#Jan H. Mysjkin
Explore tagged Tumblr posts
marcogiovenale · 4 years ago
Text
corrispondenza privata_ (6) : francia, italia
corrispondenza privata_ (6) : francia, italia
Segnalo questo testo di Jan H. Mysjkin: https://www.ny-web.be/artikels/heureux-parmi-des-ruines-en-carton-pate/ caldeggiandone energicamente la lettura.
Non solo dice – con utile sintesi – come sono andate certe cose in poesia (e postpoesia) in Francia tra 1980 e 2000, ma a mio avviso dimostra anche quanto forti fossero in quegli anni affinità e differenze tra il panorama francese e quello

View On WordPress
0 notes
thedreamlifeofbalsosnell · 6 years ago
Text
‘Vrouwen’ van Mihail Sebastian: de gevoelens van een ontnuchterde estheet
Tumblr media
Vrouwen (1933) is het eerste in het Nederlands vertaalde fictiewerk van Mihail Sebastian (1907-1945), een van de succesvolste en belangrijkste Roemeense schrijvers uit het interbellum. Wie beter dan Jan H. Mysjkin — die eerder naast veel andere Roemeense literatuur het werk van Sebastians tijd- en landgenoot Max Blecher in ons taalgebied introduceerde— kon deze bundeling met vier verhalen rond de genadeloze rokkenjager en flierefluiter ƞtefan Valeriu vertalen? Vrouwen spreekt aan door de uit het leven gegrepen dialogen, de sfeervolle observaties en de voor die tijd gewaagde sensualiteit.  
Sebastian werd geboren als Iosif Mendel Hechter en was van joodse komaf. Het pseudoniem dat hem wereldberoemd zou maken, gebruikte hij voor het eerst in 1926 voor een journalistiek stuk. In zijn lyceumjaren maakte hij kennis met de charismatische filosoof Nae Ionescu, die Sebastians baccalaureaat moest beoordelen en redacteur was van de populaire krant CuvĂźntul (‘Het woord’). In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog werd Ionescu berucht als antisemiet en vurig voorstander van het fascisme. Hij werkte een vreemde filosofie uit — een onorthodoxe mengeling van existentialisme, nationalisme en christelijke mystiek —  waarmee hij een grote invloed uitoefende op de leden van Criterion, een groep jonge intellectuelen die tussen 1932 en 1934 in Boekarest culturele activiteiten organiseerden in de lijn van  Ionescu’s ‘nieuwe spiritualiteit’.     Toen Sebastian rechten en filosofie studeerde aan de universiteit in Boekarest gaf Ionescu hem de kans voor zijn krant te schrijven. Zo kwam de jonge Sebastian in contact met Criterion-leden, zoals Emil Cioran, Mircea Eliade en Eugen Ionescu (die later zijn naam verfranste tot EugĂšne Ionesco). Gezien Ionescu’s leer onder meer ‘een zuivering’ van RoemeniĂ« propageerde, mag het niet verwonderen dat hij ook zijn invloed liet gelden op de latere paramilitaire en fascistische IJzeren Garde. In 1930 ging Sebastian voor anderhalf jaar studeren aan de Sorbonne in Parijs. Hij dweepte als francofiel met de literatuur van Marcel Proust, AndrĂ© Gide en Stendhal. Hij leidde er het zorgeloze leven van de intellectuele flaneur, maar was tijdens zijn verblijf in de lichtstad ook erg productief. Hij schreef er een feuilleton voor Ionescu’s krant (Brieven uit Parijs), een novelle (Fragmenten uit een gevonden notitieboekje, zijn fictiedebuut, gepubliceerd in 1932) en Vrouwen, dat in 1933 een bescheiden succes werd en in datzelfde jaar zelfs een herdruk kende. In Parijs begon Sebastian ook aan een van zijn bekendste boeken, Sinds tweeduizend jaar (1934, in augustus 2018 komt een Nederlandse vertaling uit bij De Bezige Bij). In dit dagboek in de vorm van een roman vlucht een joodse student van Boekarest tot Parijs in de jaren 20 voor een zich steeds wijder verspreidend en heftiger antisemitisme.     Reeds in 1931 vroeg Sebastian aan Ionescu om een voorwoord te schrijven bij Sinds tweeduizend jaar. Zijn mentor was inmiddels volledig doordrongen van jodenhaat en maakte er een virulent antisemitisch en racistisch pamflet van. Dat Sebastian dit voorwoord desondanks toch liet opnemen, veroorzaakte een polemische storm. Voor de nationalisten was hij te joods, voor de joodse gemeenschap te Roemeens. In de bundeling essays Hoe ik een extremist werd (1935) gaf hij zijn visie op de eenzijdige en politiek gekleurde receptie van zijn roman. Ook in zijn dagboek (in 2007 vertaald — matig en helaas uit het Frans — door Julien Weverbergh als Dagboek 1935-1944, de alom gerespecteerde banaliteit van het kwaad) hing Sebastian een schrijnend beeld op van hoe de intellectuele elite van RoemeniĂ« afgleed tot een alomtegenwoordig en bijzonder heftig fascisme. Het dagboek werd pas in 1996 door Sebastians broer vrijgegeven: de publicatie sloeg in als een bom. Het dagboek, voor velen voor de joodse geschiedenis even belangrijk als dat van Victor Klemperer en Anne Frank, betekende voor Sebastian de internationale doorbraak.     Vanaf het midden van de jaren ‘30 werden in RoemeniĂ« vele nieuwe antisemitische wetten van kracht. Zo diende Sebastian in 1935 zijn burgerlijke naam af te leggen. Hij werd twee jaar later uit de advocatenbalie gezet, mocht geen journalistiek werk meer schrijven en kreeg vanaf 1940 zelf een absoluut publicatieverbod opgelegd, wat hij omzeilde door onder schuilnamen te publiceren. Hij raakte geĂŻsoleerd, verpauperde en werd bitter, maar slaagde er desondanks in nog twee romans te publiceren (De stad met acacia’s, 1935 en Het ongeval, 1940) en enkele toneelstukken op de planken te brengen (in RoemeniĂ« is hij nog steeds een geliefd theaterauteur). Sebastian kon ontkomen aan deportatie, maar kwam tragisch aan zijn einde toen hij bij het oversteken aangereden werd door een Russische vrachtwagen, enkele maanden nadat het Rode Leger RoemeniĂ« had bevrijd.     In Vrouwen komt Sebastians jood-zijn niet aan bod. De vier verhalen (of novelles, zo u wil) waaruit deze ‘roman’ bestaat — in zijn voorwoord spreekt Mysjkin van een ‘valse roman’ — spelen zich af in een parallel universum, ver verwijderd van een religieuze of politieke realiteit. Liefde en verleiding staan centraal, het eeuwige, nooit vervelende kat-en-muisspel tussen man en vrouw. Elke novelle krijgt de naam van de vrouwelijke personages die er de dienst uitmaken. Het verbindende element tussen de ‘hoofdstukken’ is ƞtefan Valeriu, een onvervalste donjuan en de man waar het uiteindelijk allemaal om draait. Knap is hoe Sebastian telkens het vertelperspectief wijzigt. De verschillende standpunten genereren bovendien een geografische en thematische diversiteit, van het stedelijke Boekarest en Parijs tot het landelijke van de Franse Alpen. Door Valeriu te kiezen als epicentrum waar alle verhaallijnen naar terugkeren, slaat Sebastian op subtiele wijze een brug tussen de ongelijksoortige geschiedenissen.   In het eerste hoofdstuk, getiteld ‘RenĂ©e, Marthe, Odette’, is het perspectief auctorieel. Een alwetende verteller beschrijft hoe de jonge Valeriu zijn vakantie doorbrengt in een Frans kuuroord, bij Grenoble. Hij heeft net examens in de geneeskunde afgelegd en zoekt rust en vertier aan de voet van de Alpen. In dit schilderachtig decor beleeft Valeriu korte maar intense romances met de drie vrouwen uit de titel. De drie vrouwen — die wel iets hebben van Tsjechovs Drie zusters — vertegenwoordigen elk een archetype, een leeftijdscategorie. Alle drie belichamen ze een mogelijke manier om lief te hebben. RenĂ©e is de deugdzame echtgenote, Marthe de wulpse moederfiguur en de achttienjarige Odette de jeugdige sensualiteit. Maar al snel toont Valeriu zijn ware gelaat: hij is een roofdier, enkel en alleen op zoek naar trofeeĂ«n.     In het tweede verhaal ‘Emilie’ is Valeriu de ik-verteller. Hij is in Parijs, waar hij lijdt aan ‘een geheime melancholie’ die hij naar eigen zeggen heeft meegenomen na zijn vakantie uit het eerste verhaal. Via zijn vriendinnetje Mado maakt hij kennis met Émilie Vignou, een ‘mak dier’ met een ‘gebrek aan verbeelding’. Desondanks raakt Valeriu geĂŻntrigeerd door Émilie, ‘een simpele ziel’ die nog maagd is. Zij beleeft een liefdesnacht met Valeriu’s oude schoolkameraad, de pummelige Roemeen Irimia, en raakt zwanger. Wanneer Valeriu abortus suggereert, slaat Irimia instinctief een kruis. In dit deel maakt Valeriu ook gewag van een liefdesrelatie die hij beleefde toen hij een plattelandsarts verving in Zuid-Frankrijk, maar zonder er dieper op in te gaan (‘dat is een ander verhaal’). In ‘Maria’, het derde verhaal, is Valeriu de geadresseerde van een vlammende brief. Maria, de briefschrijfster, geeft een uitgebreide analyse van haar onbevredigende relatie met Andrei, een vriend van Valeriu, met wie ze op het punt staat te trouwen. Valeriu heeft haar op een balavond zijn ‘misplaatste liefde’ verklaard. In haar brief wijst ze hem terecht, omdat hij door zijn ‘verrassende verklaring’ de orde der dingen heeft ‘overhoopgegooid’. Opvallend in haar verhaal is hoezeer Andrei op Valeriu lijkt: hun beider verleidingskunsten doen volgens haar Rudolph Valentino verbleken.     In ‘Arabella’, tot slot, komt Valeriu weer aan het woord. Een handvol verwijzingen koppelen terug naar de eerste drie verhalen, wat zorgt voor cohesie en tekstdichtheid. In dit verhaal bekijkt een rijpere Valeriu enkele foto’s uit de oude doos en mijmert over de liefdesaffaire die hij had met de circusartieste Arabella. Voor haar liet hij zijn job op het ministerie van volksgezondheid vallen en dook blindelings het avontuur in. Tegen alle verwachtingen in worden ze een variĂ©tĂ©koppel: hij begeleidt Arabella op piano, zij zingt. Ze kennen veel succes in de cabarets en nachtclubs van Parijs, worden opgepikt in de boulevardpers, nemen zelfs platen op. Sebastian schetst een bijzonder sfeervol beeld van la vie de bohĂšme in het Parijs van eind jaren 20, inclusief homoseksuele dichters, liederlijke schilders en een heuse partouze in het Bois de Boulogne. Door Valeriu’s jaloezie scheidt het koppel, na een hobbelig parcours. Arabella keert terug naar het circus.     Sebastian heeft zich veelvuldig in interviews en gesprekken gedistantieerd van het personage Valeriu, met wie hij geen uitstaans wil hebben. In ‘Arabella’ laat hij zijn hoofdpersonage zeggen:     Ik ben heel mijn leven een warhoofd en een eenzaat geweest, opstandig zodra een vrouw zich aan mij probeerde te binden, enkel en alleen begaan met de vrijheid over mezelf te beschikken, een vrijgezel uit predestinatie [
]   Arabella is de enige die er in slaagt om Valeriu’s ‘roeping als liefdesvagabond’ te doorprikken, zo zegt hij zelf. Zij heeft hem van zijn ‘redelijke lotsbestemming’ verlost, waardoor hij opnieuw kan zijn wat hij altijd had willen blijven zijn: een jongeman. Hij is per slot van rekening een zwak mens, ten prooi aan zijn verlangens, zijn grillen en idee-fixen, genietend bijna van zijn eigen teloorgang. Arabella torent samen met Odette en Maria meters boven hem uit. Niet voor niets zou Sebastian een aantal van de vrouwelijke personages uit Vrouwen later een tweede leven geven in enkele van zijn toneelstukken. Valeriu verdwijnt voorgoed in de sluiers van de vergetelheid.   Vrouwen is een uitgelezen introductie tot het werk van een bij ons vooralsnog onbekend auteur. Hulde dus, aan de uitgeverij en de vertaler om deze in vele opzichten overvloedige roman in primeur onder de aandacht te brengen. 
Verschenen op: Mappalibri, juni 2018
Vrouwen van Mihail Sebastian, Vleugels 2018, vert. door Jan H. Mysjkin, ISBN 9789078627487, 140 pp.
0 notes
rudyroth79 · 8 years ago
Photo
Tumblr media
Știri: Festivalul Internațional ”Primăvara Europeană a Poeților”, ediția a VII-a (3–5 mai 2017, Chișinău) Institutul Cultural RomĂąn ”Mihai Eminescu” de la Chișinău participă, Ăźn calitate de coorganizator, la Festivalul Internațional ”Primăvara Europeană a Poeților”
0 notes
tseadbruinja · 5 years ago
Video
youtube
De oude dames
Poetry International Festival Rotterdam vroeg voor 'De mooiste gedichten van de wereld' 50 Nederlandstalige dichters een duik te nemen in de schatkamers van het festival.
Daar komt een boek van, er zijn tijdens Poetry voordrachten van deze favorieten te beluisteren en er zijn filmpjes gemaakt waarin Els Moors, Thomas Möhlmann, Anneke Brassinga en ik onze keuze toelichten en het gedicht ten gehoren brengen.
Ik koos voor 'De oude dames' van Laurence Vielle, vertaald uit het Frans door Jan H. Mysjkin.
DE OUDE DAMES
De oude dames weven uit nevel zondagen in familiekring ze spelden hun lippen op en knijpen de stilte op elkaar De oude dames zitten mooi rechtop mooi opgedirkt en als ze vallen breken ze De oude dames zetten kleine pasjes Er was een dag dat de oude dames touwtje sprongen dat ze achter de bus aan liepen dat ze zich buiten adem lachten De oude dames zwijgen de oude dames De oude dames hebben ogen van een blauw dat bleker en bleker en bleker werd door de regens De oude dames kruipen ’s avonds tussen hun kille lakens en slikken snoepjes om te slapen Toen ze nog geen gehoorapparaatje hadden, zeiden de oude dames de hele tijd wablief? wablief? wablief? wablief? wablief? Ze waren de tamtams van onze gesprekken Nu zwijgen ze, de oude dames De oude dames hebben lippenstift op hun vals gebit Wanneer de oude dames aanvoelen dat ze gaan vallen, rijgen ze hun schoenen vast aan om van minder hoog te vallen De oude dames nemen de trein van Brussel naar Parijs om bij hun 40-jarige liefde te zijn De oude dames luisteren naar de zee op de radio
De oude dames laten hun haar groeien. Er komt een dag waarop ze witte staartjes zullen vlechten voor hun 40-jarige liefde De oude dames begonnen vroeger vaak zomaar te zingen, maar nu, radioknop, radioknop, radioknop De oude dames halen hondenkoekjes uit hun tas en steken hun tengere hand door de hekken waarop geschreven staat ‘pas op voor de hond!’ De oude dames riepen op 1 december 1953: ‘’t is zover, eindelijk, ik vlieg!’ De oude dames kijken naar de andere balkons en zo zien ze of het mensen zijn die van bloemen houden of zelf de was doen De oude dames zeggen: ‘Ik ben nog niet zo rijp als mijn hersens. Mijn moeder zou nooit alles gedaan hebben wat ik heb gedaan’ De oude dames verstaan de kunst om de steken van hun brei op te halen omdat ze weten hoe ze de draad niet verliezen De oude dames luisteren naar de zee op de radio
De oude dames heten Christiane, Manon, EglĂ©e, ClĂ©mentine, Roger, RenĂ©, LĂ©na, Alice, PhilomĂšne, Georgette, MarcĂšle, Alfred, Jean, Ginette
 Het wordt de oude dames afgeraden om ‘Mevrouw’, ‘Mejuffrouw’ of ‘Weduwe’ op hun deur te zetten, om te koop te lopen met al te opzichtige juwelen, om vertrouwen te schenken aan lui die hun een dienst lijken te willen verlenen of die een inlichting willen, om zich te verzetten: hun leven is waardevoller dan hun rijkdom. Het wordt de oude dames aangeraden om op te passen, elkaars nabijheid te zoeken, om hulp te roepen, niet open te doen, zich te beveiligen, te vermijden, niet op te vallen, te bewaren, te voorkomen, te plaatsen, zich te wapenenïżœïżœ dat wordt gezegd opdat ze geen schrik meer zouden hebben, de oude dames! Ze zijn heel mooi, de oude dames, je hebt zin om hen in mijn armen te drukken, om hen lang over hun rug te strelen De heel oude dames delen vingertjesmaat de ziel van hun lange leven omdat ze weten hoe ze de draad niet verliezen ‘HĂ©, er wordt gebeld, dat is mijn zoon, hij was hier gisteren ook al, hij denkt dat ik doodga,’ zeggen de oude dames En ze luisteren naar de zee op de radio
Wat vreemd om alle oude dames bijeen te stoppen in een groot rusthuis, roesthuis Heeft u de oude dame gekend die tegenover de conciĂ«rge woonde? Hebt u gezien in wat voor een ellende ze gestorven is? Haar bed, de zetel, haar bed, de zetel Wat blijft er de oude dames nog over als ze geen familie meer hebben? Ze vragen maar Ă©Ă©n ding: te sterven Tegen de oude dames in ruste zegt Jean-Claude: ‘U heeft de toekomst voor u! U heeft de toekomst voor u zolang u niet dood is, oude dames!’ En een heel oude dame antwoordt hem: ‘Ga waar je wilt, sterf waar je moet, ik ben nergens bang van!’ En dan luistert ze naar de zee op de radio
*
Laurence Vielle, vertaald door Jan H. Mysjkin, uit haar bundel 'Herschepping van de wereld' (Poëziecentrum, 2013).
Het filmpje werd gemaakt door Lars Meyer en Jan Willem van Hemert.
0 notes
thedreamlifeofbalsosnell · 8 years ago
Text
‘De vlucht uit de tijd’ van Hugo Ball, grondlegger van het dadaïsme
Tumblr media
Op 5 februari 1916 opende Hugo Ball samen met zijn latere echtgenote Emmy Hennings het ‘Cabaret Voltaire’, de bakermat van de internationale dada-beweging. In deze piepkleine achterafzaal van een cafĂ© in de ZĂŒrichse Spiegelgasse zou Ball met dada-vrienden als Tristan Tzara, Hans Arp, Richard Huelsenbeck en Marcel Janco literatuurgeschiedenis schrijven. Dada bestaat precies honderd jaar en dat viert uitgeverij Vantilt onder meer met de uitgave van Vlucht uit de tijd, het hoofdwerk van dada-bezieler Ball.
Dada
Dat dada in onze contreien honderd jaar na datum springlevend is en nog steeds tot de verbeelding spreekt, is in onze contreien de verdienste van de Nijmeegse uitgeverij Vantilt en haar onvolprezen ‘Dada-reeks’, sinds 1998 hĂ©t referentiepunt voor iedere liefhebber van avantgardeliteratuur. Zo kan wie een idee wil hebben van hoe het er aan toe ging in de Spiegelgasse terecht bij ‘Een avond in Cabaret Voltaire’ (2003), een voorbeeldprogramma samengesteld en vertaald door Jan H. Mysjkin. In dezelfde reeks vertaalde Mysjkin met evenveel bravoure ook werk van Tristan Tzara, Francis Picabia, Raoul Hausmann en Hugo Ball (diens beruchte dada-roman Tenderanda de fantast), terwijl Rokus Hofstede 2 titels van de Belgische proto- en postdadaĂŻst ClĂ©ment Pansaers voor zijn rekening nam.
Eveneens ter gelegenheid van het dada-eeuwfeest verschijnt er eind oktober bij Vantilt het overzichtswerk Dada. Een geschiedenis van Hubert van den Berg, die eerder met Geert Buelens een bloemlezing avantgardistische poĂ«zie uit de Lage Landen publiceerde – u raadt het al, ook bij Vantilt – onder de titel Dan dada doe uw werk. In Dada. Een geschiedenis beschrijft van den Berg het ontstaan en de ontwikkeling van de internationale dadabeweging zoals die zich manifesteerde in onder andere Zürich, Berlijn en Parijs, maar met bijzondere aandacht voor dada in Nederland en BelgiĂ« en de belangrijkste lokale spelers: Theo van Doesburg/I.K. Bonset, H.N. Werkman, Piet Mondriaan, ClĂ©ment Pansaers en uiteraard Paul van Ostaijen. Verder herbekijkt van den Berg het heersende beeld van dada als een antibeweging en schuift de kunstenaarsbeweging naar voren als een synthese van vooroorlogs avantgardisme en een cruciale schakel in de ontwikkeling van de moderne kunst en literatuur van de twintigste eeuw.
Hugo Ball
Dada was een gebalde maar krachtige artistieke revolutie, een kortstondig fenomeen dat hoogtij vierde tussen grofweg 1916 en 1920. Hugo Ball (1886-1927) stond met de opening van het ‘Cabaret Voltaire’ aan de wieg van de beweging en het is dan ook niet verwonderlijk dat in zijn autobiografisch werk Vlucht uit de tijd slechts enkele tientallen pagina’s handelen over deze bewogen periode (heerlijke lectuur overigens waarin Ball perfect de absurde en levenslustige dadasfeer weet weer te geven).
In Vlucht uit de tijd zien we Ball evolueren van dadaĂŻst tot mysticus. Zoveel is zeker: Ball was niet in eerste instantie of alleen maar dadaĂŻst: anders dan zijn dada-collega’s was hij geen dichter of kunstenaar pur sang, maar eerder een denker, een filosoof, of een ‘onderzoeker’ zoals vertaler Hans Driessen hem noemt in zijn nawoord. Ball studeerde filosofie en sociologie in MĂŒnchen en Heidelberg, waar hij het werk van Nietzsche en de Russische anarchisten leerde kennen en verzaakte aan zijn katholieke geloof. In 1910 trok hij naar Berlijn en waagde zijn kans als acteur, om nadien in MĂŒnchen zijn geluk te beproeven als dramaturg en aan theater te doen dat ‘experimenteert los van de belangen van alledag’. Daar ontmoette hij ook Wassily Kandinsky (die trouwens passim voorkomt in Vlucht uit de tijd) en waagde zich aan het schrijven van expressionistische gedichten. Toen de Eerste Wereldoorlog (‘het grandioze slachtfeest’) uitbrak, meldde hij zich als vrijwilliger maar werd om medische redenen afgekeurd. Ball, die als een landverrader werd gezien, vluchtte samen met de cabaretiĂšre en dichteres Emmy Hennings (in 1920 trouwden ze) naar ZĂŒrich in het toen neutrale Zwitserland. Ze stortten zich onverschrokken in de cabaret- en theaterwereld, met als bekend gevolg de opening van het ‘centrum van artistiek amusement’, het ‘Cabaret Voltaire’.
Die opening in februari 1916 betekende voor Ball een artistieke boost, zoals valt af te leiden uit de toon van de dagboeknotities, die rond die periode levendiger en schalkser wordt. De memorabele soirĂ©es volgden elkaar snel op, terwijl Ball zich terugtrok in ‘de innerlijkste alchemie van het woord’ om een nieuw soort poĂ«zie uit te vinden: zijn klankgedichten of ‘verzen zonder woorden’ zouden hem wereldberoemd maken. Ball schreef in hetzelfde jaar het dada-manifesto waarin hij zich verzette tegen de ‘institutionalisering’ van dada als een beweging. Hij droeg het beruchte manifest voor op 14 juli 1916 op de eerste ‘voor iedereen toegankelijk dada-avond’ in het Zunfthaus zur Waag: het was ‘een nauwelijks verhulde verzaking’ aan zijn vrienden, zo tekende Ball zelf op. Die dag in juli geldt algemeen als de eigenlijke oprichtingsdag van de dada-beweging, terwijl het voor Ball blijkens zijn notities toen voor hem eigenlijk al voorbij was: ‘Heeft men ooit meegemaakt dat het eerste manifest van een nieuw opgerichte beweging die beweging zelf ten overstaan van de aanhangers ervan herriep? En toch was het zo. Als de dingen ten volle vervuld zijn, zeggen ze me niets meer’. Tzara is not amused en nog voor het einde van zijn annus mirabilis 1916 brak Ball met de dada-beweging – op enkele kleine losse opdrachten na – en koos voor een rusteloos  nomadenbestaan, trekkend van Duits naar Italiaans of Zwitsers schuiloord. Op dat moment nam hij het geloof van zijn jonge jaren terug op en vanaf 1920, wanneer zijn religiositeit zijn denken nagenoeg compleet overheerst, vond hij rust in Ticino, Italiaans Zwitserland (hij sluit er een hechte vriendschap met Hermann Hesse, over wie hij later een biografie zou schrijven).
Vlucht uit de tijd
Balls filosofische achtergrond blijkt overduidelijk uit de overwegend ernstige, beschouwende toon van de aantekeningen in Vlucht uit de tijd, een werk dat je zonder meer kan zien als een beginselverklaring, een soort persoonlijk manifest maar dan in de vorm van een dagboek of een autobiografie. Hoewel ‘dagboek’ niet helemaal de juiste term is: in tegenstelling tot wat de achterflap stelt, worden Balls notities niet gepresenteerd zoals hij ze destijds noteerde ‘rechtstreeks en zonder opsmuk’. Het is immers bekend dat Ball tot een jaar voor de publicatie in 1927 (tevens zijn sterfjaar) de aantekeningen grondig heeft bewerkt, passages heeft weggelaten of net heeft toegevoegd. Hier en daar zal Ball de zaken wellicht mooier hebben voorgesteld dan ze werkelijk waren (denk maar aan de lofredes op de zwakke gedichten van Emmy of het devote gejeremieer naar het einde toe). Ondanks, of misschien wel juist omwille van, de manipulaties komt Vlucht uit de tijd over als een spontaan en oprecht ego-document. Door Balls brede interessesfeer en zijn aanhoudend vloeiende stijl laat Vlucht uit de tijd zich heel vlot weglezen.
Vlucht uit de tijd is een uitvoerige en eclectische bundeling dagboeknotities, overpeinzingen en citaten  die in totaal een periode van 8 jaar bestrijkt. Het boek is opgesplitst in 2 grote delen: het start met enkele losse, ongedateerde notities (met als tussentitel ‘Voorspel’) uit 1913 en eindigt met het korte, omineuze bericht ‘We gaan naar Duitsland’ op 29 september 1921. De twee delen houden globaal gesproken  gelijke tred met Balls intellectuele ontwikkeling. Hij neemt verschillende gedaantes aan, zet diverse maskers op: van pacifistisch dramaturg (de opgetogen periode in MĂŒnchen, 1913), politiek filosoof (de jaren in Bern als politiek journalist van de ‘Freie Zeitung’, 1917-1919 en de voorbereiding op zijn lijvig filosofisch traktaat ‘Zur Kritik der deutschen Intelligenz’) en anarchistisch dadaĂŻst (het oprichten van het ‘Cabaret Voltaire en het wonderjaar 1916) tot belezen literatuurkenner (Ball stond bekend om zijn niet te stillen leeshonger), goedaardige pantheĂŻst (de heerlijk voortkabbelende, naiĂ«ve natuurbeschrijvingen) en devoot mysticus (Ball bundelde 3 geleerde hagiografieĂ«n tot ‘Byzantinisches Christentum. Drei Heiligenleben’, volgens eigen zeggen de enige sleutel om zijn persoon te begrijpen).
Blader eender waar in Vlucht uit de tijd en de scherpe, heldere stijl springt in het oog. De verfijning zit in de weldoordachte, sierlijke formuleringen en de syntaxische eenvoud (heeft vertaler Hans Driessen zich enkele vrijheden veroorloofd om de leesbaarheid te bevorderen?). Of Ball het nu heeft over Hegel, Proudhon, Simeon de Pilaarheilige of Bakoenin het blijft allemaal even fris en duidelijk. Dito voor de kunstheoretische stukken over bijvoorbeeld de poĂ«zie van Rimbaud of de immer citeerbare analyse van het werk van Picasso. Wanneer Ball de grote metafysische vragen aanpakt, is hij eveneens op zijn sterkst en zal menig lezer voor zich innemen door zijn klare en nederige kijk op de dingen des levens. Aan de minzijde zullen de tenen van enkele lezers dan weer beginnen te krullen door Balls blinde adoratie voor ‘zijn’ Emmy, het pieus doordrammen over religie en de oeverloze polemiek tegen het protestantisme. Maar laat dat de pret niet drukken: Vlucht in de tijd is in alle opzichten een essentiĂ«le toevoeging aan de dada-reeks en verplichte lectuur voor zij die de avantgarde meer dan genegen zijn.
Verschenen in: STAALKAART #34, 2016
De vlucht uit de tijd van Hugo Ball, Vantilt 2016, vert., noten en naw. door Hans Driessen, ISBN 9789460042652, 351 pp.
5 notes · View notes