#je had vroeger lang haar
Explore tagged Tumblr posts
Text
films en de liefde:
de eerste keer dat een iemand op mijn studentenkamer kwam, keken we the dark knight. we bestelden pizza. mijn huisgenoten plaagden me. bij de bushalte aarzelde je. pas jaren later had ik door dat je me leuk vond.
op mijn eerste date keek ik frozen. je zong mee. ik staarde naar je hand, palm naar boven, op het stuk bank tussen ons in. na de film draaide je naar me toe. ik vroeg, 'wat doe je?', en je zoende me.
op je 2,5-zitsbank in wittevrouwen keken we mijn favoriete film: donnie darko. je vriendin sliep in amsterdam, tijdelijk. je had pasta met olijven voor me gemaakt. ik had mijn panty opengehaald aan de haakjes onder je houten tafel. in de wc staarde ik naar haar tandenborstel. op je bank keek je me aan, oneindig.
we keken the room op mijn te kleine bank. we gilden en gierden om hoe walgelijk lachwekkend het was. twee maanden later kwam the disaster artist uit. op nieuwjaarsdag nodigde je me uit om die samen te kijken. eigenlijk was ik je zat, maar ik gaf het nog een kans. die avond voelde ik me niet op mijn gemak en je had het door. je gaf toe dat je verliefd op me was. ik vergeleek je met een prins. we bouwden een toren van bierviltjes. ik wilde dat je me zoende, maar je deed het niet.
met je hoofd in mijn schoot keken we loving vincent. ik haalde mijn hand door je bruingrijze haren. je vertelde daarna wat ik niet wilde horen. die avond had ik een date, daarna klopte ik alsnog bij jou aan. je plaatste je handen op mijn ribben. ik maakte foto's van je kamer terwijl jij ontbijt voor ons maakte.
we keken fight club en american psycho met je beamer en achteraf werd je chagrijnig van mijn feministische analyse.
ik nam je mee naar after yang, in the mood for love, everything everywhere all at once, en ik kon niet stoppen met huilen.
#persoonlijk#je pakte me op en gooide me omhoog#je liet foto's zien van je jeugd in middelburg#je had vroeger lang haar
0 notes
Text
14-6 Oslo
In Frederikshaven at ik nog een laatste fatsoenlijke maaltjd. Die bestond uit een voorgerecht van witte asperges, gestoofde vis met aardappeltjes en een creme brulée met zomervruchten. Ondertussen las ik de Meester en Margarita uit bij gebrek aan een tafelgenoot. Eetlezen noemden wij dat vroeger thuis, volgens mij was het een bekende schrijver die de term bedacht heeft.
Om negen uur was al ik bij de gate en zocht om de tijd te doden alvast een nieuw boek uit, dat werd Het Chinese lakscherm van Robert van Gulik. Stipt om half tien ging de check-in balie open en even later stond ik met twee andere fietsers vooraan in lane 31 te wachten op de aankomst van de boot. Toen die wel erg lang op zich liet wachten, konden we met behulp van Marine Traffic uitrekenen dat die er pas tegen twaalven zou zijn. Dus daar stonden we dan tweeëneenhalf uur te wachten. Als ik dat geweten had, had ik wel een ander plan voor de avond gemaakt.
Mijn gezelschap bestond uit een vliegtuigingenieur uit Bordeaux die voor Dassault werkt en vloeiend Engels sprak en een oudere dame uit Wenen die misschien tien woorden Engels kon uitbrengen. We wisselden tips en ervaringen uit en ik heb een hoop geleerd over de certificering van jachtvliegtuigen en zakenjets.
Pas na twaalven kwam ik in mijn hut, ik bleek in de Commodorekkasse te slapen, vandaar dat mijn ticket zo duur was. (Het was exht het goedkoopste ticket van deze afvaart, maar waarschijnlijk waren de goedkope hutten al op). Je slaapt dan niet onder de autodekken maar op dek 9 bovenin het schip, er staat mousserende wijn voor je klaar en je hebt je eigen ontbijtlounge. Maar Commodore of niet, na 1 minuut douchen stond ik tot mijn enkels in het water dat dreigde de hut lopen. Verstopte afvoer. Ik was te moe om de receptie te gaan zoeken en mijn beklag te doen, ik dacht, dat komt morgen wel. Overigens sliep ik als een roos in mijn queensize double bed.
Ik word tegen zevenen verkwikt wakker en begin aan mijn Commodore ontbijt, dat geserveerd wordt met uitzicht op zee. Ik kijk naar het weerbericht en maak een plan. Het is vandaag mooi weer, dus dat wordt een rustdag op camping Ekedal in Oslo. Daarna twee of drie dagen regen, dus dat zijn prima dagen om van onderdak naar onderdak te fietsen. Daarna wordt het lekker kampeerweer. Er zijn, behalve de eerste 120 kilometer voldoende goedkope overnachtingsmogelijkheden. Ik doe alvast een aanvraag voor een airbnb morgen in Kløfta. Dat is 42 kilometer voorbij Oslo en dan heb ik daarna een mooie uitgangspositie voor de tweede etappe, waarbij je meer moet klimmen.
Anton uit Linköping stuurt een sms en vraagt naar mijn route volgende week, hij wil me over een paar dagen op komen zoeken. Dat is echt fantastisch, want het is een heel stuk rijden voor hem.
Voordat ik naar de camping ga, fiets ik eerst langs de winkel van de Noorse toeristenvereniging (DNT) en regel daar een lidmaatschap. Dan heb ik een jaar lang toegang tot 700 hutten, dat zou nog wel eens van pas kunnen komen. Dan is het nog drie kilometer klimmen in de eerste versnelling naar de camping, die niet voor niks Ekeberg heet. Knappe jongen die mij vandaag nog naar beneden krijgt.
Daar aangekomen val ik midden in een treffen van fietsers, de kampioen is een Chinese jongen, die zeven jaar geleden uit China vertrokken is en nu even naar de Noordkaap wil. Ik dacht dat ik veel bagage had, maar hij overtreft me ruimschoots. Ik zet mijn tentje op, ga douchen en Mayke bellen, die op het vliegveld van Cagliari zit te wachten op haar vlucht.
Gefietste afstand: 5 km
Gefietste tijd: 45 minuten
Afstand tot de Noordkaap zoals een vogel vliegt: 1.420 km (komt dichterbij hé).
3 notes
·
View notes
Text
Mijn moeder - mijn moederkloek
Laatst kwam ik, met het gracieuze tempo van een door de tijd gegeselde, licht voorovergebogen grijsaard — zeg maar gerust ‘oude wijze ziel’ als je de eufemismen verkiest — nog eens op het lokaal kerkhof. Daar waar mijn moeder, mijn rots in de branding, tussen andere groten van onze kunst-gemeente rust. “Wat een gezelschap,” denk ik soms. “En toch moest mijn moeder daar ook bij liggen, wat een ironie.” Alsof zij, de koningin van de pot-au-feu, met hen het intellectuele tafelgesprek zou voeren. Ach, mijn moeder zou het nog kunnen ook, tussen de soep en de patatten door.
Nog steeds denk ik vaak aan het verlies. Niet dat ik het verlies niet een beetje gewend ben, hoor. Ik bedoel, ik ben tegenwoordig ook al mijn eigen autosleutels kwijt binnen het uur. Maar dat gemis, dat gevoel dat diep in de nacht opkomt als ik in mijn dromen rondloop door de kamers van vroeger — dát rouwt. Regelmatig. Het is alsof mijn gedachten dansen op het kerkhof van mijn herinneringen, en daar de grafzerken omarmen als vrienden die ze te lang niet hebben gezien. Wat mis ik toch die tijd toen mijn moederkloek er nog was voor mij, me onder haar vleugels nam en ik even veilig was voor de wind van de wereld. Een soort nostalgie, zo kleverig dat je er haast je schoenen in verliest.
En o, wat mis ik nog steeds mijn mama. Je weet wel, die vrouw die niet alleen mijn brood smeerde maar ook mijn ego, en dat zonder veel commentaar — behalve dan wanneer ze vond dat ik mijn haar moest kammen. "Je bent toch geen zwerver," zei ze dan, alsof ik op weg was naar een sollicitatie als stadsbedelaar. Als ik erover nadenk wat een gat haar afwezigheid heeft geslagen, verdwijnen alle andere zorgen als sneeuw voor de zon. Ze lijken plotseling zo futiel, alsof ik me druk maak over de kleur van het servet terwijl het huis in brand staat.
Haar leven was mooi. Ze heeft goed geleefd, ze heeft zeer lang geleefd, en voor iemand die zich ooit afvroeg of "die Dom Pérignon eigenlijk wel zo speciaal is" had ze behoorlijk chique momenten.
Maar haar einde… nee, haar 'einde' was niet zo fraai, ze heeft afgezien, véél afgezien! Dank je wel, Corona, voor dat hoofdstuk van afstand en koude regels. Niet eens meer een hand op haar hand, geen laatste kus op haar voorhoofd. Nee, we waren instant gescheiden, mijn moeder en ik. Niet door continenten, maar door een wetgevingsmuur dikker dan menig Berlijnse constructie ooit was. Verboden. Weigeringen. Hoe absurd ook. En dan te bedenken dat ze ooit zei: "De enige wet die ik volg, is mijn instinct." Tja, dat instinkt had ook niet tegen een pandemie opgekund door de beslissingen van bepaalde politici uit Brussel.
Toch probeer ik het goede te herinneren, het mooie aan haar. Want hoe kan ik anders? Want een moeder, ja, een moeder blijft een moeder. Al groeit ze uit tot een herinnering, ze blijft de spil waar alles om draait, ook al zijn de wielen al lang doorgerold naar een ander leven. En een mama, ach, een mama is voor altijd een mama. Haar afwezigheid is als een ontbrekende noot in de symfonie van mijn dagen, maar wat een melodie heeft ze nagelaten!
0 notes
Text
Julie Cafmeyer: "Ik zou willen dat mensen stoppen met mij adviezen te geven."
'Had ik niet beter een boek geschreven over de uitsterving van de zeekoe?', vroeg Julie Cafmeyer (37) zich in haar column van vorige week nog af. Maar er mocht in haar debuut iets op het spel staan en dus schreef ze een familiekroniek. "Ik hoop dat mijn roman iets losmaakt in plaats van kapotmaakt."
Julie Cafmeyer wacht me op in de lobby van hotel August in Antwerpen: een gerenoveerd Augustijnenklooster aan de rand van het Groene Kwartier. Ooit werden er zieke soldaten verzorgd, vandaag worden er vermoeide passanten te slapen gelegd. Op lakens van Egyptisch katoen dan nog, wat het dromen over een leven zonder Excel-sheets aanzienlijk moet vergemakkelijken.
De bar waarin we plaatsnemen was vroeger de privékapel van de nonnen. Dat ik er zo meteen de biecht mag afnemen van een vrouw die aan haar dagboek weleens een kater en een gescheurd condoom rapporteert, vervult me met meer heidense binnenpretjes dan ik als volwassene hoor te hebben. Maar als tegengewicht voor het godgeklaagde pausbezoek mag het van mezelf.
Julie Cafmeyer heeft hotel August niet uit blasfemische overwegingen als interviewlocatie gekozen. Ze houdt gewoon van plekken waar mensen aankomen en vertrekken, zegt ze. "In transitzones - zie ook: luchthavens en treinstations - ervaar ik een instant gevoel van vrijheid. Je komt er zelden bekenden tegen, er is geen sociale druk, voor mensen je beginnen te keuren, ben je alweer vertrokken. Ik word daar rustig van."
Toch is het nog even wachten op de kalmerende werking van het hotelwezen. Een minuut of vijf voor Cafmeyer hier arriveerde, kreeg ze van haar uitgeverij een ontwrich-tend mailtje: schrijver Delphine Lecompte, door de uitgeverij aangezocht om een lovend citaat over het debuut van Cafmeyer te leveren, had laten weten dat ze de roman te slecht vond om er iets goeds over te kunnen zeggen. En die afwijzing zindert nog na.
"Nadat ik de mail van de uitgeverij had gelezen, dacht ik even: zie je wel, mijn boek wordt een totale mislukking. Ondertussen denk ik: dit zal er wel bij horen, zeker? Het lijkt me aannemelijk dat mijn boek zowel lovers als haters zal hebben. Bij dezen weet ik tot welke groep ik Delphine Lecompte mag rekenen." (lacht)
Ik zeg dat ze mij bij de lovers mag indelen. Dat ik me tijdens het lezen van haar roman voortdurend heb afgevraagd waarom de uitgeverij haar zo vaak verzocht heeft om haar boek te herwerken, zoals ze in één van haar columns schreef.
"Er waren artistieke meningsverschillen, laat ik het zo zeggen. De vraag is: hebben die mijn boek beter gemaakt of niet? Ik denk dat ik dat pas over een jaar zal kunnen zeggen, wanneer ik opnieuw met de nodige afstand naar mijn roman kan kijken. Ik vond het wel lastig om tijdens de discussies met de uitgeverij kalm te blijven. Ik werd vaak paniekerig: shit, dat woord, die zin, die alinea, dit hele boék gaat er niet komen. Misschien maken andere schrijvers dat ook mee. Maar zijn zij zo slim om er geen columns over te schrijven. (lachje) Anderzijds: ik vind het juist interessant om over de rommelige, conflictueuze kant van het leven te schrijven. En ik heb alles welbeschouwd liever een uitgeverij die met haar schrijvers in discussie gaat dan een uitgeverij die zegt: doe maar, het maakt ons allemaal niks uit."
Haar leven is wel vaker het toneel van al dan niet frontale botsingen. Ook in haar familie, zegt ze, wordt er niet gekeken op een confrontatie meer of minder. "Mijn familie is van het licht ontvlambare type: we zinken in, we worden hysterisch, we roepen naar elkaar, we zijn soms een behoorlijk dysfunctionele bende. Maar ik heb liever dat er op een familiefeest een halfuur lang vreselijk wordt gescholden dan dat er vijf uur lang vanalles wordt ingeslikt. Je aan elkaar tonen, is een daad van liefde. Er spreekt ondanks alles vertrouwen uit. Veel geliefden gaan uit elkaar zonder dat ze ooit hun diepste verlangens met elkaar gedeeld hebben. Dat gebrek aan communicatie, dat niet durven openbaren van jezelf, is het echte fiasco."
In De Collectieve Inzinking van de Familie Hofmeyer, het literaire debuut van Cafmeyer, is een familiale aanvaring het onvermijdelijke gevolg van de zoektocht naar een waarachtig leven. Hoofdpersonage Julie belandt na een relatiebreuk in een existentiële crisis. Wat blijft er nog van haar over als ze niet langer kan uitkijken naar een toekomst waarin ze 'bevrucht wordt in een hemelbed met lakens die naar wasverzachter ruiken en op tuinfeesten haar borst ontbloot om haar kind gouden melk te voeden?' Vader Hofmeyer weet wat gedaan: in afwachting van mister Right moet ze haar eicellen laten invriezen en investeren in vastgoed. Julie doet een vertwijfelde poging om een voorbeeldige dochter te zijn, maar voelt dat er voor haar een ander, minder conventioneel leven is weggelegd. Terwijl ze uitpluist hoe haar voormoeders zich van de maatschappelijke verwachtingspatronen losweekten, begint ze aan een zelfonderzoek dat de familie Hofmeyer danig zal destabiliseren, en uiteindelijk zal leiden tot een collectieve inzinking aan het zwembad van het ouderlijke huis.
Je kan je boek op twee manieren karakteriseren. Als een feministische roman waarin vrouwen a room of their own zoeken, of als een onafhankelijkheids-verklaring waarin mensen (m/v/x) hun soevereiniteit opeisen. Aan welke omschrijving geef je de voorkeur?
"Aan de tweede. Mijn hoofdpersonage is geen feministische heldin, ze is bij momenten zelfs behoorlijk lamlendig en onderdanig. Ze wil wel weg van het leven dat haar wordt voorgeschreven, maar dat willen mannen soms ook."
'Waar is de uitweg?' vragen de vrouwen in je boek zich veelvuldig af. De moeder van Julie wil ontsnappen aan de keuken waarin het gezinsleven haar opsluit, Julie uit de mal van de ongekreukelde vrouw waarin de wereld haar dwingt.
(knikt) "Ik interviewde onlangs de Franse schrijfster Constance Debré. Zij heeft het vaak over la vie lamentable: een leven dat je niet zelf hebt gekozen, waarin je alleen maar rekening houdt met anderen. Mijn boek gaat over ontsnappen aan la vie lamentable. Over leven buiten de norm. Over je m'en fous leren zeggen."
Moeten vrouwen meer dan mannen beducht zijn voor la vie lamentable?
"Nee. Net zoals je je gevangen kan voelen in een bepaald beeld van vrouwelijkheid, kan je ook gekneld zitten in een bepaald beeld van mannelijkheid. Er zijn veel mannen die niet het leven leiden dat ze zouden wíllen leiden omdat ze zichzelf wijsmaken dat ze 'nu eenmaal' de kostwinner moeten zijn. Maar zelf heb ik in mijn jeugd vooral la vie lamentable van vrouwen gezien. Mijn moeder haatte het om huisvrouw te zijn. Sinds-dien weet ik dat het een leugen is dat vrouwen graag een zorgende rol opnemen. En heb ik een fascinatie voor vrouwen die hun leven anders inrichten. Die op het gigantische spectrum tussen mannelijkheid en vrouwelijkheid hun eigen plek vinden."
Heb jíj́ die plek al gevonden?
"Ik heb lang gedacht dat ik op mijn 37ste een man zou liefhebben, een huis zou hebben en een kind zou opvoeden. Dat is niet het geval. Maar in plaats van daarom te treuren, probeer ik te zien wat ik in mijn leven wél kan doen: reizen, van de ene woonplaats naar de andere fladderen, veel lezen, in mijn werk opgaan en goed voor mezelf zorgen. Dat mag, nee moét, ook gevierd worden. Al blijf ik wel op twee benen hinken. Ik vraag me nog altijd af wat me gelukkiger zou maken: een gezin met twee kinderen en een huis waar woonspecials over geschreven worden of een nomadisch bestaan waarin ik van de ene spartaans ingerichte studio naar de andere trek? Maar goed: ik ben een zoekend wezen, ik zal altijd wel een innerlijke tweestrijd voeren. Ik kan alleen op café zitten, aan de bar een koppel zien fezelen en denken: was ik maar de vrouwelijke helft van dat koppel. Maar ik kan ook met een man op café zitten, aan de bar een vrouw in haar eentje een boek zien lezen en denken: was ik maar die alleenstaande vrouw."
Het hoofdpersonage in je boek heet net als jij Julie, is net als jij performance-kunstenares en heeft net als jij gescheiden ouders. Waarom stond je erop om een verhaal dat zo duidelijk in het jouwe geworteld is als fictie te presenteren?
"Omdat er in het boek dingen staan die gewoon niet waar zijn. En omdat ik die fictielaag nodig heb om zonder schaamte te kunnen schrijven. Mocht ik non-fictie schrijven, zou ik veel te voorzichtig zijn. Door de werkelijkheid in mijn verbeelding te dompelen, kan ik makkelijker over de lelijke dingen schrijven. Over de conflicten die ik met anderen heb. De fictie laat me toe om de realiteit waarheidsgetrouwer weer te geven."
Ook schaamteloze fictie schrijven is niet zonder risico's: de familie Cafmeyer zal zich ongetwijfeld in de familie Hofmeyer herkennen. Hebben je ouders, je broer en je zus je boek al gelezen?
"Nee. Maar ik hoop dat mijn roman in mijn familie iets zal losmaken in plaats van kapotmaken. Ik denk niet dat wat ik schrijf kwaadaardig of wraakzuchtig is. Mijn boek is brutaal, maar ook liefdevol. Er is pijn, maar ook genegenheid."
Julie Hofmeyer zweert bij huurappartementen die je even snel kan betrekken als verlaten. Is een goed leven een wendbaar leven?
"Voor mij wel, ja. Ik wil op dit moment echt niet op dezelfde plek blijven. Ik haat het idee van een woonplaats als de plek 'waar het moet gaan gebeuren', 'waar ik ooit met iemand zal samenwonen', 'waar mijn gezin zal ontstaan'. Want als dat dan allemaal niét gebeurt, moet ik me de hele tijd afvragen waarom het niet gebeurt. Door in beweging te blijven, ben ik mijn onzekerheid te snel af: het is logisch dat niemand me kan vinden, want het stipje staat nooit stil. Op die manier blijf ik ook wel alleen, maar hoef ik me tenminste niet 'de wachtende vrouw' te voelen." (glimlacht)
Is alleen blijven voor jou een schrikbeeld?
"Steeds minder. Maar dat neemt niet weg dat ik woonspecials lange tijd bijzonder kwetsend heb gevonden. (lacht) De vrouwen in die reportages hebben altijd knappe mannen, mooie kleren, gezonde kinderen en dure meubels. Ze hebben hun huis samen met hun adonis zelf verbouwd, en hadden nadien nog geld over om bij wijze van relationele reiniging een weekje met z'n tweeën naar Thailand te gaan. Elke keer als ik zo'n woonreportage las, dacht ik: waarom zij wel en ik niet? Ondertussen weet ik dat het gezinsleven voor veel mensen als één langgerekte verplichting aanvoelt. En dat mensen met fantastische interieurs vaak doodop zijn. Als het daten niet wil lukken, probeer ik mezelf daaraan te herinneren. (lacht) Maar eigenlijk neem ik me voor om gewoon niét meer te daten. Ik denk dat het beter is om vrolijk rond te slenteren, af en toe iemand aan te spreken en te hopen dat je al doende verliefd wordt. Al is ook dat geen garantie op geluk, natuurlijk. Je kan dolverliefd worden op iemand en nadien toch totaal verwoest achterblijven."
Er valt een stilte. De woorden waarmee ze haar laatste zin vormde zweven als bellettristische zeepbellen de lucht in, het duurt even voor ze tegen de hoge plafonds van de hotelbar uit elkaar spatten. Nadat ik voor mezelf een genderbevestigend glas bier en voor mijn interviewee een glas witte wijn heb besteld, praten we over Sterf, liefste van Ariana Harwicz en Love Me Tender van Constance Debré: boeken die genderstereo-typen dynamiteren en temidden van de puinhoop andere, interessantere levenslopen zichtbaar maken. "Goeie romans doen wat woonspecials niet doen", zegt Cafmeyer. "Ze creëren ruimte, reiken nieuwe mogelijkheden aan, bevrijden een verlangen. Ik hoop dat ook De Collectieve Inzinking van de Familie Hofmeyer daartoe in staat is."
In je boek voer je drie generaties vrouwen op: je vergelijkt de mogelijkheden die ze hadden om zelf hun leven vorm te geven. Waarom vond je die tijdslijn belangrijk?
"Ik vind het zinvol om me af te vragen wat ik van mijn voormoeders kan leren. Mijn grootmoeder was de vrouw van een chirurg. Ze speelde met trots de rol van de vrouw des huizes: de vrouw die altijd lekker kookt, voor perfect gedekte tafels zorgt en oogverblindende outfits draagt. Maar ze had een vrijgevochten vriendin die haar regelmatig uitdaagde: 'Hoe kan je dat leven van jou nu fantastisch vinden? Je bent de slaaf van je man, je leidt een second life.' Dat soort discussies vond ik buitengewoon interessant."
De vrouwen in je roman zijn complexe, gelaagde personages. De mannen daarentegen zijn, op een enkeling na, nauwelijks in staat tot empathie, laat staan communicatie. Dat maakt ze een tikje karikaturaal, vind ik.
(denkt na) "Ik heb in mijn leven nog niet vaak de kwetsbaarheid van mannen mogen ervaren, vrees ik. Waar mannen van dromen, wat er voor hen op het spel staat, is voor mij nog een blinde vlek. En dat heb ik in mijn roman wellicht niet kunnen verbergen. Ik vind je opmerking overigens wel grappig. Mannelijke schrijvers krijgen vaak het verwijt dat hun vrouwelijke personages niet goed genoeg zijn uitgewerkt. En nu vertel jij me dat mijn mannelijke personages te ruw geborsteld zijn. (lacht) De wereld op zijn kop, en toch heb je misschien een punt."
Vooraan in je boek staat een citaat van Simone de Beauvoir: 'De plaats van de vrouw in de maatschappij is altijd de plaats die de man haar toewijst. In geen enkele tijd heeft de vrouw ooit haar eigen wetten kunnen opleggen.' Is dat citaat nog altijd actueel, vind je?
"In gezinnen zijn het nog altijd de vrouwen die het grootste deel van de huishoudelijke taken verrichten. Op familiefeesten zijn het nog altijd de vrouwen die de tafel afruimen. Dat bewijst hoe hardnekkig bepaalde gedragspatronen zijn. En ik wil dat dat gezien wordt. Al vind ik het citaat van Simone de Beauvoir vooral mooi omdat het zo activerend is: er spreekt een drang uit om de wereld aan te passen, om nieuwe wetten te schrijven."
Niet nodig, zegt Antwerps N-VA-schepen Els van Doesburg. Het feminisme is voltooid, vrouwen hebben alle vrijheid die ze moeten hebben.
"Ik ken Els van Doesburg niet persoonlijk, maar ik denk dat ze een heel trotse vrouw is. Dat ze het idee dat vrouwen in sommige opzichten nog altijd achtergesteld worden vernederend vindt. En dat ze het daarom zo nadrukkelijk afwijst. Ik vind het als schrijfster heel interessant om te zien hoe anders vrouwen met de stereotypen over vrouwelijkheid omgaan. Hoe ze er elk op hun eigen manier proberen uit te breken. Zelf ben ik niet opgevoed als 'het meisje'. Mijn broer en ik hebben exact dezelfde kansen gekregen. Maar eenmaal voorbij de dertig werd mij toch gevraagd: wordt het niet stilaan tijd voor een man en kinderen? Toen dacht ik: 'Wacht even. Jullie hebben mij gestimuleerd om de wereld te veroveren. Om aan de universiteit te studeren en een carrière op te bouwen. Maar als puntje bij paaltje komt, zal mijn leven mislukt zijn als ik geen man en kinderen heb?' Dat vond ik moeilijk met elkaar te rijmen."
'Moeder worden, kan een val zijn', laat je Julie in je boek zeggen. 'Wie als vrouw kinderen maakt, eindigt nog altijd achter het fornuis, ook in deze tijd.' Is de angst voor het fornuis één van de redenen waarom je zelf geen kinderen hebt?
"Ik ben bang om in een rol gedwongen te worden die ik niet wil, ja. Maar de belangrijkste reden waarom ik nog geen kinderen heb, is dat ik momenteel geen partner heb. Ook ik krijg op feestjes regelmatig de vraag of ik mijn eicellen niet zou laten invriezen. Kennelijk is dat tegenwoordig een heel normaal gespreksonderwerp. (lacht) Maar de eicellenvraag stoort mij. Omdat er hoe dan ook een teleurstelling in opgeslagen zit: 'Wat raar dat je nog geen kinderen hebt, laat maar snel wat eicellen bewaren.' Ik zou liever hebben dat mensen ophouden met mij adviezen te geven en gewoon aanvaarden wat er in mijn leven wel of niet gebeurt."
Je boek bulkt van de tragikomische observaties. 'Kinderen houden niet van onge-lukkige vrouwen. Ze voelen het intuïtief aan als je tegen je zin voor hen zorgt, en nemen wraak.' Of: 'Ik lachte, echt heel hard. Ik heb eens ergens gelezen dat je mannen het bangst maakt door hen uit te lachen.' De toestand is ernstig, maar niet hopeloos?
"Zoiets, ja. Ik vind het essentieel om de knulligheid van het leven met humor te bestrijden. Als ik kan lachen, lukt het me aanzienlijk beter om de dag door te komen."
Begin dit jaar voerde je voor het eerst de performance 'Prière de toucher' op: in het Cité Internationale Des Arts in Parijs nodigde je de bezoekers uit om je ontblote linkerborst aan te raken. Vanwaar dat expliciete verzoek?
"Ik wilde zien wat er gebeurt als je als vrouw vraagt om aangeraakt te worden. Zoals de Amerikaanse schrijver Maggie Nelson al eerder opmerkte: MeToo heeft ons geleerd om te zeggen wat we niét willen, maar het is minstens zo belangrijk om uit te spreken wat we wél verlangen. Dat heb ik tijdens 'Prière de toucher' gedaan en dat voelde heel emanciperend, zelfs bevrijdend, aan."
In Ode Aan De Duif, de tekst die je vorig jaar voor dit magazine schreef, liet je weten dat je jezelf niet langer wil straffen omdat je hunkert naar seks.
"Ik vond het geweldig om in dat stuk mijn lusten te kunnen benoemen. Het cliché wil dat je als vrouw intimiderend bent als je open over je verlangens spreekt. Maar ik heb geleerd dat precies het tegendeel waar is: het nodigt anderen uit om er ook over te praten. Het is een manier om elkaar te leren kennen. Ook in mijn roman is genot een bron van levenslust, niet van ellende."
Ze last een sanitaire pauze in, ik maak van de gelegenheid gebruik om op mijn vragenlijst de essentiële vragen van de bijkomstige te scheiden.
"We moeten het nog over De Studio hebben", zeg ik wanneer ze opnieuw voor me zit. "Ik weet het", lacht ze. "Waarom denk je dat ik daarnet een glas wijn wilde?"
Voor de niet-ingewijden: een half jaar geleden schreef Julie Cafmeyer Life Is But A Dream, een fictieve tekst over een grensoverschrijdende theaterdirecteur die tot gevolg had dat de niet-fictieve versie van de theaterdirecteur - Marc Verstappen van De Studio in Antwerpen - op non-actief werd gezet. Sommigen, vooral vrouwen, prezen haar durf. Anderen, vooral mannen, noemden haar een rancuneuze furie. Ik vraag hoe ze zelf terugkijkt op het bommetje dat ze op de theaterwereld dropte.
"Toen ik Life Is But A Dream schreef, wist ik nog niet hoe er op gereageerd zou worden. Het feit dat Marc meteen op non-actief werd gezet, gaf mijn tekst extra gewicht. De Studio had er ook voor kunnen kiezen om Marc te laten aanblijven, met iedereen in gesprek te gaan en achteraf te communiceren over wat ze geleerd hadden. Dan was mijn tekst wellicht niet de bom geweest die hij nu geweest is. Dan hadden mijn woorden een opstapje kunnen zijn naar verzoening en verandering."
Helaas: Marc Verstappen noemde Life Is But A Dream 'een boosaardige wraakoefening'.
"Dat mag hij. Maar dan mag ik het ook jammer vinden dat Marc kennelijk niet tot introspectie in staat is. Dat er over sommige dingen blijkbaar niet gesproken kan worden."
Ter ere van het dertigjarige bestaan van De Studio werd Verstappen een paar weken geleden uitgebreid gefêteerd. Het feest had veel weg van een rehabilitatie.
"Op de foto's die ik van dat feest gezien heb, is Marc aan het stralen. Prima, ik heb liever dat hij blij is dan depressief. Maar wat ik wel vreemd vind, is dat iedereen daar zo braaf in de pas liep. Dat Marc nog altijd bevestigd werd in zijn ego, zijn macht en zijn dominantie. Blijkbaar stellen mensen zich zelfs nederig op ten opzichte van machtsfiguren waar ze zich slecht bij voelen."
Is er na het verschijnen van Life Is But A Dream geen enkel contact geweest tussen jou en Marc Verstappen?
"Nee. Maar ik ga binnenkort wel in gesprek met Amelie Aernaudts, de nieuwe artistiek leider van De Studio."
Amelie Aernoudts is in Life Is But A Dream de lakei: de sidekick van de theater-directeur. Je schreef dat ze jouw handlanger had kunnen zijn, maar zich gedraagt als zijn onderdaan. Denk je dat er onder haar bewind iets zal veranderen aan de cultuur van grensoverschrijdend gedrag in De Studio?
"Ik weet het niet. Ik hoop het. Sommige mensen vinden dat ik het personage van de lakei te hard heb aangepakt. Maar ik denk dat het logisch is dat je als vrouw op de steun van een andere vrouw rekent. Toen ik nog voor De Studio werkte, heb ik talloze keren geprobeerd om tot een gesprek te komen. Amelie weet dat. Maar praten, met woord en wederwoord, met de intentie om elkaar echt te begrijpen, bleek onmogelijk. Ik had bovendien het gevoel dat ik gesabotteerd werd. Er was op korte tijd vier keer een subsidieaanvraag van mij afgewezen. Het signaal dat ik kreeg was: ofwel hou je je mond, ofwel zet je jezelf buiten de groep. Toen dacht ik: no way. Ik laat me niet als een schaap naar de slachtbank leiden. Ik kan ook spreken."
Was opstappen bij De Studio niet sprekend genoeg?
"Nee. Ik wou de ware redenen voor mijn vertrek kenbaar maken. Ik ben bij De Studio weggegaan omdat er dingen gebeurden die ik niet langer kon aanvaarden. En die wilde ik kunnen benoemen."
Zie je jezelf ooit nog voor De Studio werken?
"Ik zie twee mogelijke scenario's. Ofwel zeggen Amelie en ik na ons gesprek: 'Er is veel gebeurd, maar dat is bij dezen uitgesproken en erkend, we kunnen nu elk onze eigen weg gaan.' Ofwel zeggen we: 'We hebben naar elkaar geluisterd en we gaan er iets mee doen: we gaan Life Is But A Dream - de voorstelling dan - ook in De Studio program-meren.' Ik zou dat nog altijd mooi vinden. Nu is het verhaal: vrouw spreekt, man wordt op non-actief gezet, klaar. Het zou jammer zijn mocht het daarbij blijven."
De tijd die we voor elkaar gereserveerd hadden, zit er op. Maar onze zeewierkoekjes zijn nog niet op en dus keuvelen we nog wat verder. Over hotelbars en lounge-muziek. Over Charles Bukowski en stijl. Over de kwetsbare auteursziel en hoe ermee om te gaan.
Het laatste onderwerp voert ons, niet geheel onverwacht, terug naar het begin van ons gesprek. "Ik vind het wel hard, wat Delphine Lecompte in haar mail schreef. Maar goed, ze is wel vaker onverbiddelijk ten opzichte van collega's. Ik zal me dus maar niet te veel zorgen maken over haar afwijzing, zeker?"
Dan herinnert ze zich Constance Debré, haalt ze haar schouders op en zegt ze: "Weet je wat? Je m'en fous."
0 notes
Text
C'E ANCORA DOMANI
1 mei 2024 Rialto de Pijp Alleen 4/5 sterren
Jaaaaaa ja, wat was deze goed zeg. Hele mooie zwart-wit film, Italie circa 1945, geloof ik. Echt tering mooi het ging dus zo: vrouw Delia wordt mishandeld door haar domme macho Italiaanse husband, zij balen, blijft lief, lekker koken, schoonmaken, voor de kinderen zorgen, yes leuk. Oudste dochter vindt haar een domme chick dat ze het steeds laat gebeuren, en niet gewoon bij haar man weggaat. Naïeve dochter, makkelijker gezegd dan gedaan natuurlijk, sheriff. En die dochter was dan 'echt verliefd' geworden op WEL een goede jongen, die haar uiteindelijk ook ging slaan en toen ging ze ook niet meteen weg, dus jokes on you. Even klaar met die dochter, ging om die vrouw. Delia had een oude lover van vroeger, de automonteur. Lieve, knappe man. Hoezo waren ze eigenlijk niet samen beland? Weet ik niet meer. In ieder geval, ze waren niet samen. Maar je zag dat hij nog verliefd was. En ergens zij ook wel. Hij had prima door hoe het met haar ging, slecht dus. Zij wilde een independent woman zijn, wat ze van haar man absoluut niet mocht. En meneer lover automonteur die gunde haar dat wel. Zij wilde weg van abuserman, dus zij ging overdag stiekem taakjes doen rond de stad om geld te verdienen. Met dat geld zou ze dan wegrennen, dacht ik. Automonteur zei: kom we gaan samen weg van hier, ga mee. Wees hier deze dag zo laat. Spannie.
Maar nee hoor, ze ging niet. Je zag in de film haar het huis verlaten, met een papier die ze lang verstopte in huis. Je dacht dat het de brief van die automonteur man was, MAAR PLOTTWIST: het was een stembrief. Wauw, ze ging stemmen, ze was een independent vrouw en ging niet met automan mee, eerste deel vond ik goed en tweede deel jammer. Heel krachtig dat het dus gewoon om haar eigen rechten ging, en niet dan over een andere man. Hoe het daarna met Delia ging geen idee, vgm zag je dat niet meer in de film, of ze heeft gestemd en toen keihard thuis in elkaar is geslagen, geen idee. Hoop het niet voor haar.
0 notes
Text
De vrouw en de gynaecoloog
Vandaag deelde het Boeddhistisch Dagblad mijn column over Arthur Schopenhauer. Ik verwees eerder naar de pessimistische boeddhist.
Wie is de man op het kruispunt van zijn essentie? Op m´n 55ste wijdde ik een paar woorden aan Internationale Mannendag.
Zelf had ik er nog nooit van gehoord, maar gisteren was het Internationale Mannendag. Ik werd erop geattendeerd door auteur Stella Bergsma, die op haar Instagram de kerel terdege in het zonnetje zette. Zelfs ging ze zover te stellen dat ze haar beste feminisme goeddeels dankte aan de vent.
Wat wil je als je een psychiater hebt bij wie je op schoot mag gaan zitten tijdens het consult. Maar misschien is dat mijn male chauvinist pig-afgunst.
.
Eerlijk gezegd weet ik nooit zo goed wat dat is, mannelijkheid. Het lijkt me een goeddeels tijd- en cultuur bepaald begrip, maar misschien vergis ik me. Waar de ene vrouw een echte man ziet met een kettingzaag, daar riekt de ander een soft mietje zonder cilinderinhoud.
Cleopatra werd verliefd op een Romeinse generaal met bloed aan zijn handen, de ex van burgemeester Femke Halsema had een onklaar gemaakt pistool in huis. Ik bedoel maar. De man en zijn bier, was een bekende reclameslogan vroeger. Ik zeg: de man en zijn verbandtrommel.
Een man die voor zijn kinderen zorgt, wordt aangepast genoemd. Maar misschien heeft die brave oppasvader wel gore fantasieën, terwijl een carrière-pappie druk kan zijn met paintballsessies of een praatgroep met aandeelhouders over het vermoede beest diep vanbinnen.
Veel feministes stellen dat we nog altijd leven op een patriarchale apenrots. De cijfers schragen dat. Bijna de helft van de volwassen vrouwen kan de bills niet zelf betalen.
Stemt ons dat trots? De vraag is hoe het komt. Het veelbesproken glazen plafond komt langs, de notie dat onzichtbare barrières vrouwen de toegang tot topfuncties onthouden. Inderdaad bekleden te weinig dames in Nederland baasbanen, al zijn er nu bevrijdende quota. Zo knalt Ingrid toch die Raad van Bestuur binnen.
Ooit mocht ik het voorrecht smaken samen te werken met een vrouwelijke topmanager. Ze had de 06 van Ruud Lubbers. Vanachter haar computerscherm evalueerde ze de koers van haar aandelen Koninklijke Shell met me. Ik mocht de grafieken bekijken.
Number One had een Saab met chauffeur en blies middenkadersukkels in krijtstreeppak gillend plat tijdens korte vergaderingen. Ze was dan ook vrijgezel en zorgde thuis voor haar hoogbejaarde moeder, dus ze zal wel niet zo representatief zijn geweest voor het modale Nederlandse parttime-meisje met een beetje koffie in haar walnotenmelk uit een kartonnen Colabeker.
Van de andere kant: in de Angelsaksische wereld wemelt het van de vrouwelijke ceo's die je nooit hoort zeuren over glazen plafonds. Dus wie het weet mag het zeggen.
Sommige mannen worden zenuwachtig of zelfs gewelddadig van chickies. Misogynie komt voor, net als femicide. Vorig jaar werden in Mexico meer dan duizend vrouwen vermoord. Hun misdaad: vrouw zijn. Dat schijnt Speedy Gonzales wel eens te irriteren.
Dan is er de Incel-beweging. Incel is een afkorting voor onvrijwillig alleen. Incel-jochies geven meisjes van alles de schuld. Vooral omdat die knullen zonder van dattum door het leven moeten gaan. Om die reden richtten Canadese en Amerikaanse mannen in het verleden moordpartijen aan.
Het zal ze hoog hebben gezeten. Blauwtjes lopen moet je aan kunnen, ook meisjes gamen en die leuke buurvrouw kan gender-fluïde zijn. Maar Porn Hub is er ook, en een moeder kan zelfs online troosten. Dus ook zonder een kusje van Emma kan het leven toch heus wel zinvol wezen.
Zelf was ik getrouwd met een militant-feministische carrièrebitch die ooit begon als stewardess, en nu een leidinggevende functie bekleedt bij een multinational in Amsterdam.
We kregen een zoon, voor wie ik de zorg goeddeels op me nam, omdat ik freelancer was en kantoor aan huis had.
Aldus kon ik veel basale vader-dingen doen met mijn zoon. Zoals voor de televisie hangen en een pizza in de oven smijten in plaats van koken.
Niks ten nadele trouwens over het moederschap van mijn ex. Want als ze thuis was, was ze een toegewijde mamma die mijn zoon goede tafelmanieren bijbracht, naast een relativerende kijk op zijn vader.
Ze zeggen wel eens dat je als man positieve rolmodellen nodig hebt die je helpen vormen. Nou was mijn vader een stoere boer die niet eens een ei kon koken en nooit de afwas deed. Mijn moeder op haar beurt wist echt niet hoe je een acceptgiro moest invullen.
Haar vrouwbeeld leunde eerder op de Libelle dan op de Opzij. Mijn vader las De Boerderij en keek op zondag naar Das Aktuelle Sportstudio met Bundesliga-voetbal. Ik zag mijn ouders, en ik weifelde.
Dus leerde ik mezelf koken in mijn studententijd. Toen ervoer ik ook dat vrouwen zelfdenkende wezens met een eigen wil kunnen zijn. Met mijn dinnetje uit die tijd hoefde je echt niet de kachel aan te maken.
Ik doe nog steeds mijn voordeel met de lessen die ik toen trok. Want het is in diverse opzichten een tricky tijd om man te zijn. We leven in het #Me Too-tijdperk, een faux pas kan een interpretatiegeschil zijn.
Nou ging ik als enige thuis niet op dansles. Ik weigerde misdienaar te worden, en ik bleef maar zakken voor het rijexamen. Dus mij moet je niet vragen naar de binnenwereld of het behoeftevraagstuk van een vrouw. Ik verdwaalde er herhaaldelijk in. Ook daarom blijf ik tot de dood alleenstaand, denk ik.
Je zal tegenwoordig maar puber of jongvolwassene zijn, en het gladde ijs van de vrouwelijke toenadering moeten betreden.
Ik bedoel: hoe pak je dat aan? Hoe maak je een vrouw het hof zonder de verdenking een seksistisch zwijn te zijn uit de categorie Geer & Goor? Een vleiende opmerking maken over het uiterlijk van een vrouw, kan dat nog? De deur voor haar openhouden, is dat not done?
Persoonlijk tast ik in het duister. Ik zou me op een afspraakjesforum kunnen presenteren als hunk die weet wat houthakken is, die een tractor kan besturen en die in het leger een jaar lang diverse vuurwapens leerde hanteren.
Maar hoe geloofwaardig is een invalide met een Ramboverhaal? Dus houd ik mijn mond maar. De Venus-factor van vrouwen is me sowieso altijd wat vreemd geweest. Het prinsesje in mezelf moest ook aan bod komen. Niet voor niets leef ik duurzaam ontwricht gescheiden.
Voor alle duidelijkheid: ik was niet altijd een heilige, als het om de liefde gaat. Ik denk dat ik richting de paar vrouwen die ik mocht kennen zo'n beetje alle stommiteiten beging die een Regular Joe in huis heeft.
Maar ik troost me met de gedachte dat ik nooit een vrouw heb aangerand, of erger, en dat ik de vrouw perfect gelijkwaardig probeer te achten aan het man. Dat zij aldus een ambigue omen voor me zal blijven, is de prijs die je dan betaalt.
Maar ik ben, mijn solitaire staat ten spijt, niet van ijzer. Arthur Schopenhauer schreef: 'De enige man die echt niet zonder vrouwen kan leven, is de gynaecoloog.'
Zelf ben ik ook zo. Heimelijk ben ik verliefd op alle vrouwen die ooit iets voor me deden. Ergens is dat de mooiste vorm van liefde, Platonische bewondering op afstand, zonder enige verwachting te koesteren, en daar genoegen mee nemen.
Maar de betrokken vrouwen zijn of overleden, ze wonen op een ander continent of ze willen me niet meer kennen. Ben ik op m'n 55ste toch een echte bush crafter zonder matras geworden.
Foto: Peter Fonda overweegt een salvo in Once Upon A Time In The West.
0 notes
Text
Tanden
"Ik ben vroeger een lange tijd depressief geweest." Legde ik uit aan de tandarts.
Zo genant om te vertellen. Ik weet zelfs niet goed waarom ik het zei. Ik had even makkelijk iets kunnen verzinnen.
"Toen wastte ik me soms maanden lang niet. En mijn tanden... Ja... Mijn gebit is toen beginnen achteruit gaan en sindsdien heb ik er elk jaar last mee."
En het was al half gelogen. Zo doen alsof het in het verleden ligt. Alsof ik niet elke dag tegen diezelfde zwaartekracht vecht. Maar ik weet niet wat anders zeggen. Ik weet vaak niet hoe ik mezelf kan verklaren, verantwoorden, aan anderen. Ik ben gewoon een ramp.
Langs de andere kant, is het misschien één van de enigste waarheden die ik deze week tegen een andere ziel verteld heb. Het is zo. Hoe stom het ook klinkt. Als je niet wilt leven, dan wil je ook je tanden niet poetsen. Je hoopt dan dat je tanden gaan rotten en dat je er in stikt. En met genoeg kwade wil, wordt je wens jaren later uiteindelijk vervuld.
Ze zei iets aanmoedigend, denk ik. Daarna zei ze: "Er zit niets anders op. Ik kan die tand niet meer redden. Hij moet getrokken worden. De barsten gaan tot onder het tandvlees en de gaten zitten tot op het bot."
Ik schoot meteen in de lach. Het was sterker dan mezelf. Wie heeft er nu tand cariës "tot op het bot"?! Dat is hilarisch. Ik dus. Godmiljaar. In mijn verbeelding kon dat gat zich nog zich dieper en dieper boren. Mijn bovenkaak in tot in mijn hersenen. Niet dat ik daar geen gaten genoeg had.
Ik verontschuldigde me voor zo te lachen.
"Geen probleem!" Zei ze. "Het is jouw... Situatie. Goed dat je het zo positief kan opvatten. Als ik er zo naar kijk zou het eigenlijk enorm veel pijn moeten doen. Dus de zenuwen zijn waarschijnlijk al afgestorven."
Ze drukte vloeibare stikstof tegen mijn tand. Ik voelde niets. Karma van altijd op iedereen's zenuwen te werken misschien. Nu zijn de mijne gesprongen.
Sorry slechte grap. Alles in het leven is een slechte grap. Maar je bent een slechte komiek als je niet nog steeds met alles probeert te lachen zo lang je dat kan.
"Het is wel jammer." Zei ze serieus "Zeker omdat je nog zo jong bent. Het is beter als mensen van onze leeftijd nog steeds gezonde tanden hebben. Dit soort problemen komen normaal pas later in het leven."
Onze leeftijd? Zijn wij dezelfde leeftijd? Ik vergeet soms dat ik niet meer een kind ben. Dat ik een grote mens ben net als de rest. Ze was inderdaad jong en ze had mijn gegevens met mijn geboortejaar in haar gammel computersysteem staan. Het zal dan wel zo zijn. Op papier toch. Maar iemand van ons was duidelijk veel volwassener dan de andere. Op zijn minst heb ik dan toch een héél volwassen gebit. Dat balanceert het wat.
Ik had waarschijnlijk moeten luisteren naar haar oprechte woorden over mijn gezondheid, en hoe belangrijk het was dat ik ophield met dit soort bullshit (al verwoordde ze dat zo niet). In plaats van mentaal te blijven hangen bij het wonder van onze gelijke leeftijden. Maar dat terzijde.
Ze legde een schaaltje met instrumenten op mijn borst. Het bleef daar liggen. Dat had ze nog al eens gedaan, maar ik vond het deze keer nodig om er iets over te zeggen.
"Doe je dat altijd?" Vroeg ik.
"Ja."
"Schuift dat er nooit af?"
"Nee hoor."
"Ook niet bij vrouwen?"
"Wauw, wat een uitstekende manier om duidelijk te maken dat je een eenzame maagd bent die niets van borsten weet!" Zei ze.
Oké, ik lieg. Dat zei ze niet. Dat zei mijn brein tegen me een microseconde nadat ik de vraag stelde.
"Nee hoor." Zei ze.
"Dat was een domme vraag van me." Gaf ik luidop toe.
Ik ben alweer vergeten wat ze daarop zei, maar daarna wrong ze wijselijk haar instrumenten mijn mond terug in zodat ik niets meer kon zeggen.
Vaarwel rotte tand! Één van de vele delen van mezelf die ik zonder reden verwaarloosd heb. Wees getroost want je bent niet de eerste en je zal ook niet de laatste zijn. Een deel van me zal je missen en sterk overwegen om mijn tanden beter te poetsen. Een ander deel van me zal 's avonds laat chocolade eten in bed. Sommige tanden mogen een goed leven leiden. Andere tanden komen in den deze zijn bakkes terrecht. C'est la vie.
#schrijfsel#nederlands#schrijven#schrijver#gedachten#schrijversvantumblr#tanden#tandarts#humor#vlaams
0 notes
Text
In het restaurant ben ik niet de eerste die zich gereed maakt voor vertrek. Een jonge Poolse hangt een paar compacte tassen aan haar racefiets. Ze rijdt richting de haven, maar daar is alleen nog water, geen weg naar Szczecin, voor zover ik weet. Het is rustig, het is maandag, het is grijs en fris. Het wegdek is goed, de weg een beetje saai. Rechttoe rechtaan, door een bos van naaldbomen. Mijn gedachten verdwalen er eerder dan ikzelf. Naar mijn neefje Paul en zijn eindexamen, naar het nog steeds lege muizenvalletje dat Joos heeft geplaatst, naar ja, naar flarden van vroeger, naar het bridgen dat weer komen gaat. Een fiets nadert, de eerste, ik heb tien kilometer afgelegd. Het is de Poolse, ze schiet me voorbij, nog even zie ik haar roze shirt en dan is ze weg. Daarna is er niemand, kilometers lang. Het wegdek verandert, van bospad naar glad asfalt, hobbelige betonplaten en grijs grind. Vooral heel veel kilometers grijs grind. Het pad loopt langs het meer over een dijk. Het land is vlak en er zijn zat mooie uitzichten, maar het is niet gemakkelijk om opzij te kijken, het pad vraagt alle aandacht. Zestien kilometer afgelegd en ik haal een man op een zwaar bepakte fiets in en hij mij weer als ik even later stop voor een paar foto‘s. Dat stuivertje wisselen is het meest afwisselende. Na 25 kilometer zijn er vier tegenliggers. Het grijze grind knarst onder de wielen. Hoeveel lawaai dat voortdurend maakt ervaar ik pas, als ik weer over een stukje asfalt rijd. Het dorp Lubczyna heeft wel een kleine jachthaven, maar geen open café. Aan de dijk zelf is geen plek om te rusten, die vind ik iets verderop, bij een sluisje. Naast het sluishuis, met een opschrift waarvan ik niet weet of het Pools is of misschien toch Nederlands, vind ik een plekje in het gras en kan ik een opkomende hongerklop voorkomen. Het grijze grindpad heb ik verlaten, nu razen om me heen auto’s en vrachtwagens. Fietspaden staan soms goed aangegeven, dan is het weer raadselachtig hoe ik verder moet. Maar het lukt, ik steek de Oder over en vind mijn stek voor de komende twee dagen in Szczecin, voorheen Stettin, een grote havenstad. Vroeger Duits, nu Pools ook al ligt het ten westen van de Oder, om te voorkomen dat Berlijn na de oorlog nog toegang tot een haven had. Door Szczecin loopt letterlijk een rode lijn. Die voert je langs verschillende bezienswaardigheden. Dat is misschien wat voor morgen. Ik kom nu door een flink stadspark en loop langs een kerk, waar net mensen naar buiten komen. Rozenblaadjes op straat, er is iets feestelijks gaande, vermoed ik. Ik gluur even binnen. Allemaal banken. Op de hoek van de volgende straat is een dienst in volle gang, aan de overkant van die straat staat nog een kerk. Het is Polen en het is katholiek. Om iets te eten ga ik naar Koreaans restaurant. Zonder bier, het is niet anders. Ik fietste 60 kilometer
View On WordPress
0 notes
Text
Samenvatting Mazzel Tov
Mazzel Tov – Margot Vanderstraeten
Samenvatting:
Deel 1 – 1987 tot 1993.
In deel 1 leren we eerst de hoofdpersonage Margot kennen. Ze is op dat moment een student aan de Universiteit van Antwerpen als een tolk. Ze specialiseert in de talen Frans en Spaans. Margot zoekt naast haar studies ook een job die haar huur kan betalen. En zo beland ze bij de familie Schneider. Een modern Joodse familie die nood heeft aan hulp voor de opvoeding van hun kinderen. De familie spreekt thuis namelijk geen Nederlands en de kinderen hebben hulp nodig voor hun huiswerk en school taken. De familie had daarvoor al meerdere mensen moeten wegsturen door het cultuurverschil als een Joodse familie. De eerste ontmoeting met meneer Schneider was voor Margot ook effe wennen, maar ze had geen ander keus. Ze betaalden goed en ze vond het fijn om met kinderen te werken. Echter was het wel aanpassen aan de cultuur en religie, want ze kon niet zomaar elke dag komen. In de joodse religie heb je namelijk Shabbat die op vrijdag namiddag begint, er zijn ook specifieke regels die ze op die dagen moeten volgen. De eerste weken was het dus niet makkelijk voor Margot, want ze moest zeer respectvol overkomen. De familie Schneider had in totaal 4 kinderen: Simon, Jokov, Elzira en Sara. De eerste en laatste kinderen hadden niet de behoefte aan hulp omdat ze al of oud genoeg waren of nog niet naar school gingen. Maar daarentegen moesten Jakov en Elzira wel hulp krijgen voor hun schoolwerk, vooral Elzira omdat ze een ziekte had die ervoor zorgde dat haar hand trilde. Ze kon hierdoor niet mooi schrijven en dat zorgde voor problemen bij haar schrijf- en leesvaardigheid. Door de jaren heen bleef Margot elke week komen helpen. De familie Schneider beschouwde haar als een extra familielid. Margot leerde over de jaren heen ook alle regels en religieuze dagen kennen. Haar relatie met Elzira en Jakov werd alsmaar beter en beter. Beide kinderen hadden haar nodig om over dingen te kunnen spreken die niet te maken hadden met hun religie, gewoon om over normale zaken te kunnen spreken. Daarnaast leerde Margot Elzira ook andere zaken aan, zoals fietsen. Dat klinkt heel normaal om als ouder aan te leren aan je kind maar dat was geen prioriteit voor de ouders. Het eerste deel eindigt wanneer Elzira was afgestudeerd en naar Israël zou verhuizen voor haar studies. Hierbij eindigde het werk bij de familie Schneider voor Margot ook. Ze hield nog steeds contact met de familie Schneider, maar het was niet zoals vroeger.
Deel 2 – 1994 tot 2000.
Margot leeft verder in Antwerpen en heeft al een vast baan gevonden. Zij en Elzira sturen elke week elkaar een brief om toch in contact te blijven met elkaar. Elzira schrijft over haar leven in een joods land en hoe dat voelt om alleen met joodse mensen omringd te zijn. Margot schrijft ook over haar leven hier in Antwerpen, maar meestal geeft ze gewoon advies aan Elzira. In de zomer van 1994 nodigt de familie Schneider Margot uit naar Israël. Margot heeft zich na haar ontslag bij de Schneiders meer laten interesseren door de joodse cultuur. Ze is erover meer beginnen lezen. Ze werd dus uitgenodigd om langs te komen en echt te voelen hoe het in Israël gaat. Ze had een slaapplekje gekregen bij de oudste zoon Simeon en haar vrouw, hun huis lag in een heel orthodoxe joods wijk. Margot vond het heel interessant en eng tegelijkertijd. Ze zag amper vrouwen op de straat. Later die week zouden Elzira en Jakov ook langskomen bij Simeon om Margot te zien. Ze vond het een zeer fijne avond om Elzira en Jokov weer te kunnen zien na al die jaren, ze hadden die nacht ook veel gebabbeld. Zeker over het huwelijk van Elzira met een Amerikaanse jood uit New York, waarmee ze later dit jaar zou trouwen in België. Deel twee eindigt ook met de trouw van Elzira. Het was echt een zeer mooi feest, en nadien zou ze in New York gaan leven met haar man.
Deel 3 – 2001 tot heden.
In deel 3 gaat het meer over het leven van Elzira als een getrouwde jood. Margot was op dat moment op vakantie in Amerika met haar vriend. Ze zou Jakov die destijds ook daar leefde hebben opgeroepen om af te spreken. Uiteindelijk is het gelukt en hebben ze elkaar gezien. Ze hebben met Elzira niet kunnen afspreken omdat ze aan de andere kant van de stad leefde en bezig was met andere zaken voor haar kinderen. Maar juist voor haar vertrek terug naar België, krijgt Margot een oproep van de man van Elzira die haar vriendelijk vraagt om een weekje te logeren bij hen omdat Elzira een zware operatie is ondergaan. Margot accepteert de uitnodiging en blijft een weekje bij Elzira logeren. Beide vrouwen vonden het zeer fijn om met elkaar te kunnen zijn. Margot vond het ook zeer fijn want ze kon eindelijk met de kinderen van Elzira zijn en hun leren kennen. Na dat weekje is Margot weer terug naar België gevlogen. Haar vriendschap met Elzira is toen ook beter geworden en belden elkaar minstens een keer in de week. Zo eindigt het boek ook. En vandaag de dag houdt Margot Vanderstraeten nog steeds contact op met de Familie Schneider, die haar vaak uitnodigden op feestdagen en andere joodse evenementen.
0 notes
Text
EN ALLEEN DE VOGELS VLIEGEN...
Er zit al dagen een liedje in mijn hoofd;
Het wil er maar niet uit;
“En alleen de vogels vliegen van Oost naar West Berlijn
Worden niet teruggefloten, ook niet neergeschoten
Over de muur, over het ijzeren gordijn
Omdat ze soms in het westen, soms ook in het oosten willen zijn
Omdat ze soms in het westen, soms ook in het oosten willen zijn”
Mijn man was de afgelopen week in Berlijn, misschien was dat de trigger.
Of misschien was het een video op het nieuws die ik zag waarin mensen uit Oost en West Jeruzalem hun visie gaven op de vreselijk oorlog die daar is uitgebroken.
Ik ben aan het wandelen met onze honden. Het is mooi weer. De zon schijnt. De honden hebben het naar hun zin.
Mijn gedachten dwalen af naar mijn jeugd. Ik groeide op in het meest langgerekte dorp van Nederland; Andijk. Het ligt aan de rand van het IJsselmeer en is ongeveer tien kilometer lang.
In Andijk woedde ook een stille oorlog. Gebaseerd op geografie en religie. Ik hoorde bij de Westers. Westers hadden hun eigen dorpshuis, hun eigen voetbal- en handbalvereniging, hun eigen kerk.
Van mijn moeder kreeg ik mee dat Westers goed waren. Oosters daarentegen waren raar. Ze mochten op zondagen niet met de auto, droegen hoedjes en zwarte kousen. Ze moesten elke dag een paar keer bidden. Als Wester ging je niet met Oosters om. Want Oosters waren raar.
Oosters hadden ook een dorpshuis en een voetbalvereniging. Er waren meerdere kerken; hervormd, gereformeerd en een die volgens mijn moeder de ‘zwarte kousen-kerk’ heette. Of misschien was dat wel de gereformeerde kerk, ik had geen idee.
Op de basisschool waar alle Westers naar toe gingen, was wel aandacht voor de (Katholieke) kerk maar wij hoefden thuis niet te bidden en gingen eigenlijk alleen maar met kerstmis naar de kerk.
Ik herinner me een fietstocht die mijn beste vriendinnetje Ingrid en ik ooit maakten. We hadden als lunch zure lappen mee, trekdrop en een flesje limonade. Als onze benen moe werden van het trappen, pauzeerden we op de dijk. Tussen de schapen. We keken uit over de lange Dijkweg waar maar geen einde aan leek te komen.
We begonnen ons, na de zoveelste pauze, af te vragen waar we waren. We moesten toch al minstens op de weg naar Lelystad zitten?
We besloten een oudere vrouw die de was aan het ophangen was, te vragen in welke stad we waren. Van haar antwoord vielen onze monden open: “Nôh moisie, dut sal ik je dr es goed uitlegge. Jullie benne hier in Andoik!”
Ergens was dat niet gek, we reden tenslotte nog steeds langs de dijk. Aan de andere kant verraste het ons ook. De huizen en de mensen zagen er namelijk nog steeds hetzelfde uit als onze eigen huizen en onze eigen moeders. Dat zou niet moeten kunnen als zij Oosters waren en wij Westers toch?
Elke zomer gingen we bollenpellen bij de echtgenoot van de kleuterjuf. Zij woonde in de polder. Een soort ‘niemandsland’.
We hadden altijd de grootste lol met iedereen die daar werkte. Nooit heb ik me afgevraagd wie nou Westers en wie Oosters waren.
Op een dag hoorde ik twee meiden, waar ik inmiddels goed bevriend mee was geraakt in de bollenschuur, praten over hun weekend. Ineens realiseerde ik me, dat zij Oosters waren!
Maar… hoe kon dat? Ze waren aardig, we hadden dezelfde interesses. Aan de muren van onze slaapkamers hingen dezelfde posters van popsterren en filmacteurs, we zongen even hard mee met de top veertig- liedjes die uit de oude radio achter onze rug schalde. Waarom liepen ze niet met zwarte kousen aan, waarom droegen ze geen hoeden? Waarom moesten zij niet bidden voor de lunch?
Ik raakte ervan in de war.
Ik ontdekte dat blijkbaar alles wat ik vroeger geloofde, niet waar hoefde te zijn. We waren allemaal tieners. Allemaal Andijkers ook.
Vorige week had ik een goed gesprek met een Libanese man, een vaste bezoeker van ons taalcafé. Hij zag er grauw uit, alsof hij al dagen niet had geslapen. Hij vertelde mij dat hij zich enorm veel zorgen maakte over zijn familie die vlak bij de grens met Gaza woont. De oorlog lijkt zich uit te breiden naar zijn land en zijn familie is niet langer veilig.
Hij vertelde me dat hij, net als ik eigenlijk, was opgevoed met het idee dat de Palestijnen anders waren. Minder. Raar. De haat was, net als bij mij in Andijk, al generatie op generatie doorgegeven in de opvoeding.
De man vertelde me dat hij, sinds hij zelf vader is van drie heerlijke jochies, toch anders kijkt naar de Palestijnen. Ook Palestijnen hebben heerlijke jochies, ook Palestijnen zijn liefhebbende vaders die er alles voor over hebben om hun kinderen veilig groot te brengen.
Hij zei: “Als we niet op zoek gaan naar de verbinding in plaats van naar de verschillen, komen we er nooit uit en zal de oorlog voortduren en vele levens kapot maken, aan beide zijden.”
Ik kreeg er kippenvel van en in mijn ooghoek brandde een traan.
Ik hoor een van mijn honden blaffen en ben in een seconde weer terug in het hier en nu.
Zoals honden van verschillende rassen heerlijk samen kunnen spelen. Zoals kinderen van allerlei achtergrond allemaal achter dezelfde voetbal aanrennen op het schoolplein.
Zoals mensen uit verschillende landen met elkaar kunnen praten en lachen bij ons op het taalcafé.
Zo zou het moeten zijn tussen de bevelhebbers van Hamas, Israël en de Palestijnen.
Ook zij zouden in staat moeten zijn te zoeken naar de verbinding in plaats van naar de verschillen.
Ze zijn Westers. Of Oosters. Allemaal anders, maar toch ook allemaal hetzelfde.
1 note
·
View note
Text
HET DRENTHE VAN KARIN BROEKHUIJSEN ANDERMAAL OP DE PLAAT GEZET
Het is vandaag de dag amper voor te stellen. Dat de provincie Drenthe vroeger meer water was dan land. Voordat er bewoning was waren de uitgestrekte velden zompig moeras. Een enkele in de ijstijd door opstuwing ontstane heuvelrug, ontstaan in de ijstijd bleek maar bewoonbaar. Het was de verbinding tussen zuid en noord, de enige toegangsweg door de woestenij. Nu ligt de provincie er droog bij en lijkt minder waterrijk dan Friesland of als het Land van Maas en Waal dat zijn. Maar schijn bedriegt. Nadat de moerassen werden verveend en afgegraven, zijn er tal sloten, vaarten en kanalen aangelegd. Enkel tot doel het overtollige water weg te laten stromen en de gewonnen turf vandaar af te kunnen voeren. Drenthe had destijds zelfs een zeehaven, de vierde van Nederland in grootte en betekenis. Door de verandering in het klimaat wil men echter maar graag het water in de provincie houden en wordt er aan gerichte beheersing gedaan. Dat is in een notendop waar het in de uitgave "Drenthe Waterland" om gaat. Duidelijk te maken dat Drenthe wel degelijk een waterrijke provincie was en nu ook weer wil worden.
De uitgave van Koninklijke van Gorcum is in de eerste plaats een fotoboek. Het zoveelste in de reeks van fotograaf Karin Broekhuijsen over 'haar' provincie. Daarmee bewijst ze eens te meer een scherp oog te hebben voor romantiek en werkelijkheid, beleving en gevoel. Ze weet de mooiste plekjes in de natuur te vinden. Locaties die over het algemeen verborgen blijven, omdat ze afgelegen en nauwelijks bereikbaar zijn. Niet om een toeristische almanak te hebben, een VVV folder om de provincie te promoten. Hoewel het boek niet zal misstaan in het schap van de ANWB winkel, is het doel de schoonheid van Drenthe onder de aandacht te brengen. Zonder de mensen in grote stromen over de heide te laten banjeren, maar om thuis op de bank te genieten van flora en fauna. De nevel over de velden en de sloten in de vroege winterochtend, de stralen van de ondergaande zon langs het hunebed in de late zomeravond.
Vincent van Gogh was in zijn tijd, we noteren 1883, al helemaal lyrisch van Drenthe. “Drenthe is zóó mooi, zoo zeer pakt het me algeheel in en voldoet mij absoluut dat ik, indien ik niet voor altijd hier kon zijn, ik liever ’t maar niet gezien had. Het is onbeschrijfelijk schoon.” En omdat het zo onbeschrijfelijk schoon is zet Karin Broekhuijsen het op de gevoelige plaat en maakt de lezers van haar boeken deelgenoot van wat Vincent ooit zag. Er is in die eeuw veel veranderd en niet altijd ten voordele van de provincie. Maar het provinciebestuur, de waterschappen, Staatsbosbeheer en het drinkwaterbedrijf proberen de oude waarden in een nieuwe schoonheid om te vormen. Drenthe bleef in de volksmond achtergebleven gebied, waar het goed toeven en verpozen is bij het hunebed in het bos en bij de schaapskudde op de heide. Juist doordat Drenthe voor bewoning minder in trek was, heeft de natuur zich daar weten te handhaven. Is er van de oorspronkelijke grond en begroeiing weinig overgebleven, de provincie heeft toch de uitstraling van woest en ledig behouden.
Prachtige foto's worden afgewisseld met informatieve teksten over het ontstaan van Drenthe, het watersysteem, de kansen en bedreigingen. Aan de hand van de foto's zou je willen dat de schoonheid eeuwigdurend is. Dat de dadendrang van de mens niet meer kapot zal maken dan dat het al heeft gedaan. Dat de natuur de kans krijgt zichzelf te herstellen. Dat de mens niet langer de wil heeft alles naar zijn hand te zetten, maar in de natuur de ware meester ziet. Meteorologen Reinout van den Born en Grieta Spannenburg, de vaste auteurs in de boeken van Broekhuijsen, weten duidelijk uit te leggen hoe het zat en verder moet met Drenthe als Waterland. Door wetenschappers en ter zake kundige mensen aan het woord te laten wordt mij duidelijk hoe de provincie ervoor lag, hoe de mens erin heeft gewerkt en op welke manier de oude waarden terug in de streek gebracht kunnen worden. Niet omdat vroeger alles beter was, dat natuurlijk ook, maar om de waterbeheersing in en voor de toekomst te waarborgen.
Al het water in Drenthe komt van boven. Er komen geen grote rivieren in uit die water van elders aanvoeren. Er zijn geen grote meren waarin water zich vermeerdert. Alles wat er is komt door neerslag - regen, hagel en sneeuw. In het verleden is er water van onder gekomen. Opgestuwd door de krachten van de aarde. De pingoruïnes zijn daar nog de stille getuigen van. Door beregening raakte de heuvelrug als een spons verzadigd en werd het water op natuurlijke wijze afgevoerd door kleine rivieren naar plekken elders, buiten de provincie. In de tijd van de vervening werden deze meanderende stromen recht getrokken en nieuwe kanalen gegraven. Nog steeds werd dus het water niet behouden voor de provincie zelf. Pas in de tegenwoordige tijd beseft men dat het water in de provincie moet blijven als voorraad voor minder waterrijke jaren.
Voor dag en dauw is Karin Broekhuijsen in het Drenthse veld te vinden om er de meest prachtige platen te kunnen schieten. En is op die ene dag het perfecte plaatje niet voorhanden, dan komt ze op een andere dag terug om de juiste sfeer wèl te kunnen pakken. Broekhuijsen is zo'n fotograaf die urenlang kan zitten wachten om het juiste en meest tot de verbeelding sprekende moment vast te leggen. Ze is een perfectionist en neemt geen genoegen met enkel documentatie van de provinciale luister. "Met haar boek helpt Karin de bewustwording rondom water te vergroten", schrijft woordvoerder WMD Drinkwater Andries Ophof in zijn voorwoord. "Door de lens van haar camera ziet ze details die je normaal niet ziet. En dat alles legt ze vast." En ik kan er van genieten.
Met scherp oog voor schoonheid heeft Karin Broekhuijsen het water, de waters, van Drenthe opgezocht. Vooral om in het boek duidelijk te maken dat water belangrijk was en is voor de provincie. Belangrijk was en is voor het land. Niet enkel voor Drenthe kan zo een uniek boek worden samen gesteld. Iedere provincie kent de rijkdom in en om het water. Maar Drenthe heeft Karin Broekhuijsen die deze pracht en praal weet te ontdekken en vast te leggen. En niet alleen de zonnestralen in de bossen, de mist boven de sloten, de spiegeling en schittering in het water, de wolkenpartijen in de lucht maken de sfeer. Ook gaat de fotograaf door de knieën en ziet de kleine wonderen op de grond, slangen, kikkers, padden, bovisten. Ze richt haar lens weer omhoog en pikt de buizerd, de ransuil, de kiekendief en de vlinder uit de lucht. Het is alom leven en vertier in de natuur van Drenthe. Voor wie er oog voor heeft. Bij de foto’s van de wilde narcis, de dotterbloem, het blaasjeskruid, de bosanemoon en klokjesgentiaan komt de wilde geur van het land me bijna in de neus. Terwijl de vogels kwinkeleren, de koeien loeien en de bijen zoemen.
De platen van Broekhuijsen brengen de werkelijkheid zo waar in beeld dat, wanneer ik mijn ogen sluit, ik dagdroom dat ik langs de rietkragen struin, over de slootjes spring en een zachte motregen op mijn gelaat voel. De geur van het bos en het veld hangt tussen de bladzijden. Maar niet alleen de realiteit zet de fotograaf vast, ook registreert zij het gevoel op die plek. De emotie gevoeld in deze natuur. Het is haar leefomgeving, haar beleving van deze provincie die ze haarscherp op mij overbrengt. En ook ziet zij dat die natuur in elke schoonheid abstract kan zijn. Het is met geen pen te beschrijven, hoewel ik er nu dus toch een groot aantal regels en zinnen aan gewijd heb. Maar het zijn er teveel, de schoonheid moet gezien worden en niet beschreven. Daarom zijn er de fotoboeken van Karin Broekhuijsen om die natuurlijke rijkdom verder te brengen dan de grenzen van de provincie Drenthe.
Drenthe Waterland. Fotografie Karin Broekhuijsen. Teksten Reinout van den Born en Grieta Spannenburg. Voorwoord Andries Ophof. Drentse bijdrage Renate Snoeiing. Loflied op Drenthe: Martijje. Uitgave Koninklijke van Gorcum, 2023.
0 notes
Text
Siska Schoeters: 'Mijn nieuwe lief ziet ook het kleine Siskaatje.'
"Vroeger zette ik vaak een franke teut op. Ik wilde zien hoever ik kon gaan." Ook vandaag spreekt Siska Schoeters (42) nog vrijuit. Over de VRT, de kracht van therapie, haar nieuwe relatie en haar zelfbeeld. "Ik kan eindelijk zeggen dat ik mezelf graag zie."
"Hier zijn geen speeltuinen", zegt Siska Schoeters, twijfelend tussen verbazing en verontwaardiging. We staan op de Oosteroever in Oostende, een door immogoeroes geannexeerde stadswijk met wandelpromenades, groenzones, winkels, restaurants en luxe-appartementen. Maar zonder waarneembare speeltuinen, dus. "Kan je dat nu geloven? Een speeltuin is toch het eerste wat je als projectontwikkelaar op papier zet?" Ik heb nog geen vraag gesteld en de moederziel van Siska Schoeters gloeit al op in de avondzon. Dat schiet lekker op.
We wandelen over de Hendrik Baelskaai, de wind herschikt haar haren, de zeelucht zet haar gedachten op nul. "Toen ik daarnet uit mijn auto stapte, hoorde ik het gekrijs van meeuwen en het geklapper van kabels tegen de masten van zeilboten. Ik had meteen een 'yes, ik ben er even helemaal tussenuit'-gevoel. Dat had ik niét toen ik onlangs in de Oostkantons was. Verschrikkelijk vond ik het daar. Er was geen ziel te bespeuren, het leek wel suicide country. De natuur in de Oostkantons is prachtig, maar ik moet mensen kunnen zien. En het liefst van al mensen die niét op een incestueuze manier verwekt zijn." (lacht)
In restaurant Storm, de gastronomische parel van de Oosteroever, bestelt ze zonder verontschuldigende proloog een alcoholvrij aperitief. "Ik ben aan mijn tweede tournée minérale van het jaar bezig. Mijn lever had bijna een eigen postcode nodig. (lacht) Nee, dat is niet waar. Het wordt gewoon een drukke zomer, en een maand geen alcohol drinken helpt me om in te vorm zijn." Ze neemt een slok van haar drankje en zegt: "Mm. Hier wat gin bij, dat zou lekker zijn."
Siska Schoeters doet haar reputatie alle eer aan: stoute kwek, klaterende lach, ogen die poëzie doen opborrelen, woorden die in mitrailleurtempo haar mond verlaten en zelfs op de meest dorre plekken humor vinden. Ze is de heldin van vrouwelijk en minstens de helft van mannelijk Vlaanderen. Volmaakt genoeg om naar op te kijken, onvolmaakt genoeg om je mee te identificeren. Een vrouw die voor eeuwig en één dag een meisje zal blijven, zij het wel één met behoorlijk wat alfatrekjes.
Negen jaar geleden ontmoette ik haar voor het eerst. Terwijl we ons bogen over de lessen die het leven haar geleerd had, deed ze haar beruchte 'kleine fuckers'-uitspraak: "Het mooiste moment van de dag is toch vaak het moment waarop je je kinderen in bed legt en denkt: Yes! Ik ben voor minstens zeven uur van die kleine fuckers verlost." Omdat Vlaanderen even niks beters te doen had, werden haar woorden wekenlang op de morele weegschaal gelegd. Sommigen prezen haar eerlijkheid, anderen veroordeelden haar hardvochtigheid. Om de geleden imagoschade alsnog te vergoeden, stel ik voor dat ze Lucien en Minnie, de fuckers in kwestie, een alinea lang de hemel in complimenteert.
"Ik heb absoluut fenomenaal geweldige kinderen. (lacht) Lucien is nog maar dertien, maar kent zichzelf al beter dan ik mezelf op mijn dertigste kende. Hij is erg gevoelig, maar weet heel goed dat dat ook zijn kracht is. En Minnie staat superenthousiast in het leven. Zelfs van onze gezamenlijke uitstapjes naar de Colruyt maakt ze een feest. Met z'n drieeën hebben wij een heel eenvoudige filosofie ontwikkeld: 'Laten we overal een strik rond doen. Dan lijkt het leven iets meer op een cadeau.' Dat credo werkt voor ons. Al zijn er uiteraard ook dagen waarop we het leven géén cadeau vinden."
Moeders worden niet zelden de grootste critici van hun eigen moeder. Voedt ze haar kinderen wezenlijk anders op dan ze zelf is grootgebracht? "Laat me vertellen wat ik qua opvoeding van mijn ouders heb overgenomen. Dat duurt minder lang. Maar dat laatste moet je niet schrijven. (lacht) Waar ik mijn vader en moeder dankbaar voor ben, is dat ze van hun kinderen plantrekkers hebben gemaakt. Wij moesten altijd iets nuttigs doen. Lang in bed blijven liggen, werd tijdverspilling genoemd. Daardoor heeft het lang geduurd voor ik mij op vakantie kon ontspannen. Ik vroeg mij altijd af: heb ik dit wel verdiend, heb ik er wel hard genoeg voor gewerkt? Ik probeer Lucien en Minnie wat minder calvinistisch op te voeden. Natuurlijk moeten ze zich nuttig maken. Maar ze hebben ook recht op plezier."
Een paar alcoholvrije teugen later: "Mijn ouders hebben alles gedaan wat in hun mogelijkheden lag. Maar het heeft mij wel een klein appartement aan therapie gekost om dat in te zien. Er is een tijd geweest dat ik alleen maar oog had voor wat mijn vader en moeder in mijn ogen verkeerd hadden gedaan. Pas na veel sofasessies heb ik de kwaadheid van me afgeschud en is er mildheid in de plaats gekomen. Ik hoop dat mijn broers en mijn zus op een dag ook dat punt zullen bereiken. Vergeven is niet gemakkelijk, maar het maakt je wel gelukkiger."
Vorig jaar overleed haar vader. Is alles gezegd wat er met de hete adem van de sterfelijkheid in de nek nog gezegd moest worden? "Mijn vader en ik hebben nooit intieme gesprekken met elkaar gevoerd. Waarom zouden we dat dan wel gedaan hebben toen hij op sterven lag? De avond voor hij gestorven is, ben ik nog bij hem op bezoek geweest. Al na vijf minuten had hij me weer op mijn paard gekregen. Zo ging dat nu eenmaal tussen ons. Ik heb er vrede mee."
Er wordt een millefeuille van zeebaars geserveerd, een uitstekend moment om Siska Schoeters te confronteren met de eerste zin uit haar Wikipedia-biografie: 'Schoeters werd geboren als de dochter van een groothandelaar in vlees.' Nadat ze is uitgelachen, zegt ze: "Vroeger was ik in ons gezin altijd het vleeseterke. Mijn vader vond dat geweldig. Maar nu eet ik, op wat rauw gehakt na, nauwelijks nog vlees. Ik ben blij dat we vanavond in een visrestaurant zitten."
In de voetsporen van haar vleesverwerkende vader treden, is nooit een optie geweest. Eenmaal bevrijd van het middelbareschooljuk trok Schoeters linea recta naar de afdeling Radio van het RITCS. Nog tijdens haar opleiding begon ze bij Studio Brussel De Afrekening te presenteren. En ondertussen werkt ze al eenentwintig jaar voor de VRT: nog niet genoeg voor een gouden horloge, maar wel voor één van de achttien exclusivi-teitscontracten die de VRT met haar populairste schermgezichten afsloot. Omdat ook bezitters van exclusiviteitscontracten niet zijn vrijgesteld van venijnige vragen, informeer ik of een openbare omroep niet beter exclusiviteitsprivileges zou uitdelen aan de toppers op haar nieuwsdienst.
"Misschien wel, maar ik beslis niet wie een exclusiviteitscontract krijgt en wie niet. Ik weet ook niet wat de mensen op de VRT-nieuwsdienst verdienen, laat staan of ze meer zouden moeten krijgen."
Wijlen Martine Tanghe, een onbetwist VRT-icoon, moest het stellen met een alles behalve marktconform ambtenarensalaris.
"Dat betreur ik, maar ik kon - en kan - daar weinig aan doen. Ik zit niet in het management van de VRT."
Anderhalf jaar geleden zei je: "Ik heb er vertrouwen in dat er bij de VRT slimme mensen aan het roer zitten." Is dat vertrouwen nog intact?
"Absoluut. Er werken momenteel veel vrouwen in de hogere regionen van de VRT: Lotte Vermeir, Lin Delcour, Els Van de Sijpe, Els Roovers, ... Allemaal mensen waar ik goed en graag mee samenwerk. Het is bon ton om te kakken op de VRT, maar het talent druipt er nog altijd van de muren."
Over de bekwaamheid van de directie van de VRT zijn de jongste tijd niettemin twijfels gerezen. Aan incidenten geen gebrek: er waren de ingrepen van ceo Frederik Delaplace in het zendschema, de getuigenissen over het angstbeleid van directeur content Ricus Jansegers, de mail van Frederik Delaplace waarin hij VRT'ers een spreekverbod oplegde, de ...
(snel) "Juist, we hebben een spreekverbod. Ik roep mijn spreekverbod in, your honour. Goed dat je het zegt."
Waar ik naartoe wil: heeft de turbulentie op de zevende verdieping van de VRT jouw arbeidsvreugde aangetast?
"Welnee. De VRT is een groot huis, ik ben maar een arbeider op de vloer. Ik kom aan, eet een broodje, doe mijn ding en ben weer weg."
Toen de uitzending van Het Proces Dat Niemand Wou - de documentaire over de zaak-De Pauw - plots werd uitgesteld, tekende je in een open brief nochtans mee protest aan.
"Natuurlijk. Die affaire maakte mij heel opstandig. Ik dacht: 'Wacht even, is er hierboven een clubje dat zomaar programma's uit het zendschema kan zwieren? Daar gaan we dan toch even iets over zeggen.' Ik vond het mijn verdomde plicht om die brief te ondertekenen. En in tegenstelling tot de rest van de wereld vond ik dat helemaal niet zo moedig van mezelf. De vrouwen die in de documentaire hun verhaal doen, die zijn moedig. In De Afspraak vroeg Goedele Liekens aan Bart Schols of ook hij de open brief had ondertekend. 'Nee', zei Schols. 'Uit zelfbehoud, ik durfde niet.' Dat vond ik jammer. Mannen mogen ook feministen zijn. Graag, zelfs."
Tegelijk bewijst de reactie van Bart Schols dat je op de VRT blijkbaar moet vrezen voor je job als je openlijk kritiek geeft.
"Wat had mijn baas na die open brief kunnen doen? Mij buitensmijten? Dán pas had ik mijn trompet bovengehaald. De beslissing om de uitzending van Het Proces Dat Niemand Wou uit te stellen, was fout, daar kunnen we kort over zijn. Maar dat neemt niet weg dat Frederik Delaplace ook goeie dingen heeft gedaan: de VRT heeft een enorme digitale inhaalbeweging gemaakt en er zijn veel jonge talenten op leidende posities gezet. In vergelijking met andere landen is de VRT nog altijd een uitstekende openbare omroep."
Zij het wel één die programma's maakt in opdracht van ministeriële kabinetten. Knappe Koppen, een nog uit te zenden reeks over Vlaamse wetenschap en innovatie, zou er gekomen zijn in overleg met het kabinet van Vlaams minister-president Jan Jambon. En Goed Gespeeld, je eigen programma over Vlaamse sportverenigingen, werd naar verluidt gemaakt op vraag van Vlaams minister van Onderwijs en Sport Ben Weyts. Zo dreigt de VRT een regeringszender te worden.
"Ik weet niet waar de centen voor onze programma's vandaan komen. Nogmaals: ik ben een maker. Zolang de VRT niet betaald wordt met geld dat afkomstig is uit de drugs- of kinderhandel, zal het mij aan mijn reet roesten hoe een programma gefinancierd wordt. Ik wil gewoon goeie radio en televisie maken. Zodat mensen zich na hun dagelijkse portie Gaza-ellende nog even kunnen ontspannen."
De avond valt sneller dan gedacht, ze haast zich met fotograaf Wouter Van Voren naar dijk en duin om zomerkiekjes te gaan maken. Belichting en visagie zijn overbodig, de ondergaande zon weet wel raad met fotogenieke mediafiguren.
Wanneer ze drie kwartier later uitgewaaid en wel opnieuw het restaurant binnentuimelt, is ze één en al monterheid. De blos op haar wangen is nog niet verdwenen wanneer ik, zoals gevraagd, een poging doe om de feminist in mezelf wakker te kussen.
Je kloeg onlangs over journalisten die jou als veertigplusvrouw naar je houdbaarheidsdatum vragen. Omdat ze zo het idee blijven voeden dat vrouwelijke veertigplussers in de media een anomalie zijn. Ik ben het met je eens, maar ...
"... je gaat me toch naar mijn houdbaarheidsdatum vragen?"
... misschien moet jij dan ook ophouden met tijdens interviews over je lichamelijke imperfecties te klagen. Want ook dat voedt een idee: dat vrouwen godinnen moeten zijn om in medialand te mogen meespelen.
"Jij denkt toch niet dat ik tijdens interviews zelf over mijn lichamelijke imperfecties begin? Het zijn jullie, de journalisten, die dat onderwerp telkens ter sprake brengen. 'Is je lichaam veranderd na de bevalling, Siska?' 'Maak je je al zorgen om de onvermijdelijke aftakeling, Siska? 'Zit je nog goed in je vel, Siska?'
Het staat je vrij om die vragen niet te beantwoorden, natuurlijk.
"Doe je nu niet een beetje aan victim blaming? Het zijn de journalisten die moeten ophouden met die onnozele vragen te stellen."
Uiteraard. Maar zolang ze dat niet doen, kan jij ook stoppen met ze te beantwoor-den. Om schrijver Bregje Hofstede te parafraseren: 'Je kan niet op de dwazen rekenen om de dwaasheid af te schaffen.'
"Je mag je nog zo voornemen om over bepaalde onderwerpen niet te praten, goeie journalisten zullen er toch in slagen om je er uitspraken over te ontlokken. Het is erg om te zeggen, maar voor vrouwen is het heel normaal geworden om tijdens interviews over hun lichaam te praten. We hebben namelijk nooit iets anders gedaan. Ik begin nu pas te beseffen: ik hoef daar eigenlijk niet over te praten."
Dat is precies mijn punt. Pas als vrouwelijkheid niet langer gelijkgesteld wordt aan jeugdige schoonheid, zal jij tijdens interviews geen vragen meer moeten beantwoorden over je zogenaamde houdbaarheidsdatum.
"Dat kan wel zijn, maar dan kan ik me vanaf nu in elk interview beginnen te verant-woorden. En ik weet niet of ze bij Story en Dag Allemaal zitten te wachten op een feministisch traktaat van Siska Schoeters. Ik maak me weinig illusies: zolang ik in het lichtere genre actief ben, zal ik altijd vragen voorgeschoteld krijgen à la 'Wat ga je deze zomer aantrekken, Siska?' Ik hoop dat Minnie de dag nog zal meemaken waarop vrouwen niet langer aan lichamelijke criteria moeten beantwoorden, maar zelf zal ik er niet meer bij zijn, vrees ik. Los daarvan: laat iemand anders over dit onderwerp maar eens lawaai maken. Ik heb al genoeg op de barricaden gestaan."
Ik pluk een denkbeeldige kruimel van het tafellaken en weet: er is nog werk aan mijn feminisme. Misschien moet ik protestlessen gaan volgen bij mevrouw Schoeters: haar innerlijke Jeanne d'Arc was de voorbije jaren inderdaad in bloedvorm. In 2021 kloeg ze de genderloonkloof op de VRT aan. Een jaar later riep ze Jan Vertonghen en Eden Hazard op om elkaar tijdens het WK in Qatar een lgbtq-vriendelijk kusje op de mond te geven. En vorig jaar liet ze van zich horen toen Natalia Druyts en Astrid Coppens in het VTM-programma Back To Reality alleenstaande moeders uitlachten. Van haar moeder moest ze vroeger tien keer haar tong omdraaien voor ze haar kwebbel opendeed. Dat advies lijkt met de jaren een beetje verdampt, zeg ik.
"Ik probeer op voorhand heel goed in te schatten hoe hard ik op mijn doos zal krijgen wanneer ik me ergens over uitspreek. Maar soms vind ik echt dat ik een punt heb. En dan is het mij de fallout gewoon waard. Al heb ik nog nooit iemand persoonlijk aangevallen. Integendeel: ik neem het altijd op voor mensen die zwak staan. Dat kan ik: ik heb veel volgers en een groot bakkes."
Veel volgers en een klein bakkes hebben, zou inderdaad niet zo efficiënt zijn.
"Dan ben je gewoon een influencer." (lacht)
Wanneer beslis je: hierover wil ik mijn stem laten horen?
"Wanneer ik verontwaardigd ben. Ik heb echt niks tegen Astrid en Natalia. Maar over een tv-programma, dus ook over Back To Reality, wordt minstens driehonderd keer verga-derd. Dat tijdens al die vergaderingen niemand zich heeft afgevraagd of het wel een goed idee is om uit een groot maatschappelijk probleem entertainment te puren, daar kan ik met mijn verstand niet bij. Bij de VRT zou het idee achter Back To Reality binnen de kortste keren geklasseerd zijn. Tenzij het een sketch was voor De Ideale Wereld."
Hebben Natalia en Astrid je op je Instagram-post over hun programma aangesproken?
"Nee. Mijn woorden waren dan ook niet aan hen gericht, maar aan alle alleenstaande moeders die door Back To Reality gekwetst werden."
Ben je beducht voor de dag waarop je zelf eens in de fout gaat?
"Ik denk dat veel mensen zitten te wachten tot ik ook eens op mijn bakkes ga. (lacht) Maar ik ga dat moment toch zo lang mogelijk proberen uit te stellen. Wat helpt, is dat ik tijdens mijn carrière niet altijd bejubeld ben geweest. Zeker bij Studio Brussel heb ik het in het begin redelijk hard te verduren gekregen, ook van luisteraars. Daardoor heb ik al op jonge leeftijd geleerd om mezelf in vraag te stellen. Om in mijn omgeving dingen af te toetsen. En om te luisteren. Ik ben niet van het type 'ik doe mijn goesting, wat iedereen ook zegt.'"
De liefde van het publiek kan anno '24 snel omslaan in maatschappelijke kolere. Is het daardoor moeilijker geworden om radio en tv te maken? Kies je weleens voor het veiligste programma-idee in plaats van voor het meest gedurfde?
"Als je moreel kompas min of meer normaal functioneert, voel je als maker wel wat kan en wat niet. Al weet je het nooit helemaal zeker. Toen Lucien dertien werd, feliciteerde ik op Instagram behalve mijn zoon ook mezelf: omdat ik hem al dertien jaar in leven hou. Grapje, natuurlijk. En toch schreef een vrouw: 'Dit doet echt pijn. Ik heb mijn kind verloren. Je beseft niet hoe hard je woorden me kwetsen.' Ik heb die mevrouw meteen een beleefd en hopelijk helend berichtje gestuurd, wat ik zelden doe, maar tegelijk dacht ik ook: straks kan ik echt niks meer schrijven. Ik vind mezelf behoorlijk empathisch: ik gebruik nooit het n-woord en geloof dat gender wél bestaat. En toch krijg ik constant berichten van mensen die me erop wijzen dat ik een koud en harteloos wezen ben."
Bestaat er al een cancelverzekering voor BV's? Een polis die je exclusiviteits-contract uitbetaalt nadat je gecancelled bent?
"Je lacht, maar ik heb daar bij mijn verzekeraar al eens naar geïnformeerd. 'Is er een mogelijkheid om de schade die ik mezelf verbaal berokken te verzekeren?', luidde de vraag. Het antwoord was nee. (lacht) Nu goed, je moet het in Vlaanderen al héél bont maken voor je gecancelled wordt. Kijk maar naar Connor Rousseau: vijfenzeventig-duizend voorkeurstemmen, alstublieft."
Hou je in het openbaar rekening met het immer glurende oog van het publiek?
"Niet echt, nee. De tijd dat ik keizat op festivals rondhing, is sowieso voorbij. Nu hang ik gewoon keizat in mijn living. Of in de tuinen van vriendinnen." (lacht)
Het dessert staat op tafel, het is tijd om het gesprek in een zachtere bedding te leggen. Laten we de tijd die ons nog rest de liefde bezingen, denk ik in mezelf, en tijdens het kwinkeleren op denkbeeldige harpen tokkelen, de jubel in ons hart vrij spel geven en dronken worden, niet van calvados, jenever of vermouth, maar van verlangen, en niet zomaar dronken, maar Baudelaire-dronken, omdat we ons gered weten, en beschut. Maar ik zeg gewoon:
Hoe gaat het met je nieuwe lief?
"Uitstekend, dank je. Ik heb bij hem rust gevonden. Mijn vorige relaties hadden altijd hoge pieken en diepe dalen. Ze deden voortdurend pijn omdat ze, zowel in positieve als in negatieve zin, zo hevig waren. Nu is er harmonie. Thomas, mét h, niet te verwarren met een zekere Tomas zónder h (radio- en tv-maker Tomas De Soete, van wie ze twee jaar geleden scheidde, red.), blijft onder alle omstandigheden rustig. Als ik, met de fijnbesnaardheid die mij eigen is, de confrontatie met hem opzoek, zegt hij gewoon: 'Als jij dat vindt, Siska, is dat prima.' Waarop ik stante pede kalmeer en zeg: 'Ah? Oké dan. Kom, we gaan een ijsje eten.' We gaan niet voortdurend in de contramine en dat is een verademing."
Thomas doet met jou wat de lente doet met kerselaren, om het met Pablo Neruda te zeggen.
"De nagel op de kop. (na een stilte) Weet je, vroeger zette ik vaak een franke teut op. Ik daagde mijn lieven uit, moest het laatste woord hebben, tastte continu de sorrygrens af: hoe ver kan ik gaan voor ze me zeggen dat ik te ver ben gegaan? Nu doe ik dat allemaal niet meer. Omdat ik met iemand samenleef die dwars door me heen kijkt. Die zegt: 'Smijt dat provocatiemechanisme van jou maar in de vuilbak. Het is nergens voor nodig.' (na een nieuwe stilte) Zoals iedereen wil ik graag gezien worden voor het kleine kind dat nog in mij zit. En zoals iedereen hoop ik stiekem dat alles wat dat kleine kind ooit tekort gekomen is, gezien wordt. Wel, ik ben nu met iemand samen die een klein Siskaatje ziet. En die dat kleine Siskaatje kan troosten en geruststellen. Mooier kan de liefde wat mij betreft niet worden."
Mis je het grote gebaar niet? De zoete beloftes na de zilte tranen? De dopamineboost die volgt op de verzoening?
"Mijn relatie met Thomas is één groot gebaar. We wonen op meer dan een uur rijden van elkaar. En we hebben allebei twee kinderen, wat maakt dat we ongeveer vier avonden per maand met z'n tweeën kunnen zijn. Dat we desondanks voor elkaar kiezen, bewijst dat de liefde heel groot is. Als ik zeg dat ik bij Thomas rust heb gevonden, bedoel ik niet dat onze relatie saai of eentonig is. Wel dat we elkaar mooi in evenwicht houden. Ik heb met de jaren geleerd dat een passionele relatie voor mij niet zo goed werkt. Alleen al met de passie die ik zelf in me heb, kan ik een hele kerncentrale up and running houden. (lacht) Als mijn lief even hevig is als ik komen er ongelukken van."
Je kent Thomas een dik jaar. Jullie zitten nog in de fase die door pleitbezorgers van de pragmatische liefde 'de dwangneurose genaamd verliefdheid' wordt genoemd.
"Als je verliefd bent, maak je jezelf om het even wat wijs. Dan zeg je dingen als: 'Ja, hij heeft tien jaar in de cel gezeten, en ja, hij heeft nog een enkelband om, maar hij bedoelt het echt goed.' (lacht) De natuur heeft ons geprogrammeerd om stommiteiten te begaan als we verliefd zijn. En toch twijfel ik er niet aan dat Thomas en ik gemaakt zijn om bij elkaar te blijven."
Negen jaar geleden zei je: 'Ik moet opletten dat ik mezelf niet helemaal wegtwijfel.' Ik kan me vergissen maar volgens mij is je zelftwijfel, al dan niet dankzij de liefde, aardig getemd.
"Vroeger kreeg ik altijd te horen: het ligt aan jou, jij bent de moeilijke. Nu weet ik: het ligt helemaal niet aan mij. Dat is vooral de verdienste van mijn therapeute. Dankzij haar begrijp ik veel beter hoe de wereld, voor mij althans, in elkaar zit. En heb ik inderdaad meer zelfvertrouwen gekweekt. Ook op professioneel gebied. Als ze mij negen jaar geleden een programma aanboden, zei ik vaak: 'Er zijn zoveel mensen die dat programma zouden kunnen presenteren, geef het maar aan iemand anders.' Nu zeg ik: 'Ik zie momenteel niemand die dit programma beter zou kunnen presenteren dan ik.' (lacht) Het klinkt klef, maar sinds een jaar kan ik eindelijk zeggen: ik zie mezelf graag."
Scheiden doet dus niet alleen lijden.
"Nee. Al zat ik in het begin wel rock bottom. Ik was net veertig geworden, was plots een alleenstaande moeder met twee kinderen, moest helemaal opnieuw beginnen. Dat was niet eenvoudig. Maar het is me, na veel vallen en opstaan, en with a little help from my friends, toch gelukt."
Waarmee je meteen ook je eigen levensmotto hebt bewezen: 'Niks hangt af van vandaag.'
(knikt) "Je moet jezelf de tijd gunnen om een tegenslag te overwinnen. Loop je over van verdriet? Ga je gebukt onder zorgen? Slaap er een nachtje over. Dat helpt. Tenminste: als je niet teveel drinkt voor je gaat slapen." (lacht)
De zomeravond is een zomernacht geworden. We besluiten dat ons gekeuvel voor een gesprek kan doorgaan en verlaten met een winderig gemoed restaurant Storm. "Tot over negen jaar", zegt ze ter afscheid. "Als mijn houdbaarheidsdatum dan nog niet verstreken is", antwoord ik.
0 notes
Text
Verzet is de enige waarheid (2014)
Ik heb altijd m’n geld verdiend. Eerst in een vaste baan, daarna als freelancer. Soms waren er magere jaren. Maar er waren ook tijden dat ik veel meer verdiende dan ik in dienstverband had kunnen vangen. Daarom konden m’n ex en ik een leuk huis kopen in Amsterdam, en stond er een Volvo S70 voor de deur. En toen sloeg in 2011 de crisis toe. Ik werd wegbezuinigd bij m’n vaste opdrachtgever.
Tegen die tijd was ik verslaafd en chronisch depressief. Maar dat kon m’n opdrachtgever niet veel schelen: ze wist het al een jaar, want ik had het eerlijk verteld. Ze heeft me nog twaalf maanden kunnen handhaven, en toen moest ik er uit. Dat ze me zo lang binnenboord hield, vond ik een daad van groot humanisme.
Niet lang na m’n ontslag kon ik thuis vertrekken. De twee jaar daarna hing ik vooral rond in klinieken en ziekenhuizen, wat ook z’n charme had. Maar werken kon ik niet, en dus kwam er geen cash binnen. Ook als noodlijdende freelancer krijg je niet zomaar een uitkering. Zeker niet als je een ex hebt met een managers-inkomen. Maar dat wou en wil ik principieel niet aftappen in de vorm van alimentatie. Ik weet namelijk hoe hard ze werkt voor die centen, en ik gun ze haar van harte.
Ik probeer weer aan de slag te komen, maar in mijn tak van sport is er weinig werk. Het resultaat is armoede en schulden. Laatst stond er een deurwaarder op de stoep. Een correcte functionaris trouwens, die een dagvaarding kwam brengen. Omdat ik een rekening van een verzekering al een jaar systematisch niet betaald had, moest ik voorkomen. M’n begeleidster van mijn beschermde woonvorm stak daar een stokje voor, door uitstel van betaling te regelen. Dat moet ze wel vaker voor me doen de laatste tijd.
Ik laat het allemaal gebeuren, zonder schuldgevoel. Vroeger dacht ik dat armoede vernederend was. In de praktijk valt dat erg mee. Als je geen geld meer hebt, en alleen schulden, hoef je je bijvoorbeeld niet af te vragen waar je je geld aan moet uitgeven. Dat scheelt kopzorg.
Je wordt ook creatief van armoede. Ik rook, en dat is duur. Nu wil het geval dat mijn vader – ironisch genoeg zelf longkankerpatiënt door kettingroken – altijd een paar pakjes shag meebrengt als hij langskomt. Maar dat is niet genoeg, want ik ben net zo’n liefhebber als hij. Gelukkig word ik omringd door andere psychiatrische gevallen, en dat zijn bijna altijd verstokte rokers.
Dat betekent volle asbakken op het dakterras. Als ik niks meer te roken hebt, en als niemand kijkt, ga ik peuken scoren. Dat is best spannend. In de oorlog doen mensen dat trouwens ook, dat is bekend. En omdat ik geloof dat de Derde Wereldoorlog al lang is uitgebroken, acht ik m’n vuilnisbakkengedrag perfect gelegitimeerd. Ik vind het op een bepaalde manier ook erg romantisch om te doen.
Mijn buurvrouw betrapte me laatst, en kwam met een paar pakjes gruis aanzetten. De solidariteit onder armen is hartverwarmend. Daar kunnen rijken nog wat van leren, met hun greed is good-mentaliteit. Mijn buurvrouw is trouwens ook erg arm. Ze zit in de schuldhulpsanering. Als ze geen beltegoed meer heeft, leen ik haar altijd mijn telefoon. Voor wat hoort wat. Mijn buurvrouw en ik begrijpen elkaar uitstekend.
De zorginstelling waar ik woon voorziet in een dagelijkse warme maaltijd. Ook krijg ik 15 euro boodschappengeld per week, maar dat is zo op. In de bijbel staat geloof ik dat je mag stelen van de rijken als je honger hebt. Dat laat ik me geen twee keer zeggen. Dus jat ik af en toe een paar sneden brood, en een handje koffie. Ik zal maar niet zeggen van wie, om gesodemieter te voorkomen.
In de supermarkt stelen durf ik niet, door al die camera’s. Wel overweeg ik te gaan bedelen bij de ingang. Dat moet lukken, als ik in m’n rolstoel zit en een tragisch gezicht produceer. Maar ik moet eerst uitzoeken of de plaatselijke politieverordening bedelen verbiedt. Is dat zo, dan kan ik een bekeuring krijgen. Die ik uiteraard niet kan betalen.
Dan moet ik iets anders verzinnen. Internetoplichter worden. Of oude vrouwen bij de pinautomaat met babbeltrucs hun AOW afhandig maken. Hoewel, tegen dat laatste zou ik morele bezwaren hebben. Toch schijnt het veel voor te komen. En ik denk dat ik wel weet waarom.
Laatst zei een staatssecretaris dat pensioengerechtigden hun inkomen maar moeten aanvullen met een moestuin. Later trok ze haar keutel weer in, maar de uitspraak is veelzeggend. Ondertussen staat het kabinet toe dat managers van de staatsbank ABN/AMRO zichzelf nog steeds ongegeneerd verrijken door hun toch al fijne inkomen met twintig procent te verhogen. En bijstandsgerechtigden die weigeren goed Nederlands te leren, kunnen hun uitkering kwijtraken.
Ik voorspel dat het nog veel erger wordt. De indirecte boodschap aan armen luidt dat het allemaal hun eigen schuld is. Nu heb ik altijd hard gewerkt, en ik weet dat ik er niks aan kan doen dat ik geen geld heb. Daarom heb ik besloten trots te zijn op mijn armoede. Ik wil niet meer horen bij een bezittende klasse die drop-outs ongegeneerd stigmatiseert en nog verder in de ellende stort. Dus onderga ik mijn materiële neergang met alle zelfrespect. “Verval is de enige waarheid”, schreef Arnon Grunberg laatst. “De rest is verkoop.”
0 notes
Text
Wat is trending
Trending kapsels 2023
Opgestoken kapsels:
De knot met midden scheiding zie je vaker terug komen. De knot wordt strak gemaakt met gel.
Half up half down:
Hier heb je verschillende mogelijkheden in kapsels.
Twee knotjes met los haar:
Een staart met los haar met een klem:
Kleuren:
Highlights
Mushroom Blond:
De permanenten zijn helemaal in bij de jongens.
Interview mannen vs vrouwen.
1 - ga je graag naar de kapper? Waarom?
- ik ga graag naar de kapper maar het duurt me altijd zo lang. Vroeger ging ik liever naar de kapper. Ik had een vast kapsalon maar omwille van dat die failliet is gegaan moest ik stoppen met daar te gaan. Een meisje wat daar werkte is toen op haarzelf begonnen. Maar omdat zij 1 klant per keer doet praat zij meestal met me, ik vind dit niet erg. Maar ik zie de kapper een beetje als me-time. Ik kijk dan liever een serie of lees een boek als mijn haren in de kleuring zitten voor de rest is ze wel een heel goede kapper en ga ik er graag naar toe.
2 - hoe vaak ga je naar de kapper
- Ik ga om de 6 weken naar de kapper.
3 - zou je ooit een kleurbehandeling willen? Waarom?
- Ja ik doe altijd een kleurbehandeling omdat ik me dan frisser voel en ik me dan goed in me vel voel.
4 - zou je naar een mannelijke of vrouwelijke kapper gaan? Waarom?
- Ik heb er geen voorkeur in. In de buurt ken ik niet echt een salon waar mannen instaan. En ik ga ook al kei lang naar dezelfde. Maar wil het wel eens proberen.
5 - zou je het een probleem vinden als je tussen mannen zou zitten bij de kapper? Waarom?
- Nee zo hoor ik ook eens andere en stoerdere verhalen.
6 - wat verwacht je van de kapper?
- Ik vind dat de kapper moet luistert naar wat mijn wens is. De kapper moet niet zomaar iets doen dat ik niet heb gevraagd.
7 - hoeveel wil je uitgeven aan de kapper
- Ik vind de kapper wel altijd duur. Nu betaal ik 47 euro voor föhnen, wassen en knippen dit vind ik niet te veel maar toch prijzig. Ik vind het wel altijd leuk dat mijn kapper er ook rekening houdt of mijn haar kleuring nog goed is en zo niet dan doen ze niet altijd een balayage maar doet ze bv gewoon een toner erover zodat het wel opnieuw gekleurd lijkt zo denkt ze een beetje aan mijn portemonnee en aan de gezondheid van mijn haar. Het liefste zou ik 100 euro willen uitgeven met verven, wassen en föhnen.
8 - wat vind je belangrijk aan de uitstraling van het salon?
- Ik vind dat het proper moet zijn in het salon. Haren die op de grond in een hoekje liggen vind ik geen zicht. Ik vind ook dat op de achtergrond een leuk muziekje moet staan. Leuke aankleding in het salon en kleurrijk vaasjes met bloemetjes vind ik ook altijd fijn. Natuurlijk moet het ook een beetje trendy zijn. Wat ik ook heel fijn vind is dat mijn kapper meestal een praline met koffie of thee geeft zo voel ik me extra welkom in het salon. De kapper draagt ook een uniform en ze ziet er altijd verzorgd uit dat vind ik ook heel belangrijk.
9 - ben je iemand die altijd voor hetzelfde kapsel gaat of hou je wel eens van verandering?
- ik ga altijd voor hetzelfde kapsel omdat ik weet dat dit me staat.
10 - ga je altijd naar dezelfde kapper of heb je geen voorkeur?
- ik ga altijd naar dezelfde kapper omdat ze me haar altijd goed doet en ik een band heb met haar.
1 note
·
View note
Text
"ze zeiden dat ik op een gegeven moment stil werd. dat ik als klein kind luid was, maar toen opeens stil werd. ze dachten dat het kwam doordat mijn gehoor achteruit ging. ik weet het allang niet meer. ik kan me alleen de operaties nog herinneren. in mijn pyjama naar het ziekenhuis en een knuffel mee. een kapje over mijn neus en mond en floep, weg, en floep, wakker. ik mocht een ijsje. eigenlijk mochten alleen kinderen die hun amandelen hadden laten weghalen een ijsje, maar ik ook. de dokter trok hard aan mijn oren, daarna een gehoortest. met piepjes en geruis en woorden die ik niet kon verstaan.
ik sprong en ik sprong het hoogste, want ik was het grootste van ons alle drie. mijn vlechtjes in de lucht. elke dag koos ik twee elastiekjes en speldjes die bij mijn kleding pasten. dan vlocht mijn moeder mijn haar. ik kon het niet zelf. terwijl ik ontbeet, borstelde ze mijn haren, maakte een nette scheiding en vlocht ze mijn haar.
ik zat voor mijn raam. ik schreef een verhaal in mijn roze glitterprinsessenschrift. het schrift verstopte ik achter de grote teddybeer op de blauwe kast. niemand mocht het weten. ik verzon liedjes voor mijn raam. ik staarde naar mijn school. ik dacht aan degene op wie ik verliefd was. ik dacht elke dag aan hem. vier jaar lang. en toen was hij ook opeens verliefd op mij. wil je verkering met me? vroeg hij en ik zei ja. tuurlijk zei ik ja. maar ik werd bang. hij kwam opeens dichtbij, niet alleen maar veilig in mijn gedachtes. ik durfde niet meer en maakte het uit, tijdens kamp, in het zwembad. op de bonte avond zag ik hem huilen in de keuken en een juffrouw, zijn moeder, troostte hem. iedereen begon te huilen. alle jongens huilden, alle meisjes huilden en ik vroeg me af of het door mij kwam. ik kon niet huilen. ik zat voor ons huisje en wreef mijn beste vriendin over haar rug en vond het zielig voor een andere vriendin, want iemand had nu met haar vroegere vriendje. en degene die boven mij in het stapelbed sliep, belde elke dag met haar moeder die kanker had en degene die naast mij in een stapelbed sliep, vertelde enge verhalen over een pop. we speelden het wittesokkenspel en ik was degene die werd gedragen en de witte sokken droeg. we renden door bossen en controleerden ons elke dag voor teken. we aten aan tien lange tafels. stortregen en een meertje in de buurt.
we zongen op het podium. hand in hand. onze ouders voor ons, op de klapstoelen die totaal niet lekker zaten. de gymmeester achter de laptop voor het geluid. na afloop kregen we een roos en een kleine bijbel en we renden over het schoolplein en ik wilde sorry zeggen, maar het lukte niet.
de juf pakte een vel bruin a2 papier en deelde kale, witte papieren paddenstoelen uit. kleur ze in, zei ze, voor haar vader, want die is ziek en ligt in het ziekenhuis. iedereen versierde zijn eigen paddenstoel en de juffrouw plakte ze allemaal op. ik bracht ons kunstwerk mee naar huis en toen naar het ziekenhuis. ik liet hem zien en mijn kale vader zei: oooo, wat mooi, en lachte. ik wist niet eens wat er mis met hem was. mijn moeder zei dat hij stenen in zijn buik had en dat die weggehaald zouden moeten worden. ik had geen flauw idee. later kwam hij weer thuis en groeide zijn haar weer aan. zijn mooie donkere haar. hij kon weer stoeien met gijs. en las weer voor als mama dat niet kon. hij stopte me weer in en we deden het woordenboekspel. dan pakten we het grote blauwe woordenboek en zocht ik een moeilijk woord op en dan vroeg ik aan mijn vader of hij wist wat het betekende.
ik gooide mijn dagboek weg. ik scheurde de bladzijdes uit mijn prinsessenschrift. niemand mocht het ooit weten. alleen het sleuteltje heb ik nog. die hangt aan dezelfde hanger als mijn lockersleutel.
elk jaar verliefd op een ander. of dat dacht ik. de eerste keek me raar aan. de tweede ging van school en de derde ook. ik kwam ze tegen op een festival. ze waren vrienden, ze waren samen. ze kenden me niet. ze praatten met degene naast me. en de vierde? het is nog niet over.
ik maakte briefjes en stuurde rozen en zette muziek op tijdens de les. s zei dat het niet erg was, dat het echt niet uit maakte, toen ik overstuur was. j zei dat ik niet moest huilen, toen ik zei dat ik dat wel moest. b vertelde over dat hij zijn opa dood in zijn stoel had gevonden en over het meisje op wie hij verliefd was. p had haar haar geknipt. en ik zei tegen a dat ik aan zijn kant stond en hij glimlachte. ik wist het antwoord niet. ik wist het antwoord nooit. ik hoorde nergens bij. altijd maar een beetje half en een beetje alsof. ze gaven me complimentjes. je ziet er leuk uit en je bent zo slim en je kan zo goed schrijven. dank je wel.
en ze lachten naar me. ze stonden voor het raam. het leek alsof ze omringd werden door licht. ze waren zo mooi. zo verschrikkelijk mooi."
#persoonlijk#middelbare school was toch voornamelijk niet proberen te huilen op school en beetje falen
1 note
·
View note