#tafel 78
Explore tagged Tumblr posts
Text
On the making laugh of live, love and law in chanceries
1.
Vismann scheint eine gute Geschichte und Theories des Rechts parat zu haben, die u.a. eine Geschichte und Theorie beschriebener Türen (so etwa im Aktenbuch), des (Nach-)Lebenden (so im Buch vom Griechenland), des thrakisch Lachenden (so auf ihren Fotos) und der Liebe des Rechts ist (so immer). Ich kann das mit großer Bestimmtheit sagen, weil ich mich in Bezug auf Vismann als das betrachte, was man wiederum man mit Warburg als ein koloniales Subjekt betrachten müsste. Ich bin (ein-)geschnappt was Vismann angeht und dennoch gehe ich damit auf und zu.
2.
Das koloniale Subjekt ist ein Subjekt der Sklaverei und es kann in dieser Beziehung das Ding oder die Person der Sklaverei sein, also sowohl der Herr als auch der Sklave. Das koloniale Subjekt ist ein Subjekt der Sklaverei, indem es greift oder ergriffen ist. Auf englisch kann man das so sagen: Das koloniale Subjekt is a subiect of possession - und possession kann hier Besitz und Besessenheit bezeichnen, kann auch etwas Eigenes bezeichnen, das dem Eigentümer, ruhig oder unruhig, fremd bleiben kann (wie die Rätsel der alten Ägypter den alten Ägyptern selbst ein Rätsel blieben und sie dennoch damit durch's Leben kamen, bis sie dann gestorben sind.)
Das koloniale Subjekt ist danach nicht nur ein greifendes oder ergriffenes, also zum Beispiel begreifendes und (mit-)fühlendes Subjekt, es ist auch ein Subjekt der Passion, des Pathos, der Pathologie und der Passivität. Als Subjekt hört es damit aber nicht auf, auch ein Subjekt des Aktes, der Aktion, der Reaktion und der Aktivität zu bleiben. Das koloniale Subjekt ist insoweit auch parasitär, nimmt an beiden Seiten der Unterscheidung teil, wenn auch nur durch Trennung, Assoziation und Austauschmanöver. Warburg betrachtet immer dann auch rechtswissenschaftliche koloniale Subjekte, wenn er sich mit Passagen aus Gaius' Institutionen beschäftigt (dort mit dem Sklavenhandel und der mancipatio), wenn er sich wie u.a. auf Tafel 7 mit dem Kalender des Filocalus (aka Kalender von 354) und der Kolonialstadt Trier befasst. Auf den Staatstafeln (78/ 79) lässt sich ein koloniales Subjekt immer dann betrachtet, wenn man ein Subjekt betrachtet, das greift oder ergriffen ist. Das kann man selbst sein. Man betrachtet dort immer dann ein koloniales Objekt, wenn man ein Objekt betrachtet, das ergreift oder ergriffen ist. Auch das kann man selbst sein.
Das Greifen ist eine Übersetzung des Trachtens und Tragens, wie man davon im Vertrag oder in der Betrachtung spricht. Diese Übersetzung bildet aber kein Synonym. Greifen und Trachten versteht Warburg auch als technische Vorgänge, die im Verhältnis des Pendelns und Wendens zueinander stehen. Das hat Thomas Hensel in seinen Texten zu Warburgs Tischen rekonstruiert: Warburg kommt der Tafel nahe, klappt sie in die Horizontale, greift die Fotos mit der Hand und verteilt sie mit der Hand auf der Tafel, dann befestigt er sie, dann klappt der die Tafel hoch, dann geht ein paar Schritte nach hinten, vergößert so die Entfernung und betrachtet nun mit den Augen die Tafel. Das wiederholt er immer wieder - und immer wieder kippt dann Greifen ins Schauen und Schauen ins Greifen. Wenn er sich auf das Schauen konzentriert, rückt das Greifen in den Hintergrund. Greift er, rückt das Schauen in den Hintergrund. Diese Bewegung geht in die Tafel ein und geht durch die Tafel, auf andere Weise sicherlich als in der Laokoon-Gruppe oder in den Wochenschauen, die Warburg sich in Rom anschaut, um seine Tafeln vorzubreiten. Aber immer geht Regung durch. Man kann das Richten nennen, auch Regeln, muss dann aber deutlich machen, dass die Bewegung darin verschlungen und verschlingend, polar und polarisierend ist, irrisiert und irrisierend ist. Die Technik ist in Kontraktion und Distraktion eingespannt, das ist ein Problem, dass Leibniz in seinem Text über den Entwurf gewisser Staats-Tafeln zum Ausgangpunkt einer Wissenschaft, der Statistik und Staatswissenschaft machen will. Der Staat, von dem Leibniz spricht oder an dem Warburg arbeitet, denn kann man auch im übertragenen Sinne verstehen.

The Shining, 1980
141 notes
·
View notes
Text
De goede dingen des levens
1. Op krakende bladeren stappen
2. Als je iets eindelijk tussen je tanden uitkrijgt
3. Wanneer het hele publiek op een concert meezingt
4. Aan een muggenbeet krabben
5. Een scheetje laten dat je al even inhield
6. Het diep inademen van ijskoude lucht
7. Je vingers in kaarsenvet dippen en het erna vanaf trekken als het droog is
8. Met je hand door net geföhnd haar gaan
9. Wanneer je na lang verkouden te zijn geweest eindelijk weer door uw neus kunt ademen
10. Het korte moment van stilte als je bij felle regen even onder een brug doorrijdt
11. Wanneer een hond op een feestje de hele tijd rond u blijft hangen
12. Natte sokken uittrekken en nieuwe warme aantrekken
13. Een verjaardagskaartje of een pakketje krijgen via de post
14. Je kussen omdraaien naar de koude kant op een warme zomernacht
15. Rustig thuis naar wc kunnen gaan
16. In een bed met verse lakens kruipen
17. Eindelijk dat water uit je oor krijgen
18. Wanneer je moet niezen en dat eindelijk lukt
19. Een handdoek vastnemen net nadat die uit de droogkast komt
20. Je winterdekentje bovenhalen als het kouder wordt buiten
21. Het moment dat je uit uw comfort zone komt
22. Knuffelen met iemand waarvan je houdt
23. Rijden op een lege baan
24. Een nieuwe tandenborstel gebruiken
25. Een boek voor de eerste keer openen
26. Een boek uitlezen
27. Wanneer je dat te dure kledingstuk laat hangen en het de week erna terugvindt met korting erop
28. Je mes als eerste in een nieuwe pot nutella steken
29. Een hele reeks groene lichten tegenkomen
30. Je schoenen uittrekken na een lange dag
31. Wanneer je reclames doorspoelt en net op het perfecte moment terug stopt
32. Aanstekelijk lachen
33. Je eten zien komen naar je tafel op restaurant
34. Wanneer iemand anders met je haar speelt
35. Een nieuw lied ontdekken waar je echt van houdt
36. Iets koud drinken op een warme dag
37. Iets warm drinken op een koude dag
38. Wakker worden in de ochtend nadat je net een nieuwe doos cornflakes hebt gekocht
39. Wanneer het lied op de radio net eindigt als je aankomt op je bestemming
40. Alles wat je gedaan moest krijgen op een dag al klaar hebben tegen de middag
41. Wanneer de bel gaat op je allerlaatste schooldag
42. Je benen en armen strekken wanneer je nog maar half wakker bent
43. Naar de regen luisteren
44. Wanneer je de perfecte foto neemt
45. Een vlek uit iets krijgen waarvan je dacht dat het al een verloren zaak was
46. Een marshmallow perfect roosteren
47. Een eerste kus
48. Een project afkrijgen
49. Eindelijk op een moeilijk te bereiken plek kunnen krabben
50. Je naam genoemd horen bij de diploma uitreiking
51. Wanneer een vreemde terug glimlacht
52. Een goede knuffel
53. Oogcontact
54. Een weddenschap winnen
55. De lichten van je thuisstad zien
56. Even roepen op een random moment
57. Iemand doen glimlachen
58. Iemand die je uit het niets een compliment geeft
59. Je huisdier dat je komt begroeten
60. Een mop vertellen waar iedereen kei hard mee lacht
61. Wanneer roomservice aankomt
62. Een quote vinden die perfect uitdrukt hoe je je voelt
63. Rondkijken in je net gepoetste huis
64. Een das juist knopen vanaf de eerste keer
65. Wanneer een film eindigt en de hele zaal even stil is
66. Een net gewassen jeans aantrekken
67. Een glas tot de rand vullen zonder te morsen
68. Nieuwe sokken en ondergoed voor de eerste keer dragen
69. Je nagellak eraf doen
70. Wakker worden op een dag waar je al zo lang naar uitkeek
71. Het gevoel nadat je een gezonde maaltijd eet
72. Zwemmen in de oceaan
73. Naar de sterren kijken bij heldere hemel
74. Geld vinden
75. Je vingers kraken
76. Een puist uitknijpen
77. Na een lange dag thuiskomen en je skinny jeans en bh uittrekken
78. Het gevoel van zand dat tussen je vingers glipt
79. Wanneer het warm is en je in een koele ruimte komt
80. Wanneer je iets knipt en je schaar erdoor glijdt
81. De plastieken hoes van iets nieuw aftrekken
82. Terug in slaap vallen terwijl je ook op kon staan
83. Plannen die gecanceld worden terwijl je niet eens wilde gaan
84. Wanneer je eindelijk doorbreekt in iets dat je wou leren
85. Zitten rond een kampvuur en gewoon in de vlammen staren
86. De eerste stap op vers gevallen sneeuw
87. Uw bus eindelijk zien aankomen vanuit de verte
187 notes
·
View notes
Text
Tafel/ Tabelle
1.
Die Tabelle, dem Namen nach eine kleine Tafel, nennt Vismann in dem Buch über Akten ein Stellenwertsystem. Die Tabelle ist eine Stelle aus Stellen, sie stellt Positionen zur Verfügung, in die etwas eingetragen, an denen etwas ausgetragen und übertragen wird. Tabellen weisen Beträge aus, machten betrachtbar. In dem Sinne stellt eine Tabelle etwas, indem es wahrnehmbar macht, die stellt etwas her und dar und lässt es dann in weiter Praxis damit umgehen. Sie wertet, misst, rechnet und rechnet auch, was inwieweit reicht. Sie billigt. Sie ist das Objekt einer Technik, die Recht und billig macht, damit auch Objekt einer Technik, die veredelt, vergütet, gutmacht und durchgehen lässt.
Ob die Tabelle ein System ist, das ist weniger eine Frage des Ob als eine Frage nach dem Systembegriff. Arbeitet man weder an einer Geschichte noch einer Theorie der Systeme, drängt sich der Systembegriff nicht gleich auf. Vismanns Buch ist zur Zeit dessen geschrieben, was sie und Koschorke in dem Band über Widersprüche der Systemtheorie Faszination nannten, Faszination für den Luhmannismus. Lässt man den Systembegriff weg, bleibt die Tabelle ein stellendes und wertendes Objekt. Es bleibt auch ein messendes Objekt. Wenn man Recht als Regung und das Problem der Regung in der Einfalt von Rain/ Reign, also in der meteorologischen und polaren Bewegung begreift, dann präzisiert sich, was hier stellen oder messen heißen soll. Man macht das wohl am besten an den unterschiedlichen Vorstellungen von Manfred Sommer und Aby Warburg deutlich. Nach Sommers Phänomenologie der Tafel lässt die Tafel alles in der Wiederholung auf auf der Grundlage vom Rektangulären, in dem Sinne vom Rechten erscheinen. Die Tafel lässt danach etwas auf der Grundlage einer Technik erscheinen, die in der Natur nicht vorkäme. Darum glaube ich, dass Sommer dem Dogma großer Trennung anhängt und anthropofager Bewegung nicht anhängt. Sommers große Referenz gründlicher Linie ist der rechte Winkel, als Objekt ist es, was man antik regula nennt, das architektonische Objekt der Regel schlechthin. Eine Tafel wiederholt nach Sommer den Acker, die Wand und das Tuch oder Textil (das velum), weil alle an dieser großen Referenz hängen. Nach Warburg ist das aber, trotz der schwarzen Tafeln, anders. Man kann hier sogar nur schwer vom Feld sprechen. Warburgs Tafeln sind nicht nur zweidimensional. Räumlich sie sind auch dreidimensional. Hinzu kommt die Zeiten, die bei Warburg selten homogenisiert, immer geschichtet und diplomatisch, also in Falten vorkommen. Seine Tafeln sind Teil eines technischen Apparates, in dem vorkommt, was auch in der Natur schon vorkommt. Sie wiederholen nicht unbedingt das Rektanguläre, sie wiederholen den Kosmos, zum Beispiel die elliptischen Bahnen von Körpern, die um Körper kreisen. Tafel 78 mag mit seiner Tabelle und den Kalenderform, dem Nachleben der notitia dignitatum und dem Kalender des Filocalus dem folgen, was Sommer im Blick hat, sagen wir: einem Sommerdispositiv. Tafel 79 folgt diesem Dispositiv aber nicht. Recht muss hier nicht rektangulär sein, es kann sich wie Rain/Reign, wie Regen und wie Regierung regen, kann wirbeln, kann windig kippen, kehren und wenden.
2.
Auf der Tabelle sind das Stellen und das Messen nach dem Sommerdispositiv rekantguläre, rechtwinklige und 'schubladige' Vorgänge. Bei Warburg sind es kosmologische, kreisende und vague, meteorologische und polare Vorgänge. Die Unterscheidung zwischen Natur und Kultur ist bei Sommer fundamental, sie findet an der Spitze oder im Fundament des Begriffes statt. Bei Warburg kommt die Unterscheidung vor, ist aber nicht fundamental, sondern elementar, kommt also in Kleinstem und Größtem vor - dort nicht unbedingt identisch oder gegensätzlich, sondern mit Affinitäten und Wechseln.
3.
Wo Letter sind, da ist City. Das gilt unbedingt auch nach dem Sommerdispositiv, da ist der Letter ein Stab/Baustein und das Plane, mit denen Acker, Tücher und Wände entstehen. Für Warburg gilt: Wo Letter sind ist City, wo City ist sind Letter. Aber die City kann Polos/ polus sein: Ort, an dem und um den sich alles dreht und alles verkehrt. Dazu kommen Letter auch im Pastoralen oder auf hoher See vor, innerhalb und außerhalb der City tauchen die Letter ebenfalls auf.

Untitled #272
436 notes
·
View notes
Text
balanced biotope; producten / no. 4 - eettafel
Deze eettafel van het merk ‘Kave Home’ van Goossens past perfect in de woontrend door de ronde, organische vormen en het natuurlijke teakhout materiaal wat is gebruikt om de tafel te maken. De tafel is ook nog in het zwart te verkrijgen, maar dat past niet binnen de stijl in kwestie.
De tafel heeft een lichte kleur en straalt rust en balans uit hierdoor. De afmetingen zijn; 120 x 78 x 120 cm, en hij kost 619,-. Het model heet de ‘’Jeanette eettafel’’.
De tafel sprak me aan door de unieke, organische vormen en de rustige en lichte kleur.
0 notes
Text
I’m yelling Tinder
Nog nooit op Tinder gezeten? Dan heb je waarschijnlijk of een relatie, of geen telefoon. De succesvolle datingapp behoeft eigenlijk geen uitleg. Vallen zijn of haar foto’s bij je in de smaak? Dan swipe je naar rechts. Vind je het niks? Dan swipe je naar links. Maar dat is niet alles, want er is ook ruimte om ‘iets over jezelf te schrijven’ en dat zegt vaak meer dan zes foto’s.

Profielomschrijvingen zijn er in alle soorten en maten: ellenlange verhalen waarin elke vraag die je iemand had kunnen stellen eigenlijk al beantwoord is; de omschrijving waar alleen een willekeurig getal in staat (wat waarschijnlijk iemand zijn lengte is); de inspirerende teksten; de tegenstanders van de inspirerende teksten; met spelfouten; zonder spelfouten (overigens zeldzaam); onzeker, of té zeker en de meta-teksten. Hier zijn een paar van de meest vertegenwoordigde tinderaars, inclusief toepassende omschrijving. (Alle voorbeelden zijn echte profielomschrijvingen van mannen van 25 tot 32 jaar op Tinder)
De meta-profielomschrijvingen zijn een goed beginpunt, een plaatje waarin zeker 50% van de tinderaars in zullen passen:
(M., 25)
“Favoriete vakantiebestemming”, “Nice quote i just googled”, “werk”, “dingen die ik leuk vind”, “wat ik hier zoek”, “woonplaats”, “hobbies”. Who cares… vertel gewoon wat jou uniek maakt! En oja.. 193
‘Wat maakt jou uniek?’ ‘In ieder geval niet mijn lengte.’
En er zijn maar een paar swipes nodig om de perfecte match te vinden:
Verslaafd aan lekker eten ~Sport ~Strand ~Werk ~Social Work ~Hbo ~Eerlijk ~Roei coach~
Hij is ongetwijfeld ook verslaafd aan goede nachtrust of dorstlessend drinken.
Dan zijn er de vacatures, vaak voor slaapkamerexperimenten, inclusief vreemde lichaamsverhouding:
Nederlandse dominante jongen, 1:78. Op zoek naar een leuke jonge vrouw die interesse heeft in BDSM of wil experimenteren omdat standaard seks te saai is. Ervaring met BDSM is niet vereist.
Ook de net-niet grappenmakers zijn aanwezig:
(L., 25)
Ik hou van eten en slapen. Amsterdam 184
Of de mensen die nooit serieus zijn (maar echt zeker weet je het niet):
(G., 32)
Boerenkool met worst, daar mag je me voor wakker maken! Na 2 jaar Australië en wat mediteren in Nepal, word ik vooral enthousiast van de reis van ’t kastje naar de muur. Ondernemer. 1,86m.
De inspirerende quotes:
(S., 25)
Het zijn niet de jaren die tellen in je leven, maar het leven in je jaren!
En zij die echt alles uit het leven halen, hoe gezelliger hoe beter:
(S., 27)
Fitness, vrienden, feestje, gezelligheid en lekker gaan met die banaan.
Lekker gaan met die banaan!!
De liefhebbers:
(T., 27).
Karvan Cevitan bevat 75% fruit en geeft water de smaak van echt fruit.
Die mensen van wie je denkt dat ze met Tim Hofman op de redactie van BOOS werken, maar eigenlijk bloedserieus zijn:
(S., 31)
Hey leuk dat je even een kijkje neemt op mijn profiel. Ik hou van feestjes en festivals . maar ook lekker filmpje op de bank of in de hottub. Ben mijn huis(chalet) aan het bouwen. Ik heb een stel dieren als hobby. Woon samen met mijn twee trouwe viervoeters. Heb je nog vragen vraag ze gerust. Xx
Wacht even, een stel dieren als hobby? Red flag.
Het volgende of een alternatief erop:
Kind is mijn neefje / trotse oom / geen vader
Degenen die al drie jaar op Tinder zitten en het na dertig dates een beetje opgeven:
(D., 28)
En nu klaar met die Snapchat filter foto’s, zoels die met die bloemen op de kop, versmalde gezichten, grotere ogen, gavere huid, hondensnuit, zonnebril en de rest van al die fake ass shit! Ja!?
Ps. Foto’s zonder een voorhoofd beginnen me ook echt te irriteren, tenzij je er gewoon geen één hebt. Mijn oprechte excuses dan bij deze! Foto’s zonder neuzen idem.
Verder draag ik het liefst gewoon kleren op foto’s.
De net zo onzekere Tinderaar die het maar meteen toegeeft:
Ik weet niet precies wat ik hier neer moet zetten / Dit leest toch niemand.
Of zij die al zo veel vragen hebben gehad over het kind op één van hun foto’s dat ze er een soort existentiële crisis aan over hebben gehouden en op acht manieren uit willen leggen dat ze weten wat het woord ‘paradoxaal’ betekent.
(G., 27)
Om te beginnen: Nee, dat is niet mijn zoon. Dat was ik toen ik nog jong en onschuldig was. Moving on:
Paradoxaal is een woord wat mij goed omschrijft.
- Introverte extrovert. - Rationele dromer. - Aardige klootzak. - Optimist die voorbereid is op het ergste. - Impulsieve lange termijn planner. - Serieuze grappenmaker. - Hoog IQ met een mentale leeftijd van 5. En een bonus: - Nederlands en Marokkaans. Hoe dan?!?!
Geloof je niet in de succesverhalen? Zorg er dan in ieder geval voor dat je jezelf niet in één van bovenstaande omschrijvingen kunt herkennen en houd je eerste bericht simpel, gooi niet gelijk je hele levensverhaal op tafel, maar probeer ook meer dan ‘hoi’ te zeggen. En de laatste tip als je op zoek bent naar iets serieus op tinder: doe het niet. Doe je het wel: vermijd dan de levensgenieters, die doen niets anders dan het hele weekend zuipen of Netflix kijken en je uitnodigen voor een chillsessie.
3 notes
·
View notes
Text
GNOME UX Hackfest 2017
Designing the future of GNOME Shell
I just got back from a week-long design hackfest in London focused on GNOME Shell and related components. It was a fantastic week with friends from GNOME, Red Hat, Endless, System76, and elementary working together to help make GNOME even better.

In the end we generated a lot of designs that will need to be refined, thought through more, and tested before implementation. But I’m confident the issues we raised and solutions we arrived at will positively affect GNOME Shell in the future. I look forward to the designs getting better hashed out and sharing them as soon as we can!
Photos by Jakub Steiner unless otherwise noted.
Attendees
I was joined in London by Cosimo Cecchi, Mario Sanchez, Robin Tafel, Allan Day, Florian Müllner, Jakub Steiner, and Tobias Bernard.
Cosimo, Mario, and Robin are from Endless; Allan, Florian, and Jakub are from Red Hat; and Tobias is a student at TU Berlin. I attended on behalf of System76, but also brought my experience and knowledge from elementary.
We were all there, however, as GNOME community contributors and designers to work together on the future of GNOME Shell.
Tuesday, Nov 14
Tuesday morning we headed to the first room Endless booked at a hotel and it was super fancy. Lots of wood textures, interesting glass and stone artwork, and nice ambient lighting.

Tuesday room, photo by Cosimo
Shared Agreements
First, Robin ran through the Shared Agreements that Endless uses at events to help create a welcoming space and arrive at an mutual understanding from participants:
Bring your full, honest self
This is a safe space
Assume good intentions from each other
Be open, listen actively
Speak your mind & heart
We all agreed to operate under these guidelines, wrote them on a large piece of paper, and posted it at each venue. I really liked this opener to ensure we’re all working together and getting the most out of the event!
Agenda

Next, we hammered out our agenda for the week, which you can check out on the hackfest wiki page. In summary, we decided to focus on three main areas for the four-day event:
Activities Overview (2 days)
First-Run Overlay/Tutorial (1 day)
Login/Lock Screen (1 day)

We also decided to fit some of the other items in from the list in between if we were stuck, burnt out, or just had extra time. With the agenda decided, we dove straight into the Activites Overview.

Activities Overview
One of the first points that came up is whether people think in a more app- or window-centric way, or if that depends on the context. We also questioned the effectiveness of a big grid of alphabetic apps as the main way to see apps, and talked through potential user-customation ideas like being able to craft your own space for work and using drag-and-drop and folders to let users map things to their own mental model. We also talked about not making the default case be the overwhelming wall of apps, and ensuring a spatial model with both the pagination and how different views are connected to one another.

The first day of discussion was largely high-level and unconstrained. It ventured, at times, into tiling window managers, window switching, larger OS-wide spatial models, and “using the Z-axis.” We eventually did spend some time generating a lot of sketches and mockups of potential ideas, and Allan shared an idea he had been working on. We kind of settled into two main areas we needed to tackle: how to get into this “app picker” view, and how this app picker view would operate.

We had less consensus on how to get into it, but had started arriving on a few shared concepts with how it would operate:
Provide a “favorites” area that is the default view with user-manipulable icons and folders
Have a sort of “app basement” (thanks for that term, Robin!) where all apps live and can be brought out to the favorites area
Have a “suggested” area that would surface frequent/recent apps plus recently-installed apps to proactively prevent users from having to dive down into the basement

These concepts would help make the app picker more immediately useful to users than a paged list of everything on their system, and would help make folders actually behave how users seem to expect to based on their experiences with mobile OSes.
Other Concepts
During the exploration and generation of ideas, a few otherwise uncategorized ideas were brought up. These aren’t necessarily things that will happen, but stood out to me as interesting concepts.
One was using app icons to badge windows and workspaces in the Activities Overview; this is something we do in elementary OS and can be a boon to glanceable recognition of tasks. Another idea was revamping the Super + Tab window switcher to basically utilize the existing window spread as its UI.


Some concepts we briefly touched on
These ideas weren’t fleshed out in detail, but I think they would be interesting areas to explore. Badging windows and workspaces, for example, could be a relatively small change that greatly increases the usefulness of the overview.
Wednesday, Nov 15
The space Wednesday was larger if slightly less inspiring than the venue Tuesday. We spread out and got to work on refining our ideas. Thanks again to Endless for booking this space!

Wednesday room, photo by Mario
App Picker
First, we regrouped around the app picker view itself. We found we were generally in consensus on what should be there, but still had questions around how exactly it should look and work. We also started generating ideas for how to get to it: Spatially on the same layer off to the left of the window spread? Behind a button that expands into the picker? From a sort of Dash that slides over on top of the existing view?

Sketch of the existing mouse travel for launching apps
Getting Spatial
Something Tobias brought to the hackfest was the constant push to think spatially — that is, organizing interface elements into a sort of virtual physical space, keeping animations and locations of items consistent within the rules of that model.

Thinking through spatial models and layers with paper, photo by me
We seemed to arrive at a consensus that workspaces should continue to operate vertically and live to the right of the window spread, meaning for balance reasons the app picker should probably live to the left. This negated some of the more radical ideas like having it slide up on a sheet from the bottom (because it would be very unbalanced). Apps living to the left also keeps the general mouse travel from existing versions of GNOME Shell, meaning it would be an easier transition for existing users.

We ended the day wanting to sleep on the ideas we’d had and to give some of the designers opportunities to mock their ideas up in a higher fidelity.

A sketch of how the app picker itself could work
Thursday, Nov 16

Activities Overview Wrap Up
Thursday we met at the Red Hat offices to wrap up our work on the Activities Overview. We shared some higher fidelity mockups and basically arrived at a consensus of the way forward. I don’t want (nor do I have the authority) to announce anything official, but my feeling was that several of the ideas we brought up earlier would need to be fleshed out and tested a bit more, then GNOME will need to decide when to implement them. It won’t likely be in the next cycle, but our work hopefully provides the foundational design work and a path forward.

First-Run Overlay
Next, we dove into the First-Run Overlay. We started with Robin showing us what Endless plans to ship in Endless OS, including the design process and thinking that went into it. Endless OS isn’t vanilla GNOME, but many of the same concepts could be adapted for GNOME itself.

My rough translation of the Endless overlay to a vanilla GNOME Shell design
I brought up my reservations with first-run tutorial patterns, but I think if implemented very basically (with only a couple of screens), it could work. Ideally it would also be implemented per-session, meaning that downstreams like Endless OS, Pop!_OS, and Ubuntu could choose to implement it and extend it or pare it back to match their experiences if they so choose.

We agreed that there are really five different components to the idea of user education and help as far as a GNOME-based OS is concerned:
Help Guide (which is launched on first login in GNOME today),
First-Run Overlay (like what Endless wants to implement),
A sort of feature gallery in Initial Setup to show some features and how to access them,
On-demand videos or tutorials that apps or the shell could call over some API (eg. in-context “help” actions that pull up a help UI focused on that feature), and
Progressive disclosure/education through something like tooltips
None of these are mutually exclusive, and each one could be worked on. We spent a small amount of time working on some designs for a first-run overlay, but the tricky part there is more implementation than design.

Progressive disclosure of actions and keyboard shortcuts, photo by me
I also plan to file issues for progressive disclosure/user education through context like in my sketch above.
Starting on Login/Lock Screen
In the afternoon, we moved on to start discussing the login/lock screen. Allan started by writing up the goals of the lock screen, along with the issues that have cropped up with it since its release and the constraints that it has to operate within. The idea was to guide the discussion and design process by solving the issues while still addressing the original goals.

We ended the day after a bit of discussion, and rough sketches of how space could be better utilized, but nothing concrete.

Some rough initial ideas, photo by Robin
Friday, Nov 17

Login/Lock Screen

Friday we devoted to the login/lock screen. We started iterating through ideas, looking at how other platforms operate, and mocking things up. We ended up with several really interesting concepts that were very different from one another visually, but shared some things in common:
Iconified notifications (not the entire contents) to tell users there are notifications to be seen when they unlock
Reducing the number of clicks/actions to log into the last-logged-in user
Using the user’s desktop wallpaper instead of a separate lock screen wallpaper
Making stronger use of user avatars (and thus doing something intelligent in Initial Setup to ensure all users have a uniquely recognizable avatar)

One of my favorite concepts shared was by Tobias. He mocked up using the user’s wallpaper as a stronger identifier combined with their avatar as cards in the user list, then expanding that wallpaper out to the full screen when the user is selected. I’ve reproduced the gist of it in this terrible sketch:

At the end of the day, we didn’t have a single clear path forward, but had many concepts that we want to explore further. We did have a consensus of the key goals and some converged ideas around notifications and user avatars, which was productive. I look forward to seeing these ideas more fleshed out!
Food, Sights, & Social

GNOME Beers
What would a hackfest be without a little bit of food and socializing as well? Allan led the way to several delicious food venues throughout the week including Malaysian, Vietnamese, Australian, Thai, Ethiopian, British, Spanish, Italian, and probably half a dozen others I forgot. We also spent some time in the evenings at a handful of local pubs, and met up with more members of the GNOME community at the GNOME Beers event on Wednesday night.

Borough Market, photo by me

Walking across London Bridge, photo by me

Out on the street after lunch

Millenium Bridge and St. Paul’s Cathedreal, photo by me
We spent one long lunch grabbing food at Borough Market, walking along the River Thames, and crossing the Millenium Bridge doing a small amount of sightseeing. After a different lunch we briefly stopped by the British Library.

“How far does this go down?” at the British Library, photo by me

St. Pancras station, photo by me
We ended the week at a big band jazz performance by Beats & Pieces as a part of London Jazz Week, and got what I’m told is a traditional British cuisine: salt beef bagels.

Beats & Pieces big band jazz, photo by me
Summary
Overall, the event was a huge success in my eyes. We iterated through a lot of ideas, generated quite a few designs that can be refined and eventually implemented, and also just bonded as a community of designers within GNOME.
I am sure I missed some things we discussed, and I purposefully left out any higher-fidelity mockups (since these ideas are in no way set in stone). If you want to dig into things on your own, be sure to visit the hackfest wiki page for more details. Also feel free to tweet at me and I will try to answer any questions.
Thanks to GNOME, Endless, and Red Hat for making this event possible, and System76 for sending me out to London on such short notice! I look forward to our continued collaboration.
6 notes
·
View notes
Text
Was ist eine Akte?
1.
Eine Akte definieren wir normativ, cooperativ und rekursiv, also indem wir Differenz operationalisieren: durch Operationen, die Operationen aufsitzen. Cornelia Vismann hat von einem Aktenakt gesprochen, also davon, dass eine Akte als Objekt durch Aktionen erscheint, die wiederum durch die Akte erscheinen. Die Akte nannte sie ein Medium, erschloss das Medium aber wiederum nicht über Eigenschaften eines Mediums (etwa fixiert und starr zu sein oder im Schall fließend zu vergehen, sichtbar zu sein oder akustisch), sondern über das, was sie im Buch über die Akten Medientechnik und später dann Kulturtechnik nannte, also über technische Vorgänge, die trennen und assoziieren (kreuzen). Auf die Frage, was eine Akte ist, gebe ich eine normative, operative und rekursive Antwort, die nicht auf eine Universalgeschichte oder eine Epochen- und Gesellschaftsgeschichte der Akte zielt und nicht auf einen allgemeinen Begriff der Akte. Die Antwort zielt darauf, was durch Warburgs Akten mit dem passiert, was Akten machen. Was aus der Geschichte der Akten durchzieht Warburgs Akten, was davon ziehen sie durch?
Die Frage ist Teil eines Forschungsprojektes zu Warburgs Staatstafeln - und in diesem Kontext lautet die Frage, was dort und dann, mehr oder weniger situativ eine Akte ist. Die These lautet, dass die Staatstafel aktenförmig, also auch Akten sind, in einem normativen, operativen und rekursiven Sinn.
Was ist Warburgs Akte? Die Antwort vorab: Warburgs Akte ist ein Grenzobjekt, ein diplomatisches Objekt und ein Polobjekt. Dank und durch seine Akten, teil er sein Wissen mit andererem, anderen Wissenschaftlern, zum Beispiel solchen, die keine Kunsthistoriker oder Bildwissenschaftler sein sollen, sondern Rechtswissenschaftler. Dank und durch die Akten kommt Aby Warburg an seine Grenzen und schärft, was er wissen soll und was er nicht wissen soll. Damit schärft er auch, was Andere wissen sollen und was anders als Wissen sein soll, das ist ein boundary-object, das nur bindet, indem es trennt und nur trennt, indem es assoziiert. Die Akten Warburg sind diplomatisch und dabei polar, beides hängt zusammen, kann aber sehr genau unterschieden werden. Sie sind diplomatisch, weil sie protokollarisch sind und dabei involvierend, einschlagend, umschlagend, sie falten die Züge, die Warburg machen soll, ein und aus, damit etwas tragbar und betrachtbar wird. Auf Tafel 78 wird das in hochgestapeleter Rekursion deutlich, weil Warburg dort das diplomatische Protokoll eines diplomatischen Protokolls entfaltet und wie mal eben nebenbei die Geschichte römischer Verwaltungsbilder in zeitgenössische Bildwissenschaft übersetzt. er arbeiten mit Methoden und Verfahren, die auch in den notitia dignitatum genannten Akten kursieren; er nutzt auch Methoden und Verfahren, die im Kalender des Filocalus (den Warburg ohnehin im Atlas mehrfach verwendet) auftauchen.
2.
Die Akten sind Polobjekte, weil die Züge, die Warburg machen soll, Regungen bilden, in denen Kehren, Kippen und Wenden vorkommen sollen. Das hängt schon mit dem diplomatischen Objekt zusammen, denn das Falten macht auch Züge und regt das Objekt so, dass etwas kippt, kehrt oder wendet. Akten sind insoweit scrinia, Schreine, Aktenordner, die man auf- und zuklappen kann - etwa, um damit auch Zeit und Raum zu organsieren, also etwas nur zu bestimmten Kalendern zu zeigen: Vor Ostern auf, Ostern zu, danach wieder auf. Da sitzen Scharniere, damit etwa Janus und Cardea/ Carnea (der Gott und die Nymphe der Türen und Scharniere), Kardinäle (etwa Pietro Gasparri), Kardinaltugenden und Kardinallaster. Zu, zur Wiedervorlage auf, dann wieder zu. Oder man klappt eine Seite um, um vom Denkraum Januar zum Denkraum Februar zu kommen; simple [João wirkt schon!] und triviale administrative Tätigkeiten stapelt Warburg auf - zu einer Summe seiner Bild- und Rechtswissenschaft.
3.
Moishe hat diesmal leider keine Beschreibung zu dem Objekt gesendet, ich werde recherchieren müssen. Das erscheinen zwei Griffe oder Stäbe im Hintergrund des Schreins/ des Marienakts oder der Mariaakte, die mir wie bei einer Thorarolle erscheinen. Sie lassen die Scharniere nach obenhin herausragen und schließen sie ab, machen sie griffig. Ein seltsames Objekt, seltsam vermengt und seltsam kreuzend - Stoff für Warburgianer.

56 notes
·
View notes
Text

Achtundsechziger und andere Anwälte
1.
Die Figur links im Bild ist ein 1568'er, ein sogenannter (betitelter) Procurator, also ein Vor- und Besorger. Das Bild stammt aus einem Ständebuch, das auch ein Musterbuch für das ist, was man Tragen, Tracht und/oder Sitte (Betragen und Betrachtung) nennt - zur der Zeit aber gut ohne Metaphysik und deutschuniversitäre Systemphilosophie auskommt, schon weil es solche Musterbücher und einen Haufen praktischer Vorbilder gibt. Walter Seitter spricht insoweit von einer Physik der Sitten.
Seine Nachfolger nennen sich nicht Kuratoren (teils aber Prokuristen). S
Nachfolger des Protokurators tauchen auf Warburgs Staatstafeln (die im ersten Teil, der Tafel 78) das diplomatische Protokoll der Kur/ Kurie/ Church/ des Court/ also der Verwaltung und Besorgung aufzeichnen) auf. Zu der Zeit nennt man sie auch noch (immer noch) Protonotar, wenn sie ein festes Amt in Kurie ausüben oder aber Anwalt, wenn sie zu den freien Berufen gehören. Der Anwalt ist ein Anwalter, ein Verwalter, Be- und Vorsorger, ein Sekretär und Schreiber, ein Stellvertreter, eine graue Figur in zweiter Reihe, ein Sekundant, Berater und schließlich einer von denen, von denen es in alter Ausbildungsliteratur und bei Niklas Luhmann heißt, sie müssten verfahren, also etwas her- und darstellen.
2.
Solche (An-)Walter legen nicht unbedingt Wert darauf, als Autoren zu gelten und im Vordergund zu stehen, obschon es einige gibt, die beides tun, wie Ferdinand von Schirach oder die es mal so, mal so machen, wie Roy Cohen. Solchen Figuren ist Vismann teilweise in ihrem Buch zu den Akten nachgegangen, das tue ich auch, u.a. in dem Forschungsprojekt zu Warburgs Staatstafeln, auf denen sie promiment auftauchen, nämlich in Person des Protonotars Francesco Borgongini Duca und in Person der Gebrüder Pacelli, die man auf den beiden Tafeln sieht, sowohl den Anwalt Francesco Pacelli als auch den Nuntius und späteren Nachfolger Gasparris als Kardinal Staatssekretär, dann Papst Pius XII Eugenio Maria Giuseppe Giovanni Pacelli (lurking lawyers!).
Als Nebenprodukt der Betrachtungen der (Proto-)Kuratoren, Besorger, Verwalter und Berater enstehnen immer wieder Notizen zur Fabrikation der Juristen (beide Genitive sind gemeint), die landen im Zettelkasten. Das geschieht auch, weil in unserer Abteilung andere an anderen, aber insoweit überschneidenden Themen sitzen. Ich würde gerne zwei Doktorandinnen/ Doktoranden gewinnen, die sich mit der Geschichte und Theorie der Fabrikation von Juristen befassen. Eine Arbeit würde ich gerne betreuen, die zur Geschichte und Theorie des Promovierens promoviert, also auch ihre eigenen Promotion zum Gegenstand der Promotion macht. Interesse?
2 notes
·
View notes
Text
Zegt de Koran: “Wie een mens doodt, doodt de hele mensheid” ?

“En voorzeker, onder hen is er een groep die hun tongen verdraaien tijdens de voordracht van het boek, zodat jullie denken dat het in het boek vermeld staat, terwijl het niet in het boek vermeld staat. En zij zeggen: “Het komt van Allah,” terwijl het niet van Allah komt. En zij zeggen leugens over Allah, terwijl zij het weten” – Soera al Imraan, ayah 78 Na iedere aanslag in de naam van Islam hoor je het volgende: “Die terroristen zijn geen moslims want in de Koran staat letterlijk dat als je één mens hebt gedood, dan is het alsof je de hele mensheid hebt gedood.” Omdat dit vers zo tot de verbeelding spreekt, zijn ook niet-moslims deze oneliner gaan citeren wanneer zij moslims (en daarmee de Islam) willen verdedigen tegen kritiek. Dit tot onze verbazing, want je hoeft de Koran maar open te slaan om te lezen dat er toch echt iets anders staat: “Derhalve hebben Wij aan de Israëlieten voorgeschreven dat wie een ziel doodt, anders dan voor (het doden van) een ziel of wegens verderf zaaien op de aarde, is alsof hij de mensen gezamenlijk heeft gedood…” (Soerat al Maida, vers 32). In het vetgedrukte deel ziet u twee uitzonderingen staan die het doden van een mens wel degelijk mogelijk maken. Dus mag je nu wel of niet doden volgens dat vers? Er staat namelijk duidelijk dat je mensen wel mag doden als vergelding voor moord en het zaaien van verderf op de aarde. Zouden de leden van IS van mening kunnen zijn dat bijvoorbeeld Frankrijk schuldig is aan het verspreiden van verderf op de aarde? Het moge duidelijk zijn dat veel mensen de Koran hier aantoonbaar verkeerd citeren. Het vers leert namelijk bijna precies het tegenovergestelde van de stelling dat je geen mens mag doden. Want we hebben het niet slechts over een verschil van inzicht omtrent de interpretatie. Het is een kwestie van het weglaten van elf woorden uit de zin die je aan het citeren bent. Zoiets noem je een aantoonbare corruptie van de tekst. Persoonlijk denk ik dat de meeste mensen het onbewust doen. Dit vanwege het simpele feit dat zij de Koran nooit oppakken om het zelf te lezen. Ze herhalen wat ze van een ander hoorden zonder het zelf uit te zoeken. Dat is opmerkelijk want met name moslims zouden toch vol passie naar de Koran moeten rennen om de rest van deze “prachtige” passage te lezen. Kennelijk is de liefde voor het “Woord van Allah” ook weer niet zo groot als men ons wil doen geloven. Het herkauwen van een oneliner lijkt voor hen genoeg om de religie van hun keuze te verdedigen. Wanneer zij echter wél de Koran lezen, wordt hen duidelijk hoe ver hun oneliner en het daadwerkelijke vers van elkaar verwijderd zijn. En als ze “het Woord van Allah” lang genoeg open houden om ook het daaropvolgende vers te lezen, zien ze het volgende staan: “De vergelding van hen die tegen Allah en Zijn gezant oorlog voeren en erop uit trekken om op de aarde verderf te zaaien zal zijn, dat zij ter dood gebracht zullen worden, of gekruisigd, of dat hun handen en hun voeten aan tegenovergestelde kanten worden afgehouwen, of dat zij uit het land verbannen worden. Dat is voor hen een schande in het tegenwoordige leven en in het hiernamaals is er voor hen een geweldige bestraffing…” (Soerat al Maida, vers 33) Is het niet ironisch dat het vers, dat moet bewijzen dat je niemand mag doden in de Islam, meteen gevolgd wordt door een vers dat uitlegt hoe je mensen moet doden in de Islam? En dan ook nog op zo’n brute wijze. Zo is een kruisiging een afgrijselijke marteldood die gesmeed werd in de duistere harten van de Oudheid. U begrijpt nu waarom de corrupte variant van het vers zo populair is geworden. Een variant die ironisch genoeg wel voorkomt in de veel oudere Joodse Talmoed, waaruit het door Muhammad werd overgenomen. Nu de geest uit de fles is gaan we een aantal diepgaandere zaken omtrent deze passage bespreken: Publieke sprekers die dit vers op corrupte wijze citerenKorancommentatoren over de toepassing van deze passageHet vers is geplagieerd uit de Babylonische TalmoedDe Islamitische toevoeging aan het Talmoedvers laat zien dat de eerste moslims de strekking niet begrepen
1 Publieke sprekers die dit vers op corrupte wijze citeren
Ahmed Aboutaleb In onze video aangaande dit onderwerp lieten we een fragment zien waarin de burgemeester van Rotterdam het citaat onder zijn foto opdreunt aan tafel bij Jeroen Pauw. In het publiek achter hem sprongen de tranen van links denkend Nederland zichtbaar in de ogen. Wat een prachtige illusie werd er die dag over hen uitgegoten. Je zou gek zijn als je die uitspraak op zijn waarheidsgehalte toetst. Je hoorde ze bijna denken: “Hij is toch de moslim hier? Wie ben ik dan om te zeggen dat het er niet zo staat?” Zeiden ze dat maar tegen IS, dan waren ze tenminste nog consistent in hun zelfmisleiding. Want vreemd genoeg zeggen dezelfde mensen die ons vertellen dat je een ‘gematigde’ moslim niet mag voorhouden wat de Islam inhoudt, met droge ogen dat de moslims van IS geen echte moslims zijn. En dat alles op basis van persoonlijke voorkeur in plaats van een studie van de Koran en Hadeeth. Nee Aboutaleb is geen hafiz, dat moge duidelijk zijn. Hij is politicus. En met name die van zijn snit schijnen bovenal de boel de boel te willen houden. Begrijpelijk, maar liegen over je eigen vermeende geloof is niet de weg. Ook niet met goede bijbedoelingen. Yassin El Forkani Het wordt enger wanneer het imams zijn die dit vers publiekelijk verkrachten. In één van zijn vele interviews zei jongerenimam El Forkani eerst dat hij de Koran uit het hoofd kent. Maar ook hij citeerde bovenstaande Koranvers vervolgens verkeerd: “Wie één onschuldig mens doodt, heeft de hele mensheid gedood”, zei hij vorig jaar tijdens een interview met het Financieel Dagblad. Deze imam staat bekend om zijn vredelievende uitleg van de Islam, maar kan dit alleen volhouden door corruptie op de Koran toe te passen. Dat is tekenend voor het intellectuele bankroet waarin de gematigde Islam verkeert: het is niet eens opgewassen tegen het “Woord van Allah” zelf. Toch is er een verschil in de omstandigheid van El Forkani en zijn specifieke citaatkeuze. Hij zegt niet dat je niemand mag doden, zoals Aboutaleb, maar dat je geen onschuldige mensen mag doden. Daarmee legt hij de Islamitische interpretatie van het vers heel geniepig in zijn vertolking. De gemiddelde Westerling heeft namelijk niet door dat El Forkani hier gebruik maakt van onze niet-islamitische associaties met woorden als schuld en onschuld, terwijl het natuurlijk gaat om de definities die de Koran hiervoor biedt. Die duidt de schuldigen als moordenaars en zij die verderf zaaien op aarde. De kans om zelf te buigen over de invulling van deze termen wordt de lezer hier vakkundig ontnomen. En ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de imam zich hier terdege van bewust is. Deze equivocatie drogredenering zien we immers heel vaak onder moslimapologeten. Hij die de Koran uit zijn hoofd kent en beweert hiervan te houden, zal de letterlijke tekst trouw blijven. Ook als hij door de “ongelovigen” gevraagd wordt deze voor te dragen. Wij hebben getracht met hem in contact te treden over deze en andere zaken. Helaas zonder succes. Bovenstaande maakt echter duidelijk dat zijn uitlatingen in de media de nodige kritische interactie ontberen. Humberto Tan Deze niet-moslim is bijna een islamapologeet te noemen. Zo vaak heeft hij de Islam en haar leefregels geprobeerd te verdedigen. En tijdens een uitzending van RTL Late Night in 2015 citeerde hij dezelfde corrupte variant van de tekst. De precieze quote moet ik schuldig blijven maar ik beloof jullie dat ook hij het vers verkeerd citeerde. Hij deed dit overigens vanaf een blaadje en niet vanuit een Koran. Dat doet vermoeden dat ook hij dit gewoon weer heeft doorgekregen van een redactie die het ook maar van een ander heeft gehoord. De in de journalistiek zo belangrijke feitencheck is namelijk niet van belang bij religie, zo lijkt men te vinden. Je kunt zelf iets invullen dat overeenstemt met onze normen en waarden en dan houden we het er gewoon op dat dit de juiste quote is. Het behoeft geen verdere uitleg waarom waarheid en journalistiek die avond de grote verliezers waren. Marlies ter Borg Hoewel zij ons waarschijnlijk niet kent, is zij toch een oude bekende voor onze volgers vanaf het eerste uur. Toen hielden we haar uiterst dubieuze bijdrage aan een programma van de inmiddels opgeheven Nederlandse Islamitische Omroep tegen het licht. Hoewel deze filosofe moslim noch journalist noch politica is, treft haar toch enige blaam voor haar corrupte citaat. Zij is namelijk de schrijfster van een paar boeken over de Islam waarin ze deze gelijk- of superieur maakt aan het Christelijk geloof. Eenmalig de bril goed zetten en de twee genoemde verzen zorgvuldig voor jezelf oplezen is dan toch het minste dat mag worden verwacht. Net als bij Humberto Tan laat ik ook hier in het midden of Marlies ter Borg mensen misleidt of zich heeft laten misleiden. Maar het effect op de samenleving is in beide gevallen hetzelfde. Namelijk dat een leugen werd verspreid door iemand waarvan men mag verwachten dat deze kennis deelt naar eer en geweten. En zoals gezegd en getoond: hun citaten zijn aantoonbaar onjuist. Men kan zich dus niet verschuilen achter een verschil van exegetisch inzicht.
2 Islamitische commentatoren over Soera 5 vers 32 en 33
Wanneer de islamapologeet het juiste citaat erkent maar toch volhoudt dat dit geen geweld impliceert aan de zijde van de Koran, is het raadzaam hen te verwijzen naar enkele Koran-commentatoren. Dit zijn islamitische geleerden die door de eeuwen heen hun interpretatie hebben meegegeven naar aanleiding van hun studie van de gehele Koran en de geschiedenis van Muhammad, zijn metgezellen en een paar generaties daarna. We citeren het commentaar (Tafsir) van enkele wereldberoemde geleerden die binnen de Soenitische Islam gewoon worden erkend als uitmuntende deskundigen. Ibn Kathir is misschien wel de meest beroemde islamitische Korancommentator. Nog steeds wordt uit zijn werk geput door miljoenen moslims wereldwijd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zijn exegese uitgebreid is vertaald van het Arabisch naar het Engels. Want terwijl de meeste moslims geen Arabisch spreken, is men kennelijk van mening dat zij deze exegese niet mogen missen. Hoewel deze man geboren is in het eerste jaar van de veertiende eeuw, kan men daar niet zomaar uit afleiden dat dit te lang geleden is om als een interpretatie voor vandaag te gelden. Vergeet namelijk niet dat de veertiende eeuw maar liefst zeven eeuwen na de stichting van de Islam geschiedde. Ibn Kathir leeft bij lange na niet in de tijd van de door moslims vermeende profeet Muhammad, maar baseert zich wel degelijk op de formatieve periode van de Islam. Dit is wat Ibn Kathir schreef aangaande hoofdstuk 5 (Soerat al Maidah) vers 33: “Oorlog voeren betekent hier: verzet en tegenspreken en betreft onder meer ongeloof, het blokkeren van wegen en het zaaien van angst in de vaarwateren. Op de aarde verderf zaaien refereert naar verschillende typen kwaad.”(bron) We zien dat deze beroemde Korancommentator schrijft dat je dood mag worden gemaakt voor het vertonen van zaken als ongeloof, verzet en “verschillende typen kwaad.” Is het dan toeval dat IS eveneens beweert dat zij mensen doden die zich verzetten tegen hun Kalifaat en dat de moslims die zij doden zich schuldig maakten aan ongeloof? In een ander Korancommentaar, de Tafsir Ibn Abbas, lezen we ditmaal de exegese van vers 32: “Omdat Kain onterecht Abel doodde (Hebben Wij aan de Kinderen van Israël voorgeschreven) in de Torah (dat voor wie een mens doodt, behalve wegens moord) oftewel met voorbedachten rade (of het zaaien van verderf op aarde) of vanwege afgoderij, (het is alsof deze de hele mensheid heeft gedood)”(bron: Tanwîr al-Miqbâs min Tafsîr Ibn ‘Abbâs) Hier lezen we wederom dat ongeloof, nu omschreven als afgoderij, wordt gezien als één van de redenen om iemand te doden. Ditmaal is de schrijver van de exegese, Ibn Abbas, een schrijver uit de periode vlak na Muhammad. Saillant detail is dat de auteur, waarschijnlijk vanwege de vroege periode waarin het geschreven is, verwijst naar de Torah als de plek waar de Joodse variant te vinden zou zijn. Dit is duidelijk omdat hij toen nog niet wist dat het geplagieerde vers helemaal niet in de Torah staat en nooit heeft gestaan. Ook is het opvallend dat het bij de bekende revisie eeuwen later niet gewijzigd is. De gedachte bij iets dat volgens Allah zou zijn voorgeschreven aan de Kinderen van Israël, brengt iemand natuurlijk al snel bij de Torah. Maar daar staat het niet. Dit geeft al aan dat de passage oraal is ontvangen door de eerste moslims, die historisch aantoonbaar contact hadden met de Joden, niet wetende dat zij daar de Talmoed citeerden. Dat is een door Joodse rabbijnen geschreven boek van ver voor de Islam. Over dit plagiaat later meer. Dan komen we aan bij het Korancommentaar van een modernere geleerde: Maududi uit de vorige eeuw. Hij schrijft het volgende in zijn commentaar van Surat al Maidah vers 33: “Het land refereert hier naar een land of gebied waarbinnen Wet en Orde vallen onder de verantwoordelijkheid van de Islamitische Staat en ‘het voeren van oorlog tegen Allah en Zijn Boodschapper’ betreft het voeren van oorlog tegen het rechtvaardige systeem of de overheid die de Islamitische Staat tot stand heeft gebracht…”(bron) Het spreekt voor zich dat de huidige Islamitische Staat onder leiding van Al Bagdhadi zich hier ook op beroept. Het tegenwerken van hun inspanningen wordt gezien als het voeren van oorlog tegen Allah.
3 Het vers is geplagieerd uit (een orale traditie van) de Babylonische Talmoed
Het is voor meerdere geleerden duidelijk dat het genoemde vers voor het grootste deel is geplagieerd uit de eeuwen oudere Babylonische Talmoed, zoals de hooggeleerde rabbijn Abraham Geiger hier schrijft op pagina 81. Ironisch genoeg betreft het geplagieerde deel bijna woord voor woord het vers dat onwetende mensen zo dikwijls voordragen zonder de uitzonderingen die in de Koran staan. Dit is mijn vertaling van de Engelse vertaling van M. Rodkinson van de betreffende overlevering uit Sanhedrin 37a van de Babylonische Talmoed: “Daarom was de mens slechts gecreëerd, om te leren dat wie een ziel van een menselijk wezen vernietigd, daarvan wordt het voor hem door de Schrift beschouwd alsof hij een hele wereld vernietigde, en voor wie een ziel van Israël redt, de Schrift beschouwt hem alsof hij een hele wereld redde.” Voor de zorgvuldigheid citeer ik nog even de vertaling van Michael Rodkinson van de Babylonische Talmoed: “Therefore the man was created singly, to teach that he who destroys one soul of a human being, the Scripture considers him as if he should destroy a whole world, and him who saves one soul of Israel, the Scripture considers him as if he should save a whole World.”(bron: The Babylonian Talmud, Translated By Michael L. Rodkinson – Book 8: Section Jurisprudence (Damages), – Tract Sanhedrin, page 1747 https://www.jewishvirtuallibrary.org/jsource/Judaism/FullTalmud.pdf) We zien duidelijk dat de veel oudere Talmoed het vers al bevatte, lang voordat de Islam bestond. Het is pijnlijk ironisch dat moslims zich kennelijk meer aangetrokken voelen tot de Joodse variant van dit vers dan die van Allah. Dat betekent dat zelfs wanneer de Joodse versie op één of andere manier de corrupte zou zijn, het nog steeds zo is dat de meeste moslims die wij spreken geen enkele behoefte voelen om Allah te citeren en kiezen liever voor de joodse Talmoed. Dat is ook wel begrijpelijk want de oorspronkelijke (Joodse) versie predikt daadwerkelijk dat je maar beter geen mensen kunt doden. Dit alles is voor andersgelovigen niet zo van belang maar wel voor moslims, die rekening houden met een Koran die van God komt en derhalve niets dan de waarheid kan bevatten. Als dit namelijk uit de Talmoed is overgenomen, kan de Koran niet het Woord van God zijn. Tenzij we willen veronderstellen dat deze informatie niet in de Koran kwam dankzij de sociale interactie die moslims in die tijd met joden hadden. Maar dat is veel meer plausibel dan de gedachte dat het door Allah op foutieve wijze werd geopenbaard aan een profeet. Muhammad en zijn metgezellen hadden zelf contact met de joden op het Arabische Schiereiland. Hierover hebben we uitgebreid bewijs geleverd in onze video De Ware Bronnen van de Koran. Daarin treft u tevens een aantal van de talloze gevallen van plagiaat uit eerdere geschriften, waarvan moslims denken dat het pas in de tijd van Muhammad werd geopenbaard.
4 Bijkomende implicaties van het plagiaat
Tot slot is het de moeite waard om na te denken over de reden van de Islamitische toevoeging. Waarom wilden de moslims het vers, dat zij oraal van de Joden moeten hebben overgenomen, zodanig aanpassen dat het niet langer leek alsof je helemaal niemand mag doden? Het is een bekende theorie onder geleerden als William L. Craig, William Tisdall, Abraham Geiger en Ignác Goldziher, dat deze (en andere) wijzigingen in geplagieerde verzen een poging waren om deze wettelijk gezien te harmoniseren met de rest van de theologie die we in de Koran aantreffen. In dit geval zou dit zijn omdat de Koran op allerlei plaatsen de doodstraf oppert. Ik wil in dit specifieke geval een tweede stap binnen de genoemde theorie voorstellen. De inhoud van de toevoeging aan het Talmoedvers bewijst mijns inziens namelijk dat de eerste moslims dit vers niet goed hebben begrepen. Het klonk mooi en dat zal de reden zijn geweest om het te incorporeren in de Koran. Maar een correct besef van de betekenis hadden zij niet. Want zowel de Joodse- als de Islamitische variant worden gegeven binnen de context van het Bijbelse verhaal rondom Abel en Kain. Dit waren de kinderen van Adam en Eva. Volgens het verhaal doodde Kain zijn eigen broer Abel. De uitleg van de Talmoedische rabbijn is dat Kain hiermee niet alleen zijn broer doodde maar al zijn toekomstige nazaten daarbij. Vandaar de uitspraak dat “wanneer je één mens doodt, het is alsof je een hele mensheid doodt.” Want met name in het geval van één van de allereerste mensen op aarde, betekent zijn dood tegelijkertijd de dood van alle nazaten die nog uit hem zouden voortkomen. Zo ook, zou een hele wereld vol mensen gered zijn, ware Abel gered van de dood. Men baseert dit in de Talmoed onder andere op het Bijbelse vers waarin staat dat het bloed van Abel uit de aarde riep naar God (Genesis 4:10). Ze merken op dat het Hebreeuwse woord voor “bloed” hier een meervoudsvorm betreft. Dit is een prachtige filosofische exegese van het Oude Testament. Maar men kan onmogelijk vanuit dezelfde logica beweren dat deze consequentie niet zou gelden voor moordenaars en andere “schuldige” mensen. Daarom doet de Talmoed schrijver dit dan ook niet, want die begreep zijn eigen vers. Maar de Koranschrijver(s) deden dit wel omdat zij niet begrepen dat deze Joodse uitleg slaat op ieder mens dat gedood wordt en niet slechts de onschuldigen. Het betreft dus een beschouwing die niet wordt opgeheven door een eventuele criminele aard van degene die gedood wordt. Want als Kain zou zijn gedood als vergelding voor de moord op zijn broer, zoals de Koran voorschrijft, zou er net zo goed een complete bloedlijn met hem sterven. Zijn genen zouden op dat moment ook uitsterven. Daarmee komen we tot slot op een detail dat tevens een probleem oplevert voor de Koran: God spaarde Kain’s leven en deed niet wat de Koran zegt dat Hij gedaan zou moeten hebben. Sterker nog de latere familielijn van Kain komt verderop in de Bijbel meerdere malen langs. De doodstraf voor het doden van een ander mens, komt pas voor in de tijd van Noach (Genesis 9:6). Dat was eeuwen na het incident tussen Kain en zijn broer. Dus dit kan geen toepassing gehad hebben op de toenmalige openbaring “aan de Kinderen van Israel”, zoals de Koran beweert.
Resumerend
Er is aangetoond dat er talloze redenen zijn waarom Soera 5 vers 32 niet vredelievend is wanneer we deze eerlijk en oprecht voordragen. Alleen al de capabiliteit en wil om begrijpend te lezen, maakt dat duidelijk. Ik zet alle redenen nog even voor u op een rijtje: Het daadwerkelijke vers spreekt over uitzonderingen waarvoor de regel dat men niet mag doden niet gelden Het vers zegt dat het is geopenbaard aan de Kinderen van Israël en dus niet aan de moslims Het vers erna legt nota bene uit hoe je mensen moet te doden Het vers is geplagieerd uit de veel oudere Babylonische Talmoed Het geplagieerde vers is overduidelijk veranderd om deze te harmoniseren met de rest van de wetten in de Koran De inhoud van die toevoeging maakt duidelijk dat de Koranschrijver(s) het vers dat zij plagieerden niet hadden begrepen, aangezien zij duidelijk voorbijgingen aan het feit dat het doden van een mens, voordat hij zijn genen heeft doorgegeven, altijd resulteert in het doden van “een hele mensheid”, ongeacht of deze persoon schuldig is aan het overtreden van de wet. Het is dan ook een filosofisch argument dat losstaat van wettelijke implicaties maar wel oproept tot voorzichtigheid omtrent het toepassen van de doodstraf. Wij hopen met dit artikel genoeg achtergrondinformatie te hebben gegeven omtrent het veelbesproken vers in Surah 5. Dit omdat veel moslims ijdele hoop putten uit dit vers, waardoor zij in de illusie blijven verkeren dat de Islam enkel vredelievendheid predikt. Door hen – en anderen – de waarheid te laten zien, hopen we hen van dienst te zijn in plaats van hen te beledigen. Wij roepen een ieder op om een eerlijke weging te maken van de geschriften die zij zeggen te kennen, volgen en verdedigen. Gods Zegen voor een ieder die dit artikel leest. Met dank aan de Heer, die alle dingen mogelijk maakt In Jezus Naam Deo Volente NL Dit artikel is eerder gepubliceerd op de website Deo Volente! Bron: Deo Volente Read the full article
0 notes
Text
Nymphen
Nymphen sind nach Aby Warburg unter anderem rennende Frauen. Ihr Mäntel und Haare gehen auf und ab, ihre Trachten bewegen sich vague. Nymphen sind mantische und magische Wesen, sie rütteln leicht auf, das reicht oft schon, um zu wissen, was passieren wird. Auf Tafel 78, der ersten Tafel zum römischen Staat, tauchen keine Nymphen auf, erst auf Tafel 79 tauchen sie auf, erst im Kommentar und bei den Überlegungen, was passieren wird mit den Lateranverträgen und dem neuen römischen Staat.
Wenn ich mich an diese Szene erinnere, die 1975 (ach, och, ich...) gedreht wurde, spielt diese Szene zu Stalins Zeiten und sie rennt zur Druckerei, weil sie unsicher ist, ob sie nicht einen Satzfehler oder Druckfehler hat durchgehen lassen. Es ist aber auch gut möglich, dass mir mein Gedächtnis etwas umsortiert hat, passiert schon mal.
Das letzte Mal habe ich diesen Film in Petersburg gesehen, im Kino SPARTAK, als die Glühbirnen auf den Korridoren besonders schwach waren. Da sahen Petersburg und Moskau so aus wie in diesem Film. Es gab Autos, viele waren das nicht. Sie standen vereinzelt, die Leute kamen auch so von A nach B. Sie läuft, da bin ich sicher, durch Gassen. Es regnet nur teilweise, dann aber deutlich. Laub ist gefallen und fällt noch.
Mirror, Andrei Tarkovsky, 1975
76 notes
·
View notes
Photo

Miriam Sturzenegger - TAFEL/TABLE/PANEL Hard forming plaster, ink, 11 pieces; 2 x 144 x 80 cm, 2 x 115 x 68 cm, 2 x 115 x 60 cm, 2 x 115 x 60 cm, 2 x 115 x 58 cm, 2 x 115 x 58 cm, 2 x 94 x 68 cm, 2 x 78 x 50 cm, 2 x 78 x 50 cm, 2 x 78 x 50 cm, 2 x 78 x 32 cm, 2014/15
Exhibition view, Kunstmuseum Thun, 2015
2 notes
·
View notes
Text
Samstag, 27 Juni 2020 : Kommentar Hl. Augustinus
Was suchst du? Das Glück. […] Du suchst etwas Gutes, doch es ist nicht hier zu finden. […] Als Christus aus einem anderen Land hierherkam, konnte er nur das vorfinden, was es hier im Überfluss gibt: Mühe, Schmerz und Tod. Das also ist es, was du hier hast, das ist es, was es hier im Überfluss gibt. Er hat mit dir gegessen, was im armen Haus deines Unglücks im Überfluss zu finden war: Er hat dort Essig getrunken, hat Galle gekostet: Das ist es, was er in deinem armen Haus gefunden hat! Doch er hat dich an seine prächtige Tafel geladen, an seine himmlische Tafel, an seine Tafel der Engel, wo er selbst das Brot ist (vgl. Ps 78(77),25; Joh 6,34). Als er zu dir herabgestiegen ist und das Unglück in deinem armen Haus fand, war er sich nicht zu schade, sich an deine Tafel – so wie sie war – zu setzen, und er versprach dir die Seine. […] Er hat dein Unglück genommen und wird dir seine Glückseligkeit geben. Ja, er wird sie dir geben. Er hat uns sein Leben versprochen. Und noch Unglaublicheres hat er getan: Er hat uns als Pfand seinen eigenen Tod gegeben. Das ist, als würde er uns sagen: „Ich lade euch ein in mein Leben, wo niemand mehr stirbt, wo die wahre Glückseligkeit zu finden ist, wo die Nahrung nicht verdirbt, wo sie stärkt und niemals ausgeht. Seht, wohin ich euch einlade: in das Land der Engel, in die Freundschaft des Vaters und des Heiligen Geistes, zu einem ewigen Mahl, in meine brüderliche Freundschaft. Letztendlich lade ich euch zu mir selbst ein, in mein eigenes Leben. – Ihr wollt nicht glauben, dass ich euch mein Leben geben werde? Nehmt meinen Tod als Pfand!“
0 notes
Text
Was suchst du? Das Glück. […] Du suchst etwas Gutes, doch es ist nicht hier zu finden. […] Als Christus aus einem anderen Land hierherkam, konnte er nur das vorfinden, was es hier im Überfluss gibt: Mühe, Schmerz und Tod. Das also ist es, was du hier hast, das ist es, was es hier im Überfluss gibt. Er hat mit dir gegessen, was im armen Haus deines Unglücks im Überfluss zu finden war: Er hat dort Essig getrunken, hat Galle gekostet: Das ist es, was er in deinem armen Haus gefunden hat! Doch er hat dich an seine prächtige Tafel geladen, an seine himmlische Tafel, an seine Tafel der Engel, wo er selbst das Brot ist (vgl. Ps 78(77),25; Joh 6,34). Als er zu dir herabgestiegen ist und das Unglück in deinem armen Haus fand, war er sich nicht zu schade, sich an deine Tafel – so wie sie war – zu setzen, und er versprach dir die Seine. […] Er hat dein Unglück genommen und wird dir seine Glückseligkeit geben. Ja, er wird sie dir geben. Er hat uns sein Leben versprochen. Und noch Unglaublicheres hat er getan: Er hat uns als Pfand seinen eigenen Tod gegeben. Das ist, als würde er uns sagen: „Ich lade euch ein in mein Leben, wo niemand mehr stirbt, wo die wahre Glückseligkeit zu finden ist, wo die Nahrung nicht verdirbt, wo sie stärkt und niemals ausgeht. Seht, wohin ich euch einlade: in das Land der Engel, in die Freundschaft des Vaters und des Heiligen Geistes, zu einem ewigen Mahl, in meine brüderliche Freundschaft. Letztendlich lade ich euch zu mir selbst ein, in mein eigenes Leben. – Ihr wollt nicht glauben, dass ich euch mein Leben geben werde? Nehmt meinen Tod als Pfand!“
-- Samstag, 27 Juni 2020 : Kommentar Hl. Augustinus
0 notes
Text
Het is 24 december 1944. Nog één dag en de wereld viert voor de vierde maal kerst in oorlogstijd. Niet veel mannen en vrouwen denken terug aan wat er dertig jaar eerder in de loopgraven was gebeurd toen er plots vrede uitbrak in niemandsland. Integendeel, de oorlog lijkt harder dan ooit tevoren. In België beleven de geallieerden een helse winter. Sinds acht dagen ondergaan ze het Ardennenoffensief. De Duitsers bereiken Celles, wat achteraf hun verste punt zal zijn in hun verrassingsaanval. In Bande gaat de Duitse SS brutaal tekeer. Het dorpje even ten zuiden van Marche-en-Famenne kiezen ze niet zomaar uit: bij de bevrijding in september waren er drie Duitsers doodgeschoten. De SS’ers nemen alle mannen van 17 tot 31 jaar gevangen. Ze worden eerst streng ondervraagd, daarna op een rij gezet en een voor een met een nekschot geëxecuteerd. Van de 33 jongemannen kan er eentje ontsnappen nadat hij een SS’er heeft weggeduwd. Als vergelding vermoorden de Duitsers nog twee dorpelingen. De lijken worden in een kelder achtergelaten en zullen pas weken later ontdekt worden.
Herdenkingsplaat voor de slachtoffers van Bande.
Ondertussen blijven de V-bommen terreur zaaien in Antwerpen en Luik. 24 december is gelukkig niet zo dodelijk als de vorige dagen. Om 8.50 uur valt een V1 op Awans nabij Waremme, om 16.40 uur een in Kalken, rond 21 uur twee in Ougrée en ergens die dag ook een V2 in Nijlen. Telkens vallen er twee dodelijke slachtoffers. Kerstavond sluit af met een V1-inslag in Luik om 22.10 uur met vijf doden.
Diezelfde dag, in de ochtend, vertrekt het Belgische transportschip Leopoldville vanuit Zuid-Engeland richting Frankrijk. Aan boord meer dan 2000 Amerikaanse militairen, op weg naar het slagveld in de Ardennen. Maar daar zullen ze nooit aankomen…
Negen jaar geleden publiceerde ik de Ramp met de Leopoldville in vijf delen op deze blog. Een jaar later mocht ik op het televisieprogramma Publiek Geheim komen vertellen over de vergeten ramp. Ter gelegenheid van de 75ste herdenking (zonder dat er een herdenking is…) geef ik deze longread opnieuw uit.
youtube
Het was koud en het had gesneeuwd. Aan de dokken in de Zuid-Engelse havenstad Southampton wachtten honderden Amerikaanse militairen op hun beurt om de loopplank op te lopen. Ze waren moe en velen dachten met heimwee aan de kerstfeesten thuis. Ze vertrokken richting het Europees vasteland om in de Ardennen hun kameraden bij te staan in de ultieme strijd tegen de Duitsers. Een van de soldaten herinnert zich: ‘We waren al vijf weken in Engeland en we begonnen het koude, vochtige, kille, miezerige weer beu te worden, dus we keken uit naar het bevel om te vertrekken.’ Het was 2.30 uur toen de eerste soldaten van de 66ste Divisie met hun zakken over hun schouders aan boord van het Belgisch transportschip SS Leopoldville stapten.
Van Congoboot tot transportschip
In tegenstelling tot de jonge Amerikaanse troepen, waren de bemanningsleden van de Leopoldville ervaren zeelui. Ze hadden reeds 24 maal het kanaal overgevaren en vervoerden daarbij maar liefst 53.217 geallieerde militairen. Het schip was voor de oorlog een van de legendarische Congoboten van de Compagnie Maritime Belge. Het was het vijfde pronkstuk van de rederij met de naam Leopoldville. Het schip, helft luxecruise, helft cargo, vaarde sinds 1929 tussen Antwerpen en de Belgische kolonie. De bemanning volbracht de zware taak om de epische overtochten van generaties kolonialen zo vlot mogelijk te maken.
In 1940 was de Leopoldville was net op terugtocht vanuit Matadi toen de oorlog in België uitbrak. De bemanningsleden vormden plots een waardevolle troepenmacht. De geallieerden konden elke ervaren zeeman gebruiken. In Liverpool moesten ze noodgedwongen een nieuwe thuisbasis opbouwen, ver weg van hun familieleden in België. Met wat geluk kon je als vreemdeling een kamer versieren bij een Engelse familie, andere Belgen en Congolezen verbleven in het Belgische zeemanshuis.
The Lucky One
Het ombouwen van het oude luxe cruiseschip tot een troepentransportschip werd voltooid op 11 november 1940. De geallieerden zetten de Leopoldville vooral in bij missies in de Middellandse Zee en aan het Suezkanaal. Het leven op zee was hard, het gevaar van torpedering of een mijn was altijd aanwezig. De Belgische koopvaardij werd niet gespaard: gedurende de Tweede Wereldoorlog werden 78 schepen tot zinken gebracht of bijna twee derde van het totaal. 855 bemanningsleden kwamen daarbij om, wat ongeveer één derde was van het totaal. Ondanks de vele gevaren die het schip trotseerde, bleef de Leopoldville vier jaar lang gespaard van aanvallen, wat uitzonderlijk was. Daarom noemden de Belgische zeebonken haar ‘The Lucky One’.
Charles Limbor
In november 1942 kreeg de Leopoldville een nieuwe kapitein: de Belg Charles Limbor. Charles stond bekend als een rustige en competente bevelhebber die graag op zichzelf was. Zijn vrouw en zijn zoon Jacques waren in het begin van de oorlog naar Frankrijk gevlucht, maar ze waren al snel ingehaald door de Duitse troepen. Terug in Oostende werden zij voortdurend bedreigd door de bezetter, die wist dat vader Charles als kapitein diende voor de geallieerden. Dat verklaart misschien het soms zonderlinge gedrag van de kapitein, die vaak alleen dineerde terwijl hij luisterde naar zijn collectie klassieke muziek. Charles maakte zich in de nacht van 23 op 24 december 1944 klaar voor zijn laatste reis, waarna een welverdiende vakantie zou volgen. Zijn rechterhand François Verworst zou het bevel overnemen. Hij verwachtte geen problemen tijdens de oversteek van het Kanaal. De 234-koppige bemanning was ervaren genoeg om de Amerikanen veilig naar de overkant te brengen.
Het moeizame boorden
Pas om 8 uur ‘s morgens waren al de 2235 Amerikaanse militairen op het schip. Er was heel wat verwarring bij het instappen. Voor veel soldaten was het onduidelijk of ze de Leopoldville moesten boorden of een tweede transportschip: de Cheshire. Op die manier zouden tientallen van een zekere dood gered worden door stom toeval. Bovendien waren per ongeluk ook Engelse soldaten de loopbrug naar de Leopoldville opgestapt, zodat die eerst terug aan wal moesten. Uiteindelijk vertrok het konvooi om 9.15 uur richting de Europese vasteland. Drie Britse destroyers HMS Brilliant, HMS Anthony en HMS Notham en een Franse fregat Croix de Lorraine bewaakten de twee transportschepen. Het konvooi stond onder het bevel van de commandant van de HMS Brilliant kapitein Pringle. Na een overtocht van negen uur moesten de zes schepen arriveren in de haven van Cherbourg, ongeveer 150 kilometer verder. Zo zouden ze in alle rust kerstavond kunnen vieren.
Groene, stinkende hutsepot
Voor de soldaten was het verblijf op het schip allesbehalve aangenaam. Het oude luxeschip was oorspronkelijk ingericht voor zo’n 360 passagiers, maar door de ruime cargo om te bouwen in soldatencompartimenten kon het meer dan 2000 personen vervoeren. De soldaten zaten dicht op elkaar gepakt onder de lage plafonds en tussen de houten schutmuren. Na het lange wachten bij het boorden, probeerden de meeste soldaten wat bij te slapen op de vloer of houten banken. Slechts enkelen konden een hangmat bemachtigen. Terwijl de reis vorderde, creëerden de zeezieke kameraden en het primitieve eten een walgelijke geur. Er was geen degelijke ventilatie, zodat enkele soldaten ondanks de koude, stevige wind en tegen de bevelen in het dek op vluchtten.
Luitenant Wood herinnert zich wat de gewone troepen als eten kregen opgediend: ‘Infanteriesoldaten verwachtten geen eerste klasse service, maar wat wij kregen was laagste klasse. Een emmer van een soort groene, stinkende hutsepot werd langs de trapgaten met een touw naar beneden gelaten. Die emmer lieten ze op elke verdieping lang genoeg hangen zodat elke man, indien hij over een sterke maag beschikte, met zijn gamel er een portie kon uitscheppen. Het duurde niet lang tot latrines verstopt raakten.’
Soldaat Walter Blunt daalde neer langs de steile trap naar zijn aangewezen compartiment. Hij keek rond en merkte dat enkele hangmatten waren vastgemaakt, chaotische verspreid tussen de picknickachtige houten tafels en banken. Er was verder geen plaats om te zitten of te slapen. Walter bracht een deel van de dag door met kaarten op het dek met zijn beste vriend Harold Decell. Ze gingen ervan uit dat ze in korte tijd zouden arriveren in Cherbourg. Na enkele uren keerden de twee terug naar hun compartiment, waar ze nog wat lazen, babbelden en kaart speelden: ‘In de vroege avond, nadat we ‘eaten chow’ [hadden gegeten], voelde ik me een beetje zeeziek en dus ging ik even liggen. Al snel viel ik in slaap op een bank van de eerste eettafel aan de rechterkant van het compartiment. Enkele van mijn kameraden sliepen op de tafel, onder de tafel en op de banken rond mij. Bijna allemaal waren ze later onder de doden en vermisten.’ Ook zijn vriend Harold Decell kon een dutje gebruiken en lag rustig naast Walter op de grond te slapen.
Voorzorgmaatregelen?
De soldaten voorbereiden op een mogelijke aanval tijdens de overtocht, bleek voor zowel de Belgische bemanning als de Amerikaanse officieren geen prioriteit. Hoewel het konvooi voor de eerste maal in deze samenstelling vaarde, was er genoeg vertrouwen in de ervaring van de bevelvoerders. Dat bleek uit de erg rudimentaire briefing over eventuele reddingsprocedures. Toch waren er enkele alerte officieren die hun troepen inlichtten over de reddingsvesten, maar over de reddingsloepen vertelden ze niets. De Amerikanen wisten waar ze zich moesten melden bij een noodgeval, maar hadden geen idee wat ze moesten doen als ze daar arriveerden.
Hoewel het op het schip relatief rustig was, konden de officieren vermoeden dat er gevaar om de hoek loerde. De vorige dag was een schip op weg naar Cherbourg getorpedeerd. De begeleidende schepen namen ditmaal hun voorzorgen en dropten onderweg dieptebommen. Het konvooi ondernam een zigzagkoers over het kanaal om eventuele aanvallen te bemoeilijken. In de namiddag bemanden de Britse militairen hun posten, omdat een aanval op handen zou zijn. Maar het mocht niet baten. Op ongeveer acht kilometer van de haven, vuurde een Duitse onderzeeër een salvo torpedo’s af op de Leopoldville. Het was iets voor 18 uur.
Torpedo on starboard!
Van op het dek kon luitenant Wurdeman in de avondschemering nog net de andere schepen van het konvooi ontwaren. Zijn wacht was net afgelopen, toen hij vanuit het kraaiennest een man hoorde roepen: ‘Torpedo on starboard!’ Wurdeman rende naar de leuning en zag in het water een zilveren raket afkomen, met erachter een lange witte schuimende staart. Luttele ogenblikken later sloeg de torpedo in. Wurdeman zag hoe de krachtige ontploffing lichamen in de lucht gooide.
Walter Blunt lag benedendeks op zijn bank te slapen: ‘Ik werd wakker: een oorverdovend geluid, zo luid dat het met geen woorden te beschrijven valt. Vrijwel meteen was het pikdonker en stroomde het koude water razendsnel ons compartiment binnen. Pas toen ik mijn hoofd boven het water stak, kon ik het geschreeuw horen. Meteen proefde ik de olie in het water en rook ik de stank van buskruit.’ Zijn maatje Harold Decell was nergens te bekennen.
Op de brug
Charles Limbor, François Verworst en de 1ste officier Brognion voelden tot op de brug hoe de explosie het schip door elkaar schudde. Na de luide knal versplinterden de glazen rondom hen met een hels lawaai. Volgens enkele getuigen riep Limbor: ‘Ça y est! Nous sommes…’ Het alarm weerklonk en al snel luidden de orders door de luidsprekers op de brug. De bemanning wist wat van hen werd verwacht.
Op bevel van de kapitein controleerden de maîtres d’hôtel René Sottieaux en Vercruysse samen de cabines om te verzekeren er geen bemanning achterbleef. Vercruysse meldde dat dek F4 was ingestort en dat compartiment 4 onder water was gelopen. Blijkbaar seinde de brug naar Cherbourg dat ze getroffen waren, maar een antwoord bleef uit. Verworst en kapitein De Pierpont bleven op hun post, en zagen doorheen het gapende gat dat de explosie had geslagen een chaos van kapotte tafels, gewrongen staal en dode lichamen.
In de machinekamer
Mecanicien Robert Gosseye schrok op door de plotse explosie. Hij greep de telefoon en signaleerde aan de brug dat de schroef aan stuurboord waarschijnlijk beschadigd was en dat de sluisdeuren gesloten waren. Kapitein Limbor vroeg Gosseye of de machine aan bakboord nog werkte. Na dit te bevestigen klonk het volgende bevel: ‘Bon, continuez avec celle-là.’ Terwijl de machinekamer stilaan onder water liep, beseften Gosseye en zijn collega’s dat ze snel opgesloten zouden zitten. Ze plaatsten enkele pompen en al snel ging hun aandacht naar de andere motor, waar ze merkten dat een essentiële koelkabel gebroken was. Doordat het schip schuin kwam te hangen, liep de machinekamer steeds meer onder water en werden de pompen onbruikbaar. De mannen contacteerden opnieuw Limbor die hen beval om naar het bovendek te vluchten, nadat ze hun voorzorgen tegen brand hadden voltooid. Op de brug werden de geheime documenten over boord gegooid en de handleiding met de zig-zagmaneouvres in stukken gescheurd.
Als een rat in de val
Walter Blunt.
Ondertussen zaten honderden Amerikaanse militairen vast in het ruim. Net als zijn kameraden raakte Walter Blunt in paniek: ‘Ik stampte met mijn voeten en worstelde in een poging om boven water te blijven, wat uiteindelijk lukte. Maar door de vreselijke golven was er amper plaats om naar lucht te happen. Een miljoen gedachten schoten door mijn hoofd: was ik gedoemd om hier te sterven als een rat in de val? Ik zag niets. Het was gitzwart en in het klotsende water hoorde ik vaag mannen kreunen en paniekerig om hulp roepen. Ik mompelde een kort gebedje en dacht aan mijn vrouw en kindje. Opgeven deed ik niet en vertelde mezelf dat er een weg naar buiten moest zijn. Opnieuw bedacht ik hoe vreselijk het was om te sterven, terwijl het steeds hopelozer werd en ik me zwakker voelde. Toen was er eindelijk een pauze in de golven en kon in aan mijn rechterkant een licht onderscheiden. Ik zwom in de richting van dat licht en trof er een opening aan. Ik trok mezelf op in het gat tot borsthoogte. Maar ik kon niet verder. De golven kwamen steeds sneller en het water leek te stijgen. Ik hief mijn hoofd zo hoog mogelijk op en bij elke golf hield ik mijn adem zo lang mogelijk in. De golven leken telkens driemaal toe te slaan met daarna een korte pauze. Ik voelde me steeds zwakker worden. Toen er net een pauze was geweest en de golven opnieuw begonnen, hoorde ik boven mij een stem: “Give me your hand son. You’ll be alright!” Het was de stem van mijn compagniecommandant. Ik strekte mijn arm zo hoog ik kon en na drie golven was ik uit de opening. Ik strompelde door wat puin tot aan het dek, waar ik uitgeput neerviel. Op het dek was alles zo rustig, zo kalm. Ik veronderstel dat ik nooit had beseft wat er gebeurde als ik niet onderdeks had gezeten toen de torpedo insloeg.’
Wervelstorm van hout en staal
De torpedo had een grote bres in de romp van de Leopoldville geslagen, waarna het water razendsnel het ruim binnenliep. Enkele honderden mannen verdronken vrijwel meteen. De explosie vernietigde de trappen en de doorgangen naar het dek, zodat talloze andere mannen gevangen zaten in de snel onder water lopende achterste compartimenten. Albert Montagna was een van hen: ‘Toen ik de explosie hoorde, wist ik dat we geraakt waren. De knal zinderde nog na toen ik al onder water lag. Ik dacht dat eventjes dat ik me op de bodem van de oceaan bevond, want ik kon mij niet bewegen. Ik vermoedde dat het niet lang meer zou duren tot ik zou sterven, dus wachtte ik… Ik hoorde gekwetste mannen in mijn compartiment gillen. De trappen naar boven waren versplinterd tot een puinmassa. Tafels die een uur daarvoor nog gedekt waren met ons eten, lagen verbrijzeld in het rond. Stalen buizen waren als tandenstokers geknakt.’
De situatie in de getroffen compartimenten was bijna surreëel, zo getuigt ook Rowdney Boudwin: ‘Ondanks het feit dat de mannen aan het slapen waren op de tafels of in hangmatten, sommigen zonder reddingsvesten aan, brak er geen paniek uit toen het water steeg. De mannen in mijn compartiment zochten verdwaasd naar een uitgang. De explosie versplinterde tafels, banken en ander materiaal van hout en had mannen aan de vloer of tegen de muur genageld. Op die manier konden velen onmogelijk aan het snel opstijgende water ontsnappen. De explosie had de trappen en kabelladders losgerukt en doen instorten, zodat het ontsnappen uit de lager gelegen compartimenten onmogelijk werd.’
F-Company
De torpedo was inslagen ter hoogte van waar de 170 soldaten van F-company van het 262ste regiment aan het rusten waren. Hun staff sergeant Joseph Cycon was net op terugweg van de stinkende latrines toen de trap onder hem instortte: ‘Ik viel een stuk naar beneden tussen het puin. Rondom mij zag ik het water al meteen naar binnen stromen. Ik kon mij redden, maar zag dat het water erg snel steeg. Met enkele anderen gooide ik touwen naar beneden. Drie mannen konden we op die manier helpen. Onze kapitein daalde af om zijn mannen te helpen. We hoorden geschreeuw en gegil, tot het plots muisstil werd. Het water was tot boven gestegen. Onze kapitein en al die mannen verdronken. We liepen richting Dek B, waar de reddingssloepen moesten zijn.’ 154 mannen van F-company overleefden de inslag niet en slecht negen van de lichamen zouden worden teruggevonden. Van de zestien overlevenden waren er zes gewond.
Ontsnappen
William Kalinowski werd wakker in het ijskoude water. Hij zag geen hand voor zijn ogen. Hij probeerde recht te komen, maar merkte dat hij ter hoogte van zijn schouders vast lag onder een omgevallen muur. Met alle macht probeerde hij het puin weg te duwen, maar dat lukte niet. Ook door te manoeuvreren naar links of rechts kon hij zichzelf niet bevrijden. Ondertussen steeg het water genadeloos. William had telkens net de tijd om snel naar adem te happen, waarna een nieuwe golf ijskoud water over hem sloeg. In een ultieme poging kon William zich eindelijk bevrijden. Hij kroop tussen het puin in de richting van een vaag licht, waar het trapgat was geweest. Hij klauterde over de brokstukken en de lijken van zijn kameraden. Hij duwde het massa hout dat de uitgang versperde opzij.
Toen hij eindelijk op het dek was geraakt, werd hij opgevangen door zijn sergeant. William was onophoudelijk aan het beven en werd naar een medische post gebracht om zijn hoofdwonden te verzorgen. Daar lag hij op een ziekenbed en zag hij hoe de man naast hem geen gezicht meer had, terwijl een klem zijn tong vasthield zodat hij die niet zou inslikken. Hij gruwelde. Niet veel later hoorde hij dat de gewonden die nog konden wandelen zich moesten melden aan de reddingsboten. William rechtte zich, nam zijn schoenen, sloeg een deken over zijn schouders en haastte zich naar de sloepen. Er was nog een plaatsje voor hem: ‘De ene minuut bengelden we vijftien meter in de lucht, de andere minuut sloeg de onderkant van de reddingssloep bijna te pletter op een muur van water.’ Het bootje kantelde en de mannen vielen in het ijskoude water. William dreef op het puin van de reddingssloep en waagde de sprong naar een grotere reddingsboot. Hij kon nog net de rails vastgrijpen en een matroos hielp hem aan boord.
Wachten op het dek
‘Meteen na de explosie trokken alle troepen rondom mij een reddingsvest aan en begaven zich orderlijk naar het dek’, herinnert de Amerikaanse kapitein Clyde Dinwiddie zich de opmerkelijke rust en discipline. ‘Mijn compagnie moest zich samen met een andere verzamelen recht aan de boog op het bovenste dek. De mannen stonden snel in positie en er werd een namenlijst opgesteld. Er waren veel lichten aan. Sommige bemanningsleden waren een sigaretje aan het roken. We stonden te wachten op instructies van de brug. We zonden een kleine groep vrijwilligers naar beneden om in ons compartiment dekens en jassen te zoeken om de mannen wat warmte te geven totdat ze het schip mochten verlaten.’ Op het dek heerste er geen echte paniek. Meestal wisten ze amper wat er zich onder hen afspeelde.
Voor de mannen op het dek leek het schip niet te zinken. Maar op de brug begon de Belgische bemanning in te zien dat de situatie hopeloos was. Kapitein Charles Limbor beval dat iedereen buiten zijn essentiële crew het schip moest verlaten. De kapitein seinde naar zijn collega kapitein Pringle op de HMS Brilliant dat het achtersteven van zijn schip langzaam maar zeker zonk. Omdat het schip uit de mijnvrije zone dreigt te drijven, beval de kapitein van de HMS Brilliant om het anker neer te laten. Limbor voerde dit bevel uit rond 18.15 uur. Door deze beslissing kon het schip onmogelijk nog richting de haven van Cherbourg worden gesleept, waar de soldaten rustig hadden geëvacueerd kunnen worden. Daardoor was het noodzakelijk om het gehele schip op zee te evacueren, wat tientallen extra doden en gewonden veroorzaakte.
De HMS Brilliant vaarde richting de Leopoldville, terwijl de andere schepen het bevel van kapitein Pringle kregen om te zoeken naar de Duitse onderzeeër. Hun dieptebommen veroorzaakten grote golven die het zinkend schip heen en weer schudde. Na ongeveer een kwartier kwam het schip van kapitein Pringle langs de zinkende Leopoldville gevaren.
Helpen
Verschillende getuigen vertellen hoe ze geduldig op het dek stonden te wachten op evacuatie. De Amerikaanse soldaten stonden te roken en grapten hoe ze te laat zouden arriveren in Cherbourg. Pas toen de eerste gewonden en doden naar boven werden gebracht, drong de ernst van de situatie door. Zou het schip dan toch zinken? Op het dek kregen de gewonden eerste hulp van hun kameraden. Dekens beschermden hun doorweekte lichamen tegen de scherpe koude, terwijl hun open wonden werden verzorgd. Onder zich hoorden en voelden de soldaten het schip kraken.
1ste luitenant Royden Keddy herinnert zich hoe hij en de andere officieren hun uiterste best deden om de troepen onder controle te houden: ‘Tegen 18.15 uur waren alle mannen die nog konden wandelen op het dek verzameld. Alle doorgangen waren vrijgemaakt, behalve het toegangsgat op het achterdek. Vanuit dat gat kwamen hulpkreten. Enkele officieren en hun mannen toonden een uiterste moed en kracht door in het gat af te dalen langs de stalen ladders, zonder op een moment aan hun eigen veiligheid te denken. Het medische personeel van het boordhospitaal, geholpen door de soldaten, werkten onvermoeibaar en efficiënt.’
Walter Blunt lag op het dek en werd geholpen door het medische personeel. Zijn gezicht was bebloed en het leek of zijn heupen verbrijzeld waren. Vaag herinnert Blunt zich hoe hij een half uur lang toekeek hoe zijn kameraden werden geholpen. Hij werd naar een reddingssloep gebracht. Over hem zat een soldaat met een verbrijzelde knie. De jongeman zag af en vroeg Walter om zijn been stil te houden, om de pijn niet doen verergeren. De sloep werd ongelijk neergelaten zodat het in een gevaarlijk schuine hoek hing te bengelen. Een Congolees bemanningslid klauterde handig op het touw, hand over hand tot hij terug op het dek was. Daar maakte hij het touw los zodat de reddingssloep met de neus in het water viel. Walter dacht dat het bootje zeker zou zinken, maar het stabiliseerde. Ze waren gered.
Vluchtte de bemanning?
Nog steeds stond kapitein Clyde Dinwiddie met zijn compagnie op het bovendek te wachten: ‘De mannen zaten of stonden toen ze zagen dat de bemanning de reddingsboten overboord duwden. Ze keken toe hoe gewonden werden overgedragen naar een kleine havenboot dat langszij kwam gevaren en hoe anderen de sprong naar een andere boot riskeerden. Van mijn mannen wilde niemand het schip verlaten of de sprong wagen. We controleerden de reddingsvesten.’ Het is opvallend hoe getuigen zich geen echte paniek herinneren. Sommigen gingen zelfs terug naar hun cabine om persoonlijke spullen te zoeken.
Honderden soldaten stonden op het dek van de zinkende Leopoldville te wachten op hun evacuatie. De laatste gewonden werden naar boven gehesen. In contrast met de orde op het dek, verliep de evacuatie met de reddingssloepen erg chaotisch. Van de Belgische bemanning zouden de Amerikanen weinig hulp hebben gekregen. Sommige soldaten beweren zelfs dat ze aan hun lot werden overgelaten door de bemanning die enkel aan zichzelf dacht. Enkele getuigen herinneren zich een Congolees die met koffers en zijn papegaai klaar stond om te vertrekken. Of deze verhalen op de waarheid berusten is moeilijk te achterhalen.
Leap for life
Van op de HMS Brilliant, die langs de Leopoldville kwam gevaren, werd de moeizame hulpactie geleid. Op aanmoediging van de matrozen op de HMS Brilliant riskeerden de soldaten op het dek van de Leopoldville de riskante sprong naar de overkant. Sergeant Via: ‘We klommen over de rail en hielden ons vast aan de zijkant terwijl de ruwe zee de destroyer naar voor en naar achter deed bewegen. Ik wilde dat Charley eerst sprong, zodat ik zeker was dat hij het gehaald had. Maar hij wist dat en hij stond erop dat ik eerst sprong. Tot vandaag weet ik niet wie eerst ging. Na de sprong omhelsden we elkaar als twee lang gescheiden broers.’ Vele soldaten durfden niet. Het gebeurde dan ook vaak dat een soldaat er niet in slaagde om de overkant te bereiken. Ze vielen in het water tussen de twee schommelende gevaartes en werden verpletterd als de schepen tegen elkaar botsten.
De Amerikaanse luitenant Bill Everhard moest zijn jongens aanmoedigen om de sprong te wagen. Hij had de ideale moment om te springen gevonden: wanneer de twee schepen het verst van elkaar waren. Sommigen twijfelden te lang en vielen naar beneden. Al snel sprongen de mannen tezamen in groepjes van vijftien. Aan de overkant stonden de Britten klaar om hen op te vangen en om diegenen die net te kort sprongen, maar zich nog aan de rail konden vastgrijpen naar boven te helpen. En toen sprong Bill zelf: hij leunde voorover, liet zich los en duwde zich af. Hij landde veilig op het dek van de HMS Brilliant. Hij keek terug naar het zinkend schip. De gruwel die hij aan de overkant aanschouwde deed de luitenant overgeven. De sprong over een achttal meters was riskant en velen hielden er gebroken ledematen of andere wonden aan over. Bill vermande zich en begon de honderden makkers op het dek van de Leopoldville verder aan te moedigen.
De vreselijke aanblik van de jongens die hun ‘leap for life’ mistten en verpletterd raakten tussen de twee botsende schepen, deed heel wat mannen afzien van de sprong. Maar veel alternatieven waren er niet. Het evacueren met de reddingssloepen verliep niet zoals gepland. Toch verliep alles op het dek nog steeds vrij sereen. Sommige mannen begonnen liederen te zingen. Enkel tijdens het te water laten van de sloepen heerste er echte chaos. Luitenant Wurdeman herinnert zich: ‘Het dek onder onze voeten begon meer en meer te bewegen richting bakboord. Toen wisten we dat het schip zou zinken en we wachtten op het bevel op het schip te verlaten, maar dat hebben we nooit gekregen.’
Om 19.30 uur begon het te schemeren. De HMS Brilliant was genoodzaakt om richting Cherbourg varen omdat er geen mannen meer op het schip konden. Luitenant Everhard herinnert zich het vertrek: ‘Overal waar je keek, zag je mannen tussen de golven, schreeuwend om hulp en zwaaiend met hun armen, hopend dat ze gezien zouden worden.’ Nog steeds hingen er lege reddingssloepen aan het schip. Na veel gesukkel slaagden enkele soldaten erin om op die manier van op het zinkend schip te ontsnappen. Maar niet veel later stond het water al tot op het dek.
Rond 20 uur nam de Belgische kapitein de beslissing dat het grootste deel van zijn bemanning het schip moest verlaten. Omdat de meeste Amerikaanse officieren amper informatie kregen over de evacuatieplannen, waren nu bijna alle gezagsdragers van het schip.
De hel brak los
Vanuit Cherbourg kwam een spontane hulpactie op gang. Meer dan dertig kleine schepen vaarden in de richting van het zinkend schip om de drenkelingen te redden. Door de invallende duisternis verliep dit zo moeizaam dat de schepen soms over de zwemmende soldaten vaarden. Ze konden moeilijk naderen, want een aanvaring van het grote schip zou wel eens fataal kunnen aflopen. Rond 20.30 uur weerklonk er een hevige explosie, waarop het dwarsschot van de Leopoldville instortte. Na een tweede ontploffing brak er chaos uit onder de bijna 1000 Amerikanen die nog op het dek stonden. Paniekerig begonnen soldaten met messen de touwen die de reddingssloepen omhoog hielden, door te snijden.
Sergeant Daniel Rosenberg herinnert zich: ‘De hel brak los. Mannen renden, gleden en sprongen overboord in alle richtingen. Trappen, masten, kabels en andere delen van het schip vlogen door de lucht. Ik probeerde de rail vast te grijpen, maar faalde en ik zat met mijn voet vast in een kabel. Ik trachtte me te bevrijden maar dat lukte niet. Het leek of mijn einde gekomen was. Pas toen het schip begon te schudden, raakte ik eruit. Maar daarna gleed ik weg, richting het donkere water. Op het nippertje kon ik me vastklemmen aan een stuk trap dat aan het schip was blijven hangen. Ik kwam recht en sprong zo ver mogelijk het water in. Gelukkig dreef een golf mij verder weg van het water, anders had de zuiging mij de dieperik in getrokken.’
De Leopoldville hing nu zo over naar bakboord dat de soldaten op het dek niet meer recht konden blijven staan. Net als Daniel Rosenberg probeerden ze de railing vast te grijpen. Sommigen wilden zich verlossen van hun zware helm en munitie, maar het weggesmeten materiaal belandde op de mannen in de zee. Onervaren soldaten braken hun nek omdat ze met de aanspannen zwemvest en vastgesnoerde helm op het harde wateroppervlakte stortten. Luitenant Wurdeman die de torpedo in het begin had zien inslaan, was nog steeds aan boord: ‘Het grotendeel van de mannen verpletterde tegen de rails aan stuurboord toen ze paniekerig van het schip sprongen. Pas wanneer het water op het dek stroomde, plaatste ik in een sloep die nog op het dek stond. Het water deed de sloep van het schip wegdrijven en ik kon vijf mannen aan boord helpen.’
De laatste reddingssloep
‘Vanaf het vertrek van de torpedojager gingen we verder met het neerlaten van de reddingssloepen’, zo schreven de bemanningsleden Brognion, De Pierpont en Verworst in het officiële verslag. ‘Ze waren volgeladen met troepen. De laatste reddingssloep vertrok om 19.55 uur en al de vlotten waren toen overboord gegooid en de rest van de troepen hield zich eraan vast. Een sleepboot probeerde de laatste bemanningsleden van het schip te halen: Limbor, Verworst, Van de Kerckhove en Dhoore. Maar de sleepboot kon onmogelijk nabij komen en de resterende beamnningsleden verdwenen onder een hoge golf. Tijdens het uiteindelijk zinken van het schip, vaarden enkele reddingsboten over de scene die de overlevenden van de sloepen en vlotten redden.’
Het was iets na 21 uur toen de Leopoldville snel begon te zinken. Honderden Amerikanen dobberden in het ijskoude water, hopend dat ze snel opgevist zouden worden. Niet alle mannen hadden reddingsvesten gekregen en velen wisten amper hoe ze het moesten aandoen.
‘Ik zal nooit vergeten hoe ik mee onderging met het schip’, herinnert Norman Bullett zich. ‘Ik werd meegezogen tot een ontploffing me terug naar boven stuwde. Het was zo beangstigend in het water. Het enige wat ik zag waren mannen die wanhopig naar hulp riepen. De boeg van de Leopoldville zonk naar beneden. De mannen die er nog op zaten sprongen. Ik weet niet hoe lang ik in het water bleef, maar ik voelde dat ik begon te bevriezen. Ik greep een voorbijdrijvende trap vast. Reddingswerkers gooiden touwen die we rond ons middel moesten binden waarop zij ons aan boord van hun boot trokken. Maar mijn vingers waren te verstijfd en uitgeput dreef ik weg tussen de golven. Maar dan trok een grote golf me opnieuw naar de oppervlakte, dichtbij de reddingsboot. Drie soldaten konden mij vastgrijpen en aan boord trekken.’
De laatsten op het schip
‘Rond 19 uur sprak iemand van de brug ons toe’, weet de Amerikaanse kapitein Clyde Dinwiddie, die nog tot het einde op het bovendek stond. ‘Hij uitte zijn appreciatie voor de orde en discipline die mijn mannen hadden getoond op het schip. Ik veronderstel dat die man de kapitein van het schip was.’ Zijn collega kapitein William Pursley herinnert zich iets gelijkaardig: ‘Zo ver ik weet werden alle orders opgevolgd, zonder al te veel rumoer. Ik was onder de indruk van de manier waarop de onderofficiers zich galant inzetten bij de evacuatie van hun mannen, vooral in de laatste tien minuten toen de paniek de kop opstak en het grootste deel van het schip onder water lag. Ook in het water hoorde ik hen de mannen aanmoedigen: “Move your arms and feet”; “Raise your head when you breathe” en “Keep your mouth closed”. Ik ben ervan overtuigd dat daarentegen de bemanningsleden weinig deden omdat ze enkel met hun eigen veiligheid inzaten.’
Ook voor Clyde Dinwiddie was het tijd om het schip te verlaten: ‘Rond 20.20 uur helde het schip zo sterk over naar bakboord dat het begon te zinken langs het achtersteven. Het order om de helmen op het dek te gooien en overboord te springen weerklonk. Tegen die tijd klampten de mannen zich vast aan de rails om zo via het dek in het water te geraken. Vlotten gleden over het dek en raakten enkele mannen. Wanneer ik vertrok, waren er nog slechts drie mannen op het dek. Ze hielden zich vast aan een kleine reddingssloep en weigerden los te laten. Toen ik wegzwom van het schip waren er overal mannen. Sommigen probeerden een vlot te bereiken, anderen klampten zich vast aan wrakhout of op drijvende rugzakken. We leken snel af te drijven en de reddingsboten waren ver weg. Een uur passeerde en nog steeds had geen enkele boot ons bereikt. Toen de boten eindelijk dichterbij kwamen, werden de hulpkreten intenser. Nadat we aan boord werden getrokken, ontkleedden de hulpverleners ons volledig, rolden ons in dekens, gaven ons een borrel rum en gooiden ons op de banken. Het voelde goed om eindelijk uit het water te zijn en stilletjes aan te ontdooien.’
Een tiental minuten na 21 uur was de Leopoldville gezonken.
Wachten in het ijskoude water
Wie nog leefde, was vaak zo zwak dat de hulpverleners zelf in het ijskoude water moesten springen om hen er uit te halen. Hun zware kledij sleurde de soldaten naar beneden. ‘Ik had zoveel zout water ingeslikt, dat ik bloed overgaf’, herinnert een toen negentienjarige Amerikaanse soldaat zich. Redders vertellen hoe hun reddingssloep telkens opnieuw door de wind werd weggedreven waardoor de jonge soldaten de greep verloren van het touw dat ze hen hadden toegegooid. ‘Ik herinner mij hoe we heen en weer gingen naar het rampgebied. De eerste keren kwamen we terug met overlevenden en daarna enkel nog met lijken’, zucht een reddingswerker.
Toen de kustwacht het bootje met Walter Blunt, ondanks de hevige zee, kon aanhechten, was de Amerikaan eindelijk veilig. De hulpverleners legden hem in de warme machinekamer. Al snel voelde Walter zich misselijk en begon hij het ingeslikte zeewater en olie over te geven. Hij zag hoe andere overlevenden binnen gehaald werden. Vaak waren ze er erg aan toe. In Cherbourg brachten ambulances hen naar de hospitalen in de buurt. Walter bleek een van de 61 gekwetsten van Company L, terwijl zijn beste vriend Harold Decell die naast hem had geslapen bij de 74 doden van de compagnie was.
Hou vol, we zijn er bijna!
Sergeant Daniel Rosenberg lag in het water: ‘Hoewel de zoeklichten van de reddingsboten over mij schenen, zagen ze mij niet. Toen wist ik dat ik al mijn energie en hoop voor een beetje geluk moest bundelen. Samen met andere soldaten trachtte ik een ronddrijvend vlot van puinresten te bereiken. Het lukte me om over de zijde te klimmen. Pas na een uur richtte een zoeklicht van een reddingsboot zich op ons. Terwijl we onze adem inhielden, wuifden we hevig. Plots leek er een stem vanuit de hemel te komen: “Hou vol, we zijn er bijna!” Die stem doorbrak de duisternis. De boot kwam dichter en we kregen een koord naar ons gegooid. Een per een werden we aan boord gehesen. Druipnat en al bibberend van de koude, werden we uitgekleed en gewikkeld in dekens op een bankje gezet.’
De reddingswerkers deden wat ze konden, maar de hulpverlening verliep erg moeizaam. ‘Als een drenkeling boven kwam en naar adem snakte, greep hij naar alles in zijn bereik. Meestal was dat een andere soldaat en zo gingen beiden opnieuw onder water. Ik aanschouwde een nachtmerrie, maar ik was klaarwakker’, herinnert Guy Petty zich, die aan de dood ontsnapte omdat hij net op tijd een touw kon vastgrijpen.
De harde balans
768 opvarenden kwamen om. Van de 763 Amerikaanse slachtoffers, konden er slechts 248 later geïdentificeerd worden. Van maar liefst 464 is nooit iets teruggevonden. Kapitein Charles Limbor was samen met eerste timmerman André Van de Kerckhove als een van de laatste van boord gegaan. De twee Belgen verdwenen samen met drie Congolese mannen voor altijd tussen de golven.
Het totaal aantal slachtoffers heeft steeds onder discussie gestaan. Sommige bronnen beweren dat er 802 Amerikanen omkwamen. Deze onduidelijkheid is te wijten aan de verwarring rond de passagierslijst van de Leopoldville. De lijst was onnauwkeurig ingevuld en doordat het zinkend schip de meeste lichamen had meegesleurd naar de diepte van de zee, was een degelijke identificatie achteraf onmogelijk.
In de doofpot
De ramp op kerstavond bleef lange tijd onbekend. De Amerikaanse overheid vreesde dat het tragische nieuws het moreel onder de soldaten en op het thuisfront zou doen zinken. Buiten enkele korte meldingen, was er geen echte heisa rond de ramp. Generaal George C. Marshall gaf op 6 januari 1945 toe dat ‘indien deze ramp in vredestijd was gebeurd, het als een choquerend schandaal beschouwd zou worden’. Toch was het niet de eerste keer dat dergelijke ramp in de doofpot werd gestoken omwille van propagandadoeleinden. Op 25 november 1943 onderging het Britse troepenschip Rohna een gelijkaardig lot. Net na Thanksgiving was het schip in een konvooi vanuit het Noord-Afrikaanse Oran richting India vertrokken. Gedurende enkele uren lag het konvooi onder vuur van Duitse bommenwerpers. Een van deze vliegtuigen dropte een geleide bom in het water die de Rohna trof en een hevige brand veroorzaakte. De evacuatie van tweeduizend soldaten ging ook hier moeizaam. Vele reddingssloepen werden door de brand vernietigd en de overigen waren zo overvol dat ze vaak kapseisden. Na een doodsstrijd van een anderhalf uur zonk de Rohna. 120 crewleden en 1015 Amerikaanse soldaten verloren het leven.
Belgische schuld?
De getuigen en de officiële rapporten zijn hard voor de bemanningsleden van de Leopoldville. De officieren die na de ramp werden gedebrieft waren duidelijk: ‘Op geen enkel moment zag ik een lid van de scheepscrew, een officier of een matroos de situatie op een of andere manier controleren’; ‘We kregen nooit de orders om het schip te verlaten en de reddingsboten zijn nooit neergelaten door de scheepscrew. Als ze ons hadden verteld dat het schip aan het zinken was, hadden we de meeste mannen via de sloepen kunnen redden’; ‘Het leek me dat de crew enkel geïnteresseerd was in zichzelf en niemand anders’; ‘De crew was bezig met hun valiezen te pakken terwijl ze eigenlijk hun post moesten handhaven’. Vooral de Congolese bemanning liet zich als egoïstisch herinneren.
De Belgen hebben deze beweringen altijd tegengesproken. Zij waren zo druk bezig met het schip zo lang mogelijk te laten drijven, dat ze zich niet met de Amerikanen konden bezighouden. Bovendien gingen de Belgen ervan uit dat de Amerikaanse officieren zich zouden ontfermen over hun mannen. Toch werd er onder leiding van de Belgische scheepsarts Herrent een boordhospitaal opgericht, waar verschillende Amerikanen werden verzorgd. Waarschijnlijk speelden vooral het bevelhebbende schip HMS Brilliant en kapitein Pringle een cruciale rol in zijn beslissing om het anker te laten en de miscommunicatie, die tientallen levens kostten. Ten slotte was het redden van de meeste Amerikanen die in het ruim gevangen zaten, al kort na de inslag onmogelijk.
Amerikaanse ondankbaarheid?
Nadat de bemanningsleden de zoektocht naar kapitein Charles Limbor en André Van de Kerckhove opgaven, werden ze in Cherbourg opgevangen. Adolf van Wetter herinnert zich: ‘Ik werd opgepikt uit het water door een Franse snelboot en naar Cherbourg gebracht. Daar verbleef ik 36 uur in een soort barak zonder deuren noch vensters, in de kletsnatte kleren die ik gedragen had toen ik uit de reddingsboot viel, als deze uit zijn davits kantelde. Ik kon die kleren niet eerder verwisselen dan bij mijn terugkeer te Liverpool, waar alle Belgische zeelui van de koopvaardij hun oorlogsthuis hadden.’
Amerikanen verweten de Belgische bemanning onverschilligheid, maar het valt op hoe ook het omgekeerde gebeurde. De Belgen voelden zich verongelijkt omdat zij vijf jaar van hun leven trouw in dienst hadden gesteld van de geallieerde troepen. Tweede officier François Lardinoy vond dat zij ‘hun plicht hadden gedaan’. Hij vertelt hoe hij werd gered: ‘Toen we zelf, uitgeput en tot op het bot verkleumd aankwamen in Cherbourg, kregen we bij wijze van welkomstgroet door de Amerikanen te horen dat we “toch maar mooi hun kerstfeestje verknald hadden”. Het kan tellen als je zelf enkele uren je hachje hebt geriskeerd om anderen uit de pekel te halen.’
De overlevende Amerikanen werden vanuit Cherbourg aan boord van de Cheshire terug gebracht naar Southampton. De Belgische bemanningsleden trokken niet veel later terug naar Engeland. Daar zouden ze nog maanden blijven. Terwijl voor het Europese vasteland stilaan het einde van de oorlog in zicht kwam, bleven zij ongeduldig wachten op de toelating om na vijf jaar terug naar België te keren.
In Fort Benning, een legerbasis in Georgia, kwam er een monument voor de Amerikaanse slachtoffers:
Thuis geen nieuws
‘Mijn verste herinneringen: Ik zie mijn vader, heel vaag, viool spelen. Hij speelde ook in het orkest aan boord. Op een dag zei hij ons: “Je vais vouw jouer la chanson muette.” Hij nam zijn viool in positie en speelde zonder de snaren aan te raken! Ik schoot in de lach en mijn zuster werd zeer kwaad! Ook toverde hij speelgoed weg en het duurde wel even voor we door hadden dat het in zijn mouw verdween.’ Renée Sottieaux herinnert zich hoe moeilijk het was om in contact te blijven met haar vader René, die maître d’hotel was op de Leopoldville: ‘Via het Internationale Rode Kruis mochten we een briefje met daarop maximum 25 woorden opsturen. Zo nu en dan kregen we ook nieuws van Papa, 25 woorden, en waren we gelukkig te vernemen dat hij nog leefde.’
Op de terugweg van Congo was de Leopoldville in 1940 meteen afgesloten van België. De volgende vijf jaar hadden de bemanningsleden geen contact meer met hun familie. Renée zat op kerstavond 1944 met haar moeder rond de radio en verbazend genoeg herinnert ze zich dat ze hoorde dat de Leopoldville was getorpedeerd.
Dagenlang wachtten de families van de Belgische bemanningsleden op nieuws. Toen kwam het verlossende nieuws: bijna iedereen was veilig terug in Engeland. Maar een terugkomst naar België was uitgesloten.
’11 februari 1945′, herinnert Renée Sottieaux zich. ‘We hadden iets nodig in de keuken en mijn zus ging het bij Tante beneden lenen. Ze kwam ermee naar boven en zei: “Tante is ziek. Ze is zwaar verkouden met rode ogen.” De volgende dag kwam tante terug de kamer binnen. Mijn moeder keek naar haar en zei: “Er is iets gebeurd! Met René?” Mijn tante knikte bevestigend. Mijn oom had op het loodswezen het nieuws binnengekregen dat een schip met de naam Persier voor het eiland Wight was getorpedeerd en dat mijn papa bij de vermisten was. Ze wilden ons nog een nacht laten slapen. Ik was verbijsterd: zo eindigde dus dat lange wachten!’
Het drama van de Persier
De Persier was op 8 februari 1945 uit Cardiff richting Antwerpen vertrokken, met aan boord een grote groep overlevende bemanningsleden van de gezonken Leopoldville. Het schip zat afgeladen vol. De veteranen van de Leopoldville doorbraken de traditie om zo weinig mogelijk bagage aan boord te nemen, want ze gingen naar huis! Sommigen haalden al hun geld van Engelse banken en verborgen dat zorgvuldig onder de naden van hun kleding. Drie dagen na het vertrek, ter hoogte van Plymouth trof een torpedo het zwaar beladen schip. De inslag veroorzaakte een hoge waterzuil en sloeg een bres in de romp. Kapitein Mathieu liet de motoren stilleggen. De 63 opvarenden verzamelden op het dek. Ze zagen hoe de boeg langzaam in het water verdween. De kapitein besliste al snel om de volledige bemanning te evacueren. Één reddingsboot was door de explosie vernietigd, maar de resterende drie waren nog intact. Na vijf jaar oorlog en de verschrikking met de Leopoldville was de bemanning op een manier gewend geraakt aan situaties als deze. Er zou niets mogen mislopen. Maar plots gebeurde er in de machinekamer iets rampzalig: zonder enige aanleiding startten de motoren terug op! Terwijl de Persier opnieuw begon te varen, probeerden de opvarenden de drie sloepen neer te laten in het hevig deinende water.
Drie reddingsloepen
Toen de eerste sloep neergelaten werd, hief een hoge golf het bootje op zodat een van de vieringstouwen wegglipte. De reddingssloep bleef schuin hangen aan verder varende schip en de opvarenden werden in zee geworpen. Enkele mannen verzamelden al hun moed bijeen en sprongen in de sloep. Het bootje dreef in de richting van de schroef en er was geen redden meer aan. Net voor het versplinterde, konden de mannen op het nippertje ontsnappen.
In de machinekamer waren de andere mannen er eindelijk in geslaagd om de motoren stil te leggen. Ondertussen liet de rest een tweede reddingsboot neer, maar opnieuw slipten de takels los door het hevig deinende water. Na een slag op het water, merkten de opvarenden dat het loosgat open was, waardoor er snel water binnenstroomde. Met een vod dempten ze het gat. Maar het gevaar was nog niet geweken. De sloep die net te water was gelaten, sloeg hard tegen de wand van de Persier. In een poging van de opvarenden om zich af te duwen, dreven ze af in de richting van de schroef. Na een slag van de schroef, die zware schade veroorzaakte, dreven ze weg van het schip. Ze konden niet meer terugvaren om de andere mannen te redden. In die chaos werd ook de laatste overvolle reddingsboot naar beneden gelaten, terwijl die al halfvol water stond. En ook bij dat laatste bootje liep het mis. Het vieringstouw loste en de sloep plofte hard in het water. Half verdronken en verwond probeerden de bemanningsleden zich te redden. Slechts elf mannen geraakten uiteindelijk weg met deze laatste reddingssloep.
De mislukte redding
Van op het achtersteven lieten de resterende opvarenden een vlot te water. Het schip zonk steeds sneller en iedereen sprong overboord. Terwijl de duisternis inviel, waren de drenkelingen verspreid. Sommigen konden nog net op tijd uit het water worden gevist door hun makkers. In de verte zagen ze hoe Britse torpedojagers met hun dieptebommen op de U-boten joegen. Ze voelden de explosies in het water. Verschillende schepen trachtten de zinkende Persier te benaderen. De Gem kon met twintig drenkelingen richting Plymouth varen. De Cornelian lukte erin om dankzij een handig manoeuvre zestien mannen redden, maar moest daarna helpen met de jacht op de dreigende Duitse onderzeeërs.
Het laatste vlot
Nog zeven bemanningsleden stonden op het zinkend schip. En toen gebeurde het meest onwaarschijnlijke. Hoewel de schroef al meer dan de helft boven water stond, begon de motor plots opnieuw te draaien. Weer schoot de Persier verder vooruit. Matroos Jozef Van Cleemput rende naar de machinekamer en kon de motor terug tot stilleggen. De situatie voor de bemanningsleden in het ijskoude water en op het zinkende schip zag er hopeloos uit. Daarom stelde eerste officier François Lardinoy voor dat hijzelf naar het meest nabije schip de Birker Force zou zwemmen. Hij was immers een getraind zwemmer. Kapitein Emile Mathieu ging meteen akkoord. Samen grepen ze Lardinoy vast, schommelden ze hem heen en weer en met al hun kracht smeten ze hem zo ver mogelijk het water in. Enkel zo zou Lardinoy de zware deining ontwijken. Na een bijna bovenmenselijke inspanning bereikte hij de Birker Force.
Op de Persier waagden de zes overgebleven mannen hun kans. Het voorsteven van het schip lag immers al volledig in het water en ze maakten slagzij. Terwijl het schip met harde knallen uit elkaar barstte, namen ze een klein onhandig vlot en smeten dat overboord. Alle zes, de kapitein als laatste, sprongen in het water en konden het vlot bereiken. Op aanvoeren van Lardinoy werden ze alle zes opgevist door de Birker Force.
Het verhaal van René(e)
Dankzij de inspanningen van de Britse schepen kwamen er slechts 20 van 63 opvarenden om. Twaalf anderen, onder wie Lardinoy en Mathieu, waren zwaargewond. Het levenloze lichaam René Sottieaux werd opgevist door een van de Britse schepen. Zijn dochter Renée herinnert zich: ‘Een dag later kwam er een dame op bezoek. Haar man was kok geweest op de Leopoldville en was ook op de Persier. Ze weende en mama probeerde haar te trootsten: “Je weet het nog niet… hij is misschien bij de geredden.” “Neen”, zei ze. “Hij is dood. Ik voel het.” En het was zo.’
Renée vertelt hoe ze pas na lang wachten meer nieuws kreeg over haar vader: ‘Op een dag, na onze terugkeer naar Antwerpen, stond er een marineofficier voor de deur. Hij had een enorm pak met eetwaren vast en de tranen vloeiden over zijn wangen toen hij ons zag.’ Het was die man die meer kon vertellen en zich ontfermde over het gezin. René Sottieaux werd in Plymouth begraven, weet Renée: ‘Maar in 1947 werd mijn vader samen met de andere zeelieden naar België overgebracht en met militaire eer begraven op het erepark van het Schoonselhof. Na een tijd kreeg mijn moeder papa’s trouwring, een kammetje en een nagelvijltje toegestuurd. Zijn verlovingsring was er niet bij.’
Renée sluit haar getuigenis af: ‘Al deze gebeurtenissen hebben ons leven veranderd. Mijn moeder heeft er jaren over gedaan eer ze terug zichzelf was. Na al dat leed heeft ze een gelukkige en onbezorgde lange oude dag gehad zonder veel kwaaltjes. Ze genoot van haar klein- en achterkleinkinderen en werd 101 jaar. Als ik – als gelukkige oma – mijn kleinkinderen zie, hoe die opkijken naar hun papa, die hen knuffelt en hen begeleidt, ben ik innerlijk ontroerd en denk ik soms… dat heb ik gemist.’
Vergeten
Jarenlang zwegen de bemanningsleden en soldaten van de Leopoldville en de Persier. Jarenlang werd er amper onderzoek gedaan. De herinnering aan de ramp zonk langzaam weg tussen de grote verhalen van de Tweede Wereldoorlog. Tot avonturiers zoals Clive Cussler het vergeten wrak terug onder de aandacht brachten. In de Verenigde Staten begonnen mensen zoals Allan Andrade en Jacquin Sanders getuigenissen op te tekenen. Maar de Belgische kant van het verhaal blijft onderbelicht. Hopelijk zijn er nog enkelen van de meer dan 200 Belgische en Congolezen bemanningsleden die ons kunnen vertellen over hun leven op de Leopoldville en het drama van 24 december 1944. Dringend, voordat deze verhalen voorgoed verdwijnen.
Vele geheimen blijven voor altijd verborgen, meegesleurd tot op de bodem van de zee. Andere duiken we stilaan op. Ze groeien uit tot verhalen, die worden doorverteld en samen geschiedenis vormen.
Literatuur
Deze tekst is grotendeels gebaseerd op het boek Leopoldville: A Tragedy Too Long Secret van Allan Andrade, uitgegeven in 2009 bij Xlibris Corporation in Verenigde Staten van Amerika, aangevuld met het boek A Night Before Christmas van Jacquin Sanders. Het interview met Renée Sottieaux is afgenomen door Pieter Serrien in 2010. Andere informatie over de Belgische schepen tijdens de oorlog is te vinden in De Belgische koopvaardij in de Tweede Wereldoorlog van Roger Machielsen uit 1991. De Amerikaanse getuigenissen zijn vrij vertaald door Pieter Serrien. Enkele getuigenissen komen uit: VANDENBUSSCHE, ‘We hebben onze plicht gedaan’, in: Het Volk, 31 juli 1984, pag. onb. Bijkomende informatie is verkregen via: DECAT, Frank, ‘De ramp met de Leopoldville’, in: DECAT, Frank, De Belgen in Engeland. 1940-1945, Tielt: Lannoo, 2007, p. 177-180; SCARCERIAUX, Paul, ‘La fin de H.M.T. Léopoldville’, p. 2-13; UREEL, Urbain, ‘Leopoldville’, in: Loodsen sport vereniging Oostende. 2009; VERLINDEN, Vic, ‘S.S. Leopoldville’; Interviews door Pieter Serrien met Renée Sottieaux, Karel Dasseville, Pierre Limbor, Pierre Delvaux, Eduard Stuer; Getuigenissen van Walter Blunt, Friedberg, Boudwin, Dinwiddie, Keddy, O’Neill en Pursley, door Allan Andrade doorgestuurd nadat hij ze had gevonden in The National Archive (gedeclassificeerd in 1959).
Getuigenissen
Alle getuigenissen zijn door de auteur vrij vertaald naar het Nederlands.
Al Via: Andrade, p. 105. Albert Montagna: Andrade, p. 219. Arnold Dalkhe: Andrade, p. 149. Bill Everard: Andrade, p. 112-114, 118. Clyde Dinwiddie: Statement of Captain Clyde M. Dinwiddie, in: National Archive, p. 14. Daniel Rosenberg: Andrade, p. 125, 137. Guy Petty: Andrade, p. 138. Joseph Cycon: Sworn testimony of Joseph J. Cycon, Staff Sergeant, in: National Archive, p, 22-23. Keith Simons: Andrade, p. 68.
Morton Wood: Andrade, p. 76. Norman Bullett: Andrade, p. 139-140. Robert Wurdeman: Andrade, p. 119, 127. Rowdney Boudwin: Andrade, p. 220. Royden Keddy: Statement by 1st Lt Royden E. Keddy, 01315715, Co E, in: National Archive. Walter Blunt: Andrade, p. 75, 100-103; Statement of Pfc Walter E. Blunt, 16153890, Company L, 262 Inf., in: National Archive. Wesley McEntarfer: Andrade, p. 145-146. William Kalinowski: Andrade, p. 93-95. William Pursley: Statement of Captain William E. Pursley, in: National Archive, p. 15. Adolf van Wetter: en François Lardinoy: VANDENBUSSCHE, ‘We hebben onze plicht gedaan’. De getuigenis van Renée Sottieaux is de Pieter Serrien afgenomen in juni 2010.
De specifieke bronnenverwijzing is terug te vinden in deel 1, deel 2, deel 3, deel 4 en deel 5 uit 2010.
© Pieter Serrien – 2019 – Alle rechten voorbehouden
75 jaar geleden… De Leopoldville, een nachtmerrie op kerstavond Het is 24 december 1944. Nog één dag en de wereld viert voor de vierde maal kerst in oorlogstijd.
0 notes
Video
Eettafel 200x90 maken? Hoe maak je een houten eettafel? Bekijk Video!
Eettafel 200x90 maken? Hoe maak je een houten eettafel? Bekijk Video! - Download Direct de Bouwtekening met zaaglijst: https://www.doehet-zelver.nl/klik-hier-en-download-bouwtekeningen
eettafel 200x90 eiken eettafel 200x90 tafel 200 x 90 cm eettafel 200x90 wit eettafel teak 200 x 90 eettafel 200 x 90 cm eettafel 200x90 hout eettafel 200x90 melamine eettafel eiken 200 x 90 ovale eettafel 200x90 tafel 200 x 90 x 78 tafel rechthoek 200x90 tafel zwart 200 x 90
https://youtu.be/nU31kyP1zD8
#bouwplannen #bouwprojecten #bouwtekeningen #klussen #doehetzelver #doehetzelf #downloaden
Eettafel 200x90 maken? Hoe maak je een houten eettafel? Bekijk Video! - Download Nu - Klik op de link: https://www.doehet-zelver.nl/klik-hier-en-download-bouwtekeningen
0 notes