Tumgik
#Open over de Dood
haarlemupdates · 2 years
Text
‘Open over de Dood’: een luchtige informatieavond
‘Open over de Dood’: een luchtige informatieavond
Op woensdagavond 2 november uur organiseert Uitvaartverzorging Loes Hofhuis, in samenwerking met Landgoed Duin en Kruidberg, de informatieavond Open over de Dood. Een aantal artiesten zingen, praten en presenteren de luchtige avond en er is een mini-uitvaartbeurs aanwezig, waar informatie over uitvaarten te vinden is. De avond is gratis toegankelijk, maar men dient zich wel van tevoren aan te…
Tumblr media
View On WordPress
0 notes
filipviewer-dot-exe · 7 months
Text
Ik realiseerde me net dat ik mijn gecancelde-game masterpost hier nooit gepost heb. Voor context: ik heb een document met links naar gecancelde games die op de website van de gamemania staan alsof ze ooit zijn uitgekomen, met prijzen voor de tweedehands-versies er gewoon naast. Verderop meer over het belang van deze post.
De Xbox 360 en Playstation 3 ports van Mad Max.
Al waren deze ports wel aangekondigt tijdens de E3 in 2014, de game was te groot in schaal om ze speelbaar te kunnen maken op de last-gen consoles. Erg jammer, ik hou ervan als games net iets te veel in moeten leveren om ze speelbaar te maken op oudere platforms.
The Witcher: Rise of the White Wolf
Met het succes van de eerste Witcher game kondigde CDPR eind 2008 een console-port van de game aan, die op de playstation 3 en Xbox 360 zou verschijnen. De game zou andere mechanics dan het origineel hebben, maar hetzelfde verhaal volgen. De game zou door een andere studio gemaakt worden, en doordat deze samenwerking moeizaam verliep is de game uiteindelijk helaas gecanceld
Fable Legends (deze game is sinds ik de post geschreven heb van de site verwijderd)
Deze MMORPG, ontwikkeld door Lionhead (die elke mainline game na de eerste gemaakt heeft), zou free2play zijn en was zelfs al in open beta voordat Microsoft, het moederbedrijf van Lionhead, de studio in 2016 sloot en daarmee ook de ontwikkeling van de game stopzette. 
Dying Light voor de Xbox 360 en Playstation 3
Deze ports zijn ook losgelaten nadat duidelijk werd dat de games te zwaar waren om in de tijd die ze hadden op de oudere consoles uit te brengen. Zoals jullie doorhebben was deze generatie berucht om hun ports: ze hadden een onmogelijk groot marktaandeel, dus ze konden de consoles niet in het verleden laten, maar de Playstation 3 had zo'n bijzondere architectuur dat het haast onmogelijk was 'even' een game naar dat platform over te zetten.
Heist
Van veel gecancelde games die niet in een serie/franchise zitten krijg je nooit te horen dat ze gemaakt waren, vandaar dat dit de eerste game in deze lijst is die niet verbonden is aan een andere serie. Volgens wikipedia is deze game gecancelled doordat de makers van het spel niet wisten waar ze aan begonnen (wat in het bijzonder voor problemen met de ps3 versie zorgde) maar ook omdat de studio te veel van ze vroeg. De game zou een open-world Mafia/GTA clone moeten worden en zich afspelen i nde onderwereld van San Francisco in de jaren '60, maar helaas is daar niks van gekomen
Twin Mirror
Helaas heeft de achtste console-generatie vroegtijdig de dood van fysieke media ingeluid. Vandaar dat deze game op de lijst staat: de game was aangekondigd met een fysieke versie, maar die is nooit uitgekomen (al schijnen we niet veel te missen).
https://www.gamemania.nl/nl/games/xbox-one/142499_twin-mirror/
Mijn punt.
Naast deze obscuurdere titels staan games als Prey 2 ook nog op de Game Mania website, maar ik denk dat jullie wel doorhebben dat het er een flink aantal zijn.
Ik heb deze post niet geschreven om te vragen of deze pagina’s van de site verwijderd worden, integendeel zelfs! Deze tweets zijn bedoeld als pleidooi om deze games op de site te laten staan, juist omdat ze gecanceld zijn.
Op Wikipedia en game gerelateerde nieuwssites is vaak informatie over de game te vinden, maar marketingmateriaal als de flaptekst en foto’s (en verwachte prijs)) zijn waardevolle onderdelen van de geschiedenis van games die niet overal terug te vinden is, laat staan in het Nederlands. Door deze pagina’s op de site te laten zou de website dus ook kunnen fungeren als archief! 
Het is echter verwarrend voor “gewone” klanten om als ze op Shrek games zoeken als eerste resultaat Shrek: Forever After voor de PSP en PS2 krijgen (disclaimer: helaas is deze game sinds het schrijven van mijn post ook van de site verwijderd), een versie van de game waar ik na een uur zoeken online 0 bronnen voor heb kunnen vinden (dus als jullie meer informatie hebben over deze ports, laat het me please weten). Om duidelijk te maken dat het om een gecancelde game gaat is echter niks meer dan een disclaimer nodig, dus dat is dan ook mijn voorstel om aan de pagina’s aan te passen, in plaats van ze te verwijderen.
Want al zijn fysieke games zo belangrijk voor het archiveren van media, weten welke fysieke games we juist niet hebben en waarom niet is net zo waardevol.
5 notes · View notes
devosopmaandag · 4 months
Text
Verdwenen paradijzen
“Vlinders en bloemen, de donkerrode aarde van de Quantocks en witgepleisterde huisjes in het bos. Dagen zonder einde, met geen ander doel dan met wijd open ogen door de velden naar zee lopen en door de getijdenpoelen waden. Waarom kan mijn film niet terugkeren naar dat paradijs.”, schreef Derek Jarman toen hij 49 was. Drie jaar later stierf hij.
“Terwijl ik dit schrijf komen al die ervaringen weer bij me boven, veertig jaar en meer nadien – het rustgevende gedruis van de golven, en de zilte geur – jongensjaren, het schelpen graven, blootsvoets, met opgerolde broekspijpen – al oogstend de kreek langs – de geur van de zeggevelden ....”, schreef Walt Whitman honderd jaar voor Jarman.
Het verdwenen kinderparadijs is een krachtige literaire bron en wordt ten onrechte als een uitgekauwd onderwerp gezien. Wie zijn of haar schouders ophaalt voor dat verlies is een cynicus of heeft te veel pijn opgedaan als kind.
Gisteren zat ik in de benedentuin, onder het lichtgroene dak van een grote beuk. Ik zag dat er in het gras gewroet was. Reeën, volgens eigenaar Craig, ze zoeken de laatste beukenootjes. Ik hoorde de Maulde stromen, en zachter, bijna als geritsel, het stroompje dat kronkelend achter mij loopt. Het was daar dat ik eerder voor het eerst van mijn leven een onooglijk geel bloemetje zag, de 'goudveil'. De hemel was stralend blauw, Mont Loron stond pront in mijn blik. Mijn borduurwerk liet ik zakken. Ik was voor even in een paradijselijk moment beland. “Het was. Het zal nooit meer zijn. Herinner.”, schrijft Paul Auster tot slot in 'Het spinsel van de eenzaamheid. Twaalf dagen geleden stierf hij. Ik zal hem herinneren.
Ik kwam op dat goed bewaarde kinderparadijs omdat ik achterin de benedentuin een pol met dotterbloemen vond. Ze horen niet hier maar duizend kilometer noordelijker. Dotterbloemen vormden met zwanenbloemen, pinksterbloemen, en lisdodden mijn bloemenwereld als Indisch kind in het Friese weidelandschap. Ik hoefde maar de straat uit te lopen en ik kon ze al tegenkomen. Dat duurde niet lang, want de nieuwe tijd stond met heipalen en hijskranen te dringen.
Walt Whitman groeide op op Long Island. Hij schrijft over iets waar hij zielsveel van hield: het rapen van meeuweneieren. Onlangs kreeg een 71-jarige Brit zijn derde gevangenisstraf voor het stelen van enkele duizenden eieren uit nesten van zeldzame vogels. Hij had het als jongen van zijn vader geleerd, en kon er niet mee stoppen. Zijn verzameling oogt prachtig. Op onze kwetsbaar geworden planeet en in ons schuldig natuurbewustzijn is het rapen van meeuweneieren en nachtzwaluweieren volstrekt taboe. Het is een ander soort dood van dat kinderparadijs. Ooit vond ik samen met Baukje Fokkema, op ons negende, een kievitsei in de weilanden van Wolvega. We waren euforisch. Het was, het zal nooit meer zijn, herinner.
2 notes · View notes
deada55 · 11 months
Text
for kloktober day 14: use a fall food or drink
Nathan and Pickles experiment with making their own cooked-down pumpkin for a pie, and Toki and Skwisgaar get into a fight. A mini-thing!
“You don’t have to buy the canned stuff, dude. If you heat up the pumpkin stuff in the oven, it’ll mush up.”
“Like, with the seeds?”
“Uh…”
Pickles and Nathan looked through a glass oven door at a whole pumpkin sitting in a 500 degree oven. At the stainless steel kitchen island, Murderface was stabbing the top of the carving pumpkins over and over to open the tops while Toki delighted in removing the slimy seeds and fibers with his bare hands. Skwisgaar sat on an emptystainless steel countertop and practiced guitar.
“Yeah, dood. They’re edible n’ stuff.”
“I canst waits to take pictures of the kitty cats in these!” An RV full of adoptable cats was waiting in the garage getting free gas, mechanical service, and sewage emptied while he carved the pumpkins that would soon star in a series of photographs with cats and kittens. He’d asked to “rent” the cats, but ended up funding a promotional campaign for the ASPCA in the process. Of course, as part of that, he will be able to host his own photoshoot with some cats from a local ASPCA shelter.
“Brutals. Putting the cats in the pumpkins in de ovens.” 
“No, Skwisgaar! No!” Toki glared, Skwisgaar rolled his eyes, and Toki flung a fistful of pumpkin guts onto Skwisgaar’s fretboard. 
A brawl of excess consonants and stomping killed two of the gutted pumpkins, leaving Murderface to smash the one he’d been working on, which was harder won than the others, on nothing more than impulse. Nathan and Pickles were still in front of the oven, watching the stem burn and smoke as it rested against the heating element. It barely fit in the oven to begin with, so something had to touch the inside.
“Huh.”
“Yeah. Guess it’s a sear or somethin’. Want a light?” Pickles pulled a joint, wrapped in a festive black paper, out of his pocket. 
“Do pumpkins usually get a sear before they get blended up? Like, at the factory?”
“Nathan, do you want to smoke or not?”
3 notes · View notes
ralph-mulder · 2 years
Text
Waarschuwing!!! dit is een heftig gedicht, komt uit de tijd dat het heel slecht met mij ging en dit gevoel komt nu weer bij mij boven na het horen dat er twee verschillende mensen in korte tijd suïcide hebben gepleegd
Een aanstormende trein
Je bent op het verkeerde terrein
Een gebroken raam
Een dieptepunt waarvoor ik me schaam
Een overdosis pillen
De pijn je zou wel willen gillen
Vallen en opstaan
Maar hoe kun je in hemelsnaam doorgaan
Smijt jezelf tegen de muur
Luister er is geen genezende kuur
Je zult er mee moeten leren leven
Maar hoe kun je dan nog naar het hoogste streven
Ik voel de wind langs mij heen gieren
De duivel zit mij telkens te klieren
Hoe moet je de moed erin houden
Is dat wat de stemmen wouden
Gedachtes zijn brengen mijn hoofd op hol
Ik wordt van die stemmen dol
Beelden vol bloed
Heb ik niet genoeg geboet
Ik sta met mijn blote voeten in de glasscherven
De pijn en het bloed die mijn trots bederven
Rust is het gene wat je zoekt
Maar dat heb je niet zo geboekt
Is dood een antwoord
Je hangt al aan zo’n dun koord
Ik weet het niet
Ik zie het niet
Een aanstormende trein
Het maakt me machteloos en klein
Een gebroken raam
Een bloederig lichaam
Een overdosis pillen
Kunnen zij de pijn stillen?
Snij in je armen om wakker te worden
Hoe zal je, je gedachtes goed kunnen ordenen
Ik verlies de macht over mezelf
En val in de verkeerde helft
Dood lijkt de enige weg
Dat is wat mijn gedachtes zegt
Iets binnen mij wil niet
Maar als die geen andere uitweg ziet
Ik moeten een opening zien te vinden
Voordat ze me hier verslinden
De stemmen mogen niet winnen
Ze moeten op gaan in de zinnen
Maar ik ben uit gestreden
Ik heb te veel geleden
Een aanstormende trein
Hoe had het anders kunnen zijn
Een gebroken raam
Een gebroken lichaam
Een overdosis pillen
Niemand kan deze pijn stillen
© Ralph Mulder 22-02-2006
7 notes · View notes
jurjenkvanderhoek · 1 year
Text
HANNEKE FRANCKEN TEKENT ZICH EEN NIEUWE WERELD
Tumblr media
In haar mysterieuze tekeningen voegt Hanneke Francken ongelijksoortige zaken samen zodat er nieuwe samenstellingen ontstaan. Het lijken verschillende onderdelen uit de natuur te zijn, samengebracht als een collage. Geknipt en geplakt. Landschapselementen die nooit met elkaar in samenhang waren of ooit hadden kunnen zijn. Francken verstrengelt deze, vlecht aaneen en weeft ineen. Er ontstaan nieuwe werelden, andere omgevingen. Het boek “Intertwine”, een uitgave in eigen beheer met teksten van Arno Kramer, Diana Wind en Patty Wageman, is een kaartenmap om die werelden gewaar te worden. Een reisgids om ontdekkingen te doen. In de getoonde tekeningen kan ik zoeken en vinden, kijken en zien. Er is echter niets verborgen, alles is helder en klaar in beeld gebracht. Het is een positieve wirwar, waarbij de ogen de kost krijgen. Hongerig sla ik het boek open en laaf mij aan deze overvloed aan lijnen, vlakken en kleuren.
Hanneke Francken heeft de natuur als inspiratiebron, als basis voor haar werk, als uitvalsbasis om te scheppen. Want dat is wat ze doet, scheppen. Onwezenlijke omgevingen bestaansrecht geven. Nieuwe natuur creëren. Niet voor handen zijnde samenstellingen grijpbaar maken. Alle elementen die existeren samenbrengen en er een vernieuwd inzicht mee tekenen. Als het ware de natuur ofwel de zichtbare werkelijkheid recyclen. Hergebruiken in een ander beeldend leven. De reïncarnatie van de oorspronkelijkheid.
Tumblr media
Met de natuur als uitgangspunt neemt Francken geen genoegen alleen de werkelijkheid te reproduceren, na te maken, in beeld te brengen. Ze streeft geen perfecte nabootsing van de wereld om zich heen na. “Zij tekent als het ware een ander leven in het werk”, lees ik in de inleidende tekst van tekenaar, curator en dichter Arno Kramer. “Zij speelt op een evidente manier met drama, met het bovennatuurlijke en misschien met het esoterische en religieuze, zonder larmoyant te worden.” Het boek toont ouder werk en meer recente tekeningen van Hanneke Francken. De vroege werken hebben nog de mens in alle oorspronkelijke naaktheid als onderwerp. De menselijke figuur wringt zich in alle bochten om zich te verwonderen over de natuur. Niet om er de baas over te spelen, maar één te zijn met en er opgaan in. Tekeningen waarin kleurpotloden in de doos blijven, in grijzen is de werkelijkheid eer aan gedaan.
Dan in het weergeven van gestorven dieren komt er kleur in de flora rond de fauna. Door de bloemen en planten levend te kleuren is de fazant en is het konijn echt levenloos. Zo dood als een pier. Tekeningen die qua onderwerp niet oogstrelend zijn, echter de manier waarop Francken deze dode werkelijkheid tot leven brengt is onnavolgbaar. De ondergrond is nog helder wit, het wit van de drager. Maar dan krijgt ook het papier kleur en stap ik echt een andere wereld binnen. De harde realiteit wordt ingewisseld voor een onwezenlijke zachtheid. Het onderwerp is nog even meelijwekkend, maar gevat in een legendarische onderwereld. Legendarisch als in fabelachtig, wonderlijk en verbazingwekkend. De onderwereld omdat het beeld duister is, geheimzinnig en onverklaarbaar.
Tumblr media
Hanneke Francken maakt cryptische tekeningen. De waarheid verbergt zich in raadselachtige samenstellingen. Want de dierfiguren gaan zich min of meer verbergen in de vegetatie. “Zij gaan soms op in de duizeligmakende hoeveelheid lijnen en het is de vraag of er nog een voorgrond en een achtergrond bestaan”, schrijft Arno Kramer. “De lijnen zijn zo gevarieerd en zo gevoelig en ook intuïtief getekend, dat ze nooit van te voren zo bedacht kunnen zijn.” En Kramer besluit zijn betoog met “De tekeningen van Hanneke Francken hoeven niet begrepen te worden, ze moeten beleefd worden, je kunt er in dwalen, je kunt er zelfs in verdwijnen.” En inderdaad raak ik mezelf kwijt in de meest recente, intertwine, composities. Denk ik een rotspartij met mos begroeid te zien, kan zich daar zomaar een vogelbeest uit los maken. Meerdere keren moet ik mijn blik over het getekende laten gaan, mijn ogen goed de kost geven in en aan de voorgeschotelde composities, om de ware aard ervan te doorzien.
Francken fantaseert vanuit de werkelijkheid cellen, organismen, gevogelte, wild en vegetatie. Zoals de schepper de aarde construeerde. Het afpellen van de werkelijkheid, noemt directeur Stichting Oude Groninger Kerken Patty Wageman dat. Tot je op dat deel van de evolutie stuit waar het allemaal begon. “Op zoek naar de oorsprong om er vervolgens een nieuw begin aan toe te voegen.” Door mythologie, natuur, evolutie en eeuwigheid vloeien dieren en planten tot onwerkelijke sferen samen. In deze werken doet zich veel voor, er staat van alles te gebeuren. Iedere vierkante centimeter is benut om de beschouwer te dwingen geconcentreerd te kijken. De aandacht te vestigen op de dynamiek van de slingerende lijnen en de in elkaar grijpende elementen. De natuur heeft de overhand in de tekeningen. Knoestige bomen, bebladerd geschubde stammen, sprietende takken, een bast als een prentenboek. Daaromheen verwaaien twijgen en loof, de blik laat zich stroomlijnen in deze wildernis. Werken waarin Francken zich zichtbaar zorgen maakt over de toekomst van ons bestaan. “Zij beweegt zich in haar werk tussen wat vanzelfsprekend was, de levenscyclus”, schrijft curator hedendaagse kunst Museum Rijswijk Diana Wind, “naar nieuwe mogelijkheden, microben en andere eencellige wezens, tot geen invulling weten van wat gaat komen, de lege plekken in haar tekeningen.”
Tumblr media
“Het is een weelderig en bewegend spel van kleur en lijn dat als resultaat een attractieve manifestatie heeft. Begeeft de blik zich op korte afstand langs de getrokken lijnen, de afgebakende velden, dan merk ik tussen de veelvormige vegetatie weleens een addertje onder het gras, kijk ik niet zelden de kat uit de boom en vind ik soms een vreemde eend in de bijt. Kortom er beweegt zich meer tussen deze hemel en aarde van Hanneke Francken”, schreef ik geboeid door haar werk bij de tentoonstelling Synthese vorig jaar in Galerie Getekend in Heerenveen.
Gefascineerd door de cyclus van het leven laat Francken een nieuwe wereld ontstaan in haar werken. Ze illustreert haar fascinatie in een rijke schepping van samenvloeiende planten en dieren, met incidenteel in de achtergrond een teken van menselijke activiteit. Maar vooral draait het in haar werk om die eerste dagen van het scheppingsverhaal, om het creëren van een synthese van waaruit nieuw leven ontstaat. Het nieuwe landschap is een visioen, een voorspelling van een apocalyptische toekomst, een nieuw begin.
“Tekenen is voor Hanneke Francken een manier om beeldend te schrijven”, schrijft Patty Wageman. “Een tekening moet in haar ogen bruisen, energie uitstralen en beweging laten zien. Het moet dynamisch zijn en het statische van het vlak overstijgen. (…) Met haar cycli probeert ze de kijker bewust te maken van de wereld om ons heen, van wat de aarde met ons doet en wij met de aarde.”
Tumblr media
De in het boek opgenomen en door de tekeningen gestrooide gedichten zijn even mysterieus als de tekeningen dat in eerste beschouwing zijn. De beelden vergen het om lang naar te kijken, erin te duiken als het ware. De poëzie heeft een lange adem nodig om de woorden te laten indalen. Ik citeer: “Onder golven duiken - Niemand weet als niemand ziet het gezicht wat in het grafiet verdwijnt. / In de weerspiegeling is zij niet opgehouden met bestaan / slechts klanken die terugkeren, soms in wankel evenwicht. / / Als je schrijft: dat er geen ik meer is, of niet meer dezelfde ik, / legt zij afstanden af, zodat het oog niet went aan de verdwijning.”
Intertwine. Tekeningen en gedichten Hanneke Francken. Teksten Arno Kramer, Diana Wind, Patty Wageman. Oplage 150 exemplaren. Uitgave in eigen beheer, oktober 2022.
2 notes · View notes
Text
DOVDH - Hoofdstuk 47-50
Hallo lezers,
Dit is wat ik tot nu gelezen heb in het boek de ontdekking van de hemel:
Hoofdstuk 47, p 629
Themaat was er slecht aan toe. Hij was doodmoe en knipperde amper. Het boek speelt zich nu in 1984 af,Quinten was nu al inmiddels 16. Themaat en Quinten hadden een conversatie over wat de toekomst zou brengen en hoe architectuur en muziek een verband hebben met elkaar. Ze legde verbanden over historicussen, de bijbel en filosofie. Themaat vertelde over een architectuurtentoonstelling in Venetie met het thema "de presentie van het verleden". Hij sloeg een boek open met daarin 'De Acropolis in een lachspiegel'. De afbeelding was bijna identiek als wat Quinten zag in zijn droom: De Burcht. Dit was een leuk stukje uit het boek:
Tumblr media
Na het gesprek ging bekeek Quinten de cello van zijn moeder.
Hoofdstuk 48, p 640
Themaat verhuisde voor een onbekende tijd naar een psychotherapeutisch centrum in Apeldoorn. Evert, de zoon van Nederkoorn en Arend Proctor werden goede vrienden. Proctor, de vader van Arend, werd razend op de twee vrienden, doordat ze de binnendeuren ineens begonnen door te hakken met een bijl. Na een avond drinken, twee weken later, hadden Arend en Evert een auto gestolen. Uiteindelijk waren ze verongelukt en Evert was zwaargewond geraakt terwijl Arend stierf. Nederkoorn zei niks tegen Proctor, terwijl hij er kapot van was. De Proctors zijn na Arends begrafenis vertrokken. Blijkbaar moest Evert voor altijd in een rolstoel zitten. Ook Ada's toestand was aan het verslechteren, er was een grote kans dat ze baarmoederkanker heeft. Sophia en Max hoopten dat Onno weer tevoorschijn zou komen, maar dat deed hij niet.
De dokters zeiden dat ze niks voor Ada konden doen. Sophia wilt geen trage dood voor haar dochter. Ze wilt dat de dokter haar gaan abstineren, zodat het snel gebeurt zonder 'pijn'.
Max was het komende half jaar geobsedeerd door de MQ 3412. Hij droomde ervan, praatte erover, dacht eraan. Alles wat er mee te maken had aanbidde hij bijna. de Quasar, oftewel de MQ 3412, was een geheimzinnig, superzwaar object aan het limiet van het waarneembare heelal, dat even veel energie uitzond als duizend melkwegstelsels van elk honderd miljard sterren. Een quasi-ster was kleiner dan een sterrenstelsel, vermoedelijk zat er een zwart gat in, het monstereachtigste van alle hemerverschijnselen. De MQ 3412 was een sterke komische radiobron dat Max had ontdekt, het bevind zich op alle punten van een lijn, ookal heeft het geen energie.
Eerst wouden de ingenieurs en zijn collega's niet luisteren omdat er misschien een " fout" in zijn berekeningen en observaties waren. Dus ging hij aan de slag, want hij wilt iedereen bewijzen dat hij gelijk heeft.
Hoofdstuk 49, p 653
Tsjallintsje, Max' secretaresse, was onder de indruk over Max zijn uitvinding. Er speelde iets tussen de twee karakters. Liefde of gewoon vrienden? Ze had een diner met bloemen en oesters georganiseerd voor Max, dat ze normaal nooit deed. Uiteindelijk zei ze aan Max dat ze een kind wou, een kind van hem. Max was geschrokken en dacht er logisch over na. Hij zou 70 zijn als het kind 18 was. Zoiets wou hij niet. Hij ging weg, terug naar huis en ging zitten op en stoel. Hij dacht na over alles dat hij tot nu toe heeft meegemaakt. Hij dacht aan Cuba, Marylin, Sophia, Ada, alles en iedereen. Hij was dronken en viel bijna in slaap, maar zijn brein bleef maar doorwerken. Ineens wist hij het antwoord en snapte hij het. De MQ 3412 was geen fout, zoals al zijn collega's on de hele wereld nu dachten, maar zij onthulde een constellatie die in niemands hoofd opkwam. Het was net zoals de ontdekking van penicilline door Fleming. Hij dacht verder na over de Quasar en dat het misschien niet eens een zwart gat bevat , maar de oersingulariteit zelf: het punt aan het firmament, waar de bigbang nog was te zien. Hij moest nu snel slapen en dit de volgende dag publiceren, voordat een ander op het zelfde idee komt. Hij dacht na over een conferentie in Bari waar hij naar toe zou moeten gaan. Hij dacht aan het heilige getal tien en dat de Big Bang theory net als oneindige muziek is. Hij kreeg een hele epifanie over het universum en de wetenschap. Uiteindelijk, voelde hij zich gelukkig en begon te lachen.
Tumblr media
-> Dit is hoe ik me voorstel hoe zijn openbaring was in zijn hoofd en hoe hij zich voelde op dat baanbrekend moment.
Hoofdstuk 50, p 672
Vier dagen later was er een begrafenis op het kerkhof van Westerbrok. vershcillende technici en astronomen kwamen. Sophia, Selma, Theo, Quinten, iedereen was er, buiten Onno. Max was gestorven doordat er een meteoor op hem viel en zelfs zijn beste vriend kwam niet. Quinten voelde zich alleen. Iedereen stierf rond om hem en hij kon het niet meer aan. Sophia was de jongste, 62 om precies te zijn. Hij besloot om zijn vader te gaan zoeken. Quinten zit nu in het vijfde en overwoog om met het gymnasium te stoppen. Sophia wou dit niet, ze wou dat hij optenminste zijn secundair onderwijs afmaakte. Sophia zou binnen een paar maanden op straat belanden. Max, Onno, haar man, niemand kon haar nu helpen. Quinten was vastbesloten om zijn vader te zoeken en uiteindelijk liet Sophia hem gaan.
Quinten ging naar Giltay om daar iets te vinden over zijn vader, maar hij heeft zijn sporen goed uitgewist. Hij dacht om misschien op reis te gaan naar Italie om daar misschien de Burcht te vinden.
2 notes · View notes
stefselfslagh · 2 years
Text
Jeroen Olyslaegers: “Ik heb mijn goeroe-ambities opgeborgen.”
Dit stuk verscheen op 1 oktober in Zeno, de weekendbijlage van De Morgen.
Tumblr media
Volgende week verschijnt Willem En Mijn Wellust, een novelle waarin Jeroen Olyslaegers opnieuw het verleden aan het heden rijgt. En waaraan een liefdevol, maar genadeloos zelfonderzoek voorafging. "Ik besef heel goed dat ik soms een lafaard ben."
Jeroen Olyslaegers mag dan bekend staan als een Antwerpenaar van het zuiverste Scheldewater, sinds twee jaar woont hij in een dorpje in de Franse Ardennen. Hij leeft er samen met zijn vrouw Nikkie Van Lierop: thans schrijfster, maar in een vorig leven zangeres, co-producer en prettier half van Praga Kahn. Ook de vaste researcher van Olyslaegers, de net als de schrijver bovenmatig bebaarde Stef Franck, is inmiddels aan de Franse oevers van de Maas neergestreken. De glooiende heuvels van les Ardennes hebben duidelijk niet alleen op landschapsschilders een aanzuigeffect.
'Nergens heb ik meer rust gevonden dan in bossen en boeken' lees ik op een kunstwerk in de schrijfkamer van Olyslaegers. Het zijn woorden van de middeleeuwse theoloog Thomas a Kempis, die tot een plaatje gepromoveerd werden door zijn vader, kaligraaf Joris Olyslaegers. Beschrijft het citaat de gemoedstoestand van de ontwordelde stedeling die Olyslaegers geworden is?
"Absoluut. Als ik in Antwerpen een aanval van melancholie voelde opkomen, kon ik die bui meteen bezweren: ik trok de stad in, liep naar de dichtstbijzijnde kroeg en ging op in het eindeloze getater. Maar hier, in de natuur, kan ik niet aan mezelf ontsnappen. Ik word gedwongen tot reflectie, moet mijn melancholie recht in het gezicht kijken. En vreemd genoeg geeft mij dat rust. Al wandelend in de bossen zijn er al een heleboel lagen van mij weggeschraapt."
"Ik merk zelfs dat ik steeds meer met het Ardense landschap samenval. In februari, wanneer alles hier koud en doods is, vraag ik me vaak af of ik zélf nog wel een hartslag heb. En een paar maanden later bloei ik samen met de natuur weer helemaal open."
Luidt zijn verblijf in de Franse Ardennen ook een thematische ommekeer in zijn oeuvre in? Of blijft hij ook vanuit zijn nieuwe domicilie de officieuze geschiedschrijver van Antwerpen? "Ik sluit niet uit dat mijn boeken zich beetje bij beetje van Antwerpen zullen losweken. Willem en mijn wellust speelt zich af in Edegem: dat is al acht kilometer buiten de stad. (lacht) Maar uiteraard blijft Antwerpen belangrijk voor mij. Ik ga er nog regelmatig op café, om te doen alsof ik een boek lees en de mensen om mij heen te beloeren. Die observaties voeden mijn geest, ik heb ze nodig. Alleen: als ik een week in Antwerpen ben geweest, wil ik zo snel mogelijk terug naar hier. Dan verlang ik weer naar de rust, de boeken en de bossen."
Jeroen Olyslaegers werd schrijver in de jaren negentig: op vijf jaar tijd verschenen achtereenvolgens Navel (1994), Il Faut Manger (1996) en Open Gelijk Een Mond (1999). Geen van die titels veroorzaakte echter literaire opwinding en dus legde Olyslaegers zich een tijdlang toe op het componeren van theaterteksten, onder meer voor de Koninklijke Vlaamse Schouwburg en Het Toneelhuis. 
Pas in de tweede helft van de jaren 2000 kuste hij de romancier in zichzelf opnieuw wakker. In iets meer dan een decennium publiceerde hij Wij (2009), Winst (2012), Wil (2016) en Wildevrouw (2020). Vooral met Wil, een verhaal over schuld en boete in het door WOII verscheurde Antwerpen, vond Olyslaegers zijn stem als schrijver en beukte hij de poorten naar het grote lezerspubliek open.  
"In de jaren negentig was ik nog zoekend. Ik ergerde me kapot aan de ernst die in de letteren heerste. Om mijn afkeer van literatuur met een grote L kracht bij te zetten, verkondigde ik aan iedereen die het horen wilde dat ik alles behalve een (spuwt het woord uit) oeuvre wilde uitbouwen. Dat mijn boeken gezien moesten worden als volledig op zichzelf staande blijken van genialiteit." (lacht) 
"Na mijn theaterperiode, ik was inmiddels de veertig voorbij, was ik een stuk matuurder. Ik voelde me klaar om de romans te schrijven die ik altijd al had willen schrijven. Om niet langer in de marge te rommelen, maar me tot een zo groot mogelijk publiek te richten. 'Nu ga ik wél aan een repertoire timmeren', dacht ik. Vandaar al die W-titels: ze geven aan dat mijn boeken met elkaar samenhangen. Dat ze wel degelijk een oeuvre vormen."
Maakt vanaf volgende week integraal deel uit van dat oeuvre: Willem En Mijn Wellust, een novelle die tussen de zestiende en de negentiende eeuw pendelt en rake dingen zegt over liefde en bezit, en het soms wazige onderscheid tussen beide. Het verhaal, vraagt u? In 1885 steelt Hippolyte van Damme, feuilletonschrijver bij een krant, in een opwelling een verzameling oude brieven. De epistels zijn van de hand van Willem Silvius, een Antwerpse drukker uit de zestiende eeuw, en zijn gericht aan diens echtgenote. Aanvankelijk is Hippolyte blij met de brieven: hij denkt er inspiratie uit te kunnen putten voor zijn krantenfeuilleton. Maar al gauw blijkt dat zijn kleine diefstal grote gevolgen heeft. Vooral wanneer hij zijn jatwerk opbiecht aan Amandine, de vrouw waar hij buitenechtelijk op verlekkerd is, maakt zijn oorspronkelijke euforie plaats voor wanhoop.
Vorig jaar heette Willem En Mijn Wellust nog gewoon Willem en was het een cadeautje voor de klanten van onafhankelijke boekhandels. Waarom heeft u het boek voor zijn heruitgave van titel veranderd? "Omdat het een heel ander boek is geworden. Toen de Bezige Bij me liet weten dat ze Willem wilden heruitgeven, heb ik de kans gegrepen om het boek te herwerken. Om er een veel ambitieuzer verhaal van te maken. Willem gaat over diefstal, Willem En Mijn Wellust over het bezit ná de diefstal. Het gebeurt in de literatuur niet vaak dat je eenzelfde verhaal op verschillende manieren kan uitwerken. Ik ben blij dat ik dat voor één keer wél heb kunnen doen."
Het hoofdpersonage in Willem En Mijn Wellust, Hippolyte van Damme, steelt uit lust: hij ontvreemdt de brieven van Willem Stivius omdat hij verzot is op 'heerlijkheden op papier'. Ik herkende zijn honger naar diefstal. Ik ben ooit vijf minuten alleen geweest in het atelier van Sam Dillemans, waar prachtige tekeningen en schilderijen aan de muren hingen. 'Sam zal er vast eentje kunnen missen', dramde een stemmetje een moment lang in mijn hoofd. "Zoiets heb ik zelf ook al meegemaakt. Een paar jaar geleden logeerde ik met de familie van Nikkie een week in een huis op het Engelse platteland. Op de eerste verdieping van dat huis was er een bibliotheek. En die was ronduit adembenemend: de eigenaar had zelfs twee exemplaren van de eerste druk van The Devils of Loudon van Aldous Huxley. De hele week heb ik in die bibliotheek moeten vechten tegen mijn neiging tot diefstal. Elke avond zat ik mij af te vragen welke boeken ik zou meenemen. Echt rustig was die vakantie niet." (lacht)
Hippolyte van Damme verkeert regelmatig in gewetensnood over zijn diefstal. Maar, zegt hij: 'We hebben niet alleen een geweten, maar ook het vermogen om daar met onszelf over te onderhandelen.' Hoeveel rek mag er op de onderhandelingen met ons geweten zitten? Wat valt te vergoelijken en wat niet? "Je kan niet over álles onderhandelen. Neem nu de jonge Russische soldaten die in Oekraïne vrouwen verkrachten. Die jongens zijn zonder twijfel zwaar geïndoctrineerd en moeten om te overleven wellicht doen wat de brulapen in hun eenheid hen opdragen. Je zou dus een relatief genuanceerd oordeel over hen kunnen vellen. Maar: ze verkrachten wel Oekraïense vrouwen. En dus zijn het, alle nuances ten spijt, klootzakken. Dat moet je blijven zeggen. Want als je dat niét doet, spuw je in het gezicht van die Oekraïense vrouwen. Je kan wel empathie opbrengen voor mensen die ontsporen, of onderhandelen met je eigen geweten, maar op het einde van de rit moet je toch liefdevol ongenadig zijn. Anders kan je de begrippen goed en kwaad maar beter afschaffen."
In Willem En Mijn Wellust buigt u zich ook over de ongemakkelijke vraag of liefde - iemand willen bezitten - alles welbeschouwd ook geen vorm van diefstal is. "Zodra je in een relatie exclusiviteit eist, is de notie van diefstal niet ver weg: willen dat iemand 'van jou' is, betekent onvermijdelijk dat je die persoon van anderen steelt. Ik ben zelf zo monogaam als een bever, maar ik vraag me oprecht af wat een exclusiviteitscontract met liefde te maken heeft. Iemand willen bezitten is toch een vorm van geweld. "
Iedereen polyamorist dan maar? "Dat zou je denken, maar ook in polyamoreuze relaties gaat het vroeg of laat over bezit. (op een klagerig toontje:) 'Hoezo, je komt niet vrijdag? We hadden toch afgesproken dat je wél zou komen?' Lijkt me erg vermoeiend. (lacht) Vergeet ook niet dat mannen die er vrolijk op los vogelen vaak niet kunnen verdragen dat hun vrouw hetzelfde doet. Ze duiken met mannelijke overmoed van het ene bed in het andere, maar als ze op de gsm van hun vrouw een bericht lezen waaruit blijkt dat ook zij zich niet onbetuigd laat, denken ze: 'Maar godverdomme, die slet.' (lacht) De meervoudige liefde heeft nog een hele weg te gaan, vrees ik."
Zelf gelooft u in liefde van de symbiotische, allesomvattende soort. Maar is symbiose ook geen vorm van diefstal? Wie de totale samensmelting verlangt, ontneemt de ander toch het recht om zichzelf te zijn? "Als je definitie van symbiotische liefde 'de totale samensmelting' is, is het inderdaad een vorm van diefstal. Maar voor mij hoeven geliefden elkaar helemaal niet te overlappen. Een symbiotische relatie nastreven, betekent vooral: zorg dragen voor elkaar. Veel mensen hebben de neiging om vanalles te eisen van hun partner. Ze vragen zich voortdurend af of ze wel voldoende aandacht en genegenheid krijgen. Maar in de liefde gaat het niet over jou, maar over de ander. Daarmee bedoel ik niet dat je jezelf moet wegcijferen. Maar wel dat je moet beseffen dat je in een relatie niet alleen bent. Dat je bereid moet zijn je over je geliefde te ontfermen."
Hippolyte van Damme omringt de vrouwen in zijn leven niét met zorg: ten opzichte van zijn wettige echtgenote is hij een hufter, ten opzichte van Amandine, zijn minnares, een poseur. "Hippolyte wil Amandine vereren. Dat zie je wel vaker bij mannen die met een mooie vrouw samen zijn. Ofwel zetten ze haar op een piedestal en zeggen ze 'Ik ben zo blij dat ik naast haar mag lopen!', ofwel beschouwen ze haar als hun bezit en zeggen ze: 'Kijk eens wie er van mij is.' In het eerste geval maken ze zich klein, in het tweede geval verwarren ze hun vrouw met een vaas. (lacht) Maar in beide gevallen is de mooie vrouw eraan voor de moeite: je wil noch met een dweper, noch met een bullebak samen zijn."
Kan u zich voorstellen dat onze denkbeelden over de liefde ooit fundamenteel zullen veranderen? Dat we over dertig jaar eens goed gaan lachen met wat we vandaag als het summum van de romantische liefde beschouwen? "Ja. Misschien komt er ooit een dag waarop we seksuele orgieën niet langer zullen zien als heimelijke, zweterige swingersfeesten, maar als manifestaties van naastenliefde en vrijheid. Wij beschouwen onszelf als een geëvolueerde soort en hebben de neiging om te denken dat onze levensstijl de beste is. Maar dat is hilarisch, want de geschiedenis bewijst dat we al eeuwenlang tegen dezelfde problemen aanlopen. En dat we die meestal ook op dezelfde, domme manier proberen op te lossen. Onze historische kennis zou ons niet hoogmoedig, maar nederig moeten maken."
In de catacomben van het verleden tijdloze inzichten gaan opdelven: het is Jeroen Olyslaegers' letterkundige specialiteit geworden. Wil speelt zich af tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar stelt actuele vragen over de schimmige grens tussen neutraliteit en lafheid. Wildevrouw situeert zich in de zestiende eeuw, maar reflecteert op een eigentijdse manier over onze weerbarstige omgang met andersdenken. En Willem En Mijn Wellust reist naar de negentiende eeuw maar bevat ongedateerde inzichten over de illusie van bezit. 'Een goeie historische roman is ook een hedendaagse roman', luidt de literaire wapenkreet van Olyslaegers. Omdat het verleden beter geschikt is om iets over het het heden te zeggen dat het heden zelf? 
"Het bestuderen van het verleden is zowel emanciperend als relativerend. Emanciperend omdat het je oogkleppen doet afvallen en je bevrijdt van een al te beperkte kijk op je bestaan. En relativerend omdat het je doet inzien dat we keer op keer dezelfde dingen meemaken. Als je een minimum aan historisch besef hebt, denk je niet zo gauw: 'Wat ons nu overkomt, is het ergste wat een mens kan meemaken.' Je voorouders hebben het namelijk ook al eens meegemaakt."
U trekt zich steeds meer terug in de niche van de historische roman. Is dat een kwestie van literaire positionering? Denkt u: 'Mijn historische romans hebben succes, dus laat ik dat soort romans maar blíj́ven schrijven'? "Ja. Ten eerste is de historische roman helemaal mijn genre: ik tracht er echt in uit te blinken. En ten tweede zijn mijn lezers mij erg dierbaar. Niet alleen omdat ze mijn boeken kopen, maar ook omdat ik met hen een mooie band heb opgebouwd. Er gaat geen week voorbij of ik ga met mijn lezers in interactie. Dat is voor mij heel waardevol. Ik heb lange tijd gedacht dat ik als einzelgänger door het leven zou moeten gaan. Dat ik er niet bij hoorde. Mijn lezers hebben mij van dat gevoel verlost."
Waarom dacht u dat u er niet bij hoorde? "Als kind was ik een buitenbeentje: ik stond vaak alleen op de speelplaats en werd net niet gepest. Taal werd mijn afweermechanisme: ik gebruikte woorden om mijn belagers op afstand te houden. Maar ik ben in dat opkomen voor mezelf een beetje doorgeslagen. Ik ging van 'Shit, ik hoor er niet bij' naar 'Fuck it, jullie kunnen allemaal mijn gat kussen.' Toen ik tot de literaire wereld toetrad, was dat met een air van: 'Ik hoef geen deel uit te maken van jullie zielige clubje.' Ik opereerde in de buitenbaan en maakte mezelf wijs dat het zo hoorde. Tot ik vele jaren later besefte dat ik mezelf op die manier saboteerde. Dat ik moest ophouden met verbitterd te zijn en een genereus schrijver moest worden. Want ook voor een auteur geldt: hoe meer je geeft, hoe meer je terugkrijgt. Zodra ik besloot dat ik voortaan een groot publiek wilde bereiken, is mijn schrijverscarrière in zijn plooi gevallen. Vandaag schrijf ik de boeken die ik wil schrijven en heb ik niet langer het gevoel dat ik er niet bij hoor."
Alleen is er nu het angstbeeld dat uw publiek u op een dag de rug zal toekeren. In het studentenblad Veto zei u: 'Als ik geen succes meer zou hebben, moet ik naar de therapeut.' (knikt) "Ik wil niet opnieuw boeken schrijven waar niemand van wakker ligt. Het geeft weinig voldoening om twee jaar aan een boek te werken, het na amper drie weken uit de winkels te zien verdwijnen en vervolgens met een klein stemmetje te moeten zeggen: 'Ik zal dan maar aan een nieuw boek beginnen, zeker?' Ik weet hoe het voelt om te flirten met de onzichtbaarheid. En ik wil het niet opnieuw meemaken."
Toen u op uw achttiende aan uw vader vertelde dat u schrijver wilde worden, vroeg hij u: 'Heb je al iets te vertellen?' Dat bleek niet het geval te zijn, want u debuteerde pas negen jaar later. "Ik heb lang moeten wachten, ja. Ik ben struikelend en prutsend volwassen moeten worden voor ik het gevoel had dat ik iets te melden had."
Als je een begenadigd stilist bent, moét je dan wel iets te vertellen hebben? Vorm kan toch ook inhoud zijn? "Sommige schrijvers zijn vormtechnisch zo superieur dat ze inderdaad interessanter zijn dan schrijvers die een belangrijke boodschap menen te verkondigen. Ik heb lang bezwaar aangetekend tegen stilistiek die een gebrek aan inhoud moet verdoezelen. Maar daar ben ik van teruggekomen. Vorm kan, zoals je zegt, wel degelijk inhoud worden."
Kan u leven met de adjectieven waarmee uw eigen schrijfstijl doorgaans omschreven wordt? Bruegeliaans, weelderig, barok? "Mensen zijn nogal lui in het beschrijven van literaire stijlen. Ze noemen het taalgebruik van schrijvers ofwel zuinig ofwel weelderig. Alsof er tussen die twee uitersten geen tientallen schakeringen zijn. Zelf vind ik de satire in mijn boeken veel belangrijker dan mijn zogenaamd weelderige schrijfstijl. De lach is de hartslag van mijn werk."
'Mijn ambitie wordt met de jaren alleen maar groter', liet u onlangs optekenen. Tot waar reiken uw schrijversaspiraties? "Ik droom stiekem van dat ene, allesomvattende boek. Het boek dat verklaart wie we zijn en wat we hier doen. Maar ik vrees dat het schrijven van zo'n boek een onmogelijke onderneming is. Hoe langer ik leef, hoe minder ik lijk te weten. En hoe meer ik me daarbij neerleg. Vroeger was ik een echte Faust: in ruil voor ongebreidelde kennis zou ik een pact met de duivel gesloten hebben. Vandaag heb ik die kennishonger niet meer. Ik denk al gauw: words, words, words. Het gevolg is dat ik mijn goeroe-ambities heb opgeborgen. Ik weet nu dat ik altijd weinig zal weten. Dat ik geen leraar ben, maar een prutser."
Een getalenteerd prutser dan toch. "Ik kan mensen hypnotiseren met een verhaal, ja. In mijn familie was je pas belangrijk als je iets kon vertellen. Je werd afgemaakt als je een verhaal vertelde dat nergens op sloeg. Vandaar ook mijn schrijversmotto: never be boring."
Zou u te porren zijn om een reeks voor een streamingdienst à la Netflix te schrijven? "Zeker. Al is zo'n klus niet zonder gevaren: voor je het weet ben je onder druk van producenten allerlei compromissen aan het sluiten en ben je medeverantwoordelijk voor een draak. In mijn theaterperiode heb ik af en toe puur voor het geld teksten geschreven. Uit wanhoop, om te overleven. Telkens was de vernedering die ik ervaarde veel groter dan de som geld die ik ontving. (lachje) Maar hoedanook moet ik kunnen schrijven. Anders is het gedaan met mij. Als ik een paar dagen niet schrijf, ben ik één rillende brok ellende. Voor mij is het heel eenvoudig: schrijven is leven, leven is schrijven."
Een half jaar geleden werd Jeroen Olyslaegers De Morgen-columnist. Twee keer per week verschijnen op de voorpagina van deze krant honderdzeventig woorden waarmee hij hetzij de actualiteit hetzij een flard privéleven herkadreert. Ik vraag of het schrijven van columns hem koortsig maakt. Of hij soms nagelbijtend denkt: 'Shit, ik heb deze week nog niks meegemaakt waarover ik kan schrijven, ik zal zélf maar wat columnwaardig drama veroorzaken'? 
"Nee, ik creëer geen situaties om er kunst uit te kunnen puren. Er zijn artiesten die dat wél doen. Ik ken muzikanten die hun relatie bëeindigen omdat ze een break-up-plaat willen maken, niet omdat ze hun partner beu zijn. (lacht) Maar zelf bezondig ik me niet aan dat soort praktijken. Als je intens leeft, en dat doe ik, neemt je leven uit zichzelf een heleboel wendingen." 
Zeventien jaar geleden kwam er een einde aan de amoureuze vennootschap met zijn eerste vrouw. De zoon die ze samen hadden was nog klein, de band tussen vader en kind nog broos. Hoewel hij zijn vaderschap ooit 'één van de portalen tot een dieper begrip' noemde, is het nog altijd een bron van twijfel en onzekerheid. Wanneer ik pols naar wat hij als vader geleerd heeft, bots ik op een bescheiden muur. 
"Ik vind het heel moeilijk om in interviews over mijn vaderschap te praten. Ik heb het gevoel dat ik mijn zoon zou bedriegen als ik daar met jou over zou reflecteren. Omdat hij zelf niet bij dit gesprek aanwezig is, begrijp je? (denkt na) Er is tussen mij en mijn zoon veel onuitgesproken gebleven. Af en toe voelt het alsof we met z'n tweeën in een moeras zitten en tegen elkaar zeggen: 'Niet teveel bewegen, anders zinken we nog dieper weg.' (na een nieuwe stilte) Hoe hard je als ouder ook je best doet, elke opvoeding veroorzaakt wonden. Ouders zijn gedoemd om prutsers te zijn."
U noemt zichzelf vaak en graag een prutser. Uit een existentieel soort masochisme? Of omdat u de stumperd in uzelf als een integraal onderdeel van uw identiteit beschouwt? "Het tweede. Ik besef heel goed dat ik, net zoals Hippolyte van Damme, een bangerik en een opportunist kan zijn. Maar die vaststelling duwt me niet in een depressie. Ik kijk met veel liefde naar mijn gebreken. Falen hoort bij het leven. Maar dat durven we nauwelijks te erkennen. We willen succesverhalen horen. Over mensen die moeilijkheden overwinnen en triomferen. Mensen die falen, daar hebben we het nog altijd moeilijk mee. En dus beschouw ik het als mijn taak om het met een zekere hardnekkigheid over dat falen te hebben."
Moeten we niet vooral de dualiteit in onszelf leren aanvaarden? Het feit dat we zowel engel als demon zijn, zowel held als lafaard? "Natuurlijk. In het leven is alles momentaan. De ene dag ben je klaar om de wereld te veroveren, de andere zou je jezelf iets aandoen. Het ene moment ben je aan het huilen, het andere aan het schateren. Dat is volstrekt normaal en er zit zelfs iets troostends in. Maar we horen liever niét hoe fragiel we zijn. Hoe alles van contextjes en momentjes afhangt. We willen alleen het consequente gedrag zien, de rechte lijn."
Terwijl het leven een stuk leuker is als we af en toe inconsequent durven te zijn. "Absoluut. Zelfs in maatschappelijk opzicht is inconsequent zijn soms de beste optie. Stel: je bent een rechts politicus. Wellicht ben je dan voor een slanke overheid en vind je dat iedereen voor zichzelf moet leren zorgen. Maar wat als je voor de mensen die vandaag hun energiefactuur niet meer kunnen betalen toch een vorm van solidariteit zou willen organiseren? Waarschijnlijk ga je dan het verwijt krijgen dat je niet consequent bent. Durf je in dat geval door te zetten of hou je je in? Ik zou doorduwen. Soms is het verstandiger om je levensbeschouwelijke axioma's even los te laten. Altijd maar consequent moeten zijn: het is in zekere zin zelfs ontmenselijkend."  
We verklaren ons gesprek voor voltooid, Sofie van de uitgeverij moet nog gebeld worden. Voor ik weer verdwijn, stopt hij me nog snel een anecdote toe. "Een vriend van mij heeft mijn stamboom gereconstrueerd tot in 1290. Zo ben ik te weten gekomen dat ik genetisch verwant ben aan Quinten Matsijs, de schilder die beschouwd wordt als de laatste belangrijke vertegenwoordiger van de Vlaamse primitieven. 'So what?', denk je misschien, 'er zijn zoveel mensen die een genetische verwantschap met Quinten Matsijs kunnen claimen.' Maar Matsijs is nog op een andere manier mijn leven binnen gedwarreld: toen ik in het Vleeshuis in Antwerpen Wildevrouw aan het schrijven was, stond zijn originele wildevrouwbeeldje in mijn werkkamer. Toeval? Misschien. Maar voor mij brengt zoiets mysterie in het leven."
Nog meer mysterieus toeval: op weg naar huis rij ik een tijdje achter een auto met een gepersonaliseerde nummerplaat waarop WILLEM staat. WELLUST was natuurlijk nog mooier geweest.
2 notes · View notes
Text
Toezicht Sociaal Domein (TSD) heeft er vertrouwen in dat de betrokken organisaties voldoende verbetering hebben aangebracht in passende zorg en ondersteuning aan personen met een complexe hulpvraag. Om die redenen sluiten zij het monitoringstraject naar aanleiding van Zorg en ondersteuning aan Donny M. in het straf-, zorg- en sociaal domein af. Dit hebben zij aan betrokken partijen laten weten. Na de dood van Gino in juni 2022, heeft Toezicht Sociaal Domein een onderzoek uitgevoerd naar de samenwerking van alle partijen die in het veiligheids-, zorg- en sociaal domein bij Donny M. betrokken waren. Donny M. wordt verdacht van het ontvoeren en vermoorden van Gino. Naar aanleiding van de verbeterpunten en aanbevelingen in dit onderzoek hebben al deze partijen gezamenlijk maatregelen genomen en een plan van aanpak gemaakt. Verdrietige situatie De burgemeester van Sittard-Geleen, Hans Verheijen, was namens alle partijen coördinator van het proces rondom de verbeteringen: “Met de dood van Gino hebben we te maken met een ongelooflijk verdrietige situatie voor alle betrokkenen. Met veel organisaties en professionals waren we jarenlang vanuit ieders eigen professie betrokken bij Donny M. Zorgvuldig onderzoek TSD TSD heeft zorgvuldig onderzoek gedaan naar hoe ieder van ons vanuit de eigen en gezamenlijke verantwoordelijkheid zorg en ondersteuning heeft geboden aan Donny M. Daar kwam uit dat veel goed is gegaan, maar dat in de opeenstapeling van een aantal tekortkomingen niet altijd passende zorg en ondersteuning is geboden.” Te denken valt aan zaken die te maken hebben met patroonherkenning, regievoering en overdracht/nazorg. Eerlijk en open Partijen hebben in een rapportage aan TSD aangegeven welke verbetermaatregelen zij hebben genomen en hoe ze die in de praktijk gaan uitvoeren. Verheijen: “We zijn daarin ook eerlijk en open over wat haalbaar is, wat we al gerealiseerd hebben en waar we nog stappen in te zetten hebben. Met gevoel voor realiteit (want honderd procent veiligheid garanderen is onmogelijk) maar ook met de uitdrukkelijke wens en alle mogelijke inzet om die honderd procent zo dicht mogelijk te benaderen.” Landelijk Dat is niet alleen belangrijk voor deze organisaties, maar landelijk relevant voor alle gemeenten en organisaties in heel Nederland, stelt Verheijen: “We constateren ook dat een stelselwijziging nodig is en dat moet vanuit de Tweede Kamer komen. Als gezamenlijke partijen vinden we het waardevol dat TSD ook landelijke aandachtspunten ziet en in deze Den Haag onder de aandacht brengt.”
0 notes
peterpijls1965 · 1 month
Text
Tumblr media
Portret van een vader (zelfportret)
(2017)
Je bent nu 3 jaar dood. Ik ging niet naar je crematie. Ik was te labiel. Ik liet me vertegenwoordigen door mijn zoon. Ik vond het groots van hem dat hij ‘ja’ zei.
Over mijn zoon zei je altijd: hij is nergens bang voor. Goed gezien.
Sinds je kist in een crematie-over verdween, bij mijn afwezigheid, denk ik meer dan ooit aan je. Ik ben je gaan herwaarderen.
De mortuis nil nisi bene. Spreek over de doden louter in correcte zin. Ik zal er alles aan doen mij daar aan te houden.
Je was een paradoxale man. Je kon uitbundig lachen, maar ook opvliegend zijn. Waar ken ik dat van. Je was scherpzinnig en lucide, maar je kon ook ongegeneerd vooroordelen koesteren, vooral jegens progressieve mensen, door jou ook wel ‘rooien’ genoemd. Later, toen ik wat ouder werd, en switchte van D66 naar de VVD, nam ik een deel van die vooroordelen trouwens over.
Je lustte hem graag, bij vlagen ook problematisch, tot mijn moeder ingreep. Ik neem je niets kwalijk. Ik ging niet drinken omdat jij dronk. Al kreeg ik niet het goede voorbeeld. Toen ik in de verslavingskliniek zat, en in het weekend bij je op bezoek was, zat je recht voor m’n neus jenever en wijn te drinken. Dat vond ik wreed van je. De sociotherapeuten in de kliniek noemden dat het gedrag van een alcoholist op leeftijd. Je moest op vaste tijden je borreltje en je wijntje hebben. Dat, samen met de vele sigaretten (je stierf aan longkanker) bewezen je verslavingsgevoeligheid.
Die ik genetisch van je erfde. Ook daar kon je niets aan doen.
Je was een hardwerkende boer die er trots op was dat hij de studies van zijn 4 kinderen zelf betaalde. En altijd bijsprong als een van zijn kinderen de eerste auto of het eerste huis kocht. Je was genereus in al je spaarzaamheid.
Je was een materialistische katholiek. Trouw lid van het kerkbestuur, en kerkmeester die de collecte verzamelde. Maar tegenover bisschop Gijsen stond je kritisch. Je vond hem te rechtlijnig. Dat waardeerde ik in je.
Je sloeg je kinderen niet, hoewel die opstandig en rebels konden zijn. Dat apprecieerde ik ook, want ik was als kind erg bang voor je als weer eens je toch al harde stem verhief. En er werden wat commando’s geblaft op zo’n boerderij.
Al dat geschreeuw was niet nodig geweest. Waarvan akte. Maar tegelijkertijd doet het er niet meer toe. Het is ijlheid geworden. Voltooid verleden tijd. Verloren gegane decibellen. Ik kan nog steeds niet tegen mensen die schreeuwen, dat wel.
Laatst hoorde ik van iemand uit Buggenum dat je een integere reputatie had in het dorp. Ik denk dat je mij niet degelijk genoeg vond, een avontuurlijke, vrijgevochten flierefluiter, al zei je dat nooit direct. Mijn ex-vrouw daarentegen vond je een goede keuze, al kwam ze uit Japan. Een racist was je niet, wel op je eigen roomse manier tolerant. Je ging mee toen ik trouwde in een tempel te Kyoto. Ook dat waardeerde; je stelde je ondanks je rechtse wereldbeeld open voor een radicaal andere cultuur.
Je zonen namen de boerderij niet over. Dat vond je geen probleem. Ook dat verbaasde me in je, dat je de hoeve die generaties in de familie was zo makkelijk verliet. Je ging meteen maar in een ander dorp wonen. Je nam afscheid van een traditionele boerencultuur, en daar had je het wel moeilijk mee. Zoals je wel vaker depressieve buien had. Maar je gevoel voor humor behield je altijd.
Ik had ooit een zware belastingtegenvaller die ik niet kon betalen. Je leende me het forse bedrag. Dat ik nooit terugbetaalde, omdat je me een vernederende schuldbekentenis liet ondertekenen. Misschien was dat fout van me. Van de andere kant doe ik boete door in de schulden te leven. Dat is mijn louteringsberg. Ik doe het ook voor jou, pappa. Kunnen we dit boek hiermee sluiten?
Je zweet rook lekker, als je in de velden aan het werk was. Ik weet nog dat ik als kind die zoete geur opsnoof, als ik bij je op de tractor mocht. Je was klein maar gespierd en atletisch. Je kon knoeperthard werken, zo’n boerderij ging 7 dagen per week door. Je was trots op je stand. Misschien te.
Ik zal je vaak teleurgesteld hebben. M’n huwelijk strandde. Ik verloor m’n werk. Ik raakte verslaafd aan drank. En als toegift m’n benen eraf, niet lang voor je dood. Je zult je de levenswandel van de jongste zoon anders hebben voorgesteld.
Toch investeerde ik decennia in een betere band met je. Ik liet je wel eens artikelen lezen die ik schreef. Maar het wederzijdse ongemak bleef. Allebei gevoelige types die dat verborgen achter een zekere botheid van praten.
Daar kwam ik van terug, vooral door m’n omgang met hulpverleners en ambtenaren.
Jij bleef tot het einde je eigen ouderwetse zelf. Wat de boer niet kent, dat vreet hij niet, zei je vaak. En dan had je het niet alleen over eten.
Als echtgenoot was je veeleisend. Gelukkig had je een sterke vrouw, die na haar hersenbloeding trouwens weer alive and kicking is. Buiten de familie had je weinig vrienden, maar je ging op zondag na de kerk wel graag naar het cafe, waarbij je regelmatig veel later dan afgesproken weer thuis kwam, licht waggelend. Ik begreep dat niet en werd er schuw van. Kloppende kinderlijke intuitie. Later zou ik mijn zoon hetzelfde aandoen.
Misschien leken we wel te veel op elkaar. Je was best handsome om te zien, en ik hoorde vaak dat ik op je lijk. Als ze dat zeggen… De mortuis nil nisi bene. Over de doden niets dan goeds.
Ik deed mijn best. Generlei kwetsing van andersdenkenden beogend.
Rust zacht, Pierre Pijls.
0 notes
preachingdrummer · 3 months
Text
**Macht van de tong**
Woorden hebben kracht, veel meer kracht dan we beseffen. De bijbel waarschuwt daarvoor: ‘Dood en leven zijn in de macht van de tong, wie hem liefheeft, zal de vrucht ervan eten.’‭‭Spreuken‬ ‭18‬:‭21‬ ‭HSV‬‬ Daarom is het van levensbelang om zo op je woorden te letten, want wat we uitspreken naar elkaar of over onszelf kan waarheid worden!De vijand luistert mee en zal iedere open deur, ook over…
Tumblr media
View On WordPress
0 notes
devosopmaandag · 6 months
Text
De tuinman en de dood
In januari kocht ik meteen het dagboek* van Derek Jarman, de kunstenaar die in 1994 op 52-jarige leeftijd overleed aan aids. Hij besluit Londen achter zich te laten en begint een leven in een oude visserswoning aan de uiterste rand van Engeland. Langzaam en niet vooropgezet ontstond een tuin die hij bevecht op de plek. 'Moderne natuur' begint op 1 januari 1989. Ik verloor me al snel in het boek. Stormen, maanlicht, zeekool, het vuil dat zich ophoopt langs de zeekant, de in de nacht opgloeiende kerncentrale van Dungeness, nachtelijke eenzaamheid, dappere plantjes, alles vloeit samen in een meeslepend dagboek.
24 februari: “Ik leef in geleende tijd, dus zie ik geen reden waarom het me niet zwaar te moede zou worden.” 31 maart 1989: “Zon een volmaakt witte bol in een krijtachtige hemel, nevel waait in melkachtige sluiers over de Ness, stil, teer-pastelgeel wilgenkatjesbos schittert in het zilverige licht.“ Ik stop met lezen. Ik zou niets liever willen dan doorgaan, maar besluit enkele weken te wachten tot we op 1 april voor twee maanden in Saint Julien le Petit verblijven. Het voelt als het juiste ding om te doen, alsof de inhoud te kostbaar is om zomaar te verspillen.
Hier zijn we nu, in een degelijk huis met uitzicht op het dal van La Maulde. Ik sla het boek weer open. 1 april 1989: “April werd ingeluid met een ongenadige kou die 's nachts omsloeg in een bittere oosterstorm. “ Enkele dagen later is April uit. Ik wil niet aan de maand mei beginnen, onze laatste maand hier. Ik stel het einde van zijn boek en zijn leven voorlopig uit. Het is nu eenmaal geen gewoon dagboek.
Jarman heeft van kinds af aan een grote liefde voor planten, die in zijn kostschooljaren vermorzeld wordt, maar die in Dungeness weer tot bloei komt. Met grote aandacht schrijft hij in zijn dagboek over nederige gewassen, over worstelende plantjes, door de zand gegeselde knoppen van de lissen. Hij haalt poëzie aan en oude botanische beschrijvingen Zo lees ik wat Samuel Pepys in de zeventiende eeuw over salie schrijft: “Saly is in't bysoncer goet voor hooft ende hersens, spoort den sinne en het gehuegen aen, sterkct den zenewe, heelt den gesondheyt der lammen ende beevende litmaeten.” [hulde aan de vertalers!]
Dan vind ik hier in de tuin, naast een kronkelend stroompje een onooglijk plantje dat ik niet ken. Het blijkt de 'goudveil' (chrysosplenium oppositifolium) te zijn, behorende tot de steenbreek-familie. Ik vind op een site de beschrijving van Rembert Dodoens, een zestiende eeuwse arts: De Gulde Steenbreeck groeyt in sommighe broeckachtighe oft poelachtighe, waterachtighe, onderloopende plaetsen van Brabandt ende Vlaenderen en op sandachtighen ende onvruchtbaeren magheren grond. Aerd, Kracht ende Werckinghe Gulde Steenbreeck en wordt nerghens in ghebruyckt; ende wat kracht dat het heeft van eenige sonderlinghe sieckte te ghenesen / is ons noch ter tijdt onbekent.”
Op 1 mei zal ik na deze eerste zin uit het hoofdstuk verder lezen: “Het geluid van een koekoek weerklinkt in het drasland.”
* 'Moderne natuur – Aantekeningen uit een tuin aan de rand van het bestaan'| Derek Jarman | vertaling Henny Corver en Nico Groen | Das Mag Uitgevers | 2024
3 notes · View notes
Text
‘De zoete inval’ en ‘Zeeangst’ van L.H. Wiener: herinneringen van een weemoedige zeerot
Tumblr media
L.H. Wiener (1945) vierde begin dit jaar zijn vijfenzeventigste verjaardag. Zijn nieuwe uitgever Pluim brengt de auteur hulde met De zoete inval, een gulle bundeling met recente korte stukken, én Zeeangst, een bijna-roman in de vorm van een nautisch logboek over een negen weken durende zeiltocht van Haarlem tot het Britse graafschap Devon en weer terug.
De zoete inval
Jeroen Brouwers noemde Wiener ooit de meest verwaarloosde schrijver van de Nederlandse letteren, maar inmiddels staat de ‘vogelman van Zandvoort’ te boek als dé grootmeester van het korte verhaal, alom geroemd en bejubeld omwille van zijn onnavolgbare stijl en zijn krachtige vertelstem. Autobiografie, zelfspot en milde misantropie kenmerken zijn literair werk, geschreven in een loopbaan die nu ruim vijfenvijftig jaar omspant.
De zoete inval bundelt achttien nieuwe korte stukken, waarvan het merendeel al eerder in druk is verschenen, tien zelfs bij kleine bibliofiele uitgevers. Zo goed als alle bekende Wiener-thema’s passeren de revue: de dood, de liefde, het verleden, zijn half-Joodse achtergrond, zijn zelfverklaarde misogynie, het schrijverschap, zijn liefde voor de natuur (in het bijzonder vogels) en de tirannie van alcohol of ‘Koningswater’, om de belangrijkste te noemen. Voor wie vertrouwd is met de vroegere verhalen en romans zijn deze verhalen, herinneringen en brieven (aan F. Starik en A.L. Snijders) dan ook een feest van herkenning, terwijl ze voor de nieuwkomers de perfecte inleiding vormen.  
De opener en het titelverhaal ‘De zoete inval’ is meteen raak. In dit tragikomisch verhaal denkt Victor — Van Gigch, een van Wieners alter ego’s en net als Wiener een gepensioneerde leraar Engels — terug aan een dronken liefdesnacht van 38 jaar geleden. Tegenover de vissportwinkel waar hij net een doosje maden heeft gekocht, bevindt zich een fourniturenhandel. De stoffen in de vitrine doen hem denken aan de rozenjurk van Lena (op de cover van De zoete inval prijkt een verwelkte roos), de vriendin van een kroegvriend die hij ooit oppikte en meetroonde naar zijn vrijgezellenflat om haar ‘langdurig te overmeesteren’.
Lena blijkt een emotioneel wrak te zijn: ze is ongewenst zwanger van haar vriend, flirt met de dood op het balkon van Victor, kotst haar ziel uit en blijkt ondanks haar jeugdige leeftijd een kunstgebit te hebben. ‘De zoete inval’ is onversneden Wiener: humor (zie ook ‘Een kimono staat mij goed’) en tragiek, heden en verleden, vermengen zich naadloos tot een weergaloos verhaal vol pathos en retoriek, waarin de auteur de draak steekt met zichzelf en de zelfgenoegzaamheid van zijn medemens.
‘De zoete inval’ is een prachtig voorbeeld van hoe Wiener het fictieve van de werkelijkheid of het werkelijkheidsgehalte van fictie voortdurend in vraag stelt. De lezer herkent moeiteloos  Wiener in de verteller, maar het doet er niet toe of dit alles hem werkelijk is overkomen of niet. In zijn sleutelwerk De verering van Quirina T. (2006) stelt Wiener: ‘Literatuur is per definitie fictie, alle literatuur, ook autobiografische.’ In Zeeangst doet hij er nog een schepje boven op enverdraait het reviaans axioma ‘Echt gebeurd is geen excuus’ tot ‘niet echt gebeurd evenmin’: ‘Literaire waarachtigheid onttrekt zich aan zowel feit als fictie.’
De waarheid heeft natuurlijk ook te maken met de betrouwbaarheid van herinneringen, nog een belangrijk thema in Wieners werk. Het verleden haalt het heden steeds maar in. Zo ontmoet de verteller in ‘Komt tijd, komt onraad’ op café de bejaarde ‘Meneer Brand’, zijn oude leraar Frans die ooit zijn klaslokaal met ijzeren hand bestierde. In ‘De dood in Zandvoort’ blikt hij vol heimwee terug op schoonheid van de kustplaats waar hij opgroeide, maar stelt met groeiende weerzin de vergane glorie ervan vast.
Wieners geheugen spreekt in de eerste plaats weliswaar over het familieverleden. ‘Familieportret’, een fijn staaltje zwarte humor, gaat over zijn Joodse achtergrond, een kwestie die reeds in In zee gaat niets verloren werd uitgediept, en opent met de geweldige zin: ‘Ik kan mij niet herinneren of ik op mijn elfde wist wat joden waren, toen mijn moeder mij vertelde dat de ouders van mijn vader en zijn jongere broer een einde aan hun leven hadden gemaakt.’ Met de hulp van een oud-leerling wringt de verteller zich in allerlei bochten om op een veiling een portret van die oom te bemachtigen: vintage Wiener.
De herinneringen zijn steeds gloedvol, maar telkens weer zit er een angel in de staart. ‘Moederdag’ bijvoorbeeld, is een warme voordracht gehouden in de Haarlemse Janskerk op het feest van de moeders, waarin Wiener de gekneusde ambities van zijn behoorlijk excentrieke moeder memoreert. Hij kan zich niet ontdoen van de indruk dat ze nooit een kans heeft gehad op een ‘waarachtige levensvervulling’. Op zesenzeventigjarige leeftijd, kort voor haar dood, flapt ze uit dat ze eigenlijk prostituée had moeten worden. In ‘Ippon’ ziet Wiener zijn zoontje een judowedstrijd verliezen tegen een grotere en oudere tegenstander, zoals hij zelf meemaakte als jonge judoka, al was dat tegen een meisje. Wanneer de judostudio afbrandt, wentelt hij zich in leedvermaak: ‘Die brand is niet door mij aangestoken. Echt niet. Je kunt niet aan alles denken.’
In ‘Buizerd’ licht Wiener zijn poëtica verder toe, startend met een knipoog naar W.F. Hermans: ‘Er valt in mijn werk geen mus van het dak zonder dat ik er een verhaal aan wijd. Fantasie speelt geen rol. Verzinnen kan men alles wel. Vormgeven is de kunst.’ Hij vertelt ronduit hoe hij de realiteit soms naar zijn hand zet ten voordele van ‘de literaire werkelijkheid’. Zo was de gewonde kauw in het verhaal ‘Jonge kauw te Katwoude’ in het echte leven niet dood toen Wiener die overhandigde aan het vogelasiel. Waarna — typisch Wiener — een op gelijke leest geschoeid verhaal volgt over de redding van een uitgemergelde buizerd. Fictie blijft fictie, of niet?
De afdwingbaarheid van de literaire werkelijkheid voert Wiener ten top in ‘Life imitates art’. In een verdere demystificatie onthult hij hier de ware toedracht over het zeemansgraf dat hij zijn ontslapen kat Lolitapoes gaf in zijn ‘dodenboek getiteld’ In zee gaat niets verloren (2015), een passage die overigens nog terugkomt in Zeeangst. In realiteit begroef Wiener de kat in een lange bloembak in zijn tuin en was het zeemansgraf niet meer of minder dan ‘een onontkoombare literaire eis’. Maar omdat de auteur naar eigen zeggen alleen ‘werkelijk’ bestaat in zijn boeken en enkel die zijn bestaan ‘rechtvaardigen’, haalt de fictie het nog maar eens op de werkelijkheid: na een jaar graaft Wiener de poes op en laat haar, precies zoals hij eerder had beschreven, te water voor de kust van Zandvoort.  
Wie stelt alleen in zijn zelfgeschreven boeken werkelijk te bestaan, eigent zich bij wijze van overlevingsstrategie ook de literatuur van anderen toe, om die tweede werkelijkheid te kunnen assimileren en uit te breiden. Wiener ziet dan ook waarlijk overal literatuur en doorspekt ongegeneerd zijn verhalen met citaten of verwijzingen (‘La vie devant soi’, ‘Brief aan A.L. Snijders’), een procedé dat hij in Zeeangst tot het uiterste drijft.
Voor Wiener is schrijven naar eigen zeggen het ‘tijdloos fixeren’ en ‘op literaire wijze tot expressie brengen’ van emoties die zijn gemoed doen vollopen. Zo schreef hij een pakkend portret van de hoogbejaarde, officieuze havenmeester van de Haarlemsche Jachtwerf (‘Freek’), die tijdens een roofoveral om het leven kwam. Wanneer hem wordt gevraagd waarom hij schrijft, antwoordt Wiener steevast: ‘Om niet anoniem te passeren’. In ‘Over niet anoniem passeren’ begint de auteur te twijfelen aan Oscar Wildes credo dat schrijven een ‘volstrekt zinloze bezigheid’ is, zeker wanneer hij ontdekt dat een schipper zijn verhaal ‘Freek’ heeft opgehangen aan  het wachthuisje van de haven en verschillende wandelaars en zelfs een jogger stoppen om het stuk te lezen.
De zee als vijand
Bulkte De zoete inval van de referenties aan de dood, dan zijn die nog prominenter aanwezig in Zeeangst en dat vanaf de eerste pagina’s. In de proloog al doet Wiener uit de doeken waarom zeezeilen voor hem een dualistische uitdaging is (enerzijds fascinatie, anderzijds angst): als dertienjarige ontsnapte hij op het nippertje aan de verdrinkingsdood tijdens een zeiltochtje met drie vrienden vlak voor de kust van Zandvoort. Omdat hun zeilbootje te zwaar geladen was, kantelde het. In een poging de mast terug recht te trekken raakte Wiener onder water verstrikt in een touw. Een van de vrienden wist hem bijtijds terug boven te halen. Deze gebeurtenis transformeerde de zee tot een vijand. Sindsdien is zee kiezen voor Wiener opgaan in de natuur en genieten van de schoonheid, maar tegelijk ook het tarten van de dood (‘De zee is te veel de baas. En ik steeds minder.’).
Wieners traumatiserende ervaring doemt regelmatig op in zijn dromen en herinneringen, waarin hij steevast níet wordt gered, maar wel degelijk verdrínkt. De auteur spreekt in dat geval van ‘opdringing’, een begrip dat hij eerder al uitwerkte in De verering van Quirina T.: ‘herinneringen aan gebeurtenissen die zich in de werkelijkheid als zodanig niet hebben voorgedaan, maar zich niettemin als voltrokken vonnissen manifest in het geheugen hebben vastgezet’. Het is weinig verwonderlijk dat het incident ook in Wieners teksten hier en daar opduikt. In ‘Tweemaal is scheepsrecht’ bijvoorbeeld, een verhaal uit de bundel Ochtendwandeling (1996), waarin Wiener zijn angst beschrijft om onder zijn boot te duiken om de kiel schoon te maken, een actie die hem terug slingert naar die noodlottige dag op zee.
Wie bekend is met Wieners werk weet dat de auteur een ervaren zeiler is en een eigen schip heeft (vroeger de Archimedes, vandaag de Argos, the good ship). Ook zijn ‘huidige vriendin voor het leven’ Antje Noordwest is een gediplomeerd zeilster. Het koppel beslist om gedurende 9 weken en over een afstand van meer dan 800 mijl hun favoriete zeilgebied langs de Britse zuidkust en het eiland Wight te bevaren (voorin zitten kaartjes met de uitgestippelde route). Deze keer hebben ze ook twee doelen voor ogen: een bezoek aan het graf van Malcolm Lowry en de plaats waar Virginia Woolf de Ouse (en de dood) instapte. Bijzonder is dat de reizigers ook de jonge poes Loes (is zij vernoemd naar de tante uit In zee gaat niets verloren?), aan wie Zeeangst bovendien is opgedragen, mee aan boord nemen.
In zijn badinerende en mijmerende stijl tekent Wiener hun wederwaardigheden op in ‘een logboek’, niet voor niets de ondertitel van Zeeangst, hoewel de bijdrages niet gedateerd zijn. In ‘Tweemaal is scheepsrecht’ en In zee gaat niets verloren hanteerde hij eerder al de logboek-vorm, hoewel hij voor laatstgenoemde liever de term ‘scheepsjournaal’ gebruikt. Als voorbeeld neemt Wiener Coasting (1986) van Jonathan Raban, een zeilklassieker die hij ooit in vertaling kreeg van Mizzi van der Pluijm, vroegere redactrice en huidige uitgever van de auteur: ‘Langs dezelfde lijnen als Coasting wil ik Zeeangst opzetten: deels als nautisch logboek, maar in essentie als een autobiografisch geschrift, waarin mijn verhouding tot de zee, de literatuur en het leven, als een reis door mijn heden maar vooral door mijn verleden, gestalte krijgt. Toekomst bestaat niet.’ De inzet van de reis is hoog.
Voor een schipper in de herfst van zijn leven wordt ‘toekomst’ een steeds ijler begrip (‘de zee is een bedding van de dood’). Meer dan eens suggereert Wiener dat dit misschien wel de laatste keer is dat hij deze geliefde kusten zal bezeilen. De dood lijkt soms mee te reizen: er is niet alleen het korte saluut aan het graf van Lolitapoes, maar ook de bezoeken aan de laatste rustplaatsen van literaire helden zoals Malcolm Lowry, Virginia Woolf en Cyril Connoly zijn telkens een aanleiding voor de reiziger om het levenseinde te contempleren, het liefst overdadig gelardeerd met Engelstalige citaten. Voor Wiener is de dood ‘de schaduwkant van de oplichtende levensdrift’: tijdens een fietstochtje wordt hij in een moment van onoplettendheid ei zo na omvergereden door een voorbijrazende truck en aan de zelfmoordkliffen van Beachy Head wrikt hij een steenbrokje los voor Anton Dautzenberg, die droomt van een sprong in die bekende diepte (‘Een koorddanser tart de val, een schipper de zee’).
Wiener zou Wiener niet zijn mocht er naast de schaduwkant ook niet flink wat worden afgelachen. Reizen met een poes zorgt hoe dan ook voor burleske situaties, al zeker over water. Schitterend zijn de passages waarop Wiener en Ant de jacht op Loes inzetten wanneer die aan land voor de zoveelste keer pleite is. Even hilarisch is de woordenwisseling met een gepensioneerde dierenarts die Loes als een illegaal dier het land wil uitzetten of de brief die Wiener schrijft aan een schipper wiens boot hij zou geraakt hebben bij het aanmeren. Wanneer Loes Ant al spelend verwondt aan het oog moet ze naar het ziekenhuis: de beschrijving van de consultatie bij de knappe jonge oogarts Hannah Fieldhouse is Wiener op z’n best.   
Aangrijpend en ongebruikelijk zijn de talloze momenten waarop de schrijver-schipper zijn onzekerheid uitdrukt, zijn angst om fouten te maken, blunders die op zee fatale gevolgen kunnen hebben. De druk is zo hoog dat de zeilers beslissen om bij de terugreis de route af te snijden en over binnenwater terug naar Haarlem te varen. Nochtans weet Wiener zich ettelijke keren, met de hulp van Ants expertise en ten koste van zware fysieke arbeid, uit hachelijke situaties te redden, dankzij zijn goed zeemanschap en alertheid. Soms is de verantwoording heel technisch, vakjargon dat enkel begrijpelijk is voor doorgewinterde zeilers. Gelukkig is er achterin een verklarende woordenlijst, voorafgegaan door een Wieneriaanse vermaning: wie niets weet over zeilen, mag er niet over schrijven. Voor de zekerheid is er dan ook een bibliografie toegevoegd, met waardige zeilklassiekers die niet mogen ontbreken in elke zichzelf respecterende boordbibliotheek.
De geweldige epiloog is een lange brief aan Paul Léautaud, een van de grootheden uit de autobiografische literatuur en ‘de grootste kattenman allertijden’, waarin Wiener vertelt hoe hij het baasje van Loes werd. Met een naar de keel grijpende wending op het einde maakt Wiener van de zeilende poes het uiteindelijke hoofdpersonage van zijn uitzonderlijk reisverslag. 
Verschenen op: De Lage Landen (volledige tekst achter betaalmuur) en op papier in Ons Erfdeel, november 2020
De zoete inval van L.H. Wiener, Pluim 2020, ISBN 9789492928917, 108 pp. & Zeeangst Een logboek van L.H. Wiener, Pluim 2020, ISBN 9789492928894, 284 pp.
Ter gelegenheid van L.H. Wieners 75ste verjaardag verscheen in een oplage van 75 exemplaren een ‘visuele bibliografie’, alleen verkrijgbaar via antiquariaat Hinderickx & Winderickx: Theo Rabou, Schrijven heeft geen enkele zin… Bibliografie van de reguliere en bibliofiele uitgaven van L.H. Wiener., Vught 2020, 220 p.
0 notes
krankjorum · 3 months
Text
Studiekeuzes
Elk jaar om deze tijd hangen er weer een handvol vlaggen en tassen bij mij in de straat, en dan voel ik een heerlijk gevoel van plaatsvervangende opluchting. De weken naar dat eindexamen toe, en de examens zelf, herinner ik me als dodelijk vermoeiend, stressvol, en ietwat isolerend. Het feit dat er ook dit jaar weer zes verlost zijn van het lijden van de middelbare school, stemt me tevreden. 
Maar automatisch denk ik ook aan studiekeuzes, aan de hele reis die je in je hoofd moet maken als puber over wat je wil, en al die goedbedoelende ooms, tantes, opa’s, oma’s, docenten, ouders en ander volwassen gespuis dat komt vragen wat je nu dan gaat doen en wat je later wil worden. Dit is natuurlijk niet voor iedereen herkenbaar; sommige mensen lijken na het verlaten van de baarmoeder direct te hebben besloten ‘ik word later…’ vul maar in, en hebben vervolgens exact het pad afgelegd wat voor een dergelijk beroep nodig is. Anderen ontdekken op de middelbare school waar hun passies en talenten liggen, komen met wat hulp bij een studie of opleiding of baan terecht, en met wat eventuele horten en stoten, maken ook zij hun dromen waar. 
Mijn eigen toekomstidee en studiekeuzereis, voelde altijd een beetje als twee stappen naar voren, en zeven achteruit. Ik wist het simpelweg niet. Op een bepaalde leeftijd blijkt dat zeemeermin-elf-prinses worden geen optie is, en wat moet je dan in godsnaam? Ik kwam er helemaal niet uit, en dus werd het voor mij een tussenjaar. Ik had al besloten dat ik de universiteit ECHT niet ging doen, school was stom, leren was stom, en ik wilde nooit meer een boek lezen in m’n hele leven. Ik wilde de creatieve kant op, dus keek ik bij kunstopleidingen, allerlei richtingen: game design, animatie, regisseur, ik vond het allemaal wel wat hebben. 
Ik herinner me vooral goed een open dag bij de HKU. Ik was daar met mijn moeder samen, en we kwamen voor van alles. Het gebeurde bij de audiovisuele media, dat mijn moeder mij aanmoedigde de mevrouw van de HKU iets te vragen – god mag weten wat de vraag was die ik wilde stellen maar niet direct durfde te stellen. Hoe dat gesprek verliep, weet ik ook niet zo goed meer, maar de mevrouw stelde mij een vraag waarop mijn antwoord was ‘weet ik niet’ en vervolgens barstte ik in tranen uit. Wij zijn toen met zijn drietjes naar een rustiger hoekje, of een lokaaltje, of iets daartussenin verplaatst, zodat ik rustig kon huilen (toch fijn). Mijn moeder en de HKU-mevrouw raakten in gesprek over dat ik echt niet wist wat ik nou wilde, en de HKU-mevrouw raakte evenzeer geëmotioneerd over dat het ook moeilijk was allemaal, en dat ik en al die kinderen die moeten kiezen nog zo ontzettend jong zijn, dat er zoveel keuze is en zoveel druk, dat zij zelf ook lang gedacht heeft, etc. Ook mijn moeder heeft het niet drooggehouden, en zo zaten we daar met zijn drietjes te huilen over hoe moeilijk het eigenlijk is om te weten wat je later wil.
De echte fans weten dat mijn studiekeuze waarbij ik vervolgens tóch naar de universiteit ging en koos voor een vakgebied dat ik op de middelbare school had afgerond met een 5 gemiddeld, een nogal impulsieve keuze was. Het is allemaal bij toeval gebeurd: mijn moeder zei ‘och, Annetje (zo mag alleen mijn moeder mij noemen en ik sla je dood als je mij zo noemt en niet mijn moeder bent), we kunnen toch even in Leiden gaan kijken?’. Vooruit, besloot ik, maar dan alleen bij Engelse taal en cultuur. Waarop mijn moeder zei dat ik net zo goed nog iets kon kiezen, we waren er dan toch, en als het stom was, konden we altijd weglopen. Prima. Geschiedenis. Whatever.
De open dag aan Universiteit Leiden boeide me geen knal, maar toen ik bij de presentatie van Engelse taal en cultuur een potentiële medestudent naar binnen zag lopen met een Harry Potter sjaal, had ik al besloten: dit ga ik echt niet doen. Vond ik de presentatie van Geschiedenis dan leuk? Nee, maar ik moest wat, dus dat ging ik dan maar doen.
Het heeft maar 1 hoorcollege gekost om me te doen inzien dat ik Geschiedenis het allermooiste en allerleukste vak van de hele wereld vond (en vind), en dat college was nog maar de inleiding van de inleiding van de inleiding (iykyk). 
Wat ik met dit lange, zielige, tranentrekkende verhaaltje over mezelf eigenlijk wil zeggen, is dat er zoveel druk ligt op 'De Goede' keuzes maken, met grote baanzekerheid en snel, veel geld verdienen. Ik zie kinderen op de middelbare school die al zeventien bedrijven hebben, achtendertig apps hebben gemaakt, tweetriljoenbiljoen cryptocenten hebben, en een sixpack ook nog als het even kan, en dat is heel knap, maar niet zo lekker voor je zelfvertrouwen als je een verlegen, onzeker pubertje bent dat het echt even niet weet allemaal. Je wordt overspoeld met het gevoel dat je nu moet kiezen voor de rest van je leven, hoe dat gaat verlopen, wie je wordt als mens. Wat als je fout kiest? Wat als je het niet weet? Je voelt je van alle kanten ingehaald door degenen die het wel weten, of lijken te weten. Je voelt je alsof je grandioos aan het falen bent, terwijl je nog niet eens bent begonnen.
Dat slaat helemaal nergens op, maar je bent 16 of 17 of 18, weet jij veel. Ik ben nu 26, en ik weet nog steeds ontzettend weinig, maar ik weet wel dat het leven geen race is, en dat je nooit 100% zeker hoeft te weten wat je voor baan wil later. Het is maar werk, er zijn veel leukere dingen om je druk om te maken. Er doen zich altijd nieuwe kansen voor, en je verandert als mens, in wat je wil en wat je kan en wat je weet. Je trekt niet direct elke deur dicht als je besluit die ene opleiding te gaan volgen. Daarbij gaan sommige gesloten deuren ook heus weer open als je even aanklopt, of de deur een goed zetje geeft.
Mijn lieve moeder zei toen en zegt nog steeds altijd dat je vooral moet doen wat je leuk vindt, en dan komt het altijd wel goed. En, zo ontdekte ik in 2017, als je niet goed weet wat je leuk vindt, dan moet je soms maar je ogen dicht doen en wijzen bij het kiezen, en hopen dat als je eenmaal begint, dat het dan fucking vet is. 
1 note · View note
rotterdamvanalles · 4 months
Text
Jaap Kooiman. (Toen was geluk heel gewoon)
Jaap Kooiman is een personage uit de Nederlandse comedyserie Toen was geluk heel gewoon. Het personage werd gespeeld door Gerard Cox.
Jaap werd geboren op 10 februari 1917 en woont samen met zijn vrouw Nel in de Oranjeboomstraat in Rotterdam. Jaap is een eigenwijze en conservatieve buschauffeur van de RET. Hij rijdt daar op bus 52 (die lastige met die aanhangwagen, zoals hij zelf altijd zegt) maar sinds 1968 op een andere lijn omdat lijn 52 door de komst van de metro werd opgeheven. In zijn eigen tijd rijdt hij op een solex. Simon Stokvis is zijn bovenbuurman en tevens zijn beste vriend.
Het grote doel van Jaap is promotie te krijgen, tot groepschef bevorderd te worden en zo uit de bus te kunnen komen en - goed betaald - achter een bureau plaats te nemen. Hij wil dan in Hillegersberg of Kralingen in een villa gaan wonen en dan elke dag biefstuk eten. Nel kan dan elke dag in een bontjas over straat. Jaap doet er alles aan om die promotie te krijgen. Hij geeft de directeur Meneer Harmsen altijd gelijk als die zijn mening verkondigt. Toch lopen zijn acties altijd in het honderd, omdat hij weer eens iets niet kan of iets niet begrijpt. Jaap houdt niet van nieuwerwetse dingen en houdt liever alles bij het oude. Behalve de promotie dan.
In een interview gaf Cox ooit te kennen dat Jaap Kooiman qua karakter wat weg had van zijn eigen vader. "Mijn vader was niet zo dom en onhebbelijk, maar wel iemand die altijd met zijn mening paraat stond en vrij dwars was. Jaap Kooiman heeft die Archie-Bunkerachtige politieke incorrectheid die ik wel in hem kan waarderen."
Bekende uitspraken van jaap
* Waar de man woon, draag hij de kroon! (tegen Nel Kooiman)
* Ik ga liever gewoon dood (over buitenlands eten).
* Simon - bedenk iets! (bij het ontstaan van een probleem)
* T ga weer om de poen
* Ik eet wel een balletje op de club.. (vaak bij buitenlands eten of als zijn schoonmoeder op bezoek is)
* Nou ken meneer Harmsen natuurlijk nooit meer om me heen!
* En dan zal er een hele andere wind waaien! De Kooimanwind!! (tegen RET collega's als hij tevergeefs een poging doet om groepschef te worden)
* Ken je bek niet verder open?! (als iets duur is)
* Ome Jaap? Meneer Kooiman voor jou!
* Dat wel natuurlijk (tegen meneer Harmsen)
* Deruuuiiiit (tegen vrienden die iets zeggen waar Jaap het niet mee eens is)
* Hij is fijn
Foto en Informatie komen van wikipedia
Tumblr media
0 notes
jurjenkvanderhoek · 2 months
Text
DANSEN VAN HERBERT NOUWENS IN DE BELVÉDÈRE SUITE
Tumblr media
Het is een hot item in de circulaire economie. Om gebruikte en voor het oorspronkelijke doel afgeschreven producten te recyclen. In de kringloop van het zijn gaat niets verloren. Want dat is immers de letterlijke betekenis van circulair: cirkelsgewijs. Maaksels verliezen hun waarde en worden in het geheel hergebruikt. Of in delen gesplitst en verwerkt tot grondstof voor een nieuwe creatie. De cirkel is rond. Bedrijven houden zich ermee bezig, de maatschappij is er vol van, van hergebruik en recyclen. Het scheiden van afval om waardevol materiaal niet af te stoten en geenszins te vernietigen.
Kunstenaars lopen voor op de massa. Zij zijn de kopgroep, de massa is het peloton. Ze zetten een tandje bij om het tempo te versnellen of knijpen de handrem aan om de beweging even stil te laten vallen. Want de massa moet weleens wennen aan de vooruitgang, aan de snelheid in de tijd. Zich het nieuwe stilaan en geleidelijk eigen laten worden.
Kunstenaars zijn meesters in het hergebruik. Zij recyclen de zichtbare werkelijkheid tot een platte realiteit die uit de verf komt. Dat is een hergebruik van emotie, terugwinnen van sfeer en stemming. Letterlijk hergebruiken zij de verf als materiaal, de modder aan een kwastje wordt uitgesmeerd over een doek. De dode materie gaat leven, krijgt de adem van de kunstenaar ingeblazen. Door de manier waarop de kunstenaar dat doet, welke techniek daarvoor wordt aangewend, ontstaat er in het platte vlak een ruimte. De tastbare waarheid wordt tot zichtbare realiteit gerecycled. Dat deed de kunstenaar al lang voordat circulair en recycle in zwang raakten.
Tumblr media
Er zijn kunstenaars die in het klein recyclen door aan het strand of langs de weg te jutten, in de bouw of op het land te speuren. Op zoek naar producten die zijn afgedaan en weggegooid en in collage achtige kunstwerken kunnen worden verwerkt. Herbert Nouwens is er zo een die  dit in het groot doet. Hij hergebruikt scheepsrompen bijvoorbeeld om deze een nieuw leven aan te meten. Hoewel je van dood materiaal maar amper kunt zeggen dat deze in een andere vorm tot leven komt. Het is bij wijze van spreken en taalkundig gezien op de keper beschouwd een hergebruik van woorden. Niet de vorm wordt teruggewonnen, deze heeft afgedaan. Het is de grondstof die tot een andere gestalte wordt gesmeed.
De beelden van Herbert Nouwens staan imposant in het buitengebied van Landgoed Oranjewoud. Uitgestrooid in het veld, maar niet lukraak geplaatst. De kunstenaar hecht aan de plek waar een beeld is neergezet waarde en betekenis. Het is dat punt waar dit beeld tot recht komt. Bijvoorbeeld de “Vier constructies voor een plek” staan niet zomaar langs de oostgrens van het park. Deze bijzondere objecten doen denken aan anti-tank obstakels en staan in slagorde als een verdedigingslinie. Je zou er zo een rol prikkeldraad langs uittrekken. Een concertina als militair begrip. Past overigens stemmig in de sfeer van de titel van deze presentatie: Belvédère Suite.
Tumblr media
Muziek is voor Herbert Nouwens een inspiratiebron om in en naar te werken. De suite als metafoor voor de plaatsing van negen sculpturen. De suite is een meerdelige danscompositie, waarbij verschillende dansen worden geordend naar hun contrastwerking. Dit samenspel, deze ordening en dat contrast, is terug te vinden in het museumpark op dit moment. Het park is de suite, de beelden zijn de diverse dansen. De beelden verhouden zich met het strakke symmetrische ontwerp van het parklandschap, zoals de dansen zich scharen in het gestileerde schema van de muziek. De logge beelden dansen als het ware lichtvoetig door de natuur. De massieve elementen zijn door Nouwens zo geplaatst dat de sculpturen een open karakter hebben. Het zijn transparante scheppingen, open constructies, als tekeningen in de ruimte. Een choreografie waarin het cortenstaal opveert van de sokkel, een compositie die de zwaartekracht uitdaagt.
Volgens Albert Oost, curator buitenpresentaties van Museum Belvédère, maakt Herbert Nouwens zijn werk vanuit een rauwe behoefte aan activiteit. Oost schrijft een voorwoord in de kleine catalogus bij de tentoonstelling. “Elk beeld is Herberts beeld, aan elkaar gelaste en gestapelde stukken ijzer, een opeenvolging van ogenblikken en overpeinzingen.” In de uitgave worden de diverse dansen in de Belvédère Suite door Juliska Kok van commentaar voorzien. Zij beschrijft de bewegingen en figuren, de passen en posities. “Ruimtelijke gedichten, een vertaling van de spanning tussen het rationele en irrationele” zegt de kunstenaar er zelf van. Hij werkt associatief en vertaalt indrukken in vormen die hij laat groeien door staal te snijden, vervormen, smeden en assembleren. In onderzoek naar de relatie tussen mens, materie, ruimte en tijd. Geïnspireerd door het menselijk bestaan en eeuwen van cultuurgeschiedenis.
Tumblr media
In de binnenruimte van een kamer in de westvleugel presenteert Herbert Nouwens kleine figuren. Tussen de verhalende kunstenaars van “Verhaald – Verbeeld” heeft hij ook iets te zeggen. De kleine beelden in een boekenkast opgetast zijn modellen voor het grote werk. Deze worden echter niet alle uitgewerkt op groot formaat, omdat Nouwens ze benadert als vingeroefeningen. Om een bepaalde vorm in de vingers te krijgen. Het zijn dus kleine werken met een eigen karakter. “Niet letterlijk een model”, zegt hij, “maar meer een globale richtlijn voor het grote beeld.” In deze vormen op handzaam formaat zie je de kunstenaar stoeien met het materiaal. De twee grotere formaten in de kamer zijn een eenvoudig voorspel op wat buiten te zien is, of andersom in tijd een stemmige nabeschouwing. Lectori salutem of post scriptum. Proloog of epiloog. Prelude of naspel. Heb je het buiten gezien, kom je binnen nog eens terug, of andersom.
Lopend over de verharde paden en door het gras tussen de beelden in de open lucht, met de catalogus als aangename wegwijzer op zak, kan ik de gegeven betekenis tegen mijn persoonlijke waarde leggen. Wat ik zou kunnen zien volgens het boekje en wat ik beschouw in eigen ervaring. Beelden als collages van eens gebruikte materialen, samengevoegde onderdelen van ooit werkende installaties. Eerder dichte constructies die door Nouwens geometrisch tot een levende representatie van de werkelijkheid zijn opgebouwd. Abstracte vormen die natuurlijk in de ruimte staan. Alsof deze daar altijd geweest zijn en er nooit meer vandaan zullen gaan.
Tumblr media
Een toren van Babel geplaatst net na de laatste huizen aan de Woudsterweg waar het open veld zich uitvouwt en het museumgebouw opdoemt. “Der Strom”, reikend tot de hemel, geeft de richting aan, een uithangbord voor de presentatie. Daarna doemt de “Poort van Belvédère” op, een object voor deze plek en omgeving gemaakt. Zal later elders een even goede standplaats kunnen krijgen. Want de beelden van Nouwens reizen en zijn in beweging, voordat deze neerstrijken en hun rustplaats vinden.
Het zijn op zichzelf stille bouwwerken waarin de wind een muzikale compositie kan spelen. De huid van het levende staal is bont kleurig in bruinen, of spiegelt de omgeving in het gepolijste metaal. Materiaal met een leven dat blijft voortleven door de constante corrosie van het staal. De natuur probeert het ijdel, maar weer en wind krijgen er geen vat op. Het materiaal verzet zich hevig en houdt stand. Dolend door deze voor nu tot 22 september gecreëerde beeldentuin stuit ik op een creatie dat bijgeluid maakt. Boven de zucht van de wind klinken melodieuze klanken. Het is “Lamento” waar in een opengewerkte geroeste cilinder gefrommeld plaatstaal hangt. Deze elementen maken op de maat van de natuur een compositie.
Tumblr media
Titus, zoon van, is getuige van vaders werkwijze. “IJzersterke constructies die zich staande houden onder alle omstandigheden en fungeren als statische markering in de ruimte”, prijst hij de werken van de kunstenaar aan. “Zijn artistieke praktijk is een continu proces van opbouwen en afbreken, om vervolgens weer opnieuw, of beter gezegd verder, te bouwen.” En dan gaat de kunstenaar zelf los in het boekje. Beschrijft zijn doen en geeft verantwoording aan zijn laten. Een achtergrond die niet strikt noodzakelijk is om te kennen, maar door te weten wel de bouwwerken meer reden van bestaan geven.
“Kunst is een vorm van denken”, zegt hij en spreekt mij daar meteen mee aan, “denken in vorm, kleur, ruimte of klank. Het is verwant aan denken in taal. Taal bestaat uit allerlei ingevingen waar je begrippen aan hecht en gevoelens die je omzet in woorden. Door die woorden uit te spreken of op te schrijven, probeer je grip te krijgen op de achterliggende complexiteit.” Ik hang aan zijn lippen en voel me verbonden met zijn werken wanneer hij verder gaat: “Op een gegeven moment denk je, wat ik opgeschreven heb dekt wel ongeveer de lading. De output, of het nu dus een stuk tekst, muziek of een beeldend kunstwerk is, is bijna nooit 100% van wat je als schepper in je hoofd hebt.” Ik lees mijn voorgaande tekst nog eens over en ik ben het met Nouwens eens. Op mijn weg door de tuin en in het museum had ik een ander verhaal in gedachten dan hier uiteindelijk op het blog is terecht gekomen. “Omdat het mij dus ook nooit helemaal lukt, ga ik er mee door.”
Belvédère Suite. Uitgave bij de tentoonstelling in Museum Belvédère, 22 juni tot 22 september 2024. Herbert Nouwens. Museum Belvédère, 2024.
0 notes