#De Lage Landen
Explore tagged Tumblr posts
Text
‘Wildevrouw’ van Jeroen Olyslaegers: Dionysos aan de Schelde

Met zijn terecht meermaals bekroonde succesroman Wil (2016) demonstreerde Jeroen Olyslaegers dat hij een uitgehold genre als de historische roman volledig naar zijn hand kon zetten. Na meer dan vier jaar intense arbeid slingert hij met Wildevrouw zijn lezers nog verder terug in de tijd, meer bepaald naar het Antwerpen van voor, tijdens en na het bewogen onheilsjaar 1566. En hoe, want in zijn onnavolgbaar lyrisch en volks idioom weet hij als geen ander die woelige tijden tot leven te roepen in deze ongemeen rijke en overvloedige roman over vriendschap, verbondenheid, geloof en verraad.
Het is 1577 wanneer de innemende herbergier Beer, dan een vijftiger, vanuit Amsterdam terugblikt op de gebeurtenissen die hem tien jaar eerder Antwerpen deden ontvluchten. In die tijd was de Scheldestad niet alleen een bruisende handelsdraaischijf en een explosieve smeltkroes van religies, maar ook het kloppende hart van de schilderkunst, de rederijkerskamers, de cartografie en de boekdrukkunst. Beer verloor drie vrouwen in het kraambed. Zijn derde echtgenote baart hem, alvorens te sterven, een zoon, Ward, die vanaf zijn geboorte abnormaal behaard is en eruitziet alsof zijn vrouw niet met Beer heeft ‘gepaard’ maar met ‘een wild dier’. In de harigheid van zijn zoon ziet Beer ‘een vingerwijzing van U daarboven’.
Beer is een ooggetuige, die vanop de eerste rij de onrust in Antwerpen ziet toenemen, met zijn drukbezochte herberg als uitkijkpost. Geregelde en graag geziene klanten zijn de cartograaf Abraham Ortelius, de drukker Willem Silvius en in hun kielzog, zelfs de schilder Pieter Bruegel, bijgenaamd ‘Pierre den Drol’, die in een handomdraai een indrukwekkende muurschildering maakt met een slapende Beer omringd door apen. Een mislukte handelsexpeditie langs de Noordpool om sneller naar ‘de Indiën’ te kunnen varen, keert terug met een wonderlijke buit: twee ‘skraelingen’, een Eskimovrouw met haar dochter, of ‘mensdieren’ zoals Beer ze noemt. Ortelius krijgt de ‘wildevrouw’ als geschenk, maar vertrouwt haar toe aan Beers goede zorgen. Hoewel ze niet met elkaar kunnen communiceren, raakt Beer meer en meer in de ban van de vierde vrouw in zijn leven.
Beer zit in een wildemansbond, samen met drie vrienden: de boekhandelaar Hugo, de blinde reiziger (én kok) Jeroom en de Schrale, een narrige mafketel die — dat doet de ronde — model stond voor Bruegels ‘Dulle Griet. Op Lichtmis gaat dit bonte kwartet de straat op; Beer in ‘berenpak’ gestoken, met een grote ‘valse baard van koord’ en ‘een kroon van klimop’, de andere drie verkleed als koning, jager en vrouw, die doen alsof ze de wildeman de stad uit jagen, ‘om zo de nakende lente en dooi te verwelkomen’. In het toenmalige Antwerpen, waar handel en de vooruitgangsidee de plak zwaaien, kijkt men neer op de verklede vrienden: ‘want in de ogen van de handelaars was zo’n dierlijke vent een lachwekkende herinnering aan lang vervlogen tijden.’ Voor Beer is het wildeman spelen ‘heilig’ en ‘de ware gedaante van ons allemaal, ons oeroude verleden dat ons met elkander verbond.’ De uitheemse vrouw die hem in de schoot wordt geworpen ziet hij dan ook als een goddelijk antwoord op zijn roep naar liefde: verenigd vormen ze onmiskenbaar een reflectie van het wilde koppel dat het Antwerps wapenschild flankeert.
Beers getuigenis is een biecht, net zoals die van Wilfried Wils in Wil, met dat verschil dat de herbergier niet terugblikt in dagboeknotities, maar met openhartige confessies rechtstreeks gericht aan God en de lezer. Achtervolgd door de dood voelt hij zich vervloekt en vergelijkt zichzelf meermaals met de Bijbelse Job. Vanuit Amsterdam wil hij in het reine komen met zijn verleden en die vloek tenietdoen. Zijn stem is een bezwerende voice-over, die de aandacht weet vast te houden, mede dankzij de plastische en energieke beschrijvingen. Olyslaegers is een ware meester in sfeerschepping en weet historische gebeurtenissen met enkele borstelstreken bijzonder geloofwaardig en levendig in beeld te brengen. Zijn beschrijvingen van de Beeldenstorm, het landjuweel van 1561 en de eerste hagenpreken bijvoorbeeld zijn grandioos, net als die van de toespraak van de Grote Geus Hendrik van Brederode of van Hugo die met zijn boekenstand op de bevroren Schelde staat tijdens de horrorwinter van 1564.
In zijn herberg laat Beer oogluikend samenkomsten toe van de Familie der Liefde, een geheim genootschap dat voornamelijk bestaat uit ‘welgesteld volk’. Beer wordt echter nooit een volwaardig lid van deze maçonnieke bende, terwijl ze hem wel dwingen tot hand- en spandiensten voor belangrijke spelers zoals de magister John Dee, die als Beers gast een duivels boek schrijft, en de louche Hongaar Sambucus, die een bibliotheek met verboden boeken uitbouwt in Beers kelder. Onduidelijke afspraken met deze olijkerds komen de onfortuinlijke kroegbaas uiteindelijk duur te staan. Zijn vrienden zien hem als een verrader en in augustus 1567 ziet hij zich genoodzaakt, samen met de wildevrouw en haar dochter, te vluchten naar Amsterdam.
Door opnieuw te kiezen voor de historische roman schikt Olyslaegers zich uitdrukkelijk in een afgemeten traditie, maar niet zonder de beperkingen van het genre op scherp te stellen. Een gigantisch onderzoek ging vooraf aan het schrijfproces, grotendeels uitgevoerd door Olyslaegers’ ‘broeder van een andere moeder’ Stef Franck, en samengebracht op het soort website waarvoor het woord surfen is bedacht. Bruegels ‘Dulle Griet’, — die overigens een paar keer door Wils hoofd spookt in Wil — was hoe dan ook een eerste katalysator, maar wanneer Franck op de proppen komt met een op Bruegel gebaseerde afbeelding van een wildeman en later met een anonieme gravure van een vrouwelijke versie mét kind, is dat uiteraard koren op Olyslaegers’ schrijversmolen.
Vakkundig laat Olyslaegers feit en fictie in elkaar overvloeien, zonder het documentaire te laten overheersen en met een mooie balans tussen historische en fictieve personages. Nooit trapt hij in de val van het belerende, maar blijft — net als de wildemannen die ‘berserkerbloed’ drinken voor hun rondgang — een fervente volgeling van Dionysos en laat de verbeelding hoogtij vieren. Een grote natuurlijkheid, in zowel de dialogen als de vele personages van vlees en bloed, geeft Wildevrouw de grandeur van een hoofse kroniek. Het geregeld gebruik van obsolete woorden als ‘moosmeier’, ‘vliegmare’ of ‘zinkroer’ valt nergens uit de toon, en wanneer een stamgast — zoals het blijkbaar de gewoonte was — pist in de brandende open haard van Beers herberg, dan is dat vermakelijk én instructief.
Maar, geen Olyslaegers zonder een geëngageerd standpunt. Beer heeft wel degelijk een flink pak boter op het hoofd. Hij is medeplichtig en vlucht niet alleen voor de stormen die Antwerpen nog te wachten staan, maar ook uit schaamte voor zijn verraad, zowel aan zijn vrienden als aan de wildevrouw. Hij praat zijn schuld tijdens zijn biechten voortdurend goed, wat hem verlaagt tot een meester in zelfbedrog, een onversneden ‘tweezak’, om nog maar eens met Wils te spreken. Wanneer Ward aan Beer vraagt waarom de leden van de Familie hun geheimen niet willen delen, antwoordt hij dat verbondenheid ‘een schoon ding’ is, maar dat in de kern van de mens ‘een grote behoefte’ heerst om bedrogen te worden. Een van de motto’s, ‘Mundus vult decipi’ of ‘de wereld wil bedrogen worden’, een zinssnede toegeschreven aan de Duitse humanist Sebastian Franck, is in dat licht dan ook treffend gekozen. Later voegt Beer toe dat bedrog altijd zelfbedrog is en dat hij Antwerpen ontvluchtte omdat ‘de eenheid al was uitgekleed door de Antwerpenaren zelf, nog voor de Spanjaarden haar als wraakengelen hadden verkracht’, een niet mis te verstane verwijzing naar de huidige polarisering in onze maatschappij.
Had Olyslaegers met Wil zijn ‘Grote Vlaamse Roman’ reeds te pakken, dan is hij er nu met Wildevrouw meer dan glansrijk in geslaagd zichzelf te overtreffen én opnieuw uit te vinden.
Verschenen op: De Lage Landen (volledige tekst achter betaalmuur) 15 december 2020 en op papier in Ons Erfdeel, januari 2021
Wildevrouw van Jeroen Olyslaegers, De Bezige Bij 2020, ISBN 9789403113012, 416 pp.
www.wildevrouw.be
0 notes
Text
Dichters opgelet!
Mocht je het nog niet weten, er is een community op Tumblr, gemaakt door yours truly, speciaal voor liefhebbers en schrijvers van poëzie in de Nederlandse taal. Hoe meer zielen hoe meer vreugd, dus sluit je absoluut aan! Hij heet Dichters van de Lage Landen.
De community is bedoeld voor het delen van eigen werk, poëzie die je heeft geïnspireerd, poëzie-gerelateerde evenementen in Nederland en België, literaire tijdschriften die op zoek zijn naar kopij, et cetera. Het doel is om elkaar vooruit te helpen in het schrijverschap, en om te delen in onze liefde voor poëzie!
Inmiddels zijn er al 22 mensen lid, maar er kunnen altijd meer bij. Hopelijk zie ik jullie daar :)
#writers on tumblr#writing#writer stuff#writers and poets#poetry#writeblr#dichter#dichters van tumblr#writerscommunity#poëzie#schrijverscommunity#gedichten#schrijver#schrijvers van tumblr#nederlands#belgisch#belgie#nederland#dutch#dutch art#dutch poetry#nederlandse taal#nederlandse poëzie#vlaanderen#vlaams#dichters van de lage landen
1 note
·
View note
Text
Hollands welvaren
Abraham Brueghel (1631-1690) Abraham Bloemaert (1565-1651) Dirk van Baburen (1595-1624) Arjan van Helmond (1971)

View On WordPress
#16-de eeuws#17-de eeuws#20-ste en 21-ste eeuws#bloemen#drinken#eten#Hollands#kleuren#kultuur#Lage Landen#luxe#overvloed#plezier#schilders#spullen#stoffen#welvaren
0 notes
Text
Germanic Paganism Resource Masterlist
Notes: - Updates will be beyond infrequent. - Feel free to pop into my ask box requesting resource recommendations at any moment. - Resources do not reflect my personal beliefs or practice. I may include otherwise great resources that include theories and ideologies I do not support (such as the 'sign of the Hammer'), because I make extensive use of cross-referencing, reflection, etc to determine everything I incorporate into my craft. - I will never consciously add resources written by (Neo-)Nazis and the like. If you spot them, feel free to let me know. - You may notice there is a seemingly disproportionate amount of sources also or primarily talking about Scandinavia and Iceland, and even some primarily covering England. This is because continental Germanic paganism has only barely survived the ravages of time, and one can only learn about it if they supplement their knowledge with the more complete pictures of Anglo-Saxon paganism and Norse paganism.
Legend: [No language identifier means the source is English.] [D] - The resource is written (primarily) in Dutch. [G] - The resource is written (primarily) in German. [ON] - The resource is written (primarily) in Old Norse. [OD] - The resource is written (primarily) in Old Dutch. [OG] - The resource is written (primarily) in Old High German. [L] - The resource is written (primarily) in Latin. [F] - The resource is written (primarily) in French. * - I have not read the resource in its entirety. ** - Read with caution. !! - There is more of the resource available/this is one part of multiple.
Historic Texts and References
Tacitus' Agricola and Germania
Tacitus' Annals
The Prose Edda
The Poetic Edda
The First Nine Books of the Danish History of Saxo Grammaticus
Contemporary Books, Essays, Other Media
Myths and symbols in pagan Europe : early Scandinavian and Celtic religions - H.R. Ellis Davidson
Kleinere Altniederdeutsche Denkmälen - Heyne [G]*
Religion and Philosophy in Germany : a Fragment - Heine *
Deutsche Volkskunde - Adolf Bach [G]*
Teutonic Mythology - Grimm
Swedish Legends and Folk Tales - John Lindow
Scandinavian Mythology : an Annotated Bibliography - John Lindow *
Trolls : an Unnatural History - John Lindow
Myths of the Norsemen from the Eddas and Sagas - H.A. Guerber
Northern mythology : comprising the principal popular traditions and superstitions of Scandinavia, North Germany, and The Netherlands - Benjamin Thorpe | VOL 1, VOL 2, VOL 3
From Myth to Fiction : the Saga of Hadingus - Georges Dumézil *
The Stakes of the Warrior - Georges Dumézil **
Gods of the Ancient Norsemen - Georges Dumézil **
Zum Tamfana-Rätsel - Edmund Weber [G]*
De Tijdstippen van de Cultische Jaarfeesten - Boppo Grimmsma [D]**
Nederlansche Volksoverleveringen en Godenleer - Van den Bergh [D, OD]*
Tales and Legends of Tyrol *
Germanic Spirituality - Bil Linzie
Handwörterbuch des Deutschen Auberglaubens - Baechtold-Staubl, Hoffman-Krayer
Goden van de Lage Landen - Gunivortus Goos [D]**
Runic and Heroic Poems of the Old Teutonic Peoples - Dickins *
Gods and Myths of Northern Europe - H.R. Ellis Davidson
Old Norse - Icelandic Literature : a Critical Guide - John Lindow
Vikings : a Very Short Introduction - Richards *
Norse Mythology : a Guide to the Gods, Heroes, Rituals and Beliefs - John Lindow
Antwoord op de Vraag, door het Zeeuwse Genootschap de Wetenschappen - te Water [D]*
Verhandelingen over het Westland, ter opheldering der Loo-en, Woerden en Hoven, benevens de natuurdienst der Batavieren en Friezen - Buddingh [D]*
De Goden der Germanen - de Vries [D]*
Norse Revival: Transformations of Germanic Neopaganism - Stefanie von Schnurbein (in the series Studies in Critical Research on Religion which I highly recommend)
Digital Libraries, Dictionaries and the Like
Digitale Bibliotheek voor Nederlandse Letteren [D]*
Digitised Collection of Historic Sources of the WWU in Münster [G, D, OD, OG]*
Oudnederlands Woordenboek [D, OD]*
Ons volksleven : tijdschrift voor taal-, volks- en oudheidkunde. Jaargang 2-12 [D]*
Het Rad - Digitale Bibliotheek voor Germaans Heidendom, Runen, Seidr [D]*
Volkskunde (search results on Delpher) [D]*
Goden van Eigen Bodem - Digitale bibliotheek voor heidens erfgoed van de lage landen [D]*
Godinnen van Nederland en België [D]**!!
Forgotten Gods - Reginheim **
The Rune Poems *
Kronieken van de Westhoek (Flemish Folk History) [D]*
Brabantse Folklore, bulletin van de provinciale dienst voor geschiedkundige en folkloristische opzoekingen [D]*
Project Gutenberg has a wealth of resources about pre-christian Germanic religion*
Mimisbrunnr.info has a wealth of information including starter guides.
Author Recommendations
J.R.W. Sinninghe [D]
John Lindow
Benjamin Thorpe
H.R. Ellis Davidson
The Grimm Brothers
J. Haver [D]
To be continued.
74 notes
·
View notes
Text
A quick introduction
Hii, my name is Nena (she/her), I'm queer & autistic. I'm a lover of many things, and this blog is a reflection of that. I've been known to repost fandom stuff (emo bands, Dan & Phil, Dimension 20) as well as more profound thoughts on things like neurodivergence, fatphobia and the LGBTQ+ community.
I'm also a writer! On my other blog @nenaveenstra I post my poetry, links to my blog posts on other sites, and thoughts on writing. I write mainly in Dutch over there (although there is a backlog of English-language stuff to peruse!).
Lastly, I'm the admin of the Tumblr community Dichters van de Lage Landen, in which I invite Dutch-speaking poets and lovers of poetry to share their work & other poetry-related stuff. Look us up! We don't bite. ;)
Feel free to interact with my posts, I'd love to feel a bit less like I'm screaming into a void every time I post on here. :)
7 notes
·
View notes
Text
Voor de geïnteresseerden, er is community opgericht (door @blxssed-with-a-curse) voor Nederlandstalige dichters en poëzieliefhebbers. Als je opzoek bent naar een plek om je werk te delen (en mogelijks feedback te krijgen) of om andermans werk te bewonderen, kom zeker eens kijken!
https://www.tumblr.com/communities/dichters-van-de-lage-landen
6 notes
·
View notes
Text
19. November 2024
Das Wasserzeichen dient nicht gerade der Wahrheitsfindung
Die Digitalisierung geht ja mit Riesenschritten voran, auch in der Justiz. In vielen Bundesländern ist die elektronische Akte schon selbstverständlich, selbst Berlin kann sich kaum noch dagegen wehren, obwohl Freunde der gehefteten Papierstapel gerade wieder Aufwind bekommen, weil zumindest in der Verwaltung an der Einführung der elektronischen Akte der Rotstift angesetzt werden soll. Gleichwohl landen immer häufiger elektronische Gerichtsakten auf meinem Desktop, um Verkehrsunfälle zu rekonstruieren. Die Wege, auf denen die Akten zu uns ins Büro kommen, sind verschlungen und vielfältig. Eine Variante ist, dass man einen USB-Stick bekommt, der mit einem Passwort geschützt ist. Im beiliegenden oder parallel mitgeschickten Brief steht dann das Passwort. Im Begleitschreiben heißt es mitunter, dass es übrigens nicht gestattet sei, den Inhalt des USB-Sticks auf den Rechner zu kopieren. Da wohl beim Öffnen bereits eine temporäre Datei im Rechner angelegt wird, ist das irgendwie - äh - schwierig.
Eine andere, auf den ersten Blick bessere Variante ist das Akteneinsichtsportal (etwas, zu dem es keinen Wikipedia-Artikel gibt!). Das ist eine Art Cloud der Bundesländer, in die digital(isiert)e Akten hochgeladen werden. Mit entsprechender Berechtigung, die man entweder per Brief mit förmlicher Zustellung oder über das eBO bekommt, kann man die Dateien dann herunterladen. Dafür gibt es dauerhafte Zugänge, wenn man den bei der zuständigen IT-Abteilung der Justiz erfolgreich beantragt hat, oder temporäre Zugänge. Da wird für jeden Fall ein neuer Zugang angelegt. Probleme gab es damit in dem Moment, wenn man gleichzeitig zwei oder mehr Aufträge bekam, weil sich dann die Zugriffsrechte mit den Passwörtern so überschnitten, dass nur ein Zugang funktionierte. Das ist aber entweder gelöst, oder betrifft mich nicht mehr, weil ich ja nun einen dauerhaften Zugang habe.
Nun ist es ja so, dass ich für meine Arbeit vor allem Fotos von den Fahrzeugen brauche. Die stecken in der Regel auch in der Akte oder werden von den Parteien zur Verfügung gestellt. Die Darreichungsformen hatte ich hier schon mal beschrieben. Es ist nicht besser geworden. Vielmehr ist eine unheilvolle Variante hinzugekommen.
Beim Herunterladen der digitalen Gerichtsakte aus dem Akteneinsichtsportal wird jedes Blatt mit einem Wasserzeichen versehen. Das verläuft formatfüllend diagonal über die Seiten und enthält meinen Namen und das Datum der Bereitstellung der Akte in grauer Schrift. Hintergrund soll wohl sein, dass man so etwaige “Datenlecks” identifizieren kann. Wenn also Teile interessanterer Akten als meine Unfälle an Whistleblower oder die Presse (oder andere interessierte Personenkreise) weitergegeben werden, will man wohl zurückverfolgen können, wer die undichte Stelle war. So reime ich mir den Sinn jedenfalls zusammen.
Natürlich verläuft das Wasserzeichen auch über in der Akte enthaltene Fotos, hier ein Ausschnitt:

Da sich die Prozessparteien oder ihre VertreterInnen oft nicht in der Lage sehen, die originalen Fotodateien beizubringen, muss man dann mit dem arbeiten, was man hat. Und wenn es um kleinste Kratzer oder Spuren geht, die schon mal wichtig sein können, um einen mutmaßlichen Versicherungsbetrüger zu entlarven, können diese unter Umständen von dem Wasserzeichen unkenntlich oder kaum noch erkennbar gemacht werden. Aber auch das Lesen der Akte ist nun ein noch geringeres Vergnügen geworden, wenn jede Zeile mit dem Wasserzeichen überdeckt ist.
Zwischenzeitlich habe ich ein wenig mit diversen PDF-Tools herum experimentiert und hatte mit der Testversion von EaseUS PDF Editor insofern Erfolg, als dass ich damit immerhin schon mal das Wasserzeichen von den Seiten einzeln von Hand entfernen konnte. Das Wasserzeichen liegt als Schriftfeld auf dem Text und kann einzeln gelöscht werden. Ich gehe davon aus, dass ich mit etwas längerem Suchen auch ein Tool finde, das das in einem Rutsch mit allen Seiten macht. Bis es soweit ist, wende ich mich aber noch einmal an die Justiz-IT und frage, ob man das Wasserzeichen nicht an eine etwas weniger prominente Stelle drucken kann. Denn vereinzelt gab es auch Akten, die das Wasserzeichen unten am Rand enthielten. Das wäre ja ok. Aber wie stand schon in großen Lettern auf meinem alten Schulbuch für den Lateinunterricht, in der Sprache, die die Juristen so lieben: Spes saepe fallit - die Hoffnung täuscht oft.
(Markus Winninghoff)
#Markus Winninghoff#PDF#Elektronische Akte#Justiz#Wasserzeichen#Akteneinsichtsportal#Digitalfotografie
6 notes
·
View notes
Note
I'm Dutch and never learned about our local folklore but I'd love to know more in general. Especially since I want to write a fantasy inspired fanfiction at some point and want to fill the world with Dutch folklore inspired creatures. I can only really think of like the witte wieven sadly, got any good recommendations for creatures to research?
Well, it probably won't surprise you that the Netherlands hardly has any folklore that is just Dutch. You could say that of almost any European country, of course, but we're so small that there's bound to be overlap with all our neighbours.
Dutch stories tend to be a bit more matter-of-fact than whimsical, and we tend to be better at spooky stories than any other kind (in my experience), but if you're willing to sift through all our varied regional legends there are definitely some creatures worth exploring!
Abe van der Veen has done just that on his storytelling website, and he's made an effort to source them as well:
If you'd like a book recommendation, I'd try to get your hands on a second hand copy of Alle Sprookjes van de Lage Landen by Eelke de Jong & Hans Sleutelaar. It's not always a very smooth read, but the minimal editing they did makes it a great resource!
#best of luck with your fic :D#and welcome to the blog great to have you here!#thatgaydemigodnerd#sources#dutch folklore#nederlandse folklore#nederlands#dutch#sprookjes
45 notes
·
View notes
Text
De Transformers comics van Juniorpress

Recent de verkoopcijfers van comics in de VS eens bekeken? Daar zie je bij de bestverkopende reeksen natuurlijk vaste waarden als Spiderman en de X-Men. Maar ook... de Transformers! Ja, de robots uit de jaren '80 zijn helemaal terug dankzij het nieuwe 'Energon Universe' bij uitgeverij Skybound (Image). In dit project van Walking Dead bedenker Robert Kirkman wordt de geschiedenis van de 'Robots in Disguise' opnieuw uit de doeken gedaan. Dit keer in een gedeeld universum met G.I.Joe. Een vertaling van deze (zéér goede) comics staat helaas nog nergens op het programma. Maar het is natuurlijk wél een goede aanleiding om eens terug te blikken op de oudere Transformers comics 👉
Japanse roots
De roots van de Transformers begon al in de jaren '70 met de Japanse speelgoedlijnen Microman en Diaclone. Microman bevatte mensachtige actiefiguren, terwijl Diaclone robots introduceerde die konden transformeren. Hasbro kocht de speelgoedlijnen op en startte een samenwerking met de Japanse fabrikant Takara.

Hasbro ging een samenwerking aan met Marvel. Zo werden Jim Shooter en Dennis O'Neil ingehuurd om een achtergrondverhaal te bedenken voor de speelgoedlijn. Bij Hasbro waren ze niet tevreden met het werk van O'Neil. Hij werd later vervangen door Bob Budiansky. Maar het was wél O'Neil die de naam Optimus Prime introduceerde.
Marvel
In 1984 verscheen de Transformers miniserie bij Marvel. Het succes was zo groot dat de reeks vrijwel onmiddellijk werd verdergezet als lopende reeks. Redelijk snel volgde ook al de vertaling bij Juniorpress. Die eerste verhalen speelden zich trouwens gewoon af binnen het Marvel universum. Zo zien we in nummer 2 bijvoorbeeld een gastoptreden van Spiderman.



Opvallend is dat in de eerste nummers Optimus Prime hier Jetfire wordt genoemd. Dat kwam omdat het speelgoed van Prime aanvankelijk niet beschikbaar was in Europa. In de marketing hier werd daarom Jetfire naar voor geschoven als leider van de Autobots.

Naast de 'gewone' stripverhalen over de Autobots en Decepticons verschenen in elk nummer ook profielpagina's van verschillende robots. Die kwamen uit 'The Transformers Universe'.

Tekenfilm
Zoals dat gebruikelijk was in de jaren '80 verscheen naast comics van de Transformers ook al snel een tekenfilmserie om het speelgoed mee te promoten. De reeks van Sunbow werd ook meteen een grote hit. Toch verschilde ze behoorlijk hard van de 'canon' uit de Marvel comics. Zo is Shockwave bijvoorbeeld trouw aan Megatron in de tekenfilms, terwijl hij in de comics probeerde de macht te grijpen bij de Decepticons.
De populaire animatiereeks leidde in 1986 tot 'Transformers: the movie'. Daarin maakten we kennis met de planeet-etende vijand Unicron. Maar de film werd vooral bekend door het sneuvelen van Optimus Prime. Dit tot grote ontsteltenis van veel jonge fans (mezelf inkluis 🙈). De filmspecial daarvan verscheen in de VS als aparte miniserie, maar werd door Juniorpress opgenomen in nummer 9 van de gewone reeks.




Woelige continuïteit
Rond die tijd werd de continuïteit in de comics van Juniorpress best complex. Zo stierf Optimus Prime niet enkel in de tekenfilm. Ook in de Marvel comics kwam hij om het leven. Omdat Juniorpress net de filmspecial had opgenomen in de gewone reeks leek het hen verwarrend voor lezers om Optimus nog een keer te laten sterven. De Amerikaanse nummers waarin dat gebeurt werden dus overgeslagen.


Niet veel later volgde nog een extra dik nummer 13. Daarin werd een extra Amerikaans nummer opgenomen. Bovendien werden er ook enkele nummers overgeslagen. Zo sloten de uitgaven van Juniorpress dichter aan bij de Amerikaanse uitgaven. Waarschijnlijk onder druk van Hasbro, om het meest recente speelgoed ook in de Lage Landen in de strips te zien.
Simon Furman
Naast de Amerikaanse comics verschenen er ook Transformers strips in het Verenigd Koninkrijk. Naast heruitgaven van het Marvel materiaal verscheen daar ook nieuw materiaal in. Dat was vaak trouwens van een veel betere kwaliteit dan de Amerikaanse verhalen. Schrijver Simon Furman zorgde ook voor een echte continuïteit die in lijn lag met 'Transformers: the movie'. Nadat schrijver Bob Budiansky wat uitgekeken was op de Transformers bij Marvel, nam Furman zijn taak over en ging ook de Amerikaanse comics schrijven. Daar zorgde hij voor een enorme kwaliteitsboost in de verhalen. Zo introduceerde hij met Thunderwing een nieuwe grote vijand en schreef hij Unicron en Galvatron ook in de gewone comics.

Promotiemateriaal
Naast de gewone comics verscheen in 1988 ook nog een extra nummer: 'Transformers: Headmasters'. Hierin werd de aparte miniserie van Marvel opgenomen.

Deze special werd gesponsord door Hasbro en gratis aangeboden in speelgoedwinkels. Alles om de zoveelste nieuwe lijn speelgoedrobots te promoten 😎.
Dat gebeurde trouwens ook in de reguliere reeks. Zo zaten er regelmatig speelgoedfolders van de Transformers mee tussen de comics.



Nieuwe generatie
Ondanks al die promotie bleef de hype niet duren. Begin jaren '90 taande de populariteit van de Transformers. De comics eindigden met nummer 32 bij Juniorpress, met daarin de Amerikaanse nummers 74 en 75. In de VS ging de reeks nog even door tot nummer 80.

Toch zouden de robotgekte regelmatig terug opleven. In de zomer van 2001 verleende Hasbro de licentie voor de Transformers comics aan het Amerikaanse Dreamwave. Rond die tijd verscheen er ook de nieuwe animatieserie 'Transformers: Armada'. Uiteraard ging Dreamwave daar mee aan de slag en verscheen er naast 'gewone' Transformers comics ook een adaptie van deze tekenfilms. Die werden geschreven door Chris Sarracini en kregen positieve recensies. Ze schopten het zowaar tot een vertaling bij Big Balloon. Helaas duurde het feestje hier slechts 4 nummers.



Deze uitgaven betekenden het voorlopige einde van de Transformers in het Nederlands. Bij deze een warme oproep aan de uitgevers in Nederland en België om aan de slag te gaan met het nieuwe Energon Universe van Robert Kirkman 😉
Checklist
Transformers 1-32 (Juniorpress, 1984-1991)
Transformers: Headmasters (Juniorpress/Hasbro, 1988)
Transformers: Armada 1-4 (Big Balloon, 2003)
2 notes
·
View notes
Text
Dann: Räder auf nassen Steinen. Das wechseldichte stürmische Tropfen des frühen Morgens ist verebbt, in der Straße treiben Erinnerungen an Regen. Krähen umkreisen die Wipfel der Hofbäume, landen gelegentlich auf den Ästen, diskutieren die Lage, ziehen weiter, vermutlich unzufrieden, aber vielleicht liegt das nur an der Deutung verschlafener Beobachter. Unten trägt der Hausmeister seine Gerätschaften durch den dunklen Flur und raucht dabei. (Kristallkugel und Kaffee auf dem Schreibtisch: Tagesplanung, wieder. Prioritätenpoker. Immer genügend Unregelmäßigkeiten, die vom geraden Weg abbringen. Und ein paar Fixpunkte, immerhin. Legen eines roten Fadens als erste Aufgabe des jungen Tages. Habt es mild heute!)
#outerworld #the early city #home office hours
2 notes
·
View notes
Text

Steeds meer kunstenaars en ontwerpers lijken schimmels en andere micro-organismen te ontdekken als inspiratiebron én als materiaal. Hoe verhoudt de praktijk van deze makers zich tot de 'officiële' wetenschap, en tot duurzaamheid? Ik schreef erover voor de lage landen, aan de hand van het werk van Isabel Fredeus, AnneMarie Maes, Wes Nijsen & Bram van Wichelen, Emma van der Leest, Arne Hendriks en Gordon Matta-Clarke. Ook is er een belangrijke rol weggelegd voor de onlangs veel te vroeg overleden Lizan Freijsen. Met terugwerkende kracht draag ik het essay aan haar op.
2 notes
·
View notes
Text
‘Gare du Nord. Belgische en Nederlandse kunstenaars in Parijs (1850-1950)’ van Eric Min: zwier en vakmanschap

In Gare du Nord beschrijft auteur, essayist en criticus Eric Min (1959) hoe kunstenaars uit de Lage Landen — schilders, schrijvers, musici en fotografen — onweerstaanbaar werden aangetrokken door Parijs, van 1850 tot 1950 het onbetwiste epicentrum van de toenmalige culturele wereld. De vaste debarkeerplek voor al dat vreemd gebroed was het luisterrijke treinstation Gare du Nord, nog steeds het eindstation voor wie vanuit het noorden Parijs aandoet. Gare du Nord wekt op meeslepende wijze het mythische Parijs van weleer tot leven en vertelt een tijdloos verhaal van talent en opportunisme, succes en mislukking, vriendschappen en intriges, feesten en fiasco’s.
Een boeiende cultuurgeschiedenis schrijven, met een stad als uitgangspunt, kan Min als de beste. Met De eeuw van Brussel. Biografie van een wereldstad, 1850-1914 (2013) en, samen met Gerrit Valckenaers, De klank van de stad. Een cultuurgeschiedenis van Venetië (2019) leverde Min al twee sterke cultuurhistorische stadsbiografieën af. Ook zijn uitstekende biografieën over James Ensor, Rik Wouters en Henri Evenepoel kregen veel lof en gelden inmiddels als standaardwerken over de desbetreffende kunstenaars. Min komt met andere woorden beslagen op het ijs wanneer het gaat over een eeuw laaglandse geschiedenis in Parijs.
Dat vrij veel sleutelfiguren uit zijn voorgaande boeken opnieuw hun opwachting maken in Gare du Nord, is onvermijdelijk. In de periode die Min afbakent zijn er immers een handvol incontournables. Tegelijk slaagt Min er moeiteloos in herhalingen te vermijden en diept extra, meer persoonlijke informatie op, specifiek gericht op het Parijse leven van de betrokkenen, of richt zijn blik op vandaag compleet vergeten figuren die toch een belangrijke stempel hebben gedrukt op de kunstgeschiedenis.
Gare du Nord, Mins eerste boek onder de Pelckmans-vlag, is op veel vlakken een meer dan verzorgde uitgave. Het coverbeeld — een bewegingsonscherpe foto van Ata Kandó met gejaagde passagiers op een mistig perron van het Gare du Nord in 1957 — nodigt meteen uit om een duik te nemen in la folie de Paris. Op de gekartonneerde binnenflappen, staan twee stratenplannen met genummerde cirkeltjes: een van Rive Gauche en een van Montmartre. De plannetjes vooraan worden achteraan herhaald (wellicht voor wie over de helft zit). Een legende duidt de pleister- en/of woonplaatsen van enkele personages in het boek. Gare du Nord is een gebonden editie, maar helaas zonder leeslinten (wat meer handzaam was geweest, gezien het grote aantal noten achterin het boek). In totaal zijn er 15 hoofdstukken, telkens opgesplitst in kleinere subhoofdstukken. Verder is er een voorwoord, een dankwoord, een zeer uitgebreide bibliografie voor de meerwaardezoeker, bijzonder uitvoerige noten (met 45 pagina’s, bijna 1/10 van het boek), een omvangrijk namenregister en 3 keurige beeldkaternen, in kleur en zwart-wit, met reproducties en foto’s.
Parijs, zo stelt Min, is gedurende die eeuw van explosieve creativiteit ‘een smeltoven’, ‘een infernale machinerie. Een draaikolk. De navel van de planeet’. Om deze boude woorden te staven, vliegen in het voorwoord de cijfers in het rond. Zo zocht Min onder (veel) meer op dat ruim een derde van alle belangrijke beeldend kunstenaars, waar ook ter wereld geboren, tussen 1850 en 1899 naar Parijs is getrokken. Of om met Joseph Roth te spreken: ‘Parijs is de hoofdstad van de wereld.’ Het bereik van Gare du Nord gaat nog vijftig jaar verder en beperkt zich tot Belgische en Nederlandse kunstenaars die in Parijs voor een substantiële tijd hebben gewoond, geleefd en gewerkt. De verhalen van deze Belgo-Hollandais zijn volgens Min te mooi om ze niet te vertellen.
Na 1950 is de aantrekkingskracht van de Lichtstad aan het tanen, concludeert Min. Nadien ligt het artistieke brandpunt van de wereld in New York of in Berlijn, ‘tot het grote nergens-en-overal van het wereldwijde web uiteindelijk de winkel overneemt.’ Min verzamelt de petites histoires, maar doet er alles aan om het puur anekdotische te overstijgen. Zijn doel is duidelijk: ‘Herinneren. Niet loslaten. Opslaan in ons gemene geheugen.’ En inderdaad, soms waait er een zweem van nostalgie door Gare du Nord heen, maar Min is vakkundig genoeg om niet in de vroeger-was-alles-beter-val te trappen en is zijn boek lang een nauwgezette en feitelijke chroniqueur.
Gare du Nord wil een prettig leesbaar naslagwerk zijn, maar heeft geen ambities om exhaustief te zijn. De meest voor de hand liggende namen komen uiteraard aan bod: Félicien Rops, Kees van Dongen, Antoine Wiertz, Piet Mondriaan, Hugo Claus, Vincent Van Gogh, Frans Masereel, André Baillon en Georges Simenon, om er maar een aantal te noemen. Noodgedwongen heeft Min moeten selecteren. Karel Appel en Corneille, bijvoorbeeld, moeten zich tevreden stellen met een terloopse vermelding, wat deels terecht is want beide kunstenaars vestigden zich in Parijs in 1950, op de valreep van het tijdsbestek van Gare du Nord. Wat in het oog springt, is hoe weinig vrouwen ter sprake komen, een jammerlijk gemis waar ik hieronder nog op terugkom.
Aan de andere kant passeren ook minder bekende namen de revue, wat van Gare du Nord een leerrijk en instructief werk maakt. Min verdient alle lof om deze vergeten kunstenaars uit de diepste plooien van de kunstgeschiedenis op te duiken. Johan Barthold Jongkind bijvoorbeeld, die zich in Montmartre Jean Baptiste noemde en zich niet alleen op het canvas liet gelden, maar ook en vooral in zijn stamkroegen, broeihaarden van creativiteit en de ontmoetingsplaats bij uitstek voor bevriende kunstenaars. Of een vergeten meester als Alfred Stevens, de Brusselaar die rond 1900 kon terugblikken op een schitterende carrière en een uiterst mondain leven. De door Min vaak aangehaalde Charles Baudelaire (‘onze geliefde kwelduivel’) drijft de spot met Stevens omdat die volgens de dichter-criticus steeds hetzelfde schildert (i.e. zijn eigen vrouw). Ook de bijzondere relatie tussen de uit Den Haag afkomstige Frederik Kaemmerer en de kunsthandelaar Adolphe Goupil is bijzonder boeiend.
Over Kaemmerer schrijft Min: ‘Geen cliché gaat hij uit de weg, maar altijd doet hij dat met zwier en vakmanschap.’ Een uitspraak die naar mijn gevoel evenzeer geldt voor Gare du Nord. Min heeft overduidelijk een enorme hoeveelheid research gedaan: hij dook in talloze archieven, doorploegde ontelbaar veel correspondenties en verslond een massa egodocumenten en historische werken. Hij geeft net voldoende historische context, waarbij bredere historische stromingen gekaderd worden (zo is er bijvoorbeeld een interessant stuk over prostitutie in het negentiende-eeuwse Parijs). Dat Min erin slaagt al die kurkdroge data en informatie naadloos te verwerken in een levendige, vloeiende tekst, tilt Gare du Nord naar een hoger niveau van geschiedschrijving. Het Parijs van toen komt waarlijk tot leven: de energie, panache en flair spatten bij momenten van de bladzijden.
De grote levendigheid van Gare du Nord is ook te danken aan Mins vinnige, bruisend-intuïtieve schrijfstijl. De ondertoon is essayistisch en licht ironisch, de zinswendingen zijn soms bloemrijk en hoogdravend. Dat zijn taal bij momenten opzwelt van het pathos, zal niet bij iedereen in de smaak vallen. Over Wiertz bijvoorbeeld klinkt het: ‘Er woont een horzel in zijn hoofd, een beestje dat Ambitie heet en geen maat kent. Wild om zich heen schoppen, hard werken en veel boterhammen eten is de boodschap.’ Het veelvuldig gebruik van het majesteitelijk meervoud, het geregeld direct aanspreken van de lezer en het letterlijk aankondigen van of herinneren aan bepaalde personages, later of vroeger in ‘dit boek’, zal evenmin iedereen bekoren. Deze drie hebbelijkheden staan samen in één zin over Rops: ‘Onthoud die naam, lezer; verderop in dit boek lopen wij deze man nog tegen het lijf.’ Dergelijke zinnen zullen voor sommigen het ouderwets leesplezier verhogen, anderen zullen er zich aan ergeren.
Zoals gezegd, Gare du Nord is noodzakelijkerwijs een selectie, maar het lukt Min nauwelijks zijn persoonlijke voorkeuren onder stoelen of banken te steken. Het mooie openingshoofdstuk over Wiertz bijvoorbeeld, is een verderzetting van het korte stuk over de Elsense excentriekeling in De eeuw van Brussel, waarin Min schetst hoe Baudelaire Wiertz afdeed als ‘een megalomane bluffer, een charlatan die alleen in de smaak valt bij de Engelse toeristen.’ Met een liefdevol portret poogt Min deze denigrerende woorden tegen te spreken. Een ander grandioos hoofdstuk handelt over Félicien ‘Fély’ Rops. Min baande zich een weg in diens circa vijfduizend zwierig geschreven en geïllustreerde brieven, waarin de Naamse kunstenaar uitvoerig bericht over zijn galante avonturen en zijn verbijsterende potentie. Rops verlaat Namen voor de Parijse zusjes Aurélie en Leontine Duluc en voelt zich als een vis in het water in Parijs, ‘het laboratorium van de moderniteit’. Dit hoofdstuk is met zoveel zwier geschreven dat Min het vermoeden doet rijzen dat er in de toekomst nog meer van zijn hand over Rops zal verschijnen.
Ook Émile Verhaeren krijgt een mooi hoofdstuk, met onder meer een beklijvende schets van zijn vriendschap met Stefan Zweig, zijn rol bij Les Vingt en de ontstaansgeschiedenis van het bekende groepsportret ‘La lecture’ van Théo Van Rysselberghe. Het deel over de schilderwerken van Henry van de Velde is minstens even sterk. Vader Guillaume is de roeping van zijn zoon genegen en spoort samen met hem in oktober 1884 richting Parijs: ‘Henry wil er met eigen ogen zien wat de impressionisten er hebben aangericht.’ Het gebruik van de voornaam bij de verwijzing naar enkele favorieten duidt onderhuids eveneens op een zekere voorkeur. Naar Van Dongen bijvoorbeeld wordt dan weer een enkele keer met ‘mijnheer Van Dongen’ verwezen.
De passages over André Baillon, Frans Masereel en Georges Simenon verraden evenzeer een uitgesproken voorliefde voor het werk van deze grootheden. Het siert Min dat hij zijn passie en eruditie niet enkel voor de grote namen inzet. Zo werpt hij zijn licht op inmiddels nobele onbekenden zoals illustrator Privat Livemont, componist Guillaume Lekeu (‘Even stopt de planeet van de kunst met draaien.’, schrijft Min over de dood van de musicus) en de flamboyante schilder Henry de Groux, die weigerde te exposeren in de buurt van de ‘miserabele’ Zonnebloemen van Van Gogh en van de weeromstuit Les Vingt verliet.
Mins zwak voor het experimentele blijkt uit de passussen over de Antwerpenaar Jozef Peeters (‘de aanvoerder van de lokale avant-garde in de havenstad’), de proto- en postdadaïst Clément Pansaers, de totaal vergeten Antwerpse schilder Jules Schmalzigaug, die in Parijs in de ban raakt van het werk van de Italiaanse futuristen en E.L.T. Mesens, organisator van de eerste surrealistische tentoonstelling in België. Wat de letteren betreft breekt Min een lans voor marginale schrijvers zoals de Nederlandse dichter Israël Querido alias Théo Reeder en de in 1906 samen met kompaan Jean Ray naar Parijs vluchtende Paul Kenis, die zijn bohémienjaren in de Lichtstad beschreef in De roman van een jeugd (1914).
Kiezen is verliezen, ten bewijze het onevenwicht tussen mannelijke en vrouwelijke kunstenaars in Mins keuze. Het is bedroevend om te zien hoe weinig vrouwen een hoofdstuk toebedeeld krijgen in Gare du Nord. Nergens wordt dit pijnlijke manco geduid of verantwoord. Toegegeven, op het einde van de negentiende eeuw en de eerste helft van de twintigste eeuw stonden vrouwelijke kunstenaars in de schaduw van hun mannelijke collega’s, als minnares, leerlinge, model of beschermelinge. Tot op het einde van de negentiende eeuw hadden vrouwen vaak geen toegang tot kunstonderwijs. Nochtans waren er behoorlijk wat laaglandse vrouwelijke kunstenaars actief in de Gare du Nord-periode, waarvan er een handvol bovendien in of vanuit Parijs opereerden. Of zoals historica Eliane Gubin, meer dan twintig jaar geleden al liet optekenen: ‘Dès qu’on cherche, on trouve.’ Hoe komt het dat deze kunstenaressen nog steeds niet op hun mérites worden beoordeeld? Hoe lang laten onderzoekers en kunsthistorici hen nog links liggen?
Via Piet Mondriaan treedt — godzijdank — een belangrijke kunstenares als Marthe Donas op de voorgrond, die zich gelukkig mag prijzen met een bezield hoofdstuk. De andere vrouwen in Gare du Nord doen echter eveneens hun intrede ‘via’ een man: Camille Platteel via haar ‘intellectuele alter ego’ en minnaar Félix Fénéon, Georgette Leblanc via Maurice Maeterlinck en Elly Overzier via Hugo Claus. Een boeiende fotografe als Ata Kandó komt in het laatste hoofdstuk summier aan bod, maar opnieuw in het kielzog van mannen, meer bepaald Ed van der Elsken en Simon Vinkenoog (ze stond model voor een bekende Parijse metrofoto van Van der Elsken, haar eerste echtgenoot, in Vinkenoogs romandebuut Zolang te water uit 1954). Ik, om maar iemand te noemen, had graag veel meer geweten over deze intrigerende kunstenares en, bij uitbreiding, een groter aantal vrouwelijke kunstenaars uit de vergetelheid willen gelift zien. Dat vrouwen onvoldoende gerepresenteerd zijn in klassieke kunsthistorische overzichten mag niet verbazen. Maar net om die reden, om een alternatieve en verfrissende blik te krijgen, die verder kijkt dan de mannelijke canon, grijp je naar een boek als Gare du Nord. Hoewel dit bevlogen overzichtswerk op verdienstelijke wijze vergeten kunstenaars in het voetlicht plaatst, is de onevenwichtige selectie wat vrouwelijke kunstenaars betreft niettemin een zwaktebod.
Eric Min: Gare du Nord, Pelckmans, Antwerpen 2021, 468 p. ISBN 9789463104838
2 notes
·
View notes
Text
>> Zum Glück hängt die Sicherheit Israels nicht von deutscher Unterstützung ab. Die Sache sieht nämlich so aus: Die Israelis erhalten unseren moralischen Beistand, die anderen unsere finanzielle Zuwendung. Das mag etwas überspitzt sein, aber eben nur etwas.
Es ist nicht ganz einfach, sich einen Überblick über die Hilfsgelder zu verschaffen, die bei den Palästinensern landen. Es gibt so viele Förderprogramme und Fördertöpfe, da verliert man schnell die Orientierung.
Die Zahlen, die als gesichert gelten können, sind aber auch so abenteuerlich: 700 Millionen fließen allein aus EU-Mitteln in die Palästinensergebiete. Dazu kommen die Gelder diverser NGOs, die es sich zur Aufgabe gemacht haben, das Leid der Bevölkerung zu lindern. Und dann sind da natürlich die Zuweisungen der Vereinten Nationen, über eine Milliarde Euro im Jahr.
Die UN unterhält sogar ein eigenes Flüchtlingswerk ausschließlich für die Palästinenser. Das ist einzigartig. Es gibt viele Gruppen auf der Welt, die es schwer haben. Aber keine Gruppe hat es so weit gebracht, dass die UN sich mit über 30000 Beschäftigten exklusiv nur um sie kümmert.
Und das Beste daran ist: Man muss nicht einmal selbst Vertriebener sein, um als anspruchsberechtigt zu gelten. Es reicht, dass man Großeltern hatte, die mal vertrieben wurden. So steht es in den Statuten des UNRWA. Als Flüchtlinge zählen alle, die aufgrund des arabisch-israelischen Krieges von 1948 ihre Lebensgrundlage verloren haben, sowie deren Kinder und Kindeskinder und Kindeskindeskinder. Von einer solchen Ewigkeitsgarantie hat Erika Steinbach immer geträumt: Vertriebener bis in die fünfte Generation.
Deutschland spielt als Finanzier eine zentrale Rolle. Die Bundesrepublik ist nicht nur der größte Nettozahler der EU. Ohne deutsche Gelder würde es auch bei den Vereinten Nationen sehr schnell sehr eng werden. Das Humanitäre steht im Auswärtigen Amt hoch im Kurs. Dagegen ist nichts zu sagen, man darf halt nicht so genau hinsehen.
Wer sich als Unkundiger für die Topografie von Gaza interessiert, der lernt zu seiner Überraschung, dass es nicht nur ein, sondern gleich zwei Gaza gibt:
[...]
Die tschechische Verteidigungsministerin hat angekündigt, dafür eintreten zu wollen, dass Tschechien die Vereinten Nationen verlasse. Eine Organisation, in der Terroristen angefeuert würden, sei kein Platz für ein Land, das sich der Durchsetzung von Menschenrechten verpflichtet fühle. Zu so einem Schritt werden wir in Deutschland in hundert Jahren nicht in der Lage sein. Wir drücken uns lieber an den Rand und geben das dann als klare Linie aus.
Ab November übernimmt übrigens der Iran, also das Regime, das hinter dem Angriff vom 7. Oktober steht, das Frauen schlagen, vergewaltigen, foltern und ermorden lässt, weil sie einfachste Rechte verlangen, das gerade wieder geschworen hat, Israel vom Erdboden zu tilgen, den Vorsitz des „UN Human Rights Council Social Forum“. Hat man in Berlin ein Wort des Protests vernommen, ein Zeichen, dass man die Scharade nicht länger mitmachen will? <<
3 notes
·
View notes
Text
De Europese Unie (EU) heeft aangekondigd haar antidumping- en antisubsidieheffingen op Chinese e-bikes met vijf jaar te verlengen. Dit beleid, dat in 2019 van start ging, is bedoeld om de Europese markt te beschermen tegen oneerlijke concurrentie en het dumpen van goedkope e-bikes uit China. Volgens de EU zijn deze maatregelen essentieel om de Europese e-bike-industrie en banen te beschermen. Waarom deze maatregelen? Het beleid is ingevoerd naar aanleiding van klachten van Europese vakbonden, fietsfabrikanten en kleinere ondernemingen. Deze partijen vrezen dat Chinese e-bikefabrikanten met extreem lage prijzen en illegale subsidies van hun overheid een oneerlijk concurrentievoordeel behalen. Dit fenomeen, bekend als "dumping," stelt Europese bedrijven bloot aan ongezonde concurrentie. Door het invoeren van antidumping- en antisubsidieheffingen wil de EU een gelijk speelveld creëren en de levensvatbaarheid van de Europese e-bike-industrie waarborgen. Dumpingheffingen per bedrijf De antidumpingheffingen variëren afhankelijk van het bedrijf: - Giant Vehicle: Tot 33,4 procent. - Bodo Vehicle Group: Tot 73,4 procent. - Andere fabrikanten: Vaak rond 79,3 procent. Deze heffingen moeten Europese bedrijven beschermen tegen de lage prijzen waarmee Chinese fabrikanten proberen de markt te domineren. Ze zorgen er ook voor dat Europese banen behouden blijven en dat de industrie blijft investeren in technologische innovatie en duurzaamheid. Reacties op het beleid Hoewel de verlenging van het beleid door veel Europese bedrijven wordt toegejuicht, zijn er ook kritische geluiden. Zo stelt de branchevereniging LEVA-EU dat deze maatregelen elektrische mobiliteit in Europa kunnen vertragen. De organisatie vreest dat de prijzen van e-bikes stijgen, waardoor consumenten minder keuze hebben en klimaatdoelen moeilijker te realiseren zijn. LEVA-EU benadrukt ook dat sommige Europese fabrikanten afhankelijk zijn van Chinese montage-e-bikes als basis voor hun voertuigen. De heffingen kunnen voor deze bedrijven juist een obstakel vormen in plaats van een voordeel. De impact van het beleid Volgens de EU hebben de maatregelen uit 2019 hun vruchten afgeworpen. Het beleid heeft nieuwe spelers op de markt gebracht, investeringen in technologische ontwikkelingen gestimuleerd en duurzame productiemethoden bevorderd. Daarnaast biedt de Europese e-bike-industrie werk aan ongeveer 12.000 mensen, een belangrijke bijdrage aan de groene transitie en duurzame mobiliteit in Europa. De EU stelt ook dat de maatregelen bijdragen aan een eerlijkere handelsomgeving. Zo zijn importeurs verplicht om te verifiëren dat hun leveranciers legitiem zijn en niet via derde landen Chinese producten onder een andere naam importeren. Voordelen voor Europa - Bescherming van banen: De e-bike-industrie biedt werkgelegenheid aan tienduizenden mensen. - Stimulering van innovatie: Europese fabrikanten investeren meer in technologie en duurzaamheid. - Eerlijke concurrentie: Het beleid voorkomt dat Chinese fabrikanten de markt domineren met oneerlijke praktijken. - Groene transitie: Het stimuleren van Europese productie draagt bij aan klimaatdoelstellingen. De zorgen over hogere prijzen Critici wijzen erop dat het beleid de prijzen van e-bikes verhoogt, wat elektrische mobiliteit minder toegankelijk maakt voor consumenten. Dit kan de verkoop van e-bikes in Europa afremmen en de overgang naar duurzamer vervoer vertragen. Toch benadrukt de EU dat het beleid noodzakelijk is om de Europese e-bike-industrie op de lange termijn gezond te houden. Toekomst van de e-bike industrie Met de verlenging van de antidumpingmaatregelen wil de EU ervoor zorgen dat Europese fabrikanten kunnen blijven concurreren en innoveren. Dit beleid ondersteunt niet alleen de industrie, maar draagt ook bij aan bredere doelstellingen op het gebied van duurzaamheid en mobiliteit. De komende vijf jaar zullen cruciaal zijn om te zien hoe deze maatregelen bijdragen aan de groei en stabiliteit van de Europese e-bike-markt. Read the full article
0 notes
Text
Die Berühmtheit der Luftschlösser

So erkennst du, dass deine Chefin ein Hochstapler ist Ah, die Chefin. Diese mysteriöse, fast schon mythische Gestalt in deinem Büro, die sich mit einer Mischung aus Selbstbewusstsein und einer leichten Brise Unverschämtheit durch den Raum bewegt, als wäre sie der legitime Erbe des Unternehmensimperiums – und nicht bloß die Person, die das Büro mit dem schlechtesten Kaffee versorgt. Aber du, mein Freund, du bist schlau. Du merkst, dass da etwas nicht stimmt. Und du willst wissen: Ist sie wirklich die Visionärin, als die sie sich darstellt, oder ist sie einfach nur ein grandioser Hochstapler, der es irgendwie geschafft hat, in dieser Position zu landen? Nimm Platz, schnapp dir deinen besten Kaffee (den du natürlich selbst gemacht hast, weil du ja nicht in der Lage bist, einem dieser seltsamen Automaten zu trauen), und lass uns in die tiefen Gewässer der Corporate-Welt eintauchen. Du bist bereit für die Wahrheit. Lass uns sehen, wie du herausfindest, dass deine Chefin genau die Art von Hochstaplerin ist, die in einem schlechten TV-Drama glänzen würde. Spoiler: Du bist der Star dieses Films, also achte genau auf die Hinweise. 1. Die Berühmtheit der Luftschlösser Zunächst einmal: Ihre Aussagen. Oh, die sind wie diese „Wunder-Bücher“, die einem versprechen, wie man in zwei Wochen in den Sonnenuntergang reitet – auf einem Einhorn. Sie redet von „großen Visionen“ und „strategischen Veränderungen“, aber die Details? Die fehlen immer. Was sie tatsächlich meint, bleibt ein Mysterium. Wahrscheinlich denkt sie, sie könnte der nächste Steve Jobs sein, wenn sie nur endlich den Mut hätte, ihre „großartige Idee“ umzusetzen – aber du weißt schon, das Ganze hat den Charme eines Plans, den man sich beim Mittagessen ausdenkt, nachdem man den letzten Keks erwischt hat. Du hast irgendwann das Gefühl, dass sie die einzige Person im Raum ist, die ihren eigenen „Zukunftsplan“ versteht. Und sie liebt es, dir die „großen Geheimnisse“ zu verraten, aber nur, wenn sie dabei die Liste der angeblich „besten Entscheidungen des Jahres“ abspult, die bei näherer Betrachtung eigentlich keine richtigen Entscheidungen sind, sondern bloße Nebelkerzen. 2. Die unsichtbare Expertise Ah, der heilige Gral des Hochstaplers: Die unsichtbare Expertise. Deine Chefin spricht von so vielen großen Erfahrungen, dass du irgendwann selbst ein bisschen zweifelst: „War ich etwa die ganze Zeit im falschen Universum? Wo war ich, als diese magischen Fähigkeiten entwickelt wurden?“ Sie spricht von Projekten, an denen sie angeblich beteiligt war, als wäre sie selbst die Architektin des Unternehmens. Aber jeder, der sich die Mühe macht, nachzufragen, merkt schnell, dass ihre Antworten – nun ja – ein bisschen an den Haaren herbeigezogen wirken. Wenn du dir einmal die Mühe machst, diese „Erfahrungen“ auf den Prüfstand zu stellen, wirst du feststellen, dass ihre beeindruckenden Referenzen zu einem Patchwork aus „Ich war da irgendwie dabei“ und „Ich dachte, dass ich etwas beitragen könnte“ zusammengeklebt sind. Vielleicht hat sie bei einem Meeting eine halbe Stunde in der Ecke gesessen und ein paar bedeutungsvolle Blicke geworfen. Aber hey, sie war immerhin da, oder? 3. Die Charme-Offensive Dann gibt es da noch den Charme. Oh, der Charme. Du weißt schon, dieses Lächeln, das so perfekt geprobt ist, dass es fast schon wie ein Zirkusakt wirkt. Diese Person, die scheinbar jeden mit einem einzigen Blick um den Finger wickeln kann, ist aber eigentlich ein Meister der Täuschung. Ihre Fähigkeit, Menschen zu „überzeugen“, kommt weniger von Fachwissen, sondern eher von einer beeindruckenden Sammlung von „motivierenden“ Sprüchen, die sie irgendwo auf Pinterest aufgeschnappt hat. Du wirst schnell merken, dass es gar nicht so sehr um die Sache geht, sondern darum, wie sie dich dazu bringt, an ihre „große Vision“ zu glauben. Und während sie das sagt, wird sie dir ihr charmantestes Lächeln schenken, das so künstlich ist, dass du das Gefühl hast, gleich nach einem Botox-Termin gefragt zu werden. 4. Die faszinierende Kunst des „Nicht-Antwortens“ Ach, die Antworten deiner Chefin. Die sind wie die magischen Momente in einem Fantasy-Roman: Sie existieren nicht wirklich, aber sie klingen auf den ersten Blick vielversprechend. Du stellst eine Frage, und anstatt eine konkrete Antwort zu bekommen, wirst du mit einer vagen Umfassungs-Antwort belohnt, die ungefähr so tief ist wie ein Pfütze im Frühling. „Wir müssen uns das nochmal überlegen“ – das ist der Klassiker. Und schon bist du wieder auf deiner Reise durch den Dschungel der Unklarheiten. Fragen bleiben unbeantwortet, während sie dich mit einer Fülle von unsortierten Gedanken und Konzepten überhäuft, die keineswegs zusammenpassen. Ihre Fähigkeit, klare Antworten zu vermeiden, ist fast schon legendär. 5. Die Karriereleiter – aber auf der falschen Seite Jetzt kommen wir zum besten Teil: Ihre „Karriere“. Du hast dir irgendwann die Frage gestellt, wie sie überhaupt an diesen Punkt gekommen ist. Vielleicht war es eine wundersame Kombination aus „richtigen“ Zufällen, aber irgendetwas stinkt hier gewaltig. Ihre Karriere ist wie ein sich ständig wiederholender Loop in einem Computerspiel, wo sie ständig den gleichen Level spielt und trotzdem immer weiter aufsteigt. Du fängst an zu glauben, dass sie den geheimen Code für „Hochstapler-Erfolg“ kennt, den niemand sonst je finden wird. Das Schlimmste: Sie glaubt es wirklich. Und du fängst an zu denken, dass du der Einzige im Raum bist, der den wahren Zustand des Spiels erkennt. 6. Das große Ende – Aha-Moment Und dann, mein Freund, kommt der Moment. Der Moment, in dem du auf alles zurückblickst und merkst: Sie ist gar nicht so unschuldig, wie sie scheint. Du hast die Hinweise gesammelt. Du hast all die magischen „Visionen“, die verschwommenen Karrierewege und die glänzenden Fassade betrachtet. Und plötzlich – es fällt dir wie Schuppen von den Augen: Sie ist ein Hochstapler. Keine Expertin. Kein Wunderkind. Nur eine Person, die einen fantastischen Theaterakt aufführt. Es tut ein bisschen weh, das zu realisieren. Aber hey, zumindest hast du es gemerkt, bevor du auch noch auf ihren mysteriösen „Woche-im-Paradies“-Urlaub reingefallen bist. Vielleicht solltest du jetzt anfangen, deine eigenen „Visionen“ zu entwickeln. Keine Angst – du wirst auch ohne die unsichtbare Expertise weit kommen. Zitat des Tages: „Es gibt Leute, die wirklich glauben, sie sind das Zentrum des Universums. Und dann gibt es Hochstapler. Die haben die besseren PR-Agenturen.“ Hat dir der Beitrag gefallen? Kommentiere und teile meine inspirierenden Beiträge über Sarkasmus, Humor und mit viel Witz. Read the full article
0 notes
Text
De leestips van Nonkel Fons (339)
Fons Mariën gaf vijf sterren aan De Bourgondiërs: aartsvaders van de Lage Landen van Bart Van Loo… Continue reading De leestips van Nonkel Fons (339)
0 notes