#toverkracht
Explore tagged Tumblr posts
Text
De Tuinen
Deel 2 - 27 minuten leestijd - deel 2 van 4
[lees deel 1]
Een week later toen Amia weer uit het venster aan het staren was, zag ze plots een vreemde oude man over de binnenplaats wandelen. Ze kende deze man niet en het was dan ook de eerste oude man die ze ooit gezien had. Amia kende geen enkele fee die er oud uit zag.
Ze stond op en holde de trappen af naar beneden om te gaan kijken. Toen ze op de binnenplaats kwam, schrok ze. De man was veel groter dan ze gedacht had. Twee bewakers liepen naast hem en zij kwamen nauwelijks tot aan zijn knieën. Amia bleef staan en gaapte de man aan. De man praatte tegen de bewakers, tot als hij haar opmerkte. Dan wuifde hij naar haar met een warme glimlach. Plots had Amia geen schrik meer van de man. Ze kwam dichterbij.
“Dag meneer.” stamelde Amia toen ze zo dicht was gekomen als ze durfde.
“Dag dag! Gij zijt waarschijnlijk Amia!” zei de oude man vrolijk.
Hij nam zijn vreemde pinnenmuts af en knielde neer voor Amia, maar zelfs dan torende hij nog steeds over haar uit. Amia kon er niet van over. Ze wist dat alle volwassen feeën groter waren dan haar omdat ze ouder waren, maar konden feeën dan echt zo oud worden dat ze zo gigantisch werden?
“Hoe komt het dat je zo oud bent?” vroeg Amia met de tact van een slecht opgevoede prinsessendochter.
De man lachte geamuseerd en zei: “O dat heeft me lang geduurd. Maar bedankt! Hoe komt het dat gij zo groot bent geworden? Zijt gij het nieuwe prinsesje?”
Amia glunderde.
“Ik ben een prinses, maar mama ook.” Zei ze verlegen. “En ik ben niet zo groot als jou.”
“Ach ge moet ook niet zo groot zijn als mij. Dan botst ge met uw hoofd overal tegen in dit kleine paleis. Ik raad het af.”
“Maar jij bent zooo groot!” zei Amia die nog steeds in de ban was van de reusachtige man.
“Wel nee. Ik ben klein. Maar we zijn allemaal klein dus dat lijkt niet zo.”
“Wij zijn niet klein! En jij bent zeker niet klein. Ik heb nog nooit iemand gezien zo groot als jou!”
“In deze wereld leeft ook niets groter dan mij. Maar op andere plaatsen, voorbij de sterren, leven er erg grote joekels die kleine stakkers zoals ons zouden vertrappelen als ze niet goed uitkijken.”
“Echt?”
“Ja hoor! Zoals trollen en draken. Ge zou ze eens moeten zien. Reuzen zijn het!”
“Wouw! Heb je die al eens gezien? Ben je al eens in een andere wereld geweest?”
“Natuurlijk! Ik reis veel. Ik ga van wereld tot wereld en op weg maak ik veel vrienden. En ook veel ruzie. Maar de vrienden zijn het leukst! Sommigen van hen zijn trollen en ik ken ook een grote draak die Syroop heet.”
“Siroop?! Wouw! Ik heb nog nooit andere magische wezens gezien. Enkel feeën.” zei Amia.
“Nee?” vroeg de grote man. “En hebt ge dan nog nooit een kabouter gezien?”
“Nee!” zei Amia.
De man knipoogde naar Amia. Een tel later viel haar mond open en ze riep:
“Jij bent een kabouter!”
“Goed gezien!” lachte de kabouter, en hij zette zijn muts weer op.
Terwijl hij lachte, staarde Amia naar de grijze tanden die vanonder de nog grijzere baard kwamen. Ook het kale hoofd dat net terug verdween onder de muts, was te vreemd om niet naar te staren.
“Waarom is je haar grijs?” vroeg Amia. “Is dat bij alle kabouters zo?”
“Oh heb ik nog haar? Dat wist ik niet.” lachte de man, en dan legde hij uit: “Kabouters zijn anders dan feeën. Wij worden ouder.”
“Wij ook hoor!” zei Amia. “Binnenkort ben ik ook oud. Nog tien jaar zegt mama!”
“Ja natuurlijk.” zei de kabouter. “Gij zult ook groot worden net zoals uw ouders. Maar wij kabouters, wij blijven steeds ouder worden. Ook als we al groot zijn.”
Dat begreep Amia niet.
“We blijven groeien.” legde de kabouter uit. “Maar we worden niet meer groter. Enkel ouder, grijzer en dikker.”
“En stopt het dan wanneer je helemaal oud, grijs en dik bent?” vroeg Amia serieus.
“Ja.” Zei de kabouter. “Uiteindelijk stopt het en dan gaan we weg.”
“Waarheen?” vroeg Amia
“Pfff.” blies de kabouter. “Weg van hier. Tegen dan hebben we alles gezien en vinden we het leven te saai om te blijven rondhangen. Ge moet mij niet vragen hoe jullie elfkes jullie niet verschrikkelijk vervelen na zo eeuwig in jullie paleizen rond te hangen.”
“Hoe kunnen wij ons ooit vervelen in de prachtige tuinen die de kabouters ons geschonken hebben?” Vroeg Amia’s vader, die met een glimlach het binnenplein op stapte.
“Goede eeuwige morgen, Prins Vidésurs.” zei de kabouter.
De man ging weer recht staan en maakte dan een sierlijk bedoelde, maar stuntelig uitgevoerde, buiging.
“Toe nu, Bolderik. Voor mij moet u geen buiging maken.”
“Jawel uwe hoogheid. Ik doe het voor u, maar nooit voor iemand anders!”
“Dat zal wel zijn.”
“Uw vake kent me te goed.” zei de kabouter tegen Amia met een knipoog.
“Blij om u te zien Bolderik. Kom, volg mij naar de troonzaal.” zei Amia’s vader.
“O hoe kon ik de troonzaal vergeten!” zei de kabouter blij. Hij volgde de prins naar binnen. Amia en de bewakers volgden ook.
“Hoe gaat het met u de voorbije eeuwen?” vroeg de prins onderweg.
“Goh u kent mij, Prins.” zei Bolderik.
“Niet te eenzaam?”
“Niet eenzamer dan de trollen.”
“Hoe gaat het met hen? Zijn de geruchten waar?”
“Ja. Ik vrees er voor. Ze zijn allemaal Immer ontvlucht. De meesten van hen zweven nu door de leegte. Ze verschuilen zich in asteroïde gordels, in het volle licht van de sterren. Versteend voor altijd, maar veilig voor alle mogelijke rampen.”
“Slim. Zo zal de duisternis hen nooit vinden.”
“Misschien is het slim, maar ik vind het triest.” zei de kabouter. “Het is geen leven voor de trollen en nu ligt hun rijk er verwaarloosd bij. Al hun koningen en koninginnen zijn versteend. Ondertussen zijn de grijslingen alleen achtergelaten op de planeet. Wanneer de duisternis komt, zullen er geen magische wezens zijn om hen te beschermen.”
“Zo ver zal het niet komen, Bolderik. En wanneer we de duisternis terug geslagen hebben, zal Aberon de trollen weer komen bevrijden. Dat weet ik zeker.”
“Ik kan niet wachten.” zei de kabouter. “Hoe gaat het met u? Bevallen de tuinen u?”
“Zeker. De tuinen zijn prachtig. Onze kinderen spelen er en wij kijken er graag naar.”
“Wat een zonde.” zei Bolderik.
“Hm?” zei de prins.
Ze stapten de troonzaal binnen. Amia ging speels op de vloer naast de troon zitten. Ze kon niet stoppen met naar de kabouter te staren.
“Dat jullie enkel naar de tuinen kijken.” verduidelijkte de kabouter. “Jullie zouden er in moeten spelen zoals jullie kinderen. Leef in de tuinen. Wees een deel van de tuinen. Dat is waarvoor een tuin dient.”
“Dat klinkt geweldig, Bolderik. Maar we hebben geen tijd. De feeën van de nacht rusten nooit en dus kunnen wij dat ook niet doen.”
De kabouter knikte en zei: “Is het voor de tuinen dat jullie mij hebben opgeroepen?”
“Een beetje.” zei de Prins terwijl hij zich in zijn troon neerzette. “Maar vooral voor het krachtveld. We hebben onlangs een spin aangetroffen in onze kamers.”
“Hier? In het paleis?” vroeg de kabouter.
“Ja.”
“Dat is fascinerend! Ze moet ver van huis geweest zijn. Wat voor een spin was het?”
De prins wisselde even een blik met één van de bewakers en zei dan:
“Ik ben niet helemaal op de hoogte van de verschillende spinnen die er zijn. Vertel mij eens, wat maakt spinnen verschillend van elkaar?”
“Oh zo veel dingen, uwe hoogheid. De webben die ze maken zijn verschillend, maar velen van hen maken niet eens webben. Sommige spinnen zijn stekeblind en andere spinnen zien alles. Sommige spinnen geven prooien aan elkaar om de liefde te verklaren. Andere spinnen dansen! U zou het eens moeten zien!”
“En zijn er duistere spinnen? Of spinnen die spreuken van het licht kennen?”
“Oh nee nee, uwe hoogheid. Spinnen kunnen geen spreuken maken. Ze kunnen niet eens zingen, want ze kunnen niet praten. Ik betwijfel of ze zelfs dromen.”
“Dus al deze verschillende spinnensoorten, hebben allemaal dezelfde magische kwaliteiten?”
“Ja Prins. Het is te zeggen; geen magische kwaliteiten. Het zijn spinnen.”
De Prins knikte en zei: “Dat is wat ik al dacht.”
“Maar dat wil niet zeggen dat ze allemaal hetzelfde zijn!” zei Bolderik met een geheven wijsvinger.
“Natuurlijk Bolderik. U heeft gelijk.” zei de prins met een glimlach. “Ik apprecieer dat u zo veel weet over grijze dieren, en dat u zo’n aandacht en geheugen heeft voor al die details.”
“Dank u prins.”
“Maar natuurlijk, wij feeën moeten vooral weten waartoe een wezen in staat is, en waar een wezen staat op de as van licht tot duister.”
De kabouter glimlachte en zei: “Met alle respect uwe hoogheid maar de as van licht tot duister is een zorg waar enkel de feeën mee inzitten. En spinnen zijn, zoals alle grijze wezens, in veel dingen tot staat. Ook zonder magie.”
De prins knikte.
“U zou bijvoorbeeld nooit een web kunnen spinnen zonder een toverspreuk. Een spin kan dat wel, en het kan nog veel meer. Alles dat de spin doet komt uit haar instinct. Niet uit licht, of duisternis. Puur instinct!”
“Het is indrukwekkend, de wijsheid van een kabouter.” zei de prins glimlachend tegen één van de bewakers.
De bewaker knikte, en Bolderik zei: “Dank u Prins. Maar zeg eens als u niet wist wat voor verschillende soorten spinnen er waren, was het dan niet heel moeilijk voor u om de spin terug naar haar thuis te brengen?”
De prins glimlachte en na een korte stilte zei hij. “Met de juiste spreuk is ons dat toch gelukt.”
“Ah jullie briljante feeën!” zei Bolderik blij.
“De spin die binnen was geraakt veroorzaakte wel veel gevaar.” zei de prins dan.
“Werkelijk?” vroeg Bolderik.
De prins knikte.
“Uwe hoogheid, ik denk niet dat een spin veel kan doen tegen de toverkunsten van elfkes.” zei Bolderik. “Excuseer, feeën.”
“Dat is ook zo. Maar de prinses maakte zich zorgen om Amia.” zei de Prins. Hij gaf Amia een blik. “Zij heeft de spin gevonden.”
“Kijk eens aan! Een kasteel vol bewakers en enkel dappere Amia die de indringer vindt. Wat een afgang!” lachte de kabouter.
Amia glunderde, maar Vidésurs lachte niet en hij zei: “Is het niet waar dat een spin jaagt op grijze wezens van dezelfde grootte als Amia? Uit puur instinct, zoals u zegt.”
Bolderik bekeek Amia eens en zei: “Het hangt er wat van af. Veel spinnen zouden jagen op insecten die veel groter zijn dan Amia. Ik heb al spinnen gekend die mij aanvielen toen ze veel honger hadden!”
De stilte van de prins deed Bolderik van toon veranderen en dan zei hij: “Ik zie het probleem, uwe hoogheid. Het krachtveld houdt enkel magische dreigingen tegen. U wilt dat het ook spinnen tegenhoudt. En u vindt het verstandiger om de revisie van kabouterspreuken aan een kabouter over te laten. En u heeft gelijk, dat is ook zo.”
De prins knikte. Hij zei: “Het krachtveld zou alle roofdieren moeten tegenhouden. Spin, of geen spin. Ik ben vrij zeker dat we elke dreiging ook zouden kunnen afschudden zonder dat magische schild, maar daar hebben we geen tijd voor. Ik wil mijn mannen niet afleiden met ongedierte uit het paleis te jagen.”
Bolderik knikte.
“Breng me naar de toverkern die de kracht van het paleis huist en ik zal er wat aan doen.”
“We vroegen ons ook af, Bolderik.”
“Ja?”
“Waarom zijn er spinnen in onze tuinen? Amia gaat vaak spelen in de vallei. Meestal met haar broer, maar toch zou ze daar ook aangevallen kunnen worden door zo’n roofdier. Waarom zijn die beesten er? Al dat wij eigenlijk nodig hebben, is onze mooie tuinen. De bossen, de velden, de bloemen. Vooral de bloemen, die vind Amia zo mooi.”
Vidésurs gaf Amia een vrolijke glimlach terwijl hij dat zei.
“Ah maar ziet u Prins. Dit zijn Immer tuinen. Immer bloemen. Men kan zo geen bloemen hebben zonder insecten.”
“Nee?” vroeg de prins.
“Nee. Tenzij als u een bezwering wilt leggen op de hele vallei puur om alle bloemen onsterfelijk te maken, maar dat zou te veel kracht kosten. Zelfs voor u. Insecten zijn gewoon een efficiënte oplossing want zij verzorgen bloemen uit nature. Hetzelfde geldt voor alle planten in uw tuin.”
“Dat geloof ik.” Zei de prins denkend. “Maar spinnen zijn toch geen insecten?”
“Dat klopt. Spinnen zijn geen insecten maar als er niets is om de insecten te eten, dan zullen er te veel insecten komen. Dan vormen ze grote zwermen die de tuinen zullen verwoesten.”
“Zei je niet net dat insecten de tuinen verzorgden?”
“Ja prins, maar te veel van wat dan ook is slecht. Insecten zorgen niet voor de tuinen omdat u het vraagt. Of omdat kabouters het hen gevraagd hebben. Het is puur-”
“Instinct.” zei de Prins.
“Inderdaad. Zij volgen gewoon hun instinct. Ze zijn er zich niet van bewust dat ze de natuur verzorgen, en zouden er zich ook niet bewust van zijn als ze de natuur vernielden. Ik was er niet bij toen mijn mede-kabouters deze tuinen maakten, maar ik neem aan dat men de mooie stukskes van het klimaat van Immer naar hier heeft gebracht, en dan hebben ze alles ingeperkt met toverspreuken. En de spreuken doen al veel werk om de tuin te verzorgen, vermits er hier geen grote dieren zijn. Als ik me niet vergis.”
“Klopt. Geen grote dieren. Enkel wij en dieren van… ons formaat.”
Bolderik knikte en zei: “Als er geen grotere dieren zijn om de insecten te eten. Zoals vogels, mollen, muizen, kikkers,... Dan heeft de tuin zeker spinnen nodig. Want spreuken alleen kunnen de rauwe kracht van de natuur niet tegenhouden.”
“Dat zegt u. Maar als de spreuk krachtig genoeg is, zal het wel gaan.” zei de prins.
“Misschien heeft u gelijk Prins.” zei Bolderik met een lachje. “Misschien dat een machtige fee het allemaal had kunnen doen met een paar spreuken. Maar de feeën hebben het aan de kabouters gevraagd. Voor een reden, geloof ik. En kabouters hebben niet zo’n straffe toverkunsten als jullie. Wij rekenen liever op onze kennis van de werelden.”
“Dus de spinnen zullen moeten blijven?” zei de prins.
“De spinnen zullen moeten blijven. Maar ik kan er voor zorgen dat ze niet meer tot in uw paleis geraken!”
De Prins knikte en zei: “Voor ik u naar de kern breng, heb ik nog één vraag over het krachtveld.”
“Ja?” vroeg Bolderik.
De Prins keek naar Amia en zei: “Amia, ik denk niet dat je broer al eens een kabouter gezien heeft. Hij zou dit niet willen missen. En Bolderik heeft Sorre ook nog niet gezien, natuurlijk. Kan jij hem even gaan halen?”
Amia wist dat hij dit zei om haar even uit de kamer te krijgen. Anders had hij het aan een bediende gevraagd. Maar ze knikte, stond recht en stapte de deur uit. Aan de andere kant van de deur zag ze dat er geen bewakers stonden, dus ze bleef er achter de hoek staan. Niemand kon haar hier zien luistervinken.
Een paar tellen later zei de prins:
“Er is nog een spreuk die u aan het krachtveld moet toevoegen. Dit komt van Aberon zelf.”
“Oh? Een vraag van de feeënkoning? Ik ben vereerd.” zei Bolderik.
“Maar het is een heel krachtige spreuk. Ik moet het uitvoeren nadat u de kern ontgrendeld. Het is een bescherming die weert tegen een fundamenteel mechanisme van onze realiteit. Het is zoals de zwaartekracht ontkennen, of de tijd stil zetten. Denkt u dat de kern sterk genoeg zal zijn om zo’n bezwering te dragen?”
“Ik zou eerst de kern moeten zien.” zei Bolderik. “Maar ik zou denken van wel.”
“Ook met alle andere spreuken die de kern al draagt?”
“Ik geloof van wel. Wat voor een spreuk is het? Wat wil de wijze Aberon doen met uw paleis?”
“Dit mag deze muren niet verlaten, Bolderik-”
“Natuurlijk,” knikte de kabouter
“maar Aberon heeft een plan om de duisternis eindelijk voorgoed te verslaan. Zodat al jouw vrienden; de trollen, de draken, de dieren, de kabouters die er nog zijn,... zodat zij weer vredig kunnen leven.”
“Uwe hoogheid, ik heb al veel plannen gehoord om de duisternis voorgoed te verslaan.” Mompelde Bolderik.
“Dit is anders.” zei de Prins. “Aberon en zijn machtigste kinderen bereiden een ritueel voor. Het zal uitgevoerd worden tijdens het toppunt van de grote cluster eclypse. Er is veel dat je niet weet. Al een tijd geleden heeft Koning Aberon zijn krachten gebruikt om een pact te maken met de kosmos zelf. Hij is in gesprek met de hele schepping.”
“Dat is niet mogelijk.” zei Bolderik.
De prins knikte van wel en hij zei: “Vergeet niet dat in het begin der tijden het de kosmos zelf was die de feeën het geschenk van magie gaven.”
“Maar Prins, dat is maar een legende. Niet geschiedenis.” zei Bolderik.
De prins gebaarde naar Bolderik om stil te zijn en hem te laten uitspreken.
Hij vertelde: “Net als in de oertijd toen het feeënras nog in de Nevelen leefde. Toen de oude feeën, waaronder Aberon en Marragan, er in slaagden om te praten met de kosmos zelf. Waarop de kosmos zo onder de indruk was van de feeën dat ze ons beloonde met toverkracht; De kracht om al haar eigen wetten te ontkennen. De kracht om zelfs de dood te verbannen. Net zoals toen, staan de feeën van het licht weer in gesprek met de kosmos. Aberons plan is om de misdaden van de duisternis te tonen aan de kosmos, en haar te overtuigen om de toverkracht van de duisternis weer terug te nemen want zij hebben hun kosmisch geschenk misbruikt. De kosmos zal luisteren. Zeker als we de juiste spreuken gebruiken. De feeën van de nacht zullen hun toverkracht verliezen en zonder hun toverkracht zullen ze machteloos zijn. Al hun operaties zullen gestopt worden, en we zullen ze eindelijk verslaan.”
Bolderik schudde zijn hoofd en zei: “Prins. Als dit waar is, als dit gestoorde plan slaagt, dan betekent dit het einde van de feeën van de nacht. U weet dat de feeën van de nacht al duizenden jaren magie gebruiken om zichzelf in leven te houden in de diepste en koudste uithoeken van de ruimte. Zonder eten, zonder warmte, zonder licht. Zonder toverkracht zijn het niets meer dan lijken! Als u hun magie wegneemt, dan zullen ze niet meer overleven! Het wordt het einde van een heel rijk. Een heel volk zal uitsterven!”
“Waarschijnlijk.” zei de Prins. “Maar dat volk is onze vijand, Bolderik. U begrijpt dat de feeën van de nacht dit ook met ons zouden doen. Ze hebben al veel erger geprobeerd. U weet best van iedereen dat ze in staat zijn tot de verschrikkelijkste dingen en het is zij of wij.”
“En de feeën van het licht vinden het niet erg om zelf ook de verschrikkelijkste dingen te doen, om hen tegen te houden?” zei Bolderik.
“Let op je woorden kabouter.” zei de Prins streng. “Wanneer Aberons plan slaagt zal u ons dankbaar zijn. Wij maken een einde aan talloze duizenden jaren oorlog! Duizenden jaren oorlog waaraan u uw vrienden, uw familie en uw eigen vrouw verloren heeft.”
“Dat klopt.” zei de kabouter somber. “Maar jullie feeën spelen met vuur! U begrijpt toch, Prins, dat als de feeën van de nacht weet zouden hebben van dit plan. Als ze zouden weten dat de feeën van het licht hen voor goed zouden verslaan. Al was het maar seconden voor hun laatste adem. Ze zouden alles doen! Alles! Om de rest van de kosmos mee het graf in te sleuren. Ze zouden alle sterren doven. Alle werelden afbranden. Niets en niemand zal nog veilig zijn wanneer de feeën van de nacht beseffen dat het hun laatste uur is. Ze zullen niets meer inhouden! De hele kosmos zal voelen hoe de duisternis sterft!”
“Dat is waar, Bolderik. Het is heel gevaarlijk. Daarom reken ik op jou, en iedereen hier om het geheim te bewaren. Vertel het niet door aan geen enkel ander magisch wezen. En ook niet aan dieren.”
“Dat zal ik zeker niet doen, Prins. Maar de feeën van de nacht zijn slim en listig. Wat als ze er zelf achterkomen? Hun furie zal miljarden doden!”
“Ach Bolderik. Zelfs nu al, in een relatieve stilte in onze eindeloze oorlog, doden de feeën van de nacht dagelijks miljarden wezens over de hele kosmos. Wezens van het licht, grijze wezens en zelfs hun eigen duistere schepsels. Zij kennen geen genade. Ja, zij zouden volledig ontsporen in hun laatste uur, maar niets dat zij doen zullen wij niet verwachten.”
“Onderschat ze niet, Prins! U zit hier hoog en droog in uw paleis, in uw mooie tuinen onder de eeuwige zon. Maar zij; Zij zitten in het duister, onder het zwakste sterrenlicht bij dode zwarte zonnen. U heeft geen idee wat er speelt onder hen. Wat zij denken. Wat zij weten dat u niet weet. Dat misschien Aberon niet weet. Telkens als Aberon een plan heeft, dan heeft Marragan er drie!”
De prins liet even een stilte vallen en zei dan. “Ik apprecieer uw bezorgdheid Bolderik. En we zullen zo voorzichtig zijn als mogelijk is. Maar dit is tussen ons en de duisternis. Het is niet een zaak voor een kabouter.”
“Dit is een zaak voor het hele universum!” riep Bolderik verontwaardigd. “Voor alles dat leeft! De sterren kennen meer dan alleen feeën! En wat als-”
De kabouter wees naar de prins.
“Wat als de kosmos luistert en de magie wegneemt van de duistere feeën, maar wat als de kosmos dan ook plots beseft wat de feeën van het licht al hebben mis gedaan met hun eigen kosmisch geschenk. Wat als jullie ook jullie krachten verliezen. Hoe zullen jullie dan overleven?!”
Vidésurs liet weer een stilte vallen, maar het was duidelijk dat de kabouter hem kwaad aan het maken was. Dan beheerste de prins zich weer en zei hij:
“Dat is waarom u een extra spreuk moet toevoegen aan de kern. In het onwaarschijnlijke geval dat wij ook onze magische krachten zouden verliezen, moeten onze sterkste bezweringen overgedragen worden op de kern. De kosmos zal onze krachten wegnemen, maar ze zal de krachten niet wegnemen van eender welk wezen waaraan wij magie gegeven hebben. Want dat was ons eigen geschenk om te geven en het is niet aan haar om het weg te nemen. Dus u zal blijven toveren, net als de trollen, de draken, en eender welk voorwerp dat wij magisch gemachtigd hebben.”
“Zoals de kern.” zei Bolderik.
De prins knikte. “Wij zullen de dood niet meer buiten het paleis kunnen houden. Maar als een echo van onze bezweringen in een kern zit, dan wel. Daarvoor dienen kernen; om de spreuken van feeën te dragen tot lang na hun dood.”
“Dus als dat gebeurt, zullen de schilden de dood buitenhouden en blijven jullie hier veilig zitten in jullie paleis.” Zei Bolderik hoofdschuddend. “Terwijl feeën overal in de kosmos plots hun toverkracht zullen verliezen en waarschijnlijk zullen sterven.”
“Ja. Maar niet de belangrijkste feeën van het licht, want Aberon heeft ons gewaarschuwd van deze mogelijkheid en heeft ons allemaal een spreuk doorgegeven om ons er tegen te weren.”
“Maar als het gebeurt zullen jullie nooit meer jullie paleis kunnen verlaten.”
“Oh jawel.” zei de prins. “Nadat de feeën van de nacht verslaan zijn is het enkel nog maar een kwestie van onze eigen krachten terug te krijgen. Dat wordt dan de volgende stap. Maar al dat is maar in de onwaarschijnlijkheid dat de kosmische spreuk misloopt. En dat zal niet gebeuren.”
“Is dat waarom uw jongste dochter grijs is?” vroeg Bolderik.
Vidésurs antwoordde niet.
Bolderik zei: “U heeft zo veel vertrouwen in het woord van Aberon, uw vader, dat u een oer-elfje gemaakt heeft? Een elfje zonder magische kwaliteiten, die dus niet zal aangeraakt worden door deze verschrikkelijke massa-vernietigings spreuk?”
“Spreek zo niet over mijn dochter, kabouter.”
“Ik heb gelijk!” zei de kabouter.
“Ja.” Zei de prins geduldig. “Als het blijkt dat we inderdaad vast komen te zitten in ons eigen paleis, kunnen we op Amia en andere trouwe grijsling-feeën rekenen om veilig naar buiten te gaan en ons te helpen met onze toverkracht weer te herstellen. Daarna kunnen ook zij eindelijk toverkracht krijgen.”
“Dus dit plan is al jaren in ontwikkeling! Wat een nalatigheid! Jullie feeën willen niet eens omgaan met de gevolgen van jullie eigen wandaden. Dat laten jullie over aan jullie eigen machteloze grijze kinderen! Altijd de kinderen! Hoeveel van Aberons eigen kinderen heeft hij bevolen om grijze kinderen te maken voor zijn plan? Waren het alle koninklijke families of enkel de uwe?”
“U spreekt wel heel frank tegen een prins van de feeën van het licht, Bolderik!” waarschuwde Vidésurs.
“U spreekt heel frank tegen de kosmos!” Wierp de kabouter terug. “Het universum heeft u geschapen, Prins! Niet andersom. U wilt de schepping misbruiken om uw vijand te vernietigen. Maar wat als de kosmos uw vijand niet wilt vernietigen? De feeën van de nacht zijn deel van de kosmos! U vraagt haar om een deel van zichzelf af te werpen. Voor u. En wie bent u?! Al dat de kosmos ooit wou toen ze uw ras het kosmische geschenk gaf, was om beschermd te zijn van de entropie! Om de schepping te laten bestaan. Om te blijven schitteren voor altijd! Jullie zijn haar hoeders! Maar nu wilt Aberon de realiteit zodanig manipuleren dat de dood weer binnengelaten wordt! U maakt het prachtigste ding ooit weer ongedaan! Toverkracht! U doet toverkracht teniet! En waarom? Omdat jullie gefaald hebben om vrede te maken met de duistere kant van de magie? Waarom kunnen feeën nooit de natuur accepteren zoals het is?!”
De prins stond op uit zijn troon en riep: “Genoeg Bolderik!”
Bolderik zweeg.
“Ik zou een andere kabouter moeten gaan zoeken voor deze taak.” zei de prins kwaad.
“U zal er geen meer vinden.” zei Bolderik stil. “Het is al een eeuw geleden sinds ik laatst een andere kabouter zag. En ik heb gezocht.”
Dit deed de woede van de prins weer wegebben.
“En toch bent u naar mijn paleis gekomen om mij te helpen.” zei hij.
“Ja Prins.” zei Bolderik op een mopperende toon. “Ik was in de buurt en u bent mijn vriend. Ik heb weinig vrienden over die ik nog mag helpen de laatste tijd. De rest is verloren, versteend of dood.”
Bolderik zuchtte diep en zei dan: “Vergeef mij, Prins. Ik voel me zo veel eeuwen ouder dan ik eigenlijk ben… Hoe kan u dit doen? Zo lang leven. Zo veel kinderen krijgen en weer verliezen. Zo lang vechten en nooit moe of cynisch worden?”
De prins knikte zachtjes en zei: “Als u ooit zo oud wordt als ik dan zal u het zelf wel ondervinden.”
“Ik wordt nooit zo oud als u, dwaas!” zei Bolderik en hij schoot in de lach.
“Niet met die attitude, Bolderik.” lachte de prins.
“U bent een veredeld geanimeerd lijk uit de Nevelen! Dit zonnestelsel is vele malen jonger dan u! Dat kan ik nooit overtreffen! Ik ben maar een stervelingske. Een eendagsvlieg!”
Amia hoorde ze beiden hard lachen.
“Ach ja. De Nevelen.” Zei de prins nostalgisch. “Vaak mis ik het nog, Bolderik. Als u ooit de Nevelen had gezien zoals het vroeger was, voor de eeuwige oorlog. Dan zou u begrijpen waarom wij feeën nog steeds blijven vechten.”
“Ik kan niet geloven dat er ooit een tijd was voor de oorlog. Dat het ooit ergens begonnen is. Soms denk ik dat u het verzint.”
Vidésurs schudde zijn hoofd. “Nee Bolderik er was ooit vrede. Ik ben geboren in die vrede. Het was prachtig. De kosmos was nog zo jong en de Nevelen, onze thuiswereld, het was zoals u zegt dat een tuin hoort te zijn. We leefden er. We speelden er. We vierden er onze toverkracht. Voor de oorlog. Voor Marragan. Wat een leven! En dan werd het een slagveld…”
“En nu is het stof…” zei Bolderik stil.
“Een grote onleefbare wolk as, doorzeefd met zwarte gaten.” zei de prins stil. “En niemand zal ooit weten wat het vroeger was. Enkel wij feeën…”
Net dan kwam Sorre de troonzaal binnen gelopen vanuit een andere deur. Amia had hem niet geroepen, maar hij had waarschijnlijk zelf de verheven stemmen gehoord.
“Wow! Een kabouter!” zei Sorre toen hij Bolderik zag. Bolderiks gezicht klaarde meteen op toen hij het feeënkind zag en hij zei: “Oh kijk eens aan! Ik denk dat het al eeuwen geleden is sinds ik zo’n machtige feeën prins zag.”
Amia maakte van de gelegenheid gebruik om terug naar binnen te stappen. Niemand wist dat ze geluisterd had.
“Echt?!” zei Sorre enthousiast.
“Ja. Gij kunt al behoorlijk wat toveren. Dat voel ik gewoon! Straks wordt uw vake jaloers!”
“Sorres spreuken schieten goed op.” Zei Vidésurs tevreden. “Overlaatst heeft hij geleerd om vuur te toveren.”
“Vuur toveren? Ah maar dat is pas handig! Dan kunt ge makkelijk de haard aansteken in de winter.” zei Bolderik.
“Wat is winter?” vroeg Sorre.
"Gij weet niet wat winter is?" Zei de kabouter. Hij keek naar Vidésurs en zei "Uw kinderen weten toch wat sneeuw is?"
"Ik vrees van niet, kabouter." Lachte de prins.
"Ach arme drommels."
"Wat is sneeuw dan?" Vroeg Sorre.
"Als ik ooit de kans krijg zal ik u en uw zus eens tonen hoe sneeuw er uit ziet." Zei de kabouter met een knipoog.
Daarna gingen Vidésurs en Bolderik de kelders in. Sorre en Amia mochten niet mee. Amia bleef geduldig op een bankje op de binnenplaats wachten, tot ze na een aantal uur weer verschenen. Amia sprong weer recht van zodra ze de kabouter naar buiten zag stappen.
“Ah! Hier is onze dappere spinnenjager weer!” zei Bolderik vrolijk.
Amia glunderde. De prins kwam ook naar buiten gaf Amia een korte knik. De kabouter tuurde de lucht in, naar de sterren aan de horizon.
“Ga je dan weer door, Bolderik?” vroeg Vidésurs.
“Ja Prins. Het spijt me maar ik was met iets belangrijk bezig toen u mij opriep.”
Samen liepen ze door de poort naar buiten, naar de kronkelende trappen die de berg af rolden.
“Hoe ben je hier geraakt?” vroeg de prins.
De kabouter wees de vallei in naar een punt in de verte.
“Daar.” zei hij.
De prins knikte.
“Wat is er daar?” vroeg Amia.
“Een wormgat.” zei de kabouter.
“Een worm-wat?” vroeg Amia.
“Een tunnel.” Verduidelijkte Vidésurs “Bij één van onze forten in de vallei.”
“Is dat niet lang stappen?” vroeg Amia.
“Ik heb niet gestapt, kind.” lachte de kabouter. “Wilt ge een toverkunstje zien?”
“Bolderik, ik heb liever niet dat je dat soort magie aan mijn kinderen toont.” zei Vidésurs.
“Ach Prins gedaantewisseling is bijlange niet zo duister. Daarbij, uw lieve Amia kan het toch niet nadoen!”
De prins overwoog wat de kabouter zei en na een paar tellen naar Bolderiks onschuldige grijns te kijken zei hij:
“Amia vertel niet door aan Sorre wat je Bolderik hebt zien doen, oké? Anders zal Sorre het proberen na te doen en dat kan hij nog niet. Voor hem is het gevaarlijk. Voor jou niet.”
Amia begreep niet waar het over ging maar toen ze hoorde dat er iets was dat Sorre niet mocht zien en zij wel, werd ze dolgelukkig. Een talent! Een talent dat enkel zij had! Bolderik knipoogde en zei:
“Tot nog eens misschien, Amia. Bedankt voor mij te ontvangen, Prins.”
“Nee, bedankt voor je diensten, Bolderik.” zei Vidésurs. “Het paleis zal voortaan veiliger zijn dan ooit.”
Bolderik glimlachte, tuurde de lucht in en ademde diep in. Ondertussen legde Vidésurs zijn hand op Amia’s schouder en gebaarde hij om een paar stappen achteruit te zetten. Amia stapte achteruit met haar vader.
Toen Bolderik weer uitademde, veranderde hij. Zijn hele lichaam dook in elkaar. Zijn kleren verdwenen. Zijn grijze haar werden donkerbruine veren. Een gevorkte staart schoot uit zijn rug. Zijn voeten werden vogelpoten. Een snavel spleet zijn gezicht open. Binnen de seconde was de kabouter weg en stond er een zwaluw voor het paleis.
De zwaluw tjilpte luid naar de feeën. Amia’s mond viel open. De prins wuifde plechtig terug. De vogel sloeg zijn vleugels open en vloog weg. Het maakte een sierlijke loep, en dook dan onder de wolken heen de vallei in. Samen keken ze de vogel na terwijl het met slaande vleugels weg vloog tot het te klein werd om te zien.
“Wouw!” zei Amia.
“Ja.” zei de Prins. “Vreemde snuiters, kabouters, vind je niet?”
“Ja.” zei Amia stralend. “Hij vertelde zo veel vreemde dingen!”
“Zo zijn ze wel. Wat voor vreemde dingen heeft hij je allemaal verteld voor ik er bij was?”
“Over hoe kabouters grijs en dik werden.” zei Amia.
De prins lachte.
"En dat we allemaal klein zijn. Ook hij. Maar ik weet niet wat hij daarmee bedoelde. Zijn we dan zo klein?" Vroeg Amia.
"Ach dat is omdat Bolderik zo veel reist." Zei Vidésurs. "De meeste andere werelden worden geregeerd door reuzen, en er zijn veel feeën werelden waar hij niet binnen mag dus in zijn ogen is alles groot."
"Waarom mag hij de feeënwerelden niet binnen?"
"Feeën voelen zich veiliger als grote schepsels niet in hun werelden kunnen. We betoveren de tunnels vaak om te voorkomen dat er ongewenst wezens binnen kruipen. Maar ons thuis is anders. Het was eerst van de kabouters voor het van ons was. Dus natuurlijk mogen ze binnen. Bolderik zeker."
Amia keek dromerig de lucht in en zei:
"Ik vind het zo gek om te denken dat overal in het heelal iedereen groter is dan wij. En wij zo klein zijn."
"Weet je," zei Vidésurs. "Ik kende ooit een oude fee die daar een theorie over had."
"Wat voor een theorie?"
"Lang lang geleden, voor Aberon, was er een tijd toen we nog geen tunnels konden maken. Maar toch konden onze voorouders al naar andere werelden reizen, al duurde het hen dan duizenden jaren."
"Zaten ze dan duizenden jaren te wachten tot ze eindelijk aankwamen?"
"Nee. Dat konden ze toen ook nog niet, zo lang wachten. Weet je wat ze deden?"
"Nee."
"Volgens de theorie bevroren ze zichzelf."
"Wat is-"
"Bevriezen is een beetje zoals verstenen. Maar dan zonder magie. Het kan gebeuren als je het heel, heel koud hebt. Dan wordt je ijs. Het is erg gevaarlijk en kan dodelijk zijn, maar onze voorouders konden zich zo voor duizenden jaren laten bevriezen en daarna maakten ze zichzelf weer warmer en ontdooiden ze. Ze vielen in slaap op één wereld en werden dan weer wakker op een andere wereld zonder de reis gevoeld te hebben. Althans dat is de theorie."
Amia was met een open mond aan het luisteren.
"De oude fee die ik kende beweerde dat reuzen zichzelf niet konden bevriezen zoals onze voorouders deden. Want ze zijn te groot. Je kan bevriezen enkel overleven als je snel genoeg bevroren wordt, en snel genoeg weer helemaal kan ontdooien. En als je te groot bent dan is het te veel moeite om je hele lichaam in één keer te bevriezen, en vrijwel onmogelijk om daarna je hele lichaam ook weer in één keer op te warmen. Je tenen zouden al lang ontdooit zijn, voor je hart de kans had gekregen om op te warmen. Delen van je lichaam zouden weer in leven schieten terwijl andere delen nog bevroren waren, en een half lichaam kan niet leven. Dus reuzen kunnen zo niey reizen. Enkel onze voorouders waren klein genoeg om zichzelf te bevriezen en te ontdooien op een veilige manier."
Vidésurs keek neer op Amia en zei: "De oude fee dacht dat dat was waarom we zo klein zijn. Omdat onze voorouders al naar verre werelden reisden voor ze tunnels konden maken. Misschien is dat de reden waarom de feeën als eerste de kosmos verkenden en niemand anders er ooit echt in geslaagd is."
"Is het dan toeval?" Vroeg Amia "Dat we net klein genoeg waren om zo ver te reizen?"
"Je stelt goede vragen Amia." Zei Vidésurs met een trotse glimlach. "Maar ik weet het antwoord niet."
Hij begon na te denken en zei dan. "Ik denk... Ik denk dat de oude fee zei dat we in de oertijd misschien groter waren, en dat onze voorouders er dan voor gezorgd hebben dat we kleiner werden. Zodat ze zo ver konden reizen als we wouden..."
"Hoe? Door te toveren?"
"Nee." Zei Vidésurs stil. "Dat moet zo lang geleden geweest zijn. Dat was voor Aberon, toen feeën nog niet konden toveren."
Hij bleef nadenken en na een korte stilte zei hij dan. "Ik weet niet hoe ze het gedaan zouden hebben. Misschien is het verhaal niet waar. Misschien verzon de oude fee het."
Dan gaf hij Amia een warme glimlach en zei hij "Of misschien deden ze het met puur instinct. Ik zou meer naar die kabouter moeten luisteren. Grijze wezens kunnen heel veel bereiken zonder toverkracht en we begrijpen niet eens hoe. Het is allemaal verloren kennis... Ik vraag me nu al de hele tijd af hoe spinnen hun webben kunnen maken zonder toverspreuken. Weet je nog hoe Bolderik dat zei? Ik had het hem moeten vragen maar ik durfde niet."
Vidésurs lachte en zei:"Je vader is een dwaas, Amia. De volgende keer dat ik hem zie, vraag ik het hem."
"Komt hij snel weer terug?" Vroeg Amia.
"Nee." Zei Vidésurs. "Het zal waarschijnlijk nog eeuwen duren voor we hem weer zien. Als hij er tegen dan nog is."
Lees deel 3
#schrijfsel#schrijven#schrijversvantumblr#nederlands#vlaams#fantasie#verhaal#sprookjes#sprookje#fee#elf#elfjes#kabouter#kabouters#insecten#spinnen#insect#toveren#magie#toverkracht
0 notes
Text
‘Wisselwachters’ is een meeslepend en fascinerend fantasy-boek dat de lezer meeneemt op een avontuurlijke reis door een magische wereld. Het verhaal draait om de jonge heldin Elara, die in haar rol als Wisselwachter verantwoordelijk is voor het bewaken van de wissel tussen twee parallelle werelden.
De wereld van Elara is een bijzondere plek vol fantastische elementen. Zo bestaan er magische dieren zoals draken en eenhoorns, en is er een grote verscheidenheid aan toverkrachten en betoverde voorwerpen. Ook komen er verschillende rassen voor, waaronder elfen, dwergen en mensen, die allemaal hun eigen unieke eigenschappen hebben.
De Wisselwachters zelf zijn een belangrijk element in het boek. Zij zijn een soort bewakers die ervoor zorgen dat er geen gevaarlijke wezens of betoverde voorwerpen van de ene wereld naar de andere wereld kunnen overgaan. Elara, als jongste en onervaren Wisselwachter, moet zich bewijzen en haar verantwoordelijkheden serieus nemen om de balans tussen de werelden te behouden.
Het verhaal bevat veel elementen van spanning en avontuur, met diverse uitdagingen en gevaren voor Elara en haar metgezellen. Zo moeten zij bijvoorbeeld een gevaarlijke draak verslaan en vechten tegen duistere krachten die proberen de werelden uit balans te brengen.
Naast de actie en spanning, bevat het boek ook veel diepgang en emotionele lading. Zo krijgt de lezer een kijkje in het persoonlijke leven van Elara, haar innerlijke strijd en haar zoektocht naar haar eigen identiteit en plek in de wereld.
Al met al is ‘Wisselwachters’ een prachtig geschreven fantasy-boek dat de lezer meeneemt op een betoverende reis door een rijke en kleurrijke wereld. Met veel aandacht voor details en een goede balans tussen actie en emotie, is dit boek een aanrader voor iedereen die van het genre fantasy houdt.
#Wisselwachters#Fantasyboek#MagischeWereld#Avontuur#Emotie#Wisselbewakers#Draken#Eenhoorns#Elfen#Dwergen#Toverkracht#Betovering#JongeHeldin#InnerlijkeStrijd#Identiteit#Balans#Aanrader#Leesvoer#Boekenliefde#Bookstagram
0 notes
Text
Yeah, ik heb toverkracht!
2 notes
·
View notes
Photo
Komt een man op het politiebureau Komt een man op het politiebureau. Ik heb toverkracht ik heb toverkracht!! Zegt de politie: dat is fijn voor u dat u kunt toveren gaat u nu maar weer weg!
#blijft#boet#boete#bureau#fijn#fikse#houden#man#politie#politie bureau#politiebureau#to verkracht#toveren#toverkracht#verkracht
2 notes
·
View notes
Text
En we zijn vertrokken voor de laatste trimester: onze toverkracht te zien op de cover van het stadsmagazine, zesde leerjaar op stap met lokale politie om de fietsroute naar de secundaire scholen te ontdekken en de kamelen van k2 geven "volgopdrachtjes" aan alle klassen!
5 notes
·
View notes
Photo
I found some images on a Dutch website (Paagman.nl) that show illustrations on the back I haven’t seen before.
Vuur: Fire Zusjes: Sisters Toverkracht: Magic powers
The text on the cards is extremely blurry, which makes it really hard to read, but I think I managed to figure out what it says;
“Elsa and Anna always look out for each other“ “The little sisters love each other very much.“ “Anna knows something’s bothering Elsa“ “The little princesses love listening to their parents’ stories about the past“
“Elsa protects everyone from the fire“ “Because of Elsa’s magic the moisture in the air turns into crystals“ “Because Elsa can use magic everyone slips“ “With her magic powers Elsa makes beautiful ice breakers made of snow“
The rest of the text is just random info about the board game itself.
#disney frozen#frozen#frozen 2#frozen 2 spoilers#frozen merch#merch#board games#dutch#personal#my posts
94 notes
·
View notes
Text
Blij dat ik je ken
Je hebt geen idee hoe mooi je bent; waar moet ik beginnen?
Ware schoonheid zit van binnen, en zo heb je mij al buiten zinnen, want zelfs als je verzandt in razernij, om de wereld en al zijn oneerlijkheid, dan laat je zien dat het je raakt, waar de gemiddelde mens zich enkel op zichzelf blindstaart.
Dus schuw het niet, die innerlijk pijn; niemands gedachten zijn continu rein, en jij mag er ook zijn.
Jij mag er zeker zijn.
Want je hebt geen idee hoe mooi je bent; waar moet ik beginnen?
Het is veel te moeilijk om jou niet te willen.
Jouw ogen hebben zoveel toverkracht en je straalt in magie met iedere lach; jouw lichaam, zo erotisch; jouw lippen, zo zacht, en je denkt dat je alleen maar goed kunt neuken, maar je bent echt zoveel leuker dan een verrukking voor één nacht.
Ooit breek jij voor iemand de hemel open en diegene zal alleen nog in liefde geloven, want jij bent zoveel mooier, zoveel mooier dan je denkt.
Te mooi voor woorden.
Ik ben zo blij dat ik je ken.
--- 26-6-2020, M.A. Tempels ©
3 notes
·
View notes
Text
De Tuinen
Deel 4 - 22 minuten leestijd - laatste deel
[lees deel 3] - [lees deel 1]
Een bolvorm lag op een versierd stenen altaar in de diepste kelder. Het was de magische kern van het paleis, maar de toverkracht was weg. Daarnet gaf het nog licht. Nu was het een dode steen geworden. Al het licht in het paleis was mee gedoofd en in de kelders was het pik zwart. Merkure had het op zich genomen om de kamer te verlichten met haar eigen magische gloei. Amia hield haar stevig vast. Sorre ook. Ze wachtten samen in de kelders, in een doodlopende kamer. Merkure was de bezorgdheid al voorbij. Ze had al het licht rondom haar voelen doven. Ze had de nacht voelen vallen. Ze wist dat haar man dood was. Ze wist dat de duistere krachten nu in het paleis waren, op zoek naar haar. Ze voelde hen naderen.
"Verstop jullie." Beval ze haar kinderen plots.
"Maar… Mama!" zei Amia bang.
"Sorre, verstop je samen met Amia. Blijf daar en laat ze jullie niet vinden. Blijf verstopt, wat er ook gebeurt. Ik reken op je."
Sorre knikte. Hij nam Amia's arm vast en sleurde haar weg van hun moeder.
"Mama wat ga jij doen?!" Vroeg Amia.
"Ik hou ze tegen." zei Merkure.
Ze stapte langzaam naar de ingang van de kamer toe en trok haar zwaard. Er was niets meer dan duisternis in het deurgat.
Sorre nam Amia weg van het licht, naar een dikke pilaar in de donkerste hoek van de kamer. Ze gingen er achter zitten, en Sorre gebaarde naar Amia dat ze stil moest zijn.
Merkure stopte met stappen toen ze plots voelde dat de duisternis heel nabij was. En inderdaad. In de deuropening voor haar verschenen de duistere feeën. Ze stapten traag en geruisloos naar binnen als een sombere stoet. Ze gingen om haar heen staan. Merkure deed niets, maar hield haar zwaard gereed. Ten slotte stapte Sillastium de kamer binnen.
"Merkure." Zei de duistere prins met een glimlach.
"Sillastium." Zei Merkure.
"Een helder licht als jij kan zich niet verstoppen in de duisternis, dat weet je toch?"
"Ik verstop me niet." Zei Merkure strijdlustig.
"Nee? Wat verstop je dan wel?" vroeg hij.
Hij stapte rustig om haar heen. Merkure keerde zich met hem mee. Ze hielden hun blikken niet van elkaar af.
"Waar is je kind, Merkure?" Vroeg Sillastium onschuldig.
"Waar is mijn man?" vroeg Merkure.
Sillastium grijnsde.
"Je hebt hem vermoord." Zei Merkure.
"Ik beken." Zei de duistere prins.
"Jij monster."
"Monster? Ik heb hem neergeslagen in een eerlijke strijd. Een eervolle dood. Sneuvelen op het slagveld! Dat is hoe hij wou sterven, Merkure!"
Merkure zei niets.
"Het is zeker een betere dood dan je in petto had voor mij." Zei Sillastium. "En Marragan. En mijn soort. En mijn ridders. Mijn liefde en mijn kinderen… Monster? Als u het zegt… "
"Ik heb je familie nooit kwaad gewenst." zei Merkure.
Sillastium keek haar strak aan en zei: "Wat een vuile leugen!"
Merkure zei niets.
"Je hoeft je er niet voor te schamen, Merkure. Je bent een vrouw van het zwaard. Een krijger zoals ik. Je wilt altijd het bloed proeven. Zo ken ik je."
"Ik ben niet zoals jij."
"Kom nu schat. Het is het einde van de wereld. Het einde van alle werelden. Als we nu niet eerlijk kunnen zijn tegen elkaar, wanneer dan wel?" vroeg Sillastium. "We gaan allemaal sterven, dat weet je toch? Of past dat feit niet in de schijnheilige realiteit waarin jij leeft? Aberon weet het, Marragan weet het, wij weten het en ik weet dat jij het weet. Binnen minder dan een dag zal onze toverkracht wegebben en dan… Wanneer is de laatste keer dat jij nog eens geslapen hebt? Gegeten hebt? Voor mij is het misschien wel al duizenden jaren geleden. De tijd zal me inhalen. Ik zal sterven. En mijn ridders ook. En ook jij, Merkure. We sterven allemaal."
"Aberon zal -" begon Merkure.
"Aberon?!" Brulde Sillastium. "De leugenachtige koning van de schijn?! Hij zal zeker sterven! Net als onze lieve Marragan. Kom nu Merkure stop met te liegen, tegen mij en tegen jezelf. We weten dat we gaan sterven. Daarom zijn wij hier gekomen, naar jouw paleis. Want ook al zullen we sterven, kunnen we nog steeds kiezen hoe!"
Merkure keek hem hatelijk aan.
"Je man wou sterven op het slagveld en ik heb zijn wens vervuld. Ik wou sterven op zijn troon, en ook die wens zal waar komen. En jij, iets zegt mij dat je ook wilt sterven in de strijd."
"Nee Sillastium. Als ik zou sterven, wil ik vredig sterven bij mijn familie en de mensen waarvan ik hou."
Sillastium grijnsde gemeen en zei: "Weer zo'n leugen!"
Zijn hand bewoog naar zijn zwaard. De duistere soldaten zetten allemaal een stap achteruit. Merkure zette zich schrap.
De duistere prins trok zijn zwaard, sprong naar voor, sprong weer naar achter, verdween, teleporteerde naar achter Merkure's rug en sloeg! Gelukkig had Merkure de duisternis voelen woelen door de kosmos bij het teleporteren. Ze draaide zich net snel genoeg om, om Sillastiums aanval te weren. Het metaal galmde door de kelders. Het ijzer gleed over elkaar terwijl Merkure het zwaard van haar tegenstander naar de grond leidde. Sillastium voelde het tij keren, en vloog met slaande vleugels achteruit. Merkure sprong naar voor en stak haar zwaard uit, maar de punt mistte net Sillastium's nek.
"Goede reflexen, prinses." Zei Sillastium terwijl hij landde. Hij hief zijn vrije hand op, en alle schaduwen in de kamer kwamen tot leven. De schaduw van Sillastium, die van zijn ridders en van de pilaren. Sorre en Amia schrokken toen de schaduw waarin zijn zaten mee opsteeg. Allemaal kropen ze naar Merkure toe over de vloer en de muren. Als zwarte spinnen. Merkure kruiste haar armen en zonnestralen vloeiden uit haar lichaam. Sillastium en zijn ridders werden verblind. Toen het licht doofde waren de schaduwen weer normaal. Nu sloeg Merkure toe. Ze rende op de verblindde Sillastium af en sloeg met haar zwaard. Sillastium dook ineen en werd een fijne zwarte mist waar haar zwaard doorheen kliefde. De mist vloog naar de andere kant van de kamer naar waar de andere feeën stonden, en kreeg weer Sillastium's vorm. Hij stond weer veilig tussen zijn manschappen.
"Ga je blijven wegvluchten, of vechten we?!" Riep Merkure.
Sillastium grijnsde, en gaf een teken aan zijn soldaten. Drie ridders schoten in beweging en stapten op Merkure af.
"Lafaard!" Brulde Merkure.
"Ach. Wat is de waarde van eer en ridderlijkheid, zo dicht bij het Oude Niets?" Zei Sillastium plagend.
Merkure liep haar tegenstanders tegemoet, wentelde door de lucht en weerde met drie slagen de zwaarden van de ridders af. Ze veegde een been weg waardoor een duistere ridder onderuit viel. Ze rijfde haar zwaard door het hart van een andere en net als de derde haar ging raken met zijn zwaard, toverde ze een lichtstraal waardoor de ridder verblind achteruit deinsde met vlammen in de ooggaten van zijn masker. Merkure greep het zwaard van de terugtrekkende ridder, en wierp het met veel kracht naar Sillastium's gezicht.
Met een grijns en een handwuif gebaarde Sillastium dat het zwaard de andere kant op moest, en het wapen gehoorzaamde. Het draaide zich om in de lucht, en vloog terug naar Merkure. Merkure wierp zichzelf naar achteren en viel op haar knieën. Het zwaard zoefde over haar heen en bleef in een pilaar achter haar steken. Merkure tuimelde over de vloer, en stak de ridder neer die ze onderuit gehaald had. De andere ridder met het brandende hoofd, viel verderop verslagen omver.
Sillastium klapte in zijn handen.
"Knap hoor." zei hij. "Drie van mijn beste krijgers gedood."
Merkure stond weer recht.
"Ik kan dit jaren volhouden!" Zei ze kwaad.
"Nee." Zei Sillastium. "Dat kan je niet. Niet meer. Onze jaren zijn op. Jij staat hier tegenover mij en je denkt dat je een kans maakt tegen mij en mijn trouwste soldaten. Misschien wel! Maar mijn ridders zijn overal. Ze doorspeuren alle gangen en doden elke laatste zielige bediende. Onze vleermuizen kruipen over alle wanden en muren van dit lelijke gebouw. Ze scheuren door de lucht. Er staat een leger klaar op de binnenplaats, en ik heb er nog één voor elk fort in de vallei dat we platgeslagen hebben! Allemaal wachten ze je op in het dal, beschermd onder het sterrenlicht van de hemelse nacht! Oh Merkure, wat ga je doen? Ons allemaal één voor één neerslaan? Je weg naar buiten vechten zodat je uiteindelijk buiten in de kou kan sterven, in plaats van hier en nu?"
"Als dat is wat ik moet doen om wat rust te krijgen." Zei Merkure.
"Hoe heldhaftig." snoof Sillastium. "Wat een heldin! Het is gelukt! Je hebt gewonnen, Merkure. Je hebt iedereens respect en ontzag gewonnen! Oh die schitterende Merkure, ze vocht tot het bittere einde!"
Merkure zette zich gereed. Ze wist wat er ging komen.
"Maar ik heb het geduld niet, prinses! Je krijgt je bittere einde als je het wilt. Maar ik geef het je nu! Dood die feeks! "
Alle duistere feeën in de ruimte, behalve Sillastium, stapten nu op Merkure af.
"Schurk!" Riep Merkure.
"Heldin!" Riep Sillastium triomfantelijk. "Zie haar gaan! Zie haar vechten. Tegen de legers van de duisternis! Wat een fee!"
Vanachter de pilaar hoorden Sorre en Amia het gekletter van wel honderden zwaardslagen. Ze hoorden Merkure en haar tegenstanders roepen. Ze hoorden bloed op de grond vallen. Ze hoorden Sillastium plagend over het gevecht heen zingen. Amia keek Sorre bang aan. Sorre keek woedend terug. Dan hoorden ze hun moeder schreeuwen terwijl een zwaard zich door haar borst boorde.
"Werd tijd!" klaagde Sillastium.
Sorre sprong recht.
"Nee!" riep Amia.
"Nee!" Kreunde Merkure zwak toen ze haar zoon vanachter de pilaar zag aanlopen.
Sorre spuwde een spreuk uit met zo veel furie, dat de halve kamer in brand vloog. Vlammen rolden over vloer. Duistere feeën vluchtten alle kanten uit met brandende mantels. Sillastium werd niet geraakt en dook weg in de schaduwen. Vanonder de donkere figuren en de vlammen, kwam Merkure terug tervoorschijn. Ze lag op de vloer. Doorboord door een zilveren zwaard dat haar bloed donker kleurde maar ze ademde nog. Sorre rende naar haar toe. De vlammen weken voor hen.
"Mama!" Riep Sorre.
Met haar laatste krachten kroop Merkure overeind. Ze greep Sorre's schouders vast en met een hese stem riep ze.
"Nee, Sorre ren! Ren!"
"Maar waarheen?" Klonk Sillastium.
Hij verscheen niet ver van hen vandaan. Zijn wederverschijning doofde alle vlammen en vulde de kamer met rook. Sorre zag hem en brulde woedend. Met een zwaai van zijn arm gooide hij een grote vuurbal naar de duistere prins. Maar Sillastium stak zijn hand uit en de vuurbal plofte uiteen nog voor het hem kon bereiken
"Mooie toverkunsten heb je. En dat zo jong." Zei Sillastium.
"Ren!" Riep Merkure. Ze nam haar gouden zwaard weer van de grond en stond recht, desondanks haar eigen verwonding. Haar benen beefden en zwart bloed stroomde weg uit haar lichaam, maar ze moest haar zoon beschermen. Ze richtte haar zwaard naar de prins.
Dit deed Sillastium alleen glimlachen. Hij zei: "Ik ken ook wat kunstjes, kind. Wat vind je van deze?"
Sillastium stak zijn hand uit en greep de lucht. Een kwaad gefluister kroop over zijn lippen en dan was het te laat. Een bovennatuurlijke macht greep Merkure's eigen zwaard vast en ze had de kracht niet meer om zich er tegen te verzetten. Het zwaard bewoog en sleurde haar handen mee. Naar Sorre. De aanval was snel en laf. In een fractie van een seconde had ze haar eigen zoon neergestoken.
Merkure brulde toen ze besefte wat er gebeurd was, maar dan trok Sillastium nog eens aan het zwaard. Het werd uit Sorre's lichaam getrokken. Dan draaide het zwaard en stak Merkure zichzelf neer. Heel even stond ze daar. Twee zwaarden door haar lichaam. Één zilver en één goud. Haar handen op het handvat. Zwart bloed dat uit haar mond vloeide. Haar zoon die voor haar neerviel. Haar eigen wapen dat haar verraden had. Dan viel ze zelf neer. Haar adem stopte. Ook Sorre's licht doofde.
"Vrouw van het zwaard!" Lachte Sillastium terwijl zijn soldaten zich weer verzamelden rond hem heen.
Amia bleef verstopt zitten achter de pilaar en huilde zachtjes. Iedereen die ze kende was dood.
"Naar de troon!" Riep Sillastium tevreden.
Iedereen vertrok, maar dan klonk er plots geschreeuw in de verte waardoor de hele kamer aarzelde. Het geschreeuw werd luider. Ergens nabij werden feeën tegen muren gegooid en aan stukken gescheurd. De ridders in de kamer trokken hun zwaarden weer.
"Niet hij." Zei Sillastium geïrriteerd, maar het was al te laat. De deuropening van de kamer sperde zich open toen een gigantische zwarte rat zich plots binnen wurmde. Een groot zilveren zwaard kletterde achter het monster aan. De rat siste naar de soldaten, zag Sillastium staan en vloog op hem af. Het sprong over de ridders heen. Sillastium teleporteerde snel naar de andere kant van de kamer. De rat lande en greep uit woede dan maar de dichtsbijzijnde fee vast. Het beet woest zijn hoofd er af.
"Wat moet dit betekenen?!" Riep Sillastium kwaad.
Het beest zag Sillastium in zijn rode ogen, en rende weer naar hem toe. Maar een muur van duistere ridders sprong voor de prins met geheven zwaarden. De rat stopte, draaide en met zijn staart sloeg hij alle ridders de grond op.
"Stop!" Riep Sillastium kwaad.
De rat knerste duivels en kroop over de gevallen ridders heen naar de prins tot ze oog in oog stonden.
"Spreek dan toch vuile grijsling!" Zei Sillastium.
De rat luisterde. De staart gooide het grote zwaard tegen de vloer en het dier ging op twee poten staan. De lange nagels krompen. De vacht verdween op sommige plaatsen, maar werd lang en grijs onder zijn kin. De rode ogen werden niet minder rood onder de bebloede pinnenmuts. Bolderik veegde het bloed uit zijn baard met zijn mouw, en brulde:
"Gij! Gij verraderlijke schurk!"
Zijn stem klonk als die van honderd kwade zielen, mens en beest, tegelijk.
"Welk verraad?!" riep Sillastium.
"Gij beloofde mij om het kind te sparen!"
Sillastium glimlachte. "Dat? Is dat waarvoor de verrader mij verraderlijk noemt?"
Bolderik smeet de prins met geweld tegen de keldermuur, en drukte hem daar vast met zijn grote hand. Amia voelde de trilling in de grond. Hij brulde:
"Er zal geen troon meer zijn voor u om op te zitten als ik met u klaar ben! We slaan deze hele bergtop plat, de vleermuizen en ik! Gij klein-"
"Genoeg!" Riep Sillastium, en een spreuk galmde in het woord.
Een schokgolf gooide de kabouter naar de andere kant van de kamer. Bolderik ramde pijnlijk met zijn rug tegen de andere muur en viel neer op de vloer. Sillastium landde zachtjes weer op de grond en zei:
"Genoeg van jouw onzin! Als je me wil bedreigen, leer dan eerst toveren! Misvormde onder-fee!"
Bolderik kroop kwaad tot op zijn knieën maar Sillastiums ridders omsingelden hem.
"Het kind viel ons aan!” Zei de duistere prins. “Zie de rook! Zie de vlammen! Ik weet beter dan te sterven aan een belofte aan jou!"
"Ge hebt niet eens geprobeerd om hem te sparen!" Zei Bolderik beschuldigend. Zijn woede werd verdriet.
Sillastium lachte. "Kom aan, kabouter. Dit wist je. Je wist wat we kwamen doen. Je wist wat er ging gebeuren als je ons binnenliet."
"Dit is niet wat ik wou…"
"Leugens! Iedereen liegt vandaag! Dit was de onvermijdelijke uitkomst van je eigen plan. Het was jij die een duistere spreuk verstopte in de kern van het paleis, zodat het krachtveld van buitenaf vernietigd zou kunnen worden. Het was jij die zichzelf uitnodigde bij prins Vidésurs door een spin het paleis binnen te sturen. Het was jij die de vleermuizen verzamelde en hen ompraatte naar de duistere kant. Niets hiervan was mogelijk zonder jou! En jij wist dat we niemand in leven zouden houden. Dat is wat jij wilde! Want is dat niet de geschikte wraak? Voor de prins en de prinses die jouw geliefde vrouw hebben laten sterven, lang lang geleden op een wereld hier ver vandaan?"
De kabouter begon te huilen.
"Maar ge beloofde mij! Ge beloofde mij! Niet de kinderen!" Snikte de grote oude man.
"Kinderen." zei Sillastium bedenkelijk, en hij gebaarde naar één van zijn ridders. De fee begon rustig de kamer rond te stappen, tot achter de pilaren.
"Toe nu, grote mislukking.” Zei de prins tegen Bolderik. “Je weet dat ik je nooit vertrouwde. Elke belofte die jij me ooit gemaakt hebt, heb ik gewantrouwd. Want Marragan heeft ons allemaal geleerd om nooit het woord van een verrader te vertrouwen. En welke reden had jij om mijn woord te vertrouwen? Bolderik, zelfs een naïeve kabouter als jij had beter moeten weten."
Bolderik keek de prins aan met een mengeling van woede en verdriet in zijn ogen.
"Wat dacht je dat we met dat kind gingen doen?" Vroeg de duistere prins. "Hem knuffelen? En daarna vredig in een wormgat gooien, op de hoop dat hij wel ergens op zijn pootjes terecht komt in een andere melkweg? Had dat kind zijn laatste dagen nog zielig moeten verder leven zonder zijn ouders? Er is niet eens genoeg tijd voor hem om ooit wraak te nemen! Wees blij dat we hem van zijn lot verlost hebben!"
Amia had haar gezicht in haar handen begraven en probeerde zo stil mogelijk te huilen. Maar toen voelde ze de koude punt van een hellebaard op haar schouder. Ze keek op naar het masker van de duistere ridder die naast haar stond. Nog voor ze kon weglopen, greep de ridder haar haren vast en trok hij haar vanachter de pilaar. Amia gilde.
"Nee!" zei Bolderik.
"En wat hebben we hier!" Riep Sillastium. "Nog een kind! Een kleintje! Waarom vertelde je ons niets, Bolderik?"
"Ze doet niemand kwaad!" Zei Bolderik. "Ze kan niets doen! Ze kan niet eens toveren!"
"Ze is grijs." Zei Sillastium. "Daarom voelde niemand haar aanwezigheid."
De ridder smeet de huilende Amia neer op de vloer voor de prins. Amia durfde niet te bewegen.
"Doe haar niets, Sillastium! Ik waarschuw u!" Riep Bolderik vanachter een rij van soldaten.
"Was dat Aberon's plan? Zet een spreuk op het paleis zodat de dood niet binnen kan. En stuur dan oer-feeën naar buiten om de scherven te gaan oprapen. Hoe zwak! "
Sillastium hurkte neer naast Amia en glimlachte naar haar. "Marragans plan is veel beter. Mijn zonen hebben een eed van stilte gezworen en dragen nu magische maskers waar zelfs de dood niet kan doorheen zien. Wanneer de dood komt om iedereens jaren op te tellen, zal hij hun gezichten en stem niet herkennen. Hij zal hen niet kunnen meenemen. Ze zijn als blinde vlekken in de ogen van het Oude Niets. Zo zullen zij overleven. Onze paleizen zijn helaas niet beschermd, dus het zal mij niet redden. Maar wel mijn kinderen. Dat is het verschil tussen het licht en de duisternis. Het licht moet altijd hun eigen schijn hoog houden. Zichzelf beschermen ten koste van hun kinderen. Wij doen het omgekeerd. Dat is waarom zij zullen uitsterven en wij zullen overleven. Je beseft het misschien niet, kind. Maar je ouders hadden je al verlaten nog voor ik hier binnenstapte."
Sillastium keek op naar Bolderik en zei: "Dit kind is al ten dode opgeschreven, kabouter. Ze is sterfelijk en kan niet toveren. We zouden haar enkel uit haar lijden verlossen. Wat is daar zo slecht aan? Waarom wil jij haar sparen? Om haar verder te martelen?"
“Wat maakt het u uit?” Zei Bolderik. “Ze is grijs. Ze is klein. Ze is te jong. Ze kan niet toveren. Ze zal niet lang leven. Ze kan jullie niets maken. Ze is geen gevaar. Laat haar leven!”
“Ze is grijs.” Zei Sillastium. “Maar jij bent ook aan de grijze kant, kabouter. En al heeft het je eeuwen geduurd om je krachten te verwerven, je kan ondertussen wel een aantal spreuken. Vidésurs heeft toch zeker de fout gemaakt van je te onderschatten.”
“Ik kan niets vergelijkbaar met de spreuken van feeën!” zei Bolderik. “En zij zal geen eeuwen leven. Ze is geen kabouter.”
“Misschien zal ze snel sterven.” Dacht Sillastium verder na. “Van honger. Of kou. Of puur verdriet. Maar de ramp, die zal ze overleven. Ik niet. Ze zal misschien nog langer overleven dan ik. Ze zal nooit een gevaar zijn voor mij. Zeker niet hier en nu. Maar wat als ze lang genoeg overleeft om mijn zonen te ontmoeten?”
“Dat zal niet gebeuren!” zei Bolderik.
“Mijn besluit staat vast.” zei Sillastium. Hij trok zijn zwaard.
Bolderik strompelde vooruit. De ridders hielden hem tegen. Bolderik negeerde de zwaardprikken in zijn benen en riep kwaad: “Sillastium, ik zweer dat als u haar nog maar durft te kwetsen dat ik u - en iedereen hier - vernietig!”
“Hoe dan, kabouter? Ga je ons één voor één oppeuzelen als rat? Ik atomizeer je in een enkele spreuk. Je maakt geen kans. Je maakt nog minder kans dan prinses Merkure.”
“De vleermuizen-” Begon Bolderik.
“Denk jij nog steeds dat jij de vleermuizen commandeert?!” lachte Sillastium. “Misschien waren ze vroeger jouw vrienden. Maar wie heeft ze de duistere kunsten geleerd? Jij of ik? Wie denk je dat ze naar zullen luisteren in het uur van de waarheid? Naar de prins die hen macht gaf, of naar een oude dwaas? De vleermuizen zijn van ons!”
“Ik…” stamelde Bolderik. “Ik zal… Ik zal jullie… Ik zal het krachtveld terug activeren! De kern draagt honderden oude feeën spreuken van onmetelijke kracht! Spreuken tegen de duisternis! Het paleis zal jullie doden!”
“Dat kan je niet!” Lachte Sillastium. “Ik had die mogelijkheid al lang op voorhand overwogen. Maar je hebt me zelf gezegd dat je dat niet kan doen. Je hebt het krachtveld vernietigd. Het is niet te herstellen. Dit paleis heeft voor altijd zijn kracht verloren. Het licht is weg.”
Bolderiks blik viel op de grond en hij werd somber. Hij verzette zich niet meer tegen de ridders.
“Dat klopt.” Zei de kabouter treurig. “Dat heb ik gezegd.”
“Goed.” zei Sillastium.
Hij legde de punt van zijn zwaard op de schouder van de snikkende, bevende Amia. Het voelde kouder aan dan de ruimte zelf.
“Dit zal snel zijn.” Zei hij met een grijns. Amia sloot haar ogen.
“Ik zei dat ik het niet kon.” Ratelde Bolderik verslagen verder. “Om jullie allemaal te doden. Zo veel levens.”
Bolderik slikte en leek iets te accepteren. Sillastium hief zijn zwaard op om te slaan. Dan vroeg Bolderik:
“Had Marragan jullie niet geleerd om nooit het woord van een verrader te vertrouwen?”
Sillastium stopte en keek Bolderik geschrokken aan. Bolderik hief zijn hand op, en knipte met zijn vingers. De echo klonk door het hele paleis. De bol op het altaar werd plots een explosie van licht. Elke muur, pilaar en vloer van het gebouw gloeide. Een rimpeling vloog door de lucht. Een bolvormige barrière van licht verscheen weer rond het paleis. De vleermuizen die aan de muren hingen, krijsten van de pijn en verdampten. Het leger op de binnenplaats ging in vlammen op. De soldaten in de gangen spatten uit elkaar. De ridders in de kelder werden weggevaagd. Sillastium schreeuwde. Het zwarte zwaard dat hij vasthield smolt in zijn handen. Zijn zilveren kroon explodeerde. Het vlees werd van zijn beenderen geblazen en zijn beenderen werden stof. Binnen de seconde was de hele kamer verlicht. En leeg. Er bleef geen enkel teken van de duistere feeën over. Enkel Amia en de kabouter waren er nog. Merkure en Sorre lagen verderop op de vloer. Er heerste een doodse stilte.
“Duistere dwazen.” bromde Bolderik zachtjes. Dan liep hij naar Amia en knielde hij voor haar neer.
“Oh Amia. Mijn kleine prinses. Het spijt me zo wat u overkomen is. Wat ge hebt moeten zien.”
“Bolderik…” Snikte Amia.
“Ge moet niet meer bang zijn! Ze zijn weg nu! Ze zijn weg! Ik heb ze allemaal weggetoverd. Het hele paleis is weer leeg. We zijn veilig.”
Amia knikte.
“Ge kunt hier niet blijven.” zei de kabouter. “Er is hier niemand die eten voor je kan toveren en er groeit niets zo hoog op de berg. Er zijn nog steeds duistere troepen in de vallei. Maar dat is oké. Ik weet een wormgat zijn die zij niet kennen. Vanaf daar kunnen we wegvluchten naar andere werelden die de feeën verlaten hebben. Ge kunt met me mee. Ga mee met mij. Ik zal u eten geven, want ik moet zelf ook eten. Ik zal u tonen waar ge eten vindt. En waar ge kunt slapen. Ge zult zo veel mooie dingen zien. Ge zult grote dieren, trollen en draken ontmoeten. Ge zult veilig zijn bij mij. Ga met me mee!”
“Bolderik. Jij hebt ze geholpen…” Snikte Amia. “Jij hebt ze binnengelaten.”
Bolderik keek op naar Amia’s moeder en broer die verderop lagen. Wanhoop in zijn ogen.
“Dat is waar, Amia. Maar ik wou niet dat ze…” Bolderik zocht zijn woorden. Dan zei hij: “We moeten vrienden blijven Amia. We zijn twee grijze wezens in een magische kosmos vol licht en duisternis. We moeten voor elkaar zorgen.”
“Nee!” Riep Amia. “Wij zijn geen vrienden! Jij hebt ze vermoord! Mijn mama…”
“Amia, we moeten-”
“Neeeee!” gilde Amia. “Nooit! Nooit zal ik met je mee gaan!”
“Als ge hier blijft, in dit paleis, zult ge sterven. Amia.” zei de kabouter na een korte stilte.
Amia’s tranen stopten. Ze dacht na.
"Ik kan niet sterven in het paleis." zei ze dan. "Toch? Want de dood kan niet door het krachtveld. Daar hebben mama en papa voor gezorgd."
Bolderik schudde zijn hoofd en zei: "Dat is maar een truc, Amia. Ge kunt hier overleven maar als ge dat doet, kunt ge nooit meer weg. De dood is geduldig en zal u opwachten buiten het krachtveld. Als ge hier blijft zonder te eten en te slapen, dan zal de dood het weten. Tenzij als ge een speciaal duister masker draagt, zult ge sterven op het moment dat ge naar buiten stapt. Enkel als ge nu naar buiten gaat terwijl ge nog echt leeft, en blijft leven zonder magie. Enkel dan kunt ge echt leven."
"Je liegt. Ik kan ook hier binnen leven. Voor eeuwig."
"Ondood is niet levend, Amia." zei de kabouter.
"Ik ben liever ondood." Zei Amia. “Ik sterf liever dan met jou mee te gaan.”
Bolderik werd stil. Hij stond op. Stapte een paar doelloze passen door de kamer en dacht na. Dan zei hij: “Ge hebt gelijk. Na al dat ik gedaan heb, is dat wat ik verdien. Ik ben een schurk. Ik heb geen enkele vriend over, die ik niet verraden heb…”
Amia bleef verslagen op de keldervloer zitten. Na een tijdje zei Bolderik: “Maar gij verdient beter. Daarom moet ik dit doen. Het spijt me.”
Amia kon het niet ontwijken. Bolderik draaide zich plots om en sprak een spreuk uit die Amia onmiddellijk versteende. Bolderik was nu alleen in de kamer, met een klein standbeeld van Amia dat naast hem zat.
“Het spijt me, kleine Amia.” zei de kabouter. “Ge hebt gelijk. Ge kunt niet mee met mij. Gij zijt een fee. Een fee van licht, al kunt ge niet toveren. Ik moet u hier laten. Maar ik kan u ook niet laten sterven. En ik kan u zeker niet ondood maken. Een levend lijk zijn zoals uw ouders waren, dat is geen leven. Geen écht leven. Uw ouders kozen er voor maar ze kozen verkeerd."
Amia's treurige standbeeld zei niets meer.
"Er gaat een grote ramp gebeuren dus ge zult heel lang moeten wachten. De wereld zal vergaan en misschien, met wat geluk, zullen er nog steeds feeën bestaan na de grote stilte. Die feeën zullen ooit hun oude paleizen opzoeken van voor de ramp. En dan zullen ze u vinden, dan kunnen ze mijn betovering verbreken en u terug tot leven wekken. Enkel feeën van licht zullen in het paleis geraken, want het krachtveld zal blijven. Zij zullen voor u kunnen zorgen. Niet nu, maar later. Jaren later. Misschien eeuwen later. Misschien wanneer ik er niet meer ben. De feeën van de verre toekomst… En met hun hulp, zult ge echt kunnen leven. Leven als een levende ziel. Niet als een lijk.”
De kabouter stapte de kamer uit.
“Het spijt me, Amia.” zei hij nog eens.
Enkele vleermuizen fladderden nog verward rond buiten het krachtveld. Toen ze de kabouter naarbuiten zagen stappen vol bloed en vuil, vlogen ze weg. Naar de menhir die in stilte boven de bergtop bleef zweven. Met een gebogen hoofd stapte Bolderik de vele lijken voorbij. Hij stapte door de magische barrière en liet het paleis achter zich. Duistere ogen in het dal zagen vanop de torens van de forten een zwaluw van de bergtop wegvliegen. Maar de vogel was te snel om te volgen. Het dook de bossen in en werd pas aan de andere kant van het dal opnieuw gezien. Daar verdween het in een grot.
Amia zat stil. Versteend. Ze voelde niets meer. Ze dacht niets meer. Ze bleef in de kelder. Ze zag de dood niet toen hij in een ononderhandelbare woede door de vallei raasde, en alle andere feeën met zich mee nam. Ze voelde het zonlicht niet toen voor het eerst na jaren de zon plots weer opkwam, om diezelfde avond nog weer onder te gaan. Ze zag de dans van dag en nacht niet die de nieuwe norm werd in een wereld zonder toverkracht. Ze zag ook de winters en de zomers niet. Ze zag zelfs de planten niet groeien. Ook niet toen ze de standbeelden van haar voorouders begonnen te overwoekeren, en de klimop er na jaren met een sterke greep de hoofden van af brak. Ze zwom nooit in het water dat krachtiger dan ooit uit de bergen stroomde en rivieren in het dal vormde die doorheen de eeuwen over het landschap dansten in bochten en meanders. Ze hoorde de rotsen niet afbrokkelen van de grote bergen, onder het gewicht van het ijs en de regen. Ze had het niet koud, al slok een gletsjer de bergtop op met paleis en al. Ze bleef stil zitten. Voor jaren, voor eeuwen, voor millennia. Onder het paleis, onder het krachtveld, onder het ijs, onder de zon van de dag en de sterren van de nacht en alle andere hemellichamen die om haar heen kolkten in de meedogenloze stroom van de tijd.
De tuinen werden een wildernis en in die wildernis woonde niemand meer. In de forten lagen enkel nog de lijken van de gevallen feeën, die eeuwen geleden al verteerd waren door de wormen. En de wormen gaven het door aan de mieren, de mieren aan de kevers, de kevers aan de vliegen en de vliegen aan de spinnen. Het is moeilijk te zeggen wat ze precies door gaven. Een vreemde soort muziek die was achtergebleven. Iets waar de wormen over droomden. Iets waar de insecten over begonnen te praten. Iets waar de spinnen over zongen. Een lang lied dat de dieren zongen in afwachting tot hun eerste toverspreuk.
#schrijven#schrijfsel#schrijversvantumblr#nederlands#vlaams#verhaal#kabouter#elfje#fee#feeën#toveren#sprookje#sprookjes#tuinen#magie#duister#fantasie
1 note
·
View note
Text
Ik geloof in goed bedacht
Ik begrijp niets van het leven Ik heb de wijsheid niet in pacht Ik ben in denken niet bedreven Maar ik geloof in verbeeldingskracht De waarheid is mij om het even ‘t is altijd anders dan je dacht Ik heb wat echt is opgegeven Ik geloof in goed bedacht
Er is in al die schoollokalen Echt van alles mij geleerd Van wiskunde tot röntgenstralen Het heeft me nooit geïnteresseerd Al trekken de feiten volle zalen Ze hebben mij nooit iets gebracht Ik wil leven, adem halen Ik geloof in goed bedacht
Ik geloof in goed bedacht, ik geloof in goed bedacht Ik gun anderen de wetenschap Maar ik geloof in goed bedacht
Mensen willen feiten weten Wie dat niet doet die is verdacht Maar ik geloof in de poëten In de verbeelding aan de macht Voor mij zijn feiten een gegeven Niet iets waarom je huilt of lacht Ik wil Tolstoj, geef mij Reve Ik geloof in goed bedacht
Ik geloof in goed bedacht, Ik geloof in goed bedacht Ik gun anderen de zekerheid Maar ik geloof in goed bedacht
Ik vind dat fictie geen bezwaar is Als het om de waarheid gaat Ik ben geen duffe secretaris Geen suffe technocraat Geen doodgeboren archivaris Ik geloof in toverkracht Dat wat bedacht is vaak ook waar is Ik geloof in goed bedacht
~ Jeroen van Merwijk
#jeroen van merwijk#van merwijk#ik geloof in goed bedacht#ik geloof#goed bedacht#geloof#liedtekst#tekst#lied#wow#wauw#prachtig#<3
1 note
·
View note
Text
Het Huis van Hiele: Hugo Broos.
Het Huis van Hiele, dat zijn acht zomerse gesprekken met bekende smaakmakers in het vissershuis van Willem Hiele in Oostduinkerke. Slow food meets slow journalism. Het Huis van Hiele verschijnt elke zaterdag van juli en augustus in Zomeruur, de zomerbijlage van De Morgen. (Foto’s: Bob Van Mol en Wouter Van Vooren)
Na de 'mirakelzege' van Kameroen op de Afrika Cup geniet voetbaltrainer Hugo Broos (65) een absolute heldenstatus. Inclusief massahysterie, huwelijksaanzoeken en presidentiële gunsten. Zoete wraak na al die jaren dat geen team hem nog wou. “Afrika heeft mij voorgoed veranderd.”
Hij is twintig minuten te laat. Even vermoeden we dat Hugo Broos de Kameroense à l'aise-mentaliteit heeft omarmd. Maar zijn vertraging blijkt het gevolg van de gps, die de wat verscholen, idyllische locatie van Willem Hieles restaurant aan de kust maar moeilijk vindt. “Dat ding sloeg tilt. Ik zat al bijna in de duinen”, klinkt het eerder sakkerend dan verontschuldigend bij aankomst. “De ingebouwde gps is net als mijn wagen twaalf jaar oud. Maar zolang hij rijdt vind ik het te stom om een nieuwe te kopen.”
Een andere voetbaltrainer zou zichzelf eens goed in de watten hebben gelegd na de Afrika Cup. Onder het motto: een mens boekt niet elke dag een historische overwinning. Want dat was het, begin februari. Broos en 'zijn' Kameroens nationaal elftal stuntten toen op het Afrikaanse landentoernooi.
Niemand die vooraf veel rekening hield met Kameroen. Ooit domineerden de 'Ontembare Leeuwen' het Afrikaanse voetbal, maar het was al meer dan tien jaar geleden dat ze hun bijnaam nog enige eer aandeden.Van trainer Hugo Broos werd zo mogelijk nog minder verwacht. Bij zijn aanstelling noemde de lokale pers hem een stoffige loser die zo dom was om de grootste namen uit het team te schrappen.
Vandaag staat die “loser” maar mooi in de geschiedenisboeken, als eerste Belgische trainer die ooit de Afrika Cup binnenhaalde. Meer zelfs: als eerste Belgische trainer die sinds een eeuw tout court de hoofdprijs wegkaapte op een internationaal voetbaltornooi (voor de quizfreaks: de laatste was Raoul Daufresne de la Chevalerie in 1920, met de Belgische ploeg op de Olympische Spelen in Antwerpen).
Kameroen werd gek, Broos werd uitgeroepen tot held van de natie. Van het volk kreeg hij de bijnaam 'de witte magiër', van de president de titel van ridder. “Het was waanzinnig”, vertelt Broos terwijl gastvrouw Shannah hem een glas droge witte wijn inschenkt. “Op de avond van de Afrika Cup hebben de autoriteiten van Yaoundé op een bepaald moment alle straatlichten in het centrum gedoofd. Zodat het volk wel naar huis moést gaan. Anders hadden die gewoon zes weken door gefeest.” En de trainer zelf? Die vierde de zege gewoon met een fris koud pintje. “Meer moet dat voor mij niet zijn.”
Kan u vandaag in Kameroen nog ongestoord over straat?
Broos: “Nee, dat is er niet meer bij. Als iemand je in de smiezen krijgt, staat er binnen de kortste keren dertig man met zijn gsm rond je. 'Selfie, coach?' Ik dacht dat ik na de kwartfinale met België op het WK '86 wel iets gewoon was. Niet dus. De inkomhal van mijn hotel in Yaoundé stond in de weken na de Africa Cup elke dag vol supporters. Toen ik naar het presidentieel paleis moest voor de titel van chevalier kreeg ik zelfs een politie-escorte. Zoiets streelt de ijdelheid natuurlijk. Maar na een paar dagen ben ik naar de bondsvoorzitter gestapt: geef mij nu een vliegticket naar België. De gekte werd me teveel.”
Klopt het dat u bestookt werd met huwelijksaanzoeken van Kameroense vrouwen?
“Er waren er toch een stuk of vijf. Drie in de euforie van het moment, twee serieuze. Een Senegalese zangeres solliciteerde zelfs open en bloot in een lokale krant naar mijn hand. Ze vond mij een goede partij omdat ik koppig mijn eigen ding deed. Een publiciteitsstunt dacht ik. Het bleek bittere ernst. Ik heb ze wijselijk afgewezen. Ik denk niet dat ik een tweede vrouw aan mijn echtgenote verkocht zou krijgen.” (lacht)
Kameroen kon sinds 2002 geen Africa Cup meer winnen. Wat is uw geheime wapen?
“Als bondscoach moet je vooral een vaderfiguur zijn. Een luisterend oor als het kan, streng als het moet. Voetballen kunnen ze al. Een nationaal elftal verzamelt de beste spelers van het land. Maar je moet ervoor zorgen dat die mannen door het vuur gaan voor jou. Ik mag wel zeggen dat ik daar in ben geslaagd.”
Hoe hebt u dat voor elkaar gekregen? Bij uw aanstelling reageerde men op zijn zachtst gezegd nog sceptisch. Sommige spelers weigerden zelfs mee te doen.
“Simpel: mijn regels gelden voor iedereen. Dat was nieuw voor hen. Onder de vorige bondscoaches mochten sommige vedetten pas twee dagen voor de wedstrijd op training verschijnen. Die spelers zagen het nationale team als Club Med, een leuk uitstapje tegenover de strakke discipline bij hun Europese clubs. Ik zei dan: als het zo zit, moeten ze helemaal niet meer komen. Dat waardeerden de anderen. Die waren gefrustreerd dat sommige toppers altijd werden voorgetrokken. En deden daarom ook minder hun best.”
Het schrappen van die vedetten viel niet bij iedereen in goede aarde.
“Het was een groot schandaal. Aan de habitués raak je niet. De pers in Kameroen heeft mij eerst nog onder druk proberen zetten om iemand als Samuel Eto'o terug te halen. Een wereldster, maar die ging zelf tegen mijn voorganger zeggen hoe de ploeg moest spelen. Sorry, dat pakt nu niet meer. Samen met mijn Belgische assistent Sven ben ik bijna een volledig nieuwe ploeg beginnen samenstellen.”
Hoe begin je daaraan?
“Google. Zoeken op 'Kameroense voetballer'. Jullie lachen, maar we kenden al die spelers niet. Daarna gingen we kijken. Nu hebben we een vijvertje van zo'n vijftig spelers waaruit we kunnen vissen. Op zo'n acht na zijn het allemaal nieuwe namen in vergelijking met vroeger.”
Wat hebben deze spelers dan dat de vorige selectie niet had?
“Snelheid. Daar draait het moderne voetbal om. Vroeger was dat kracht, uithouding. Aan dat idee is Kameroen lang blijven vasthouden: spelers moeten beren van venten zijn. Maar als je niet aan de bal geraakt omdat de tegenstander sneller is, heb je niks aan het feit dat je hard kan trappen of lang op het veld kunt staan.”
Was de zege op de Africa Cup een lucky shot? Bij de Confederations Cup in Rusland lag Kameroen er al na één ronde uit.
“Als je tegen de Zuid-Amerikaanse kampioen en de Wereldkampioen moet spelen, weet je vooraf al dat het moeilijk wordt. Tegen Chili en Duitsland komt er toch nog een kwaliteitsverschil boven. Logisch want je bent een jonge ploeg aan het uitbouwen. Maar in Kameroen vinden ze zo'n uitspraak een zware belediging. Het land mocht dan al jaren geen succes meer hebben geboekt, het idee van 'wij zijn de besten' is gebleven. Kameroenezen rakelen voortdurend hoogtepunten van weleer op. 'Ja maar, in 1996 hebben we die en die wel met 4-0 van het veld gemaaid.' Ik probeer dan uit te leggen dat het voetbal is geëvolueerd, en als ze in de toekomst meewillen met Europa dat ze ook moeten evolueren. Hebben ze geen oren naar. 'Oui oui, coach, mais en quatre-vingt six...'
Ai, de witte magiër is zijn toverkracht al kwijt.
“(lacht) Zo erg is het nog niet. Op zo'n Afrika Cup kun je gelukkig wel even teren.”
Hij steekt nog snel een licht gegaarde kokkel naar binnen voor Shannah het voorgerecht afruimt. “Met al dat gebabbel moet ik zien dat ik hier niet vergeet te eten.” Een interview met een voetballer of coach is altijd een beetje een risico. Te goed getraind in het geven van ontwijkende of cliché antwoorden. Broos is een welgekomen uitzondering. Zo stug hij op het veld lijkt, zo ongeremd en ongedwongen is hij als tafelgast. Niet het type dat elk woord wikt en weegt. Wel integendeel: het hart op de tong. Ook wanneer het over de minder feestelijke periodes in zijn leven gaat. Zoals de jaren voor Kameroen, toen hij werkloos thuis zijn nagels zat op te vreten. Na passages bij onder meer Club Brugge, Anderlecht, Genk, Moeskroen en Zulte Waregem kwam hij in 2011 als trainer plots nog amper aan de bak. “Verschrikkelijk”, zegt hij daarover. “In de zomer kon ik nog op mijn fiets springen. Maar in de winter als het regende liep ik de muren op. Ik geef het je op een briefje: eenmaal je krant uit is, duurt zo'n dag lang. Voor mijn vrouw was dat evenmin plezant. Ze was het gewend dat ik voortdurend weg en bezig was, en plots zat ik daar dag in dag uit in de zetel. “Elke keer dat er ergens een trainer vertrok zat ik naast die telefoon te wachten. Maar er kwam niks. Ik raakte daar enorm gefrustreerd door. Van de ene op de andere dag tel je niet meer mee. Alsof ik plots niets meer waard was. Ik had toch al één en ander bewezen?”
Was u te duur geworden?
“Dat verhaal deed de ronde. Terwijl ik ook wel besef dat je bij een club als pakweg Beveren niet hetzelfde verdient als bij Club Brugge of Anderlecht. Maar als er zelfs geen ploeg interesse toont, kom je niet aan onderhandelen toe. Een ander fout gerucht was dat ik te ouderwets trainde. Ik werk ook met hartslagmeters en periodisering.”
Heeft uw koppige reputatie u ook parten gespeeld?
“Ik zie dat persoonlijk eerder als een kwaliteit.”
Clubs zien dat mogelijk anders. U zei recent nog: 'Je kan als trainer beter ontslagen worden met je eigen ideeën dan met die van anderen.' Vindt u dat de trainers van tegenwoordig zich te slaafs schikken naar de wensen van hun bestuur?
“Trainers moeten meer op hun strepen staan. Met mij zullen ze niet zo sollen als met sommige anderen. In Algerije heeft het bestuur mij één keer een papiertje gegeven met de ploeg die moest spelen. Ik heb nog één match gedaan, met de ploeg van mijn keuze. We wonnen, maar daarna heb ik gezegd: 'salut, want dit pik ik niet'.”
Waarom wilt iedereen toch zo graag voetbaltrainer worden? Tegenover de stevige pree staat wel dat je voortdurend kritiek en inmenging moet slikken, en na een paar slechte matchen al riskeert om zonder pardon bij het groot huisvuil gezet te worden.
“Daarom ben ik content dat ik in de winter van mijn carrière zit. Als je ziet wat er nu allemaal met trainers gebeurt: dat is niet meer correct. Toen de telefoontjes uitbleven ben ik uiteindelijk zelf maar sollicitatiebrieven beginnen sturen. Geen enkele club die zelfs het fatsoen had om te antwoorden. Zelfs geen standaardbriefje. Dat kwam hard aan. Gaat het er dan echt zo koud aan toe in het Belgisch voetbal?”
Maar waarom dan toch blijven hengelen naar een nieuwe trainersjob? U had eenmaal de zestig voorbij ook gewoon van het leven kunnen genieten.
“Sonja (zijn vrouw, kvdp/ss) heeft het me wel tien keer gezegd terwijl ik daar naast die telefoon zat te wachten. 'Zijt gij zot? We gaan er geen boterham minder om moeten eten.' Ze had gelijk. Maar ik sta gewoon graag op dat veld. Met die mannen bezig zijn, een tactiek uitstippelen en dan zien dat die aanslaat. Dan voel ik me nuttig. En gelukkig. Bovendien wilde ik mijn carrière eervol eindigen. Gewoon in stilte doodbloeden: daar ben ik te ambitieus voor.”
Michel Preud'homme is met Club Brugge één keer kampioen geworden, u twee keer. En toch is de kans groot dat Preud'homme als trainer een prominentere plaats zal krijgen in de geschiedenisboeken van Club Brugge dan u, omdat er rond hem - ook door Preud'homme zelf - een hele personencultus is gecreëerd. Steekt dat?
“Preud'homme wordt ongelofelijk terecht in de bloemen gezet. Maar ergens is er wel een stemmetje in mijn hoofd dat zegt: 'Tiens ik heb hetzelfde gedaan'. In die zes jaar dat ik daar trainer geweest, hebben we twee keer de Beker gepakt, twee keer kampioen gespeeld, drie of vier Supercups gewonnen, de halve finale in de Europabeker gehaald. Waarom werd dat toen niet met evenveel applaus onthaald?”
Omdat u het imago meesleept van een wat saaie, kleurloze coach?
“Er heeft ooit iemand tegen mij gezegd: je relativeert de zaken teveel, dat pakt niet goed in de wereld van het voetbal.”
Misschien had u zich als trainer wat excentrieker moeten opstellen? Af en toe eens wat journalisten afblaffen, met flesjes gooien en naar de tribunes verbannen worden. Dat schijnt respect af te dwingen.
“Ik ben zo niet. Ik ga ook niet elke match met een geel sjaaltje op de bank zitten. Hoe Georges Leekens zichzelf altijd heeft verkocht: ik ben daar jaloers op. Ik laat altijd meteen zien en voelen hoe ik over de zaken denk. Er zijn in mijn carrière momenten geweest dat ik dat beter niet had gedaan. Maar dat heb ik aan mezelf te wijten. Ik kan niet faken. Zo zou ik liever wat socialer zijn. Veel mensen denken dat ik arrogant ben. Ik voel me absoluut niet beter dan een ander, ik heb gewoon heel veel moeite met small talk. Mijn vrouw praat meteen tegen jan en alleman. Terwijl ik eerst de kat uit de boom kijk. Niet argwanend. Afwachtend.”
Was winst in de Africa Cup revanche voor u?
“Ja, voor een stuk wel.”
Naar wie hebt u allemaal een mentale middelvinger opgestoken?
“Naar iedereen die de afgelopen jaren deed alsof ik niet meer bestond. Jullie wilden me niet meer bezien? Wel, kijk nu.”
Brede smile als het volgende gerecht voor zijn neus wordt gezet: een Belgisch gatje, gemarineerd in citrus en olie. Zijn slanke lijn blijkt bedrieglijk. Broos gaat graag op restaurant. Maar een echte gastronomische durfal kun je hem moeilijk noemen. De Kameroense keuken? Daar waagt hij zich niet aan. “En een darminfectie oplopen zeker? Nee bedankt. Als ik daar op restaurant ga, ga ik naar de Italiaan. Er is ook een hele goede Turk.” Voor hij tekende bij Kameroen had hij nog nooit een voet in zwart Afrika gezet. “Een cultuurschok. Met niks te vergelijken.”
De acteur Lucas Van den Eynde, die jaren geleden zes maanden in Zimbabwe verbleef voor de opnames van de tv-reeks Congo, zei nadien: 'Afrika blijft in je ziel zitten.'
“Hij heeft gelijk, dat voel ik nu al. Afrika kruipt onder je huid, maakt een andere mens van u. Dat voelde ik vanaf het eerste moment. Mensen lachen daar veel meer, zelfs al leven ze in miserie. Dat werkt aanstekelijk. In het Westen ergeren we ons zo snel. In het begin werd ik gek als iedereen daar weer eens te laat op een vergadering lachend arriveerde. 'Ah coach, ça va?' 'Ca va?! Ik zit hier godverdomme al een half uur te wachten.' 'Maar coach, we zijn hier toch, wat is het probleem?' Na een tijdje besefte ik dat ze gelijk hadden: ik was de enige die geïrriteerd als een opgejaagde hond rondliep. Je leeft daar gemakkelijker. Zorgelozer.”
Waarom woont u als bondscoach van Kameroen dan in Jabbeke?
“Hoe geweldig ik de mensen er ook vind, in Yaoundé wonen is niet te doen. Te druk, te anders. Mijn vrouw is na lang aandringen eens een week mee geweest. Ze kwam meteen tot de constatatie dat ze daar nooit zou kunnen leven. Die kan daar niks doen. De winkels zijn daar niet zoals hier. Als we spelen in Kameroen vlieg ik een dag of tien voordien naar daar, en ik blijf tot drie dagen na de match. Dan ben ik toch stiekem blij dat ik terug op de vlieger kan stappen. Mijn vrouw ging wel mee toen ik Panserraikos in Griekenland coachte. We woonden daar in een klein stadje met restaurantjes, terrasjes, winkeltjes. In een heel gewoon huis, maar mijn vrouw kon er te voet naar het centrum. De kinderen woonden al alleen en kwamen af en toe bij ons op vakantie. Familiaal was ik daar het gelukkigst.”
En professioneel?
“Nu. Bij Kameroen.”
Nochtans hekelde u al verschillende keren het totale gebrek aan professionalisme in Kameroen: de spelersbussen zijn vaak defect, het gras op de oefenvelden staat soms kniehoog, de ploegdokters moeten zelf hun medicijnen en verbanden financieren, de spelers krijgen in hun hotel geen eten omdat de bond het hotel in kwestie is vergeten te betalen,...
“Vergeten?! (trekt een bedenkelijk gezicht) Ze hadden gewoon niet betaald. We moesten die middag een oefenwedstrijd spelen tegen Guinée in Brussel (in maart, kvdp/ss) en zaten al klaar voor de lunch. Maar het buffet bleef leeg. Ik wou al gaan klagen toen de hotelmanager naar mij toe kwam. Heel gênant. De Kameroense voetbalbond heeft mij dat ongelofelijk kwalijk genomen, dat ik die historie in de pers heb aangeklaagd. Ik had hen 'vernederd'. Een week na die match kreeg ik thuis in België een brief van de eerste minister van Kameroen. Ik moest in Yaoundé komen getuigen op het officiële onderzoek over de kwestie, op het ministerie van Sport. Een ongezien tafereel. Iedereen van de ploeg zat daar verzameld, van de persverantwoordelijke tot de kinesist, maar ook de minister van Sport zelf, de secretaris-generaal van de voetbalbond, de afgevaardigde van de premier én de afgevaardigde van de president. Het resultaat van dat tribunaal was het ontslag van de coördinator die voor de betalingen instond. En de boekhouder is naar verluidt gedetacheerd naar een bureautje waar niemand hem ooit nog terugvindt. Als ik intern van mijn oren had gemaakt was dat potje gewoon gedicht. Maar omdat ik naar de pers was gestapt, was het een groot schandaal en stond iedereen in rep en roer.”
Voor hetzelfde geld was u zelf ontslagen.
“Ik ben geen dommerik. Als ik de Afrika Cup niet had gewonnen, had ik dat niet gedaan. Want dan hadden ze mij afgemaakt. Maar nu durfde niemand aan mij raken. Want dan hadden ze heel het land tegen zich. Door de Afrika Cup had ik plots macht. Ik ben nu zes maanden gerust. Maar het is een kwestie van tijd voor er nog zo'n stoot gebeurt. Ik kan intussen een boek vullen met dergelijke verhalen.”
Voor het hele boek hebben we te weinig tijd. Wat is zo het vreemdste dat u er al hebt meegemaakt?
“Misschien toch die keer dat we een belangrijke match tegen Gabon moesten spelen, en de kok de avond ervoor zei dat hij geen rijst meer mocht serveren. Orders van hogerhand. Het duurde even voor ik het door had, maar blijkbaar had de medicijnman, de marabou, gezegd dat rijst ongeluk zou brengen. Ik heb toen geëist dat we rijst gingen eten zoals elke andere dag. Gelukkig hebben we die wedstrijd gewonnen. Daarna had niemand het nog over de marabou. Maar als je daar in mee gaat, en je wint, is het de volgende keer spaghetti dat van het menu wordt geschrapt. Maar ik wil niet veralgemenen. Vijftien jaar geleden waren er nog veel verhalen over medicijnmannen die kleedkamers van de tegenstanders gingen betoveren, nu komt zoiets niet of bijna niet meer voor. Het gaat de goede richting uit met de professionaliteit. De Afrika Cup was bijvoorbeeld perfect georganiseerd.”
Maar er waren wel problemen met de premies achteraf.
“(enigszins verveeld) De bonus voor de ploeg die de voorzitter eerst noemde lag niet alleen lager dan ons voorstel, we kregen de kans niet eens om erop te reageren. Pas toen ik naar de pers stapte bougeerde er plots wel iets. Als een Belgische ploeg morgen de finale haalt op een Europees toernooi krijgen ze volgens mij zo'n 300.000 euro, wij kregen uiteindelijk nog niet de helft om te winnen op de Afrika Cup. Bon, dat blijft nog altijd veel geld, maar in vergelijking met de Europese sommen is het peanuts.”
Er zit een systeem in, hoe je de Kameroenese voetbalbond in gang moet krijgen: naar de pers stappen.
“Je moet blijkbaar iets doen waardoor iedereen verschiet. De Afrika Cup heeft mij -althans tijdelijk- een zekere macht bezorgd.”
Politieke macht ook.
“Onrechtstreeks ja. Voetbal is daar politiek. Voor elke wedstrijd komt de minister van Sport speechen. Het Kameroens elftal is bezit van de staat, zegt hij dan. Ik ben als trainer ook verkozen. Uit alle sollicitaties maken de voorzitter van de Fédération Camerounaise de Football en de minister van Sport een shortlist met vijf namen en daarmee trekken ze naar de president.”
U bent gekozen door de president van Kameroen himself?
“Ja, wellicht net omdat ik totaal geen band had met Kameroen. Zodat ik minder vatbaar zou zijn voor corruptie, in tegenstelling tot sommige voorgangers. Het is al gebeurd dat clubmanagers bellen met de vraag of ik tegen een procentje die of die Kameroense speler niet wil opstellen in het nationale elftal? Want dat staat goed als de club hem wilt verkopen. 'U hebt wellicht het foute nummer gedraaid', is dan mijn antwoord. Na de Afrika Cup zei de president tegen mij: ça va reunir le pays. Ze hebben in Kameroen ongeveer hetzelfde probleem als in België, alleen zijn het daar Engelstaligen en Franstaligen die met elkaar in de clinch liggen. Maar voetbal lijmt alles.”
Gelooft u dat echt? Dat was ook de hoop met de Rode Duivels, maar het effect lijkt eerder van korte duur.
“Ik kan alleen dit zeggen: voor de Afrika Cup waren er grote problemen in het zuidoosten van Kameroen, rellen met Engelstaligen. De finale was gewonnen en alles was weer rustig. Goed mogelijk dat het binnen zes maanden opnieuw bagarre is. Maar op dat moment leek het te helpen.”
U zorgt dus mee voor het bewaren van de vrede?
“Zo kan je het een beetje stellen, ja.” (lacht)
Met een grote grijns serveert chef Willem Hiele zijn asperges uit de tuin. Met paarse koppen. Een persoonlijk eerbetoon aan kampioen Sporting Anderlecht. De kok bedoelt het goed, want hij weet dat Broos lang bij de Brusselse titelhouder heeft gespeeld, sinds zijn achttiende twaalf jaar om precies te zijn, én dat hij de club daarna nog heeft gecoacht. Wat Hiele niet weet, is dat het huwelijk nogal lelijk is geëindigd. Sinds Broos in 2005 bij Anderlecht aan de deur werd gezet, vertikt hij het om nog een match van paars-wit te bekijken. Ook de asperges lijken maar moeizaam binnen te gaan.
Verbittering is niet gezond, meneer Broos.
“Da's mijn slecht kantje. Als je mij verraadt, is het voor mij voor altijd gedaan. En dat is hier gebeurd. Ze hebben mij laten doodbloeden.”
Wat verwijt u Anderlecht eigenlijk? U weet toch ook: vallen de resultaten tegen, dan moet de coach gaan. En de resultaten viélen tegen in 2005.
“(windt zich op) Het gaat er mij niet om dat ze mij aan de deur hebben gezet. Ik voelde de bui ook wel hangen. Maar het is de manier waarop. Weet je hoe ik mijn ontslag te horen heb gekregen? Het was de dag na de 0-0 tegen Gent. Supporters waren toen zo agressief dat ik via een ondergrondse parking met een andere wagen ben weggereden. Ik wist: dit is het einde. Maar de dag nadien op training werd er niks gezegd. Maar op weg naar huis krijg ik telefoon van een journalist van Het Nieuwsblad die duidelijk had vernomen dat ik mijn C4 zou krijgen. Terwijl ik nog van niks wist. Ik heb meteen naar Van Holsbeeck (de sportief manager van Anderlecht, kvdp/ss) gebeld. 'Herman, moet ik in Brussel blijven of moet ik naar huis rijden?' 'Wacht Hugo, ik bel u meteen terug.' Drie kwartier heb ik daar als een sukkelaar staan wachten op een parking naast de weg, tot Herman mij terugbelde om te zeggen dat ik in Anderlecht mijn ontslagbrief kon komen tekenen. Is dat de dank voor iemand die twaalf jaar als speler het beste van zich heeft gegeven bij de club?
Maar twaalf jaar is wel een heel lange tijd om kwaad te blijven.
“ (op dreef) Toen Jestrovic en Zetterberg zich tegen mij keerden heeft het bestuur koudweg de kant van de spelers gekozen. Ik werd afgemaakt in de pers, en niemand kwam tussenbeide. Als ik dan zie dat ze later wél een persconferentie organiseren om Franky Vercauteren als trainer openlijk te steunen, doet dat pijn.”
Wat moet er gezegd worden om u met Anderlecht te verzoenen?
“Pas op, ik zeg vriendelijk goedendag als ik voorzitter Roger Vanden Stock tegenkom. Maar verteren zal het nooit. Omdat ik er zo van overtuigd was dat men mij respecteerde. Ik was misschien maar een gematigd begaafd speler. Geen ster zoals een Rensenbrink of een Vercauteren. Maar weinigen kunnen zeggen dat ze twaalf jaar titularis zijn geweest bij de club en zo weinig matchen hebben gemist.”
Horen we daar een zweem van jaloezie?
“Absoluut niet. Ik verdiende goed mijn brood, en speelde wel elke week mee met de beste ploeg van het land. Ik wist van mezelf dat ik geen stervoetballer was. Maar als voorstopper kon ik als geen ander iemand uit de match houden. Voor mij was dat genoeg.”
Zijn vrienden noemen hem Hug. Engels voor knuffel. “Dat treft, want ik ben zelf een knuffelaar. Mijn vrouw lacht daar soms mee: 'zijt ge daar nu weer?' Maar ik ben zo opgevoed. Ik heb mijn ouders ook veel zien kussen en knuffelen.” Zestien was hij toen zijn vader overleed. Zijn vader, rijkswachter van beroep, was vijftig. Veel te jong. “Toen hij 's ochtends na een nachtshift naar huis fietste raakte hij in ademnood. De dokter heeft hij nooit gehaald. Hartaderbreuk.” Het echte gemis is pas later gekomen, zegt hij. Bij de grote beslissingen in zijn leven. Toen de voorzitter van Anderlecht aan de deur stond bijvoorbeeld, op zijn achttien. “Ik kon 1250 frank verdienden per maand. Gelukkig zat mijn schoonbroer mee aan tafel. Die vroeg in mijn plaats 100.000 frank op mijn spaarboekje te storten als ik tien matchen bij het A-team had gespeeld. Een pak centen toen. Met dat geld ben ik getrouwd.” Maar zelfs nu nog, zegt de trainer, zou hij nog advies van zijn vader kunnen gebruiken. Want opnieuw dringt een belangrijke keuze zich op: blijft hij bij Kameroen of is het tijd voor iets nieuw?
De vraag is: kan u met Kameroen nog iets hoger bereiken dan de Afrika Cup?
“Nee, want wereldkampioen zit er volgens mij nog niet meteen in. Ik ga geen vijf jaar trainer meer zijn. Nog genoeg energie, dat wel, maar ik vind niet dat je op je zeventigste nog op de bank moet zitten. Ofwel wordt mijn contract verlengd tot 2019 en wordt Kameroen het eindstation. Ofwel komt er nu een offer I can't refuse. Er zijn al aanbiedingen geweest, maar waarom zou ik Kameroen voor pakweg Zuid-Afrika verlaten?”
Iets zegt ons dat u - mede door uw ontslag bij Anderlecht - nog heel graag eens in België wil schitteren.
“Als pakweg Club Brugge morgen belt, zou ik wel stom zijn om te zeggen dat ik bondscoach wil blijven. Het project heeft alleszins voorrang voor de cijfertjes. Een mens kan ook geen vijf biefstukken meer per dag eten. Ik kan goed leven als ik nu de handdoek in de ring gooi. Van Sonja had ik vier jaar geleden al mogen stoppen. We zien wel wat er uit de bus komt. Met een beetje geluk hebben we nog vijfentwintig jaar te gaan. Om met de kinderen en kleinkinderen door te brengen. Ik zou ook nog graag een Afrikaanse safari doen. Alleen vrees ik dat ik mijn vrouw niet meekrijg. In de brousse slapen is niet echt iets voor haar.”
1 note
·
View note
Note
Als ik een toverkracht kon uitkiezen, dan zou ik gaan voor het stoppen van de tijd. Heerlijk even bijkomen van alle stress. Heerlijk even niet hoeven te bestaan. Heerlijk genoeg uren slaap krijgen. Oh wat heerlijk.. Maar helaas, tijd is blijkbaar een soort illusie en de wereld zou ontploffen, mocht tijd echt stil staan. (Toch?) Oh wat zou ik toch graag willen dat dit werkelijkheid kon zijn.
Je zou de tijd in principe stil kunnen zetten als je met de snelheid van het licht reist. Helaas is dat de mensheid nog nooit gelukt haha.
3 notes
·
View notes
Text
Mother tongue Monday:
Droomvrouw
Iedere nacht voor ’t slapengaan Flitst mijn bewustzijn terug naar jou; Houdt de wereld op te bestaan.
Ik weet al wat ik wensen zou – Mocht het maanlicht magisch stralen, Waren wij samen, mijn droomvrouw.
Al deze liefdesverhalen; Gedichten, vol van verlangen, Zouden dan ons lot vertalen.
Liet een droom zich maar zo vangen; Had de maan toch maar toverkracht! Zij hoort slechts mijn minnezangen.
Zij alleen weet hoezeer ik smacht Voor ’t slapengaan, iedere nacht. - M.A. Tempels © 2017
#poëzie#gedicht#rijm#liefde#liefdesgedicht#woorden#nederlands#dutch#terza rima#droomvrouw#dromen#verlangen
30 notes
·
View notes
Text
TV-tunes uit mijn jeugd - 3/10 - Johan en de Alverman
Een eerste grote klassieker van de BRT-jeugdreeksen was “Johan en de Alverman”. Een jeugdige Frank Aendenboom speelde de rol van Johan. Hij ontmoette een kleine mannetje in de bossen en dit bleek een alverman te zijn (rol gespeeld door Jef Cassiers). Samen beleefden ze vele avonturen waarbij de toverkracht van de alverman een grote rol speelde. De mysterieuze belevenissen in de grotten van de alvermannen, zorgden er voor dat ik destijds op het puntje van mijn stoel ging zitten. Wat keek ik telkens uit naar de volgende aflevering en droomde ik al meteen weg bij het horen van de begintune. Deze muziek was evenwel niet speciaal voor deze reeks gecomponeerd. Het was een compositie (“The Duchess Of Brighton”) van Miklós Rózsa die hij geschreven had voor de soundtrack van de film “The V.I.P.s” van Anthony Asquith (met o.a. Richard Burton en Elizabeth Taylor).
youtube
0 notes
Text
Inspiratie Berg
Inspiratie Berg Inspiratie is beperkt houdbaar. Ideeën heeft iedereen. Ideeën zijn onsterfelijk. Ze duren eeuwig. Niet eeuwigdurend is je inspiratie. Inspiratie is als vers fruit of melk: zij heeft een beperkte houdbaarheid
Inspiratie Berg, Robert Pennekamp, gemengde technieken op linnen, 120 x 100 cm, 2017.
Gewoon Doen Inspiratie is beperkt houdbaar. Als je iets wilt doen, moet je…
View On WordPress
0 notes
Text
De Sims 4 - Update: 13-4-17 – PC-versie 1.29.69.1020 / Mac-versie 1.29.39.1220
Hoi PlantSimmers!
In een groene bui? Klaar om die zonnestralen te absorberen? Nog toverbonen in je slaap gezien? Is Hendrik-Jan toevallig je lievelingsnaam? Margriet? Of Iris?
Of misschien heb je wel je eigen zaadlasten... vruchten te plukken.. ringen om te tellen.. eh, plantgerelateerde verhalen om te vertellen. Nu kan dat want de PlantSim-uitdaging is ontkiemd!
Luister, plant + kiem is een vereiste woordgrap. Ze lieten me weinig keus.
Dus, hoe begin je?
Ga naar het spel en geef Jasmine een belletje. Zij vertelt je alles over de uitdaging en geeft je een Magische PlantSim Stronk!
Ja, een stronk.
Ja, het onderste gedeelte van een boom nadat hij is omgehakt… doorgaans hartstikke dood.
Ja, niet echt milieuvriendelijk.
Maar hij is magisch!
Ja, een magische stronk…
Maar om het verhaal af te maken… De Magische PlantSim Stronk bewaart de toverbonen die je krijgt door te praten met de PlantSims die je die dag tegenkomt. Er zijn zes bonen om te verzamelen (ongemakkelijk, speels, zelfverzekerd, boos, somber en verdrietig) en je hebt een PlantSim met de overeenkomstige emotie nodig om er eentje te krijgen.
Plaats 'm in de stronk, voeg een beetje water toe en geniet van de…
Magie? Je wilde magie zeggen, of niet?
Nee. … Ik wilde "groei van de boom" zeggen. Ja.
Boom? Tuurlijk…
Ja, de… Mystieke Toverboon Portaalboom.
Jaaaaa hoor.
Zodra de Mystieke Toverboon Portaalboom verschijnt…
Hoe zit het met de Mystieke Toverkracht Onbekend Mystieke Toverboon Portaalboom?
… *zucht* wordt er een portaal geopend…
Een magisch portaal?
… een portaal dat één keer per dag opent, waar je jouw Sim naartoe kunt sturen om het Verboden Fruit te zoeken.
Is het magisch heerlijk fruit?
Oké, prima! Eet het fruit en je bent vijf dagen lang een PlantSim! Je hoeft je geen zorgen meer over je blaas te maken, maar je hebt wel zonlicht en water nodig om te overleven en je krijgt een bonus voor je tuinierwerk.
Wacht eens even. Maar vijf dagen?
Eet dan meer fruit. Laten we verder gaan met de probleempjes…
Algemene problemen
Sims die van peuter in volwassene veranderen, hebben nu een bijpassende stem.
We hebben een probleem verholpen dat op kon treden bij het herladen van een kavel waarbij buitenplassen niet verdwenen. Buitenplassen verdwijnen nu weer na verloop van tijd.
Peuter.
Ik schreef het woord 'peuter' op en dan verscheen er ineens een enorme censor. Ik moet er nog steeds aan wennen… peuter?
Peuter, peuter, peuter, peuter.
Echt wel!
Ik wou alleen even kijken of de censor er nog was.
Aangezien de bron van de meeste buitenplassen van…
Nu we het daar toch over hebben… verander je de kleding van je Sim na een blaasongelukje? Of hoop je dat het gewoon opdroogt?
In de Natuur
We hebben een probleem aangepakt met vastzetten dat optrad wanneer yfBottom_GP01ShortBucklet met bepaalde shirts werd gecombineerd.
Is vastzetten een gevangenisterm?
Is binnengevangenis soms een binnengevangenisterm?
Vampiers
Vampiers zullen niet langer proberen om bij communitykavels in te breken en dus voorkomen dat je… de communitykavel verlaat, naar huis gaat, vrienden bezoekt, je kinderen ophaalt, gaat werken, naar de sportschool gaat, gaat kamperen, met je liefje afspreekt voor een avondje uit…
We hebben ook een probleem aangepakt waarbij je buiten je huis werd gesloten als je terugkeerde naar je kavel als er een hapgrage vampier aanwezig was.
Eigenlijk alles wat met reizen te maken heeft... je kunt niet reizen.
Nu dus wel, dus bezoek je vrienden of ga op reis.
En ja, hapgraag is de juiste term om te gebruiken als een individu op je thuiskavel rondhangt in de hoop een hapje uit je nek te nemen.
Als dit individu op zoek was naar wat liefde en aandacht zou de juiste term griezel zijn.
En als dit individu een zwaarbewaakte gevangenis binnen wilde komen waar een wereldleider per ongeluk onderdak had gevonden, zou de juiste term gluiper zijn.
Moge je PlantSims opbloeien,
SimGuruGnome
1 note
·
View note