#grootmeester
Explore tagged Tumblr posts
twafordizzy · 2 years ago
Text
D.O.D (=de onregelmatige dosis): Paustovski
In De ingenieurs van de ziel van Frank Westerman ging het vooral over het Rusland van Konstantin Paustovski (1892-1968) en zijn avonturen in Kara-Bogaz. Paustovski is een schrijver die bij voortduring een rol opeist in mijn leven. Op minder gezette tijden en als de aandacht voor zijn werk verslapt, is daar ineens weer een werk van hem dat me onder ogen verschijnt. In dit recente geval was het De…
Tumblr media
View On WordPress
2 notes · View notes
joostjongepier · 1 year ago
Text
Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Wat?   Ringwood, a Brocklesby Foxhound (1792) door George Stubbs, A Dog lying on a Ledge (midden 17e eeuw) door onbekende kunstenaar, Laying down the Law or Trial by Jury (ca. 1840) door Edwin Landseer, Dog of the Havana Breed (1768) door Jean-Jacqes Bachelier, Portrait of Fanny, a favourite dog (1822) door James Ward, Hector, Nero, and Dash with the Parrot, Lory (1838) door Edwin Landseer, Podge (1850) door Koningin Victoria, Head of a Dachshund (1840) door Prins Albert, Pluto (1988) en Pluto’s grave (2003) door Lucian Freud en Dog Painting 30 (1995) door David Hockney
Waar?   Tentoonstelling Faithful and Fearless – Portraits of Dogs in de Walllace Collection, Londen
Wanneer?   8 augustus 2023
Vandaag bezoek ik een portrettententoonstelling in de Wallace Collection. Het is niet de eerste keer dat ik een expositie met portretten bezoek, maar deze keer is tóch anders: dit zijn namelijk allemaal portretten van honden.
Het schilderen van hondenportretten werd in Groot-Brittannië populair in de achttiende eeuw. Aristocraten kregen door de jacht een nauwe band met hun honden en ze waren rijk genoeg om hun viervoeters op canvas te laten vereeuwigen. De grootmeester op dit gebied was George Stubbs. Het Mauritshuis wijdde in 2020 een tentoonstelling aan de paardenportretten van deze schilder. Stubbs bestudeerde de anatomie van de door hem geschilderde dieren nauwkeurig en gaf hen weer met individuele kenmerken. Er zijn van deze kunstenaar vijftien hondenportretten bekend. Ringwood was een Brocklesby Foxhound in bezit van de eerste Baron Yarborough. Het was een top fokhond. Het gewas rechts is vingerhoedskruid. De Engelse naam Foxhood verwijst naar de naam van het ras.
Niet alleen aristocratische honden werden vereeuwigd. A Dog lying on a Ledge is een anoniem werk uit het midden van de zeventiende eeuw. Het toont een doodgewone straathond, maar wel uitstekend geschilderd. De belichting laat het dier prachtig uitkomen tegen de donkere achtergrond.
In de negentiende eeuw schilderde Edwin Landseer allegorische voorstellingen van honden. Een fraai voorbeeld is Laying down the Law or Trial by Jury. Een poedel als rechter spot met de pruiken en gewaden die rechters droegen. Het schilderij is een satire op de ouderwetse juridische procedures in de negentiende eeuw.
Ook van schoothondjes werden schilderijen vervaardigd, Zoals Bachelier’s Dog of the Havana Breed. Het beestje vertoont antropomorfe trekken. Hij kijkt schuldig uit zijn ogen, wetend dat hij ondeugend is geweest.
Bij de schoothondjes kom ik ook een bekende tegen. Afgelopen zondag was ik in Soane’s Museum en zag daar een portret van zijn vrouw Eliza met een hondje op haar schoot. Van datzelfde hondje, Fanny, hangt hier een portret door James Ward. Toen Eliza was overleden ontstond er een sterke band tussen Soane  en Fanny. Na haar dood bouwde hij een grafmonument voor haar en gaf de schilder Ward opdracht tot het maken van dit portret.
De band van het Britse koninklijk huis met honden is bekend. Vooral koningin Victoria was een fervent hondenliefhebster. De schilder Edwin Landseer, met wie zij een uitstekende relatie had, schilderde haar favoriete huisdieren: Dash, Hector en Nero samen met de papegaai Lory. Victoria en Albert waren zelf ook actief als kunstenaar en maakten waterverfschilderijen en etsen van hun honden, zoals Podge (potlood en waterverf door Victoria) en Head of a Dachshund  (ets door Albert).
Lucien Freud schilderde de geadopteerde hond Pluto meerdere keren en na diens dood schilderde hij zelfs zijn graf. En ook David Hockney schilderde zijn honden Stanley en Boodgie veelvuldig.
3 notes · View notes
levisgeekstuff · 27 days ago
Text
Richard Corben: Meester van horror en fantasy
Tumblr media
Als we het over horror tekenaars hebben, denken de meeste mensen onmiddellijk aan Berni Wrightson. Zeker terecht, maar er is nóg een grootmeester in het genre: Richard Corben. Zijn werk kenmerkt zich door een unieke, intense en bijna tastbare stijl die zowel surrealistisch als best realistisch overkomt. En jawel hoor, er is best wel wat van Corben in het Nederlands verschenen 👉
Roots in de underground
Corben begon zijn carrière in de underground comix van de jaren '60 en '70. Zijn werk verscheen in bekende titels als Creepy (ook in het Nederlands! 😎) en Eerie, waar hij zich onderscheidde met zijn bizarre, realistische figuren en bijzondere kleurgebruik. Verder dook zijn werk ook op in het SF-magazine 1984 én in het anthology magazine Comix, allen bij Semic.
Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Zijn doorbraak kwam echter met het Franse blad Métal Hurlant, dat later in Amerika zou worden gepubliceerd als Heavy Metal. Hier werkte hij aan iconische verhalen zoals Den, dat elementen van fantasy, erotiek en horror naadloos combineert. Deze verhalen zijn in de jaren '80 ook in het Nederlands verschenen in de reeks Pop Comics van uitgeverij Sherpa:
Tumblr media
Gedetailleerde en bevreemdende stijl
Corben's stijl is moeilijk te vergelijken met die van andere tekenaars. Zijn figuren lijken gespierd en volumineus, vaak met een bijna plastic-achtige textuur. Hij maakte gebruik van een unieke techniek waarbij hij sculpturen maakte van zijn personages om vervolgens via belichting en fotografie de perfecte schaduwen en hoeken te vinden. Deze techniek gaf zijn werk een 3D-effect dat in die tijd baanbrekend was.
Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Zijn kleurgebruik is eveneens opvallend. Waar de meeste horror- en fantasy-strips kiezen voor donkere, sombere tinten, experimenteerde Corben met een breed palet dat zijn werelden juist meer surrealistisch en vervreemdend maakte.
Een goed voorbeeld daarvan zien we op de covers van de 2 Corben bundelingen die Semic uitbracht in 1980 en 1981:
Tumblr media Tumblr media
Werken Gebaseerd op Edgar Allan Poe en H.P. Lovecraft
Corben was ook een meester in het adapteren van klassieke horrorverhalen. Zijn interpretaties van het werk van Edgar Allan Poe en H.P. Lovecraft zijn geliefd onder fans van het genre. Verhalen als The Fall of the House of Usher en The Black Cat kregen onder zijn handen een nieuwe visuele dimensie. Corben's tekeningen geven de beklemmende sfeer van Poe’s en Lovecraft’s verhalen perfect weer en voegen er zijn eigen, intense twist aan toe. Een aantal van die verhalen werd opgenomen in een speciale uitgave van Creepy rond schrijver Edgar Allan Poe bij Semic in 1980.
Tumblr media
Erkenning en invloed
In 1985 verschenen nog 2 bundels met fraai werk van Corben in het Nederlands: Weerwolf bij Magic Press en Wereld der Mutanten bij Arboris.
Tumblr media Tumblr media
Corben's werk is dan ook niet onopgemerkt gebleven. In 2012 ontving hij een Eisner Award en in 2018 werd hij officieel opgenomen in de Will Eisner Award Hall of Fame. Zijn invloed is vandaag de dag nog steeds zichtbaar, met artiesten die zijn unieke stijl en thematische durf als inspiratiebron gebruiken. Corben is dan ook een icoon binnen de wereld van horror en fantasy.
0 notes
thedreamlifeofbalsosnell · 5 months ago
Text
‘De zoete inval’ en ‘Zeeangst’ van L.H. Wiener: herinneringen van een weemoedige zeerot
Tumblr media
L.H. Wiener (1945) vierde begin dit jaar zijn vijfenzeventigste verjaardag. Zijn nieuwe uitgever Pluim brengt de auteur hulde met De zoete inval, een gulle bundeling met recente korte stukken, én Zeeangst, een bijna-roman in de vorm van een nautisch logboek over een negen weken durende zeiltocht van Haarlem tot het Britse graafschap Devon en weer terug.
De zoete inval
Jeroen Brouwers noemde Wiener ooit de meest verwaarloosde schrijver van de Nederlandse letteren, maar inmiddels staat de ‘vogelman van Zandvoort’ te boek als dé grootmeester van het korte verhaal, alom geroemd en bejubeld omwille van zijn onnavolgbare stijl en zijn krachtige vertelstem. Autobiografie, zelfspot en milde misantropie kenmerken zijn literair werk, geschreven in een loopbaan die nu ruim vijfenvijftig jaar omspant.
De zoete inval bundelt achttien nieuwe korte stukken, waarvan het merendeel al eerder in druk is verschenen, tien zelfs bij kleine bibliofiele uitgevers. Zo goed als alle bekende Wiener-thema’s passeren de revue: de dood, de liefde, het verleden, zijn half-Joodse achtergrond, zijn zelfverklaarde misogynie, het schrijverschap, zijn liefde voor de natuur (in het bijzonder vogels) en de tirannie van alcohol of ‘Koningswater’, om de belangrijkste te noemen. Voor wie vertrouwd is met de vroegere verhalen en romans zijn deze verhalen, herinneringen en brieven (aan F. Starik en A.L. Snijders) dan ook een feest van herkenning, terwijl ze voor de nieuwkomers de perfecte inleiding vormen.  
De opener en het titelverhaal ‘De zoete inval’ is meteen raak. In dit tragikomisch verhaal denkt Victor — Van Gigch, een van Wieners alter ego’s en net als Wiener een gepensioneerde leraar Engels — terug aan een dronken liefdesnacht van 38 jaar geleden. Tegenover de vissportwinkel waar hij net een doosje maden heeft gekocht, bevindt zich een fourniturenhandel. De stoffen in de vitrine doen hem denken aan de rozenjurk van Lena (op de cover van De zoete inval prijkt een verwelkte roos), de vriendin van een kroegvriend die hij ooit oppikte en meetroonde naar zijn vrijgezellenflat om haar ‘langdurig te overmeesteren’.
Lena blijkt een emotioneel wrak te zijn: ze is ongewenst zwanger van haar vriend, flirt met de dood op het balkon van Victor, kotst haar ziel uit en blijkt ondanks haar jeugdige leeftijd een kunstgebit te hebben. ‘De zoete inval’ is onversneden Wiener: humor (zie ook ‘Een kimono staat mij goed’) en tragiek, heden en verleden, vermengen zich naadloos tot een weergaloos verhaal vol pathos en retoriek, waarin de auteur de draak steekt met zichzelf en de zelfgenoegzaamheid van zijn medemens.
‘De zoete inval’ is een prachtig voorbeeld van hoe Wiener het fictieve van de werkelijkheid of het werkelijkheidsgehalte van fictie voortdurend in vraag stelt. De lezer herkent moeiteloos  Wiener in de verteller, maar het doet er niet toe of dit alles hem werkelijk is overkomen of niet. In zijn sleutelwerk De verering van Quirina T. (2006) stelt Wiener: ‘Literatuur is per definitie fictie, alle literatuur, ook autobiografische.’ In Zeeangst doet hij er nog een schepje boven op enverdraait het reviaans axioma ‘Echt gebeurd is geen excuus’ tot ‘niet echt gebeurd evenmin’: ‘Literaire waarachtigheid onttrekt zich aan zowel feit als fictie.’
De waarheid heeft natuurlijk ook te maken met de betrouwbaarheid van herinneringen, nog een belangrijk thema in Wieners werk. Het verleden haalt het heden steeds maar in. Zo ontmoet de verteller in ‘Komt tijd, komt onraad’ op café de bejaarde ‘Meneer Brand’, zijn oude leraar Frans die ooit zijn klaslokaal met ijzeren hand bestierde. In ‘De dood in Zandvoort’ blikt hij vol heimwee terug op schoonheid van de kustplaats waar hij opgroeide, maar stelt met groeiende weerzin de vergane glorie ervan vast.
Wieners geheugen spreekt in de eerste plaats weliswaar over het familieverleden. ‘Familieportret’, een fijn staaltje zwarte humor, gaat over zijn Joodse achtergrond, een kwestie die reeds in In zee gaat niets verloren werd uitgediept, en opent met de geweldige zin: ‘Ik kan mij niet herinneren of ik op mijn elfde wist wat joden waren, toen mijn moeder mij vertelde dat de ouders van mijn vader en zijn jongere broer een einde aan hun leven hadden gemaakt.’ Met de hulp van een oud-leerling wringt de verteller zich in allerlei bochten om op een veiling een portret van die oom te bemachtigen: vintage Wiener.
De herinneringen zijn steeds gloedvol, maar telkens weer zit er een angel in de staart. ‘Moederdag’ bijvoorbeeld, is een warme voordracht gehouden in de Haarlemse Janskerk op het feest van de moeders, waarin Wiener de gekneusde ambities van zijn behoorlijk excentrieke moeder memoreert. Hij kan zich niet ontdoen van de indruk dat ze nooit een kans heeft gehad op een ‘waarachtige levensvervulling’. Op zesenzeventigjarige leeftijd, kort voor haar dood, flapt ze uit dat ze eigenlijk prostituée had moeten worden. In ‘Ippon’ ziet Wiener zijn zoontje een judowedstrijd verliezen tegen een grotere en oudere tegenstander, zoals hij zelf meemaakte als jonge judoka, al was dat tegen een meisje. Wanneer de judostudio afbrandt, wentelt hij zich in leedvermaak: ‘Die brand is niet door mij aangestoken. Echt niet. Je kunt niet aan alles denken.’
In ‘Buizerd’ licht Wiener zijn poëtica verder toe, startend met een knipoog naar W.F. Hermans: ‘Er valt in mijn werk geen mus van het dak zonder dat ik er een verhaal aan wijd. Fantasie speelt geen rol. Verzinnen kan men alles wel. Vormgeven is de kunst.’ Hij vertelt ronduit hoe hij de realiteit soms naar zijn hand zet ten voordele van ‘de literaire werkelijkheid’. Zo was de gewonde kauw in het verhaal ‘Jonge kauw te Katwoude’ in het echte leven niet dood toen Wiener die overhandigde aan het vogelasiel. Waarna — typisch Wiener — een op gelijke leest geschoeid verhaal volgt over de redding van een uitgemergelde buizerd. Fictie blijft fictie, of niet?
De afdwingbaarheid van de literaire werkelijkheid voert Wiener ten top in ‘Life imitates art’. In een verdere demystificatie onthult hij hier de ware toedracht over het zeemansgraf dat hij zijn ontslapen kat Lolitapoes gaf in zijn ‘dodenboek getiteld’ In zee gaat niets verloren (2015), een passage die overigens nog terugkomt in Zeeangst. In realiteit begroef Wiener de kat in een lange bloembak in zijn tuin en was het zeemansgraf niet meer of minder dan ‘een onontkoombare literaire eis’. Maar omdat de auteur naar eigen zeggen alleen ‘werkelijk’ bestaat in zijn boeken en enkel die zijn bestaan ‘rechtvaardigen’, haalt de fictie het nog maar eens op de werkelijkheid: na een jaar graaft Wiener de poes op en laat haar, precies zoals hij eerder had beschreven, te water voor de kust van Zandvoort.  
Wie stelt alleen in zijn zelfgeschreven boeken werkelijk te bestaan, eigent zich bij wijze van overlevingsstrategie ook de literatuur van anderen toe, om die tweede werkelijkheid te kunnen assimileren en uit te breiden. Wiener ziet dan ook waarlijk overal literatuur en doorspekt ongegeneerd zijn verhalen met citaten of verwijzingen (‘La vie devant soi’, ‘Brief aan A.L. Snijders’), een procedé dat hij in Zeeangst tot het uiterste drijft.
Voor Wiener is schrijven naar eigen zeggen het ‘tijdloos fixeren’ en ‘op literaire wijze tot expressie brengen’ van emoties die zijn gemoed doen vollopen. Zo schreef hij een pakkend portret van de hoogbejaarde, officieuze havenmeester van de Haarlemsche Jachtwerf (‘Freek’), die tijdens een roofoveral om het leven kwam. Wanneer hem wordt gevraagd waarom hij schrijft, antwoordt Wiener steevast: ‘Om niet anoniem te passeren’. In ‘Over niet anoniem passeren’ begint de auteur te twijfelen aan Oscar Wildes credo dat schrijven een ‘volstrekt zinloze bezigheid’ is, zeker wanneer hij ontdekt dat een schipper zijn verhaal ‘Freek’ heeft opgehangen aan  het wachthuisje van de haven en verschillende wandelaars en zelfs een jogger stoppen om het stuk te lezen.
De zee als vijand
Bulkte De zoete inval van de referenties aan de dood, dan zijn die nog prominenter aanwezig in Zeeangst en dat vanaf de eerste pagina’s. In de proloog al doet Wiener uit de doeken waarom zeezeilen voor hem een dualistische uitdaging is (enerzijds fascinatie, anderzijds angst): als dertienjarige ontsnapte hij op het nippertje aan de verdrinkingsdood tijdens een zeiltochtje met drie vrienden vlak voor de kust van Zandvoort. Omdat hun zeilbootje te zwaar geladen was, kantelde het. In een poging de mast terug recht te trekken raakte Wiener onder water verstrikt in een touw. Een van de vrienden wist hem bijtijds terug boven te halen. Deze gebeurtenis transformeerde de zee tot een vijand. Sindsdien is zee kiezen voor Wiener opgaan in de natuur en genieten van de schoonheid, maar tegelijk ook het tarten van de dood (‘De zee is te veel de baas. En ik steeds minder.’).
Wieners traumatiserende ervaring doemt regelmatig op in zijn dromen en herinneringen, waarin hij steevast níet wordt gered, maar wel degelijk verdrínkt. De auteur spreekt in dat geval van ‘opdringing’, een begrip dat hij eerder al uitwerkte in De verering van Quirina T.: ‘herinneringen aan gebeurtenissen die zich in de werkelijkheid als zodanig niet hebben voorgedaan, maar zich niettemin als voltrokken vonnissen manifest in het geheugen hebben vastgezet’. Het is weinig verwonderlijk dat het incident ook in Wieners teksten hier en daar opduikt. In ‘Tweemaal is scheepsrecht’ bijvoorbeeld, een verhaal uit de bundel Ochtendwandeling (1996), waarin Wiener zijn angst beschrijft om onder zijn boot te duiken om de kiel schoon te maken, een actie die hem terug slingert naar die noodlottige dag op zee.
Wie bekend is met Wieners werk weet dat de auteur een ervaren zeiler is en een eigen schip heeft (vroeger de Archimedes, vandaag de Argos, the good ship). Ook zijn ‘huidige vriendin voor het leven’ Antje Noordwest is een gediplomeerd zeilster. Het koppel beslist om gedurende 9 weken en over een afstand van meer dan 800 mijl hun favoriete zeilgebied langs de Britse zuidkust en het eiland Wight te bevaren (voorin zitten kaartjes met de uitgestippelde route). Deze keer hebben ze ook twee doelen voor ogen: een bezoek aan het graf van Malcolm Lowry en de plaats waar Virginia Woolf de Ouse (en de dood) instapte. Bijzonder is dat de reizigers ook de jonge poes Loes (is zij vernoemd naar de tante uit In zee gaat niets verloren?), aan wie Zeeangst bovendien is opgedragen, mee aan boord nemen.
In zijn badinerende en mijmerende stijl tekent Wiener hun wederwaardigheden op in ‘een logboek’, niet voor niets de ondertitel van Zeeangst, hoewel de bijdrages niet gedateerd zijn. In ‘Tweemaal is scheepsrecht’ en In zee gaat niets verloren hanteerde hij eerder al de logboek-vorm, hoewel hij voor laatstgenoemde liever de term ‘scheepsjournaal’ gebruikt. Als voorbeeld neemt Wiener Coasting (1986) van Jonathan Raban, een zeilklassieker die hij ooit in vertaling kreeg van Mizzi van der Pluijm, vroegere redactrice en huidige uitgever van de auteur: ‘Langs dezelfde lijnen als Coasting wil ik Zeeangst opzetten: deels als nautisch logboek, maar in essentie als een autobiografisch geschrift, waarin mijn verhouding tot de zee, de literatuur en het leven, als een reis door mijn heden maar vooral door mijn verleden, gestalte krijgt. Toekomst bestaat niet.’ De inzet van de reis is hoog.
Voor een schipper in de herfst van zijn leven wordt ‘toekomst’ een steeds ijler begrip (‘de zee is een bedding van de dood’). Meer dan eens suggereert Wiener dat dit misschien wel de laatste keer is dat hij deze geliefde kusten zal bezeilen. De dood lijkt soms mee te reizen: er is niet alleen het korte saluut aan het graf van Lolitapoes, maar ook de bezoeken aan de laatste rustplaatsen van literaire helden zoals Malcolm Lowry, Virginia Woolf en Cyril Connoly zijn telkens een aanleiding voor de reiziger om het levenseinde te contempleren, het liefst overdadig gelardeerd met Engelstalige citaten. Voor Wiener is de dood ‘de schaduwkant van de oplichtende levensdrift’: tijdens een fietstochtje wordt hij in een moment van onoplettendheid ei zo na omvergereden door een voorbijrazende truck en aan de zelfmoordkliffen van Beachy Head wrikt hij een steenbrokje los voor Anton Dautzenberg, die droomt van een sprong in die bekende diepte (‘Een koorddanser tart de val, een schipper de zee’).
Wiener zou Wiener niet zijn mocht er naast de schaduwkant ook niet flink wat worden afgelachen. Reizen met een poes zorgt hoe dan ook voor burleske situaties, al zeker over water. Schitterend zijn de passages waarop Wiener en Ant de jacht op Loes inzetten wanneer die aan land voor de zoveelste keer pleite is. Even hilarisch is de woordenwisseling met een gepensioneerde dierenarts die Loes als een illegaal dier het land wil uitzetten of de brief die Wiener schrijft aan een schipper wiens boot hij zou geraakt hebben bij het aanmeren. Wanneer Loes Ant al spelend verwondt aan het oog moet ze naar het ziekenhuis: de beschrijving van de consultatie bij de knappe jonge oogarts Hannah Fieldhouse is Wiener op z’n best.   
Aangrijpend en ongebruikelijk zijn de talloze momenten waarop de schrijver-schipper zijn onzekerheid uitdrukt, zijn angst om fouten te maken, blunders die op zee fatale gevolgen kunnen hebben. De druk is zo hoog dat de zeilers beslissen om bij de terugreis de route af te snijden en over binnenwater terug naar Haarlem te varen. Nochtans weet Wiener zich ettelijke keren, met de hulp van Ants expertise en ten koste van zware fysieke arbeid, uit hachelijke situaties te redden, dankzij zijn goed zeemanschap en alertheid. Soms is de verantwoording heel technisch, vakjargon dat enkel begrijpelijk is voor doorgewinterde zeilers. Gelukkig is er achterin een verklarende woordenlijst, voorafgegaan door een Wieneriaanse vermaning: wie niets weet over zeilen, mag er niet over schrijven. Voor de zekerheid is er dan ook een bibliografie toegevoegd, met waardige zeilklassiekers die niet mogen ontbreken in elke zichzelf respecterende boordbibliotheek.
De geweldige epiloog is een lange brief aan Paul Léautaud, een van de grootheden uit de autobiografische literatuur en ‘de grootste kattenman allertijden’, waarin Wiener vertelt hoe hij het baasje van Loes werd. Met een naar de keel grijpende wending op het einde maakt Wiener van de zeilende poes het uiteindelijke hoofdpersonage van zijn uitzonderlijk reisverslag. 
Verschenen op: De Lage Landen (volledige tekst achter betaalmuur) en op papier in Ons Erfdeel, november 2020
De zoete inval van L.H. Wiener, Pluim 2020, ISBN 9789492928917, 108 pp. & Zeeangst Een logboek van L.H. Wiener, Pluim 2020, ISBN 9789492928894, 284 pp.
Ter gelegenheid van L.H. Wieners 75ste verjaardag verscheen in een oplage van 75 exemplaren een ‘visuele bibliografie’, alleen verkrijgbaar via antiquariaat Hinderickx & Winderickx: Theo Rabou, Schrijven heeft geen enkele zin… Bibliografie van de reguliere en bibliofiele uitgaven van L.H. Wiener., Vught 2020, 220 p.
0 notes
modernfilmcanon · 6 months ago
Text
Cannes 2024 - Daily Dispatch 4
Mes amis du cinéma,
Uw dienaar is rillerig en verkouden; nooit prettig, maar al zeker niet als je de uitputtingsslag die Festival de Cannes heet, probeert te overleven. Terwijl de rest van team Lumière afzakte naar de nieuwe films van Yorgos Lanthimos en Paul Schrader, liet ik de competitie vandaag links liggen op zoek naar bijzondere films in de bijprogramma’s. Op papier klonk Universal Language (12/20, Quinzaine des Cinéastes) van Matthew Rankin als een film die welhaast voor mij was gemaakt. Een absurdistische komedie waarin Matthew (een rol van de regisseur zelf) vanuit Quebec naar Winnipeg reist om zijn moeder te bezoeken. Alleen blijkt in Canada iedereen Farsi te spreken en zijn twee Iraanse kinderen die uit een film van Jafar Panahi of Abbas Kiarostami lijken te zijn weggelopen aan hun eigen queeste begonnen. Hun paden zullen kruisen met dat van een gids die bezoekers langs de vele toeristische dieptepunten van Winnipeg leidt, inclusief een parade van brutalistische architectuur in beige en grijs. En verder zijn er kalkoenen, heel veel kalkoenen. Denk Wes Anderson meets Guy Maddin meets Abbas Kiarostami, maar helaas zonder dat Rankin echt in de buurt van die grote namen komt. Daarvoor is de film toch te stijfjes, te conceptueel, en het gehalte écht goede grappen te laag. Zou desondanks een cultfavoriet kunnen worden.
De Belgen waren de voorbije jaren verwend in Cannes. De editie waarin maar liefst drie Belgische films waren geselecteerd voor de competitie ligt nog vers in het geheugen, en dus was de Belgische pers in mineur toen bleek dat er dit jaar slechts één Belgische film voor het festival was geselecteerd (nog altijd één meer dan Nederland natuurlijk). Maar die ene film is wel een juweel: Julie Zwijgt (16/20, Semaine de la Critique) van Leonardo van Dijl is het zachtjes ontroerende verhaal van een jonge talentvolle tennisster die blijft zwijgen als haar coach wordt geschorst nadat een van zijn speelsters zelfmoord heeft gepleegd. De regie is ingetogen, gecontroleerd, houdt wijselijk de hand op de rem en mijdt overdreven sentiment. En Van Dijl begrijpt dat ambiguïteit een belangrijk ingrediënt is in de filmkunst. Als de aftiteling in beeld verschijnt komen de tranen en realiseer je je pas hoe aangrijpend het allemaal was. Paradiso brengt de film uit in de Benelux. De film werd ingeleid door Semaine de la Critique directeur Ava Cahen, die er dit jaar een gewoonte van lijkt te maken om voor aanvang van de film alvast een paar tranen te plengen. Dat was het geval bij openingsfilm Les Fantòmes en vandaag dus opnieuw, dit alles steevast ingeleid door de woorden ‘je suis très emu’, waarna ze even haar hoofd op de schouder van de regisseur legt.
Wat er gebeurt als een regisseur het rempedaal loslaat is te zien in het speelfilmdebuut Armand (14/20) van Halfdan Ullmann Tondel, kleinzoon van de Zweedse grootmeester Ingmar Bergman. De film markeert de terugkeer van Renate Reinsve (een paar jaar geleden de chouchou van Cannes dankzij The Worst Person In The World) in Cannes, zij het dat ze haar schattige ‘girl next door’ imago met deze film aan diggelen slaat. Reinsve speelt de alleenstaande moeder Elisabeth die op de school van haar zoontje Armand moet verschijnen vanwege een ernstig incident met een klasgenoot. Er volgt een confrontatie met de ouders van het klasgenootje. Wat begint als een beklemmend kamerspel met zwartkomische ondertonen, neemt gaandeweg een expressionistische en experimentele afslag die mij niet kon overtuigen, maar tot een stormachtig applaus na afloop leidde. Release in Nederland door Cinéart.
‘s Avonds moest de smoking uit de kast om naar de galapremière van Rumours (12/20, out of competition) te kunnen van Guy Maddin, Evan Johnson & Galen Johnson, een nogal flauwe satire over een G7-top waarbij de leiders van de grote geïndustraliseerde landen – waaronder Cate Blanchett als de Duitse bondskanselier en Charles Dance als de Amerikaanse president – in het bos verdwalen terwijl ze eigenlijk aan hun slotverklaring moesten werken. De nipte voldoende danken ze aan de confrontatie met masturberende Duitse zombies en aan een paar geestige grappen tijdens een rondje waarbij elke wereldleider moet vertellen waar hij/zij spijt van heeft in het leven. Het antwoord van de Italiaanse premier is bijna voldoende reden om de film toch te gaan kijken.
A bientôt,
Mark
0 notes
keynewssuriname · 6 months ago
Text
Schaakolympiade selectie compleet na afsluiting dameskampioenschap
Tumblr media
De selectie voor deelname aan de 45ste Schaakolympiade van 10-23 september in Budapest, Hongarije is compleet. Na afloop van het nationaal kampioenschap (overall heren en dames) werd het herenteam bestaande uit nationaal kampioen Viresh Giasi, Jason Yeung, Imaan Kalidjo, Shaief Chashawa en Shiva Kalka bekend. Het damesteam zou echter pas na afwerking van het vrouwenkampioenschap duidelijk worden. Catherine Kaslan, Victoria Kaslan, Alexandra Kaslan, Elise Wu en Maylee Tjon Tjin Joe zijn de uitverkorenen geworden. Naar verluidt, zullen de voorbereidingen (trainingen) spoedig aanvangen. Er zal als selectie 1 keer per week getraind worden. De schakers oefenen de overige dagen bij hun respectieve clubs. In de periode juni tot en met augustus zullen de geselecteerden verder een online training volgen, die ook als voorbereiding dient in aanloop naar de Olympiade. De lessen zullen door een internationale grootmeester op verzoek van de Surinaamse Schaakbond (SSB) worden verzorgd. SSB-voorman, Marlon Kaslan, legt uit dat de kosten voor rekening zijn van de Schaak Confederatie van de America's. De naam van de grootmeester is nog niet bekend. De focus zal in de komende periode bij de senioren volledig gericht zijn op de Olympiade. Er zullen voor de jeugdigen, die ook deel uitmaken van de selectie, wel enkele toernooien zoals scholenschaak, nationale jeugdkampioenschappen en interclub wedstrijden worden georganiseerd. De senioren komen pas na de Olympiade weer lokaal aan hun trekken. Het kunnen deelnemen aan de Olympiade gaat ongetwijfeld gepaard met beschikbare financiën. Kaslan geeft aan dat zijn organisatie sponsors zal moeten zoeken. “Een deel van de kosten worden gedekt door de FIDE (Internationale Schaakfederatie), maar de rest moeten we zelf gaan zoeken.” Kaslan hoopt dat de Surinaamse schakers tijdens de Olympiade zo hoog mogelijk kunnen eindigen. “Want het niveau van de Olympiade is hoog. We hebben nog een vrij jong en dynamisch team. Laten we hopen dat Suriname een goede beurt maakt in Budapest.” Voorafgaand aan de Olympiade zal er een internationaal jeugdtoernooi in El Salvador en een ‘Continental chess toernooi’ in Columbia plaatsvinden. De SSB wil voor laatstgenoemd evenement nationaal kampioen Viresh Giasi afvaardigen. “We zijn nog bezig de middelen bijeen te zoeken” Verder staat ook op programma de Pan-Amerikaanse jeugdkampioenschappen in de Verenigde Staten van Amerika. Read the full article
0 notes
ronnydeschepper · 8 months ago
Text
Louis Ferron (1942-2005)
Mijn volgende boek(je) is “De gehuurde hand”, een novelle die Louis Ferron schreef in 1994 t.g.v. het vijftigjarige jubileum van uitgeverij De Bezige Bij. Het is Ferrons ode aan de Franse film noir, aan acteurs als Jean Gabin en Alain Delon, maar bovenal aan de grootmeester van het genre, de regisseur Jean-Pierre Melville (foto: Louis Ferron in 1981 door Hans van…
Tumblr media
View On WordPress
0 notes
vanfransebodem · 8 months ago
Text
Franse chansons en klassieke werken tijdens Formidable! in 2025
Voor in de agenda! Het Amsterdam Sinfonietta gaat samen met Maria Włoszczowska (viool) en Thomas Oliemans (bariton) van 9 mei 2025 tot en met 1 juni 2025 toeren door Nederland met de voorstelling Formidable!. Ze gaan op reis door Frankrijk, waarin chansons worden afgewisseld met klassieke werken van Franse grootmeesters. Als jongen zong bariton Thomas Oliemans al mee met de sterren van het…
Tumblr media
View On WordPress
0 notes
Text
Tumblr media
Ensor herleeft in Oostende: Een monumentale ode aan een grootmeester https://www.westnieuws.be/ensor-herleeft-in-oostende-een-monumentale-ode-aan-een-grootmeester/?utm_source=dlvr.it&utm_medium=tumblr
0 notes
charleshaddonspurgeon · 1 year ago
Text
Streven naar het beste De schilder zou nooit een hoogtepunt bereiken als hij naar een tentoonstelling zou gaan en zich zou toeleggen op het bestuderen van een werk van matige waarde en zei: "Ik zal proberen dit te bereiken en dan zal ik stoppen en tevreden zijn". Nee, hij gaat naar de tentoonstelling van de grote meesters en hoewel zijn schuchtere potlood misschien niet durft te hopen dat hij zo helder zijn gedachten zal uitstoten en het leven op het doek zal laten vallen zoals de grootmeesters gedaan hebben, toch probeert hij te drinken uit hun inspiratie, in de hoop dat hij zich in de kunst kan opwerken tot een trotse vooraanstaande schilder door hen na te bootsen. Laat de christen dan streven om als zijn Heere te zijn, die de auteur en de volmaker van zijn geloof is. En laat hem, tijdens de hemelse wedstrijd, naar Jezus kijken en van "den Apostel en Hogepriester onzer belijdenis" (Hebreeën 3:1) zijn voortdurende studie maken en ernaar streven om in Zijn beeld te worden veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid.
0 notes
ilovetheater-nl · 1 year ago
Text
Christoff zingt, met de goedkeurende ogen van de grootmeester Will Tura!
In een uitverkochte Capitole Gent ging zaterdagavond ‘Christoff zingt Tura’ in première. In aanwezigheid van de grootmeester zelf bracht Christoff, samen met zijn liveband, een aaneenschakeling van de talrijke hits van Will Tura. “Ik ben ontzettend blij dat we van Will, nog voor hij bekendmaakte dat hij stopte met optreden, de goedkeuring kregen om de prachtige nummers die hij in zijn rijkgevulde…
Tumblr media
View On WordPress
0 notes
twafordizzy · 1 year ago
Text
Slapstick is visuele effecten en komedie
In mijn jeugd waren slapsticks (Comedy Capers) een eerste kennismaking met de (stomme) film. Dwaze achtervolgingen en het smijten met taarten waren terugkerende elementen. Charlie Chaplin, Buster Keaton, Harold Lloyd, Harry Langdon en later Laurel en Hardy waren de grootmeesters van het genre. Slapstick werd afgeleid van de houten stokken die circusclowns tegen elkaar sloegen om het publiek te…
Tumblr media
View On WordPress
1 note · View note
joostjongepier · 3 months ago
Text
Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Wat?   Bildnis eines Mannes mit Schlapphut (1660) door Frans Hals, Bildnis eines Mannes met Schlapphut (Kopie nach Frans Hals, 1907) door Lovis Corinth, Bildnis des Sanitätsarts Dr. Jacob Sachs (1878), Malle Babbe (1640-1646) door Frans Hals, Malle Babbe (Kopie nach Frans Hals, 1869) door Gustave Courbet, Malle Babbe (1640-1646) door Frans Hals (werkplaats), Malle Babbe (1760-1817) door Louis Bernhard Coclers, Malle Babbe (1932-1939) door Han van Meegeren en Wie die Alten sungen, so pfeifen auch die Jungen (1665-1670) door Jan Steen (met detail)
Waar?   Tentoonstelling Frans Hals, Meister des Augenblicks in Gemäldegalerie, Berlijn
Wanneer?   8 augustus 2024
Hoewel Frans Hals nooit echt in de vergetelheid is geraakt, werd hij toch lange tijd gezien als een tweederangs schilder. Zijn spontane techniek werd beschouwd als slordig. Dat verandert in de negentiende eeuw, wanneer hij wordt herontdekt als een van de grootmeesters van de zeventiende-eeuwse schilderkunst. Dit is niet in de laatste plaats te danken aan kunstcriticus Théophile Thoré-Bürger (1807-1869).
Impressionisten als Max Liebermann en Lovis Corinth zijn sterk onder de indruk van Hals’ levensechte schilderijen en zijn vrije, schetsmatige schilderstijl. Op de wand van de expositieruimte is een uitspraak van Lovis Corinth uit 1907 afgedrukt: “Frans Hals hat genau so gemalt wie ich. […]  Ich brauche mich gar nicht zu verstellen.” Zijn kopie van Hals’ man met slappe hoed illustreert zijn stelling. Liebermann neemt de houding van de man met slappe hoed over voor zijn portret van Jacob Sachs.
Ook realist Gustave Courbet was een fan van Frans Hals. Dat blijkt in het volgende deel van de tentoonstelling. Een verhoging biedt een podium aan Malle Babbe. Toen dit schilderij in 1869 op een tentoonstelling in München werd geëxposeerd, nam Courbet de gelegenheid te baat om er een kopie van te schilderen. Hij blijft dicht bij het origineel, zij het dat hij Frans Hals’ monogram en het jaartal 1645 zelf toevoegt. Het is beslist geen slechte kopie, maar vooral de mond haalt het niet bij het origineel. Het vreemde lachje van Malle Babbe blijkt niet zo gemakkelijk na te maken.
De kopie van Courbet hangt links van het origineel. Rechts hangt een andere versie van het werk uit The Metropolitan Museum of Art in New York. Hoewel het werk eerder wel aan Hals is toegeschreven, wijst onderzoek uit dat het afkomstig is uit zijn werkplaats. Dat Malle Babbe al snel een bekend motief was in de schilderkunst, blijkt uit een prent van Louis Bernhard Coclers (1740-1817) naar de New Yorkse versie van het werk. Heel interessant is Malle Babbe in de stijl van Hals door meestervervalser Han van Meegeren  (1889-1947). Het werk werd in 1939 in zijn atelier in Nizza in beslag genomen. De toestand van het werk is niet al te best. Ondanks dat laat het schilderij zien dat Van Meegeren beslist een kundig schilder was. Ik vind zijn Malle Babbe als werk van Hals een stuk overtuigender dan de in de jaren ’30 en ’40 aan hem toegeschreven ‘Vermeers’.
Het hoofdstukje ‘Malle Babbe’ wordt afgesloten met een schilderij van Jan Steen: Zo de ouden zongen, pijpen de jongen. De reden voor de aanwezigheid op deze tentoonstelling is dat er in het door Steen geschilderde interieur twee werken van Frans Hals hangen, waaronder: Malle Babbe.
0 notes
levisgeekstuff · 9 months ago
Text
Batman / Spawn
Tumblr media
Spawn is terug! In de jaren ‘90 verschenen in de VS al twee crossovers tussen de demonische held van Todd McFarlane en Batman. Die schopten het toen door rechtentechnische problemen helaas niet tot een Nederlandstalige uitgave. Nu, vele jaren later, verschijnt de nieuwe crossover wél in de Lage Landen bij Dark Dragon Books. Aan het roer staan oude gedienden McFarlane himself en Greg Capullo. Dat moet vuurwerk geven. Toch? 🤔👉
Mooi tekenwerk…
Het eerste wat opvalt bij een comic als deze is natuurlijk het tekenwerk. Greg Capullo was jarenlang de vaste tekenaar van Spawn. Bovendien had hij ook een behoorlijk lange run op Batman tijdens de ‘New52’ periode. Ervaring genoeg dus met beide hoofdpersonages en dat is er aan te zien. Naast meer dan degelijke pagina’s als altijd pakt Capullo ook uit met enkele indrukwekkende splash pagina’s. Het valt ook op dat Greg’s tekenstijl doorheen de jaren ook wel geëvolueerd is. Net iets minder franjes en wat meer gestroomlijnd. 
Tumblr media
Capullo begon destijds bij Spawn als ‘leerling’ van grootmeester Todd. Die rollen zijn intussen duidelijk omgekeerd. McFarlane zorgt in deze Batman/Spawn voor het inktwerk en dat is… nogal bruut. Met vaak dikke, ongenuanceerde lijnen voegt hij niks toe aan het tekenwerk. Integendeel eigenlijk. Al wil ik hier nu ook weer niet té streng klinken. Deze comic ziet er over algemeen gewoon zeer goed uit.
… minder verhaal
Waar ik wel streng op ben, is het verhaal. Dat is werkelijk niet veel soeps. Ok, een crossover als deze hoeft natuurlijk geen complex verhaal. Je wil de personages uiteindelijk gewoon zien knokken. Maar toch. De ‘Court of Owls’ die Martha Wayne lieten vermoorden omdat in haar halsketting een portaal naar de hel zat. Really? 🤢
Tumblr media
Todd McFarlane is nooit een erg goede schrijver geweest. Goede ideeën genoeg, maar het uitwerken was meestal toch wat anders. En na al die jaren heeft hij blijkbaar nog niet veel bijgeleerd. Niet verwonderlijk natuurlijk, als je meer met je speelgoedfabriek bezig bent dan met je comics. 
Tumblr media
Ook qua setting zijn er enkele vreemde keuzes. Voor Batman zelf is een tijdloze versie zonder veel continuïteit gekozen (zo hoort het volgens mij ook voor een crossover), maar de Joker is dan weer de versie uit Capullo’s New52 run. En bij Spawn speelt dan weer wel heel wat continuïteit. Geen beste keuze, want wij Nederlandstalige lezers zijn natuurlijk al meer dan 15 jaar niet meer mee met Spawn’s ontwikkelingen. 
Verdict
Tumblr media
Ik besef bij het nalezen van bovenstaand artikel dat de algemene toon negatief is. Dat is misschien wel wat scherp. Batman/Spawn is vooral een hele mooie comic en de jaren ‘90 vibe die er vanaf straalt is natuurlijk heel leuk. (Inclusief variant cover. Ik ging voor de ‘Batman on top’ versie 😉) Maar het werkelijk slecht geschreven verhaal maakt dit ook wel meer een kijkboek dan een fijne leeservaring.
Tot slot nog een oproep aan Dark Dragon Books: breng die 2 Batman/Spawn crossovers uit de jaren ‘90 ook nog maar mooi uit!
Leestip: Welke Spawn comics zijn er allemaal verschenen in het Nederlands?
0 notes
peterpijls1965 · 1 year ago
Text
Tumblr media
Kelderwoning in Seoul. Beeld Woohae Cho.
BEKENTENIS VAN EEN MAN GESTOORD GENOEG OM MET EEN BILJARTKEU SAMEN TE WONEN
Het was meesterbiljarter Raymond Ceulemans zelf die me deze dag een fruitmandje uit het noodziekenhuis kwam brengen. Ik hoorde de dieselaggregaat zoemen, want ik huisde om de hoek, in de kelder van meestervervalser Jacques T., die het herenhuis boven mij bewoonde met een neefje en een Filipijnse huishoudster die zich O La liet noemen.
De keuspecialist Raymond Ceulemans mocht ik graag omdat ik tijdens mijn zoveelste opname op de gesloten afdeling graag naar zijn sederende matches op de BRT mocht kijken. De wijze waarop hij zijn keu blauw krijtte, bracht me zowat in vervoering. Dat wilde ik ook, de Raymond Ceulemans worden van het driebandtoernooi tussen mijn oren.
´Awel zulle, hier is uw fruitmandje´, groette Ceulemans me, terwijl hij via de smalle betonnen trap mijn gewelfkelder kwam binnen grijnzen. Ik schaamde me allang niet meer over de deplorabele staat van mijn door vocht en schimmel aangetaste kelderwoning. Zonder daglicht, dat spreekt.
Wat bescheten stond ik met het in strak cellofaan verpakte fruitmandje van meesterbiljarter Raymond in de handen. Ik staarde hem aan, zonder wat te zeggen. Niemand had me dat ooit geleerd, sociaal wenselijke geluiden maken bij dit soort gelegenheden. ´Ik heb nog een surprise voor je´, zei Ceulemans. Hij ging terug de trap op en kwam weer naar beneden met een lange biljartkeu van het huismerk Raymond Ceulemans.
Verlegen blozend nam ik het geschenk aan. ´Waar heb ik dat nou weer aan verdiend?, stamelde ik. ´Allez, ge bent mijn trouwste fan´, sprak Ceulemans. ´Ik herinner mij heus nog de mooie brieven die je me schreef vanuit de gesloten afdeling. Hoe je genoot van mijn kalmerende biljartsuccessen.´
De grootmeester van de afgeketste carambole maakte aanstalten weer te gaan. ´Hoeveel uur oefent u eigenlijk per dag?´, bracht ik schaapachtig uit, vooral omdat ik niks anders wist te verzinnen. ´Oefenen doe ik alleen aan de toog. Het smeert mijn gewrichten en lasert mijn oog´, grijnsde de West-Vlaming. Toen besteeg hij de smalle betonnen trap van mijn kelder, liep de hal in en sloeg de voordeur met een droge tik achter zich dicht.
Ik bleef vol ongeloof staan, met die glanzende biljartkeu in mijn handen, die ik droeg als een pasgeboren zuigeling. De enkele lampenpeer die mijn haveloze bezittingen illumineerde – een bed, een tafel en een stoel – begon zenuwachtig te flikkeren.
Het betrof een tweedehands Philips gloeilamp, de enige multinational die ik nog vertrouwde. Alleen durfde ik dat geheim zelfs niet met mijn dagboek te delen. Alleen een enkel kind fluisterde ik dat wel eens in het oor, in de speelhoek van de Albert Linders-super even verderop in de straat. Tenminste, als er geen luizenmoeder in de buurt stond om me weg te sissen met het argument dat ik een gore pedo was.
Ondertussen vroeg ik me af wat ik eigenlijk aan moest met die beige biljartkeu. Zelf had ik de sport al decennia niet meer kroegsgewijs beoefend. Zou ik de rotkop van meestervervalser Jacques T. tot moes beuken? Het beviel me geenszins dat hij zijn herenhuis van drie verdiepingen had volhangen met door hem vervaardigde imitatiekunst, die voor grof geld van de hand ging op online veilingen.
Zijn neefje van 8 wou ik ontzien. Het betrof een bleek, teringachtig joch dat zich meestal schuilhield op de zolderverdieping. Dat vertelde de Filipijnse huishoudster O La me tenminste eens, toen ze me met haar gulle lach een keer aansprak. Ik kwam weer eens lazerus de hal binnen strompelen. Uiteraard had een oogje op O la, maar durfde ik natuurlijk niet te laten merken. Dat hoefde denkelijk ook niet. De Filipino O La had wrede, wetende donkerbruine ogen. Haar vel van oker was mat en leek me zijdezacht.
Toen, zonder enige aanleiding of vooropgezet plan, schudde ik de zoetgevooisde gedachten over O La van me af. Ik besteeg de keldertrap, de biljartkeu losjes in mijn rechterhand houdend. Zonder aan te kloppen liep ik de tuinkamer in. Meestervervalser Jacques T. zat zachtjes kreunend van astmatische inspanning de Guernica van Picasso na te schilderen, op een lullig linnen doekje van 50 bij 30 centimeter of zo.
Jacques T. zat met zijn rug naar hem toe. Ik besloop hem op kousenvoeten van achteren. Roerloos bleef ik daar staan, neerkijkend op het logge lichaam van de vervalser. Even dacht ik aan mijn dode moeder. ´Hij zal het wel nodig hebben´, zei ze altijd over types als Jacques.
Toen pakte ik met beide handen de keu in mijn vuisten. Ik hief de houten gelegenheidsknuppel hoog boven mijn hoofd. Ik raakte zo hard mogelijk het hoofd van Jacques T. Ook toen hij na een halve minuut krijtloos rammen al roerloos op de grond lag, besloot ik door te gaan met slaan.
0 notes
modernfilmcanon · 2 years ago
Text
Cannes 2023 - Dispatch 4
Mes amis du cinema,
Het doet mij een groot genoegen u te kunnen mededelen dat Cannes vanochtend zijn eerste meesterwerk presenteerde: THE ZONE OF INTEREST van Jonathan Glazer (Competition: 18/20). De film portretteert het dagelijks leven van Obersturmbannführer Rudolf Höss en zijn vrouw Hedwig, die tijdens WO II in een riant droomhuis pal naast Auschwitz wonen. Met alweer een glansrol van mijn favoriete actrice Sandra Hüller, nu als de ‘Königin von Auschwitz’. Een film over de banaliteit van het kwaad, waarbij de gruwelen in de kampen buiten beeld blijven, maar ondertussen toch op allerlei manieren de gezinsidylle van de Hössjes binnensijpelen.
De eerste zaterdag van het festival staat vrijwel altijd in het teken van een grote Hollywoodfilm; in dit geval zelfs de grootste première van dit festival: KILLERS OF THE FLOWER MOON van Martin Scorsese, met naast de Amerikaanse grootmeester ook Leonardo DiCaprio en Robert de Niro op de rode loper. Aan tickets geraken leek voor bioscoopprogrammeurs niet weggelegd, en dus was de enige mogelijkheid om de film (die slechts 1 keer wordt vertoond) te zien, vroeg postvatten in de zogenaamde last-minute rij. Vlak voor aanvang van de voorstelling worden eventueel lege plekken (van mensen die een ticket hadden maar die niet zijn komen opdagen) opgevuld met gelukkigen uit deze last-minute rij. Ik besloot het erop te wagen en vertrok na de lunch naar ons appartement om mijn smoking aan te trekken. Toen ik vervolgens 3,5 uur voor aanvang van de première bij de rode loper arriveerde, stonden er al een slordige 200 mensen in die last-minute rij. Hoe naïef van mij om te denken dat 3,5 uur wachten zou volstaan om binnen te geraken bij Scorsese. Na afloop zag ik op Twitter dat drie Amerikaanse filmstudenten al om 4.45 uur vannacht in de rij waren gaan staan: 13 uur en een kwartier voor aanvang van de voorstelling. Flink nat zullen ze ook zijn geworden want ook vandaag regende het grote delen van de dag in Cannes. Ik mag voor ze hopen dat ze binnen zijn geraakt. Volgens de eerste recensies hebben ze dan een meesterwerk gezien.
Ook gezien vandaag: ONLY THE RIVERS FLOW van Wei Chujun (Un Certain Regard: 14/20): het type fraai gestileerde Chinese neo-noir detective waarvoor ze in Cannes altijd wel een plekje in de line-up weten te vinden. Degelijk, maar geen THE WILD GOOSE LAKE.
Als er een debuutfilm tot de competitie om de Gouden Palm weet door te dringen, dan is er doorgaans iets bijzonders aan de hand. Dit jaar lukte het de 36-jarige Senegalese Ramata Toulaye-Sy om met haar eerste film gelijk door te dringen tot de meest prestigieuze filmcompetitie ter wereld. BANEL & ADAMA (Competition: 13/20) bleek een sympathieke film over een jong koppel op het Senegalese platteland dat zich voorzichtig tracht te ontworstelen aan het traditionele leven dat de dorpsoudsten voor hen hebben uitgestippeld. Maar het lot haalt je altijd in, zeker als de klimaatcrisis ook nog eens om de hoek komt kijken. Een beloftevol debuut, soms wat onbeholpen geacteerd en nog niet rijp voor competitie, maar dit is vast niet de laatste keer dat we iets van Ramata Toulaye-Sy horen.
Ik sloot de dag af met die andere Afrikaanse competitietitel: het Tunesische LES FILLES D’OLFA van Kaouther Ben Hania (Competition: 15/20): een bijzondere mix van documentaire en speelfilm. De Olfa uit de titel is een Tunesische vrouw met vier dochters. Twee dochters zijn in de film te zien; de andere twee blijken zich bij Islamitische Staat te hebben aangesloten en hun lot wordt gaandeweg de film duidelijk. Filmmaakster Kaouther Ben Hania schakelt twee actrices in die de ontbrekende dochters vertolken en samen met moeder Olfa en haar dochters Eya en Taysir wordt het tragische verhaal van het gezin gereconstrueerd, waarbij de totstandkoming van de geënsceneerde scènes veelzeggender blijkt dan die scènes zelf. Het meest bijzondere van de film is wel hoe zussen Eya en Taysir reageren op de introductie van de twee actrices die hun oudere zussen spelen, en hoe zij gaandeweg een soort van gezin gaan vormen.
LES FILLES D’OLFA is heel veel: therapeutisch proces, melodrama, metafictie en documentaire lopen in elkaar over. Niet alles werkt en het is het soort film waarbij het geheel wat minder is dan de som der delen, maar sommige delen zijn zo indrukwekkend dat dat in dit geval niet uitmaakt.
A bientot,
Mark
P.S. Gezien door andere leden van Team Lumière:
Goodbye Julia – Mohamed Kordofani (Un Certain Regard)
Le Syndrome des Amours Passées – Ann Sirot & Raphaël Balboni (Semaine de la Critique)
0 notes