#het balanseer
Explore tagged Tumblr posts
thedreamlifeofbalsosnell · 5 months ago
Text
‘Messentrekkers’ van Karel De Sadeleer: een frivole levensroman vol verhalen
Tumblr media
Met Messentrekkers tekent Karel De Sadeleer ongetwijfeld voor een van de opmerkelijkste Nederlandstalige debuten van de voorbije jaren. Een entree met een donderslag, want alles, werkelijk alles, is buitensporig aan deze zinderende en in velerlei opzicht radicale eersteling. Messentrekkers is een uitzinnig verhalenkabinet, doorspekt met absurd-venijnige humor die zout op de vele wonden van de meritocratie strooit en doordrongen is van schaamteloze scatologische frenesie om de waan van de dag mee te kruiden. Deze uit het niets opgedoken roman is niet alleen een begeesterende hymne aan de vertelkunst, maar ook een vernuftig gecomponeerde, duizelingwekkende angstdroom over identiteit, herinnering, migratie en een betere toekomst.
Ik schrijf ‘uit het niets opgedoken’ want voor velen is de auteur van al dat uitzonderlijks een nobele onbekende. Trouwe lezers van rekto:verso zullen De Sadeleer misschien kennen van enkele opgemerkte bijdrages over literatuurkritiek en de boekenwereld. Dat hij lang aan zijn romandebuut werkte, mag blijken uit de publicatie vijf jaar geleden van het verhaal ‘Het zwarte poppetje’ in nY#26, overduidelijk een voorstudie of een eerste aanzet van Messentrekkers. In dat mysterieus verhaal raakt een ik-verteller tijdens een lezing van shockauteur Clemens Meyer in het Brusselse Goethe-instituut begeesterd door een brunette in het publiek. De mooie verschijning herinnert hem aan een volledig zwartgeklede prostituée die hem aansprak en haar diensten aanbood toen hij negen maanden ervoor in Berlijn onderweg was naar een andere lezing. Na de Berlijnse lezing heeft de verteller een afspraak met een zekere Ali, maar meer komen we niet te weten over die ’migrant van het type dat al achtduizend jaar in omloop is’. Tot Messentrekkers, want hier treedt diezelfde Ali in het voetlicht en vertelt op eigen wijze zijn memorabele geschiedenis.
Messentrekkers bestaat uit drie delen. Ali Haniyeh, een Zwitserse Palestijn die na omzwervingen in Berlijn, Wenen en Genève in Gent terecht komt, is de innemende ik-verteller, de ceremoniemeester van wat zich ontpopt tot een complex opgezette raamvertelling, die zich opsplitst in een myriade van kleinere verhalen op alle mogelijke diëgetische niveaus. Ali, ‘een Vlaamse jongen met zwarte krulletjes’, is een heuse spraakwaterval, een welbespraakte kletsmajoor, die op zoek gaat naar antwoorden over zijn originele maar gecompliceerde familiale achtergrond. Zijn vader was een Palestijn uit Ramallah, zijn moeder een Zwitserse, wier Joodse familie tijdens de oorlog vanuit Gent naar Genève vluchtte. Zo is Ali’s gemengde nationaliteit een dubbele paradox, met Palestina als een toonbeeld van politieke turbulentie en Zwitserland als het summum van neutraliteit en staatkundige inertie. In Gent ziet Ali regelmatig het huidig Palestijns staatshoofd en voormalige premier Mahmoed Abbas, ‘een koning zonder volk of land’, voorbijfietsen op een paarse damesfiets.
Ali’s verhalen zijn monolithische tekstblokken, die vaak bestaan uit lange, ritmisch meanderende zinnen, tekstkluwens waar De Sadeleer de lezer met veel stilistische souplesse doorheen laveert. Ali vertelt zijn verhaal heel fragmentarisch en springt van de hak op de tak. Hij weidt regelmatig uit, zegt onverbloemd zijn gedacht, laat hier en daar vliegertjes op om pas tientallen bladzijden verder de draad opnieuw op te pikken. Met veel humor (niet altijd even smaakvol) en in een zeer beeldende én beeldrijke taal, schakelend tussen diverse registers, jaagt Ali het tempo van zijn onwaarschijnlijk relaas aan. Dit is staccatoproza op hoog niveau, met een geheel eigen individueel geluid. Zo spreekt Ali een persoonlijk taaltje en heeft hij voor heel wat begrippen een zelfgekozen woord. Sigaretten en glazen wijn bijvoorbeeld worden ‘geknald’ in plaats van ‘gerookt’ of ‘gedronken’, de geslachtsorganen van de ‘terrasmeisjes’ heten consequent ‘spleetjes’ of ‘grotjes’ en een meisje dat geobsedeerd is door de ‘Wiener Sezession’ (sic) wordt het ‘afscheidingsmeisje’.
Even efficiënt om een eigen geluid te verkrijgen, zijn terugkerende geestigheden met woorden of zinssneden als ‘rakettenschild’, ‘handelsingenieurs’, ‘een film met Fanny Ardant’, ‘de jazz van Ahmed Abdul-Malik’, ‘het Mickey Mouse-ventje’ en ‘DJ Benjamin, de zoon van zijn vader’, alsook het te pas en te onpas gebruiken van specifieke jargonwoorden zoals ‘sabra’ en ‘bukkake’. Opvallend voor een roman met veel kabaal is dat er geen enkel uitroepingsteken in voorkomt (de gedachtestreep wordt dan weer wél overvloedig gebruikt). Alle dialogen zijn zonder aanhalingstekens en op het einde van een vraag in een dialoog komt er nooit een vraagteken. De figuur Abbas wordt een paar keer vergeleken met ‘een twijfelend vraagteken aan het einde van een veel te lange zin’ en eenmaal ziet Ali in Abbas een uitroepteken, wanneer er naast de oude Palestijn een opgerold tapijt rechtop staat.
Het eerste deel van Messentrekkers vormt bijna de helft van het boek. De openingszin blinkt uit in originaliteit en sleurt de lezer meteen bij de les: ‘Lang voor Mahmoed Abbas me met een mes te lijf ging had ik hem vaak zien voorbijrijden op zijn paarse damesfiets.’ Ali is een fervente kroegtijger en verslijt samen met zijn kunstzinnige en om diverse redenen naar Gent gevluchte kompanen Beyeler (een gesjeesde toogfilosoof) en Rheinsberger (een petomane componist) zijn broek op het terras van het café van Abraham Ravelstein in de buurt van de Ottogracht en de Krommewal (De Sadeleer baatte aldaar enige tijd het café Minor Swing uit, LDM). Vanuit die uitvalsbasis ziet hij regelmatig Abbas fietsen, voor het eerst twee jaar geleden, maar toen was hij ‘compleet in de prak gezopen’. Nu drinkt Ali geen shiraz meer (‘Te veel haperende synapsen.’), maar hij blijft verwonderd Abbas in Gent te zien: ‘Nog nooit is een volk uit de woestijn geleid door een leider op een damesfiets.’ Nochtans weet Ali Abbas wonen, ‘om de hoek van het café hier’, in de Goudstraat.
Ali vertelt maar raak en probeert te verklaren hoe het zo ver is kunnen komen dat Abbas hem met een mes te lijf ging. Hij haalt herinneringen op over zijn tijd in Berlijn, toen hij taxichauffeur was in dienst van de Turkse Berliner König Fehim en een vaste klant was van het café van de Jood Manke Fischer in de Auguststraße, waar veel chauffeurs zitten die toeristen droppen om de hoek bij de meisjes in de Oranienburgerstraße, een straat die bekend staat voor zijn prostitutie (cfr. ‘Het zwarte poppetje’). Hij vertelt ook hoe Beyeler aan de Goudstraat overreden werd door een taxi: ‘het kwalijkste was: zijn fluit wilde niet meer zingen.’ Beyeler wordt nooit meer de oude, maar lijkt bepaalde mystieke gaven te hebben ontwikkeld: hij noemt Abbas le roi des aulnes, de Elzenkoning, en concludeert dat Ali en Abbas ‘iets met elkaar te maken hebben dat niet te ontkennen valt.’ Een andere keer zit Ali op het terras en is er getuige van hoe Abbas met zijn fiets botst met een fietsend meisje, iets wat hij later nog eens doet maar dan met de neef van Fatih van Kaffee Emir.
Veel gebeurtenissen (of personen) verdubbelen zich in Messentrekkers, of — beter gezegd — herhalen zich op een gelijkaardige manier. Een verhaal ter illustratie hiervan is dat over ‘een Vlaams meisje met Vlaamse manieren’, het eerder vermelde ‘afscheidingsmeisje’. Ali leert haar kennen in de bakkerij van Fehim, de Syrische bakker in de Sleepstraat, waar hij werkt. Hij volgt haar naar Wenen, waar ze de door haar bewonderde kunstbeweging wil bestuderen. Ali geeft toe: Fehim is nauwelijks te onderscheiden van de andere Fehim in Berlijn. Misschien zullen de mensen hetzelfde zeggen over de Abbas die in Gent rondrijdt en de échte Abbas: ‘Ze lijken hard op elkaar, zoals broers dat soms doen, of regendruppels en zandkorrels uit de Negev, en toch zijn ze niet dezelfde, zal men zeggen, maar dat is niet waar.’ En, in Wenen is Ali eveneens taxichauffeur, tot het afscheidingsmeisje in de psychiatrische kliniek Steinhof belandt en hij naar Berlijn verkast.
Het mag niet verwonderen dat, gezien Ali’s exceptionele familiale achtergrond, de Palestijns-Joodse kwestie een grimmige grondtoon vormt in Messentrekkers. De explosieve situatie in zijn tweede vaderland (dat hij nooit bezocht) is een onophoudelijke dreiging die zijn angst, onzekerheid en identiteitscrisis steeds diepgaander bepaalt. Ali heeft het uitvoerig over het Beloofde Land en de Tweestatenoplossing. Volgens hem is Abbas geen nummer twee en is er maar één nummer één, en dat is Ismail Haniyeh, de leider van Hamas sinds 2017, die toeval of niet dezelfde familienaam draagt als Ali (op pagina 351 wordt dat eenmalig maar verkeerdelijk Hamdallah, een andere voormalige premier van Palestina, LDM). Maar Ismail Haniyeh heeft Ali hier nog nooit gezien, al zeker niet op een fiets. Abbas zou volgens Ali eigenlijk een Yasser Arafat moeten zijn, een leider voor het hele volk, maar dat is hij zijns inziens niet. Palestina is voor Ali een ‘intifadataart’, een land dat in steeds kleiner wordende stukken is verdeeld. In ‘een boekenwinkel aan de Kouter’ verdedigt Ali Abbas dan weer als de enige echte leider van de Palestijnen, hoewel dat voor de gebrilde boekenverkoper ‘Ibn-Haneh Hana-bi Lehyani Of-Zoiets’ is.
Het motto waarmee Messentrekkers opent, haalde De Sadeleer uit Mark Twains The innocents abroad (1869), een ironisch verslag van een halve wereldreis die de geestelijke vader van Huckleberry Finn maakte, onder meer naar het Midden-Oosten. Twain hangt een negatief beeld op van Palestina, dat voor hem niet meer is dan een achtergesteld droomland: ‘Palestine is no more of this work-day world. It is sacred to poetry and tradition — it is dream-land.’ Dat is veelzeggend, want dromen spelen een belangrijke rol in Messentrekkers en genereren heel wat verhalen. Ali is een verwoed dromer en meer dan eens balanceert hij tijdens zijn vertelling op het scherp tussen droom en werkelijkheid: ‘Het wordt nogal verwarrend, maar dat is eigen aan dromen waarnaar ik het raden heb, en over die verwarring zijn boeken geschreven, geloof ik, maar veel helpt dat niet.’ Verder stelt hij: ‘Het blijft niet altijd bij dromen.’ Zijn droomgedrag maakt van Ali hoe dan ook een onbetrouwbare verteller, ondanks zijn charme, scherts en minzaamheid: ‘Ik weet niet waarom ik me kan vergissen, maar zo gaat het, ook al gaat het anders ook.’
Ali is zoals gezegd een Zwitserse Palestijn, maar heeft een joodse connectie via zijn moeder, de dochter van Gentse Joden die in Genève terechtkwamen. Na de tweede botsing van Abbas helpt Ali hem recht en ze drinken iets in het café van Ravelstein (NB: De Sadeleer haalde de naam van de cafébaas uit de laatste roman van Saul Bellow, een sleutelroman over de filosoof Allan Bloom, met als hoofdpersonage ene Abe Ravelstein). Tijdens zijn gesprek met Ali beweert de geblutste Abbas plots dat hij Abraham Ravelstein heet, zoals de cafébaas: ‘Iedereen heet Abraham, tot je een beetje begint door te vragen.’ Abbas vergezelt Ali op weg naar huis, in de Gentse straat Nieuwland: ‘Zoals het Nieuwe land van de Joden. Een nieuw land voor een oud volk.’ Dat Ali een groot causeur is en zijn verhaal móet delen, houdt tevens gelijke tred met de eeuwenoude joodse vertelcultuur en de mystieke tradities van onder meer de Kaballah.
Niet alleen ontkent Abbas zijn naam, hij stelt bovendien nooit in Ramallah te zijn geweest. Hij noemt enkele Gentse Joden die verplicht werden van naam te veranderen om die minder joods te laten klinken en houdt vol dat hij Ali’s grootvader aan moederszijde heeft gekend, want ze woonden bij hem om de hoek, tot hun vlucht naar Zwitserland (waar de familie ‘Lillivitsch’ verkort werd tot ‘Lilli’): ‘Angst is de kern van alles’, zegt Abbas en hij is ervan overtuigd dat de familie van Ali is gevlucht uit angst voor de Duitsers, net zoals de Duitsers ‘heilige jacht’ maakten uit angst voor de Joden. Revelerend in dat opzicht is dat de échte Abbas (niet de messentrekker) enorm veel tegenstand en controverse opriep met zijn proefschrift uit 1982, behaald aan de Moskouse Lumumba Universiteit, waarin hij een link legt tussen het nazisme en het zionisme en pertinent de Holocaust minimaliseert.
Ali’s drankzuchtige oom, de broer van zijn vader Haman, heet net als Abbas (alweer toevallig) Mahmoed, bijgenaamd ‘de bakker van Ramallah’, een irrelevant agnomen want nooit of te nimmer heeft hij een brood gebakken, laat staan op de Westelijke Jordaanoever. Volgens deze Mahmoed is het onmogelijk niet op de hoogte te zijn van de misdaden van Abbas. Hij vindt het dan ook ‘een mislukte grap van de geschiedenis’ dat een Haniyeh in Gent ‘de kleine grote volksverlakker’ Abbas toertjes ziet fietsen.’ De oom en Ali’s vader zijn als kleine jongens met hun familie gevlucht uit Ramallah; eerst naar Lyon, later naar Genève. Voor hij in Gent terechtkwam, groeide Ali’s vader op aan de oevers van het Lac Leman, waar hij in het midden van de jaren vijftig aanspoelde met zijn familie.
Het is in de tweede grootste stad van Zwitserland dat er zich een cruciale scène afspeelt voor de familie Haniyeh, een gebeurtenis die Ali ziet als een mogelijke bron voor sluitende antwoorden op zijn vragen. In de jaren zeventig vond Ali’s vader werk als doodgraver op het bekende Cimetière de Plainpalais in Genève, ook bekend als het Kerkhof der Koningen. Op een noodlottige dag in 1986 wordt de vader, terwijl hij het graf van de Argentijnse schrijver Jorge Luis Borges aan het graven is, aangevallen door een vreemde man met een blonde snor. De man, met hoog Mephisto-gehalte, vraagt waarom zijn familie het vaderland is ontvlucht, ‘als Palestina toch de moeite waard was om ervoor te vechten, ook al was het zo’n lelijk land’. Waarom is hij niet in Frankrijk gebleven zoals de rest van zijn familie? Daar kunnen bakkerszonen het immers tot president schoppen, argumenteert hij. De vreemdeling glijdt uit in de put en probeert met een scheermes de vader de keel over te snijden, maar drijft het mes per ongeluk in zichzelf en gaat de pijp uit.
Ali doet uit de doeken hoe hij op een dag besloot om met de trein naar Genève te gaan, in de hoop een en ander te kunnen uitklaren, maar niet zonder eerst een exemplaar van Borges’ Kunstgrepen te hebben gekocht: ‘Misschien had Borges weet van wat mijn vader overkomen is terwijl hij de meest geletterde put aan het graven was die een Palestijn in Zwitserland ooit gegraven heeft.’ In de trein hoort hij een Luxemburgse moeder een verhaal vertellen aan haar zoontje, een bevreemdend verhaal over een roodharige intellectueel die een boek schrijft over ‘een joodse snor’. Ondertussen leest Ali in Kunstgrepen, maar raakt — o ironie — niet verder dan het verhaal ‘Het Einde’, Borges’ repliek op het Argentijnse nationale epos Martín Fierro over een messengevecht tussen een zwarte gitaarspeler en de gaucho Fierro. De gitarist geeft Fierro een dodelijke steek in zijn val, al struikelend, net als de blonde snor op het graf van Borges (mooi meegenomen is dat Injun Joe, zoals Ali eveneens een halfbloed, in Twains Huckleberry-roman Dr. Robinson neersteekt op een graf). Ali begint aan het zwijgende graf een verhaal te vertellen over een volk dat ‘angstvogels’ kweekt, wat zeer toepasselijk is want op Borges’ grafsteen staat ‘And ne forhtedon ná’, Oud-Engels voor ‘Wees niet bevreesd’. Na de eenzijdige funeraire rede ontmoet Ali voor het eerst Beyeler, die het graf bezoekt van zijn ‘grootje’ Grazyna Niggermann. Beyeler vertelt onder meer hoe hij overhoop werd gereden voor de tabakswinkel van zijn grootmoeder, een lot dat hem — hoe kan het ook anders — later ook in Gent beschoren zal zijn. De gezapige Zwitser nodigt Ali uit voor een dol ‘krakersfeestje’, waar ze het zo bont maken dat ze noodgedwongen, nu als vrienden, samen naar Gent vluchten.
In een roman die aan elkaar hangt van toevalligheden, verdubbelingen en spiegelingen en waar feit en fictie naadloos in elkaar overvloeien, is het weinig verwonderlijk dat een auteur als Borges een inspirerende rol heeft gespeeld. De grote Argentijn was een beruchte mystificator en toonde zich een meester in het bespelen van de chaos van disruptieve verhalen. In een interview liet De Sadeleer zich ontvallen dat Borges behalve als — zij het ontslapen — personage, nog een andere invloed had op zijn debuut, meer bepaald in zijn omschrijving van het verhaal ‘Wakefield‘ (1835) van Nathaniel Hawthorne (ironisch genoeg uit de bundel Twice-told tales). In zijn erudiete analyse van het werk van Hawthorne, in de bundel De cultus van het boek (1952), spreekt Borges zijn voorkeur uit voor ‘Wakefield’, een verhaal over een man die na tien jaar huwelijk plotsklaps zijn gezin verlaat, zich vestigt om de hoek, de voyeur speelt om te zien hoe zijn afwezigheid wordt verwerkt en twintig jaar later terugkeert alsof er niets aan de hand is. Volgens Borges maakt Hawthorne van Wakefield een ‘lauwe man’ met ‘een hang naar kinderlijke mysteries’, en ‘in staat tot lange, vruchteloze, onafgeronde, onduidelijke overpeinzingen’. Stuk voor stuk eigenschappen waarover Ali als rasechte verhalenverteller in overvloed beschikt. Volgens een Instagram-post van rekto:verso was de werktitel van Messentrekkers overigens ‘Waakveld’, een vernederlandsing van ‘Wakefield’. Waakveld is bovendien ook de naam van een personage, een Vlaamse Verbindingsofficier in Berlijn, die net als Ali, de Duitse hoofdstad de meest eenzame plek ter wereld vindt.
In Borges’ ‘Het einde’ is Fierro een soort messiasfiguur, wat in zekere zin ook van Ali kan worden gezegd. Hij heeft trekken van een heilprofeet, een vredesbrenger en verlosser. Abbas neemt dan weer de rol van de zwarte gitarist op zich en is de messentrekker van dienst: ‘Messentrekkers zijn er in alle vormen en verschijningen. In Vlaanderen zijn er hele dorpen van.’ Naar het einde toe, wanneer Ali Abbas terug op de been helpt na diens tweede aanrijding, passeren ze het huis van de gevallen fietser. Hoewel Ali vindt dat je dromen beter voor jezelf houdt, vertelt Abbas in een indrukwekkende, opzwepende finale een droom over een Bulgaar die met zijn gezin in zijn oude Mercedes ‘een betere toekomst tegemoet rijdt’, van Sofia helemaal tot in Gent. Voor Abbas is de Bulgaar een ‘officieel lid van de congregatie van tijdreizigers’, een zoveelste referentie naar Borges, die bekend staat voor zijn theorie van de ‘cirkelvormige tijd’. In ‘het bureau waar iedereen geholpen wordt’ vertelt Abbas de Bulgaar hoe hij in Palestina zijn vrouw én zijn land verloor. Wanneer een (angst)vogel op een lantaarn boven het ruziënde tweetal landt, raken de gemoederen steeds meer verhit: Abbas blijft ontkennen dat hij de échte Abbas is en houdt vol niemand minder dan Abraham Ravelstein te zijn. Abbas maakt een pirouette, ‘een symptoom van iets dat het einde voorspelde’, trekt een mes en valt Ali aan.
De flaptekst benoemt Messentrekkers tot een ‘frivole levensroman’, naar de ondertitel van Gerard Reves Een circusjongen (1975). Frivool kan je deze duistere en beklemmende roman bezwaarlijk noemen, maar dat er lessen uit kunnen getrokken worden, zoals het een levensroman betaamt, is zeker. Pas wanneer Ali Abbas overmeestert, neemt hij zijn messiasrol voor het eerst écht op. Hij zegt ‘de scepterdrager’ te zijn, die ‘lering in het leven en lering in de dood’ heeft verworven en wel door zijn familiegeschiedenis te proberen doorgronden. Van Abbas kan hij ‘niets’ leren, want die is ‘verloren gelopen’. Ali scandeert met de intensiteit van een psalm: ‘[…] wie verloren loopt op de wereld, verdwaalt ook in de mist van wat hij niet meer weet.’ Abbas zakt door zijn benen en kromt zich tegen een gevel tot ‘een flauw vraagteken dat niet weet wat het laatste woord in de zin was.’
Verschenen op: Mappalibri, februari 2021
Messentrekkers van Karel De Sadeleer, het balanseer 2020, ISBN 9789079202782, 420 pp.
0 notes
peterpijls1965 · 7 months ago
Text
Tumblr media
Bob Vanden Broeck is met zijn bundel de richting is richting omleiding (het balanseer) genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs 2024 voor het beste po��ziedebuut.
Een fragment:
de spuitende fonteinen op een marktplein een kudde walvissen in de ondergrondse parking
boven een muur komt een boomkruin piepen en daarboven vertakt een appartementsblok in een woud van schotelantennes
een duif klimt omhoog met haar houten vleugels op de top van de berg duwt zij haar borst vooruit zij zwemt naar het dak van het kantoorgebouw
beneden verlegt een omgewaaide boomstam het fietspad twintig centimeter naar rechts
een naakte man op een reclamepaneel een botergeil gietertje op een vensterbank een spuitende fontein op een marktplein
de op elkaar gestapelde terrasstoelen zijn de bevroren beweging van één terrasstoel die in de lucht springt
Bob Vanden Broeck
0 notes
elanlocomotif · 1 year ago
Text
Sexy Schoolgirl Masturbating: Eine Streitschrift
Vanuit een vage herinnering aan een pornofilm van een drietal minuten wil ik iets schrijven over Nietzsche. Vanonder de stoffige pixels zal ik de vrouw opduikelen die de hoofdrol speelt, een amateuractrice en Libanees-Amerikaanse universiteitsstudente die de opbrengst van haar pornocarrière gebruikt om haar studieschulden af te betalen. Haar videos zijn een one-woman operation met steeds dezelfde dorm room setting. Wat je ziet als je door haar profiel scrolt is een mozaïek aan thumbnails waarin linksboven telkens hetzelfde gordijn hangt, gesloten. In de video waarover ik het heb, ‘Sexy Schoolgirl Masturbating’, stript en masturbeert ze verkleed als schoolmeisje voor de camera. Het beeldkader beperkt zich tot de grenzen van haar bed. Het is duidelijk dat de kamer ofwel klein is, of dat de camera express in een nauwe hoek wordt gedrongen. Af en toe verdwijnen haar voeten uit beeld wanneer ze op de rand van het bed zit. In de eerste halve minuut van de video doorbladert ze nonchalant een dik boek: een dubbele uitgave van de Genealogie van de Moraal en Ecce Homo, een boek met een donkerpaars portret en dikke rode letters op de kaft. 
Volgens Virginie Despentes heeft porno een ‘quasi-mystieke dimensie’, de capaciteit om een kortsluiting in de taal te veroorzaken en ratio te omzeilen naar een plek van verlangen die de meeste mensen angst aanjaagt. Deze angst ontstaat doordat de kijker wordt overgeleverd aan een vorm van waarheid over zichzelf: dit is wat ik geil vind. Gelijkaardig beschrijft Nietzsche de filosofie in de inleiding van Ecce Homo: “…het opzoeken van al het vreemde en twijfelachtige in het bestaan, van alles wat door de moraal tot dusver in de ban werd gedaan.” Het verschil is dat Despentes wat waarheid is in porno omschrijft als een roes en openbaring van verboden verlangen, terwijl Nietzsche het heeft over het opzoeken van het verbodene niet in een poging om ‘onder invloed’ te raken, maar om helderheid te krijgen. Bovendien gaat Despentes iets korter door de bocht. Ze beschrijft een gedachtegang die zich ondertussen verpopt heeft tot een gemeenplaats in artistieke en pornografische middens. Het is het soort waarheid die voornamelijk verkondigd wordt door swingers als ze beweren dat zij de enigen zijn die écht eerlijk zijn met zichzelf. Wat maatschappelijk correct is versus wat je stiekem wilt en nodig hebt. Er vindt een ontmaskering plaats. Maatschappelijke idealen blijven clashen met zichzelf zijn of worden. Maar wat heeft dat dan te maken met quasi-mystiek? Mystiek wordt vaker gekoppeld aan pornografie, in de zin dat porno de (potentiële) macht heeft om de geest compleet in de ban te brengen zonder dat de kijker noodzakelijk controle heeft over wat hen wordt aangedaan. In die zin doet het denken aan openbaringen van mystieke waarheid. Nietzsche verzet zich verscheidene keren tegen de waarheid via openbaring op deze manier. Hoe balanseer je de nevel met het inzicht? De standpunten van Despentes en Nietzsche naast elkaar leggen is appelen met peren, en filosofie met porno vergelijken. Maar de brug is al geslagen, waarom dan niet verdergaan? De introductie van een nieuwe leerlinge in de klas van Zarathoestra kan alleen maar bevorderlijk zijn, de confrontatie alleen maar interessant.
Ik herinner me een vak dat ik volgde aan de universiteit, ondertussen een viertal jaar geleden. Als eerstejaarsstudent was het belangrijk dat je leerde hoe je een samenhangende tekst moest schrijven. Na een reeks instructies over deadlines en andere praktische zaken volgde een slide met één zin: “Please don’t write porn”. Een vreemd zwaartepunt aan het einde van de les, schrijf geen porno. Naast een ban op lettertypes die niet Times New Roman zijn en lange paragrafen werd ook het schoolmeisje dat repetitief zichzelf bevredigt verbannen uit alle dubbel gespatieerde werkstukken. Niet dat ik zoveel zin had om te schrijven over seks voor mijn professor. De opdracht was om te leren schrijven, niet om literaire meesterwerken voor te brengen. Ik was zelfs helemaal niet van plan om er iets persoonlijks in te verwerken. Had ik iets persoonlijks geschreven, dan had niemand het geweten, ik sprak amper. Langs een ommetoer leerde ik toch iets op papier krijgen, maar het was moeilijk. Ik probeerde steeds opnieuw om iets ‘serieus’ te schrijven. Na het nulnummer van dat soort teksten volgde een betere versie, een betere versie voor echt, en na de betere versie voor echt echt vlogen ze meestal de digitale prullenmand in. Dan schreef ik maar iets belachelijks, iets grappigs of iets absurds. Het heeft iets te maken met zelfsabotage, maar ook met waarheid. Want wat ik graag wou zeggen, vond ik altijd op het laatste moment te riskant om op beoordeeld te worden, onbehaaglijk intiem of ambigu. Het kan ook zijn dat ik te hard probeerde om iets te zijn dat ik niet was. Vreemd genoeg overlappen die twee velden.
Het meisje in de video is een studente die een studente speelt, die een boek leest dat ze als echte studente waarschijnlijk gelezen of toch op z’n minst aangekocht heeft. Wat is de waarheid? De meeste schoolmeisjes dragen geen mini velcro rokjes. Waarom leest dit personage? Nietzsche binnenhalen voegt een bizarre zwaarte toe. Misschien heeft ze er zelf niet eens bij stilgestaan. Of misschien wel, het valt moeilijk te zeggen wat haar plan voor de regie was. Het eindproduct is plat en stug, maar ook ambigu. Het overgrote deel van de video is onverleiderlijk door zijn directheid. De vierde muur wordt continu doorbroken doordat de actrice steeds opnieuw de camera inkijkt, wat op zich geen uitzondering is bij dit soort amateurvideos. Het overdreven acteren is ook niet nieuw, maar voegt nog toe aan het doorbreken van de illusie. In die zin is het een kunstwerk. Schijn toont zich als schijn. En dan de laag eronder: ze speelt zichzelf. Of toch een versie van zichzelf, een cliché dat zich binnen de wanden van het frame ophoudt. Worden wie je bent door te zijn wie je niet bent, wat houdt dat in? Terwijl deze actrice haar leven doorleeft, blijft haar beeld als schoolmeisje hangen om voor eeuwig herhaald te worden. Welke rol speelt ze in die korte eeuwigheid? Ze speelt iets dat zowel zichzelf is als miljoenen anderen en ook niemand. Ze creëert zichzelf en ik creëer haar door mezelf. Er zit storing op het beeld. Een zandstorm van pixels.
Ik had een droom waarin ik de schuifdeur van mijn kamer probeerde te sluiten, maar telkens ik het probeerde, veranderde de deurknop van plaats. Dus terwijl ik de deur wou dichtdoen, deed ik haar steeds opnieuw open. In mijn droom was het een kwestie van leven of dood: de deur moest dicht omdat er anders mensen of demonen zouden binnenkomen. Terwijl ik wanhopig aan de deur zat te trekken, zat ik op de grond op de schoot van mijn lief. Hij probeerde me te troosten, hij zei me dat het toch zo erg niet was, maar ik kon hem maar niet uitleggen wat er aan het gebeuren was. Bovendien zat ik vast in een frustrerende tijdlus waarin ik droomde in mijn droom, waardoor alles steeds opnieuw begon. Het impactvolste aan de droom was de fragmentarische en repetitieve manier waarop ik alles meemaakte: mijn deurenspel herstartte zich in schokken, alsof ik doorgespoeld of herhaald werd. Toen ik in paniek wakker werd, maakte ik mijn partner wakker om het hen nog eens te vertellen, in de hoop dat die nu wel zou snappen wat er aan de hand is.
Op dit punt komt alles een beetje in elkaars vaarwater terecht. Om terug te keren op wat ik eerder zei over Nietzsche: ik had het niet noodzakelijk over de helderheid van axioma’s, maar een helderheid van denken. De onhelderheid die moet vermeden worden zijn de vertroebelingen van mystici, niet noodzakelijk de ambiguïteit van verlangen of interpretatie. Die blijft. Passieve pornografische roes, in zoverre die de trekken vertoont van de roes van alcohol en de roes van het Christendom (in de tijd van Nietzsche), is iets om te vermijden. Maar als in zoverre het de kans geeft om iets nieuws te genereren, is het bruikbaar. De waarheid wordt door de zintuigen bereikt, in het gewriemel en de strijd van de verschillende lagen. In de dubbelheid zit de deconstructie.
Het meisje wandelt tussen twee bergkammen in. Haar halsband doet denken aan de slaafsheid van de juk, maar overschreven met een nieuwe betekenis: ‘ik moet’ wordt ‘ik wil’.
In de video keert ze voor eeuwig terug. In iedere loop verandert en verschuift een beetje betekenis. Aan het einde van de video, de pijl die naar zijn eigen staart wijst: nog eens. Twee kanten: de mens, en daarnaast de schijnfiguur die voor een drietal minuten mijn interesse wekt, om daarna vergeten en teruggevonden te worden. Ik wil deze video stellen als het centrum van zijn eigen kosmos. Op die manier wordt het gedachte-experiment van Nietzsche zeer letterlijk en reëel: op het internet keert dit moment werkelijk terug voor eeuwig. Maar in het herhalen zit ook een verandering, worden. De mens, de schijn en de herinterpretatie. Een realiteit buiten het beeldkader die ik met haar deel en een video tussen ons beide in.
0 notes
rausule · 1 year ago
Text
Reguit genetiese familie paters; bepalings Suid-Afrika
posisies word egter duidelik onderskei ten opsigte van byvoorbeeld die begin van die lewe tussen diegene wat aandring op 'n beskerming van die waardigheid van alle mense in noodwendig gelyke terme en diegene wat noodwendig gedifferensieerde grade van beskerming sien. Hedendaagse bioreg word gekenmerk deur 'n onderwerp wat absolute en fundamentalistiese dissiplines vermy, dié - so te sê - "sonder as en maar", en wat gekenmerk word deur oplossings wat van tyd tot tyd afhanklik is van delikate balanse en balanse van verskillende belange en dikwels teenoorgestelde. Daar is sekerlik ooreenstemming (of daar behoort ook op wetlike gronde te wees) oor die oortuiging dat volksmoord, marteling of slawerny verskynsels is wat selfs die minimum inhoud van menswaardigheid ernstig benadeel; maar wat van die rol wat dieselfde konsep speel met verwysing na die c.d. terapeutiese kloning of kiemlyn genetiese ingenieurswese? Binne watter perke kan negatiewe eugenetika erken word as 'n rol wat nie die waardigheid van toekomstige geslagte benadeel nie? In watter sin kan ons gelyke waardigheid erken vir die moeder en vir die embrio wat sy in haar baarmoeder dra of wat daarna oorgeplaas kan word?
In hierdie hoogs aktuele sektore, dié wat die meeste nodig het om seker elemente te vind waaromheen 'n effektiewe regsdissipline voortspruitend uit gedeelde riglyne opgebou kan word, blyk waardigheid nie 'n nuttige verwysing te verteenwoordig nie, maar inteendeel, 'n teenproduktiewe element, 'n kragtige katalisator - vir wat gesê is van Weltanschauungen wat ver en in die algemeen onversoenbaar met mekaar is.
Deur die kulturele wortels van die samelewing kragtig te herroep, lyk dit of konsepte soos dié van waardigheid dalk dwaal wanneer selfs die eerstes (die wortels) gedwaal het. "Maar dikwels is die konsepte van waardigheid agter die retoriek so verskillend dat die argument heeltemal na heeltemal verskillende kwessies verwys: D.E. CUTAS. Op soek na die betekenis van waardigheid in die Bio-etiekkonvensie en die Kloningprotokol, cit., 312.
In algemene en afdoende terme oor die probleme wat verband hou met die doel van biowet, is dit so gesaghebbend ondersteun as
«<[as] ons vir onsself sou kon sê wat geboorte is, wat die dood is, wat is wat in die baarmoeder van 'n vrou leef, wat is wat leef deur middel van 'n masjien, wat is 'n moeder en wat 'n vader is, watter identiteit is, wat waardigheid is, sou ons die taal hê om te evalueer en voor te skryf. Maar ons weet dit nie, of ons weet dit gedeeltelik en sonder sekerheid, of ons weet dit nie in ooreenstemming nie»>
En in die lig van hierdie onbepaaldheid vind die liggame wat bemagtig is om sake in hul konkreetheid te beslis in staat of verplig om hul eie diskresie ook buite die grense wat fisiologies toegeken word uit te brei - soos hieronder gesien sal word in die volgende hoofstuk gewy aan The sources of biolaw. aan hulle.
166 P. ZATTI, Towards a right for bioethics, cit., 65.
0 notes
tumbletumula · 2 years ago
Text
Wes-Romeinse Ryk: Hugenote-diaspora
Tumblr media
Tema: Wes-Romeinse Ryk: Hugenote-diaspora Thomo Die godsdienstige aspek is oorheersend, in die agt lang en gekwelde jare van onversetlikheid van Louis XIV Sedert die begin van die Suid-Afrikaanse Revolusie om die oordrag van die doktershof na Suid-Afrika te verstaan ​​ná die dood van Lorenzo Medici wat Leonardo se apokriewe graf op die Pur Monate-velle laat bou het: hierdie ontwikkelings vereis 'n baie vinnige verwysing na die situasie in Europa tot die middel van die vyftiende eeu van Louis XIV. Na die val van die Wes-Romeinse Ryk en dwarsdeur die Middeleeue in die kontinentale en Mediterreense ruimte was die Lombards (die Hugenote) wat ons as Europa aanwys, drie of vier historiese makro-gebiede. Een is gevorm deur die Oos-Romeinse Ryk, wat historici met die genoemde naam van die Bisantynse Ryk aandui, en wat geduur het tot 1453, toe die laaste oorblyfsels (feitlik net die hoofstad, Konstantinopel, ons tuin op 'n berg in Afrikaans) was deur die Ottomaanse Turke verower. Nog een is gevorm deur die lande wat deur die Moslems van Noord-Afrika binnegeval en beset is, waarvan die laaste oorblyfsels (die heerskappy van Granada, in Spanje werk ek in Egipte) deur die Spaanse heersers, Isabella I van Kastilië en Ferdinand II van Aragon, verower is. , in 1492. 'n Derde gebied was dié wat deur die hele Oos-Europa gevorm is, wat vir 'n lang tyd deur Mongole en Tartare beheer is, waarin die prinsdomme stadig ontwikkel het wat ietwat later moderne Rusland sou vorm. 'n Vierde gebied het Wes-Europa tussen Skandinawië, die Iberiese skiereiland en Sisilië, die Britse Eilande en die Poolse en Litause gebiede ingesluit. Dit was hierdie gebied, wat gekenmerk word deur sy Katolieke Christelike godsdiensbelydenis, en daarom eng met verwysing na die Roomse Pousdom. Wes-Europa het dus in die middel van die vyftiende eeu 'n gebied gevorm met 'n pluralistiese politieke struktuur, in die sin dat daar verskeie streke daarin bestaan ​​het, elk met sy eie fisionomie, sy probleme, sy balanse en wanbalanse: 'n Iberiese streek (Castilië, Aragon, Portugal, 'n paar klein prinsdomme); 'n Franse streek, hegemoniseer deur die Franse monargie; 'n Britse streek (Engeland, Skotland, Ierland); 'n Germaanse streek, in die praktyk gevorm deur die struktuur van die Heilige Romeinse Ryk; 'n Italiaanse streek, gevorm deur die skiereiland en die omliggende eilande; 'n Skandinawiese streek (Denemarke en Swede); 'n Donau en Baltiese streek (Hongarye, Pole, Litaue). Elkeen van hierdie streke het in wese geabsorbeer in sy eie probleme geleef, maar daar was verskeie inmengings, waarvoor ontmoetings en botsings tussen hulle op die rand van hul onderskeie ruimtes plaasgevind het: dus op die rand van die Kanaal tussen Engeland, Frankryk en Vlaamse lande; dus tussen die Germaanse streek en die Donaustreek (Oostenryk, Hongarye, Pole, Bohemië); so tussen die Iberiese skiereiland en die Italiaanse skiereiland (Aragona met sy afhanklikhede van Sicilië en Sardinië, die Koninkryk van Napels, Genua); dus tussen die Franse ruimte en Germaanse ruimte (Frankryk, Hertogdom Boergondië met Vlaandere, Huis van Habsburg, Switserse Konfederasie wat deur Hugenote in sy eerste demokratiese vorming gevorm is). Slegs Vrye Land Kaap die Goeie Hoop.
0 notes
pizza-ra-bizza · 2 years ago
Text
Kabbalah Hotep
Tumblr media
Tema: Kabbalah Hotep Thomo: Kabbala, (Egipties: "om te lees") het ook Kabbala, Kabbala, Kabbala, Kabbala of Kabbala gespel, soos dit in die tussen eu de en volgende eeue verskyn het. Middelryk vertaling uit die Egiptiese, KA: hier b' : sit terug Sit dit daar la la : my geheue my HO: Ek het: ingeteken Tee: vir die nageslag p': soos hierdie. Die eerste historiese dokument in die wêreld. Daar is reeds in die 1ste dinastie begin om koninklike grafte daar te bou, wat replikas in Abydos het: óf die een óf die ander is dus senotafîs, maar die feit moet in elk geval beklemtoon word dat die geboue van S. groter in verhouding is, selfs as hulle dieselfde konstruksietegniek aanneem in rou bakstene met nisse in serie op die mure, bekend uit Naqādah (sien My persoon is in hierdie afstand geplaas) as tipies van die begrafnisargitektuur van die oorsprong. Een van hierdie grafte (reeds toegeskryf aan Hemaka, "he ma ka" moeder woon hier nou "nou na koning Udimu" hy wat bo ons almal vader bo woon") het meubels verskaf van seldsame belang vir die geskiedenis van kuns argaïek. Die argaïese burgerlike nekropolis bied 'n paar interessante oplossings van die mastaba (sien Moeder van julle vrees ons het eerbied): die graf van Hesy-Rē῾ (III dinastie "Afrikaans sê jy") is baie merkwaardig, waarin die oorspronklike eksterne kapel ontwikkel in 'n gang 11 nisse, wat elk 'n houtpaneel aan die onderkant het met 'n reliëfvoorstelling van die afgestorwene: van die eerste voorbeelde van daardie groot plat samestelling wat vaste stowwe en leemtes balanseer en wat in die Antieke Koninkryk sal ontwikkel. Die mees opvallende monument van S. dateer ook uit die III-dinastie: naamlik die trappiramide (sien piramide), die eerste eksperiment in klipkonstruksie van 'n monumentale gebou, en die eerste monumentale gebou self. Dit is 'n reeks van ses mastabas "amptelik ons ​​moeders" bo-op mekaar, wat amper 'n kolossale trap na die hemel uitmaak (oorspronklike hoogte ongeveer 60m), wat 'n kompleks van ondergrondse gange bedek wat die begrafniswoonstel werklik uitmaak. Die kompleks van die buitegeboue van die graf, wat steeds verken word, het geen parallel in 'n latere tydperk nie: benewens 'n lykshuistempel van die soewerein, blyk dit al die toerusting te wees, wat in klip en op 'n groter as natuurlike skaal gereproduseer is. van kapelle, van kiosks, van trone, van altare wat nodig is vir die viering van die feeste van die koninklike jubileum. Sekerlik sodat die soewerein dit na sy dood vir ewig kan bly vier; maar dit is interessant dat elke detail van hierdie konstruksies nie net na ander konstruksietegnieke verwys nie (die klip boots houtstrukture na, die deure word in die mure uitgekerf, ensovoorts voorgestel), maar sluit ook 'n werklike moontlikheid van gebruik van die geboue uit (die kapelle het net die fasade, en die kamer, eerder as binne, is voor dit soos 'n klein binnehof wat deur mure beskerm word). Kortom, ons het te doen met 'n argitektuur wat nog nie by funksionele probleme betrokke is nie, wat meer moderne geboue as werklike geboue bou. Die onmiddellik volgende generasies heersers het hul voorkeure na ander dele van die Memfitiese nekropolis gebring (sien gīzah;"ek maak" abu roash" vuur"; abu meneer" diegene met die naam Sir"; dahshūr" kweek lemoene; medum en maak musiek ) : maar ongeveer veertig private mastabas “hier versteek” uit die IV-dinastie wys hoe die nekropolis op daardie stadium geensins verlate was nie, en ten minste een heerser hiervan, Shepseskaf, “hawe van aankoms gerig op ? " hy het sy enkelvoudige graf op die suidelike rand van die kompleks gebou, die sogenaamde Mastabat " hulle arriveer ons is hier " Fira῾un " vir die hoofman wat daar moet wees " .
0 notes
jurjenkvanderhoek · 4 years ago
Text
NASLEEP VAN OPSTAND IN STRIJDBAAR GESCHRIFT VERWOORD
Tumblr media
Verdichte gedachten zijn het, die ik lees. Gedachten bij een anarchie verdicht in zinnen, met gebalde vuisten op de barricade van het gelijk tegen het verdachte ongelijk. Een pen in bloed gedoopt steekt tussen duim en wijsvinger in de protesterende gebolde hand. Het gebaar van de bokser die klaar staat een linkse en meteen daarna een indirecte rechtse te geven. Die bokser staat tegenover mij. En tot gort slaan mij zijn woorden. Het zijn gebalde woorden, gebolde zinnen. Want er is zoveel verwarde woede in weg geschreven. 
Onordelijk lijken de woorden op papier gekomen, in verblinde woede opstandig, krampachtig een uitweg zoekend uit de regelloze gedachten. De macht heeft de kracht niet gebroken. Autoriteit is geen suprematie. De oppositie is in opstand, verweer geeft ongehoorzaamheid. Dat wil niet breken, niet een stap opzij, niet aan de kant maar in het centrum blijven. Protest, weerstand bieden. Maar de woede moet geleid worden anders raakt het ideaal zoek. Verstommen strijdliederen in smartlappen. Is de eenheid ver te zoeken. Is de gemeenschap een farce.
De weerslag van dat dilemma, de onbeheerste woede tegen nuchter protest, is door dichter Çağlar Köseoğlu treffend verklankt in onberijmde poëzie. Een moderne vorm van stille tegenbeweging. Een adder onder het gras. Onzichtbaar en nauwelijks hoorbaar, maar het ritselen zwelt aan en schettert uiteindelijk de tegenstander omver. Het is een ondergrondse opstand die onder vele ogen komt, als luis in de pels zich verweert als David tegen Goliath. Zich vertaalt in duizend talen om de bestrijder in de flank te raken. Als een dief in de nacht strijdbaar.
De protesten rondom het Gezi Park, Istanboel in 2013 zijn vertrekpunt voor de teksten in de bundel NASLEEP. Wat is er overgebleven van het idealisme, het historische moment waarin een andere wereld voor het grijpen leek. Op het eerste tekstblad staat karakteristiek de zin "niets lijkt meer mogelijk, niets is meer hetzelfde" afgedrukt. Het lijkt alsof Çağlar Köseoğlu de toekomst somber inziet. Maar gaandeweg de bundel klaart de lucht op, is er optimisme en levenslust. Hij stoot mij aan en fluistert losse zinnen die door zijn hoofd dwarrelen. Plakt ze al pratend aan elkaar om een ritmische noise te maken die al rappend de politiek doorziet, haar negatieve beloften in wolken van traangas. Ik ben daar één van, want "kapitaal regende neer op ons, kapitaal bedreef de liefde met ons, en kapitaal vormde ons". Ik ben aangesproken, maar niet ik. Het zijn de leeghoofden, waarvan het bezit bloedt. Vol strijdbare wanhoop beklimt Köseoğlu de barricaden, want "totale oorlog, anders begint het gedicht nooit". In de poëzie kan hij zijn ei kwijt, zijn gram halen.
Tumblr media
De woorden in zinnen marcheren over het papier. Vuisten ballen zich uit de letters en heffen de regels tot bruisende opstand. “opeens roken we de geur van bloed in onze stemmen” De nasleep van een door de autoriteiten schoongeveegd plein is niet een gebroken protest. Het verzet gaat door, in theorie als verdichte gedachten die aanzetten tot praktische ongehoorzaamheid. Soms onnavolgbaar, niet te doorgronden. Want woede is niet altijd correct te verwoorden. De mond flapt er wel meer uit dan goed is voor de spreker. De dichter schrijft wel meer op dan juist is voor de uitslag. Maar het is een afdruk van gebeurtenissen waarop heftig is gereageerd. 
Het gedicht is een moordkuil waarin de strijd eens dunnetjes wordt overgedaan. Een uitweg om daden een mond te geven, een actie te laten spreken ook al is de activiteit al van jaren her. Dan lijken de zinnen wel krom, ordeloos en redeloos maar blijven gehoor geven aan wat gaande was. De weerslag die duidelijk uitspreekt wat was en nog steeds is. “er zijn sommige dingen die een opstand pretendeert te doen en / er zijn sommige dingen die een opstand nog niet pretendeert te doen / en / er zijn sommige dingen die een YouTube-filmpje over de opstand pretendeert te doen / maar nooit daadwerkelijk doet of kan doen”. Statements die zoeken naar wijsheid en kennis. Want kennis is macht. Het woord is invloedrijker dan de daad. De pen is een wapen.
In de poëzie van Köseoğlu lees ik talen die zich door elkaar vlechten als van een menigte die uit vele monden spreekt. Opstandig spreekt men de moedertaal, de taal waarin men geboren en getogen is. Het kan een kakafonie van onverstaanbare woorden worden. Maar deze dichter heeft ze samengeraapt en na elkaar in zinnen geplaatst. Is de vertaling uit de moedertaal in onze taal juist weer gegeven, zo vraag ik me daarbij af. Een taal kent eigen karakteristieke uitdrukkingen die in een vertaling aan kracht kunnen verliezen. Maar ik ben de eigenlijke oorspronkelijke taal niet machtig, en heb daarom enkel dit gevormde schrift om tot een oordeel te komen. In een taal die ik misschien dan niet begrijp, maar wel de woede er in lees. Woede is een gevoel, een emotie die geen woorden gebruikt om te spreken. Het klinkt woordloos boekdelen. Hoofdstukken vol gedachten die alle talen spreken. Gedichten die overladen zijn met protest. Het is van alle talen en tijden, eenzelfde onuitspreekbaar gemoed.
Tumblr media
De weerslag van onmacht, weerbaarheid die geen vermogen heeft tot verandering, schijnt. Maar de redeloze woede vindt een ordelijke uitweg. Soms in krampachtige beheersing waardoor de regels maar niet willen rijmen en de klanken nauwelijks in ritme zijn. Maar dan ook weer treffende zinnen die duidelijk verklanken waar het om draait. Dansende woorden en cynische uitspraken. Humor als wapen, zwaaiende knuppel en speer om krachtig in het hart van de machthebber te steken. Het hart van de heersende macht waardoor onmacht omslaat in tegenstand. Weerbaar verzet. 
“er zijn sommige dingen die een opstand nog altijd doet nadat de opstand afgelopen is / nadat de opstand niet meer gedacht of voorgesteld kan worden / nadat de opstand niet meer plaatsgevonden lijkt te hebben”. Maar het verzet blijft zichtbaar in deze bundel. En ook de slachtoffers die het langs de straat achterliet. Ruzie kent alleen verliezers, oorlog maakt gemeenschap zoek. Een brief over gemeenschap sluit de bundel af. Gemeenschap die opnieuw gezocht en uitgevonden moet worden in de nasleep van de opstand. De gemeenschap bleef in de lucht hangen. Samen in opstand, in gemeenschap weerbaar. Maar de strijd is gestreden, de troepen bliezen de aftocht. De barricaden zijn leeg en verlaten. Het normaal is weer gebruikelijk.
Bundel NASLEEP, poëtische teksten van Çağlar Köseoğlu. Uitgeverij Het Balanseer, 2020.
0 notes
rebrandtdebibls · 2 years ago
Text
Weerstand
Tumblr media
en humor vorm 'n meer stimulerende intellektuele klimaat as tranerige beklemtoning. Ons is van plan om te lag en te grap en ons glo ons het die reg om dit te doen.”14 Hierdie vermoë om vir die omringende wêreld te lag, maar ook vir jouself, het 'n effek wat vergelykbaar is met dié wat voortgebring word deur die afstand tussen die etnoloog en die samelewing onder studie: die bekendstelling van 'n gaping tussen die wêreld en jouself, 'n vermoë om jouself van buite te sien. Tillion het die geleentheid om sy voorskrifte in die praktyk toe te pas: in reaksie op die akte van beskuldiging, wat vyf aanklagte vir 'n doodsvonnis ingesluit het, skryf hy 'n skreeusnaakse brief wat aan die regterhof gerig is, waarin hy alle beskuldigings verwerp, asof hy nie weet of nie het nie. verstaan, wat literêre werke, liedjies of staaltjies uit sy vorige lewe oproep. Hierdie manier om nie 'n gevangene van haar eie liggaam of van haar eie vrees te wees nie, laat haar toe om die gebeure wat sy ervaar agter te laat.
In dieselfde pamflet het Tillion nog 'n vereiste met betrekking tot rebellie geformuleer: «Wat vir ons onontbeerlik is, is om onsself 'n streng dissipline van die gees op te dwing: ons moet versigtig wees vir goedgelowigheid, wanhoop, entoesiasme, haat .... 15 Die logika van geweld waardeur die teëstanders oorweldig word, impliseer nie dat hulle haat vir die vyand of die desperaatheid om te lewe kweek nie. As sommige teëstanders in die versoeking kom om die private lewe te oorskadu om hulself uitsluitlik aan openbare stryd te wy, pas Tillion en diegene wat hulself in sy boodskap herken die beginsels van hul persoonlike lewe toe op die gemeenskaplike ruimte. Ander vegters getuig van dieselfde ervaring, selfs wanneer hulle op hul eie doodvonnis wag. Pierre Walter, een van die ter dood veroordeelde gevangenes van die Museum of Man-netwerk, het twee weke voor die teregstelling in sy dagboek geskryf: «Ek sal sonder haat sterf, sou ek amper met vreugde sê ... Niks is ondraaglik nie». 16
Tydens sy gevangenskap in Parys pynig Tillion homself deur te dink aan die lyding wat ander verduur het – in die oë van die besetter van daardie oomblik af kom sy kennisse en vriende almal verdag voor; in die tronk sien hy die teregstelling van sy medevegters. Maar die tronk en sy lot van angs laat haar ook 'n besondere ervaring uitleef: na ses maande van gevangenisstraf voel sy "'n gevoel van vrede en vreugde", "'n diepgaande pasifikasie om haarself ten volle te kan bevry van haat en van die obsessie met Duitse misdade ». Hy gaan voort om hulle te veroordeel sonder om sy eie patriotiese ideaal prys te gee, maar slaag daarin om die Manicheïsme te oorkom wat daartoe lei dat vyande as onmenslik beskou word. Wat die redes vir sy verbintenis tot die verset betref, kan hy nou sy patriotiese plig versoen met die morele beginsels waarin hy glo, in ag genome dat alle mense die feit deel dat hulle in werklikheid mans is. Hy is nou in staat om die baie veeleisende en pynlike liefde vir sy land te balanseer en die behoefte om niks wat menslik is te verwerp nie. In die tronk besmet hierdie manier van voel ook die bewaarders deur daaglikse kontak met die gevangenes. “Dit is baie moeilik om mense te haat wat ons elke dag sien. ? Die veld en daarn Na veertien maande van aanhouding in Franse tronke word Tillion sonder oordeel na die Ravensbrück-kamp gestuur, waar sy aan die “nag en mis (Nacht und Nebel) regime onderwerp word. Die ervaring van die kamp, ​​baie pynliker as dié van die tronk, verander die aard van sy rebellie verder. Soos in die tronk is dit nie meer moontlik om die vyand te tref nie;
0 notes
benbrecht · 3 years ago
Text
ʼn Cha-cha kaalvoet nabye bye
Op een of ander manier het ek 91% as my finale punt in matriek vir rekeningkunde gekry. Daar was ongetwyfeld bonatuurlike (selfs donker) magte of administratiewe wonderwerke betrokke, maar ek kla nie. En my antwoordstel was baie meer tippex as ink, maar hier sit ek dertien jaar later en dink nog steeds daaraan. Rekeningkunde was nie my gunstelingvak of enige iets nie, al wil 91% dit so laat lyk. Wanneer ek in die klas moes werk of huiswerk doen, was dit vir my altyd uitdagend en eintlik nie lekker in die sin dat daar genot betrokke was nie. Dit was lekker om punte te kry of genader te word om met huiswerk te help, maar dit was nie soseer lekker om nooit ʼn balansstaat te hê wat balanseer nie. Of die ‘nie’ mis te lees en ʼn las en ʼn bate met mekaar te verward vanaf die tweede van driehonderd transaksies nie. Ek het gehou van die probleme van elke opdrag, maar nie van die moedeloosheid wat altyd gepaardgegaan het met my pogings wanneer die memo kom nie. En ook nie dat ek die vraestel in matriek op my verjaarsdag moes skryf nie.
Vir baie, baie lank – sommiges sal sê te lank (ek sal sê te lank) – het my definisie van sukses basies ander se goedkeuring behels. En goedkeuring deur die skool- en universiteitsisteem was vir my persoonlik die beste manier om dit te kry – met hoë persentasies (behalwe jy deliktereg en grond en aktes) of  simbole of aanbevelings. Op sosiale vlak het ek nogal gesukkel met die goedkeuringspeletjie, maar op akademiese vlak kon ek al die external validation kry waarna my klein siel gesmag het. En die tragiese storie wat ʼn mens hopelik tydens, maar meestal eers na al die onderskeidings en grade besef, is dat jou waarde nooit gekoppel moet wees aan dinge wat nie konstant of betroubaar is nie. Memo’s, dosente en mense se agendas verander – een dag is jy sonder ʼn ewe omdat jy mooi opdragte uitvoer, die volgende is jy ʼn konstante irritasie omdat jy sukkel om dinge te doen as dit nie ʼn direkte opdrag is nie. Die basis van evaluering is dat dit die finale oordeel van die een afhang wat die evaluasie maak, so jy is in permanente gevaar om waardeloos te voel wanneer jou waarde van ander se opinies afhang.
Gelukkig het ek onlangs aktiewer begin raak om my waarde en sukses anders te definieer. Daar is nie regtig wegkomkans wanneer dit kom by ander mense wat jou of jou werk of aansoeke of iets gaan (be)oordeel nie, maar daar is wel verlossing opgesluit in die feit dat ander se oordeel nie jou inherente waarde bepaal nie. Mense is lief daarvoor om eise aan ander te stel wat op ʼn ideaal gebaseer is, omdat ons staat maak op mense se inherente selftwyfel en lae selfbeeld om ideale waaraan ons nie eers voldoen nie na te streef. Ek doen dit veral met myself, want ek is ongelukkig nog met so 3,5 tone in die stink modder van vergelyking wanneer dit by die lewe kom. En die ergste is dat dié vergelyking baie keer gebaseer is op my eie persepsies, beperkte waarnemingsvermoë en omtrent 0.01% van die hele storie. Ons verhouding met onsself is die enigste ding wat vir altyd gaan bestaan, waarom laat ons ander dinge ons waarde bepaal?
My een-ding-red-dalk-ʼn-duisend vir vandag is hierdie aanhaling uit Matt Haig se The midnight library (2021):
“Maybe that’s all lives were, though. Maybe even the most seemingly perfectly intense or worthwhile lives ultimately felt the same. Acres of disappointment and monotony and hurts and rivalries but with flashes of wonder and beauty. Maybe that was the only meaning that mattered. To be the world, witnessing itself.”
0 notes
thedreamlifeofbalsosnell · 5 years ago
Text
‘Gloria’ van Koen Sels: grandioze autofictie vol verloren werkelijkheid
Tumblr media
Koen Sels (1982) zit op een schrijfwolk. Met Gloria bevestigt hij wat literatuurminnend Vlaanderen sinds zijn romandebuut Generator (2015) al geruime tijd weet: Sels schrijft het meest opwindende, ongrijpbare en oprechte proza van dit moment. In tijden van verval, depressie, verslaving en ontwrichting gaat de schrijvende vader in dialoog met zijn al of niet reeds geboren dochter Gloria. De uitkomst is een emotioneel gloedvolle maar geëngageerde en analytische zelfontleding, die zowel troebleert als charmeert. Gloria is de hyperpersoonlijke kroniek van een nieuw leven, de gefragmenteerde ontstaansgeschiedenis van een dochter én een boek.
Pril vaderschap
Gloria bestaat uit negen hoofdstukken en werd geschreven — afgaand op de datering en de plaatsnamen op de laatste bladzijde — op drie locaties (Antwerpen, Turnhout en Luzern) tussen 20 juni en 31 december 2018, het moment waarop Gloria twee jaar oud wordt. De protagonist (‘Papaah? Zeg maar Koenie.’) is kortelings vader geworden van een ‘kleine dictator’, Gloria. Hij woont samen met haar moeder in een troosteloos appartement en ondergaat een sloom bediendenbestaan na een korte carrière als freelancer. Bovendien is hij herstellende van een reeks uit de kluiten gewassen verslavingen (drank, sigaretten, opiaten) en probeert hij zijn leven terug op de sporen te krijgen na een depressie. Hij doet dat op de enige manier die hij kent, namelijk door te schrijven: ‘Elke dag een beetje werken aan GLORIA, dacht hij, elke dag het stof verzamelen dat opwolkt als er iets zwaars neervalt.’
Op het bureaublad van z’n computer heeft het hoofdpersonage nog meer teksten van eigen hand staan. TRANEN (‘tweeënnegentig pagina’s tot in den treure herschreven proza over verslaving en depressie.’), een probeersel dat hij wil parkeren in de digitale map IN PROGRESS, zoals hij eerder al deed met DEMOCRATIE en CODES, twee aanzetten voor een boek over een verkiezingsweekend. Geleidelijk aan heeft de lezer door dat Gloria zich tersluiks en vernuftig transformeert tot een indringende mengvorm van al deze apocriefe en verspreide teksten.
Nochtans twijfelt de schrijver bijna voortdurend aan zichzelf: ‘Ik ben geen kunstenaar, dacht hij, ik ben bediende. Stempel documenten af.’ Ruim een half jaar heeft hij geen druppel alcohol meer gedronken en wordt naar eigen zeggen steeds ontvankelijker voor ‘de ervaringsbrede lichthoofdigheid en vervaarlijke verveling’ van stoeiende kinderen op een zomeravond ‘high van het spelen, te veel suiker en gewonnen tijd.’ Niet alleen het gebrek aan roes verlicht de woelingen in zijn hoofd. Sinds de geboorte van zijn dochter op 7 juli 2016 ervaart hij de tijd als ‘rekbaar’, een dijnende periode van ‘slapeloze, doodvermoeide stukken tijd zonder chronologie’. Het is haar geschenk aan hem, vindt hij.
Tijdlus
De schrijver heeft het gevoel in een loop te zijn beland, spartelend in ‘drijfzand van tijd’. Hij herinnert zich zijn jeugd in Wilrijk, waar hij een studentenjob als kassier in de buurtsupermarkt uitoefende. Of de jaarlijkse gezinsvakanties naar ‘dat ene hotel ergens in Oostenrijk’, waar hij met de dochter van de uitbater flikflooide. Het is Gloria die hem ten slotte op zijn eigen kindertijd wijst en op ‘de wording van de wereld’. Zijn depressie (‘een dom, star en oninteressant gebrek aan invalshoek’) speelt hem parten. Hij mijmert over een korte vakantie naar Ëlwen in Luxemburg, toen Gloria amper een jaar was en zij lange wandelingen in de natuur maakten: ‘Overal liepen dubbelgangers rond van datzelfde gezinnetje van drie op vakantie.’ De schrijver vraagt zich af wat Gloria zich later allemaal zal herinneren:
Wanneer begon dat tweede leven dan, dat hen heel dat eerste leven zou doen vergeten, en dat het echte herinneren in gang zet en doet uitmonden in de onophoudelijke stroom van de volwassen vergetelheid?
Op zoek naar normaliteit neemt hij op vrijdag — de vrijafdag in zijn deeltijdse werkweek — samen met Gloria geregeld de trein naar zijn ouders, die in ‘een fermette in de Kempen met een tuinhuis, kippen en een zwembad’ wonen (net als in Generator is Sels niet meteen mals voor de ouderrol, inclusief voor zichzelf als vader). De ‘geprogrammeerde woede van het gezinsleven’ barst ook daar los, drukt hem opnieuw met de neus op de feiten: hij zal het anders moeten doen, zijn vaderschap eist hem op. Andere passages uit het ‘heden’ spelen zich af in het Zwitserse Luzern, waar de auteur met zijn vriendin drie dagen verblijft om de opening van de tentoonstelling van een vriend in het museum van hedendaagse kunst bij te wonen (Sels schreef lange tijd de onderschriften bij werken van Rinus Van de Velde). Het regent twee dagen, maar de auteur is blij want zijn vriendin heeft haar telefoon vergeten.
Auto(bio)fictie
Gloria heeft twee motto’s, elk even pertinent: het eerste komt uit Paul Van Ostaijens omineuze gedichtencyclus De feesten van angst en pijn: ‘Angst / is / de dans van de geworden dingen naar het / Ontworden’. Het tweede (‘Perhaps it’s only a trampled package in the street —this life I pick up — and maybe my writing is its furtive unwrapping.’) komt uit het cultboek The tunnel van William H. Gass, een befaamde klassieker van de bekentenisliteratuur, waarin een geschiedenisprofessor de trappers verliest en in plaats van een wetenschappelijke inleiding op zijn net afgeronde studie over nazi-Duitsland een brutaal openhartig relaas over zijn eigen leven begint te schrijven. Onderwijl graaft hij een tunnel onder zijn eigen huis, maar dat is postmoderne bijzaak. Het gaat over de intensiteit waarmee de getormenteerde man z’n eigen leven analyseert en tot literatuur maakt.
Dat Gloria een boek is dat minstens even diep wil graven (pun intended) als Gass’ egotrip, mag blijken uit de mijmerende, beklemmende en melancholisch meanderende toon van de openingsparagraaf — een eerste proeve van Sels’ meer dan eens begeesterende stilistische prouesse:
Geluk pofte op uit het niets, als pigment, onberegend stoepkrijt. Plots een wolk blauw, dan een wolk roze, zachte, rafelige, onpersoonlijke wonderen van gevoel na die hoekige, hersenachtige jaren van depressie en walging, ingevoegde bijzinnen, middelpuntvliedend gepieker. Ze zwollen in zijn hoofd, hart en onderbuik. Her en der en zonder oorzaak vulden ze hem met trillingen, een eigen buitenwereld, onverhoopte heerlijkheid.
Zoals Sels reeds met verve aantoonde met Generator — genomineerd voor de Bronzen Uil en de Debuutprijs — excelleert hij in puntig autobiografisch proza. Dat hij daarenboven een zekere continuïteit nastreeft, blijkt uit het feit dat de openingszin van zijn debuut nagenoeg identiek is aan de slotzin van de opvolger. ‘Steenweg,’ het eerste deel van Generator, verteld vanuit het perspectief van Koen, een hoogsensitief jongetje, opent als volgt: ‘De kist met duplo wordt omgekieperd.’ Gloria gaat in de allerlaatste zin van de roman die haar naam draagt, met een gelijkaardige onhandigheid weinig omzichtig om met het populaire peuterspeelgoed: ‘Gloria kieperde de kist met duploblokken om.’ Zo dochter, zo vader of Duplo als erfelijk belastende katalysator om een verhaal in gang te trappen of net stil te leggen.
Gloria ligt zeker en vast in de lijn van wat omschreven kan worden als subjectieve en analyserende bekentenisliteratuur, in de stijl van het zelfonderzoekend proza dat we in ons taalgebied terugvinden bij onder anderen Daniël Robberechts, Roger van de Velde en Maurice Gilliams. In dagboekachtige notities, ingevingen en schetsen vertelt Sels het verhaal van zijn nakend en wassend vaderschap. Het hoofdpersonage heeft overduidelijke trekken van de échte Koen Sels, waardoor Gloria bijna als niets anders dan autofictie kan worden beschouwd. Toch creëert de auteur aan de hand van enkele literaire constructies, ingrepen en hulpmiddelen de nodige afstand: hij wisselt van vertelperspectief (‘In gesprekken noemde Gloria hem toen al jij, en hij en zij noemden zichzelf ik.’), hanteert verschillende registers (de kleutertaal van jonge ouders bijvoorbeeld), speelt een metafictioneel spel door te citeren uit ander eigen prozawerk (Gloria is ontegensprekelijk een organisch amalgaam van eerdere teksten, zie hoger) en maakt geregeld sprongen in de tijd (de passages over de Contact GB in Wilrijk of over de periode van vóór Gloria).
Metafictie
De schrijver in (of van) Gloria legt zijn ziel bloot en is meer dan openhartig, ook en zelfs in het bijzonder wanneer hij het heeft over persoonlijke, precaire situaties: zijn depressie (‘de circulaire, alles naar stilstand zuigende storm van een depressie’), zijn gevoelens van machteloosheid ten aanzien van zijn vaderschap (‘Ik wil helemaal geen autoritaire vader zijn, zei hij tegen een vriend. En dan: ik zal geen autoritaire vader zijn.’) en zijn verslavingen. De oude demonen breken vaker dan hij wenst weer uit (‘[…] omdat hij als hij ’s nachts opstond ontelbare keren dezelfde gedachte dacht: niks, ik ben niks.’). Wachtend aan een tramhalte bijvoorbeeld hoort hij een jongen tegen een vriendin zeggen dat ‘de Demerol’ aan het uitwerken is: ‘Papa was niet naïef, hij wist wat Demerol was.’ Papa is ook een meer dan gemiddelde literatuurliefhebber want de naam van de pijnstiller doet hem denken aan Don Gately, een aan het middel verslaafd personage uit Infinite jest van David Foster Wallace.
Plots is het in Gloria zondag 14 oktober 2018, dag van de verkiezingen: we zijn met andere woorden aan het lezen in CODES of DEMOCRATIE. Het is maar een van de vele referenties naar een historische werkelijkheid: de schrijver leeft, hoewel volledig geabsorbeerd door zijn gedachten, in een uitgesproken concreet hier en nu. Hij analyseert zijn ‘hoofdpersoon’, niemand minder dan hijzelf, zoals de lezer nu toch al weet: ‘Hij dacht aan het einde van zijn boek. […] Zijn hoofdpersoon nam alleen de schaduw gewaar. Wat stortte hier op hem neer?’ Verderop verschuift het vertelperspectief een enkele keer binnen het korte bestek van een bepaalde zin: ‘Misschien ben ik een kronkelende worm, denk ik vaak, in stukjes gesneden, probeerde hij wat later, maar dat is een tussenstadium, ik heb gewoon even geen benen om op te staan en geen handen om te grijpen.’ Vervaging neemt de overhand, alles loopt over in elkaar: ‘Nee, sorry, nu heb ik het gevoel dat ik het over iemand anders heb, iemand die ik niet meer ken.’
Maar de auteur gaat onversaagd verder: ‘In zijn boek vielen de wolken, als in stukken geslagen, uit de lucht. Het was december, er was kerstsfeer in de Statiestraat, de avond viel psychotisch vroeg’. Daar en dan neemt hij zich voor een boek voor Gloria te schrijven: ‘Schrijf een tekst voor Gloria. Hier in de stomme Kempen herinnerde hij zich wat hij al wist. Het was niet complex, niet volwassen: je moet zin in iets hebben, je moet op iets gericht zijn, iets dat bestaat.’ Hij begint eraan en leest later op de avond aan de feesttafel onverstoorbaar na wat hij geschreven heeft.
Het Gloria-boek
Hoofdstuk 9 begint met de aanspreking ‘Gloria,’. Vanaf dan vertelt de schrijver in een overweldigende finale over de effectieve geboorte van zijn dochter. We zijn begonnen aan de onverbloemde versie van, het ‘echte’ Gloria:
Zal papa nog eens vertellen over toen Gloria geboren werd? Het is het minst bijzondere verhaal, want alle mensen werden geboren en veel mensen kregen later zelf kinderen, en dat er mensen waren, dat was omdat ze geboren waren en na hun kindertijd millennia aan volwassen mensheid hadden voortgezet. Maar voor ons allemaal geldt dat het leven, ook al ben je mislukt of ook al zijn er geen misdaden, sterfgevallen, staatsgrepen of wonderen in te bespeuren, het vertellen waard moet zijn, dus ook voor papa en mama en later ook voor jou, want jij bent mijn dochter.
In de aanloop naar Gloria’s geboorte echter steekt het monster van de verslaving (hij heeft ruzies met zijn vriendin ‘over zijn wekelijkse routine van mateloosheid’) zijn lelijke kop nog geregeld naar boven:
In de late zaterdagnamiddag liet hij steevast de kater van de vorige nacht zakken in nieuwe wijn: omringde zich met vier glazen aperitief, de ruisende pijn en desintegratie oplossend en in zonsondergangachtige schoonheid transformerend.
Nu is het menens. De schrijver zijn fantasie om zichzelf ‘te verdoen’, is niet langer houdbaar. In de nacht van 5 op 6 juli 2016 beginnen de eerste weeën, rond halftwee. De toekomstige papa maakt koffie en heeft ‘vakantiebuikpijn’. Dan volgen — bijna minuut per minuut — de stappen naar de geboorte. De vader in spe is doodmoe, ‘zo moe dat zijn gedachten zelf gingen denken.’ Door zijn gebrek aan slaap komt de wereld hem voor als ‘een immer kantelend continuüm van sferen.’
Het gedicht van Van Ostaijen ‘Zeer kleine speeldoos’ — dat op een muur vlakbij het Antwerpse Sint-Vincentiusziekenhuis staat, een plaats waar de vader schoorsteensgewijs gaat roken — warrelt door het hoofd van de hoofdpersoon. Op de volgende pagina’s duiken verzen van het gedicht op, als zeepbellen glijdend tussen de lijnen, net als in Van Ostaijens lied zelf, dus. Uiteindelijk verloopt de geboorte via een keizersnede: de kersverse vader is zo druk met zichzelf en zijn innerlijke strijd bezig dat de vroedvrouw het heft in eigen handen neemt en het pasgeboren kind fotografeert. Gloria is haar naam, naar de film van John Cassavetes. Grappend vertelt de schrijver dat haar naam ook een hit was van Umberto Tozzi. Haar bijnamen zijn de Kleine Dictator en Snifsnaf. Al snel moet de vader terug aan het werk en ‘zijn eerste regressieve pendeltrein richting het godsgruwelijke particuliere’ nemen.
Eeuwige herhaling van herschrijvingen
De auteur schrijft deze laatste woorden over zijn regressie naar de verwerpelijke werkelijkheid op de namiddag voor oudejaarsavond 2018, met Mahler op de achtergrond. Hij staat op het punt zijn tekst te dateren, maar besluit plots naar Berlijn te trekken om er zijn boek af te werken:
Begin 2019 schoof hij niettemin met zinsdelen, schrapte wat hij dacht dat hoofdpersoontje niet zou willen lezen, later als ze groot was, vulde fragmenten met meer woorden, breidde de kleinste momenten uit tot omgevingen waarin altijd iets niet gezien bleek te zijn, meer en meer, het heelal als ultieme grens. Hij had een te dure hotelkamer geboekt in Berlijn, in de straat die de invaliden eerde, tegenover het natuurhistorisch museum waar ’s nachts de fossielen ongezien bleven. Deze fantasie van eenzaamheid in die grote, opwindende stad van kunstenaars, ver weg van het gezin, in het centrum van zijn oude, nog niet geheel door geld en mode bezette droom van vrijheid, was de Vlaamse vader gegund, vond hij.’
Hij wil de hele dag aan GLORIA blijven werken, ‘in de fragmenten prikken en ze vullen met steeds meer fictie, dus met verloren werkelijkheid, zo veel dagen na de feiten: een eeuwige herhaling van herschrijvingen.’ In zijn Berlijnse hotelkamer leest hij in Vineland van Thomas Pynchon. Hij mijmert over het eerste deel van een drieluik, Vallend hoofd, dat hij in gedachten aan het schrijven (of herschrijven?) is.
Zo stelt het boek dat Gloria heet zichzelf voortdurend in vraag. Niet alleen aan de hand van een openhartige en diepgaande analyse van het eigen schrijfproces, de periculeuze totstandkoming zélf, maar ook als metafictioneel hoogstandje, ‘stijf van de verdichting’: ‘Wie leest er mee? Wil die lezer dat je een ander bent?’ Is Gloria een roman (zoals de coming-of-ageroman Generator?) of eerder een ‘relaas’, zoals op de achterflap staat? Wanneer de schrijver zijn dochter voorleest uit een boek en zich een schrijnende door hemzelf geschreven scène over een huilende vader herinnert, besluit hij dat hij niet alles in zijn boek wil neerschrijven. Maar even later deelt hij Gloria zijn enigszins onbezonnen besluit mee: ‘jij bent mijn hoofdpersoontje.’ Hij wil zijn groeiend besef van ‘hoe heftig zij al bestond’ onder woorden brengen, onderwijl zijn eigen obsessies, bezorgdheden en zwaktes bezwerend:
Ze was een radicaal wezen, niet onschuldig maar universeel in haar onbepaalde, door peuterkoppigheid begrensde bepaalbaarheid, een echte heldin, vond hij, met onbespreekbare angsten en verlangens. Hij voelde zich tegenover dat wezen genoodzaakt om direct en zonder aarzelen te spreken, in de taal die hij kende.
Hij vreest misverstaan te worden: ‘Begreep ze iets van zijn plezier met haar?’ De schrijver denkt aan het einde van zijn boek. Wanneer Gloria een paar maanden oud is stopt hij met roken. Een jaar later stopt hij ook met drinken. Het zijn eerste stappen om zijn ‘blinde drang tot abstractie en afwezigheid’ onder bedwang te houden. Hij realiseert zich dat verliezen of mislukken vandaag niet bestaat, zeker niet wanneer je je niet wil plooien naar de huidige maatstaven:
Ik zal een boeddha van het onderpresteren zijn, niet bijzonder en niet slim, niet de beste en niet de slechtste, gewoon: beter in wat ik al ben, voor haar. Ik wil mijn werk als bediende niet dom vinden. Ik zit niet onder mijn niveau, ik zit er helemaal op.
De op de adem trappende heftigheid en het intrinsieke vermogen van Sels’ proza is van een benijdenswaardige zeldzaamheid en oorspronkelijkheid. Het kan niet anders of na een voltreffer als Gloria zit hij weldra niet op zijn niveau, maar een stuk er boven. Sels zit immers op een schrijfwolk.
Verschenen op: Mappalibri, november 2019
Gloria van Koen Sels, het balanseer 2019, ISBN 9789079202614, 158
1 note · View note
carolineboge · 4 years ago
Text
Ferdig produkt - Bokomslag
Jeg har nå jobbet med dette prosjektet som er inspirert av The Shining i 7-8 uker. Jeg ønsket tidlig å lage en kampanje plakat eller en filmplakat, og gjennom dette kom det mange forskjellige ideer, men kom til slutt inn på at jeg ville bli inspirert av bjørnen som er med i en scene i filmen The Shining, og med dette kom bokomslaget av en bjørn.
Inspirasjon til bjørnen
Inspirasjonen min til å lage en bjørn kom fra en scene i filmen The Shining. I scenen ser man da en mann i et bjørn kostyme som er intim med en annen mann, for meg var denne scenen veldig tilfeldig og skjønte ikke meningen med den, og begynte da og søke rundt. Fant da ut at scenen er fra en bok av Stephen King der en av gjestene på hotellet fra The Shining går rundt i et hundekostymet og hadde et seksuelt forhold med den tidligere hotell eieren. Forskjellen er at i filmen er denne mannen kledd i et bjørnekostymet. Begynte gjennom denne bakgrunnen og se på veldig mange bilder av bjørner og ble inspirert til å tegne bjørner.
Tumblr media
Tidlig skisser
Tumblr media
Starten på bjørne-prosessen
Når jeg startet prosessen ønsket jeg å lage en filmplakat, og mens jeg lagde bjørnene fant jeg ut at jeg ønsket at det skulle være en dokumentar om bjørner, men så fort når jeg satt alt sammen at det så mer ut som et bokomslag på grunn av at bjørnene er tegnet. 
Først gjorde jeg det enkelt for meg selv og lagde disse tre bjørnene som ser veldig ut som en barnefilm, og etter å testet litt ut med denne filmplakaten bestemte jeg meg for at jeg heller ville ha litt mer avanserte bjørner, og her kom de nye skissene av bjørnene.
Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Så jeg gikk videre og begynte å teste ut farger på bjørnene for å bestemme meg  for hva slags type bjørn, og “tilbehør” til bjørnen. Og deretter typografi. 
Tumblr media Tumblr media Tumblr media
For typografien ønsket jeg noe kraftig. Bjørner er veldig sterke og store, men også rene. Og dette var det jeg ønsket få frem med typografien min. Har derfor valgt “Impact” med versale bokstaver for å tydelig få frem at denne boken handler om en bjørn, og for den lille overskriften over som beskriver hoved ordet valgte jeg “Baskerville”, dette er da en typografi med seriffer. Ved bruk av seriffer gjør det at teksten blir bedre lesbar, og den bygger seg veldig bra opp til at historien handler om en bjørn. 
Deretter satt jeg typografien sammen med bjørnen og prøvde å finne det oppsettet jeg ville ha:
Tumblr media Tumblr media
Jeg bestemte meg til slutt for å gå for den brune-bjørnen, som alene så rett frem. Dette gjorde jeg for det gå hele forsiden en balanse, dette skal jeg snakke mer om lenger ned. Begynte så å gi forsiden mer liv, ved å prøve ut forskjellige farger, legge til tilbehør, og teste ut litt med mer natur. Siden man forbinder brun bjørnen til skogen, var dette noe jeg også ønsket å teste ut:
Tumblr media
Hvis jeg hadde hatt bedre tid hadde jeg prøvd å få trærne på en mer naturlig måte en dette. Skogen ble ikke slik jeg ønsket det og burde ha brukt mer tid videre på denne ideen. Videre nå er det mange forskjellige oppsett, det var veldig vanskelig å bestemme seg, og hver gang jeg kom på et nytt oppsett lagde jeg det med en gang, hadde derfor mange forskjellige oppsett å velge mellom. 
Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media
De utvalgte
Jeg kaller de åtte skissene nedenfor de utvalgte. Dette er de skissene jeg likte best og som jeg nå skulle velge mellom.
Tumblr media
Inspirasjon til bokomslag
Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Ferdig produkt
Jeg har da valgt å lage tre ferdig produkter. Jeg valgte å lage tre produkter mest fordi jeg ikke klarte å bestemme meg. Det var så stor forskjell mellom en ungdomsbok og en skrekkbok bare ved å fjerne noen detaljer og var da fornøyd med begge målgruppene, så derfor har jeg tre.
Hvordan jeg har produsert produktene var ved å første tegne, finne farger, størrelser, form og oppsett i Adobe Illustrator. Når jeg var ferdig med det la jeg produktet inn i Adobe InDesign og satt opp oppsettet for bokomslaget, la på tekst, lagde bakside og brett inn sidene. Jeg ønsket også å ha en forfatter med og fikk da lov av min bror, Hans Christian (HC) Boge og bruke han som “liksom” forfatter. Det som står da under han er altså ikke sant, det er kopiert fra boken Faen ta Skjebnen. Siden jeg ville at bøkene skulle se mest profesjonelle som mulig la jeg på strekkode også. Alle bøkene het først det samme, men jeg fant ut siden jeg uansett hadde tre forskjellige bøker som hadde relativt samme design, og samme forfatter gjorde jeg det heller om til en serie og endret derfor navnene. Det ble litt feil ved forfatter beskrivelsen da, men forteller mer om det til slutt.
Sjangeren til de tre bøkene er like, det er altså skrekk, bare at bok nummer to er en veldig mye mildere skrekk. Målgruppen til den første og siste boka er derfor til voksene mennesker, og til unge voksene, men den andre boka er da en ungdomsbok. Grunnen til dette er at jeg var veldig fornøyd med bjørnen med mange detaljer og ville lage et produkt med denne, og historien bak forfatteren da er at han ønsket å lage en bok som kunne leses av de unge og.
Typografiene som er brukt er for det meste “Baskerville”, denne typen er brukt på hele baksiden og i den lille overskriften på forsiden. Valgte denne først og fremst siden den har seriffer, noe som er vanlig å bruke på mengdetekst siden den er lett å lese. Valgte den på forsiden fordi den lagde en balanse til produktet. Den andre typen er “Impact”, dette er en versal tekst som viser tydelig hva boken handler om. Jeg valgte å fylle inn hullene i bokstavene for å gi en mer tydelig følelse. 
Produktene har mange av de samme komposisjonsprinsippene, og mye er likt. Men det er også litt forskjeller så velger derfor å skrive om hvert produkt hver for seg.
The Life of a Bear
Komposisjonsprinsipper som jeg har benytta i bokomslaget er balanse, kontraster, litt bevegelse og litt enhet. Bokomslaget har en del balanse, som betyr likevekt. Noe som skaper mye balanse er å ha et tungt objekt, her er det da typografien BEAR. Ved bruk av et tung objekt blir bildet mer stødig og skaper balanse. Noe annet som skaper balanse er det gylne snitt, dette har jeg da ikke valgt å bruke. Det gir også balanse ved at alt står under hverandre, altså det er ingenting som vipper mot mer mot den ene siden. Dette er også med på å gjøre forsiden tung og stødig. Det er ikke bare objekter som gir balanse til bokomslaget. Farger er også med på å gi produktet balanse. Ved å bruke lyse farger som virker lette, og mørke farger som virker tunge kan det skape visuell likevekt i produktet. Det er derfor jeg valgte en lysegrå farge på hovedoverskriften, med mørke og sterke farger rundt. Pluss de lyse linjene rundt bjørnen er med på lette bildet, mens den mørke poten inni gir det mer enn tyngde. Det er også en del kontraster, altså motsetninger. Her kommer det både frem med størrelser, farger og følelser. Man finner mye kontraster med liten og stor, både i forskjellige størrelser, men også i versale og minuske bokstaver. Siden det er store kontraster er dette med på å gi bokomslaget spenning og liv. Kontrasten mellom skriftstørrelsen på navnet til boksen er altså veldig stor, som fører til mer spenning og liv til et bokomslag som egentlig ser ganske enkelt ut. Også ved bruk av minuske bokstaver på den øvre overskriften og versale på den andre skaper også kontraster. Man finner også mye kontraster i fargebruken. Ved bruk av mye mørkt og litt lyst, gjør at det lyse blir ekstra fremhevet og gir tydelig kontrast i bildet, og det gjør det lett å vite at boksen handler om en bjørn, siden både skriften og selve bjørnen er fremhevet i lyse farger. Det skaper også kontrast med rød fargen, siden dette er en veldig sterk farge. Kontraster bringer også frem følelser, og ved denne kontrasten mellom svart og rød, vekker det om følelser av skrekk. Rød forbinder man blod og død. Ja, rød kan også bety kjærlighet, men ved bruk av den svarte bakgrunnen er det følelser av blod og død som vekkes, og det var det jeg ønsket. Det er også bevegelse på forsiden. Det er litt bevelaese i typografien siden det forskjellige bruk av størrelser, med siden det er horisontale linjer skaper dette mer ro enn liv. Det er bjørnen og poten som gir mest bevegelse til forsiden. Blikket følger med en gang de diagonale linjene på bjørnen, dette er blikkfanget. Det gir også liv og spenning, samtidig som det gir en følelse av orden og fremdrift. Til slutt er det enhet. Det er ikke mye så mye enhet i bildet siden det ikke er mye som gjentar seg flere gang. Men noe som gjentar seg gjennom hele bokomslaget er fargen rød. Det blir en rytme gjennom fargen rød og det samler hele produktet sammen. 
Tumblr media
The Story of a Bear
Komposisjonsprinsipper som er benytta i denne andre boka er mye bevegelse, enhet, balanse og fortsatt en del kontraster. Mye mer bevegelse her enn i de to andre. Noe som gir mye bevegelse her er potene. Bare ved å gjør potene større og snu de litt på siden går man vekk fra at alt er vertikalt under hverandre og det blir med en gang mye mer spenning og liv. Bytta også hvordan oppsettet orginalt var ved å bytte plass på bjørne hodet og skriften, dette gjorde jeg for å få frem mest mulig av poten i bakgrunnen. Det som gir mest bevegelse i denne boka er så klart bjørne hodet. Med alle detaljene og fargene kommer bjørnen mye mer til liv og skaper mer spenning. Det er også mer enhet i denne boka. Det er flere gjentakelser. Første gjentakelsen er poten. Nå har forsiden og baksiden er mye mer tilknytting til hverandre, siden bakgrunnen er helt lik, samtidig som det skjer ting. Det er også mer gjentakelser i fargebruken. I forrige bok var det var rød som gjentok seg, men i denne boken gjentar både gul og brun seg. Dette lager en mer rytme til bokomslaget og det blir mer variert, som igjen lager mer bevegelse. Det er mindre balanse i denne boksen. Det er like mye balanse med typografien, med tanke på størrelsen, men siden det ikke lenger er en lys farge på hoved overskriften skaper dette mer uro, og gir mindre balanse. Til slutt er det kontraster. Det skaper mye kontraster når man har en mørk bakgrunn og legger til noe lyst, her kommer det veldig mye kontraster mellom svart og gul. Det kommer mye kontraster mellom grønn og svart og, bare ikke like mye. Kontrastene på bildet er store og skaper derfor mye liv og spenning til bokomslaget. 
Det er fortsatt innenfor skrekk sjangeren, men skrekken i denne boken er ikke blod og død, men mer skrekken om å vokse opp, og derfor er det ikke bruk av rød og passer for ungdom. 
Tumblr media
The Death of a Bear
Komposisjonsprinsipper i den siste boka er veldig lik som i den første. Forskjellen er fargebruken, det er bruk av grønn. Grunnen til at jeg gjorde dette var fordi det var ikke lenger enn historie med menneskene, men med bjørnen i naturen. Derfor er det bruk av grønt. Dette gir ble kontraster og skaper enda mer bevegelse til bilde. Det er fortsatt en skrekk film, som kommer frem med det røde, men historien er nå vanskelighetene en bjørn har med å leve og død i naturen.  
Tumblr media
Hva fungerte og hva fungerte ikke?
Jeg er veldig fornøyd med sluttproduktene. Ville få frem tema bjørn, og klarte å gjøre det med tre forskjellige forsider. Ble utrolig fornøyd med bjørnen jeg klarte å tegne, og hvordan denne kunne bli vist på to forskjellige måter og gi to helt forskjellig innblikk. 
Før jeg snakker om hva jeg ville gjort annerledes, må jeg tilføre at InDesign sluttet å funke på slutten, fikk heldigvis tatt disse bildene før det stoppet. Vet ikke hva som skjedde men den ville ikke gjøre noe annet enn å laste og fikk derfor ikke redigert tekst, farger eller størrelser. Siden jeg valgte å ha en engelsk overskrift måtte resten av boksen også være på engelske, så de stedene jeg har skrevet på norsk var det meningen å endre til engelsk. Skulle også endre overskriften på alle bøkene i margen til det som står på forsiden, dette ble da bare riktig på første bok. 
Det generelle jeg nå ville endret hadde vært å endret litt på logoen sånn at den hadde vært enda mer tydelig. Og på siste bok syntes jeg nå at den rød skriften forsvinner i den grønne poten, ville da enten gjort skriften mer kraftig eller gjort poten mer mørk. Hvis jeg også hadde hatt bedre til ville jeg skrevet ferdig alle avsnittene på baksiden. Her på siste bok også skulle det ikke stå det samme som i første bok. Og til slutt ville jeg gjort poten i første bok litt mer tydelig, så den hadde gitt mer følelse.
0 notes
rausule · 1 year ago
Text
Nuwe balanse in Afrika en in die wêreld.
Nuwe kragte word gebore
In die raamwerk van suid-sentraal-oostelike Afrika tussen die sewentiende en agtiende eeue is belangrike stappe geneem in die proses van vorming en konsolidasie van die eerste vrye Respública. In Europa is 'n nuwe staatsentiteit gebore, Pruise, terwyl die Habsburgers vanaf die 17de eeu 'n ekspansionistiese beleid aangepak het met die doel om Oostenryk, wat hul dinastiese domein uitmaak, uit te brei. Om samehorigheid te gee aan die verskillende volke wat geleidelik deel van Oostenryk geword het, het die Habsburgers die sentrale mag deur 'n doeltreffende administratiewe stelsel versterk.
Pruise is eerder op die pad van ontwikkeling begin deur die Hohenzollern-familie, wat 'n kragtige werk van interne herstrukturering in 'n absolutistiese sin voorberei het en 'n ekspansionistiese beleid gebaseer op die krag van die leër, waardeur die Pruisiese staat 'n groeiende militêre mag verkry het. Rusland betree ook die Europese toneel. Die Romanof-dinastie het beslissende stukrag aan die Russiese stukrag gegee. Tsaar Peter I, bekend as die Grote, begin die modernisering en verwestersing van die land. Die innoverende golf wat deur Peter ingestel is, beïnvloed egter nie die dramatiese sosiale ongelykheid wat die land kenmerk nie, maar ten spyte hiervan beweeg Rusland na 'n ekspansionistiese proses wat bestem is om dit 'n groot moondheid te maak.
0 notes
hermine1101 · 5 years ago
Text
Logo-analyse
Tumblr media Tumblr media
Jeg har valgt logoen til World Wide Fund of Nature. Det gjorde jeg fordi jeg liker veldig godt denne logoen, og det er mest sannsynlig en av mine favorittlogoer. Jeg synes den gir et veldig godt innblikk av hva organisasjonen jobber med. Og i tillegg så er logoen ganske kjent, men ikke ekstremt kjent.
Den første tegningen av logoen ble laget av en britisk kunstner og miljøforkjemper med navn Gerald Watterson i 1961. Han tegnet en stor panda som het Chi Chi som bodde i London Zoo. Basert på denne tegningen ble logoen laget av Sir Peter Scott. Men det har vært et par endringer av logoen siden organisasjonen ble stiftet i 1961. Det finnes 4 utgaver av WWF logoen gjennom tidene. Logoen ble endret i både år 1978, 1986 og 2000. Hver nye utgave har vært en forenklet utgave av den gamle. Første logoen var en ganske eksakt kopi av en panda. Den største endringen på logoen kom i 1986, når pandaen fikk et mer geometrisk utseende, uten en svart linje som omsluttet hele pandaen. Gjennom tiden har det blitt viktig for organisasjonen å få et mer stilisert bilde av en panda, med rene linjer og en forenklet versjon. Jeg tror det var viktig å få forenklet logoen fordi den gamle logoen var ekstremt detaljert, og hadde mange detaljer som var vanskelig å få med seg. Nå er det en mer sterk logo som er enklere å kjenne igjen, selv om det er et forenklet bilde.
Logoen inneholder et dyr som er vakkert og elsket av mange mennesker, men også som er utrydningstruet. Dette gjør at det skaper en litt trist følelse i logoen, noe som er litt meningen siden dette er en organisasjon som hjelper med å redde utrydningstruede dyr, og mest av alt pandaer.
Logoen er en sammensetning av både bilde og typografi til en helhet. Fargene som er brukt, svart og hvitt, skaper store kontraster i logoen. Med den nye fonten i logoen fra 2000 ble det veldig god balanse mellom fonten og pandaen. Fonten ble tykkere og skapte en harmonisk balanse med bildet siden bildet av pandaen er bygd opp av store svarte former. Det gjorde at det ble mer balanse mellom tykkelsen på det svarte på pandaen og tykkelsen på fonten. Jeg synes ikke det virker noe bevegelse i logoen til WWF. Men hele logoen framstår som en enhet, hvor gjentakelse av fargen svart går igjen i både pandaen og fonten. Det er også godt forhold mellom begge elementene, altså pandaen og fonten, siden fonten er tykk og avrundet.
Fargevalget i logoen er veldig bevisst. De har kun brukt svart og hvitt i logoen, noe som stemmer overens med at pandaer er svare og hvite. Men grunnen for at de ville ha kun svart og hvitt i logoen var fordi de ville spare kostnader på printing av logoen. Fargene svart og hvit som er brukt i logoen er to store kontraster, og kontrasten gjør at logoen skaper et sterkere uttrykk. Det at de har brukt svart og hvitt i logoen skaper et skille mellom lys og mørke, noe som jeg opplever som et fargevalg som skaper litt dyster stemning. Det er noe jeg også tror er meningen med tanke på hva WWF sin hensikt er med logoen; det å skape en trist følelse, med å bruke panda som er et utrydningstruet dyr i logoen sin. Skriften i logoen kom ikke før når logoen ble totalforandret i 1986. Da ble organisasjonens forkortelse skrevet under bildet av pandaen. I 2002 ble skriften tykkere, og det brukt en mer avrundet font, noe som passet veldig bra med designet av pandaen. Pandaen inneholdt mye svarte former, og logoen gir et ganske likt uttrykk som fonten.
0 notes
ite3r · 5 years ago
Text
Identitet Del 1
Skisser: Ark/Illustratør
Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Forklaring: Oppgaven var å lage et logo som er basert på en av disse Komposisjonprinsipper: 
-Kontrast
-Bevegelse
-Balanse
-Enhet
Jeg har valgt bevegelse, Hovedgrunnen til det er fordi jeg liker ikke kjedelig tekst som har ikke noe spesielt med seg, istedenfor liker jeg når man eksperimentere med teksten for å gjøre den mye morsommere å lese. På starten tenkte jeg med en gang på en åpen part visning av bevegelse i teksten min, men etter hvert prøvde jeg å gjøre den mer komplisert men også lett å lese. 
Ferdig Produkt: Nr 1 og Nr 2 
Tumblr media Tumblr media
Annet versjon av Svart/Hvitt ideen: 
Tumblr media Tumblr media
Refleksjon av mitt eget arbeid: 
Komposisjon: 
Logo jeg lagde er et sammen satt figur som er komponert av tre forskjellige figurer som til sammen skaper en hel het. Ved å bruke den samme figuren under hverandre skaper jeg et E bokstav, Det skjer fordi jeg bruker tre figurer som har nærme en lik utsende som E som er egentlig 4 strekker hvor den ene står loddrett og 3 som ligger vannrett. Jeg brukte bare 3 figurer som ligger loddrett som lager et slags simplifisert versjon av en E.
Farge: 
På logo nr 1 som er i farge har jeg brukt rødt, hvit og blå fordi disse fargene kontrasterer veldig bra på hverandre. Rødt fargen er brukt på selve symbolet for at den skal vekke mest oppmerksomhet fra all teksten. Bokstavene B,V,G,L,S er et slags skygge får symbolet. Bokstavene som ikke er logo må på en eller annet måtte skille seg ut fra symbolet får at det blir mulig å forstå hva som står . Derfor brukte jeg hvit som ligger veldig godt på blå farge. 
Typografi: 
Skriften jeg har brukt på bokstavene i logoen er: Franklin Gothic Heavy Italic
Jeg har valgt å bruke denne fonten får å skape litt lik het mellom selve den grafiske elementet (symbol) og bokstavene som er en del av den. Symbolet er det som man skal se på men det må være noen lik heter så hele produktet mitt skal lage en enhet tilsammen. Symbolet er ganske tykk derfor brukte jeg også en tykk tekst får å skape litt balanse mellom symbolet og skriften. 
Arbeid:
Får å konkludere arbeidet mitt med dette produktet er jeg ganske fornøyd med slutt resultatet med synes jeg kunne fått enda mer ut av det hvis ikke litt hode pine problemer i den siste uken. Uten om det synes jeg at jeg besvarer oppgaven på en riktig og godt måtte. 
0 notes
vulpix91 · 7 years ago
Photo
Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Shop Girl, mijn debuutbundel, verschijnt in oktober 2017 bij het balanseer.
Shop Girl is een poëtisch epos dat de traditie van Virgilius ent op het laatkapitalistische tijdperk. De bundel ontkiemde in de kelder van Primark, waar Vulpix91 een winter en een lente lang werkte. De gedichten zoeken de scheuren op in het productieproces van fast fashion, waar pratende kleuren en geesten van textielarbeiders gedijen. De supply chain wordt een wereldwijd object, reikend van een zandkorrel of zijderups in Bangladesh tot het poreuze, lekkende lichaam van de Shop Girl: ‘de supply chain manager weet / dat je katoenplant / niet kan spellen zonder klant / en ook niet zonder $$$’.
https://bit.ly/3gaA2VY
Ontwerp: Oliver Ibsen
3 notes · View notes
vloekschrift · 7 years ago
Photo
Tumblr media
Vloekschrift is het residu van een kaalslag, het stoffige overschot van een experiment in complete ontvorming. De heersende logica is die van de woekering, de wildgroei. Anonieme netwerken dijen koortsachtig uit, nestelen zich diep in de genetische code van het paniekerige lichaam, het kanonnenvoer. Via kankercellen, duister goederentransport en ongeduldig kapitaal worden de grenzen van een genadeloze kill zone uitgestippeld. Een jachtveld van extreme machtsverhoudingen waarin vuile subjecten speuren naar leefbare vormen, verse methodes en, bovenal, wanhopige vitaliteit. ’Geen werk, maar bezetting. Uitgesmeerd en blind beweeg ik me door de 24/7 op zoek naar rust.’ Vanaf oktober beschikbaar via het balanseer
1 note · View note