#rijk en arm
Explore tagged Tumblr posts
dutchjan · 5 months ago
Text
Tumblr media
June 15, 2024
0 notes
v-ceulemans · 2 months ago
Text
Homilie voor de 26e zondag door het jaar B
zaterdag 28/zondag 29 september 2024 – Balen/Mol lezingen: Numeri 11,25-29        Jakobus 5,1-6         Marcus 9,38-43.45.47-48 Broeders en zusters, de heilige apostel Jakobus geeft ons deze week weer een bolwassing van jewelste. Het is het laatste hoofdstuk van zijn brief, en hij verlaat de kamer door de deur met een dreun dicht te gooien. Misschien kan het u geruststellen: vanaf volgende week…
0 notes
ralph-mulder · 6 months ago
Video
youtube
Dat ene ding- VREDE
0 notes
roggemoeder · 2 months ago
Text
In de roggevelden van Duurswold
De Roggemoeder
Op een gure novembermiddag liep ik, al een hele tijd geleden, langs de kringloop van het dorp waar ik ben opgegroeid. Ergens op het Hogeland in Groningen. Natuurlijk kan ik de kringloop niet weerstaan en moest ik even binnenkijken. Bij de boeken stond een hele stapel oude streekromans, verstofte encyclopedieën en de wereld aan beduimelde detectives. Maar er was ook een half plankje met het labeltje ‘’volkskunde’’. Daar kwam ik een boek van K. Ter Laan tegen. Na het even doorgebladerd te hebben besloot ik het voor €2 euro mee te nemen. Dat boek was Nederlandse Overleveringen 1. Die ene met die prachtige linosnede van een zeemeermin op de voorkant. De aankoop van dit boek heeft heel wat in werking gesteld.
Ik ben meer gaan leren over volkskunst en voelde langzamerhand de band met de provincie ook weer versterken. Ik woonde inmiddels al niet meer in Groningen, maar je kunt de Groninger wel uit Groningen halen, maar niet andersom. Ik ben en zal altijd een Grunneger blijven. Aan de hand van Nederlandse Overleveringen 1 ben ik opzoek gegaan naar meer streekverhalen. Maar een streekverhaal lezen staat niet gelijk aan weten waar het vandaan komt, en dat was juist mijn doel. Daarom beginnen we met 1 voor 1 ontdekken waar de legendes vandaan komen en of er misschien een verklaring voor te vinden is. En vandaag is het verhaal van de titel van mijn blog aan de beurt. De roggemoeder.
K. Ter Laan en Nederlandse Overleveringen 1
Nederlandse Overleveringen 1 is gepubliceerd in 1932 maar de versie die ik in bezit heb komt uit de tweede oplage uit 1981. Hoofdstuk 3 begint op bladzijde 35 en heet Korengeesten. Paragraaf 1 is DE ROGGEMOEDER. Hieronder vallen dus de Roggemoeder en ’t Korenwijf. ’t Korenwijf is een term die we later in onze studie nog tegen gaan komen. Paragraaf 2 DE LAATSTE SCHOOF bestaat uit een verzameling verhalen over de verering en gebruiken rondom het verzamelen van de laatste schoof graan bij het oogsten. Hier staan een aantal zeer interessante verwijzingen in, maar die zijn voor een andere blog.
Duurswold
Duurswold is een streek in midden Groningen die grotendeels samenvalt met de oude gemeente Slochteren. In de 9e eeuw n.Chr. werd begonnen met het ontginnen van de toen nog hoogveengebieden. Dat geeft ook het startschot voor het ontstaan van de vele lintdorpen die het gebied rijk is. Na intensief het veen te ontginnen en droog te leggen moest er een nieuw gebruik van de bodem bedacht worden en werd het gebied in cultuur gebracht. Een cultuurlandschap is een landschap wat door mensenhanden is ontworpen, aangelegd en onderhouden wordt. Bij het afsteken van veen is de eerste halve meter niet geschikt om turf van te maken. Deze werd veelal bewaard om te mengen met de zandgrond die overbleef na het afsteken van het hoogveen. Met goede afwatering en de juiste meststoffen kan er van dalgrond geschikte landbouwgrond gemaakt worden. En laat rogge nou eens erg goed groeien op dalgronden. Zo ontstonden de wapperende velden vol rogge en andere granen in de veenkoloniën. Dit was slechts van korte duur. In 1200 ontstonden problemen met de grondwaterstand. Door het inklinken van de bodem veranderden de hoogveengebieden in zure laagveengebieden. De velden waren slechts nog geschikt als hooiland. In 1770 werd er een nieuw plan voor afwatering gemaakt en werden er een aantal poldermolens gebouwd. Deze zorgen voor de juiste afwatering. En door gebruik van kalkhoudende kleigrond veranderden de velden wederom van schraal hooiland, in buitengewoon vruchtbare akkers waar rogge gretig verbouwd werd.
In de 16e, 17e en 18e eeuw was Duurswold en arme streek. Er was onvoldoende land om boerenfamilies te kunnen onderhouden, het veen was al grotendeels afgegraven en de aardappelfabriek die in latere jaren welvaart zou brengen stond er nog niet. Ik denk dat het dan geen gekke gedachte is dat met armoede geloof sterker wordt, als houvast in moeilijke tijden. Dit is niet alleen geloof in een God maar ook bijgeloven en oude volksverhalen. Daarom is het ook niet raar dat het verhaal van de roggemoeder uit mondelijke overlevering komt van iemand uit de Woldstreek.
In Nederlandse Overleveringen 1 staat onder het verhaal niet alleen de verwijzing naar ’t Wold maar ook ‘’(Grn. Volksverhalen, 15.)’’. Groninger Volksverhalen is een boek uit 1930 geschreven door E.J. Huizenga - Onnekes samen met K. Ter Laan en F.G. Knol. Eilina Huizenga – Onnekes was een Gronings folkloriste. Haar oom Johannes had een van de eerste boeken over de folklore van Groningen geschreven en daardoor was haar interesse gewekt. Om het werk van haar oom voort te zetten trok ze de hele provincie door en schreef ze de verhalen op zoals ze ze hoorde, in dialect. In wierdedorp Ezinge vond zij een schriftje uit 1800. Hierin schreef een destijds 11-jarig jongetje verhalen van de huisnaaister op. Eilina besloot het schriftje met spelfouten en al uit te geven als boekje. Groninger Volksvertellingen 1: Het boek van Trijntje Soldaats werd uitgebracht in 1928. De publicatie van dit boek wordt gezien als een van de eerste sprookjesboeken in het Nederlands geschreven. En dus twee jaar later publiceerde ze Groninger Volksverhalen wederom in het Gronings. Groninger volksverhalen openbaar toegankelijk. Zie bronnenlijst.
En inderdaad in Hoofdstuk 3 VAN ZOMER- EN WINTERGEESTEN pagina 15 vinden we: RÒGGEMOUER
De originele tekst is als volgt:
RÒGGEMOUER
As de rògge groot wòrdt, zo dat ie der hoast nait meer over kieken kinnen din zit ter aaltied ’n gaist in, dij der op paast. Kinder binnen din wel es onverzichteg, en willen in ’t koorn lopen, omdat ’t doar zok aiveg mooi speulen is. Mòie heur aaltied voor woarschaawen, Ròggemouer kin mor zo komen, en slepen ze weg. Din zai ie ze nooit weer.
’t Is zo wondermooi in zummertied, as ie bij ’t koorn langs lopen. Din kin je ’t zo regelmoated gòlven zain, net as ’t wotter van de zee. Mor as ie goud toukieken, is ter aaltied ’n stee in, doar beweegt de rògge zok vremd en onrusteg. Da’s de gevoarlke plek; doar zit Ròggemouer.
As ie niks doun, dut Ròggemouer ook nooit wat. ’t Ainegste wat heur nòg wel es overkomt is dat ze de kòrrels van rògge, dij din nog zo waik binnen, wat stief in haand knipt. Din wòrden ze swaart en vergifteg; doar zeggen ze tegen van mouerkorrels. Mor dat is altied mor ’n stok of wat.
(’t Wòld.)
Het stuk tekst wat in Groninger Overleveringen 1 staat is een vertaling van bovenstaande passage. Volgens mij is het ook voor niet Groningers nog redelijk te lezen wat nou de precieze strekking is van het stukje, maar bij deze mijn vertaling.
ROGGEMOEDER
Als de rogge hoog wordt, zodat je er bijna niet meer overheen kunt kijken, dan zit er altijd een geest in die er op past. Kinderen kunnen dan nog wel eens onvoorzichtig zijn en willen in het koren lopen omdat het daar zo eeuwig mooi spelen is. Daar moet je hen altijd voor waarschuwen, Roggemoeder kan maar zo komen en sleept ze weg. Dan zie je ze nooit weer.
Het is zo wonderschoon in de zomertijd als je bij het koren langs loopt. Dan kun je het zo regelmatig zien golven, net als het water van de zee. Maar als je dan goed kijkt is er altijd een plek waar de rogge vreemd en onrustig beweegt. Dat is de gevaarlijke plek, daar zit Roggemoeder.
Als je niks doet, doet de Roggemoeder ook nooit wat. Het enige wat haar nog wel eens overkomt is dat ze korrels van de rogge, die dan nog zo zacht zijn, te stevig in haar hand knijpt. Dan worden ze zwart en vergiftigd, daar zeggen ze moederkorrels tegen. Maar dat zijn er altijd maar een paar.
Observaties
Hieruit kunnen we een aantal dingen opmaken. Dat blijkbaar dus de aanwezigheid van de roggemoeder een afschrikkende werking op kinderen zou moeten hebben. Een figuur of verhaal met een waarschuwende functie wordt ook wel een kinderschrik genoemd en gebruikt om kinderen in het gareel te houden. Ook jij hebt vast wel eens gehoord ‘’daar krijg je vierkante ogen van’’ of ‘’als de klok slaat dan blijft je gekke gezicht zo staan’’ dit zijn allemaal vormen van bangmakers. Ook Sint Nikolaas en Krampus worden gebruikt als kinderschrik. Sinterklaas ziet immers alles, en wie zoet is krijgt lekkers wie stout is de roe. De figuren gebruikt als kinderschrik zijn vaak afgeleid van figuren uit het Germaanse geloof. Nadat vooral in de 18e eeuw volksgeloof heel erg afnam werd het alleen nog gebruikt als bangmaker om kinderen in de pas te laten lopen. Figuren die kinderen ontvoeren en meenemen komen het meeste voor, wellicht omdat die het meest effectief zijn?
‘’Dan zie je ze nooit weer.’’
Het kan ook een verklaring zijn voor personen die in Duurswold vermist raakten. Veenmoerassen zijn voor volwassenen al een gevaarlijke plek om van de paden te dwalen laat staan kinderen. Door de zuigende werking van het veen en de natte omgeving ligt de verdrinkingsdood altijd op de loer. Een vermissing hoeft ook niet altijd met de dood te eindigen.
Veel volksverhalen zullen voortkomen uit het niet kunnen verklaren van natuurlijke verschijnselen. Dat zien we bijvoorbeeld met donder in de Noordse en Germaanse mythologie en bliksem in de Griekse mythologie. En inderdaad beweegt en golft een roggeveld soms vreemd. Omdat er specifiek over de zomer wordt gesproken is de kans groot dat dit windhozen zijn geweest. Windhozen ontstaan onder een onweerswolk. En wat volgt vaak na een hete zomerdag? Juist, onweer. Het hoeven ook geen volledig gevormde slurfvormige windhozen te zijn, maar als er een beginnende windhoos werd gezien in de vorm van onrustig bewegende rogge is het voor die tijd een makkelijke conclusie. Van confirmation bias had men toen nog niet gehoord. Het zien van fysieke ‘’bewijzen’’ voor de aanwezigheid van een entiteit zorgt alleen maar voor een sterker geloof van de legende.
Deze roggemoeder laat blijkbaar ook sporen achter in de ‘’echte/fysieke’’ wereld in de vorm van ‘’moederkorrels’’. ‘’En dat zijn er altijd maar een paar’’ is ook te verklaren. De schimmel Echt moederkoren komt namelijk niet veel voor. En het is niet een ziekte die zich snel verspreid en daarmee hele akkers tegelijk besmet. Dus in een groot veld met rogge zullen inderdaad slechts enkele aren met de schimmel besmet zijn, en daarmee aangeraakt voor de roggemoeder. Hoewel we nu weten dat deze moederkorrels worden veroorzaakt door een schimmel is het best mogelijk dat deze sage als verklaring voor deze zwarte korrels is ontstaan. En niet alleen dat, mensen die besmet meel hebben gegeten kunnen daardoor gaan hallucineren en doodgaan. Uit de gifstoffen uit moederkoren wordt namelijk LSD gesynthetiseerd. Ik kan me best voorstellen dat high zijn goed werkt voor het voorstellingsvermogen en dat daardoor ‘’geesten’’ werden gezien. Echt moederkoren en de zwarte korrels komen op een later moment in haar eigen blog nog een keer terug want daar zit ook een fascinerend verhaal aan vast.
En toen liep het spoor helaas vast. In Groningse Volksverhalen staan geen bronnen omdat alle verhalen mondeling door Eilina verzameld zijn. Maar niet getreurd, dit is slechts deel 1 van een hele reeks aan bronnen en achtergrondinformatie die uitgeplozen kan worden. Er staat nog een bezoek aan de Groninger archieven op de planning en in de Collectie Overijssel is nog het nodige te vinden. Dit is slechts de eerste stap op het pad van haar verhaal.
Geloof ik nou in het bestaan van de roggemoeder? Goede vraag. Geen idee. Geloof ik dat er overal een soort bezieling in zit? Ja, maar of dat dan ook direct betekend dat ik denk dat er in elk veld een geest huist weet ik niet. Volksverhalen zijn voor mij een manier om verbinding te voelen met de grond waarop ik sta, met de mensen om mij heen, met de provincie waar ik opgegroeid ben en met mijn voorouders. Of ik er dan ook in geloof kan ik je nog niet vertellen. Wellicht een volgende keer.
5 notes · View notes
fransopdefiets · 4 months ago
Text
15-7 Stokmarknes
Gisterenavond raakte ik in het keukentje aan de praat met een Franse hoogleraar bedrijfskunde. Die was na zijn burn-out 5 jaar geleden gaan fietsen. Hij had een heel simpele aanpak, je kiest een windrichting en fietst zo ver mogelijk. Bijgevolg was hij al via Mongolië naar Australië gefietst, had hij de Verenigde Staten doorkruist (en ontdekt dat de winters daar bitterkoud kunnen zijn), was hij nu op weg naar de Noordkaap en daarna wordt zijn bestemming Johannesburg. Op mijn vraag waar hij van leeft, vertelde hij over Woofing, een website die overal werkplekken aanbiedt op ecologische boerderijen tegen kost en inwoning. Verder heeft hij genoeg spaargeld totdat zijn pensioen ingaat (en dat is in Frankrijk 5 jaar eerder dan bij ons). O ja, wat at ik? Risotto met paddestoelen uit de zak, niet van Adventurefood, maar van Firepot. Die zijn twee keer zo duur, maar echt veel lekkerder!
Vanmorgen lig ik om half zeven al te stoven in de felle zon, dus er zit niks anders op dan op te staan. Zodoende ben ik een uur te vroeg voor de ferry, maar de ferry is ook een uur eerder dan de dienstregeling beweert, dus ik kon zo aan boord stappen. Er is geen koffie op de pont, maar aan de overkant ligt het stadje Melbu en daar hebben ze een bakker met koffie en kaneelstange en terras.
Ik zit al een beetje te plannen op het traject Gryllefjord - Tromsø. Ik neem donderdag de eerste ferry van Andenes naar Gryllefjord, die komt aan circa half elf aan en dan is het nog 74 kilometer naar de camping met een klim naar 300 meter hoogte over 4 km. Dat wordt dan een heel lange dag. Opknippen kan, maar dan ben je minimaal 150 euro voor een nachtje hotel kwijt. Er is één hotel met 3 kampeerplekken. Die moet je wel tevoren reserveren, dus ik dien meteen maar een verzoekje via de email in.
Na Melbu kan ik kiezen links- of rechtsom het eiland naar Stokmarknes. Ik kies voor rechtsom en word beloond met een bijzondere houten zeskantige kerk in Hadsel. Binnen hangt een bijzonder schilderij van een rijke en een arme man die bidden. Met rode lijntjes tussen hun hoofd en het landschap wordt duidelijk gemaakt waarvoor ze bidden. Het hoofd van de rijke man is met een aantal lijntjes verbonden met burchten, legers; schepen en andere materiële zaken, het hoofd van de arme man is rechtstreeks verbonden met de Hebreeuwse letters voor JHWH in de hemel.
Als ik weer buiten kom, zie ik bordjes in het gras met de tekst koffie en wafels, die wijzen naar een bijgebouwtje. Binnen zitten twee bejaarde dames sokken te breien en ik begroet ze met Goodmorning! Coffee and waffles! En ja hoor, het wafelijzer gaat aan, het beslag staat al klaar. We raken een beetje aan de praat en de dames zijn zussen, Karin en Ut. Ik zet ze op de foto, daar hebben ze groot plezier in.
Dan is het nog een minuut of twintig naar de camping. Er is niemand, maar er is wel een bord met sleutels van vacante hutten. Die zijn niet veel duurder dan een tentplaats, dus ik pak een sleutel en installeer me. Na een wasje kom ik de Franse hoogleraar weer tegen, die had een ferry later en ging linksom en werd beloond met prachtige uitzichten.
In de middag bezoek ik het Hurtigrute museum, over de geschiedenis van deze kustverbinding in het noordelijke deel van het land. Er staat een compleet passagiersschip uit 1955 overdekt op het droge waar je doorheen kunt lopen. In een aparte ruimte staat het salongedeelte van een vooroorlogse voorganger, de s.s. Finnmarken. Dat schip is vlak na de oorlog voor de sloop aan Nederland verkocht, de sloper sneed de sectie met de salons eruit en verkocht die aan een manege in Beekbergen, waar dat deel jaren lang als overnachtingsaccommodatie heeft dienst gedaan. Een aantal jaren geleden hebben de Noren die sectie weer teruggekocht en in het museum gezet.
Gefietste afstand: 49,5 km
Gefietste tijd: 4 uur
Lengte van de straal van de cirkel die de Noordkaap als middelpunt heeft: 494,3 km!!! Onder de 500!!!
3 notes · View notes
brunsie1980 · 1 year ago
Text
Als iedereen aan zichzelf denkt, wordt er in ieder geval aan iedereen gedacht
Toen ik in de eerste aflevering van het programma Sander versus de socials - een aanrader overigens - presentator Sander Schimmelpenninck de uitspraak hoorde doen dat Big Tech gebaseerd is op de libertarische filosofie dat als iedereen aan zichzelf denkt, er aan iedereen gedacht wordt, zette dat mij, als zelfverklaard Libertariër, aan het denken.
Egoïsme zal de wereld redden, zo stelde Sander. Wij geven het grootste goed van onze democratie, het vrije woord, uit handen. Niet zomaar uit handen, maar aan bedrijven die overheden ondermijnen en belasting ontwijken. Zoals hij de woorden uitsprak klonk het enorm verwerpelijk. Maar is aan jezelf denken wel zo negatief als Schimmelpenninck het hier stelt?
Het uitleggen van deze filosofie lijkt een beetje op het gesprek dat je voert over een op het agorisme gebaseerde samenleving. Het grotendeels afschaffen of ondermijnen van wetten en regels dus. Zonder er geweld voor te gebruiken.
In dat gesprek ontstaat er weerstand en onbegrip. De meeste mensen zien het dan direct gebeuren dat er een periode van anarchie volgt. Daarna zal er iemand opstaan om de macht te grijpen. Mensen strijden immers altijd om de hoogste positie op de apenrots, zo is de gedachte.
Maar is dat wel zo? Volgens de basis van het Libertarisme ben je vrij om je leven op jouw manier te leven. Die ruimte stopt op het moment dat je de vrijheid van anderen gaat beperken. Er komt dus geen machtsstrijd. Hooguit onderlinge afspraken om met elkaar samen te kunnen leven. Als je dat zelf wilt.
We hebben elkaar als mensen nodig om in een maatschappij te kunnen samenleven. Dat wordt nu geregeld in wetten en regelgeving. Dwangmatige afspraken die ons opgelegd worden en waarbij we gestraft worden als we deze overtreden. Zonder dat je er als individu mee akkoord bent gegaan. Als we die wetten en regels nu grotendeels schrappen, dan veranderd er niets aan de kern van onze samenleving. Het blijft het een feit dat we er met elkaar voor moeten zorgen dat iedereen mee kan doen in de maatschappij. Maar dan met respect voor individuele vrijheid in plaats van dwang.
Ik ben er van overtuigd dat we momenteel sterkere en zwakkere mensen in de samenleving hebben. Niet omdat ze dat van nature zijn, maar omdat de overheid alles overgereguleerd heeft. Dat de sterkeren hun schouders ophalen voor het lot van de zwakkeren omdat de overheid primair een zorgtaak voor deze mensen heeft. Het voelt niet als elkaars probleem. Tot zover kan ik de uitspraak van Schimmelpenninck volgen.
Hier zit inderdaad een stuk egoïsme in, maar dat is egoïsme dat gecreëerd is door een megalomane overheid. Dat het anders gaat als we meer vrijheid hebben om ons leven met elkaar te leven, daar ben ik van overtuigd. Ik voel me in die overtuiging gesterkt door een vliegtuig en corona.
Wanneer een vliegtuig in de problemen raakt wordt je geleerd om eerst jezelf te redden. Hoe tegennatuurlijk dat ook voor een vander van jonge kinderen voelt. Eerst je eigen zuurstofmasker opdoen alvorens je je om je kinderen bekommerd. Om hen te kunnen redden moet je immers eerst jezelf kunnen redden.
Wanneer een auto te water raakt, zul je eerst je eigen gordel los moeten kunnen doen voordat je de gordels van de mensen op de achterbank los kunt doen. Dit is eerst aan je zelf denken, maar heeft absoluut niets met egoïsme te maken.
Dat zag ik ook gebeuren ten tijde van de Corona pandemie. Mensen toonden zich socialer en meer betrokken bij elkaar dan doorgaans. Waarom? Omdat we allemaal - rijk/arm, homo/hetero, blank/gekleurd, tot mens gemaakt werden door de omstandigheden. De overheid had de antwoorden niet panklaar, dus we moesten zelf improviseren. We bleken oog voor elkaar te hebben en elkaar de helpende hand toe te steken.
Ik ben er van overtuigd dat dit ook kan gebeuren zonder uitzonderlijke crisissituatie. Het enige dat we nodig hebben is een minder gereguleerd en afgekaderd leven. Wanneer een ondernemer niet over iedere eurocent die hij verdiend heeft 3 verschillende belastingen moet betalen, is hij veel eerder geneigd zijn personeel beter te betalen.
Dan durft hij wel in medewerker met een afstand tot de arbeidsmarkt te investeren.
Dan kan hij wel een leer-werkplek faciliteren voor die jongen die niet in het huidige schoolsysteem past.
Dan kunnen er dus meer mensen meedoen in de maatschappij. Dan gaat de veelbesproken bestaanszekerheid in al deze situaties omhoog.
Terug naar de libertarische filosofie. Als iedereen aan zichzelf denkt, wordt er aan iedereen gedacht. Dat klopt, maar dat heeft niet met egoïsme, maar juist met saamhorigheid te maken.
2 notes · View notes
paardkipkoe · 2 years ago
Text
Tumblr media
Even over klimaat zeuren
Is het nou zo moeilijk? De wereld is gewend aan 280 parts per million CO2 in de atmosfeer. Dat getal is sinds 1800 aan het stijgen. Daardoor warmt de wereld op. Dat is een natuurwet.
Hoe snel die opwarming precies gaat, daar is nog geen natuurwet voor. Het gaat niet overal op aarde ook even snel. In maart was ik in Tromsø, boven de poolcirkel, waar het veel harder gaat: 5 graden warmer, terwijl de gemiddelde stijging 1,5 is.
Je zou zeggen dat iedereen moet kunnen narekenen dat het in ieder geval niet kouder gaat worden als we doorgaan met CO2 te stoken.
En warm is niet goed. De Sahara is bezig de Middellandse Zee over te steken. Waar we mensen uit Afrika die daarvoor op de vlucht gaan nog op niet al te vriendelijke wijze buiten fort Europe weten te houden - terwijl wij de temperatuur omhoog jagen, niet zij - wordt dat alweer een stukje lastiger als EU-genoten ook wat verder naar het noorden willen. Hoewel vrij verkeer van mensen niet betekent dat je in ieder EU-land kan gaan wonen zonder middelen van bestaan. Gedoe. Er komen ongezellige tijden aan. Nou is het leven in grote delen van de wereld al ongezellig en daar weten we ons aardig voor af te sluiten.
Waar ik naartoe wil is dat we hier niet doen wat er moet gebeuren. Van minder CO2 uitstoten gaat de temperatuur niet omlaag. Misschien gaat hij wat minder snel omhoog dan we allemaal vrezen, maar we zitten nu al aardig in de problemen. Ga maar even peilen hoeveel water er in het Gardameer staat.
En het kan best zijn dat ze in Italië nu net een heel slecht jaar hebben (net als vorig jaar), maar de trend is wel duidelijk.
En nu?
Ik ken mensen in de klimaatbeweging die het gebrek aan actie wijten aan domheid. Alsof mensen de som niet snappen die ik hierboven maak.
Dat lijkt me bezijden de waarheid. 75% van de mensen maakt zich hier zorgen over het klimaat. Wat dat precies betekent, weet ik ook niet, maar het lijkt erop dat ze de som wel snappen.
Het vervelende is alleen dat die mensen niks doen, of te weinig. Ik ben echt verbaasd als ik een keer met de auto naar mijn werk ga, de snelwegen staan gewoon helemaal vol. En ik als zie hoeveel kolen (niet de schoonste energie) er drie keer in de week naar Tata gaan, word ik ook niet vrolijk.
Het is me ook wel duidelijk dat de wereld er niet beter van wordt als ik niet meer in de auto stap, met die tien- of honderdduizend andere mensen die die keus ook hebben, of maken. Dus ik geniet er nog maar even van.
Intussen vraag ik me wel af waarom mensen niet aan preventie doen. Dit is gewoon een kwestie van preventie. Ik schrok me echt rot toen ik Martin Sommer in de Volkskrant schreef dat klimaatbeleid (net als stikstofbeleid) wel haalbaar en betaalbaar moest zijn. Voor een linkse journalist vind ik dat toch tamelijk achterlijk. Het klinkt net als de brandweer afschaffen, of de ziekenhuiszorg, omdat hij toch wel een beetje duur wordt.
Zit hier blinde paniek achter, angst om dingen te verliezen (lees Kahneman, angst voor verlies is een sterke drijfveer dan de hoop op winst) of gebrek aan voorstellingsvermogen?
Ik denk dat het laatste wel een rol speelt, in ieder geval bij mij. Ik weet dat de PPM's de verkeerde kant op gaan, maar ik kan me er toch moeilijk bij neer leggen dat allerlei dingen waar ik aan gewend ben, en die ik soms ook fijn vind, niet meer kunnen: vliegen, autorijden, spullen kopen, kaas eten. Wat ik daarvoor terug ga krijgen weet ik niet precies, maar ik geloof niet dat het me aanspreekt.
Het idee dat dingen die we al jaren doen (veel te veel mest uitrijden, veel te veel pesticiden, pardon, gewasbeschermingsmiddelen, spuiten) eigenlijk helemaal niet kunnen vind ik lastig.
Net zoals ik het lastig vind dat Europa rijk is om dat andere delen van de wereld arm zijn, en wij in staat zijn dat zo te houden. Ik ga hier geen zelfbeschuldigingssessie starten over het kolonialisme, want ik ben er zeker van dat iedereen die de kans krijgt andere mensen uitbuit, zeker als je die niet dagelijks ziet, of alleen op tv. Maar er zijn natuurlijk wel een paar dingen scheef.
Gaan we daar iets aan doen of laten we het erop aankomen? Meestal gebeurt het laatste. Er waren destijds weinig mensen die de Tweede Wereldoorlog niet hebben zien aankomen, maar weten is nog geen doen. En wat wel is geprobeerd, appeasement, hielp niet.
Bedoel ik nou dat we (geen idee wie dat zijn) pas in staat zijn iets te doen als het 10 mei 1940 is?
6 notes · View notes
hoogriet · 2 years ago
Text
Een kleine besloten ruimte is ook dit leven. Geklemd tussen geboorte en dood, balt zich zijn en gebeuren en geeft aanschijn aan de tijd. Arm of rijk, het leven grijpt allen in zijn samenhang en iedere werking verstrikt in haar tegenwerking tot een onontwarbaar en beklemmend weefsel. En altijd blijft iets onvervuld dat tegen de perken van het bestaan opstormt en roept naar de vrijheid van het onbegrensde.
uit: Vera Looyens, Uit de diepten roep ik tot u (1956)
2 notes · View notes
joostjongepier · 2 years ago
Photo
Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Wat?   Prisoners from the Front (1866), Sharpshooter (1863), The Cotton Pickers (1876) en A visit from the Old Mistress (1876) door Winslow Homer
Waar?   Tentoonstelling Winslow Homer – Force of Nature in de National Gallery, Londen
Wanneer?   6 januari 2023
Na de Tweede wereldoorlog nam New York het stokje van Parijs over als wereldhoofdstad van de kunst. Amerikaanse kunst van na 1945 is in Europa dan ook volop te vinden. Wie bijvoorbeeld een bezoek brengt aan het Museum Ludwig in Keulen, krijgt een goed beeld van de Amerikaanse kunststromingen in de tweede helft van de twintigste eeuw. Hoe anders ligt dat met Amerikaanse kunst vóór 1945! Die is zelden te vinden in Europese musea. In maart 2019 bezocht ik de tentoonstelling Es war einmal in Amerika in het Wallraf-Richartz Museum in Keulen. Deze expositie bood een uniek overzicht van Amerikaanse kunst vanaf de koloniale tijd tot de jaren zestig van de twintigste eeuw. Alle grote namen uit de Amerikaanse kunstgeschiedenis waren hier vertegenwoordigd, inclusief Winslow Homer.
Als ik Londen bezoek in januari 2023 loopt in de National Gallery de expositie Winslow Homer – Force of nature op zijn eind. Ik heb mijn vakantieweekje zo gepland, dat ik deze, voor Europa, bijzondere tentoonstelling nog net kan bezoeken. De tentoonstelling, die tot stand kwam in nauwe samenwerking met het Metropolitan Museum of Art in New York, laat mooi zien hoe het werk van Homer zich in de loop van de tijd ontwikkelde.
Winslow Homer begon als tekenaar voor onder meer Harper’s Weekly in de Amerikaanse burgeroorlog. Fotografie bestond wel al, maar het afdrukken van foto’s in kranten en tijdschriften was technisch nog problematisch. Daarom maakte men gebruik van tekenaars, wier werk werd omgezet in houtgravures, die wel konden worden afgedrukt. Naast het naken van zijn tekeningen, begon de jonge kunstenaar ook te schilderen. Een van zijn bekendste werken uit de jaren rond het einde van de Amerikaanse Burgeroorlog toont een noordelijke officier tegenover een groepje zuidelijke soldaten van verschillende leeftijd. Het keurige tenue van de generaal steekt af tegen de povere kledij van de gevangen zuidelijke soldaten. Door de compositie, waarbij overwinnaar en verliezers op een rij staan, suggereert het werk niettemin een zekere gelijkwaardigheid.
Een ander fascinerend werk uit Homers beginperiode toont een soldaat van het noorden, zittend op een tak, zijn geweer richtend op een (voor ons onzichtbaar) doel. Een onheilspellend werk, omdat je als kijker weet dat er een dode gaat vallen. Het is echter de vraag of dat de zuidelijke soldaat zal zijn waarop dit geweer zich richt of de scherpschutter, die ook heel goed zelf doelwit zou kunnen zijn. Die dubbele bodem in het werk zullen we bij Homer nog vaker tegenkomen.
In het decennium na de burgeroorlog, begon Homer het dagelijks leven van Amerikanen te schilderen. De slavernij was afgeschaft, maar veel verbeterde er niet voor de Afro-Amerikaanse inwoners van het zuiden. Het leven bleef hard en door wetten en andere maatregelen werd verzekerd dat rassensegregatie bleef bestaan. Dat er na afschaffing van de slavernij maar weinig veranderde, toont ook het werk The Cotton Pickers: twee zwarte jonge vrouwen zijn katoen aan het plukken, hetzelfde werk dat ze als slaven moesten verrichten.
Een schilderij waarop deze segregatie nog pijnlijker voelbaar is, toont het bezoek van de oude meesteres aan haar voormalige slavinnen. De rijk uitgedoste blanke vrouw staat letterlijk tegenover drie, aanzienlijk armoediger uitgedoste, zwarte vrouwen waarvan er één een kind op de arm draagt. De ogen van de zwarte vrouwen tonen wantrouwen. De ontmoeting oogt allerminst als een vrolijke gebeurtenis.
3 notes · View notes
devosopmaandag · 2 years ago
Text
'het':
Ik borduurde de volgende zinnen: 'Wil het iets van mij? Moet ik het iets geven? Wil het mij iets geven?'. Het zijn drie regels afkomstig uit een gedicht dat ik enkele jaren geleden schreef. Borduren betekent in mijn geval schrijven met een extreme vertraging. Ik wandelde eens met een groepje in een stad en het gezelschap slenterde zo langzaam dat ik het gevoel kreeg bijna om te kunnen vallen. Bij mijn borduren van zinnen gebeurt iets soortgelijks. Zo ontdek ik soms veel later dat ik een woord verkeerd borduurde: een i werd een t, twee letters werden omgewisseld of ik herhaalde in een zin onbedoeld het laatste woord van de vorige zin. Dat is als een soort bijna omvallen tijdens het lopen. Dat trage wandelen bracht ergernis teweeg, maar deed me ook nadenken over mijn temperament, mijzelf en mijn houding tegenover anderen. Ook dat gebeurt tijdens het langzame borduren. Mijn bezige handen scheppen ruimte om de geest wat te laten dwalen of die juist heel gericht te laten werken. Ik gng nadenken over die drie regels.
'Wil het iets van mij? Moet ik het iets geven? Wil het mij iets geven?'
Plotseling zag ik dat die drie vragen alles te maken hadden met de voorstelling 'Elkaars andere – Pleidooi voor naïeve nieuwsgierigheid', die ik samen met Froukje Reitsema schreef en speel, en met het project 'TING', dat ik ontwikkelde met HW Werther. In de voorstelling is dat 'het' De Ander, in het project is 'het' Het Ding. Dat is natuurlijk de klassieke subject-object tweedeling, sinds Descartes in het Westers denken lang een soort axioma, en vervolgens bevraagd en bestredenl.
De eerste vraag gaat over bewustwording. Iets is gaande tussen dat daar en jezelf; het wordt opgemerkt, gevoeld. Er is sprake van een zeker appèl, dat niet vanuit het subject ontstaat maar vanuit het object. Op verschillende manieren gelezen kan de vraag ergernis of nieuwsgierigheid betekenen, vanuit afweer of juist openheid. Is dat 'het' de Ander die daar voor ons staat, dan is er volgens filosoof Levinas zelfs sprake van een moreel appèl. De tweede vraag gaat over zelfbewustzijn. Hier sta ik dan tegenover dat andere en ik voel de vraag opkomen of ik iets moet doen, zelfs iets moet géven. Het is de eerste stap naar werkelijke interactie, misschien zelfs naar verantwoordelijkheid. De derde vraag is de meest radicale: de mogelijkheid dat dat wat voor mij is mij iets wil geven. Het is een besef zonder oordeel, sterker, het is een toekennen van waarde.
Vul nu voor dat 'het' eens een van de volgende zaken in: de opwarming van de aarde – de scheiding tussen arm en rijk – asielzoekers – maatschappelijke verharding – een nieuwe liefde – zelftwijfel – pijn – angst – eenzaamheid, en als ultieme invulling: de dood. Maar omdat het vandaag 2 januari is vraag ik mijzelf af: Wil dat nieuwe jaar iets van mij? Moet ik het nieuwe jaar iets geven? Wil het nieuwe jaar mij iets geven?
4 notes · View notes
booksometea · 18 days ago
Text
0 notes
v-ceulemans · 2 months ago
Text
Homilie voor de 23e zondag door het jaar B
Zaterdag 7/zondag 8 september 2024 – Balen/Hulsen Lezingen: Jesaja 35,4-7a            Jakobus 2,1-5                   Marcus 7,31-37 Broeders en zusters, na enkele weken wat minder aangename of gemakkelijke thema’s kregen we in de drie lezingen van deze zondag een goede, en behoorlijk vlot verteerbare boodschap te horen: God kijkt naar ons om, in het bijzonder naar de mens in nood, naar de mens…
0 notes
havenpoort · 2 months ago
Text
Het Boerenleven vanaf de 18e. eeuw
Tumblr media
Teelt Zandvoortse duinkraal
In de 18e eeuw leefde een groot deel van de Nederlanders op het platteland, buiten de stad. En net als bij het leven in de stad was ook daar een verschil in arm en rijk. De grond was eigendom van de adel of van de kerk en later was de grond eigendom van rijke stedelingen die grond bezaten als investering, voor de veenwinning of als onderdeel van hun buitenplaatsen. 
Tot in de 18e eeuw volgde men in de landbouw het zgn. drieslagstelsel. De volgorde hiervan was: winterslag, zomerslag en braak, waarna de cyclus weer opnieuw begon.
Tumblr media
In de winter werd meestal rogge of boekweit ingezaaid; een tweede deel van het land werd in de zomer ingezaaid met peulvruchten of voedergranen zoals spelt, gerst, haver en soms ook rogge.
Het derde deel lieten de boeren braak liggen en werd gebruikt om het vee op te laten grazen, waardoor het terrein meteen van mest werd voorzien. Voordat de winter kwam, werd het braakliggende terrein van onkruid ontdaan en dit werd dan weer aangewend voor de winterslag.
Naast de grote landbouwgebieden bestonden er ook kleinschalig opgezette stukken grond waar geen drieslagstelsel werd toegepast. Op deze tuinen werden producten verbouwd zoals kool, wortelen, hennep voor touw en vlas voor linnen.
Rond 1800 werd op enkele plaatsen reeds gebruikgemaakt van kassen. Aardbeien en diverse soorten bessen uit de streek waren dan ook zeer bekend. Rond 1800 schakelden veel boeren over op de verbouw van aardappelen.
Waarschijnlijk is professor D.J. van Lennep, eigenaar van het Huis te Manpad in Bennebroek,  het Marïenduin en de grond van de hofstede Marïenbosch, de grote stimulator geweest in onze streek. In 1803 experimenteerde hij met aardappelteelt in de duinen. Het grote succes van de aardappelteelt in de duinen was ten dele een gevolg van de aardappelziekte, dier zich sinds 1845 in Nederland verbreidde en alleen de duinen bleven daar vrij van.
Tumblr media
Talrijke boomgaarden leverden appelen, peren en pruimen. De tuinbouwproducten werden verhandeld op de markten van Amsterdam, Haarlem en Leiden. De groente- en fruitteelt, de veehouderij en de verbouw van aardappelen nam beduidend af in de 19e eeuw.
Het leven van een boer kon qua welvaart en status erg verschillen en daarbij gold, dat hoe verder je van het eigenlijke boerenwerk stond, hoe beter je het had. Zo stonden bovenaan de sociale ladder de molenaars, handelaars en bierbrouwers, daarna de weinig voorkomende zelfstandige boer met eigen land en vee, en dan de halfman of pachtman. Deze laatste was in het bezit van een pachtboerderij en moest de helft van zijn oogst afstaan aan een klooster of de zgn. herenboer.
Tumblr media
Bij een zogenoemde halfpacht bestond de overeenkomst dus tussen de eigenaar van de grond, een klooster of een heer, en de pachter. Daarnaast kreeg de kerk nog een tiende van de opbrengst, hetgeen het 'tiende recht' wordt genoemd. De tiende plicht verviel in Nederland pas begin 20e eeuw met de inwerkingtreding van de Tiendwet 1907. Pachtboerderijen vormden een klasse op zich, waar continu een aantal knechten, meiden, een herder en een varkensjongen werkten. Afhankelijk van het seizoen kwamen daar nog tientallen dagloners bij. Andere namen voor dagloners die (bijv. in de handgeschreven akten in kerkboeken) terug te vinden zijn in de verschillende delen van Nederland zijn: landarbeider, daggelder, knecht, huurman of keuter.
Sommige van deze keuterboeren bezaten zelf een klein stukje grond en/of hadden een moestuin, maar waren niet in staat hiervan te leven en moesten daarom extra werk verrichten op het land van een grotere boer.
De zgn. knecht had vaak een andere rol, namelijk die van verzorger van het vee en de paarden. Keuterboeren waren meestal werkzaam in de akkerbouw. Na de introductie van de aardappel in 1750 was dit voor veel arme dorpsbewoners dé kans om een boerenbedrijfje te beginnen op de uithoeken van ontgonnen heidevelden. 
Een gemiddelde knecht verdiende ongeveer 55-60 Carolusgulden (1 Carolusgulden bedroeg 20 stuivers). De boerin zorgde, samen met haar meiden, voor de tuin: ze deden de groente- en fruitteelt, conserveerden na de oogst, verzorgden de kippen (eieren rapen en slachten) en molken de koeien.
Sommige goederen, zoals melk, kon ook worden verkocht in het dorp of worden verhandeld op de weekmarkt in de dichtstbijzijnde stad. Hoeveel een boer kon verhandelen of verkopen hing af van de productie: hoe meer overschot, des meer er verhandeld kon worden. De goederen werden met behulp van paard en kar naar de handelsplaats (dorp of stadskern) vervoerd. Over het algemeen kan het beroep van landarbeider, keuter, knecht of meid als zwaar worden bestempeld. Het leven bestond uit volle dagen hard werken. Daarbij kwam nog het gebrek aan hygiëne en soms zelfs een gebrek aan eten, wat weer tot ziekten en zelfs verhongering kon leiden.
Epidemieën van de veepest in de 18e eeuw kwamen voor in 1713-‘14, 1745-‘46 en 1765-1768. Het betekende naast de stijgende voedselprijzen vaak de ondergang van veel boerenbedrijven.
De veehouderij in Lisse werd in de 18e eeuw drie maal getroffen door de runderpest. In 1769 sloeg de ziekte hard en snel toe. Tussen half mei en eind september is ruim 40 procent van het vee aan de pest bezweken. Dit betekende een ramp voor Lisse. In de 18e eeuw werd het boerenbedrijf vaak van vader op zoon doorgegeven, waardoor boeren generaties lang op dezelfde plek bleven wonen. Door trouwen (dochters) of door kansen en mogelijkheden in de stad werd er wel verhuisd.
In de 19e eeuw moest een boer in zijn eigen arbeidsbehoefte voorzien als zijn bedrijf kleiner was dan tien hectare en  er minder dan zes koeien waren. Als er niet genoeg ‘handjes’ waren in het gezin (kinderen en inwonende familie) moest er arbeidskrachten ingehuurd worden. Dat kon zijn in de vorm van dienstmeiden en knechten met een contract en / of tijdelijke arbeidskrachten, vooral uit Duitsland, inhuren voor de piektijden bij het binnenhalen van het hooi en als de tarwe rijp was om te oogsten. 
Tumblr media
In die tijd was het gewoon als pubers of zelfs kinderen op tienjarige leeftijd ‘in dienstbetrekking’ gingen. Ze werden ingezet voor licht werk zoals het hoeden van de schapen. Overdag moesten ze tussen de bedrijven door stro in de stallen en plaggen in de schapenhokken brengen om daarmee de hoeveelheid mest te vergroten. Behalve kost en inwoning, een paar klompen en een broek of schort kreeg deze jongste lichting een loon van 12 tot 20 gulden per jaar.
Rond 1840 had in Holland de ‘’superboer’’ 45 tot 125 koeien. De grotere boer had 15 tot 40 koeien, een tiental varkens, 10 tot 20 schapen en enkele paarden. Kleinere boeren hadden 6 tot 10 koeien. Een koe kostte rond 1840 van 40 tot 165 gulden in Holland. Cornelis Schrama boerde rond 1800 in Hillegom en kan, blijkens de boedelinventaris bij zijn overlijden in 1804, gerekend worden tot de grotere boeren. 
‘’ Van 1850 tot 1880 kende de landbouw een redelijke voorspoed. ‘’ Wel waren er periodieke misoogsten, onder meer als gevolg van de aardappelziekte, die enorme prijsstijgingen tot gevolg hadden en in veel steden tot armoe leidden, terwijl juist in slechte tijden aardappels voor de meeste arbeiders het hoofdvoedsel vormden.
In 1866 was er weer de veepest. De gevolgen waren groot, want de regering deed half werk bij de inentingen en de boeren werkten tegen.
Aan het eind van de jaren zeventig brak een heuse. Dit was vooral het gevolg van de enorme toename van de invoer van goedkoop graan uit de Verenigde Staten, waartegen Nederlandse boeren niet konden concurreren.
Het gevolg hiervan was een migratie van het platteland naar de stad. Op de lange termijn had de agrarische crisis echter gunstige gevolgen : boeren gingen massaal over op de teelt van andere, meer rendabele gewassen zoals fruit en groente en ook de veestapel groeide. De landbouwsector groeide vanaf circa 1895 weer flink.’’      
Tumblr media
Hier is de boer zijn rogge aan het oogsten op ''het erve Knippert'' aan de Hulstweg in Haaksbergen. De foto is gemaakt in 1944.
Voor de boerengezinnen in de duinen bleef het een hard bestaan, want veel wilde er niet groeien in het voedselarme duinzand. Aardappels, dat lukte nog wel. De duinpiepers verkregen zelfs enige vermaardheid om hun goede smaak.’’
‘’ In de duinen hielden de boeren ook vee, in ieder geval schapen en geiten. Die zijn niet zo kieskeurig wat hun voedsel aangaat en konden altijd wel wat van hun gading vinden. En op de betere stukken grond, waar wat gras groeide, werden ook wel een paar koeien gehouden.’’
Het beroep van landarbeider bleef nog tot aan de Tweede Wereldoorlog bestaan, waarna het met de ontwikkelingen in de landbouwmechanisatie aan zijn einde kwam. Daarnaast kwamen er met de industrialisatie meer en beter betaalde banen in de industriële sector. Het paard werd vervangen door de tractor en diensten van de landarbeider werden vervangen door die van het loonbedrijf.
25-9-2024
0 notes
peterpijls1965 · 3 months ago
Text
Tumblr media
Du armes Schwein
(Lekker slachtoffer zijn in het westerse kristalpaleis)
2014
De postmoderne cultuurfilosoof Peter Sloterdijk grossiert meestal in sexy bedoelde oneliners, die vaak met diepere wijsheden worden verward door de media en een publiek dat zo’n vage Duitse wijsgeer wel interessant vindt. Maar ik moet toegeven dat ik laatst in De Volkskrant een interview met hem las dat me bijbleef. Sloterdijk mocht zijn nieuwe boek Het Kristalpaleis verkopen. Het vat zijn filosofie over de globalisering samen. Dat geloof ik verder wel, want de globalisering lijkt me al lang een feit en heeft volgens mij meer voor- dan nadelen, ook voor armen, al zien sommige progressieve mensen dat anders.
Ik ging rechtop zitten door deze uitspraken van Sloterdijk: “De liefde voor ellende is enorm. Het is tegenwoordig de diepste belediging om tegen mensen te zeggen: het gaat je goed. Men heeft jarenlang aan zijn ellende gewerkt, het eigen ik is een artistieke ellende-sculptuur geworden. Wie daar aankomt, is net zo iconoclastisch als een Talibanstrijder die een Boeddha-beeld vernielt.”
Dat herken ik. De afgelopen jaren mocht ik langdurig in ziekenhuizen en klinieken vertoeven. Ik ontmoette daar mensen die er bepaald deplorabel aan toe waren, of zelfs een doodvonnis hadden, en er toch voorbeeldig de moed inhielden. Wat me nog meer opviel was het rituele geklaag van verpleegkundigen en therapeuten, die het erg moeilijk met zichzelf hadden en niet nalieten dat hun patienten in te wrijven.
Meer recent valt me op dat mensen die in tegenstelling tot mij alles hebben – een hypotheek, een auto en geld op de bank – toch erg tobben over zichzelf en het bestaan.
Dat komt volgens Sloterdijk niet op de laatste plaats omdat wij rijke wereldburgers leven in een kunstmatig geklimatiseerde binnenruimte, beschermd tegen werkelijk gevaar en al te grote schokken. Een 'gigantische ontspanningsbroeikas', waar burgers worden verwend en zich over mogen geven aan een vrolijk consumentisme.
Sloterdijk: “Onze zenuwsystemen worden totaal niet op de proef gesteld in een confrontatie met werkelijk gevaar. Het leven is voor het grootste deel in routines geordend. Onze niet of nauwelijks belaste zenuwsystemen hebben een enorme honger naar de catastrofe, die gevoed wordt door de infotainment-beschaving.”
Sloterdijk ziet de therapeuten en de andere helpers als de nieuwe machthebbers, die de bewoners moeten verwennen en ontlasten. Paradoxaal genoeg leidt juist dat streven naar zorgeloosheid tot stress. Klein ongemak wordt opgeblazen tot diepe ellende.
Ook dat herken ik. In de revalidatiekliniek waar ik na mijn onderbeenamputaties weer leerde lopen, bleven juist de ergste gevallen overeind, zoals dwarslaesie-patienten. Mensen met een betrekkelijk lichte handicap, zoals ik, klaagden er juist enorm op los, waar ze in leken te worden aangemoedigd door therapeuten, of anders wel door bezoek dat gratis medelijden kwam betuigen.
In de geestelijke gezondheidszorg is dat nog erger. Hulpverleners – ik spreek inmiddels uit ruime ervaring – lijken het lekker te vinden als je zielig doet. Dan hebben zij wel een therapie voor je in de aanbieding, of vaker nog: een grote doos pillen. De zieligheidsindustrie heeft voor alle existentiele pijntjes een dure pleister voorradig.
Sloterdijk zegt daar het volgende over: “De eigenlijke heersers in het kristalpaleis zijn de therapeuten. Het eerste wat mensen in het paleis verteld wordt is dat zij gebrekkige wezens zijn die geholpen moeten worden. Dat is een deel van de verwenning. We helpen je perfect te worden, du armes Schwein.”
Al een paar decennia geleden ging de Australische kunstcriticus Robert Hughes tekeer tegen de klaagcultuur, in zijn gelijknamige boek. Hij zag toen al een samenleving bezeten van therapieën. Het recht op het nastreven van geluk was vervangen door een recht op slachtofferschap, dat werd opgeëist door iedereen die zichzelf onderdrukt, achtergesteld of zielig vond.
Dit alles verklaart volgens mij mede waarom de kosten in de geestelijke gezondheidszorg de afgelopen tien jaar zijn verdubbeld. Het lijkt me ook de sleutel voor de opkomst van de participatiesamenleving, waarmee vooral liberalen bedoelen dat iedereen het zelf lekker mag uitzoeken, zwakkeren voorop. We hebben elkaar en onszelf zo lang zielig gevonden, dat hulp voor mensen die het echt nodig hebben, zoals demente ouderen, onbetaalbaar is geworden. Daarmee mogen we onszelf van harte feliciteren.
0 notes
brilmans · 4 months ago
Text
Straatkunst 22
Door opzichtig de immense diversiteit in zowel het aanbod van objecten als gebruik van materialen te negeren en demonstratief te kiezen voor vis en asfaltbeton indiceert de kunstenaar de toenemende kloof tussen arm en rijk: zo is het genoeg!
Tumblr media
Monochroom perspectief, 2024
0 notes
zielsvlucht · 5 months ago
Text
01/07/2024 (opgepast: horror)
Eerst vond ik het vreemd, maar dan herinnerde ik me dat ze op één van hun vorige feesten een mummie hadden. Een oud, stoffig, dood ding dat ze op een tafel legden. Ik vond het toen ook al luguber. Er was een kwakzalver bij die pseudowetenschappelijke horoscoop weetjes verkondigde, terwijl een jarige tiener enthousiast door het stof heen sneed. Alle ouders er rondom luid aan het gibberen. En juichen als bleek dat de dode egyptenaar nog wat goud droeg. Een vreemde attractie. Iedereen mocht hem aanraken. Ik zei vriendelijk nee dank u. Trok me terug naar een hoek met genoeg schaduw. Toen ik later aan de kwakzalver vroeg uit welke tombe de mummie kwam, kreeg ik een orientalistisch zever antwoord. Ik denk niet dat hij het wist. Ik denk niet dat het hem iets kon schelen. Grafroof betekent niets meer, eenmaal dat iets entertainment geworden is.
Dit jaar was ik niet meer onder de indruk. Ik stond daar weer op hun grote gazon, jaloers naar hun prachtige huis te kijken en te beklagen dat ik nergens water tussen al de alchohol kon vinden. Toen twee mannen, lichtjes bezopen, met een zeemeermin het teras op kwamen. Ze droegen haar elk aan een arm. Haar staart sleepte over de stenen. Ze was prachtig. Een van de mooiste wezens dat ik ooit zag. Maar dat maakte het tafereel niet mooier. Ze vonden haar te nat voor op de versierde tafels te leggen dus ze sleepten haar de gazon op. Naar mij toe, hoewel ik zo altijd mijn best doe om iedereen te mijden. Soms is je best niet genoeg.
De zeemeermin stribbelde tegen, maar met weinig fut. Ik weet niet waarom ze zo zwak was. Misschien omdat ze uren achterin een vrachtwagen gezeten had, en daarvoor god weet waar. Misschien omdat ze niet gewend was om op het land te bewegen. Of misschien hadden ze haar iets gegeven.
De kreten van verwondering kwamen van overal. Alle gasten kwam kijken en haar staart bepotelen. Ze gaven haar een naam: Minnie. Ik vroeg me af of ze niet al zelf een naam had. Of ze die zou kunnen zeggen. Kunnen zeemeerminnen praten? Misschien wel, maar geen Nederlands. Waar komen Zeemeerminnen uberhaupt vandaan? Veel mensen stelden die vraag, maar het was retorisch. Complimenten voor de gastheer en de gastvrouw. Niemand was echt nieuwsgierig. Behalve ik. Ik begreep het niet echt. Ik begreep dat ze rijk waren, maar zo rijk dat ze een zeemeermin konden betalen? Een zeemeermin? Vooraf was ik vrij zeker dat zeemeerminnen niet bestonden, maar ik ken dan ook niet veel van de wereld. Ik moest meer weten. 
Van zodra ze haar haren begonnen knippen, zonderde ik mij af. Ik zocht naar welke kwakzalver de zeemeermin geregeld had. Deze keer wou ik meer antwoorden dan "de meest mysterieuze tempels van de diepste woestijnen.". Maar de leveringswagen was al de straat uitgereden. Geen expert nodig blijkbaar. Het familie plezier spreekt voor zich. Ik maakte me wat zorgen, want op dit feest was er meer drank. En geen kinderen. En inderdaad toen ik terug kwam zag ik hoe ze schubben los wrongen. De zeemeermin schreeuwde niet maar ik zag de pijn en de verwarring in haar ogen. Heel even keek ze mijn richting uit en onze blikken kruisten. 
Ik kan er al niet tegen als ik die idioten wespen zie martelen onder een glas. Dit wou ik zeker niet zien. Ik ging me binnen verstoppen, maar kwam de gastvrouw tegen onderweg. Zij begon helaas tegen mij te praten.
"Hoe is het met de mummie?" Vroeg ze. 
"Het is een zeemeermin deze keer." Zei ik. 
"Een zeemeermin? Nee echt? Wat ze toch allemaal uitvinden!" 
Uitvinden? Een mummie is een uitvinding. Uitgevonden door mensen vijfduizend jaar geleden, voor een doel dat we niet goed begrijpen. Zeker niet bedoeld om opengesneden worden op snobfeestjes. Nee, dat was sowieso een spirituele belediging tegen wie dan ook al die tombes gebouwd had in de woestijn. Het vandaliseren van een mirakel, maar toch nog steeds een menselijk mirakel.
Maar een zeemeermin? Net als een mummie was ze een mens op een bepaalde manier. Maar een andere manier en dat leek me belangrijk. Ik weet niet zeker waar de zeemeermin vandaan kwam. Wat het exact was. Maar het was zeker geen uitvinding. Ze was echt. Een echte vrouw, met een echte vissenstaart zoals in de sprookjes. Zij was een wonder van de evolutie. Misschien een schepping van God. Dat verscheurd werd op de gazon, als een kleurrijk verjaardagscadeau.
"Heb je het gehoord?" Vroeg de gastvrouw me. Mijn gedachten maakten plaats. "De nieuwe regels die ze bedacht hebben! We mogen straks geen vuurwerk meer afsteken van de gemeente. Ze hebben het verboden." 
"Echt." Mompelde ik. Waarschijnlijk afwezig klinkend, maar dat zou haar nooit opvallen.
"Ja, kun je het geloven? Schandalig. Wie verbied zoiets nu? Het is gewoon voor het plezier. Hoe kunnen mensen toch zo wreed zijn?"
"Ja." Zei ik. "Zo wreed." 
Ik zag in mijn ooghoek dat de zeemeermin stopte met spartelen. Ik vroeg me af of ze misschien gewoon gestikt was op het land. Dat had ik nog het liefst.
Ik ging naar binnen. Gaf mijn zoektocht naar water op en kapte een glas champagne naar achter. Toen ik een paar uur later naar buiten keek zag ik dat de interesse nu voorbij was. De attractie lag verlaten in het gras. Iemand kwam me nog "een echte zeemeermin tand" tonen. Ze hadden het gelukkig al gewassen. Ik deed alsof ik onder de indruk was. Maar het zag er uit alsof de tand van eender wie had kunnen zijn. 
Pas toen de avond viel en ze het kampvuur startten, stapte ik mee naar buiten. Ik zag haar liggen op de gazon, ver weg van het vlammenlicht. Een donkere plas bloed. Haar ribbenkast was open getrokken toen ze naar haar kieuwen zochten. Haar gezicht kon ik niet meer vinden. Haar hele bovenlichaam was een onherkenbare berg vlees. Haar staart was aan flarden. Wat is hier leuk aan?
Ik nam nog een slok van mijn champagne en verslikte me dan door het plotse geluid van explosies. Kleuren glinsterden in de bloederige gazon. Ik keek omhoog, naar het illegale vuurwerk aan de hemel. Wat een feest
1 note · View note