugzakken en koffers.. Opinel messen snijden appels door. Breipennen beginnen aan hun eerste oversteek voor een vest of een omslagdoek. Anderen denken scherp na terwijl ze een cryptogram invullen. Zwaar gevulde thermosfles wat uit het rek valt, verwondt bijna een medepassagier.  Terwijl de trein met een snelheid van 235 km per uur naar het zuiden raast, scheuren herfstkleuren voorbij. De herfst zal niet alleen schitterend zijn dit jaar maar is het al. De enige wagon die mist in München is onze slaapwagon. “Er is voor jullie een andere wagon met stoelen ingezet” zegt een spoorwegbeambte”. Zie al een bui hangen die gelukkig snel  overtrekt.Half uur later zitten we in andere slaapwagon. De bovenste bedden hangen al naar beneden wat de coupe enigszins het aanzien van een tent geeft. We doen alsof we in de Tran-Siberië expres zitten en maken onderweg noodle-soep met verse wortel en bosui. Kneuterigheid ten top maar wel lekker. Wiegen van de trein is als een schip op de golven en langzaam valt iedereen in slaap. Al om 05.00 uur in de vroege ochtend snelt onze “butler”door de smalle gangen, met moeite zijn evenwicht bewarend, om alle passagiers op tijd van koffie, thee en een broodje met jam te voorzien. Aan de tekst op het jam pakje “Ribili” anders gezegd rode bessenjam, lezen we af, dat we de afgelopen nacht Oostenrijk hebben verkend.Nog 17 minuten te gaan en om 06.00 uur stappen  we, nog even achteromkijkend, of we niets vergeten , licht verwaaid uit in Bologna. Het  station is op dit moment van de dag op veel tinten grijs na, leeg en verlaten. Volgen het reukspoor naar Italiaanse koffie, nippen aan onze kopjes terwijl het leven om ons heen langzaam ontwaakt. “Una, due, tre”, zegt een zwerver op het perron en houdt een leren riem voor mijn neus waarin gaatjes geprikt moeten worden. Zijn broek zakt af. De punt van mijn zakmes boort zich dapper door het leer.“Quattro” komt hij even later nog eens terug. Nog een laatste gaatje erbij. De trein naar Ancona vertrekt bijna. Platte pallazio's en cipressen werken zich door de ochtendnevel. Duidelijk in Italië aangekomen.In Pezaro stopt de trein.  Ongeluk op het spoor. Na rondvragen in slecht Italiaans vinden we een bus richting het volgende station. Zijn niet de enige gestrande reizigers en wurmen ons met alle bagage in een bomvolle bus.Rugzak op schoot, en iemand zit op een koffer.  We wachten, beetje ongeduldig over drie uur vertrekt de veerboot en de spanning bouwt zich al weer heel langzaam in mijn kleine teen op.Het blijft stil tot de buschauffeur omroept, dat hij zojuist een mededeling heeft gekregen van een ernstig ongeluk op de weg waar hij met de bus niet langs kan.Dit is toch niet te bedenken van te voren. Zowel de trein als de bus  kunnen nergens meer langs.Weer vragen, zoeken en  een halfuur later zitten we opnieuw in de trein.Het spoor is vrijgegeven. Iemand mompelt nog bijna onverstaanbaar, dat het lijk waarschijnlijk nu van het spoor naar de weg is verplaatst.... In Ancona blijkt dat onze tickets dubbel gecheckt, ingecheckt, opnieuw geprint en nog meer moeten worden en dat we met de kaartjes die we nu bij ons hebben niet de veerboot op kunnen.Wachten op bus 20 die niet komt en die ons naar het kantoortje op een industrieterrein moet brengen.  Daar aangekomen moeten alsnog alle interrail kaarten van alle deelnemers getoond worden, terwijl van te voren was aangegeven dat dit niet hoefde. Detail, maar dit kan er natuurlijk ook nog wel bij.  Man van de douane in een geel jasje zoekt onze groep die inmiddels alle interrail kaarten verzameld heeft.  Met zijn auto worden twee deelnemers met de interrail-kaarten  in hun pocket ook naar het kantoortje gereden. Nog een half uur te gaan. De vrouw achter het loket krijgt medelijden met ons. Houdt de bus aan, die al weer terug wil rijden naar de veerboot en gebaart de chauffeur op ons te wachten. Met driedubbel ingecheckte tickets sprinten we naar de bus en ik schat een kwartier voordat de veerboot vertrekt schuifelen we eindelijk over de loopplank aan boord.  Tijd voor een borrel. De veerboot zet er goed de sokken in, en laat een spoor achter  als een watersnelweg die naar de horizon stroomt. De hoge schoorsteen blaast roet uit en we zitten naast het zwembad met opgespoten dolfijntjes, maar zonder water, aan dek.Breien, lezen, staren voor ons uit en kijken naar de ondergaande zon. Iedereen doet zijn ding en vult zijn eigen dag in. Appeltje en eitje wordt aan dek gegeten en we koesteren ons in de zon.Na drie  dagen treinvertraging ongeluk op het spoor , ongeluk op de weg, niet geaccepteerde veerboot tickets is het nog steeds niet gelukt om een aantal deelnemers van ons af te schudden en zitten we nog steeds met z'n negenen in hetzelfde schuitje... Drie witte autootjes laten Igoemenitsa achter zich en vervolgen kronkelend hun weg naar Meteora. Nieuwe wegen en tunnels gebouwd met Europees geld, vormen een schril contrast met de boerderijtjes ernaast. Zwerfhonden  proberen blaffend langs de weg eten te vinden en ruïnes vallen verder uit elkaar. In de groente en fruit stalletjes langs de weg worden tamme kastanjes, granaatappels en pompoenen te koop aangeboden. Angelo onthaalt ons heel gastvrij bij zijn hostel in Kastraki. Het laatste huis in een doodlopend straatje, met uitzicht op de kloosters.“Vergeet niet om mijn heerlijke tomaten, pepers en druiven te proeven” wijst hij ons op zijn tuin.Grieken lijken altijd iets weg te geven te hebben en we voelen ons meer als welkom. Duizenden jaren geleden stroomden in dit gebied twee krachtige rivieren. Het water vormde de stenen in hun bedding. Vormde ze, ronde ze af en holde ze uit. Niemand kreeg ze ooit te zien. Tot een gigantische aardbeving de rotsen omhoog stuwde Het water stroomt naar zee en Meteora was geboren. Christenen die van hun geloof werden verdreven vestigden zich in grotten en kloosters die alleen met touwladders te bereiken waren om dichter bij god te zijn. Leiden hier een ascetisch leven. Ontzegging van water , eten en alle andere aardse geneugten.Een keer per jaar op de dag van Saint George brengen de dorpelingen van Kastraki doeken met hierop een wens naar boven. Nemen de oude doeken mee en  hangen  nieuwe  op. Als Nepalese gebedsvlaggetjes versieren ze de grot die, als de mond van een peuter die slordig gegeten heeft, de wand van de rotsen versiert. Rode herfstbladeren liggen als een ketting om enorme rotsblokken. Monnik trekt zijn pij recht, Niemand mag er meer in het is 17.00 uur en een klusser begin. De weg er naar toe is als  een klein oerbos met enorme platanen, oude bruggetjes en verwondering hoe alles hier ooit met manden naar boven is gebracht. Dan verliezen we even de regie, Op zaterdag de kloosters in Meteora bezoeken blijkt geen goed plan. Wurmen ons tussen toeristenbussen door en onderhandelen met gierige nonnen over entreekaartjes.Teleurgesteld omdat het gevoel van vandaag iets af lijkt te halen van de verwondering voor dit prachtige gebied. Voor nu willen we hier weg. Laten de kloosters achter ons en stoppen bij een wandelpad wat we kennen van de dag ervoor en lopen omhoog. Alsof ik een batterij ben die bij iedere stap   opgeladen wordt. Op wiebelig bankjes lunchen we met spinaziebroodjes en water. Katoenpluizen langs de weg. Kilometers rijden we langs een soort van fabrieksterreinen.In de allerlaatste schemer waarbij een vleermuis bijna tegen het raam vliegt en een wildzwijntje oversteekt, slaan we bij de pier af, zwaaien naar de vrouw van de Spar en zijn we aangekomen in Milina. Wel veertig verschillende kruiden vormen een mandala op het glastafeltje in de woonkamer van het hotel. “s avonds een rondje om te tafel helpt de volgende dag bij het herkennen van de kruiden  in het wild. Soms pakt een geur ons. Zoeken we samen in de lades van ons geheugen naar de herkomst. Dit keer zijn het de bloesems van de loquat.   Simpel gezegd een soort pruim. Allerlei opties komen langs. We graven verder en ineens opent de juiste lade zich.Het is Lux, de geur van lux-zeep. Drie pakjes voor de prijs van één die bij oma altijd in de kledingkast lagen. De kalderimi, het oude wandelpad, is bedekt met bladeren, die overal worden afgewisseld door de meest felle kleuren. Bloemen die weigeren toe te geven aan een herfstgevoel en gewoon hun zomertenue aanhouden.Fel oranje en gele aardbeiboom vruchten liggen op de grond  roze cyclamen knallen ons tegemoet. Rode bessen van de  terebint, laatste  gele bloemen van  de wilde venkel en hier en daar een verdwaalde cichorei bloem. Als of  we klein duimpje volgen die de weg aan heeft willen geven met gekleurde broodkruimels wandelen we  naar Lafkos. Verzamelen onderweg, laurier bladeren, aardbeiboom vruchten en pricky pear cactusvruchten. Twee  hondjes vergezellen ons naar  de  weg over de kalderimi naar beneden. Als je  in Griekenland  geen geitenkaas lust dan ben je het bokje. Maar wij blijven elke avond koken alsof het een lieve lust is. Van de enige regendag tijdens deze reis maken we een workshop dag. Bezoeken de grot van Cheiron en maken tandpasta met Mastiek  Mastiek bomen groeien alleen op het eiland Chios  en leveren een hars. Het verhaal gaat dat deze tranen voor het eerst gevloeid hebben toen de Romeinen achter de Christen Agios Isodoros aanzaten. Isodoros raakte zwaar gewond maar ontsnapte en bereikte uitgeput van de pijn het zuiden van het eiland Chios. Waar hij onder een mastiek struik kroop om uit te rusten. De mastiek struik begon te  huilen en liet zijn druppels mastiek langs haar takken naar beneden druppen. Genezende druppels. Wat kunnen de Grieken overal een mooi verhaal van maken. De motor van het veerbootje naar Trikiri is stuk. Kleine teleurstelling zet zich om in een nieuw plan, we wandelen naar het vissersdorpje Agios Kyriaki en lunchen in de zon. Helderblauwe luchten. Houten schepen op een werf en een oud bord met benzineprijzen van heel erg lang geleden.Poezen in grote aantallen vergezellen ons bij de lunch. Grote witte kat probeert met zijn pootje vissen uit de zee de vangen vanaf een trappetje. Netten met mosselen en kokkels hangen in het water te spoelen. Inktvissen hangen te drogen in de avondzon. Jonny Dep moet zich hier ergens ophouden. Zo zwaar beladen als alle olijfbomen, vorig jaar waren, zo leeg zijn ze dit jaar. Op donderdagmiddag helpen we Elini, een Griekse vrouw van in de vijftig, die sinds anderhalf jaar weduwe is en geen pensioen krijgt. Ze leeft van het geld wat haar kinderen haar toestoppen.Haar boomgaard ligt aan zee naast de weg richting Trikiri.We krijgen botte scharen, knipmessen, zagen en een bijl uitgedeeld en Elini haar uitleg hoe we moeten snoeien blijft beperkt tot een paar gebaren. We storten ons op de olijfbomen. Slepen bossen takken de greppel in en bewaren de hoger gesnoeide takken met zachtere blaadjes voor de Katziki, de geiten. Proppen een bestelbusje vol met takken en stoppen nog wat bossen ciste-roos tussen de gaatjes. De trap komt er tenslotte boven op. Een splinter blijft in mijn vinger steken.Een zeventig plusser met een nieuwe heup klimt samen met Elini in een groter olijfboom. Onder haar uitroep van ne ne !! zaagt hij als een gek. Lijkt een te lang getrouwd stel wat ondertussen ruzie kan hebben zonder woorden.Foto van dit spektakel gaat naar de internist die voor de nieuwe heup heeft gezorgd. Alles doet het weer. Het houten trappetje waarvan een tree mist wordt tegen de volgende boom gezet en het theater begint weer van voren af aan. Kappen, slepen, knippen en snoeien dat het een lieve lust is. Geen enkele olijfboom zal na vandaag voor ons nog het zelfde zijn. We glijden uit op de schuine hellingen en slepen samengebonden bossen olijftwijgen achter ons aan. Volgend holle weggetjes van Lafkos naar Platania. Kijken door het sleutelgat bij een klooster. Halen onze blote benen open aan bramenstruiken en zoeken onze weg door een droge rivierbedding.  De adelaarsvarens zijn nu roestbruin net als veel paddenstoelen  in dezelfde kleur. Vlinders met mooie patronen in het zand en rozemarijn met ontelbaar veel bloemetjes gonst van de bijen.Zwemmen, spotten dolfijnen in de verte die grote buitelingen maken en destilleren lavendel en rozemarijn op het strand. Als we onze ogen sluiten zouden we in een sauna kunnen zitten en heeft er zo juist een opgieting plaatsgevonden.  Het water in de kelly kettle kookt en voor iedereen staat een kopje thee klaar in het zand. Via de 1100 jaar oude plataan kronkelen we onze weg terug via Meteora naar Igoemenitsa. Scherpe bocht naar links zegt de kaartlezer, haarspeldbocht, scherpe bocht naar rechts....en ze breit haar volgende pen. Lopen in optocht over een donker haventerrein. Nergens bordjes. Voetgangers, bussen, vrachtauto's. Bagage, scheepsdiesel alles beweegt door elkaar. Tientallen vrachtauto's staan schuin naast elkaar te wachten totdat ze de veerboot op mogen. Sommige chauffeurs nemen een powernap. Om 23.15 zien we de lichten van de Very Fast Ferry in rap tempo naderen Voetgangers die met gevaar voor eigen leven het terrein oversteken, hun koffers achter zich aanslepend. De veerboot draait en laat haar kleppen langzaam zakken. In het zocht van het schip, scharrelen lichtgevende meeuwen tussen de witte schuimkoppen door hun maaltje bij elkaar. De man van het apenklootje staat al klaar op de schuine klep. De lijn met het balletje hieraan wordt over gegooid. Een dikke tros wordt aangetrokken. Deel van de klep wil niet vallen, pas als een meer als 100 kg zware man erover heen loopt zakt deze naar beneden. Wij worden naar achteren gestuurd, tot we op een teken het schip op mogen. Even terug in de tijd op de roltrap van de Ven D gaan we naar de tweede verdieping omhoog. Tien man vrouw personeel staat klaar. Ook deze veerboot is redelijk leeg, hoewel niet zo leeg als op de heenreis. Deel van de groep slaapt in hutten, de rest  naast de kinderspeelplaats. Het licht blijft aan die nacht. Bind mijn haarband voor mijn ogen omdat het felle licht zelfs door mijn oogleden  heen dringt. In de nacht schommelt het sterk,. Iedereen moet bijna wel uit zijn bed gevallen zijn. Misschien is het het afbuigen boven Corfu, of misschien tijdelijk even veel meer wind. Val weer in een onrustige slaap.In de ochtend op zoek naar koffie, zien we een Duitse school klas wakker worden naast het zwembad. Luchtmatrasjes worden opgerold en eten gedeeld. Het is een beetje heiig. Ancona is nog lang niet in beeld. Ancona, ooit moet het toch een mooie stad geweest zijn, met een basiliek, oude gebouwen op een heuvel achter de haven. Viskramen op de pier. Wat is dat toch met havensteden dat ze altijd iets triests over zich hebben? Alleen bedoeld om zo snel mogelijk afscheid van te nemen. Smeltkroes van culturen die  zijn blijven hangen. Omdat we nog op de trein naar Padua moeten wachten, eten we soep bij een Vietnamese vrouw die onder gezellig TL licht, spring-rolls vouwt. Haar man geeft haar telkens de nieuwe blaadjes aan. Stap met mijn sandalen in een diepe regenplas als we terug lopen naar het station. Passen op elkaars bagage, en vergeten bijna dat we aan het wachten zijn. In het donker zoeken we onze weg naar het hotel in Padua. De weg vragen is een weg tot contact. Soms jammer dat we bijna nooit meer de weg hoeven te vragen. Google Maps regeert.Waarbij de ene app aangeeft dat het nog 14 minuten lopen is tot het hotel en de andere 16 minuten. Reizen zonder mobiel wordt het nieuwe avontuur. I.v.m. de wateroverlast laten we ons bezoek aan Venetië varen. Maar Padua is een heel goed alternatief.In de overdekte markt heeft de visboer zwarte handen van de inkt van de inktvissen. Enorme Parmezaanse kazen liggen opgestapeld. Pasteitjes en salades in alle kleuren en maten versieren vitrines.Ontelbaar veel soorten paddenstoelen, risotto's en kruidenmengsels lachen ons toe. Wat jammer dat we vanavond niet zelf hoeven te koken. De keuze was beslist moeilijk geweest. Op de muur van de rechtbank hangt een enorme afbeelding van de dierenriem met alle sterrenbeelden. Vroeger werd rechtgesproken aan de hand van het sterrenbeeld dat aangegeven werd.  De afbeelding is niet compleet. Nummer 30 en 31 ontbreken bij de dagen van de maand. Italiaanse vrouw verteld ons dat de kunstenaar te slecht werd betaald en toen om de opdrachtgever een hak te zetten , de laatste twee dagen van de maand gewoon weg heeft gelaten. Dwalen door de oudste botanische tuin van Europa en denken aan Goethe als we samen met zijn palm in een te krap kasje staan.
Met de vlam in de pijp gaan we door de Brenner pas, ver van huis maar in mijn sas. Gaat er door me heen, terwijl we door Zwitserland reizen. Prachtig zicht over besneeuwde bergen, rode wauw naast de trein wisselen we af met donkere tunnels. Eten Nusküchli en drinken Cafe Americano bij de restauratie en krijgen, als we in Euro's betalen, Zwitserse franken terug. Sommigen passagiers gaan ruim van te voren voor het overstappen al bij de deur staan, anderen gaan 1 minuut van te voren nog plassen waarbij je de rest ziet denken: “ Had  dit niet een beetje eerder gekund?”.Getallen gaan een eigen leven leiden. Perron, wagon en stoelreserveringsnummers worden verwisseld met verjaardagen en huisnummers. Met de trein reizen lijkt op het maken van een Sudoku. Langzaam dunt de groep uit. Als ik om twaalf uur in de nacht in Winsum aankom wil mijn auto niet starten.De laatste bus naar Zoutkamp is vertrokken. Helemaal relaxed bedenk ik wat ik nu eens zal doen.Er is immers niets aan de hand. Niemand is dood of ziek. Alleen mijn auto doet het niet.Lange man met een hoge hoed wil net in een regiotaxi stappen. Ook mijn rugzak wordt achterin de taxi gelegd. “Jullie raden nooit waar ik vanochtend nog was” zeg ik, als de taxi start.....
1 note · View note
Text
Winterliedjes
Tumblr media
Winterliedjes
Marie Metz-Koning I. Ik denk aan den zomer die heen is gegaan; Aan de dagen vol bloeiend groen; En zie de boomen alleenig staan, En hoor door de takken de winden gaan En vraag, wat de winter zal doen....? De zon is stil, als een eenzaam licht, Dat achter de wolken staat. De bloemen deden hun oogen dicht. De velden zijn als een oud gezicht Waarover de dood al gaat. De menschen komen gebukt en grauw Langs donkeren horizon. Nu dringt ze in de hutten de najaarskou, En hun handen zijn stil en hun oogen zijn flauw Om den dooden tijd die begon. En ze hokken bijeen om een huivrend vuur, En ze warmen hun handen er aan. En ze tellen de dagen zoo uur na uur, En het blijft in hun harten zoo dor en guur, Om den zomer die heen is gegaan. II. Dit zijn de dagen van weemoed, lief! Ze dauwt, dauwt òp me, van allen kant. Als een zwijgende macht ligt ze neer op 't land, En de dagen zijn donker van 't weenen, lief! O, geef me je hand, en kom dicht aan mijn oor, En fluister me dingen van vreugde voor: Ik ben zoo verlaten, lief! Mijn hoofd is zoo stil, en er gaat geen gedacht' En de dag is zoo grijs, en zoo zwart is de nacht, En ik kan niet meer haten, lief! En mijn liefde is een stille, bleeke pit, Die niet licht en niet warmt, en te smeulen zit In de mist van mijn weemoêd, lief! En ik weet niet wat vroeger me weenen deed, En lachen en loven en krimpen in leed, Mijn leven lijkt henen, lief! O, laat van jouw oogen 't nooit doovende vuur Nu schijnen en troosten zoo uur na uur, Als eenigste vreugde, lief! En zeg me vertelsels die niet bestaan, Van dingen die mooi zijn en nooit vergaan, Van eeuwige vreugde, lief! Dit zijn de dagen van weemoed, lief! Ze dauwt, dauwt op me van allen kant. Als een zwijgende macht ligt ze neer op 't land, En de dagen zijn donker van 't weenen, lief! III. Nu drijven we door wolken, Door wolken dik en goor. De boomen steken als dolken Hun zwarte takken er door. Er druppen, druppen droppen, Ze druppen met doffen val Van gevels en uit toppen, Onzichtbaar van overal. Ik kan het niet vinden buiten En minder nog binnenin. De nevel hangt voor mijn ruiten En huivert mijn kamer in. Hij glijdt met zijn schimme-handen Door mijn angstig-wakende hoofd; En als even gedachte' er branden, Dan heeft hij ze vlug gedoofd. IV. Nu smeult het leven; Het weer is dood; De wind versteven; De lucht als lood. De maan verdwenen; De zon geroofd; De sterren henen, En de aard gedoofd. Verkoold de boomen; Verschrompt het gras; Gestremd de stroomen; De grond van asch. Nu lijkt begeerlijk Geen enkel ding; Alleen leeft heerlijk Herinnering. Met vlammetongen Van wak'rend vuur, Komt ze aangezongen In 't schemeruur. Ons toegebogen In gansche rust, Zijn we ooge' in oogen En lust bij lust. V. Het weer was al lang zoo hard geweest; Zoo onverbiddelijk koud. Het verarmde mijn hoofd, het vergramde mijn geest, En het leven leek me zoo oud. En de aarde was lang al zoo stil en vaal, En de kleuren waren zoo dor. En de wegen zoo leeg, en de weiën zoo kaal En mijn hart was vol gemor. Daar fladderden plots uit de doode lucht, Langs de takken, zwart en grauw, Wat vlindertjes-wit.... en een fluistergerucht Vloog langs de aarde of ze leven zou. En de boomen staken hun armen uit Naar de vlindertjes wit en teer. En die vielen er in, en die raakten er uit, En er kwamen er àl maar meer! En ze lieten niet af, een dag en nacht, En ze dekten de dorheid toe. Nu is alles zoo wit en zoo wollig en zacht, Dat ik niets dan lachen doe. VI. Mijn morgentuin! wat wondre' tooi ontploos Uw waze' wand langs! Diamant-bezet Een tooi van roze' ontstove' 'n bruidsbouquet Van wie de stilte kozen voor altoos. De witte twijgen rijgen roos aan roos Rondom van witte roze' 't dooden-bed. De sneeuwe' struiken buige' als in gebed Gestorven nonnen, wit en woordeloos. O, dóód-tuin, mijn dóód-bloementuin, zoo broos En bleek en blank en van geen kleur besmet, Zoo stil gestold, dat ook de teerste tred, Het liefst geluid is vrede-roovend boos: Schoon nooit mijn ziel zich 't wufte schoon verkoos Van déze reinheid is ze stil-ontzet! VII. Dit is een avond als uit ouden tijd: Week is de wind om boomen in de lucht; 't Huis is vol huivring en vol vreemd gerucht, En zacht is vlam-licht in den haard verspreid. Wij samen dènken anders; maar er glijdt Ons om één angst.... We letten elk gerucht: Een vogel, vreemd, die langs de ramen vlucht, Getik, gekrak, een stem die ver verglijdt.... Nu is voor àlles ope' ons hoofd; en wijd Voor alles ope' ons hart.... 't Is àl geducht En toch bekend wat in de stilte leit; En 't leven, dat me een klank werd en een klucht, Wordt nu op eenmaal weerlooze eeuwigheid. Click to Post
0 notes
vanfransebodem · 8 years ago
Text
Afgelopen Kerst en Oud en Nieuw zal menig vrouw hem weer uit de kast gehaald hebben: la petite robe noir. In het Engels The little black dress. Een zwart afkledend strak jurkje tot de knie met ronde hals en met of zonder mouwen. Heel simpel in al zijn uitvoeringen maar toch ooit eens bedacht door iemand. Die iemand was niemand minder dan Coco Chanel (1883-1971). In het midden van de jaren ’20 van de vorige eeuw ontwierp ze dit inmiddels grootse mode-icoon. Geïnspireerd op het zwart van de nonnen  waar ze als kind samen met haar zusje was ondergebracht door haar vader.
In 1926 lanceert Gabrielle Chanel het elegante, sobere petite robe noir. Het model werd toen niet met veel succes ontvangen. Het was uiteindelijk het Amerikaanse tijdschrift Vogue die overtuigt was van het succes en plaatste een schets van de little black dress in het magazine. Vogue noemde het model de ‘Ford van Chanel’. Net als de beroemde Amerikaanse auto Ford zou de little black dress succesvol worden en over de hele wereld te koop zijn.
Na dit artikel waren de modespecialisten wel overtuigd van het succes van de little black dress. Veel modeontwerpers namen het jurkje op in hun collectie. Zelfs Betty Boop, een Amerikaans strip- en tekenfilmfiguur, kreeg een klein zwart strapless jurkje aan. Het jurkje kreeg pas echt grote bekendheid toen veel Hollywood-sterren het zwarte, sobere maar elegante model gingen dragen. Beroemdheden als Marilyn Monroe en Elizabeth Taylor maken van het jurkje een sexy en verleidelijk item.
Het was Audrey Hepburn, die in de jaren ’60 in de film ‘Breakfast at Tiffany’s’ de rol van Holly Golightly speelde, die het jurkje wereldberoemd maakte. Het jurkje werd door deze film een soort cult item. Het zwarte jurkje uit de film dat Audrey Hepburn droeg en ontworpen werd door Hubert de Givenchy is nu te zien in het Haags Gemeentemuseum.
Tegenwoordig is de little black dress in vele variaties verkrijgbaar en draagt zelfs Barbie dit beroemde mode-icoon.
Sinds 2009 is er zelfs een eau de parfum en eau de toilette met de naam La Petite Robe Noir van Guerlain. In Nederland verkrijgbaar vanaf augustus 2012 bij onder andere Douglas en ICI Paris XL.
  La petite robe noir van Chanel Afgelopen Kerst en Oud en Nieuw zal menig vrouw hem weer uit de kast gehaald hebben: la petite robe noir.
0 notes