Tumgik
#waar ik eens woonde
fictionalred · 9 months
Note
41, 47, 55?
41. Ben je momenteel gelukkig?
Ja, eigenlijk wel. Ik voel me nutteloos, maar het leven als een nutteloos persoon die toch genoeg heeft om te overleven kan ik wel doen.
47. Wat heb je vandaag gedaan?
bitter weinig xD (zie nutteloos). Vooral mijn linux instellingen verder verbeterd
55. Grootste leugen ooit dat je hebt verteld?
hmm moeilijk.
Wacht! Ik herinner me net ene! Mijn (toen nog niet) man heeft me eens goed, eeuh, gedaan, op een barstoel waardoor het keukengedeelde van de boot van mijn ouders beschadigd geraakte en ik deed natuurlijk alsof ik van niets wist toen ze de schade zagen en vroegen wat er gebeurd was *fluitend*
4 notes · View notes
polldermodel · 5 months
Note
Heb jij een douche en een bad? Dus echt twee, niet een bad met een douchegordijn waar je in kan douchen zegmaar.
Ja (woon op mezelf)
Ja (woon bij ouders/familie)
Ik niet, maar vroeger wel toen ik jong was en nog thuis woonde
Nee, nooit gehad
5 notes · View notes
overprikkelqueer · 11 months
Text
hele tijd zin in stamppot en weet ik veel wat ik weet niet waar mijn brein last van heeft maar het zit echt in de 'pot modus. als ik nu op mezelf woonde had ik gewoon iedere dag een stamppot gegeten alsof ik in die bloedirritante lidl reclame zat
17 notes · View notes
devosopmaandag · 6 months
Text
Over het nieuwe boek van Vincent Dams, naaktslakken en Emily Dickinson
Vrijdagavond vond de boekpresentatie plaats van Vincent Dams 'Bijna goed'*. Het kloeke boek, dat ruim twee kilo weegt, bevat 400 pagina's met in totaal zo'n 500 werken over een periode van bijna twintig jaar. De kunstenaar trekt in zijn oeuvre alle registers open en als een waar organist vult hij de ruimte van het boek met de zachtste fluistertonen, lokkende melodieën en luid geschetter. De werken gaan van ontroering en tederheid tot slappe lach, van driedubbele ironie tot zwarte humor, van scherpzinnigheid tot omhelsde domheid. Ik schreef een tekst voor de catalogus en gaf deze de titel 'Alles, overal, de hele tijd' – een directe verwijzing naar de film Everything, Everywhere, All at Once**. Ooit leerde ik hem kennen als eindexamenstudent van de academie in 's-Hertogenbosch. Daar begon 'De Damse Wereld' al. Ik nam mij voor op deze plek over één werk te schrijven. Precies zoals verwacht zou elk gekozen werk een vertekend beeld geven van de kunstenaar. Maar daar is helemaal niets aan te doen.
Ik zit met M aan tafel en hebben het boek open liggen op bladzijde 250. We praten over het werk***.
Maar de verhouding tussen slak en huis is helemaal niet juist! Het is een naaktslak met iets op zijn rug!
Je hebt gelijk, maar misschien is dat juist goed. (ik vertel haar niet dat mijn wormenfobie zich heeft uitgestrekt tot naaktslakken, en dat ik ooit in een oud en vochtig arbeidershuisje waar ik bijna veertig jaar geleden woonde, tijdens het tandenpoetsen op een naaktslak trapte, met blote voeten)
Okee, een naaktslak met een schedel als huis. Niks niet een gezellige slak met een gezellig huisje. Heb je ooit een bewegende slak gevolgd en van dichtbij bekeken hoe die voelhoorntjes bijna onzichtbaar de lucht aftasten?
God, nee!
De kunstenaar zegt misschien wel: wij mensen zijn naaktslakken met een schedel als huis en dat we als naakte pasgeborenen de dood als huisje meekrijgen.
Lekker, hoor
Ja, maar hij heeft gelijk. En natuurlijk denken we dat niet als we zo'n allerliefste, lekker ruikende baby in onze armen houden.
Hee, ik heb net een dichtregel van Emily Dickinson geborduurd, die daar alles mee te maken heeft: WIJ DRAGEN STERFELIJKHEID ALS EEN JAPON OP ZICHT
Dan leest ze hoe het werk heet en schiet ze hard in de lach: 'Bietje rustig doen'. Ze is een Brabantse. Ik hoor meteen Vincents stem.
* 'Almost good'| Vincent Dams | teksten van Margriet Kemper, Oscar Weyers, Alex de Vries | uitgeverij UDC Publishing | https://udc-publishing.com/
**zie de vos op maandag van 20 maart 2023
***'Bietje rustig doen'| gemengde techniek | 13 x 33 x 14 cm | 2021
3 notes · View notes
peterpijls1965 · 2 years
Text
Tumblr media
Een verlaten boshuisje in het Savelsbos
Het Savelsbos tussen Maastricht en Cadier en Keer is een gewilde toeristische bestemming geworden, sinds ik er dertig jaar geleden voor het laatst was. De 6000 jaar oude vuursteenmijnen onder het bos worden nu opgeknapt, zo´n 125 jaar nadat een Belgische archeoloog vanuit de trein vermoedde dat ze er moesten liggen.
Toen ik er in de tweede helft van de jaren ´90 drie keer in de week ging hardlopen, was het Savelsbos meestal uitgestorven. Behalve laag over mijn hoofd vliegende roofvogels die hun nest verdedigden en reeën ontmoette ik zelden iemand in het enige natuurlijke hellingbos van Nederland. Wel herinner ik me, en misschien wel mede daarom, een aantrekkelijk soort beklemming die me wel eens overviel als ik daar aan het draven of mountainbiken was.
Ik denk dan aan het leegstaande huisje in een van de dalen, dat misschien ooit onderdak bood aan boswachters, een gewoon gezin of kluizenaars die elders in het Savelsbos in de 19e eeuw ook al afzondering vonden.
De wetenschap dat zo´n 15 meter onder me prehistorische vuursteenmijnen lagen, toen ongetwijfeld nog in weinig bezochte en verstoorde duisternis gehuld, droeg bij aan de toverachtige en ook wel spooky sfeer die me daar altijd wel overviel. De aanwezigheid vlakbij van verlaten en deels instortende mergelgrotten droeg daaraan bij.
Ik werd als ik mijn hardlooptraining even onderbrak om te rusten soms de aanwezigheid gewaar van mensen die er allang niet meer leefden en werkten. Het was een sensatie die niets met mijn latere psychische ontregeling te maken had, maar er misschien wel een aankondiging van was.
Ook in die tijd, ik was 27, had ik alleen thuis namelijk mijn eerste rand-psychotische ervaring. In die jaren werd studente Tanja Groen vlakbij het Maastrichtse kerkdorp Heugem waar ik toen woonde waarschijnlijk het doelwit van Marc Dutroux. Ook met die ingrijpende gebeurtenis zo dicht bij mijn hoekhuis op een anoniem woonerf, hield ik me misschien meer bezig dan goed voor me was. Dat ik toen ook een bad trip meemaakte op Mexicaanse paddo´s, die een kloeke middag mocht duren, droeg denk ik ook niet bij aan mijn mentale evenwicht.
Niet lang daarna ontmoette ik mijn latere vrouw. Ik vertrok uit het Maastrichtse kerkdorp Heugem, vlakbij het Savelsbos, gelegen aan de doorgaande weg van Maastricht naar Eijsden waar Tanja Groen spoorloos verdween.
Na wat omwegen kwam ik tien jaar geleden terug naar Limburg. Niet naar het diepe zuiden ditmaal, het gebied van het voor mij mythische Savelsbos, maar ik landde toevalligerwijs in het uiterste noorden van de provincie. Daar leid ik nu een leven dat verdacht veel lijkt op mijn solitaire bestaan in het dorp even buiten Maastricht, het stille heuvelbos met het verlaten huisje onder handbereik.
Daarmee zou de conclusie gerechtvaardigd kunnen zijn dat ik netto niet veel verder ben gekomen in mijn leven. Het zou ook kunnen dat ik terugkeerde naar een voor mij natuurlijke staat van zijn, maar dan met geamputeerde benen en paar overwonnen verslavingen verder.
Het vervallen huisje in een dal van het Savelsbos, waar ik dertig jaar geleden zo naar keek, heeft hier in Venray een treffend lijkend tweelingzusje. Het betreft een verlaten bouwval in een park vlakbij mijn appartement. De krotwoning doet me altijd sterk denken aan het gedoemde boshuisje uit de horrorfilm The Blair Witch Project.
Het griezelhuisje hier in Venray wordt denk ik binnenkort gesloopt. Alleen kan dat niet de enige verklaring zijn voor mijn levenslange hobby om naar dat soort onroerend goed te staren. Misschien heb ik serieuze progressie geboekt als ik het op een dag nooit meer doe.
8 notes · View notes
inktvlekken · 1 year
Text
betekent minder over de zee schrijven loslaten eindelijk de plaats verlaten die het verleden is, het dorp waar ik leerde lopen fietsen zwijgen en verdwijnen
is het een kwijtraken of een terugvinden van wie ik tussen golfen verloor tussen het schreeuwen van de meeuwen elke storm, alle duinen waar we verstoppertje speelden
is het nieuwe woorden vinden of vormen mijn gedachten zich naar de steden waarin ik sindsdien woonde, de treinen waarin ik mijn boeken lees de plekken waar ik mensen ontmoet. is het leren autorijden en de wegen op een andere manier zien
is het mezelf voorstellen en minder bang zijn voor wat ik bij me draag geleerd hebben dat het zout niet van mijn lippen komt en dat er mensen  zijn die dit niet van me zullen vragen.
mijn vader bestaat uit voicemailberichten, mijn moeder is een geest mijn zusje een afwezigheid met scherpe randen ze zijn een dorp dat ‘s winters leeg en zomers Duits was
en ik ben nog hier, ik adem, zal de windkracht raden weigeren om weg te waaien.
5 notes · View notes
joostjongepier · 1 year
Text
Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Wat?   Huis, tuin en vijver met waterlelies van Monet
Waar?   Giverny
Wanneer?   3 augustus 2023
Mijn laatste dag in Parijs, besteed ik grotendeels buiten Parijs. En vandaag staat er ook geen museumbezoek op het programma. Niet dat ik me vandaag niet met kunst ga bezighouden. Zeker wel, maar ik ga geen schilderijen of beelden bekijken, maar op ‘bedevaart’ naar twee plaatsen die een bijzondere plek innemen in het leven van twee belangrijke kunstenaars. Om acht uur precies vertrekt er een busje vanaf een café op een steenworp afstand van de Arc de Triomph. De bedoeling is dat ik daar straks inzit. Aangezien mijn hotel zich aan de andere kant van de stad bevindt en het halve metronetwerk er vanwege werkzaamheden uitligt, zit ik dus om even over zes aan het ontbijt.
De eerste halte van deze dagexcursie leidt naar Giverny. Daar kocht impressionist Monet een huis waarin hij van 1883 tot zijn dood in 1926 woonde. Het huis kan nu bezocht worden, evenals de omvangrijke tuin die erbij hoort. Wat echter vooral veel bezoekers trekt is de vijver met waterlelies die Monet een paar jaar later aan zijn bezit toevoegde. Afgelopen zondagochtend bezocht ik Musée de l’Orangerie. Daar zijn twee ovale zalen waarvan de wanden vrijwel volledig zijn gevuld met schilderijen die Monet van de waterlelies maakte. De vijver in het echt zien, compleet met de wilgenbomen waarvan de takken tot op het water reiken, is een bijzondere ervaring. Ik probeer me in te denken hoeveel dagen de schilder hier aan de waterkant moet hebben gezeten. Iedere keer met een ander resultaat, afhankelijk van seizoen, weersomstandigheden en tijdstip. Zelf krijg ik een aardige illustratie van hoe het uiterlijk van de vijver kan veranderen. We komen aan met druilerig weer. Na een half uurtje verschijnt er voorzichtig een waterig zonnetje. Het wateroppervlak ziet er gelijk heel anders uit.
De tuin bij het huis doet me denken aan die bij de woning van schilder Max Lieberman aan de Wannsee, die ik een aantal jaren geleden bezocht. Het huis is echter totaal anders. Was Liebermans huis echt een herenhuis, dat van Monet is meer een boerenhuis, compleet met krakende vloeren. Het vroegere atelier doet tegenwoordig dienst als souvenirshop en uiteraard leidt de route naar de uitgang via deze winkel vol Monet-snuisterijen.
Voor we Giverny verlaten, brengen we nog een bezoek aan de kerk en het familiegraf van Monet. De gids doet, samen met een collega, de ingewikkelde familieverhoudingen uit de doeken, iets waar ik me hier niet aan ga wagen.
3 notes · View notes
tjenkehpala · 1 year
Text
Tumblr media
“Het leven is een groot feest alleen moet je zelf de slingers ophangen.”
Ik heet Richard Tan, mijn vader heet Ron Tan en moeder Edith Latumahina, beide eerste generatie en mijn moeder eerste generatie Molukse. Ik ben in Amsterdam geboren in 1975 en op 1-jarige leeftijd zijn we met het gezin naar Alphen aan de Rijn verhuisd. Ik denk dat ze een rustig dorp verkozen hebben dan een drukke stad zoals Amsterdam. Ik heb één zusje, Bianca genaamd. Ik ben in Alphen opgegroeid en in het begin ben ik weinig met Molukkers omgegaan maar werd dit later anders. Ik ging naar een kerk waar veel Molukkers kwamen en woonde ook in de buurt bij bangsa Maluku. Tijdens dit proces ben ik meer te weten gekomen wat mijn afkomst is en kwamen (h)erkenning en oorsprong naar boven. Mijn hart is hierdoor sterk beïnvloed geraakt omdat ik de warmte en saamhorigheid in onze cultuur heb mogen ervaren. Gaandeweg in de omgang ben ik meer van mezelf te weten gekomen zoals over “gandung” en “pelaschap” en is ook de taal niet achtergebleven. Ik ben van huis uit een administratieve man en heb de MEAO gedaan. Later ben ik de switch gaan maken van de administratie naar de zorg. Vanaf mijn 25e ben ik begeleider in de zorg en heb ik veel plezier in mijn werk en werk ik in Leiden bij een instituut. Op mijn 12e wist ik dat ik jongens leuker vond dan meisjes en pas jaren later op mijn 19e, kreeg ik een serieus relatie. Jarenlang heb ik dit stuk voor ieder, maar ook voor mezelf, verzwegen. Ik wilde aan het standaard Maluku formaat voldoen. Ik heb wel wat met meisjes gehad althans dat probeerde ik maar werd in dit proces steeds maar weer bevestigd dat mijn gevoel toch anders was en ik meer voor een man voelde. Mijn coming-out ging samen met mijn eerste vriendje. Mijn moeder was in acceptie wat makkelijker ging dan mijn vader. In 2000 ben ik pas naar Amsterdam gegaan omdat ik daar mijn sociale netwerk had. De anonimiteit sprak mij ook erg aan. Heb nog een uitstapje naar Leiden gedaan maar was Amsterdam toch mijn honk. Daar verblijf ik nu 22 jaar en woon ik in Buitenveldert (Nieuw Zuid). Ben overigens nog wel op mijn eerste levensjaar naar de Molukken gegaan. In ben jarenlang erg goed bevriend geweest met een usi die mij veel geleerd heeft met betrekking tot onze cultuur. Ze was een strijdster in hart en nieren. Aan Nontje Souhowat heb ik veel te danken en is dat altijd ook wederzijds geweest. Zij is onlosmakelijk verbonden met mijn gevoelswereld en ben ik haar eeuwig dankbaar voor. Het Molukszijn is een gevoelskwestie en doe je met je hart. De verbinding, het thuiskomen, en de herkenbaarheid tussen elkaar. Daarnaast heb je natuurlijk ook je eigen identiteit maar is het Molukerszijn mijn basis. Mijn huidige generatie zou ik adviseren te blijven onderzoeken wat je basis en bestaan is. Stel vragen, ga op onderzoek uit en verzamel de informatie om later te kunnen doorvertellen aan de nieuwe generaties. De nieuwe generatie moet veel bij zichzelf blijven zodat de eigen identiteit ontwikkeld kan worden met een eigen mening, karakter en stijl. Creëer je eigen persoonlijkheid. Aansluiting met anderen is leuk maar ligt de waarheid bij jezelf wie of wat je wilt zijn. De andere kant is dat je sterk moet zijn omdat je, wanneer je anders bent, je snel wordt neergehaald dus probeer dit altijd in te calculeren en op je hoede te zijn. Je eigen zijn is naast het Molukszijn essentieel. Dit kan goed samengaan. Geloof hierin.
3 notes · View notes
saulsplace · 1 year
Photo
Tumblr media
Hoog tijd voor een nieuw economisch paradigma!
Ware rijkdom ligt niet in consumptie, maar in de vervulling die werk kan bieden, betoogde uw auteur in 2015 in een artikel. Tien jaar later kan dit idee misschien vreemd klinken, nu zoveel mensen worstelen met geldzorgen. Naast financiële problemen is er echter nog een ander prangend probleem dat velen kwelt: bij veel banen ontbreekt een zinvolle impact op de wereld. Dit probleem wordt nog urgenter doordat mensen vastzitten in dit soort werk om financiële problemen te vermijden.
In zijn boek Bullshit Jobs (2018) beschreef antropoloog David Graeber (1961–2020) het probleem van het gebrek aan arbeidsvreugde in relatie tot de vervreemding tussen de echte wereld en het arbeidsproces. Onlangs keerde mijn aandacht terug naar dit onderwerp door informatie die ik kreeg van een bevriende ondernemer. Hij is gespecialiseerd in de zorgsector en in wetgeving op en rond de arbeidsmarkt. Hij vertelde me over de situatie in Spanje, waar veel medisch personeel enkel kansen krijgt om deeltijds te werken in de zorg. Daarnaast moeten zij administratieve taken uitvoeren om voldoende inkomen te verdienen. Ondanks hun uitstekende opleiding is het voor velen niet mogelijk om hun roeping uit te voeren, namelijk zorgen voor anderen.
Om de sfeer te proeven beginnen we maar gewoon even met een dialoog tussen de ondernemer en een niet nader te noemen persoon van de vakbond. We zouden verwachten dat de vakbond hoofdzakelijk bezig is om de sfeer op de werkvloer te verbeteren en te zorgen voor bestaanszekerheid voor werknemers. De prioriteiten blijken echter anders te liggen. De ondernemer woonde vele bijeenkomsten bij van de werkgeversbranche en hij zag veranderingen in de ideologische koers. Er werd steeds meer gepreekt over diversiteit, inclusie en intersectionaliteit: steeds was het de vraag of alle ondernemers dat oprecht meenden. Wellicht niet, maar mijn goede vriend zag het en onderging het.
Na lange onderhandelingen tussen werkgevers en vakbonden waren er weliswaar ideologische woke geurvlaggen gevestigd, maar in de kern – wat betreft geldzaken en de balans tussen economische zekerheid en flexibiliteit – zat de zaak nog steeds muurvast. Toen hij zag dat de andere werkgevers begrepen dat zij ondanks hun ideologische kleurverandering niet verder zouden komen, greep hij zijn kans om de waarheid te spreken.
“Nee – ik wil mij niet specifiek richten op transgenders. Hier lig ik niet wakker van. Iedereen die de functie goed kan uitoefenen is welkom. Verder ben ik er simpelweg niet mee bezig.” “Jij wil gewoon geld verdienen!”, snauwde de vakbondspersoon hem toe. “Dat klopt.” antwoordde hij rustig. “Daarom ben ik ondernemer. Ik blijf in mijn rol. Daar ben jij blij mee ook.” “Huh?” “De laatste vijf jaar zaten we in een situatie waarin de werkgevers jullie van de vakbond voortdurend naar de mond praatten. Zogenaamd zouden mijn collega’s zo wakker liggen over inclusiviteit op de werkvloer. Grotendeels onoprecht. Dat voelde je al aan. Jij geloofde ons niet en daar heb je gelijk in. Het ging ten koste van ons onderlinge vertrouwen. Wij als werkgevers willen deugen en zijn bezig de samenleving om te buigen naar jullie utopie. In de hoop jullie vertrouwen te winnen. Vergeefs natuurlijk. Dat werkgevers zo hard meedoen met het bevestigen van jullie ideologie, zou je angst moeten inboezemen. Daarmee stevenen wij af op een communistische heilstaat met bijbehorende planeconomie. Jij verliest daarin uiteindelijk jouw bestaanszekerheid en transgenders idem dito.”
De persoon van de vakbond was met stomheid geslagen en zei nog even niets. De ondernemer ging verder. “Daarom is het heel goed dat ik, als ondernemer, nu naar voren stap en weer hardop zeg: JA, IK WIL GELD VERDIENEN. Dat is een trein die ik aan het rijden breng. Een kapitalistische trein. En het is jouw rol om aan de laatste wagon te hangen en te zeggen: ‘Ondernemer, jij gaat zo snel. Hou rekening met de achterblijvers!’ Dan gaan we daarover een potje armdrukken. Resultaat is een iets minder hard rijdende trein waarin ook de achterblijvers in de wagon deelnemen aan de reis. Zo bouwen we een verdienmodel rond het goede en verbetert het onderlinge vertrouwen. Met al dat deugpronken, al dat ‘woke’, doen werkgevers alsof inkomsten genereren onderaan de ladder staat van prioriteiten. Daarmee liegen we tegen onszelf en tegen de wereld. Logisch dat jullie ons niet vertrouwen.”
De vervreemdende ervaring die doorklinkt in dit gesprek, is een uitmuntende aanleiding om het probleem met de arbeidsmarkt dieper aan te snijden. Bullshit jobs zijn er misschien altijd geweest, maar nu komt het fenomeen steeds meer naar de voorgrond en het raakt steeds meer mensen in hun dagelijks leven. Het hervormen van sectoren die op zich best efficiënt waren, leidt ertoe dat de financiële plussen die dat oplevert, worden omgebogen naar nóg meer bullshit jobs.
Graeber betoogt dat de toename van bullshit jobs samenhangt met de groeiende impact van de financiële sector. Dit verklaart ook waarom essentiële banen steeds meer onnodige taken bevatten. Om dit te begrijpen, gaan we terug naar de opkomst van het industriële kapitalisme. Ondernemers richtten zich toen vooral op de productie van specifieke producten, zoals landbouwmachines of ontbijtgranen. De bedrijfsleiders hadden in cultureel opzicht méér gemeen met de werknemers aan de lopende band dan met professionele investeerders en beursspeculanten. Hoewel ze financiële diensten gebruikten, stonden bedrijfsleiders toch wantrouwend tegenover de financiële sector, wat merkbaar was in de interne organisaties van bedrijven.
Rond 1970 trad er een verandering in, omdat de elites van de financiële sector en die van de managers, overheid en de bureaucratische toplaag, in feite fuseerden. CEO’s begonnen nu heen en weer te springen tussen bedrijven in totaal verschillende branches. De band tussen werkgevers en werknemers werd flexibeler en werknemers voelden zich minder loyaal naar hun bedrijf en werkgever. Om het gedrag van werknemers te monitoren en hun loyaliteit af te dwingen, werden bureaucratische pressiemiddelen ingevoerd.
Een belangrijke gevolgtrekking, die ook aansluit bij de praktijkervaring van de geciteerde ondernemer, is dat menselijke arbeid nu plaatsvindt binnen een systeem dat in theorie kapitalistisch is, maar in de praktijk heel anders functioneert dan wat begrepen en verklaard kan worden vanuit klassieke economische theorieën zoals die van Adam Smith, Karl Marx, Von Hayek en Keynes.
Wellicht vinden we een belangrijke aanwijzing bij de Franse theoreticus Guy Debord. Hij stelde in De spektakelmaatschappij (1967) dat de economie is overgegaan van ‘zijn tot bezit’ op ‘zijn tot schijnen’. Het geproduceerde product, wordt binnen het kapitalistische proces losgelaten en vervangen door representatie van dat product. Oftewel, niet het verwerven van bezit is nu de belangrijkste drijfveer van het kapitalisme, maar de handel in impressies, in sfeerbeelden, in ervaringen en status qua wat anderen van ons vinden. Dit verklaart de extreme aandacht voor marketing en PR, voor ideologische geurvlaggen op het werk. Het verklaart de groteske geldsommen die opgaan aan sociale media en aan CEO’s die net als feodale vorsten willen pronken met hun hofhouding, met hoeveel personeel zij onder zich hebben, los van hoe efficiënt het bedrijf opereert.  
Kortom, Marx dacht dat het internationale handelsimperialisme de hoogste en laatste fase van het kapitalisme was, voorafgaand aan de uiteindelijke implosie. Maar er was nog een fase daarná, namelijk de productie en marketing van gebakken lucht. Graeber schiet dus tekort in zijn analyse van ‘bullshit jobs’; we moeten eerder spreken van een ‘bullshit economie’ die de voedingsbodem vormt voor dergelijke banen. In deze economie moeten ondernemers die iets tastbaars willen produceren en een positief resultaat willen bereiken, door bureaucratische en ideologische hoepels springen. Zéker de kleine zelfstandige wordt tot wanhoop gedreven.
Deze vernietigende situatie geldt helaas niet alleen voor multinationals, de overheid en mensen in loondienst. Neem nu een lunchroom-ijssalon in een dorp als Velp. Het is halverwege april en de zomer moet nog beginnen. Toch zit de zaak al vol met vliegen. De eigenaar kan hiertegen weinig doen: het ophangen van plakstrips om de vliegen te vangen is verboden onder het mom van ‘dierenmishandeling’. Als hij toch plakstrips ophangt, kunnen inspecties hem boetes opleggen van honderden euro’s. Dit is totaal ontmoedigend voor de motivatie om iets moois te creëren. Als ondernemer moet je dus ondernemen onder een regime dat eigenlijk niet wil dat jij onderneemt. Je zou dan een akkoordje moeten sluiten met de lokale burgemeester, om dit absurde beleid niet te handhaven in het belang van de gemeenschap die van de lunchroom gebruik wil maken. Helaas zijn er in Nederland geen gekozen burgemeesters en zijn de huidige burgemeesters afhankelijk van het partijkartel en de baantjesmolen. Wat kun je hier nog aan doen?
Jonge kinderen zijn meestal opgewekt wanneer zij ontdekken dat ze voorspelbare resultaten in de wereld kunnen bewerkstelligen. In dat stadium maakt het nog niet uit of wat ze bewerkstelligen ook nuttig is of een gunstig gevolg heeft voor henzelf. Simpelweg iets in gang kunnen zetten, biedt vreugde. Dit ‘plezier van het zijn van de oorzaak’ laat zien hoe essentieel het is, voor het zijn van een volwaardig mens, om een causale impact op de wereld te hebben. Experimenten laten ook zien dat, als het kind eerst plezier heeft in oorzaak-gevolg relaties in gang zetten, en als daarna die gevolgen worden weggelaten, het kind boos en verdrietig wordt en zich volledig van de wereld afsluit.
Hieruit volgt dat het geestelijk zeer schadelijk en ontwrichtend is voor mensen om een baan te hebben waarin iedereen doet alsof je invloed hebt, en alsof die invloed een relevante impact maakt, terwijl dit in werkelijkheid niet zo is. Als bedrijven werknemers gaan betalen voor hun tijd en aanwezigheid, in plaats van voor eenheden zinvol verrichte arbeid, zien we hoe de economie ten prooi valt aan perverse wisselwerkingen. De bullshit economie maakt de werknemer tot een pion in het machtsspel van een ander. Een pion die een verbeelding in stand houdt, een illusie van meer controle, efficiency en merkbekendheid. De arbeidsproductiviteit stijgt al jaren niet meer!
Doordat werk steeds meer onder protocollen wordt gebracht en wordt opgedeeld in compartimenten onder het mom van ‘efficiency’, is de oorspronkelijke betekenis van het begrip ‘zorg’ in dienstverlening aan het vervagen. In een zorgdienst is het normaal zo dat één persoon betaalt voor zorg. Daarbij gaat de ontvanger van het geldbedrag een overeenkomst aan, om ‘aan te voelen’ wat de betaler precies verlangt en verwacht, wat diens wensen zijn. De zorger raakt dus bedreven in het ‘aflezen’ van de emoties en intenties van de ander, terwijl hij die betaalt, dit omgekeerd niet hoeft te doen. Dit fingerspitzengefühl biedt sociale meerwaarde. Het maakt dat mensen die werken in een praktische zorgomgeving, vaak fijn zijn om mee te werken en mee om te gaan. Helaas verdwijnt dit emotionele kapitaal als een gevolg van bureaucratisering en digitalisering.
Voor een bondige samenvatting van wat er de laatste vijftig jaar met het kapitalisme is gebeurd, kijken we naar de Elephant Tea Factory aan de rand van Marseille. Dit was oorspronkelijk een zelfstandig bedrijf, maar werd overgenomen door Unilever, de eigenaar van Lipton, de grootste theeproducent ter wereld. Initieel werd de fabriek met rust gelaten en hadden de werknemers de gewoonte om aan de machines te sleutelen. Dit leidde in de jaren negentig tot verbeteringen die de productiesnelheid met vijftig procent verhoogden en daarmee ook de winsten.
In de jaren vijftig, zestig en zeventig was de consensus in de industriële wereld dat bij verbetering van het productieproces een deel van de hogere winsten terugvloeit naar de werknemers. Echter, vanaf de jaren tachtig gebeurde dit niet meer, doordat bedrijven werden overgenomen door managers die behoren tot een globale elite van beroepsbestuurders. Een medewerker van de theefabriek legde dit uit aan Graeber:
“Kregen wij wat van dat geld? Nee. Werd het teruggeïnvesteerd in de fabriek, voor meer arbeiders en meer machines? Ook niet. In plaats daarvan werden er meer kantoorklerken aangenomen. Toen ik hier begon te werken waren er slechts twee: de baas en zijn personeelschef. Nu zijn er zeven kantoormedewerkers die rondlopen en notities maken terwijl wij werken. Ze praten erover in vergaderingen en schrijven verslagen. Eigenlijk proberen ze hun eigen baan te rechtvaardigen en dat lukt maar niet.”
Doorgaans dient administratief personeel om de efficiëntie te verhogen. Hier had dit geen zin, omdat de arbeiders de efficiëntie van de fabriek eigenstandig al maximaal hadden verhoogd. Toch werden er kantoorklerken neergezet. Dit heeft dus niets met efficiëntie of productiviteit te maken maar alles met de veranderde rolopvatting van corporaties. Nu er geen gangbare praktijk meer is dat verhogingen van arbeidsproductiviteit zich vertalen in meer voordeel voor werknemers, is het hoogst haalbare dat je net genoeg doet om niet ontslagen te worden. Dit is dodelijk voor de arbeidsmoraal en heeft ook tot gevolg dat die taskmasters en box-checkers worden aangenomen om personeel te controleren. Helaas zijn de opbrengsten van de verhoogde productiviteit omgezet in peperdure gebakken lucht.
Wij concluderen dat deelnemen aan het arbeidsproces een vervreemdende ervaring is geworden. Is hier een praktisch advies aan te verbinden? Eigenlijk niet. Het individu kan er geen impact op maken en zal steeds meer worden blootgesteld aan geraffineerde vormen van gaslighting en manipulatieve nudging. Het meest zinvolle is om je zoveel mogelijk aan het arbeidsproces te ontrekken, totdat het weer een aantrekkelijke optie wordt. Dit laatste is evident niet uitsluitend financieel bedoeld.
Steun Sid Lukkassen via BackMe om dit werk mogelijk te blijven maken: https://sidlukkassen.backme.org/  Absoluut aan te raden is het om zijn werk te volgen via Telegram!
3 notes · View notes
brilmans · 1 year
Text
Nationale natuurhistorie uit de kringloop
Tumblr media
Uitdragerijen
Vroeger, toen ik nog in Zoetermeer woonde, slenterde ik regelmatig door de periferie van de Haagse binnenstad. Dat deed ik om de boel de boel te laten, de tram voor wat het was en gewoon een beetje te kijken. Ik wandelde dan op mijn dooie gemak van mijn werk in de Schilderswijk naar het centraal station. Onderweg deed ik standaard een aantal uitdragerijen aan. Niet zelden stapte ik aan het eind van zo’n wandeling met een mooi boek, een interessant relikwie of een antiek meubelstuk de trein in.
Tegenwoordig woon ik niet meer in Zoetermeer, fiets ik naar mijn werk en kom ik nog maar zelden in de Haagse binnenstad. Aan de uitdragerijen breng ik logischerwijs dus ook bijna nooit meer een bezoek.
Prijs in de kringloopwinkel
Door een productiefout in de kortelings aangeschafte skatebroek van mijn zoon, moest ik vandaag in de Haagse binnenstad zijn. De broek moest namelijk geruild worden. En omdat het een kleine moeite was, zo ben ik, zou ik dat wel voor hem doen. Om het onaangename met het aangename te combineren besloot ik de heenweg te gebruiken om enkele uitdragerijen te bezoeken. Van dat plan kwam echter niets terecht. Van alle uitdragerijen die mij heugden bestond en nog maar een. En die was gesloten! Enigszins teleurgesteld ruilde ik de broek en nam de kortste weg naar huis.
Amper op gang, viel mijn oog op een kringloopwinkel met een uiterlijkheid van een ouderwetse uitdragerij: bruin, stoffig en een etalage vol met zooi. Terstond stalde ik mijn fiets tegen de dichtstbijzijnde lantaarnpaal en stapte naar binnen. Eenmaal binnen bleek het opgeruimder dan gedacht. Alles was, zoals dat ik een kringloop winkel hoort, netjes uitgezocht en gerubriceerd. Er was zelfs een kast die dienst deed als antiquariaat. En in die kast vond ik tot mijn verbazing twee werken van Tiberius Cornelis Winkler (1822 - 1897) en een van Eli Heimans (1861 - 1914). Ik mocht het trits tot verbazing van de kasbediende en mijzelf voor vijf euro meenemen. Een habbekrats wanneer je bedenkt dat het werk betreft van twee ware coryfeeën van de Nederlandse natuurwetenschappen. Natuurhistorie van meer dan 100 jaar oud!
Tumblr media
het Geologie-boekje en twee jaargangen van Kennis en Kunst.
Het Geologie-boekje van Eli Heimans
Het ‘Geologie-boekje’ uitgegeven in 1913 is het laatste werk dat Heimans voltooide voordat hij in 1914, tijdens een geologische excursie in het Duitse Gerolstein, plotseling overleed. Net als veel van zijn andere werken is het boekje een poging tot het populariseren van de natuurwetenschap.
Tumblr media Tumblr media Tumblr media
De omslag en twee platen uit het Geologie-boekje.
Kennis en Kunst van Tiberius Cornelis Winkler
Ook Winkler had als doel de wetenschap aan de gewone man te brengen. Zijn geïllustreerde volksboeken ‘Kennis en Kunst’ waar ik jaargang 1867en 1868 op de kop tikte, zijn daar een treffend voorbeeld van. Winkler bundelt in deze boeken zeer uiteenlopende artikelen en verhalen over wetenschappelijke onderwerpen en kunst die voor een leek te begrijpen zijn. Er doorheen bladeren moet toen ter tijd een fantastische ervaring zijn geweest. In woord en beeld maakte je kennis met natuurschoon, cultuur, kunst en kennis van over de hele wereld. Ook nu is het een feest om doorheen te bladeren. En niet alleen vanwege het tijdsbeeld en de mooie afbeeldingen, maar ook wegens de productiviteit en bevlogenheid waarmee een man de wetenschap in zijn breedste zin promoot. Wat dat betreft heb ik als Brilmans nog een lange weg te gaan!
Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Enkele afbeeldingen uit Kennis en Kunst 1868.
Lees meer
Biografie van Eli Heimans (1861 - 1914)
Tiberius Cornelis Winkler
3 notes · View notes
hildeshongarije · 2 years
Text
Een flitsbezoek aan papa
10 februari 2023
Eind januari ging ik dus even heen- en weer naar België.  Met het vliegtuig.  Ondanks die vervelende hernia, wilde ik toch niet langer wachten.  Luc bleef met de hondjes thuis.  En dat heeft hij geweten ... Xena is bijna de hele tijd blijven piepen en janken .... verlatingsangst als ze mij niet ziet hé.
Luc bracht me naar het treinstation van Szentlörinc.  Ticket in 1ste klasse geboekt en zitplaats gereserveerd ... 13 euro voor een rit van 2u30 tot Budapest.  Treinen rijden stipt op tijd en heel zacht.  Dat was prettig voor mijn rug.  Ik zat in een stiltebox.  In elke box is er een schermpje aar je de vorderingen op kunt volgen: verwachtte aankomsttijd in het volgende station, welke aansluitingen je daar hebt en op welk spoor, temperatuur buiten, de snelheid van de trein, afgewisseld met een kaartje waarop je kunt zien waar ergens op het traject je bevindt.  In Budapest nam ik een taxi tot de luchthaven.  Dat was minder ... amai een echte cowboy was die chauffeur!  Mijn rugske protesteerde luid!  In de luchthaven kon ik meteen doorheen de security, waar ik veel hulp kreeg van lief en attent personeel.  Daarna was het wachten tot we konden boarden.  Gelukkig had ik een wandelstok bij, want de gate was helemaal de andere kant ...  Maar ik had tijd genoeg hé. De vlucht verliep voorspoedig en in Eindhoven werd ik opgewacht door een broer van Magda die me naar het WoonZorgCentrum bracht.
Papa was heel blij en verrast om me te zien.  Ik denk dat hij het toch niet helemaal doorhad.  Hij was ook erg moe.  Met de belofte dat ik ‘morgen’ d hele dag bij hem zou zijn, vertrokken Magda en ik.  Ik had een kamer in een B&B gehuurd, op wandelafstand van het WZC.  
De volgende morgen wandelde ik dus via een wandel- en fietspad heel makkelijk naar het WZC.  Papa was erg blij dat ik er weer was.  Hij had geen beste dag en viel heel vaak in slaap.  Maar tussenin, als hij wakker was, hadden we fijne babbels en intense momenten.  Een heel fijne verrassing ... een van de medewerkers was in een vorig leven professionele cellist.  In het WZC gaat hij geregeld een privé-concertje geven met zijn cello.  Het was prachtig en soms erg emotioneel.  Papa leek geregeld te slapen, maar als hij een stuk herkende glimlachte hij.  ‘s Avonds ben ik samen met Magda een hapje gaan eten.  Dat gaf ons ook de kans om eens goed bij te praten.
Tumblr media
De tweede dag was het even flink fout, net toen ik arriveerde.  Papa hallucineerde en was erg gefrustreerd en boos.  Dat was erg confronterend.  Vreselijk wat die ziekte met iemand doet!  Uitgeput viel hij in slaap.  En toen hij weer wakker werd, was hij weer helemaal helder, vrolijk en lief.  Na de middag was de cafetaria open (door vrijwilligers bemand) en dus gingen papa, Magda en ik even iets drinken daar.  Papa zegde dat hij zo blij was dat ik er was, helemaal uit Hongarije.  Dat vind ik geweldig, het deed zoveel deugd dat hij inderdaad besefte dat ik er echt was.  
Tumblr media
Jammer genoeg was het de volgende ochtend weer tijd om te vertrekken.  Magda reed me naar het vliegveld in Eindhoven.  Dit keer had ik meer geluk.  Toen het gatenummer op het infobord verscheen, bleek ik net voor die gate te zitten!  Na een turbulente vlucht, kon ik met een taxi naar het treinstation in Budapest. Een lieve en rustige chauffeur die heel goed Engels sprak ... dat was prettig.  Ook de treinrit verliep weer heel vlot.  Tegenover me zat een jongedame met haar zoontje.  Ze sprak me aan in het Nederlands ....  ze was Hongaarse maar woonde al heer haar leven in België.  Het werd een leuke babbel ..., gedeeltelijk in het Nederlands, deels in ‘t Hongaars met de medepassagiers. In Szentlörincs stond Luc me al op te wachten.  
De volgende dagen waren nodig om de ervaringen met papa een plekje te geven.  ik ontving via mssgr een foto van het WZC van papa die zit te smullen van pannenkoeken ... ah ja, dat is een traditie hé ... “er is geen vrouwke zo arm of ze maakt met Lichtmis haar pannetje warm”.  Gelukkig zijn ze in het WZC zo lief om ons via de TV en een laptop te helpen om op woensdagnamiddag te kunnen videobellen!!!!  Zo kunnen wij toch wekelijks even virtueel ‘op bezoek’!!!
4 notes · View notes
Text
DOVDH - Hoofdstuk 44-46
Hallo lezers,
Dit is wat ik tot nu toe gelezen heb:
Hoofdstuk 44, p 588
Onno werd minister van defensie. Hij zat te praten tegen bankieren en andere bevoegden op zijn werk toen de premier Onno ineens toe sprak. Er werd onthuld dat Onno in '67 in Cuba was voor de La primera Conferencia de La Habana. Bart Bork, de communistische studentenleider, had een anonieme brief geschreven naar zijn partij. Onno vertelde alles tegen de minister om zaken op een rijtje te zetten. Doordat zijn partij geen slecht imago wou creeren bij de amerikanen enzovoort, besliste ze om hem te ontslaan.
De komende dag kreeg hij een telefoontje van d epolitie van Amsterdam. Helga was gestorven door een overvaller in een steegje. Onno voelde zich verloren. Eerst Ada, nu Helga. Hij wou voor het liefst vertrekken uit Nederland. Na een kort besluit, besloot hij om dat te doen. Hij ging verdwijnen.
Hoofdstuk 45, p 603
De laatset keer dat Max, Sophia en Quinten Onno zagen, was op Helga's begrafenis, waar ook veel politici en journalisten waren verschenen. De pers had hem met mededogen behandeld; de indruk was ontstaan, dat hij afzag van het ministerschap vanwege de dood van zijn vriendin. Een week na zijn vertrek, kregen Max, Sophia en Quinten een brief van Onno. Hij vertrok en als er echt iets scheelde dat zijn aandacht nodig heeft, dan konden Max en Sophia een ene Hans Giltay Veth contacteren. Ze leesden onderling elkaars brieven en zo kreeg Quinten een beeld van de vriendschap dat zich speelde tussen zijn vader en Max.
De baron van het kasteel stierf. Zijn erfgoed werd verdeeld tussen zijn erfgenamen. Hierdoor moesten Max, Sophia en Quinten een andere woning vinden om in te verblijven. Omdat Quinten wist dat hij ging blijven zitten in het derde middelbaar, deed hij niks van schoolwerk. Hij kreeg zijn moeders Cello van Max.
Themaat en Quinten praatte uiteindelijk weer over architectuur en Protagoras' stelling en Vitruvius.
Hoofdstuk 46, p 618
Max was al inmiddels 50 en Sophia 60. Het kasteel werd gerenoveerd, verkocht en verhuurd de komende jaren. Er waren al verschillende eigenaars geweest, eigenaars waar Max soms een hekel aan had. Voorschriften werden getekend tegen Quinten, omdat hij zijn fiets op de verkeerde plaats zetten. Doordat Keller vetrok uit het land en ergens anders ging gaan wonen, ging iemand anders in zijn deel van het Kasteel occuperen. Iedereen was verdrietig om hem te zien vertrekken, vooral Quinten. Spier vetrok ook, naar Pontrhydfendigaid in Wales. Daar was Quinten kapot van. Deze passage vond ik heel verdrietig om te lezen:
Tumblr media
Nederkoorn, een man van in de vijftig, woonde nu in het kasteel op de zolder. Blijkbaar was hij een supporter van Hitler, maar de overgeblevenen inwoners wouden dat niet bevestigen. Ze waren nogal geintimideerd door hem. Hij heeft een hond, genaamd Paco. Quinten en Paco vonden elkaar leuk. Nederkoorn was niet blij met deze vriendschap, maar wat kon hij er nu aan doen?
Dit was alles tot nu toe!
Josephine
1 note · View note
roggemoeder · 4 hours
Text
In de roggevelden van Duurswold
De Roggemoeder
Op een gure novembermiddag liep ik, al een hele tijd geleden, langs de kringloop van het dorp waar ik ben opgegroeid. Ergens op het Hogeland in Groningen. Natuurlijk kan ik de kringloop niet weerstaan en moest ik even binnenkijken. Bij de boeken stond een hele stapel oude streekromans, verstofte encyclopedieën en de wereld aan beduimelde detectives. Maar er was ook een half plankje met het labeltje ‘’volkskunde’’. Daar kwam ik een boek van K. Ter Laan tegen. Na het even doorgebladerd te hebben besloot ik het voor €2 euro mee te nemen. Dat boek was Nederlandse Overleveringen 1. Die ene met die prachtige linosnede van een zeemeermin op de voorkant. De aankoop van dit boek heeft heel wat in werking gesteld.
Ik ben meer gaan leren over volkskunst en voelde langzamerhand de band met de provincie ook weer versterken. Ik woonde inmiddels al niet meer in Groningen, maar je kunt de Groninger wel uit Groningen halen, maar niet andersom. Ik ben en zal altijd een Grunneger blijven. Aan de hand van Nederlandse Overleveringen 1 ben ik opzoek gegaan naar meer streekverhalen. Maar een streekverhaal lezen staat niet gelijk aan weten waar het vandaan komt, en dat was juist mijn doel. Daarom beginnen we met 1 voor 1 ontdekken waar de legendes vandaan komen en of er misschien een verklaring voor te vinden is. En vandaag is het verhaal van de titel van mijn blog aan de beurt. De roggemoeder.
K. Ter Laan en Nederlandse Overleveringen 1
Nederlandse Overleveringen 1 is gepubliceerd in 1932 maar de versie die ik in bezit heb komt uit de tweede oplage uit 1981. Hoofdstuk 3 begint op bladzijde 35 en heet Korengeesten. Paragraaf 1 is DE ROGGEMOEDER. Hieronder vallen dus de Roggemoeder en ’t Korenwijf. ’t Korenwijf is een term die we later in onze studie nog tegen gaan komen. Paragraaf 2 DE LAATSTE SCHOOF bestaat uit een verzameling verhalen over de verering en gebruiken rondom het verzamelen van de laatste schoof graan bij het oogsten. Hier staan een aantal zeer interessante verwijzingen in, maar die zijn voor een andere blog.
Duurswold
Duurswold is een streek in midden Groningen die grotendeels samenvalt met de oude gemeente Slochteren. In de 9e eeuw n.Chr. werd begonnen met het ontginnen van de toen nog hoogveengebieden. Dat geeft ook het startschot voor het ontstaan van de vele lintdorpen die het gebied rijk is. Na intensief het veen te ontginnen en droog te leggen moest er een nieuw gebruik van de bodem bedacht worden en werd het gebied in cultuur gebracht. Een cultuurlandschap is een landschap wat door mensenhanden is ontworpen, aangelegd en onderhouden wordt. Bij het afsteken van veen is de eerste halve meter niet geschikt om turf van te maken. Deze werd veelal bewaard om te mengen met de zandgrond die overbleef na het afsteken van het hoogveen. Met goede afwatering en de juiste meststoffen kan er van dalgrond geschikte landbouwgrond gemaakt worden. En laat rogge nou eens erg goed groeien op dalgronden. Zo ontstonden de wapperende velden vol rogge en andere granen in de veenkoloniën. Dit was slechts van korte duur. In 1200 ontstonden problemen met de grondwaterstand. Door het inklinken van de bodem veranderden de hoogveengebieden in zure laagveengebieden. De velden waren slechts nog geschikt als hooiland. In 1770 werd er een nieuw plan voor afwatering gemaakt en werden er een aantal poldermolens gebouwd. Deze zorgen voor de juiste afwatering. En door gebruik van kalkhoudende kleigrond veranderden de velden wederom van schraal hooiland, in buitengewoon vruchtbare akkers waar rogge gretig verbouwd werd.
In de 16e, 17e en 18e eeuw was Duurswold en arme streek. Er was onvoldoende land om boerenfamilies te kunnen onderhouden, het veen was al grotendeels afgegraven en de aardappelfabriek die in latere jaren welvaart zou brengen stond er nog niet. Ik denk dat het dan geen gekke gedachte is dat met armoede geloof sterker wordt, als houvast in moeilijke tijden. Dit is niet alleen geloof in een God maar ook bijgeloven en oude volksverhalen. Daarom is het ook niet raar dat het verhaal van de roggemoeder uit mondelijke overlevering komt van iemand uit de Woldstreek.
In Nederlandse Overleveringen 1 staat onder het verhaal niet alleen de verwijzing naar ’t Wold maar ook ‘’(Grn. Volksverhalen, 15.)’’. Groninger Volksverhalen is een boek uit 1930 geschreven door E.J. Huizenga - Onnekes samen met K. Ter Laan en F.G. Knol. Eilina Huizenga – Onnekes was een Gronings folkloriste. Haar oom Johannes had een van de eerste boeken over de folklore van Groningen geschreven en daardoor was haar interesse gewekt. Om het werk van haar oom voort te zetten trok ze de hele provincie door en schreef ze de verhalen op zoals ze ze hoorde, in dialect. In wierdedorp Ezinge vond zij een schriftje uit 1800. Hierin schreef een destijds 11-jarig jongetje verhalen van de huisnaaister op. Eilina besloot het schriftje met spelfouten en al uit te geven als boekje. Groninger Volksvertellingen 1: Het boek van Trijntje Soldaats werd uitgebracht in 1928. De publicatie van dit boek wordt gezien als een van de eerste sprookjesboeken in het Nederlands geschreven. En dus twee jaar later publiceerde ze Groninger Volksverhalen wederom in het Gronings. Groninger volksverhalen openbaar toegankelijk. Zie bronnenlijst.
En inderdaad in Hoofdstuk 3 VAN ZOMER- EN WINTERGEESTEN pagina 15 vinden we: RÒGGEMOUER
De originele tekst is als volgt:
RÒGGEMOUER
As de rògge groot wòrdt, zo dat ie der hoast nait meer over kieken kinnen din zit ter aaltied ’n gaist in, dij der op paast. Kinder binnen din wel es onverzichteg, en willen in ’t koorn lopen, omdat ’t doar zok aiveg mooi speulen is. Mòie heur aaltied voor woarschaawen, Ròggemouer kin mor zo komen, en slepen ze weg. Din zai ie ze nooit weer.
’t Is zo wondermooi in zummertied, as ie bij ’t koorn langs lopen. Din kin je ’t zo regelmoated gòlven zain, net as ’t wotter van de zee. Mor as ie goud toukieken, is ter aaltied ’n stee in, doar beweegt de rògge zok vremd en onrusteg. Da’s de gevoarlke plek; doar zit Ròggemouer.
As ie niks doun, dut Ròggemouer ook nooit wat. ’t Ainegste wat heur nòg wel es overkomt is dat ze de kòrrels van rògge, dij din nog zo waik binnen, wat stief in haand knipt. Din wòrden ze swaart en vergifteg; doar zeggen ze tegen van mouerkorrels. Mor dat is altied mor ’n stok of wat.
(’t Wòld.)
Het stuk tekst wat in Groninger Overleveringen 1 staat is een vertaling van bovenstaande passage. Volgens mij is het ook voor niet Groningers nog redelijk te lezen wat nou de precieze strekking is van het stukje, maar bij deze mijn vertaling.
ROGGEMOEDER
Als de rogge hoog wordt, zodat je er bijna niet meer overheen kunt kijken, dan zit er altijd een geest in die er op past. Kinderen kunnen dan nog wel eens onvoorzichtig zijn en willen in het koren lopen omdat het daar zo eeuwig mooi spelen is. Daar moet je hen altijd voor waarschuwen, Roggemoeder kan maar zo komen en sleept ze weg. Dan zie je ze nooit weer.
Het is zo wonderschoon in de zomertijd als je bij het koren langs loopt. Dan kun je het zo regelmatig zien golven, net als het water van de zee. Maar als je dan goed kijkt is er altijd een plek waar de rogge vreemd en onrustig beweegt. Dat is de gevaarlijke plek, daar zit Roggemoeder.
Als je niks doet, doet de Roggemoeder ook nooit wat. Het enige wat haar nog wel eens overkomt is dat ze korrels van de rogge, die dan nog zo zacht zijn, te stevig in haar hand knijpt. Dan worden ze zwart en vergiftigd, daar zeggen ze moederkorrels tegen. Maar dat zijn er altijd maar een paar.
Observaties
Hieruit kunnen we een aantal dingen opmaken. Dat blijkbaar dus de aanwezigheid van de roggemoeder een afschrikkende werking op kinderen zou moeten hebben. Een figuur of verhaal met een waarschuwende functie wordt ook wel een kinderschrik genoemd en gebruikt om kinderen in het gareel te houden. Ook jij hebt vast wel eens gehoord ‘’daar krijg je vierkante ogen van’’ of ‘’als de klok slaat dan blijft je gekke gezicht zo staan’’ dit zijn allemaal vormen van bangmakers. Ook Sint Nikolaas en Krampus worden gebruikt als kinderschrik. Sinterklaas ziet immers alles, en wie zoet is krijgt lekkers wie stout is de roe. De figuren gebruikt als kinderschrik zijn vaak afgeleid van figuren uit het Germaanse geloof. Nadat vooral in de 18e eeuw volksgeloof heel erg afnam werd het alleen nog gebruikt als bangmaker om kinderen in de pas te laten lopen. Figuren die kinderen ontvoeren en meenemen komen het meeste voor, wellicht omdat die het meest effectief zijn?
‘’Dan zie je ze nooit weer.’’
Het kan ook een verklaring zijn voor personen die in Duurswold vermist raakten. Veenmoerassen zijn voor volwassenen al een gevaarlijke plek om van de paden te dwalen laat staan kinderen. Door de zuigende werking van het veen en de natte omgeving ligt de verdrinkingsdood altijd op de loer. Een vermissing hoeft ook niet altijd met de dood te eindigen.
Veel volksverhalen zullen voortkomen uit het niet kunnen verklaren van natuurlijke verschijnselen. Dat zien we bijvoorbeeld met donder in de Noordse en Germaanse mythologie en bliksem in de Griekse mythologie. En inderdaad beweegt en golft een roggeveld soms vreemd. Omdat er specifiek over de zomer wordt gesproken is de kans groot dat dit windhozen zijn geweest. Windhozen ontstaan onder een onweerswolk. En wat volgt vaak na een hete zomerdag? Juist, onweer. Het hoeven ook geen volledig gevormde slurfvormige windhozen te zijn, maar als er een beginnende windhoos werd gezien in de vorm van onrustig bewegende rogge is het voor die tijd een makkelijke conclusie. Van confirmation bias had men toen nog niet gehoord. Het zien van fysieke ‘’bewijzen’’ voor de aanwezigheid van een entiteit zorgt alleen maar voor een sterker geloof van de legende.
Deze roggemoeder laat blijkbaar ook sporen achter in de ‘’echte/fysieke’’ wereld in de vorm van ‘’moederkorrels’’. ‘’En dat zijn er altijd maar een paar’’ is ook te verklaren. De schimmel Echt moederkoren komt namelijk niet veel voor. En het is niet een ziekte die zich snel verspreid en daarmee hele akkers tegelijk besmet. Dus in een groot veld met rogge zullen inderdaad slechts enkele aren met de schimmel besmet zijn, en daarmee aangeraakt voor de roggemoeder. Hoewel we nu weten dat deze moederkorrels worden veroorzaakt door een schimmel is het best mogelijk dat deze sage als verklaring voor deze zwarte korrels is ontstaan. En niet alleen dat, mensen die besmet meel hebben gegeten kunnen daardoor gaan hallucineren en doodgaan. Uit de gifstoffen uit moederkoren wordt namelijk LSD gesynthetiseerd. Ik kan me best voorstellen dat high zijn goed werkt voor het voorstellingsvermogen en dat daardoor ‘’geesten’’ werden gezien. Echt moederkoren en de zwarte korrels komen op een later moment in haar eigen blog nog een keer terug want daar zit ook een fascinerend verhaal aan vast.
En toen liep het spoor helaas vast. In Groningse Volksverhalen staan geen bronnen omdat alle verhalen mondeling door Eilina verzameld zijn. Maar niet getreurd, dit is slechts deel 1 van een hele reeks aan bronnen en achtergrondinformatie die uitgeplozen kan worden. Er staat nog een bezoek aan de Groninger archieven op de planning en in de Collectie Overijssel is nog het nodige te vinden. Dit is slechts de eerste stap op het pad van haar verhaal.
Geloof ik nou in het bestaan van de roggemoeder? Goede vraag. Geen idee. Geloof ik dat er overal een soort bezieling in zit? Ja, maar of dat dan ook direct betekend dat ik denk dat er in elk veld een geest huist weet ik niet. Volksverhalen zijn voor mij een manier om verbinding te voelen met de grond waarop ik sta, met de mensen om mij heen, met de provincie waar ik opgegroeid ben en met mijn voorouders. Of ik er dan ook in geloof kan ik je nog niet vertellen. Wellicht een volgende keer.
0 notes
fabiobruna · 15 days
Text
Wandeling Rustenburg en Oostbroek
Tumblr media
Niets is leuker dan een wandeling uit een boekje of website nalopen, zeker als er oude foto's bij staan die je opnieuw kunt maken. Zoals bij deze wandeling van de website nieuwehaagseschool.nl, in Rustenburg en Oostbroek. Twee wijken die oorspronkelijk gebouwd zijn voor de "wat beter gesitueerde arbeidersklasse". Dat herken ik wel. Het deel van mijn familie met iets meer inkomen woonde er. Tegenwoordig is het een multiculturele wijk, op plekken wel vervallen.
Wandeling Rustenburg Oostbroek | Nieuwe Haagse School
Nieuwe Haagse School wandeling Rustenburg Oostbroek: deze wandeling (4 km) voert langs de meest geslaagde monumentale ensembles van de Nieuwe Haagse School.
Tumblr media
Nieuwe Haagse School
Tumblr media
Het kaartje heb ik overgenomen van de site, want linkjes verdwijnen snel.
Tumblr media
Wandeling Rustenburg en Oostbroek
De wandeling begint op de Loosduinsekade, bij voormalige bioscoop Capitool, nu een religieus centrum. Tegenover de straat waar ik ben geboren, de Beeklaan.
Tumblr media
Kerk
De historische afbeeldingen komen uit het gemeentearchief Den Haag.
Apeldoornselaan
Tumblr media
"Gevelwand van Haagse portiekwoningen boven winkels in drie bouwlagen, op de hoek met de Heelsumstraat verbijzonderd met een extra bouwlaag, balkon en hoogteaccenten."
Tumblr media
Apeldoornselaan nu
Tumblr media
"Strook Haagse portiekwoningen, als onderdeel van een gebogen gevelwand. Karakteristiek zijn de metselverbanden en dubbel hoge, driehoekige erkers onder het uitkragende, platte dak."
Tumblr media
Apeldoornselaan nu
Dierenselaan
Tumblr media
De Dierenselaan vormt de belangrijkste verbinding met de wijk Transvaal. Over de volle lengte werd de plint opgebouwd uit winkels met portiekwoningen daarboven.
Tumblr media
Dierenselaan nu
Bilthovensestraat
Tumblr media
Bij de dakopbouw is niet alleen de relatie met de architectuur van de drager essentieel, maar ook de stedenbouwkundige context. Die kan verstoord maar ook versterkt worden. Deze tweevoudige dakopbouw is symmetrisch gesitueerd vergeleken met de bestaande gevelindeling en de rechter uitbreiding ligt bovendien ‘monumentaal’ in de hartlijn van de Ankeveensestraat.
Tumblr media
Bilthovensestraat nu
Ankeveensestraat
Tumblr media
De Ankeveensestraat is een korte woonstraat met bajonetvorm in Oostbroek. Opvallend aan de bouwstroken zijn de overstekende kappen met flauwe helling, gemetselde bloembakken en de verbijzonderde hoeken met overluifelde entrees. Hieruit spreekt de invloed van de architectuur van Frank Lloyd Wright.
Tumblr media
Ankeveensestraat nu
Tienhovenselaan
Tumblr media
Op diverse plaatsen in Rustenburg- Oostbroek zijn de laatste 15 jaar dakopbouwen gerealiseerd. In de regel levert het opmetselen van de bestaande gevel in dezelfde rooilijn, de meest bevredigende esthetische resultaten.
Tumblr media
Tienhovenselaan nu
Naarderstraat
Tumblr media
Eind jaren twintig werd tussen de Hilversumsestraat en de Escamplaan een complex van drie schoolgebouwen rondom een sportterrein gerealiseerd. De U-vorm werd gesloten met de bouw van het badhuis aan de Escamplaan.
Tumblr media
Naarderstraat nu
Gooilaan
Tumblr media
De bebouwing vormt met groen en water een ensemble. Voor de inrichting van de openbare ruimte vormde de oprijlaan van boerderij Rustenburg de onderlegger. Tijdens de bouw stonden delen van de boerderij nog aan de nieuwe Hilversumsestraat. De groene as is symmetrisch gericht op een later gebouwd scholencomplex.
Tumblr media
Gooilaan nu
Tumblr media
Sint-Theresia van Lisieuxkerk
Over de Gooilaan zegt de site in architectentaal "De bebouwing vormt met groen en water een ensemble". Of het een ensemble is weet ik niet, maar het parkje aan de Gooilaan was echt een aangename verrassing. Mooi, met afwisseling van groen en water, eilandjes. Er lag overal vuil, dat dan weer wel.
Tumblr media
Ben je liefhebber van Den Haag en hebt interesse in stadsontwikkeling, dan is deze wandeling zeker de moeite waard. Je ziet ook weer eens andere delen van Den Haag, en dat is altijd de moeite waard.
0 notes
devosopmaandag · 2 years
Text
Savoir broder
Vorige week bezocht ik met vriendin A haar moeder in een verpleeghuis in Den Haag. Ik ontmoette haar slechts één keer, toen ik voor A's ouders Indisch kookte. Het gezin woonde in vele steden over de wereld, maar Djakarta was een van haar moeders favoriete verblijvenplaatsen. Toen G en ik na het eten vertrokken hield A's moeder, die langzaamaan haar spraak aan het kwijtraken was, mijn hand vast en zei met grote inspanning: 'ma maison est vôtre maison'. Dat ontroerde mij toen.
Nu, enkele jaren later, was nog meer spraak verdwenen. Haar taal was verbrokkeld, verstaanbare woorden werkten als kleine vonken. A sprak Frans met haar moeder. Op initiatief van A nam ik wat borduurwerk mee, omdat ook haar moeder vroeger borduurde. Ik koos de paar Franstalige die ik onlangs maakte. Zo was er 'un peu de système et un peu de chance' en ook 'savoir vivre – savoir faire – savoir broder'. Met al het geduld van de wereld luisterde A naar haar moeder. Langzaam las zij de laatste woorden aan haar voor, herhaalde ze meerdere keren, terwijl haar moeder met haar vingers het borduurwerk betastte en de letters volgde. 'Savoir' zei haar moeder, een woord dat vonkte. Af en toe keek ze mij aan met heldere ogen, soms onderzoekend, soms glimlachend. Pas later besefte ik dat die zes woorden zo pijnlijk blootlegden wat haar moeder overkomt. Weten hoe te leven, weten hoe iets te maken, weten hoe te borduren. Die zes Franse woorden en haar moeders tastende vinger: een mensenleven, een vrouwenleven.
Enige tijd later haalde A een Franstalig boekje tevoorschijn en begon haar moeder voor te lezen. Plotseling zag ik hoe haar moeder leek te veranderen. Ze verdween als het ware in de taal, in de stem van haar dochter. Af en toe glimlachte ze, lichtten haar ogen op. Wat ik zag was de kracht van de taal. En ik dacht aan een aantal andere teksten die ik in mijn borduurwerk gebruikte: HET ZELF – DIT LEVEN – ER ZIJN – O WAT BESTENDIG EN WAT HEBBEN WE BESTENDIGHEID NODIG – I AM WHAT IS AROUND ME – IK VOEL DE SNELHEID VAN MIJN ZIEL – LIG LINKS OP JE HART DAT PLET WAT VERWART. Het was alsof elk van die geborduurde teksten ook voor haar moeder bedoeld waren. En ik dacht aan de geborduurde dichtregel van Emily Dickinson, die zo waar is voor mij, en die ooit misschien ook voor haar gold: MIJN HONGER STILLEND AAN MIJN LEXICON.
3 notes · View notes
peterpijls1965 · 3 months
Text
Tumblr media
Foto: Mijn vriend B. Hij woonde begeleid. Op een dag verdween hij spoorloos.
Mataklap naar de beschermde woonvorm
Het eerste blog dat ik schreef voor PsychoseNet, in 2021.
Zes jaar spendeerde ik in beschermde woonvormen. Het was daar dat ik een bipolaire stoornis en een alcoholverslaving blijvend in bedwang kreeg.
Blijf niettemin weg uit zo'n dolhuis. Bij vlagen is het een concentratiekamp. Je krijgt er vrijwel dagelijks te maken met intimidatie door begeleiders. Soms vallen er doden door geweld in beschermde woonvormen. Daar moet onderzoek naar komen, maar dat gebeurt niet omdat het niemand iets interesseert.
Ik maak een uitzondering voor de dames van de huishoudelijke dienst in zo'n woonvorm. Dat waren niet zelden vrouwen met een hart van goud. Ook de stagiaires waren geweldig. Alleen hadden ze niks te vertellen.
Mijn medebewoners waren doorgaans schatjes, een enkele psycho uitgezonderd. Ze waren allemaal wat labieler en gevoeliger dan gewone mensen. Daarom hadden ze een GGZ-diagnose, net als ikzelf.
Veel bewoners waren oud en stierven één voor één in de onvrijheid van de woonvorm. Mia. Gerda. Hubert. Martin. Piet. Dat ze rusten in vrede. Ik leven, al weet ik niet meer precies hoe. Zes jaar lang kreeg ik van begeleiders te horen dat ik oppositioneel, grensoverschrijdend en minder sociaal was.
Ook werd me voortdurend ingewreven dat ik een onverbetelijke alcoholist was. Een leugen, want ik stond en sta vrijwel droog.
"Eens een drinker, altijd een drinker", zei begeleider T. altijd. Diezelfde T. vond het ook nodig seksistische opmerkingen te maken over mijn toenmalige vriendin, die wel eens bleef slapen.
Nadat ik mijn persoonlijk begeleidster onderbouwd voor SS'er had uitgemaakt, was de maat kennelijk vol. Ze begonnen me weg te pesten.
Ik sloeg terug door de ergste begeleider van allemaal, de hysterische kasthomo X., op een avond in de tuin minutenlang op orkaanvolume verbaal af te tuigen, zodat de hele buurt kon meegenieten.
Een paar weken daarna meldde hij zich ziek met een burn-out. Niet veel later werd hij vervroegd met pensioen gestuurd, zeer tot mijn genoegen.
Kasthomo X. stond met zijn wangedrag symbool voor veel andere GGZ-hulpverleners die ik ontmoette: bevoogdend, betuttelend, achterbaks en leugenachtig.
Medebewoners beklaagden zich daar bij mij over. Ze durfden het niet tegen de begeleiding zelf te zeggen. Die ging meteen dreigen met uitzetting en de managers.
Een van die weekdieren werd op m'n dak gestuurd, toen ik dreigde eerdergenoemde begeleider X. van het balkon af te gooien als hij niet zou ophouden met z'n geziek.
De manager, een zeldzame glibber, deed een half uur poeslief tegen me. Toen sprak hij de legendarische volzin: "We gaan aan dossiervorming doen."
Ik trok m'n conclusies.
De laatste anderhalf jaar in de woonvorm waren een hel. Ik deelde mijn appartementje toen met roommate L., alias Het Monster, die het nodig vond verliefd op me te worden en fanatieke pogingen deed me te belagen en aan te randen, soms met succes.
Uiteraard greep de begeleiding niet in. Wel zei mijn begeleidster: "Jouw huisgenote is best een schatje." Dat schatje is inmiddels opgeborgen in het plaatselijke psychiatrische ziekenhuis.
Ik heb het voornamelijk aan mijn zoon te danken dat ik die zes jaar in beschermde woonvormen overleefde. Hij bleef me trouw bezoeken, en liet me nooit vallen.
Ook werd ik zeven jaar geleden Platonisch verliefd op een stagiaire. Ze liet zich mijn avances doorgaans welwillend aanleunen, beminnelijk glimlachend. Als ze in de stemming was, flirtte ze me soms helemaal lens, desnoods in het bijzijn van hulpverleners.
Inmiddels woon ik drie jaar weer zelfstandig, ironisch genoeg in hetzelfde appartementencomplex waar ook de woonvorm resideert.
Juist in de maand dat ik mijn indicatie voor beschermd wonen kwijtraakte, en ik al rekening hield met een verhuizing naar een camping, bood de woningbouwvereniging me een appartement aan. Ik hapte gulzig toe. Soms moet je een beetje mazzel hebben in het leven.
In beschermde woonvormen wordt het ondertussen steeds erger. Het is tegenwoordig staand beleid dat psychiayrische patiënten zo snel mogelijk weer zelfstandig gaan wonen.
Dat is bezig uit te lopen op een drama. Veel van mijn voormalige medebewoners konden helemaal niet op zichzelf wonen. Ze waren gehospitaliseerd geraakt door hun begeleide leven in de woonvorm. Als ze weer zelfstandig zouden gaan huizen, zouden ze hun pillen niet slikken en niet koken.
Dat zeiden ze zelf tegen me. En toch worden ze weggejaagd, de buurt in, waar ze verward eindigen, of erger.
De gang van zaken in beschermde woonvormen staat symbool voor de crisis in de GGZ. Niet de cliënt staat centraal, maar de protocollen, de regeltjes en de bureaucratie. En incompetente hulpverleners natuurlijk. Die vinden zichzelf veel gewichtiger (en zieliger) dan hun cliënten.
Die moeten hun pillen slikken en verder hun kop houden. Ziedaar de mentaliteit binnen reactionaire facties binnen de GGZ.
Het wachten is nu op een parlementair onderzoek dat er zoals gezegd vast niet gaat komen. Want gekkies zijn electoraal niet sexy en gelukkig voor de psychiaters en hun onderknuppels meestal ook niet mondig genoeg om te protesteren.
0 notes