#tak for altijd
Explore tagged Tumblr posts
geschiedenisish · 2 months ago
Text
Dystopische Nederlanders
Ok, euhm, hoe ga ik dit uitleggen.
Ik heb inmiddels nogal wat ervaring met zo'n beetje heel christelijk Nederland. En er zitten écht rare types tussen.
Ik wil er hier even twee noemen in aantocht naar de Amerikaanse verkiezingen, op basis van een Tumblr post die ik zojuist gerebloged heb.
De eerste is Gezin in Gevaar.
Ze zullen het je zelf niet snel melden, maar deze website en Youtube account, die het bestaan van een kleurrijk boekje over homohuwelijken zien als het einde der tijden, zijn bedacht door de organisatie Civitas Christiana. De Nederlandse tak van TFP. TFP zijn een organisatie die ons terug willen sleuren naar een tijd nog vóór het concilium van Trent uit de 16e eeuw! Gezin in Gevaar zijn het daar volledig mee eens, al zullen dat zelf niet toegeven. Hoe ik dat weet? Omdat Hugo Bos de secretaris is van CC én de baas van GiG!
Iedere keer als je een nieuwsfragment ziet over de week van de Lentekriebels, over 'bezorgde ouders' of over 'fouten bij de Rutgers stichting', weet dan dat journalisten in de propaganda van Gezin in Gevaar zijn getrapt. De organisatie heeft gelijk, soms gaat Rutgers te ver in haar seksuele voorlichting, maar het feit dat een hyperconservatieve christelijke organisatie de conversatie kan leiden omtrent dit onderwerp, Hugo wordt vaak geïnterviewed in reportages over dit onderwerp, maakt dat we deze organisatie dringend in de gaten moeten blijven houden, en we ze beter niet meer kunnen uitnodigen om de conversatie te leiden over dit onderwerp!
De tweede organisatie bestaat niet meer, maar dat maakt ze niet minder dystopisch. Waar nu de macht in Nederland in handen is van de VVD, was dat rond 1900 anders. Terwijl Aletta Jacobs, Jacobus Schoondermark, Jan Rutgers en Frederik van Eeden bezig waren met de eerste emancipatiebeweging, moesten zij vechten tegen de extreem-conservatieve ARP, oftewel "Anti-Revolutionaire Partij". (Zij waren wel niet de machtigste partij though. Dat waren de liberalen en/of de katholieken. Maar de ARP zaten wel echt ALTIJD mee in de regering!)
Nou denk je misschien dat dit een hele pacifistische partij is die gewoon rust willen, maar nee. Revolutie verwijst hier naar een specifiek revolutie; namelijk de Franse Revolutie! De ARP waren anti-democratie en anti-scheiding van kerk en staat. We leren allemaal op school dat het algemeen vrouwenkiesrecht geruild moest worden tegenover vrijheid van onderwijs. En wie stonden er aan de andere kant van die ruil? Juist ja, de ARP! ZIJ zijn de reden dat de Nederlandse overheid tot op de dag van vandaag betaalt voor evolutie- en klimaat-ontkenners in het Nederlandse onderwijs!!!!!!!!! En dat zoiets OOK NOG in de GRONDWET staat vastgelegd!?!?!?!?!!?
Weet je waarom Nederland zo moeilijk Indonesië af kon staan? VANWEGE DE ARP die op dat moment de macht hadden en twee "politionele acties" uitvoerden omdat zij Indonesië zagen als "hen door God gegeven". (Al speelden hier decennia aan kleinering van het Indonesische volk in de Nederlandstalige wetenschappelijke literatuur wel een rol in, maar soit.) Als laatste waren de ARP ook verantwoordelijk voor Hendrik Colijn, de man bekend als de meest incompetente minister-president uit de vaderlandse geschiedenis. (Google ff op “Gaat u maar rustig slapen”, een van de oudste Nederlandse memes.)
En wat veel mensen niet weten is dat deze dystopische organisatie is opgericht door Abraham Kuyper. Kuyper is zo'n beetje de belangrijkste man in de ontwikkeling van het Nederlands protestantisme na 1800. In die tijd had je twee type hervormers; progressieven en conservatieven. Kuyper was grotendeels deel van de laatste categorie. Hij vond de mainstream kerk, de Nederlands Hervormde Kerk, te progressief, en richtte de Nederduitse Gereformeerde Kerk op, die zes jaar later al weer over ging in de "Gereformeerde Kerken in Nederland". Lange tijd DE conservatieve tegenhanger van de NHK. Kuyper heeft er voor gezorgd dat een groot deel van Nederland éxtra conservatief geworden is! Vooral in de Biblebelt!
Dus even voor de duidelijkheid. Christenen die ons EEUWEN TERUG de tijd in willen sleuren, dan wel naar de 16e, dan wel naar de 18e eeuw, bestaan nog steeds of hebben in een recent verleden bestaan (De ARP is in 1974 opgegaan in het nog steeds bestaande CDA, net als de katholieke partijen. Het CDA is wel aanzienlijk progressiever dan de ARP ooit was though.)
Absurd conservatisme is niet iets uit een ver verleden. Vandaag de dag kunnen mens nog steeds het halve land achter zich krijgen met uitspraken als "alles was beter voor de emancipatiebewegingen van 1960" of "Alles was beter in de Gouden Eeuw, daar moeten we weer naar terug."
DIT. IS. NIET. NORMAAL. zoals Innuendo Studios het zo mooi zegt in zijn nieuwste video. CC die de Week van de Lentekriebels in zijn volledigheid willen afschaffen is niet normaal, ARP die willen dat de staat betaalt voor christelijk onderwijs en vooral voor wetenschap-ontkenning is niet normaal. Incels die vinden dat we terug moeten naar gender rollen van vóór 1960, zijn niet normaal.
Dit soort dingen ZIJN niet normaal en MOETEN ook NOOIT normaal WORDEN. Maar dat lukt alleen als WIJ een streep trekken. Anders doen zij het namelijk voor ons. CC heeft de streep gezet. Ieder jaar proberen zij tijdens de Week van de Lentekriebels het NORMAAL te maken dat OUDERS als ENIGEN hun kinderen sexuele voorlichting mogen geven. EN NIEMAND ANDERS!!!!!!!!!!!
We weten allemaal hoe slecht en problematisch thuisonderwijs is, al helemaal voor zoiets gevoeligs als sexuele voorlichting. Maar ieder PowNews of Telegraaf spotje over de Rutgers Stichting maakt CC's mening meer normaal, en die van ons minder. LAAT. DIT. NIET. GEBEUREN.
Stem! Praat! Verkondig! Want als wij het niet doen, dan doen zij het wel! Het is ze al eens gelukt in 1900, maar weet je wie het toen ook gelukt is? De feministen! ZIJ kregen algemeen kiesrecht al in 1919 na algemeen mannenkiesrecht in 1917 én algemeen onderwijs voor kinderen! (Beter bekend als de leerplicht. Anders had je nu nog steeds in de fabriek gewerkt!) Ook was het onder druk van de feministen dat het kinderwetje van Van Houten werd ingevoerd en het kiesrecht al in 1887 werd verbreed. (De feministen waren in die tijd voornamelijk een one issue partij voor algemeen kiesrecht, andere feministische zaken stonden op de tweede plaats. Zoals bijvoorbeeld kinderbescherming en -rechten, ook begonnen door de feministen.) In andere landen duurde algemeen kiesrecht veel langer! Omdat NEDERLAND een sterke traditie van feministen heeft die niet over zich heen laten praten! Die netwerkten en vechten voor hun idealen. (Van Houten kwam ook niet met het idee voor zijn wetje. Dat idee kwam van de feministen maar konden ze alleen via hem in de Kamer krijgen.)
Dus verkondig! Want er zijn voldoende Nederlanders, zo zie je nu, die graag over je heen praten met hoe ZIJ de wereld graag zouden zien! En dat doen ze dan ook nog eens in eufemismen! Sta. Dat. Niet. Toe. En noem het middeleeuwse, christelijke beestje bij de naam!
Maak HUN mening niet NORMAAL. Zelfs als de Telegraaf en PowNews dit wel doen.
3 notes · View notes
dealgemeneverwarring · 9 months ago
Text
De Algemene Verwarring #108 - 4 March 2024
Episode one hundred and eight of De Algemene Verwarring was broadcast on Monday, March 4, 2024, and you can listen to it by clicking on the link below that will take you directly to the Mixcloud page:
Pictured below is Bärchen Und Die Milchbubis! They are a band from Hannover, Germany, they released one album and two singles between 1980 and 1982, and now, in 2024, they are touring again! But that's not why I played them in the show, I played them because they are one of the bands that are featured in the fantastic Inner World 033 podcast, by the World Of Echo label, and compiled by the Famous Mammals. It's a three hour long feast of great great music, and I wanted to direct my listeners to this podcast, go listen and enjoy. Also, this episode of De Algemene Verwarring is a digital one, so as always I'm playing some tracks that I don't own on a physical lp or cd. Some of them are just ripped off the youtubes because unavailable on other places, and some others are from the Bandcamp vaults. Links below in the playlist when available. I particularly enjoyed making this episode, I think there are some real bangers in there. Oh and by the way sorry for the delay with the update here. And beneath the photo you can find the playlist for this show. Enjoy!
Tumblr media
Playlist:
The Gories: Nitroglycerine (7” “Nitroglycerine/Makin’ Love” on New Rose Records, 1990)
Snooper: Company Car (digital release on Bandcamp, 2023)
Personal & The Pizzas: (Don’t Trust No) Party Boy (7” “I Want You” on Trouble In Mind Records, 2010)
Cuir: Gast (cassette “Promo Tape” on Offside Records & Forty Tapes, 2024)
Big Black: Rema-Rema (one-sided 7” “Rema-Rema” on Forced Exposure, 1985)
Geo: Elasticate (cassette “Geo”, self-released by the band, 2021)
Onyon:  Alien Alien (LP “Last Days On earth” on Trouble In Mind Records, 2023)
I.L.L.O.: Roses (cassette “10 Ill Songs” on Spared Flesh & U-Bac, 2024)
Dilemmas: Bomb The Clock (cd-r “Zero Work” on You Need To Practice More, 2017)
Bärchen Und Die Milchbubis: Muskeln (7” Muskeln” on Schalter Records, 1982, also on LP “Dann Macht Es Bum” on No Fun Records, 1981 and the compilation “Endlich Komplett Betrunken” on Tapete Records, 2021)
Would Be Goods: Cecil Beatons Scrapbook (7” “The Camera Loves Me” on Cherry Red Records, 1988) - UK indie pop rond zangeres Jessica Griffin, nu solo project
Pletyka: Aug. 31 (cassette & digital release on Szégyen Kazetták, 2023)
Desinteresse: Ver Weg Van Hier (Cassette “Voor Altijd” on Decadence, 2023)
Chalk: The Gate (12” “Conditions II” on Nice Swan Records, 2024)
番長 Taste: Fireflies In The Shrine (CD “Summer Nights” on Carbon Records, 2023)
LSD Fundraiser: Industrial Jazz Hands (Cassette “Fashionably Late For The Apocalypse” on Knotwilg Records, 2022)
Modelbau/Steffan De Turck: Kitchen Sink Realism (Bukhansan) (cd-r “Zweites Treffen (undefiniert)” on Kirigirisu Recordings, 2023) 
2 notes · View notes
draadloosbreien · 1 year ago
Text
Tumblr media
IN MEMORIAM:
Wilhelminus Otto Petrus Panter IEdéfix.
Geboren: 7 of 9 juli 2007, Broekop Langedijk, Noord-Holland.
Overleden: 23 oktober 2023, Hoorn, West-Friesland.
Grootmoeder: Mariska Steltenpool.
Beste vriend: Wenzel Fanvliet.
Lievelingskleur/eten: Muisgrijs.
Sommigen noemden hem Whoppy, of Woppey en een enkeling zelfs Woppie. Niemand noemde hem poes, katachtige of Wopperik. Wat vele niet wisten is dat hij een zij was. Gender was irrelevant voor de Wopster. Zo irrelevant als een verdwaald latrine vliegje (leptocera fontinalis) dat zich vastklampte aan juist dat éne grassprietje dat onze geliefde parttime omnivoor naar binnenwerkte - tijdens vleesvrije vrijdag wel te verstaan - om een haarballetje uit te kunnen braken. Zijn vacht noemde hij overigens haar, maar dát was dan ook de uitzondering op de regel. Genderaliseren was men/hen/hun/hemsie vreemd.
16 jaar lang, vrijwel tot de laatste snik, dartelde de lichtvoetige Woppie als een panter in tutu door zijn territorium dat de halve stad besloeg. Het CBS (Wuppie was geliefd in wetenschappelijke kringen) telde 73 koolmezen (of pimpelmezen, de data bleek minder nauwgezet dan gedacht), 34 merels, 13 eksters, 1 Haas, 3 barbies, een wandelende tak, 52 huismuizen, 15 bosmuizen, 7,4 spitsmuizen (mogelijk 0,6 vleermuis), 14 glazenmakers (waarvan 13 behorende tot het soort libelle), 1 halsbandparkiet, 3 (nep)gouden horloges, 5 roodborstjes, 3022 (langpoot)muggen en 2 winterkoningkjes én 1 naaktslak.
Deze nog niet officeel gepubliceerde lijst van slachtoffers - kun je je voorstellen - heeft veel tranen, nog meer conflicten en een aantal scherpe ethische discussies opgeleverd in huize W. De kinderen waren nochtans (meestal) veilig. In 16 jaar is dat een behoorlijke lijst, zeker de sakattical van 2014 in ogenschouw nemend.
Woppie had meer hobby's. Baardlikken en/of achterhoofd likken was daar één van. Iedere avond - tijdens de koffie in de kap/t schuur - wanneer we de dag doornemen, kon Woppie haar hobby belijden. Spinnen en dauwtrappen met steevast te scherpe nagels zorgden voor extra sjeu en verdieping. Het was een genieter, een écht mensen-mens. Behalve kinderen, die mocht ie niet graag. Drukke mannen met luide stem, niet oké. Zeurderige vrouwen welke schelle klanken produceren en/of teveel parfum dragen. Not done. Hij hield er gewoonweg niet van. Wopperick was wel beschouwd toch meer een einzelgänger. Maakte zijn eigen regels. Dronk water uit de pannen voor de vogels, spuugde vlooienpillen weer uit voordat men ze überhaupt uit de verpakking kon halen. Een wormentablet kon je direct tussen je beiden wenkbrauwen vandaan peuteren. Wop was autonoom. Autodidact en behoorlijk zelfvoorzienend. Één ogenblik met deze imposant grote kater - zoals zij zichzelf graag portretteerde in de verhalen aan de zich aan hem onderwerpende buurtkatten - leerde je de strekking van zijn wilsverklaring. Ik doe wat ik wil, ik poep waar ik wil, ik slik een pil wanneer ík wil, ik wíl wat ik wil en ik sterf al helemaal wanneer ík dat wil.
Toen hij z'n laatste avond in ging, het galgenmaal al niet meer genuttigd, was veel ons (ouders en/of verzorgenden) duidelijk. Onze kat was er klaar voor. Geen gezeik met pillen, getrut met wegwerphandschoenen, geen geneuzel van en zalvende woorden door witpakkigen. Woppie moet zwieren over schuttingen, spelend met een gehavend muisje dat hem smekend aankijkt 'm in WOPsnaam uit zijn lijden te verlossen. Hoewel het uiteraard juist ook een éer was om het dodelijke slachtoffer van W.O.P. (op z'n Engelands uitspreken) te mogen zijn! Woppie moét voor altijd 2 meter voor me (de schrijver) - óp het zanderige pad dat ik op dat moment in zijn geliefde jardin aan het bestraten was - uitgebreid gaan poepen. Het aangezicht van zijn parmantig poepend gaatje zal ik koesteren.
Woppie blijft bij voorkeur nachten weg, omdat hij dat wil. Omdat regels niet voor hem gelden.
Omringd door 4 van zijn grootste aanhangers - ietwat ongemakkelijk nat wordend door de tranen welke rijkelijk vloeiden en zijn rommelig geworden rastafari-aandoende pelsje besprenkelden - kreeg hij de dodelijke injectie. Het deed 'm allemaal niets. Voor hetere vuren hield hij stand. En zoals alleen onze kat dat kan ging de overgang geruisloos. Zachtvoetig als de pantertutu die hij altijd is gebleven, voor de laatste maal zuchtend. Trots negerend dat de minderjarige helft van het huishouden dat zoveel jaren de zijne was, aan het discussiëren was of er nu een nieuwe hónd of toch weer kát moet komen.
En toen was ie verdwenen. Met de snelheid en doeltreffendheid van z'n dodelijk effectieve instinct, en weer zo vrij als een door hem geliefde vogel...
In Kat Wie Trast
2 notes · View notes
pedaalridder · 1 year ago
Text
Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Op een dag in 2001, welke dag het precies was weet ik niet meer, maar wellicht zo'n maandag waar het in die tijd op straat opvallend vaak naar aangebrande karbonades met bonen rook, fietste ik naar mijn fietsenmaker en daar werd het onheil geveld over 'Mister Comanche', zoals ik mijn fiets noemde. Kort en bondig zei de fietsenmaker "hij is op.“ Ik moest afstand doen van mister Comanche. Mijn fietsenmaker deed of als het om een levend persoon ging.
Nou had ik ook best het één en ander met deze fiets meegemaakt. Na eerst drie jaar met een 'gewone‘ fiets op vakantie geweest te zijn kon ik in 1992 na lang sparen eindelijk een fiets aanschaffen waarmee ik comfortabeler op reis kon… een groene Batavus Comanche.
In augustus ’93 ging ik met hem naar Denemarken. Een voor mij nieuw land waar bleek alleen chocolademelk in blik werd gekocht en de overige dranken in teveel wegende glazen flesjes. Opmerkelijk genoeg begreep ik meestal de Deense opschriften goed. Zo hing in een jeugdherberg een bordje waarop stond: ’din mor arbedjer ikke her‘, oftewel 'je moeder werkt hier niet, ruim je eigen pröttel op.' Helemaal geweldig vond en vind ik het woord: 'tak!‘ In variaties met mange en tusind (uitspraak: toesen) waar bedankt en hartelijk dank mee bedoeld wordt. Ook bleek als je het Deens niet machtig was dit net zoals overal in Scandinavië geen probleem te zijn omdat toen al het Engels daar algemeen in zwang was.
Voor het eerst ging ik ook naar Kopenhagen. Hoewel ik meteen erg onder de indruk was van de stad, was ik echter ook bedrukt. Ik was er vanuit de stad Herning dat in het midden van Jutland ligt met de tog (= trein) naar afgereisd. In die tijd best nog een avontuur. Midden tijdens de reis stapte opeens iedereen uit en ik begreep niet waarom. Wat bleek? We zaten op een ferry zonder dat ik dat door had. Tegenwoordig is Jutland met Sjaelland waarop Kopenhagen ligt verbonden met een brug, maar toen dus nog niet. De reden dat ik bedrukt was, was dat even daarvoor mijn fiets gestolen was, gelukkig bracht de politie hem terug, maar toch had het geen goed uitwerking op mijn gemoed en ben ik eerder dan gepland was naar huis gegaan. Uiteindelijk werd het een grote bron van inspiratie voor het volgende jaar waarop ik besloot meer van Kopenhagen te gaan genieten.
En daar ging ik op zondag 24 juli 1994 op pad vanuit Enschede naar Kopenhagen, om er op 4 augustus aan te komen. Nog altijd kijk ik graag terug naar dit avontuur, waarbij ik uiteindelijk 4 weken op de fiets onderweg was. Rond de Deense hoofdstad ligt het kasteel 'Sorgenfri', en dat was zeker op deze reis van toepassing.
Vele omzwervingen volgden, mooie reizen zoals ook deze vakantie door Noorwegen, Zweden en Denemarken. En zo belandde ik afgelopen zondag, de tiende september die heet begonnen was maar geleidelijk afkoelde bij Amalienborg, het 'optrekje' van de dronning…koningin Margrethe. Een opmerkelijk personage die het niet kan schelen hoe ze is uitgedost is, haar oudejaarstoespraak nog gewoon van papier voorleest en zelf poppen en wandbekleding maakt. Zoals ik tijdens de voorgaande keer dat ik in Kopenhagen, in de herfst van 2013, ervaren heb. Daar hing in het koninklijk paleis een wandkleed met gebeurtenissen uit de geschiedenis van Denemarken. Ook Anders And was er afgebeeld. Niemand minder dan Donald Duck! De maakster van dit kunstwerk…de dronning.
Of de dronning zondag ook thuis was weet ik niet, misschien was ze ergens in Kopenhagen onderweg net als ik. Op de fiets werd het een feestje want er is zo ontzettend veel te zien. Veel mooie muurschilderijen, pracht behuizingen, water, bruggen, havens. Zo rond de binnenstad leek het wel even op Amsterdam met al die toeristen die niet fietsen konden, een uitzondering was een klein meisje met een helmpje op, hoe zij kon trappen naast haar moeder! Eenmaal in andere stadsgedeelten kon je prima terecht. Heel mooi om te aanschouwen was de Grundvingtskerk en de aanpalende huizen rondom een hof. Om op het hof te komen moest je enkele treden op, toen ik een foto wou maken bemerkte ik dat een klein wit hondje achter mij had plaatsgenomen. Het was nogal koddig omdat het beestje moest uitrusten, de bazin begon een gesprek met mij, en ik raadde waar het over ging. In de wijk Nørrenbro was één straat totaal bevolkt met motorrijders, zoveel had ik er nog nooit gezien. Zo fietste ik langs een demonstratie tegen dierenmishandeling en nu dit. Je mening verkondigen is in Scandinavië een groot goed. Alweer snel was het avond geworden, een machtig klokkengeluid dwarrelde over de straten. Het einde van de rit was in zicht. Ik smeerde mij nog maar eens in met zonnemelk. Een regenjas en zonnemelk was ik vergeten mee te nemen vanuit huis. Eerstgenoemde bleek niet nodig, laatstgenoemde had ik gelukkig bijtijds in Zweden gekocht. Zo ging ik als een niet uitziende Comanche de avond in, over straten waar het gelukkig niet naar aangebrande karbonades met bonen rook.
4 notes · View notes
tulisanorganik · 2 years ago
Text
Terkadang keburukan itu bisa berasal dari diri sendiri, dan itu terjadi ketika aku melihat sesuatu kepada seseorang yang pernah aku sayangi , dan sekarang sudah tidak lagi , khayalan seperti menyuruhku untuk kembali ke masa itu , tetapi sudahlah ik word gek, Maar ik herinner me het verleden Toen ik haar mooie gezicht zag, hanya saja , seketika aku merasa bahwa ia tak pantas bahagia, sesungguhnya di saat itu aku merasa bodoh , kenapa ? Karena aku merasa jahat , ya Tuhan sungguh kenapa aku seperti ini
Sungguh suatu yang aneh , Keburukan bisa datang dari diriku sendiri , dan aku tak menyadarinya ,
en het spijt me nog steeds Waarom zou ik met haar daten , Moge God me altijd zegenen,
25 febrari 2023
6 notes · View notes
jansiemons · 2 months ago
Text
Deurle mooiste dorp van Vlaanderen
Ik ben net terug van een culinaire en oenologische tour door Frankrijk, het land waar croissants het ontbijt regeren en de wijn vloeit alsof het water is. Maar vanmorgen, terug in het pittoreske Deurle, had ik het gevoel alsof ik een exclusieve all-access pas had bemachtigd tot het middelpunt van een impressionistisch meesterwerk. En nee, niet zo’n dramatisch Van Gogh-scenario waar je een oor moet missen om het te waarderen, maar iets à la Monet. Denk minder aan waterlelies en meer aan een vredig landschap vol graan, wilde bloemen en planten die dansen in de wind. Ik zweer het je, het was net een levende ansichtkaart!
Want het is pas als je even uit Deurle weg bent geweest, dat je weer beseft hoe prachtig ons dorp eigenlijk is. Dus op deze stralende zondagmorgen, dag van de nationale feestdag, nam ik bij het vroege ochtendgloren de epische beslissing om mijn eigen dorp te herontdekken, alsof ik een volleerde toerist was. Ja hoor, gewapend met een rugzak vol clichés en een overdosis enthousiasme die zelfs een hyperactieve puppy jaloers zou maken.
Ik zette mijn zonnebril op – je weet wel, die ik speciaal bewaar voor momenten van zelfreflectie en epische queesten – en voelde me meteen als een undercover beroemdheid die zijn eigen hometown inspecteerde. De enige andere enkeling die ook zo vroeg op straat liep keek me aan alsof ik de zoveelste verdwaalde toerist was, wat, eerlijk gezegd, behoorlijk verfrissend was. Het gaf me een excuus om in slow motion te lopen, alsof ik in een dramatische film zat, en overal ‘oooh’ en ‘aaah’ bij te zeggen. Je had zijn gezicht moeten zien, vol ongeloof en misschien een vleugje medelijden, maar hé, het leven is te kort om serieus te zijn!
Terwijl ik daar wandelde, werd ik plotsklaps getroffen door een verbluffende openbaring: hoe spectaculair ons groene dorp eigenlijk is. Ja, je leest het goed, spectaculair! En die oevers aan onze Leie! Met koeien die de lokale gossip uitwisselen, een duif die met een tak als bouwmarkt-souvenir voorbij fladdert om een airbnb voor haar ei op te zetten, een vos die de hele nacht heeft lopen tinderen, en ganzen die opspringen alsof ze net de lotto hebben gewonnen omdat een haas besloot 'kiekeboe' te spelen vanachter een struik. En dan hebben we het nog niet eens over de Sint-Aldegondiskerk die daar staat te schitteren alsof ze net een makeover heeft gehad. Misschien ben ik een beetje bevooroordeeld, maar hoe kun je niet in lyrische verzen uitbarsten als je ziet hoe de Leie zich als een dichterlijke boa constrictor door het landschap slingert? Die rivier is praktisch een spa-resort, zonder de geur van eucalyptus en de zweverige muziek die je uit je zen haalt.
Niet verwonderlijk dat kunstenaars, van schilders tot dichters, zich als motten tot een vlam voelden aangetrokken tot deze plek. Deurle is als dat ene sprookjesdorp waar je altijd over hebt gelezen, maar dan zonder de draken en prinsessen in nood. Cyriel Buysse himself, jawel, struikelde over zijn eigen geluk om hier in de buurt te mogen wonen. Je kunt nog bijna horen hoe hij zijn pen vasthield, verblind door de schoonheid van de natuur, krabbelend aan zijn meesterwerken.
Nu, laten we eerlijk zijn, Deurle is niet zomaar een dorp, het is een levend museum van rust en romantiek—zo idyllisch dat zelfs de kippen hier flirterig kakelen in perfecte harmonie. De bloemenwinkel van de lieftallige Ruth in de Dorpstraat kent niet alleen je naam, maar onthoudt ook je favoriete bloemen en je slechtste liefdesverdriet. De postbode fluit een deuntje terwijl hij de brieven bezorgt, waarschijnlijk de enige persoon die nog vrolijker wordt van jouw rekeningen dan jijzelf.
Deurle, ooit verkozen tot het mooiste dorp van Oost-Vlaanderen, is pittoresk en groen, met een verleden zo rijk dat zelfs de lokale geschiedenisboeken er meerdere volumes over klagen. Het dorp heeft zoveel charme dat zelfs de lokale straatkatten aristocratische manieren hebben aangenomen en beleefd knikken als je voorbij loopt. In Deurle is elke dag een uitnodiging voor een wandeling door een ansichtkaart.
Dus, als je van plan bent om even in Deurle te togen, doe het dan niet voor de geschiedenislessen zonder profeet, kunst die je ook niet snapt als iemand het uitlegt, of omdat je hond een bordje omhoog hield met "Ik heb frisse lucht nodig" – Deurle is gewoon je go-to plek. Nog nooit van gehoord? Nou, dan heb je iets gemist waarvan je niet eens wist dat je het kon missen. Maar geen paniek, de Deurlense Leie staat al met open armen te wachten, klaar om je te betoveren met haar charmes. En terwijl jij je ogen uitkijkt, sta ik, de grijnzende local, in de schaduw toe te kijken, stiekem trots dat ik dit kleine paradijs al lang geleden heb ontdekt.
Tumblr media
21/07/2024.
0 notes
peterpijls1965 · 5 months ago
Text
Tumblr media
Verzet is de enige waarheid (2014)
Ik heb altijd m’n geld verdiend. Eerst in een vaste baan, daarna als freelancer. Soms waren er magere jaren. Maar er waren ook tijden dat ik veel meer verdiende dan ik in dienstverband had kunnen vangen. Daarom konden m’n ex en ik een leuk huis kopen in Amsterdam, en stond er een Volvo S70 voor de deur. En toen sloeg in 2011 de crisis toe. Ik werd wegbezuinigd bij m’n vaste opdrachtgever.
Tegen die tijd was ik verslaafd en chronisch depressief. Maar dat kon m’n opdrachtgever niet veel schelen: ze wist het al een jaar, want ik had het eerlijk verteld. Ze heeft me nog twaalf maanden kunnen handhaven, en toen moest ik er uit. Dat ze me zo lang binnenboord hield, vond ik een daad van groot humanisme.
Niet lang na m’n ontslag kon ik thuis vertrekken. De twee jaar daarna hing ik vooral rond in klinieken en ziekenhuizen, wat ook z’n charme had. Maar werken kon ik niet, en dus kwam er geen cash binnen. Ook als noodlijdende freelancer krijg je niet zomaar een uitkering. Zeker niet als je een ex hebt met een managers-inkomen. Maar dat wou en wil ik principieel niet aftappen in de vorm van alimentatie. Ik weet namelijk hoe hard ze werkt voor die centen, en ik gun ze haar van harte.
Ik probeer weer aan de slag te komen, maar in mijn tak van sport is er weinig werk. Het resultaat is armoede en schulden. Laatst stond er een deurwaarder op de stoep. Een correcte functionaris trouwens, die een dagvaarding kwam brengen. Omdat ik een rekening van een verzekering al een jaar systematisch niet betaald had, moest ik voorkomen. M’n begeleidster van mijn beschermde woonvorm stak daar een stokje voor, door uitstel van betaling te regelen. Dat moet ze wel vaker voor me doen de laatste tijd.
Ik laat het allemaal gebeuren, zonder schuldgevoel. Vroeger dacht ik dat armoede vernederend was. In de praktijk valt dat erg mee. Als je geen geld meer hebt, en alleen schulden, hoef je je bijvoorbeeld niet af te vragen waar je je geld aan moet uitgeven. Dat scheelt kopzorg.
Je wordt ook creatief van armoede. Ik rook, en dat is duur. Nu wil het geval dat mijn vader – ironisch genoeg zelf longkankerpatiënt door kettingroken – altijd een paar pakjes shag meebrengt als hij langskomt. Maar dat is niet genoeg, want ik ben net zo’n liefhebber als hij. Gelukkig word ik omringd door andere psychiatrische gevallen, en dat zijn bijna altijd verstokte rokers.
Dat betekent volle asbakken op het dakterras. Als ik niks meer te roken hebt, en als niemand kijkt, ga ik peuken scoren. Dat is best spannend. In de oorlog doen mensen dat trouwens ook, dat is bekend. En omdat ik geloof dat de Derde Wereldoorlog al lang is uitgebroken, acht ik m’n vuilnisbakkengedrag perfect gelegitimeerd. Ik vind het op een bepaalde manier ook erg romantisch om te doen.
Mijn buurvrouw betrapte me laatst, en kwam met een paar pakjes gruis aanzetten. De solidariteit onder armen is hartverwarmend. Daar kunnen rijken nog wat van leren, met hun greed is good-mentaliteit. Mijn buurvrouw is trouwens ook erg arm. Ze zit in de schuldhulpsanering. Als ze geen beltegoed meer heeft, leen ik haar altijd mijn telefoon. Voor wat hoort wat. Mijn buurvrouw en ik begrijpen elkaar uitstekend.
De zorginstelling waar ik woon voorziet in een dagelijkse warme maaltijd. Ook krijg ik 15 euro boodschappengeld per week, maar dat is zo op. In de bijbel staat geloof ik dat je mag stelen van de rijken als je honger hebt. Dat laat ik me geen twee keer zeggen. Dus jat ik af en toe een paar sneden brood, en een handje koffie. Ik zal maar niet zeggen van wie, om gesodemieter te voorkomen.
In de supermarkt stelen durf ik niet, door al die camera’s. Wel overweeg ik te gaan bedelen bij de ingang. Dat moet lukken, als ik in m’n rolstoel zit en een tragisch gezicht produceer. Maar ik moet eerst uitzoeken of de plaatselijke politieverordening bedelen verbiedt. Is dat zo, dan kan ik een bekeuring krijgen. Die ik uiteraard niet kan betalen.
Dan moet ik iets anders verzinnen. Internetoplichter worden. Of oude vrouwen bij de pinautomaat met babbeltrucs hun AOW afhandig maken. Hoewel, tegen dat laatste zou ik morele bezwaren hebben. Toch schijnt het veel voor te komen. En ik denk dat ik wel weet waarom.
Laatst zei een staatssecretaris dat pensioengerechtigden hun inkomen maar moeten aanvullen met een moestuin. Later trok ze haar keutel weer in, maar de uitspraak is veelzeggend. Ondertussen staat het kabinet toe dat managers van de staatsbank ABN/AMRO zichzelf nog steeds ongegeneerd verrijken door hun toch al fijne inkomen met twintig procent te verhogen. En bijstandsgerechtigden die weigeren goed Nederlands te leren, kunnen hun uitkering kwijtraken.
Ik voorspel dat het nog veel erger wordt. De indirecte boodschap aan armen luidt dat het allemaal hun eigen schuld is. Nu heb ik altijd hard gewerkt, en ik weet dat ik er niks aan kan doen dat ik geen geld heb. Daarom heb ik besloten trots te zijn op mijn armoede. Ik wil niet meer horen bij een bezittende klasse die drop-outs ongegeneerd stigmatiseert en nog verder in de ellende stort. Dus onderga ik mijn materiële neergang met alle zelfrespect. “Verval is de enige waarheid”, schreef Arnon Grunberg laatst. “De rest is verkoop.”
0 notes
thedreamlifeofbalsosnell · 5 months ago
Text
‘Messentrekkers’ van Karel De Sadeleer: een frivole levensroman vol verhalen
Tumblr media
Met Messentrekkers tekent Karel De Sadeleer ongetwijfeld voor een van de opmerkelijkste Nederlandstalige debuten van de voorbije jaren. Een entree met een donderslag, want alles, werkelijk alles, is buitensporig aan deze zinderende en in velerlei opzicht radicale eersteling. Messentrekkers is een uitzinnig verhalenkabinet, doorspekt met absurd-venijnige humor die zout op de vele wonden van de meritocratie strooit en doordrongen is van schaamteloze scatologische frenesie om de waan van de dag mee te kruiden. Deze uit het niets opgedoken roman is niet alleen een begeesterende hymne aan de vertelkunst, maar ook een vernuftig gecomponeerde, duizelingwekkende angstdroom over identiteit, herinnering, migratie en een betere toekomst.
Ik schrijf ‘uit het niets opgedoken’ want voor velen is de auteur van al dat uitzonderlijks een nobele onbekende. Trouwe lezers van rekto:verso zullen De Sadeleer misschien kennen van enkele opgemerkte bijdrages over literatuurkritiek en de boekenwereld. Dat hij lang aan zijn romandebuut werkte, mag blijken uit de publicatie vijf jaar geleden van het verhaal ‘Het zwarte poppetje’ in nY#26, overduidelijk een voorstudie of een eerste aanzet van Messentrekkers. In dat mysterieus verhaal raakt een ik-verteller tijdens een lezing van shockauteur Clemens Meyer in het Brusselse Goethe-instituut begeesterd door een brunette in het publiek. De mooie verschijning herinnert hem aan een volledig zwartgeklede prostituée die hem aansprak en haar diensten aanbood toen hij negen maanden ervoor in Berlijn onderweg was naar een andere lezing. Na de Berlijnse lezing heeft de verteller een afspraak met een zekere Ali, maar meer komen we niet te weten over die ’migrant van het type dat al achtduizend jaar in omloop is’. Tot Messentrekkers, want hier treedt diezelfde Ali in het voetlicht en vertelt op eigen wijze zijn memorabele geschiedenis.
Messentrekkers bestaat uit drie delen. Ali Haniyeh, een Zwitserse Palestijn die na omzwervingen in Berlijn, Wenen en Genève in Gent terecht komt, is de innemende ik-verteller, de ceremoniemeester van wat zich ontpopt tot een complex opgezette raamvertelling, die zich opsplitst in een myriade van kleinere verhalen op alle mogelijke diëgetische niveaus. Ali, ‘een Vlaamse jongen met zwarte krulletjes’, is een heuse spraakwaterval, een welbespraakte kletsmajoor, die op zoek gaat naar antwoorden over zijn originele maar gecompliceerde familiale achtergrond. Zijn vader was een Palestijn uit Ramallah, zijn moeder een Zwitserse, wier Joodse familie tijdens de oorlog vanuit Gent naar Genève vluchtte. Zo is Ali’s gemengde nationaliteit een dubbele paradox, met Palestina als een toonbeeld van politieke turbulentie en Zwitserland als het summum van neutraliteit en staatkundige inertie. In Gent ziet Ali regelmatig het huidig Palestijns staatshoofd en voormalige premier Mahmoed Abbas, ‘een koning zonder volk of land’, voorbijfietsen op een paarse damesfiets.
Ali’s verhalen zijn monolithische tekstblokken, die vaak bestaan uit lange, ritmisch meanderende zinnen, tekstkluwens waar De Sadeleer de lezer met veel stilistische souplesse doorheen laveert. Ali vertelt zijn verhaal heel fragmentarisch en springt van de hak op de tak. Hij weidt regelmatig uit, zegt onverbloemd zijn gedacht, laat hier en daar vliegertjes op om pas tientallen bladzijden verder de draad opnieuw op te pikken. Met veel humor (niet altijd even smaakvol) en in een zeer beeldende én beeldrijke taal, schakelend tussen diverse registers, jaagt Ali het tempo van zijn onwaarschijnlijk relaas aan. Dit is staccatoproza op hoog niveau, met een geheel eigen individueel geluid. Zo spreekt Ali een persoonlijk taaltje en heeft hij voor heel wat begrippen een zelfgekozen woord. Sigaretten en glazen wijn bijvoorbeeld worden ‘geknald’ in plaats van ‘gerookt’ of ‘gedronken’, de geslachtsorganen van de ‘terrasmeisjes’ heten consequent ‘spleetjes’ of ‘grotjes’ en een meisje dat geobsedeerd is door de ‘Wiener Sezession’ (sic) wordt het ‘afscheidingsmeisje’.
Even efficiënt om een eigen geluid te verkrijgen, zijn terugkerende geestigheden met woorden of zinssneden als ‘rakettenschild’, ‘handelsingenieurs’, ‘een film met Fanny Ardant’, ‘de jazz van Ahmed Abdul-Malik’, ‘het Mickey Mouse-ventje’ en ‘DJ Benjamin, de zoon van zijn vader’, alsook het te pas en te onpas gebruiken van specifieke jargonwoorden zoals ‘sabra’ en ‘bukkake’. Opvallend voor een roman met veel kabaal is dat er geen enkel uitroepingsteken in voorkomt (de gedachtestreep wordt dan weer wél overvloedig gebruikt). Alle dialogen zijn zonder aanhalingstekens en op het einde van een vraag in een dialoog komt er nooit een vraagteken. De figuur Abbas wordt een paar keer vergeleken met ‘een twijfelend vraagteken aan het einde van een veel te lange zin’ en eenmaal ziet Ali in Abbas een uitroepteken, wanneer er naast de oude Palestijn een opgerold tapijt rechtop staat.
Het eerste deel van Messentrekkers vormt bijna de helft van het boek. De openingszin blinkt uit in originaliteit en sleurt de lezer meteen bij de les: ‘Lang voor Mahmoed Abbas me met een mes te lijf ging had ik hem vaak zien voorbijrijden op zijn paarse damesfiets.’ Ali is een fervente kroegtijger en verslijt samen met zijn kunstzinnige en om diverse redenen naar Gent gevluchte kompanen Beyeler (een gesjeesde toogfilosoof) en Rheinsberger (een petomane componist) zijn broek op het terras van het café van Abraham Ravelstein in de buurt van de Ottogracht en de Krommewal (De Sadeleer baatte aldaar enige tijd het café Minor Swing uit, LDM). Vanuit die uitvalsbasis ziet hij regelmatig Abbas fietsen, voor het eerst twee jaar geleden, maar toen was hij ‘compleet in de prak gezopen’. Nu drinkt Ali geen shiraz meer (‘Te veel haperende synapsen.’), maar hij blijft verwonderd Abbas in Gent te zien: ‘Nog nooit is een volk uit de woestijn geleid door een leider op een damesfiets.’ Nochtans weet Ali Abbas wonen, ‘om de hoek van het café hier’, in de Goudstraat.
Ali vertelt maar raak en probeert te verklaren hoe het zo ver is kunnen komen dat Abbas hem met een mes te lijf ging. Hij haalt herinneringen op over zijn tijd in Berlijn, toen hij taxichauffeur was in dienst van de Turkse Berliner König Fehim en een vaste klant was van het café van de Jood Manke Fischer in de Auguststraße, waar veel chauffeurs zitten die toeristen droppen om de hoek bij de meisjes in de Oranienburgerstraße, een straat die bekend staat voor zijn prostitutie (cfr. ‘Het zwarte poppetje’). Hij vertelt ook hoe Beyeler aan de Goudstraat overreden werd door een taxi: ‘het kwalijkste was: zijn fluit wilde niet meer zingen.’ Beyeler wordt nooit meer de oude, maar lijkt bepaalde mystieke gaven te hebben ontwikkeld: hij noemt Abbas le roi des aulnes, de Elzenkoning, en concludeert dat Ali en Abbas ‘iets met elkaar te maken hebben dat niet te ontkennen valt.’ Een andere keer zit Ali op het terras en is er getuige van hoe Abbas met zijn fiets botst met een fietsend meisje, iets wat hij later nog eens doet maar dan met de neef van Fatih van Kaffee Emir.
Veel gebeurtenissen (of personen) verdubbelen zich in Messentrekkers, of — beter gezegd — herhalen zich op een gelijkaardige manier. Een verhaal ter illustratie hiervan is dat over ‘een Vlaams meisje met Vlaamse manieren’, het eerder vermelde ‘afscheidingsmeisje’. Ali leert haar kennen in de bakkerij van Fehim, de Syrische bakker in de Sleepstraat, waar hij werkt. Hij volgt haar naar Wenen, waar ze de door haar bewonderde kunstbeweging wil bestuderen. Ali geeft toe: Fehim is nauwelijks te onderscheiden van de andere Fehim in Berlijn. Misschien zullen de mensen hetzelfde zeggen over de Abbas die in Gent rondrijdt en de échte Abbas: ‘Ze lijken hard op elkaar, zoals broers dat soms doen, of regendruppels en zandkorrels uit de Negev, en toch zijn ze niet dezelfde, zal men zeggen, maar dat is niet waar.’ En, in Wenen is Ali eveneens taxichauffeur, tot het afscheidingsmeisje in de psychiatrische kliniek Steinhof belandt en hij naar Berlijn verkast.
Het mag niet verwonderen dat, gezien Ali’s exceptionele familiale achtergrond, de Palestijns-Joodse kwestie een grimmige grondtoon vormt in Messentrekkers. De explosieve situatie in zijn tweede vaderland (dat hij nooit bezocht) is een onophoudelijke dreiging die zijn angst, onzekerheid en identiteitscrisis steeds diepgaander bepaalt. Ali heeft het uitvoerig over het Beloofde Land en de Tweestatenoplossing. Volgens hem is Abbas geen nummer twee en is er maar één nummer één, en dat is Ismail Haniyeh, de leider van Hamas sinds 2017, die toeval of niet dezelfde familienaam draagt als Ali (op pagina 351 wordt dat eenmalig maar verkeerdelijk Hamdallah, een andere voormalige premier van Palestina, LDM). Maar Ismail Haniyeh heeft Ali hier nog nooit gezien, al zeker niet op een fiets. Abbas zou volgens Ali eigenlijk een Yasser Arafat moeten zijn, een leider voor het hele volk, maar dat is hij zijns inziens niet. Palestina is voor Ali een ‘intifadataart’, een land dat in steeds kleiner wordende stukken is verdeeld. In ‘een boekenwinkel aan de Kouter’ verdedigt Ali Abbas dan weer als de enige echte leider van de Palestijnen, hoewel dat voor de gebrilde boekenverkoper ‘Ibn-Haneh Hana-bi Lehyani Of-Zoiets’ is.
Het motto waarmee Messentrekkers opent, haalde De Sadeleer uit Mark Twains The innocents abroad (1869), een ironisch verslag van een halve wereldreis die de geestelijke vader van Huckleberry Finn maakte, onder meer naar het Midden-Oosten. Twain hangt een negatief beeld op van Palestina, dat voor hem niet meer is dan een achtergesteld droomland: ‘Palestine is no more of this work-day world. It is sacred to poetry and tradition — it is dream-land.’ Dat is veelzeggend, want dromen spelen een belangrijke rol in Messentrekkers en genereren heel wat verhalen. Ali is een verwoed dromer en meer dan eens balanceert hij tijdens zijn vertelling op het scherp tussen droom en werkelijkheid: ‘Het wordt nogal verwarrend, maar dat is eigen aan dromen waarnaar ik het raden heb, en over die verwarring zijn boeken geschreven, geloof ik, maar veel helpt dat niet.’ Verder stelt hij: ‘Het blijft niet altijd bij dromen.’ Zijn droomgedrag maakt van Ali hoe dan ook een onbetrouwbare verteller, ondanks zijn charme, scherts en minzaamheid: ‘Ik weet niet waarom ik me kan vergissen, maar zo gaat het, ook al gaat het anders ook.’
Ali is zoals gezegd een Zwitserse Palestijn, maar heeft een joodse connectie via zijn moeder, de dochter van Gentse Joden die in Genève terechtkwamen. Na de tweede botsing van Abbas helpt Ali hem recht en ze drinken iets in het café van Ravelstein (NB: De Sadeleer haalde de naam van de cafébaas uit de laatste roman van Saul Bellow, een sleutelroman over de filosoof Allan Bloom, met als hoofdpersonage ene Abe Ravelstein). Tijdens zijn gesprek met Ali beweert de geblutste Abbas plots dat hij Abraham Ravelstein heet, zoals de cafébaas: ‘Iedereen heet Abraham, tot je een beetje begint door te vragen.’ Abbas vergezelt Ali op weg naar huis, in de Gentse straat Nieuwland: ‘Zoals het Nieuwe land van de Joden. Een nieuw land voor een oud volk.’ Dat Ali een groot causeur is en zijn verhaal móet delen, houdt tevens gelijke tred met de eeuwenoude joodse vertelcultuur en de mystieke tradities van onder meer de Kaballah.
Niet alleen ontkent Abbas zijn naam, hij stelt bovendien nooit in Ramallah te zijn geweest. Hij noemt enkele Gentse Joden die verplicht werden van naam te veranderen om die minder joods te laten klinken en houdt vol dat hij Ali’s grootvader aan moederszijde heeft gekend, want ze woonden bij hem om de hoek, tot hun vlucht naar Zwitserland (waar de familie ‘Lillivitsch’ verkort werd tot ‘Lilli’): ‘Angst is de kern van alles’, zegt Abbas en hij is ervan overtuigd dat de familie van Ali is gevlucht uit angst voor de Duitsers, net zoals de Duitsers ‘heilige jacht’ maakten uit angst voor de Joden. Revelerend in dat opzicht is dat de échte Abbas (niet de messentrekker) enorm veel tegenstand en controverse opriep met zijn proefschrift uit 1982, behaald aan de Moskouse Lumumba Universiteit, waarin hij een link legt tussen het nazisme en het zionisme en pertinent de Holocaust minimaliseert.
Ali’s drankzuchtige oom, de broer van zijn vader Haman, heet net als Abbas (alweer toevallig) Mahmoed, bijgenaamd ‘de bakker van Ramallah’, een irrelevant agnomen want nooit of te nimmer heeft hij een brood gebakken, laat staan op de Westelijke Jordaanoever. Volgens deze Mahmoed is het onmogelijk niet op de hoogte te zijn van de misdaden van Abbas. Hij vindt het dan ook ‘een mislukte grap van de geschiedenis’ dat een Haniyeh in Gent ‘de kleine grote volksverlakker’ Abbas toertjes ziet fietsen.’ De oom en Ali’s vader zijn als kleine jongens met hun familie gevlucht uit Ramallah; eerst naar Lyon, later naar Genève. Voor hij in Gent terechtkwam, groeide Ali’s vader op aan de oevers van het Lac Leman, waar hij in het midden van de jaren vijftig aanspoelde met zijn familie.
Het is in de tweede grootste stad van Zwitserland dat er zich een cruciale scène afspeelt voor de familie Haniyeh, een gebeurtenis die Ali ziet als een mogelijke bron voor sluitende antwoorden op zijn vragen. In de jaren zeventig vond Ali’s vader werk als doodgraver op het bekende Cimetière de Plainpalais in Genève, ook bekend als het Kerkhof der Koningen. Op een noodlottige dag in 1986 wordt de vader, terwijl hij het graf van de Argentijnse schrijver Jorge Luis Borges aan het graven is, aangevallen door een vreemde man met een blonde snor. De man, met hoog Mephisto-gehalte, vraagt waarom zijn familie het vaderland is ontvlucht, ‘als Palestina toch de moeite waard was om ervoor te vechten, ook al was het zo’n lelijk land’. Waarom is hij niet in Frankrijk gebleven zoals de rest van zijn familie? Daar kunnen bakkerszonen het immers tot president schoppen, argumenteert hij. De vreemdeling glijdt uit in de put en probeert met een scheermes de vader de keel over te snijden, maar drijft het mes per ongeluk in zichzelf en gaat de pijp uit.
Ali doet uit de doeken hoe hij op een dag besloot om met de trein naar Genève te gaan, in de hoop een en ander te kunnen uitklaren, maar niet zonder eerst een exemplaar van Borges’ Kunstgrepen te hebben gekocht: ‘Misschien had Borges weet van wat mijn vader overkomen is terwijl hij de meest geletterde put aan het graven was die een Palestijn in Zwitserland ooit gegraven heeft.’ In de trein hoort hij een Luxemburgse moeder een verhaal vertellen aan haar zoontje, een bevreemdend verhaal over een roodharige intellectueel die een boek schrijft over ‘een joodse snor’. Ondertussen leest Ali in Kunstgrepen, maar raakt — o ironie — niet verder dan het verhaal ‘Het Einde’, Borges’ repliek op het Argentijnse nationale epos Martín Fierro over een messengevecht tussen een zwarte gitaarspeler en de gaucho Fierro. De gitarist geeft Fierro een dodelijke steek in zijn val, al struikelend, net als de blonde snor op het graf van Borges (mooi meegenomen is dat Injun Joe, zoals Ali eveneens een halfbloed, in Twains Huckleberry-roman Dr. Robinson neersteekt op een graf). Ali begint aan het zwijgende graf een verhaal te vertellen over een volk dat ‘angstvogels’ kweekt, wat zeer toepasselijk is want op Borges’ grafsteen staat ‘And ne forhtedon ná’, Oud-Engels voor ‘Wees niet bevreesd’. Na de eenzijdige funeraire rede ontmoet Ali voor het eerst Beyeler, die het graf bezoekt van zijn ‘grootje’ Grazyna Niggermann. Beyeler vertelt onder meer hoe hij overhoop werd gereden voor de tabakswinkel van zijn grootmoeder, een lot dat hem — hoe kan het ook anders — later ook in Gent beschoren zal zijn. De gezapige Zwitser nodigt Ali uit voor een dol ‘krakersfeestje’, waar ze het zo bont maken dat ze noodgedwongen, nu als vrienden, samen naar Gent vluchten.
In een roman die aan elkaar hangt van toevalligheden, verdubbelingen en spiegelingen en waar feit en fictie naadloos in elkaar overvloeien, is het weinig verwonderlijk dat een auteur als Borges een inspirerende rol heeft gespeeld. De grote Argentijn was een beruchte mystificator en toonde zich een meester in het bespelen van de chaos van disruptieve verhalen. In een interview liet De Sadeleer zich ontvallen dat Borges behalve als — zij het ontslapen — personage, nog een andere invloed had op zijn debuut, meer bepaald in zijn omschrijving van het verhaal ‘Wakefield‘ (1835) van Nathaniel Hawthorne (ironisch genoeg uit de bundel Twice-told tales). In zijn erudiete analyse van het werk van Hawthorne, in de bundel De cultus van het boek (1952), spreekt Borges zijn voorkeur uit voor ‘Wakefield’, een verhaal over een man die na tien jaar huwelijk plotsklaps zijn gezin verlaat, zich vestigt om de hoek, de voyeur speelt om te zien hoe zijn afwezigheid wordt verwerkt en twintig jaar later terugkeert alsof er niets aan de hand is. Volgens Borges maakt Hawthorne van Wakefield een ‘lauwe man’ met ‘een hang naar kinderlijke mysteries’, en ‘in staat tot lange, vruchteloze, onafgeronde, onduidelijke overpeinzingen’. Stuk voor stuk eigenschappen waarover Ali als rasechte verhalenverteller in overvloed beschikt. Volgens een Instagram-post van rekto:verso was de werktitel van Messentrekkers overigens ‘Waakveld’, een vernederlandsing van ‘Wakefield’. Waakveld is bovendien ook de naam van een personage, een Vlaamse Verbindingsofficier in Berlijn, die net als Ali, de Duitse hoofdstad de meest eenzame plek ter wereld vindt.
In Borges’ ‘Het einde’ is Fierro een soort messiasfiguur, wat in zekere zin ook van Ali kan worden gezegd. Hij heeft trekken van een heilprofeet, een vredesbrenger en verlosser. Abbas neemt dan weer de rol van de zwarte gitarist op zich en is de messentrekker van dienst: ‘Messentrekkers zijn er in alle vormen en verschijningen. In Vlaanderen zijn er hele dorpen van.’ Naar het einde toe, wanneer Ali Abbas terug op de been helpt na diens tweede aanrijding, passeren ze het huis van de gevallen fietser. Hoewel Ali vindt dat je dromen beter voor jezelf houdt, vertelt Abbas in een indrukwekkende, opzwepende finale een droom over een Bulgaar die met zijn gezin in zijn oude Mercedes ‘een betere toekomst tegemoet rijdt’, van Sofia helemaal tot in Gent. Voor Abbas is de Bulgaar een ‘officieel lid van de congregatie van tijdreizigers’, een zoveelste referentie naar Borges, die bekend staat voor zijn theorie van de ‘cirkelvormige tijd’. In ‘het bureau waar iedereen geholpen wordt’ vertelt Abbas de Bulgaar hoe hij in Palestina zijn vrouw én zijn land verloor. Wanneer een (angst)vogel op een lantaarn boven het ruziënde tweetal landt, raken de gemoederen steeds meer verhit: Abbas blijft ontkennen dat hij de échte Abbas is en houdt vol niemand minder dan Abraham Ravelstein te zijn. Abbas maakt een pirouette, ‘een symptoom van iets dat het einde voorspelde’, trekt een mes en valt Ali aan.
De flaptekst benoemt Messentrekkers tot een ‘frivole levensroman’, naar de ondertitel van Gerard Reves Een circusjongen (1975). Frivool kan je deze duistere en beklemmende roman bezwaarlijk noemen, maar dat er lessen uit kunnen getrokken worden, zoals het een levensroman betaamt, is zeker. Pas wanneer Ali Abbas overmeestert, neemt hij zijn messiasrol voor het eerst écht op. Hij zegt ‘de scepterdrager’ te zijn, die ‘lering in het leven en lering in de dood’ heeft verworven en wel door zijn familiegeschiedenis te proberen doorgronden. Van Abbas kan hij ‘niets’ leren, want die is ‘verloren gelopen’. Ali scandeert met de intensiteit van een psalm: ‘[…] wie verloren loopt op de wereld, verdwaalt ook in de mist van wat hij niet meer weet.’ Abbas zakt door zijn benen en kromt zich tegen een gevel tot ‘een flauw vraagteken dat niet weet wat het laatste woord in de zin was.’
Verschenen op: Mappalibri, februari 2021
Messentrekkers van Karel De Sadeleer, het balanseer 2020, ISBN 9789079202782, 420 pp.
0 notes
beelceem · 6 months ago
Text
Het is warm, zo warm, dat ik even twijfel of ik mijn vestje wel aan zal laten. Ik fiets naar Barth, waar me een grote betonnen muur met een roze driehoek opvalt. Een oorlogsmonument voor slachtoffers uit een massagraf. Barth zelf is een prachtig plaatsje, met een wal eromheen. ‘Een Dammstift’ vertelt een inwoonster. ‘En er wonen vooral oude mensen’. Vandaag rijd ik naar Rügen, het grootste eiland van Duitsland. De weg ernaar toe volgt weer de Ostseeradweg. Maar het is stil onderweg. Geen fietsers. Waar zijn ze gebleven? Of hebben ze het weerbericht beter gelezen? Want inmiddels betrekt het, vallen er een paar spetters. Te weinig om heel nat van te worden, te veel om te negeren. De regenjas gaat aan. Het land is, na een wat heuvelachtiger stukje intussen heel vlak. Er doemt een fietser op, nog een paar, ik word ingehaald door twee mannen die van Travemünde naar Stralsund rijden. Dat staat op een T-shirt op hun rug. Een groepje van vier komt me tegemoet, en dat is het dan wel. Het wordt droog, windstil, de binnenzee is strak als een spiegel. Vogels, die ik eerst niet herken, blijken kraanvogels. Altijd weer fijn, die borden met uitleg. Een bakker is geen velden of wegen te bekennen. Bij een bushokje stop ik, om wat te eten. Een motorzaag verknalt de stilte. Ik hoor een donderslag, maar het is droog. Ik twijfel even, vertrek dan toch. Nog geen tweehonderd meter verder, valt er een druppel, nog een en dan komt in een klap het hemelwater omlaag. Ik trek in grote haast mijn regenjas weer aan en zoek beschutting onder een boom, om daar dan verder druipnat te worden. Hagelstenen komen omlaag, de weg verandert in een rivier. Het houdt zeker een kwartier aan. Doorweekt stap ik op, om te constateren dat er verderop nog droge stukken weg zijn. Op het verkeerde moment op de verkeerde plek, blijkbaar. Het wordt snel weer warm en ik denk al wat op te drogen, als een nieuwe bui nadert. Bij toeval kom ik bij een schuilhut, waar ook twee andere fietsers staan. Na zo’n twintig minuten houdt het regenen op en kan ik door, naar Stralsund. Mooi, ook een Hanzestad. Op het marktplein is een terras. Zekerheidshalve ga ik onder een grote parasol zitten en eet eindelijk eens ‘Matjes’. Haring, die ieder restaurant wel op de kaart heeft staan. Dan begint het weer te regenen. Enorme hoeveelheden water vallen omlaag, en deze keer houdt het aan. Ik overweeg nog naar de kerk aan de overkant te lopen, om daar wat tijd door te brengen, maar de markt oversteken is gewoon niet te doen. Uiteindelijk vlucht ik het restaurant in. De zorgzame ober adviseert me om Sanddornthee te drinken. Beetje zurig, maar inderdaad, het verkwikt wel. Na een uur zwakt de regen eindelijk af. Over mijn nog vochtige kleren trek ik nu mijn hele regenpak aan: broek, jas, sloffen, kapje over de helm, en verlaat Stralsund. Jammer van die stad, maar het is al laat en ik moet door naar Rügen. Via een brug bereik ik het eiland. Een grote tak verspert het pad. In de verte ligt Stralsund er treurig bij. De regen is nu nagenoeg opgehouden. Mijn route gaat eerst over erg slechte verharde paden, dan over onverharde stukken, met plassen waar ik doorheen moet. Een geasfalteerd pad is meer een hobbeldek, wortels van bomen steken er doorheen. Op een plek staat zoveel water, dat fietsen onmogelijk is. Ik probeer erlangs te lopen, maar evengoed reikt het water tot mijn enkels. Het is afzien. Dan, bij Bessin, verandert het wegdek, naar normaal te berijden wegdek. En dat houdt ook ineens op. Wegwerkzaamheden zonder aankondiging. Ik kom er toch. Nog een stukje over een 80 kilometerweg zonder fietspad, een heuvel op, een heuvel af. Het hotel is een soort jaren 60-relikwie, met sportzalen, zwembad, wellness en een welkomstdrankje. Mijn fiets mag overnachten in de sporthal. Wifi hebben ze niet. Het is half tien en ik kan mijn ogen niet meer open houden. Ik fietste 77 kilometer
Tumblr media
View On WordPress
0 notes
jurjenkvanderhoek · 7 months ago
Text
EEN KABINET MET LADEN, EEN PUNTZAK VOL SNOEP
Tumblr media Tumblr media
Een dozijn vertoningen, dat is het Tekenkabinet nu sinds 2013, momentopnames van hedendaagse tekenkunst. In dat jaar richt Manja van der Storm het onafhankelijk podium voor grootse hedendaagse tekenkunst op klein formaat op. Simpelweg omdat zoiets nog niet bestond, en ze van mening is dat de kunst van het tekenen meer aandacht verdient dan er tot op dat moment sprake van is. Dat tekenen met potlood en krijt is altijd enigszins een ondergeschoven kind gebleven in de bedstee van de kunst. Werd het lange tijd slechts als schets gewaardeerd, een voorbereiding op het grote ´echte´ werk, tegenwoordig is het een volwaardige tak van sport. De tekening is het resultaat van inspiratie en bezieling, niet langer alleen om het beeld in de vingers te krijgen. En niet enkel en alleen meer met potlood en krijt. Om als tekenaar werkende kunstenaars meer voor het voetlicht te krijgen organiseerde Van der Storm 11 jaar geleden voor het eerst het zogenoemde Tekenkabinet. Nu dus voor de twaalfde keer.
Het Tekenkabinet, een kast met vele laden van overwegend eenzelfde formaat waarin een keur aan kunstenaars opgeborgen liggen. Eenmaal per jaar worden de laden opengetrokken en is het werk in salon stijl gehangen aan de wanden van de Amsterdamse Projectruimte BMB. En dit jaar is een tweede tentoonstelling in Galerie Art Singel 100 Amsterdam. Tijdens iedere voorstelling presenteren de deelnemende kunstenaars verschillend en ander werk. Een catalogus daarbij zet welgeteld 112 tekenaars alfabetisch gesorteerd op rij; een naslagwerk en collectors item ineen. Een souvenir om nog eens door te bladeren. Een zak snoep waaruit lastig te kiezen valt. Graag wil ik ieder zuurtje daarvan proeven. De één zal meer in de smaak vallen dan een ander. In de zak zoek ik eerst de mij bekende vormen, het snoep dat ik me al eens eerder lekker mocht laten smaken en waarvoor ik een voorkeur heb. En vervolgens probeer ik eens iets nieuws, een andere mij nog onbekende smaak om mijn zintuigen te prikkelen. Kunst is een kwestie van smaak. Maar als kritisch beschouwer zal ik de smaak uitschakelen en ieder snoepje op gelijkwaardige waarde schatten. Eerst zoek ik onwillekeurig de voor mij bekende namen eruit om vervolgens uit het andere werk aansprekende vormen te kiezen.
Tumblr media
Eigenlijk geeft iedere la die ik van het kabinet opentrek een nieuwe verwondering. Een ander helder zicht op de kunst van het tekenen. Ieder snoepje uit de zak heeft een eigen meug, geeft een persoonlijk genot. Het Tekenkabinet houdt van tekenkunst zoals ik van al het lekkers in die puntzak snoep houdt. Het toont daarom jaarlijks een selecte collectie, want uit de aanmeldingen zoekt het Tekenkabinet representatief werk waarin het tekenen tot recht komt. Het Tekenkabinet biedt een onafhankelijk podium zonder vaste locatie aan professionele, autonome kunstenaars. Ieder jaar opnieuw vinden deze een lade geschikt om in opgeborgen te worden. De laden zijn niet gelabeld en kunnen door ieder ander worden ingenomen. Het kabinet is geen galerie, kunstenaarscollectief, vereniging of stichting. Kunstenaars worden geen lid maar deelnemer per editie - resultaten uit het verleden geven geen garantie voor de toekomst. Dit is de derde catalogus die mij voorligt en ook nu weer ontdek ik ander werk en voor mij nieuwe kunstenaars. Zo wijst het Tekenkabinet mij de weg door de wereld van de tekenkunst.
Tumblr media
Tekenkabinet XII bestaat uit 3 delen. Er zijn twee tentoonstellingen, waarvan de eerste op dit moment tot 19 mei loopt in Projectruimte BMB. Een tweede expositie is in de zomer van 2024, van 2 augustus tot 15 september, in Galerie Art Singel 100. De online webshop waarvan de catalogus een verslag is vormt de derde poot onder het atelierkrukje. Op deze manier zullen er van de meeste deelnemende kunstenaars in totaal drie tekeningen te zien zijn, maar niet tegelijk. Het is dus zaak de locaties in Amsterdam te bezoeken, de webshop te bekijken en de gids aan te schaffen. De catalogus geeft aandacht aan diverse stijlen binnen de tekenkunst. Een goed ogend beeld van handschriften, gedachten, gebruikte materialen en fantasieën met als drager dienende papiersoorten op klein formaat. De tekeningen worden puur en kwetsbaar zonder inlijsting getoond en verkocht. Zo zoals het van de tekentafel is gekomen. Aldus kan de toeschouwer de werken zuiver beleven, op reis gaan naar nieuwe werelden. Zoals de kunstenaar in de fantasie, de beleving van de werkelijkheid, in gedachten en op papier op reis ging. Waar de tentoonstelling de weg wijst is de gids het navigatiesysteem, de webshop de handleiding.
Tumblr media
De omslag van deze gids, editie XII, toont een verkreukeld stuk papier. De prop is het beeldmerk van hoe er eeuwenlang naar het tekenen gekeken is. Als een artikel om weg te gooien. Te schetsen en uit te werken, waarna de functie verloren is en het werk als een prop in de prullenmand kan. Maar de werken in het boekje krijgen erdoor waarde en bestaansrecht. Het is een plezier te zien hoeveel middelen aangewend worden om een tekening te maken. Dat er legio stijlen en technieken binnen de tekenkunst ingevoerd zijn. Ieder jaar weer kijk ik uit naar welke nieuwe smaken zijn geselecteerd. Want het Tekenkabinet innoveert en toont mogelijkheden en schijnbare onmogelijkheden. Het tekenen is uitgegroeid tot kunst, mede door het Tekenkabinet en initiatiefnemer Manja van der Storm. En ik vind nog een lekker snoepje in één van de laden. Een smaak die ik nog niet eerder proefde.
Catalogus Tekenkabinet, editie XII. Concept, vormgeving en productie Manja van der Storm. Eerste druk, april 2024.
0 notes
keynewssuriname · 9 months ago
Text
In memoriam Jocelijn (Jos) Delano Romeo Ho-Sack-Wa
Tumblr media
Maandag 11 maart j.l. hadden we nog een bezoek gebracht aan de zieke Jos in het Diaconessenhuis. Daarbij waren ook aanwezig dhr. Lesley Zeewijk, dhr. Iwan Lindveld en Mevr. Merselin Sarikromo. Het was best wel een gezellig gesprek dat gevoerd werd, terwijl de heer Zeewijk Jos assisteerde met het aantrekken van de “compression socks”. Na aan uur of anderhalf verliet het gezelschap het ziekenhuis, Jos enigszins verdrietig achterlatend. Toch wel onverwachts kregen wij op donderdag 14 maart j.l het droevige bericht dat Jos het tijdelijke met het eeuwige had verwisseld. Jos is op 29 september 1953 geboren te Paramaribo. Tijdens zijn verblijf in Frans-Guyana had Jos zich de basisvaardigheden en kennis van het Shotokan karate eigen gemaakt.Toen hij zich definitief vestigde in Suriname heeft hij zich toegelegd op de beoefening van de Taekwondo gevechtssport (6e Dan behaald). In deze tak van sport, waar hij bijzonder veel aanleg voor had, heeft hij zich in de loop der jaren ontwikkeld tot een bekwame en geduchte vechter. Zijn kwaliteiten kwamen onder andere tot uiting in het behalen van het nationaal kampioenschap. De kwaliteiten van Jos kwamen ook tot uiting tijdens het begeleiden van het nationale Taekwondo team naar internationale toernooien. Zo nu en dan vonden er gezamenlijke trainingen/sparringpartijen plaats tussen de selectie onder zijn leiding tegen de karateselectie onder leiding van Sensei Cecil Tirion. De vriendschap tussen deze twee instructeurs is in de loop der jaren uitgegroeid, zo zelfs dat Jos als mede-examinator toetrad tot de Dangraden examencommissie van de nationale karatebond, de Amateur Karate Unie. Ook in deze setting toonde Jos zijn degelijke kennis van gevechtssporten en zijn technische vakkundigheid. In deze commissie is hij tot zijn dood adviseur geweest. Tijdens de vijftigjarige herdenking van de Karatesport in Suriname werd hij door het Organiserend Comité gewaardeerd met een Certificate of Appreciation. Het was dan ook een eer voor ondergetekende toen hij de rood-witte band uit handen van Jos mocht ontvangen tijdens zijn bevordering tot de 8ste Dan. Op regelmatige basis vond er tussen Jos en ondergetekende uitwisseling plaats van videobeelden van bijzondere momenten uit de gevechtssportwereld. Steeds weer demonstreerde Jos zich als een breed denkende martial arts sportman met een grote kennis van zaken. Jos was naast het beoefenen van de gevechtssport een enthousiaste deelnemer en kenner van de vogelzangsport in ons land. Hij is zelfs voorzitter geweest van de Surinaamse Zangvogel Bond in Suriname. Als mens kan zonder meer gesteld worden dat Jos een eerlijke, breeddenkende en kritische sportman is geweest. Ondanks zijn bijzondere kwaliteiten is hij altijd bescheiden gebleven. Dat sierde hem als mens. Met het heengaan van Jos verliest Suriname een uitstekende sportman die de waarden en het begrip”sportsmanship” MET ERE WIST UIT TE DRAGEN. Jos, hartelijk dank voor je warme en eerlijke vriendschap, je oprechte medewerking tijdens het samen boefenen en beleven van de vele momenten in het kader van de gevechtssport - ontwikkeling in dit ons land. We gaan je ontzettend hard missen. Moge de Heer jou een verdiende plaats toekennen in zijn paradijs. Namens de hele karategemeenschap in Suriname en (waarschijnlijk) mede namens alle beoefenaren en fans van de gevechtssporten in ons land: Waka boeng mi mattie. OESH!! CECIL TIRION -Grondlegger van de karatesport in Suriname -Voorzitter van de Amateur Karate Unie -Voorzitter van de Dangraden examencommissie van de nationale bond AMATEUR KARATE Unie. Read the full article
0 notes
a3veen · 1 year ago
Text
Niet iedereen is blij met de biografie van Loesje, het mysterieuze en snedige postermeisje
Tumblr media
Biograaf Fleur van der Bij bij Loesje-teksten op de wc-deur van een voormalig kraakpand in Zevenaar. Beeld Marcel van den Bergh / de Volkskrant
De Volkskrant - Pieter Hotse Smit10 november 2023, 15:22
Veertig jaar geleden ontstond Loesje, het mysterieuze postermeisje met haar snedige kijk op de wereld. Nu is er een biografie, maar de Loesje-makers zijn daar niet blij mee. ‘Haal je Loesje uit de anonimiteit, dan breng je schade toe aan de transformerende uitwerking van haar glimlach.’
In Café Meijers aan de Beekstraat in Arnhem herinnert niets aan het beroemde meisje dat er precies veertig jaar geleden ‘werd verwekt’. Terwijl een van haar meest legendarische uitspraken toch niet zou misstaan in een kroeg: ‘Aan het eind van m’n geld houd ik altijd een stuk maand over’.
Het zijn de woorden van Loesje, het vrolijke postermeisje dat bijna iedereen kent, maar tegelijkertijd niemand.
Met snedige, immer actuele teksten zoals ‘Leven is meervoud van lef’ tot ‘Sociale zekerheid, dat je zeker weet dat je buren je teruggroeten’, kleuren de zwart-wit beletterde posters van Loesje al sinds 1983 straten en pleinen. Nu is er een biografie van Loesje. Of eigenlijk: van het activistencollectief achter de mysterieuze postergirl – en daar is niet iedereen blij mee.
Reactie op tijdgeest
Loesje was begin jaren tachtig de opgewekte reactie op de grimmige sfeer van die tijd. Die van ‘anti’ (kernenergie), ‘stop’ (met oorlog) en ‘tegen’ (kruisraketten). In de ‘sfeer van negativiteit, agressie en geweld’, zo schrijft biograaf Fleur van der Bij in haar boek, opperden zes activisten van een Arnhemse woongroep op een dag aan de keukentafel: ‘Wat als we nu eens ergens vóór zijn?’
De activisten besloten hun positieve geluid via posters te verspreiden. Om hun boodschap te laten beklijven, moest een raadselachtige figuur worden bedacht, luidde de conclusie aan de keukentafel. Iemand die prikkelde, scherp was en aan het lachen maakte. Over een ding zou het zestal het eens zijn geweest: het moest een meisje worden.
De woongroepleden hadden zich van de keukentafel verplaatst naar Café Meijers toen ene Loes van Schaaijk, kunstacademiestudent, binnen kwam lopen. Haar grote bos zwarte krullen en vrolijke uitstraling gadeslaand wisten de zes het onmiddellijk: ‘Loesje’, dat moet het worden.
Een jarenlange fascinatie
De vele Loesje-teksten die al snel tot ver buiten Arnhem illegaal in de publieke ruimte werden geplakt, wisten biograaf Van der Bij al jong te raken. Dat ze in het Friese dorp waar ze opgroeide werd gepest vanwege haar Loesje-agenda, weerhield haar er niet van haar grote voorbeeld te citeren in de havo-almanak: ‘Wees jezelf, er zijn al zoveel anderen’.
Op latere leeftijd sloot Van der Bij zich in Groningen aan bij een van de Loesje-regiogroepen, die toen nog in het hele land waren gevestigd. Nog weer later schreef ze kortstondig voor de Berlijnse tak van Loesje. Gefascineerd door de mythe die Loesje desondanks voor haar bleef, begon Van der Bij vier jaar geleden met wat Loesje. De biografie zou worden.
Het boek ligt op een zaterdagmiddag op tafel in een gebouw in Zevenaar, een ander mythisch Loesje-bolwerk. Een pand dat destijds werd gekraakt door onder meer Loesje-schrijvers van het eerste uur. Op zolder is een wc-deur met de eerste spreuken bewaard gebleven.
‘Er staat te veel in waar ik niet achter sta’
Inmiddels is in het pand restaurant Eet-Lokaal gevestigd. Net als Van der Bij vanachter een kop thee begint te vertellen over de Loesje-schrijvers van het eerste uur, loopt er, stomtoevallig, eentje binnen. Gelijktijdig met het interview blijkt een verdieping hoger een krakersreünie gaande. De vrouw, die Yoeke Nagel (61) blijkt te heten, stapt op Van der Bij af en zegt: ‘Ik kom niet naar je boekpresentatie. Er staat te veel in waar ik niet achter sta.’
Nagel is een van de mensen die door Van der Bij werden geïnterviewd, maar heeft daar nu spijt van. Ze leest in de biografie te veel een poging tot ‘scoopen, onthullingen doen’, licht ze later telefonisch toe. ‘Maar het maakt niet uit of wij aan een keukentafel zaten of voor mijn part in een golfslagbad. Ook niet dat wij tekstuele methoden van Lenin toepasten.’
Van der Bij zocht en vond voor haar biografie dé Loes van Schaaijk uit Café Meijer. Ook daar is Nagel niet over te spreken, omdat een biografie over Loesje volgens haar niet zou moeten gaan over of er iemand was die Loes heette, maar over wat de kracht is van Loesje ‘als gereedschap in het verwoorden van een verlangen voor verandering’ en of die nog werkt in deze tijd.
De oorspronkelijke leden van het postercollectief menen van wel, blijkt uit de ‘Vooruitblik van vijf Loesje-oprichters’, die als tegemoetkoming door de uitgever is opgenomen als bijlage in het boek. Hierin geeft de generatie die ‘van de dijk bij Dodewaard werd weggespoten’ zeven tips aan de generatie die nu op de A12 hetzelfde overkomt. Het zijn handvatten om de moed erin te houden. Te beginnen met wat gelezen kan worden als eerste medicijn tegen de polarisatie van deze tijd: creëer ‘een plek waar mensen welkom zijn, ook met ‘ongewone’ gedachten’.
Vrijheid van meningsuiting
De kritiek op haar boek steekt Van der Bij. Ze wordt nu bekritiseerd door uitgerekend de mensen achter het medium dat haar als enige wildplakker in het dorp ‘Fucking vrijheid van meningsuiting, Tjalleberd!’ deed roepen. ‘De makers van Loesje waren voorvechters van vrijheid van meningsuiting, maar nu ineens niet als het over Loesje zelf gaat’, concludeert ze cynisch.
Yoeke Nagel noemt die kritiek onterecht. Waar het haar om gaat: ‘Haal je Loesje uit de anonimiteit, dan breng je schade toe aan de transformerende uitwerking van haar glimlach.’ De huidige schrijvers van Loesje werkten om die reden niet mee aan het boek. ‘We koesteren het mysterie dat de afgelopen veertig jaar is opgebouwd’, zegt Daan, die niet met zijn achternaam in de krant wil. ‘De kracht is dat dan iedereen haar kan zijn.’
1 note · View note
gpfansnl · 1 year ago
Photo
Tumblr media
Aston Martin Aramco Cognizant F1 Team zal vanaf 2024 afscheid gaan nemen van Cognizant als titelsponsor. Het team van Lawrence Stroll blijft wel samenwerken met het bedrijf, maar zal geen titelsponsor blijven van het Formule 1-team. Tegenover de Britse tak van RacingNews365 heeft een woordvoerder van Aston Martin vertelt dat het F1-team afscheid gaat nemen van Cognizant als teamsponsor. Toch is het team erg te spreken over de samenwerking, die op een andere manier wel voortgezet gaat worden. "Cognizant was onze eerste titelpartner en zij gingen in zee met Aston Martin om de reputatie van hun merk op te bouwen. Cognizant is een bedrijf van 35 miljard dollar met 300.000 werknemers, maar drie jaar geleden was het geen bekende naam. Door de eerste fase van hun samenwerking met ons, hebben ze dat bereikt - nu weten veel meer mensen wie Cognizant is en wat ze doen." Verder maakt de woordvoerder van Aston Martin duidelijk dat alles tijdens de samenwerking volgens plan is verlopen en dat het wijzigingen van de samenwerking ook onderdeel van het plan is. "Dit was altijd gepland als fase twee van die relatie. Na het bereiken van wereldwijde naamsbekendheid, verdiepen ze hun samenwerking met ons, passen ze hun digitale transformatie toe op ons bedrijf - zowel op als naast het circuit - en bouwen we nu aan een diepere, bredere relatie met hen." Het Saudi-Arabische Aramco, dat actief is in de olie markt, zou de favoriet zijn om de nieuwe titelsponsor van het team te worden. De nieuwe teamnaam zal begin 2024 bevestigd worden.
0 notes
kobongkastrol · 1 year ago
Text
Nahdlatul Ulama: Meniti "Karang" Pada Masa Pendudukan Jepang
Jayabaya-seorang raja dari Kerajaan Kediri-tak sedang mengigau saat ia meramalkan bahwa “Pulau Jawa kelak akan diperintah bangsa kulit putih (Belanda), kemudian dari arah utara akan datang bangsa Katai, kulit kuning bermata sipit. Pemerintah dari bangsa kulit kuning tidak lama, hanya seumur jagung. Dan sesudah itu Jawa akan merdeka”. 
Ratusan tahun kemudian, bukan kebetulan kalau prediksi Jayabaya menjadi kenyataan. Imbas Perang Dunia II antara blok sekutu (Amerika Serikat, Inggris, dan Uni Soviet) melawan blok poros (Jerman, Italia, dan Jepang) sampai juga ke Indonesia. 
Barangkali Belanda tak akan menyangka, bala tentara berkulit kuning dengan perawakan tak terlampau tinggi itu berhasil merangsek ke nusantara. Keterkejutan ini menjawab pernyataan Gubernur Jenderal Hindia Belanda Cornelis de Jonge, tujuh tahun sebelumnya. 
De Jonge pada tahun 1935 pernah mengatakan secara angkuh “Als ik met nationalisten praat, begin ik altijd met de zin: Wij Nederlanders zijn hier al 300 jaar geweest en we zullen nóg minstens 300 jaar blijven. Daarna kunnen we praten.” (Apabila saya berbicara dengan para nasionalis, saya selalu memulai dengan kalimat: Kami Belanda telah di sini 300 tahun dan kami bahkan akan tinggal paling sedikit 300 tahun lagi. Kemudian kita bisa bicara).
Barangkali benar kata-kata bijak yang berbunyi, “Keangkuhan datang menjelang kejatuhan.” Terompet dan kembang api tahun baru mungkin masih terngiang, atau bisa jadi tak ada hura-hura di saat pergantian tahun, ketika Jepang bertandang ke Tarakan pada 11 Januari 1942. Tarakan yang sarat sumur minyak bumi, menjadi incaran pertama sebelum bergerak menuju Jawa sebagai “kunci” dan tentu Sumatra. 
Gongnya terjadi di Kalijati, Subang, Jawa Barat, pada 8 Maret 1942 ketika Gubernur Jenderal Tjarda van Starkenborgh menyerah tanpa syarat kepada Jenderal Hitoshi Imamura. Imamura mengunci Jawa. Ia dengan cerdik mendaratkan pasukannya di Teluk Banten, Eretan Wetan, dan Kragan.
Praktis sejak saat itulah wilayah Hinda Belanda (Indonesia) jatuh ke tangan pemerintahan militer (Gunseikanbu) Jepang. Dengan masygul, Bert Garthoff, penyiar radio NIROM, memutar lagu berjudul Wilhelmus berbarengan menutup siaran terakhirnya pada hari itu pukul 23.00. Ia mengucapkan kata-kata perpisahan dalam bahasa Belanda yang artinya, “Selamat Berpisah! Sampai berjumpa di waktu yang lebih baik.”
Waspada Sejak Mula
Bergantinya tampuk pemerintahan berdampak pada seluruh sendi kehidupan bangsa Indonesia. Nahdlatul Ulama (NU) sebagai salah satu ormas Islam yang sudah berdiri di tahun 1926, dan telah memainkan peranan penting dalam kehidupan kebangsaan dan kemasyarakatan juga tak luput dari dinamika masuknya Jepang ke nusantara. Benarlah sebuah pepatah. Keluar dari mulut harimau, masuk ke mulut buaya. 
Daoed Joesoef dalam Rekam Jejak Anak Tiga Zaman menuliskan kenangannya, “Kedatangan Jepang di Medan mula-mula disambut meriah oleh penduduk. Mereka bersorak-sorai, bertepuk tangan, berdiri di tepi jalan, dan berusaha menyalami serdadu yang sedang tegak berjaga di nyaris setiap persimpangan jalan. Orang dari kampung-kampung di sekitar Kota Medan yang kerjanya sehari-hari memasok pisang dan buah-buahan lainnya ke pasar-pasar kota, berbondong-bondong menyumbangkan pisang mereka ke tangsi tentara Dai Nippon yang mereka pahlawankan. Rumah-rumah Belanda diteriaki oleh penduduk dan dilempar batu kalau ada penghuni bule berani tampil ke luar.” 
Dan tipu muslihat itu tak bertahan lama. Slogan Gerakan Tiga A (3A) yang mempunyai semboyan Nippon Pelindung Asia, Nippon Pemimpin Asia, dan Nippon Cahaya Asia hanyalah hiasan mulut tak berotot dan lidah tak bertulang. 
Menyebut Indonesia sebagai saudara muda rupanya taktik belaka dalam merebut simpati, demi kepentingan terselubung di belakangnya. R.E Elson dalam The Idea of Indonesia: Sejarah Pemikiran dan Gagasan menuliskan, bahwa nyatanya memerdekakan Indonesia bukanlah prioritas utama bagi Jepang, dan Jepang menolak mentah-mentah upaya para pemimpin Indonesia berperan sebagai pemerintah langsung di bawah pengawasan Jepang. 
Sebelumnya, janji-janji manis nan licin dilontarkan Jepang dalam maklumat nomor satu tertanggal 7 Maret 1942, yang dikeluarkan Gunseikanbu. Dengan kata-kata yang tercantum didalamnya semisal, “memperbaiki nasib rakyat Indonesia”, “yang sebangsa dan seketurunan dengan bangsa Nippon, “mendirikan ketenteraman yang tangguh untuk hidup dan makmur bersama-sama dengan rakyat Indonesia”, atau “mendatangkan keamanan yang sentosa dengan segera.”
Maklumat nomor satu itu serta merta menjadi perbincangan menarik di sana sini. Tak terkecuali para aktivis NU wilayah Banyumas, tepatnya di Sokaraja. KH Saifuddin Zuhri dalam Berangkat dari Pesantren mengisahkan bagaimana sebuah rapat NU menanggapi tentara Dai Nippon yang mengambil alih wilayah Indonesia. “Kalimat memperbaiki nasib rakyat Indonesia saya kira cuma bujuk rayu kalau bukan kata-kata tipuan. Apalagi kalimat...’yang sebangsa dan seketurunan dengan bangsa Nippon’ rasa-rasanya kok baru sekarang ini mendengarnya...itu cuma muslihat. Jangan lupa: alharbu khid’ah, perang itu penuh tipu muslihat.” kata Ustadz Mursyid, seorang penggiat NU Sukaraja. 
Kekhawatiran Ustadz Mursyid bahwa perang penuh tipu daya sebagaimana dikisahkan oleh KH Saifuddin Zuhri dalam bukunya itu tak salah. “Kesewenang-wenangan Jepang,” tulis Andrée Feillard dalam bukunya NU vis-à-vis Negara, “Terutama penghormatan terhadap kaisar Jepang yang dipaksakan dengan cara membungkukkan badan ke arahnya pada waktu-waktu tertentu, mulai menyulut reaksi penolakan dari pihak kiai, antara lain Kiai Hasyim Asy’ari yang dijebloskan ke penjara selama beberapa bulan tahun 1942 lantaran perkara ini.”
Bersiasat Demi Umat
NU yang berpandangan bahwa membela tanah air adalah sebagian daripada iman, tak tanggung-tanggung membela Indonesia, apalagi jika hal itu selaras dengan pandangan tauhid. Pengalaman NU di masa kolonial Belanda yang melakukan perlawanan kultural lewat pesantren dan organisasi yang dibangunnya tak mudah gentar dengan siapapun. Jejak sejarah mencatat bagaimana KH Zainal Mustofa dari pesantren Sukamanah yang sekaligus pengurus NU Tasikmalaya berjibaku dan menjadi martir melawan penindasan Jepang. 
Amirul Ulum dkk menulis dalam buku Rekaman Biografi 23 Tokoh Pendiri NU, bahwa akibat keteguhan NU memegang prinsip, KH Hasyim dituduh mengobarkan semangat anti penjajah. Tak lama kemudian, KH Mahfudz selaku ketua PBNU juga ditangkap Jepang dengan tuduhan yang sama seperti KH Hasyim. Atas ulahnya itu, Jepang mendapat kemarahan dari banyak kiai dan rakyat waktu itu. 
Apakah saat itu Pemerintah Militer Jepang sedang cek ombak atau tidak terhadap NU, yang jelas lobi-lobi intensif yang dilakukan oleh KH Wahab Hasbullah berhasil membebaskan KH Hasyim Asy’ari beserta kiai-kiai lainnya dari tahanan Jepang. 
Cengkeraman kebijakan militer pendudukan Jepang membuat hampir seluruh organisasi massa dan pergerakan dipaksa bertiarap. Termasuk NU yang walaupun sudah lama berdiri pada zaman Belanda dilarang melakukan kegiatan. Menurut Amirul Ulum dkk dalam buku Rekaman Biografi 23 Tokoh Pendiri NU, kecuali NU keresidenan Banyumas yang berhasil mempertahankan eksistensinya. 
Akibatnya tak ada tempat yang cukup leluasa menjalankan roda organisasi. Larangan beraktivitas dengan massa mencolok dimaklumatkan, dan apabila melanggar, Kempetai Jepang sudah barang tentu akan menindaknya. 
Dalam catatan di Berangkat dari Pesantren, KH Saifuddin Zuhri mengenang bahwa tahun-tahun pertama di masa pendudukan tentara Dai Nippon, Maret 1942-Maret 1943, ditandai oleh tumbuhnya kebencian rakyat kepada tingkah serdadu-serdadu Nippon dan rasa muak terhadap propaganda Nippon seperti romusha, saikerei, jugunianfu, dan lain-lain. Keadaan kemudian berbalik. Jepang yang butuh dukungan rakyat Indonesia, terutama umat Islam sebagai mayoritas, pelan-pelan didekatinya. 
“Meskipun pada mulanya menutup semua organisasi pribumi, termasuk organisasi-organisasi Islam,” tulis Kevin W. Fogg dalam Spirit Islam pada Masa Revolusi Indonesia, “Jepang mendukung aktivitas organisatoris Islam. Terutama untuk mendapatkan persekutuan dengan kaum muslim., dengan berharap dapat membangun kekuatan yang dapat dimobilisasi dalam perang jika diperlukan. Diantara aksi-aksi pertama mereka dalam hal ini pada 1942, Jepang mendirikan kantor urusan Islam dengan staf yang diisi para tokoh muslim lokal maupun Jepang, di lapangan pusat Jakarta.”
Mula-mula yang terlibat sebagai kepala kantor urusan agama (Shumubu) adalah Prof. Dr. Hoesein Djajadiningrat. Lalu KH. Hasyim Asy’ari, yang kemudian karena alasan sudah lanjut usia dialihkan pada anaknya, KH Wahid Hasyim. Tentu tak mudah mengemban amanah tersebut. Tak pelak, bagaimanapun KH. Wahid Hasyim adalah representasi NU dan juga umat Islam Indonesia di mata Jepang. 
Hal ini menunjukkan bahwa NU adalah salah satu reperesentasi mayoritas di Indonesia dengan tokoh-tokohnya yang sudah mengakar. Fakta sosiologis ini tak bisa kita ingkari. Dan yang kedua, mungkin saja ini adalah strategi Jepang merebut hati rakyat Indonesia pada masa perang supaya lebih mudah dimobilisasi. 
Peran KH. Wahid Hasyim tak sebatas berkiprah di NU saja. Walaupun masih berusia muda, radius pergaulannya sudah sangat luas. Wahid Hasyim berkawan dengan Bung Karno, Bung Hatta, KH Mas Mansur, Natsir, Wondomiseno, Prawoto, Tan Malaka, dan lain sebagainya. Ia terbiasa pulang pergi antara Jombang Jakarta via kereta api, untuk merapikan barisan keumatan dengan-sepengakuan KH Saifuddin Zuhri-memanfaatkan karcis kereta malam kelas I secara gratis. Ia kemudian menjadi salah satu motor dari meleburnya Majelis Islam ‘Ala Indonesia (MIAI) menjadi Masyumi. 
Wahid Hasyim dalam karangannya yang bertajuk “Menyongsong Tahun Proklamasi Kemerdekaan yang Kedelapan”, dan kemudian dimuat oleh H. Abubakar di Sejarah Hidup KH. A. Wahid Hasjim menulis ihwal Masyumi yang lebih berpihak rakyat Indonesia ketimbang menjadi corong propaganda Jepang. “Dan sejak itu Masyumi lebih banyak menjadi saluran untuk menyatakan keluh kesah rakyat daripada menjadi alat propaganda Jepang. Bahkan rencana mereka untuk membawa Masyumi guna menggerakkan pengerahan romusa telah dapat digagalkan sama sekali dengan tegas. Selanjutnya Masyumi tidak lagi giat, artinya di lapangan propaganda, bahkan sengaja tidak berusaha, kecuali untuk memperlunak dan memperingan ketajaman pisau rencana Jepang yang ditujukan kepada rakyat, dan lagi dalam mengisi tentara Peta pada umumnya dan mengisi Hizbullah pada khususnya.”
Kalau masa penjajahan Belanda melahirkan elit dan intelektual pribumi lewat kebijakan politik etis dan sekolah-sekolah yang didirikan pemerintah kolonial seperti HIS, MULO, AMS, HBS, GHS, RHS, MOSVIA, dan THS, maka berkah dalam musibah pada masa pendudukan Jepang adalah munculnya lapisan kaum santri-terutama yang berada di Jawa dan Madura-ke permukaan melalui latihan-latihan kemiliteran yang diinisiasi oleh Jepang. 
Kosakata santri dalam konteks ini adalah pemimpin pesantren, ulama lokal, dan ustadz-ustadz muda aktivis organisasi keislaman. Mungkin tujuan jangka pendeknya sebagai cadangan guna mobilisasi perang Asia Timur Raya, namun nyatanya pendidikan kemiliteran ini kelak sangat berguna di kemudian hari saat Indonesia bersiap merdeka dan sesudahnya. 
Harry J. Benda dalam Bulan Sabit dan Matahari Terbit: Islam Indonesia Pada Masa Pendudukan Jepang menuliskan keadaan bahwa pada tanggal 1 Juli 1943 dimulailah kursus latihan pertama bagi para kiai dan ulama dalam satu upacara yang mengesankan oleh Kolonel Kawasaki selaku perwakilan Gunseikan dan juga Kolonel Horie sebagai kepala Shumubu. 
Aiko Kurasawa secara rinci mencatat hal ihwal latihan alim ulama ini dalam bukunya yang klasik dan otoritatif, Kuasa Jepang di Jawa: Perubahan Sosial di Pedesaan 1942-1945. Menurutnya, jumlah seluruh alim ulama yang menjalani latihan ini diperkirakan sekitar lebih dari seribu orang. Dengan memperhitungkan fakta bahwa menurut statistik tahun 1943 yang dipersiapkan oleh Gunseikanbu jumlah seluruh kiai di Jawa ialah 18.466 maka mereka yang ikut dalam pelatihan mencapai sekitar 5,5% dari jumlah seluruh kiai. 
Aiko juga mendaftar afiliasi organisasi peserta yang mengikuti latihan alim ulama tersebut. Dalam buku tersebut Aiko mengemukakan bahwa sangat mengesankan bahwa hampir 40% dari seluruh peserta latihan adalah anggota NU. Karena menurut catatan keanggotaan NU pada Agustus 1942 berjumlah 178.436 orang. Ini menjelaskan bahwa kiprah NU tak menyia-nyiakan setiap kesempatan walaupun pada masa sulit, yang mungkin saja akan berguna di masa mendatang. 
Benar saja. Jepang hanya berkuasa seumur jagung. Hiroshima dan Nagasaki yang luluh lantak pada Agustus 1945, menjadi pertanda berakhirnya kekuasannya Jepang di Indonesia. Kemerdekaan yang menurut Bung Karno disebut sebagai jembatan emas, ditatap penuh harapan oleh generasi muda NU pada waktu itu seperti KH Wahid Hasyim, KH Masykur, KH Muhammad Ilyas, KH Wahib Wahab, KH Saifuddin Zuhri, Zainul Arifin, dan lain-lain. 
*Asep Imaduddin AR, alumnus Pondok Pesantren Darussalam Ciamis
0 notes
tjenkehpala · 1 year ago
Text
Tumblr media
“Het zijn de moeilijke lessen die je leven een diepere betekenis geven. Je groeit hierdoor als mens.”
Ik draag de naam Angelique Schildt-Gooijer. Mijn vader draagt de naam Cor Gooier en mama draagt de naam Selina Tamaela. Ik zeg dit bewust aangezien de naam die je draagt niet degene is die je bent. Je eigen “ik” moet je zelf definiëren en staat los van de schillen die je met je meedraagt. Ik ben 3e generatie Molukse en ben altijd in Huizen opgevoed geweest. Ik heb als kind best veel strijd gezien maar ook meegemaakt. Of het nu met mezelf was, of de strijd van mijn moeder als 2e generatie orang Maluku, in de Nederlandse samenleving je plek te moeten zoeken, maar ook in de Molukse samenleving je plek te moeten zien te vinden. Ik heb een eigen praktijk in Verlies- en Rouwverwerking en heb ik voor de uitvaartbranche gekozen omdat het veel dankbaarheid met zich mee brengt. Ik mag naast iemand staan en begeleiden in zijn/haar meest kwetsbare en gevoelige periode in het leven. Wat ik in mijn branche zie is dat de Nederlandse uitvaartondernemingen bij Molukse begrafenissen verwend worden en ontzorgd omdat wij bangsa Maluku alles zelf doen. De kracht van het Molukszijn is de samenwerking en samenhang. In de Molukse context vind ik ‘t mooi dat bij overlijden mensen van heinde en ver komen om hun medeleven te betuigen. Wat een kracht en wat een bezieling. Het Molukszijn betekent voor mij dat ik vanuit mijn hart denk weliswaar met de nodige valkuilen. Omkijken naar je naasten is wat we basaal tijdens onze opvoeding en in onze cultuur hebben meegekregen. Wij, bangsa Maluku, zijn één grote familie of we nu dezelfde achternaam dragen of niet. Hulp bieden en uitdragen is een mooi gegeven. Wegkijken zou me een schuldgevoel geven. De huidige generatie zou ik willen meegeven dat je trotsheid in je Molukszijn moet belonen met dankbaarheid en je dankbaarheid toon je weer met je inzet. Op deze manier is het proces, de strijd die we allemaal hebben moeten leveren, niet voor niks geweest. Wat zou onze grootouders hebben gezegd als we onze talenten, wat je nu aan kennis en wijsheid in pacht hebt, niet zouden gebruiken. Het verleden kan je niet veranderen en heb je daar geen grip meer op. Nu mag en kan je je verantwoordelijkheid nemen door slagvaardig te zijn en als trotse Molukker je eigen geschiedenis in te gaan. Dit ben ik, Angelique Schildt-Gooijer voortkomend uit de Molukse tak van familie Tamaela. En wat ik vind bangsa Maluku? Puur en authentiek.
0 notes
deventdieschrijvenkent · 1 year ago
Text
ZORGELOOS
Tumblr media
De lente is voor vogels een zorgeloos seizoen Mezen voelen zich kiplekker in het verse groen Kwiek kwekken kwikstaarten van de hak op de tak Het is nog niet te warm geen mus valt van het dak Konden ze deze tijd altijd maar zo houden Alle vogels fief hooguit een snip verkouden
0 notes