#de verte nabij
Explore tagged Tumblr posts
Text
Woningen aan de Goudse Rijweg met links de Vlietkade en in de verte de Allerheiligste Verlosserkerk, 1898-1902.
De Goudse Rijweg, de Goudseweg en de (vooroorlogse) Goudsewagenstraat vormden een onderdeel van de oude weg naar Gouda.De Goudsewagenstraat wordt al in 1366 in bronnen vermeld. Na 1358, toen er grachten om de stad gemaakt mochten worden, zal ook bij deze 'rijweg' aan de stadsvest een poort gebouwd zijn en kon men van Gouda daardoor met wagens in de stad, d.w.z. op de Hoogstraat, komen. Later was hier het beginpunt van het Goudse Wagenveer. Onder Goudse Rijweg verstond men in de 16de eeuw ook de straat die thans Goudseweg heet. Tot 1900 droeg de westzijde van de Vlietlaan eveneens deze naam.
De Vlietkade is vernoemd naar de vroegere Vliet nabij de Oudedijk. De Vlietkade lag in het verlengde van de Vlietlaan en liep voor het bombardement in mei 1940 naar de Vredenoordlaan.
De Allerheiligste Verlosserkerk is een voormalige rooms-katholieke kerk in Rotterdam, die tegenwoordig als woongebouw De Kerk in gebruik is als appartementencomplex.
De kerk werd tussen 1882 en 1884 aan de Goudse Rijweg gebouwd voor de Paters Redemptoristen, die zich in 1881 in Rotterdam hadden gevestigd. In 1885 werd het naast de kerk gelegen klooster voltooid. Het ontwerp van de kerk kwam van architect Johannes Kayser. Het is een grote neogotische kruiskerk, met een enkele toren aan de linker voorzijde. De kerk bood plaats aan 1050 gelovigen, maar diende oorspronkelijk niet als parochiekerk. Na het bombardement op Rotterdam in mei 1940 bood de kerk onderdak aan enkele parochies waarvan de kerk was verwoest. Kort na de oorlog werden de parochies in Rotterdam heringedeeld en werd de Allerheiligste Verlosserkerk wel een gewone parochiekerk.
Wegens teruglopend kerkbezoek werd de kerk in 1978 gesloten. In 1979 brak er een grote brand uit waarbij de kerk en het klooster zwaar werden beschadigd. De hoge spits op de toren ging verloren. Tussen 1982 en 1984 is het interieur van de kerk verbouwd tot een appartementencomplex. De oorspronkelijke buitenmuren, de pilaren en de voorgevel bleven hierbij bewaard. De torenspits is niet meer teruggeplaatst.
In 1985 is het gerenoveerde gebouw als woongebouw "De Kerk" heropend. Het biedt onder meer onderdak aan studenten.
De foto komt uit de collectie topografie Rotterdam en bevindt zich in het Stadsarchief Rotterdam. De informatie komt eveneens uit het Stadsarchief Rotterdam en van Wikipedia.
0 notes
Text
SANDRA KRUISBRINK WIL NIET VERGETEN, BLIJVEN HERINNEREN
In het boek "De verte nabij", over het werk van kunstenaar Sandra Kruisbrink, schrijft Diana Wind dat deze kunst past in het metamodernisme en aansluit bij de neoromantici. Wind was directeur van Stedelijk Museum Schiedam en in die hoedanigheid terzake kundig. Dat metamodernisme wordt niet gezien als een kunststroming, maar als een gevoelsstructuur van mensen die niet alleen de plek waar zij wonen maar de hele wereld als hun thuis zien, schrijft Wind in het boek. En dat klinkt mij als muziek in de oren. Want ik voel emotie opkomen bij het werk van Kruisbrink. Vooral de emotie waarvoor (nog) geen woorden geschreven zijn omdat ze eenvoudigweg niet gevonden kunnen worden. De emotie waardoor ik stil val, mij de spraak niet meer machtig is. In die stilte vraagt het werk van Kruisbrink de aandacht, eist deze op. De stilte en de rust die Sandra Kruisbrink vindt in de natuur zet ze om in fijne beelden waar ik dus stilzwijgend van kan genieten.
Het boek "De verte nabij", prachtig in het Engels vertaald als "Near distance" - want de uitgave is tweetalig - is een overzicht van de werken tot 2015, het jaar van verschijnen. Ik maakte in 2018 voor het eerst kennis met haar werk tijdens een thematische groepstentoonstelling in Museum BelvédÚre. Het volgende jaar in de openingstentoonstelling van Galerie Getekend en vorig jaar in een solopresentatie bij diezelfde galerie.
Het boek begint met werk uit 2003. Op dat moment bekijkt Kruisbrink de wereld nog in vogelvlucht, van boven af. Het schijnt dat tijdens een ballonvaart de atmosfeer heel stil is. De geluiden van beneden, van het gebied waarover je vliegt, dringen maar nauwelijks door in de luchtlaag waarin de ballon vaart. Die stilte, dat geruisloos zweven, legt Kruisbrink vast in haar tekeningen. De serie heet dan ook "OverLand", letterlijk en figuurlijk. Kruisbrink zit in de rust in die ballon daar boven, vaart over land en ziet de drukte beneden. De evenwel ijle tekeningen zitten dan ook vol rumoer en aards leven. Pas later, wanneer de ballon is geland, daalt de kunstenaar af naar de aarde. De hemelvaart wordt een aardedaling. En daar beneden kijkt ze omhoog. Verwondert zich over de verheven natuur in bergtoppen en boomkruinen. Allengs wordt het stiller in de tekeningen. Zo stil als de gevallen sneeuw in de winter. Geruisloos dwarrelt bevroren water op takken en bodem. De stilte van mist ook, maar haar werken zijn niet nevelig. Takken en bladeren tekenen zich duidelijk af tegen de achtergrond die er nauwelijks is. De bomen zijn alleen onderwerp van de tekening, er is nergens ruis van de omgeving.
Het boek "De verte nabij" laat zich bekijken als een tentoonstelling. Kalm doorbladerend loop ik in gedachten langs de werken. Inleidend galeriehouder Hein Elferink introduceert dit boek over de kunstenaar dan ook als opent hij een expositie van deze kunstenaar. "Kijkt u rustig rond en neemt u de tijd voor het werk dat met zoveel liefde en inzet wordt gemaakt en door zovelen van u ook met liefde en aandacht wordt bekeken en verzameld." Ik voeg dat woord bij mijn daad, want de publicatie was - zo lees ik - de catalogus bij een solotentoonstelling in Luik BelgiĂ«. Ik waan me in dat museum voor moderne kunsten. Om elke hoek en in iedere zaal, elke omgeslagen bladzijde, wordt ik verrast door het werk zoals Kruisbrink mij vorig jaar deed verrassen in Heerenveen. Gaandeweg de uitgave wordt het werk meer sereen, zoekt de kunstenaar de stilte van de herinnering. Die herinnering tekent ze uit wanneer de afgebeelde boom er wel staat maar daar niet is. De contouren zijn uitgespaard in de achtergrond. Het herinnert aan een boom. Het karakter daarvan staat nog recht overeind. We denken het te zien en te herkennen, maar het is een luchtspiegeling. Kruisbrink heeft deze plek gezien en denkt eraan terug. Ze heeft de realiteit gefilterd in talloze lijnen en lijntjes, het is een wirwar aan gegevens die tot Ă©Ă©n sterk beeld worden. Collega-kunstenaar en essayist Nicole Montagne gaat in op hoe dat werkt met de herinnering en het vergeten in haar bijdrage âEen voorsprong op de herinneringâ. Ze vraagt zich af âHoe zouden we van tevoren een selectie kunnen maken van wat we straks onthouden?â Herinneren en vergeten kunnen niet van elkaar gescheiden worden. Beiden zijn nodig om door het leven te gaan.
Op het moment dat ze de wereld van bovenaf ziet beschouwt zij de grote lijnen. Op ooghoogte en in de nabije verte pakt ze details in takken en twijgen, de bast en de stam. Kruisbrink zoekt de grenzen van wat nog kan worden weggelaten, welke elementen strikt nodig zijn voor de essentie van de landschappelijke verbeelding. En welke details precies nodig zijn om zich de geziene omgeving te herinneren. Dat het nog spreekt op de basis van de voorstelling, het nagenoeg niets. Het beeld in gedachten zich voorstellend. Tekent Sandra de boom niet dan schuilt deze in de eindelose arcering op de achtergrond. Een geconcentreerde vorm van geheugenarbeid noemt Montagne dat, ik vind het monnikenwerk en welhaast maniakaal. Maar dat is het niet, in die fijnheid haalt ze herinneringen terug, deze schuiven in een enkele tekening wel over elkaar heen. Er ontstaat diepte in de beleving, een herbeleving. Want ze wil niet vergeten, vooral niet vergeten en blijven herinneren.
Boek âDe verte nabijâ, tekeningen van Sandra Kruisbrink. Uitgever Timmer Art Books, 2015.
0 notes
Text
Villetta Barrea - Cascata delle Callarella (Riserva Naturale Regionale Monte Genzana e Alto Gizio) - Pacentro
Donderdag 26 en vrijdag 27 mei
Het is relaxed wakker worden op een camping, wetende dat ik niet alles hoef in te pakken vandaag đ.
Ik ben van plan op tijd te vertrekken voor mijn wandeling van bijna 19 kilometer, maar ik klets uitgebreid met beiden buurtjes waardoor het snel een uur later wordt. Maar ach wat geeft het đ€·ââïž, ik heb vandaag alle tijd! Het enige wat ik vandaag in de gaten moet houden is het weer. Het is behoorlijk warm en er is de komende dagen onweer voorspelt. Wanneer ik naar de lucht kijk en het zou er zo uitzien in Nederland, dan weet je zeker dat er zo een pittige bui kan komen. Inmiddels heb ik ook geleerd dat in Zuid-Europa dit niets zegt. Ook al is het benauwd of is de lucht donkerblauw het kan zo overwaaien đ.
De route die ik wil wandelen loopt horizontaal over de bergwand waardoor er enkel bij het begin en op het eind wat klimwerk te wachten staat. Merendeel van de route loopt dus redelijk vlak.
Ik loop door een bos, lekker in de schaduw, met af en toe een opening waarbij ik schitterende uitzichten heb over Lago Barrea en het plaatsje Barrea.
Na ruim twee uurtjes, inclusief een lunchstop op een rots met uitzicht, kom ik aan in Barrea.
Het is een heel oud stadje, met zeer smalle straatjes voorzien van trappen en...trappen đ. Ik dwaal door de oude straatjes, het is een doolhof, maar ook een openluchtmuseum. In een barretje drink ik nog een latte voor ik aan de terugweg onderlangs het meer begin.
De route terug valt wat tegen. Ik loop parallel aan het meer maar zie het meer haast niet door de vele bomen. Daarnaast loop ik ondanks het vele groen juist nu vol in de zon. Met temperaturen van om en nabij 30 graden is het voor mij soms best afzien.
Tegen half vijf kom ik weer aan bij de camping. Ik neem een heerlijke warme douche en de rest van de middag en avond breng ik in mijn luie stoel onder mijn nieuwe luifel voor mijn campertje door. 'S avonds haal ik op aanraden van de buren een pizza in het dorpje. Het is heel de dag droog gebleven, wat is het heerlijk genieten in Italië!
De volgende ochtend vertrek ik weer. Ik ruim alles op mijn gemakje op, ik heb geen haast. De mensen uit het noorden van Nederland vertrekken ook, maar de mensen uit het Brabantse Geldrop blijven nog twee nachten staan. We zeggen elkaar gedag en gaan weer ieder ons eigen weg.
Ik rijd vanaf nu alleen nog richting het noorden. Als ik er goed over nadenk đ€, ben ik eigenlijk al bezig met de terugweg naar huis, want zuidelijker ga ik niet meer komen...đ...best raar eigenlijk. Gelukkig duurt de terugweg nog wel drie maanden đ€Łđ!
Ik rijd na een stop bij een grote supermarkt richting een heel klein plaatsje waarvandaan ik een korte wandeling naar een waterval kan maken. Het pad is maar een kilometer lang, maar volgens de reviews doe je er een uur over...toch niet alleen maar stijgen zeker đł?
Nou, het valt enorm mee. Ja er moest zeker geklommen worden, maar ik liep er in slechts dertig minuten al naartoe...
Wanneer ik bijna bij de waterval arriveer hoor ik het in de verte rommelen. De lucht wordt ook langzaamaan wat donkerder...Ik loop toch nog even door ondanks dat ik tusse de bomen loop, niet al te veilig natuurlijk wanneer het onweert. De waterval is niet groots, maar wel tof! Hij valt anders naar beneden dan menig andere waterval en bevindt zich min of meer in een grot.
Het begint harder te rommelen. Er is bij de waterval ook een jong stel die ik waarschuw voor het komende onweer. Door het gekletter van het water werd het gerommel overstemd.
Ik blijf maar heel kort en loop gauw weer terug richting de parkeerplaats in een recordtijd van 20 minuten đ. Bij de parkeerplaats hoor ik de eerste harde klap en een paar minuten nadat ik wegrijd blijken er al overal plassen op de weg te liggen. Niet veel later rijd ik ook in een lichte regenbui.
Wanneer ik kort daarna arriveer op een camperplaats in het plaatsje Pacentro, barst de bui pas echt los. Onweer, veel regen, maar ook hagelstenen kletteren op het dak van mijn campertje. Ondanks dat ik de raampjes iets open zet, is het benauwd binnen in mijn campertje die kort daarvoor nog een paar uur in de volle zon en ruim dertig graden heeft gestaan đ„”.
Gelukkig na een half uur wordt het minder en een klein uurtje later is de bui helemaal voorbij. Wat een verademing, het is buiten nu heerlijk afgekoeld!
Eind van de middag loop ik nog het oude centrum in van Pacentro, waar te zien aan de borden, vandaag of deze week de renners van de Giro d'Italia nog doorheen gefietst hebben.
Het centrum is indrukwekkend! Dit stadje is gezien de drukte (nagenoeg niemand) echt een verborgen pareltje. Op diverse gebouwen nog mooie fresco's die de geschiedenis van het stadje weergeven.
Morgen hoop ik dat het weer beter is want ik had een route gezien hoog in de bergen met panoramisch uitzicht.
De verwachting is echter bewolking en vanaf ongeveer 13.00uur onweer en regen. Ik vertrek morgen gewoon op tijd en kijk wel wat wel of niet lukt. Ik loop natuurlijk niet graag in een onweersbui op een bergtop, maar misschien kan ik toch nog een uurtje of twee een panoramisch uitzicht meepikken đ.
2 notes
·
View notes
Photo
View of the Merwede at Dordrecht by Jeronymus van Diest (II), 1660, Museum of the Netherlands
Gezicht op de Merwede voor Dordrecht. In de verte de toren van de Grote Kerk en verschillende molens op de stadswallen. Nabij de oever op de voorgrond halen vissers hun netten binnen, op het water varen allerlei kleine roeiboten en zeilschepen.
https://www.rijksmuseum.nl/nl/collectie/SK-A-121
14 notes
·
View notes
Text
Het Sneeuwbaleffect van Keyser
âEenen Jongen van agtien jaaren, woonĂ€gtig te Ubagh en ât land van âsHertogenraede, geboortig, nae myne meeninge te Aaken, genaamd Joseph Keyzer door aanraaden van eenen zekeren Pieter M. Zadelmaaker tot Ubagh, die hem ook vergeselschap had, stal een schoon jong peird in ât zelve land, en brogt het omtrent Guylik, om het te verkopen. Men volgde het peird met den dief, en wierd by Guylik ondekt. âEr waaren getuygen, die deezen Joseph in gezelschap van den Zadelmaaker met het peird gezien hadden, en diensvolgens wierd daaröver van den Rechter van Ubagh de noodige informatie genomen, en eyndelyk den goeden Joseph in hegtenisse gesteld.â
Vert. âEen jongen van achttien jaar oud, genaamd Joseph Keyser, woonachtig in Ăbach in het land van âs Hertogenraede en volgens mij geboren in Aken, stal, door aanraden van een zekere Peter Muller, de zadelmaker van Ăbach die hem ook vergezelde, een mooi, jong paard in hetzelfde land en bracht het naar Gulik om het daar te verkopen. Men volgde het paard met de dief en hij werd in Gulik ontdekt. Er waren getuigen die deze Joseph in het gezelschap van de zadelmaker met het paard gezien hadden en hierna werd hierover door de Rechter van Ăbach de nodige informatie vernomen. Uiteindelijk werd de goede Joseph in hechtenis genomen.â
De gebeurtenis, die Sleinada op de manier hierboven in zijn boek beschrijft , lijkt op het eerste oog van weinig belang. Vooral als men weet dat Joseph Keyser, op het moment dat hier wordt geschetst, inderdaad pas achttien jaar oud â sommigen menen zelfs jonger â is. Waarom wordt deze gebeurtenis, een zeventien- Ă achttienjarige jongen die een paard steelt en gearresteerd wordt, dan toch als Ă©Ă©n van de belangrijkste gebeurtenissen in de Bokkenrijders-geschiedenis gerekend?
De diefstal bij Henricus Schutz
Allereerst zullen wij een iets helderder beeld schetsen van de diefstal die in dit fragment wordt beschreven, zoals het volgens de overlevering is gegaan.
Het zal tegen het einde van 1770 geweest zijn toen boer Henricus Schutz van Waubach zich in een herberg in Ăbach bevond. Sommigen menen zelfs dat dit in Den Vivat, de herberg van Willem Ploum, een van de belangrijkere âledenâ van de bende, zou zijn gebeurd. Sommigen zeggen dat boer Schutz dronken was, anderen zeggen overmoedig, maar over het volgende âfeitâ is vrijwel iedereen het eens: boer Schutz heeft toen geroepen dat hij een nieuw paard had gekocht waar hij zeer trots op was, maar het was zĂł wild dat zelfs de Bokkenrijders hem niet zouden kunnen stelen. Als het ze zou lukken, dan zouden ze het mogen houden.
Op 31 januari 1771 wordt Peter Muller ondervraagd over onder andere dit voorval. Aangezien het een lang stuk is, zal ik slechts een samenvatting geven. Dit stuk is immers wel noodzakelijk voor de beeldvorming.
Een maand voor de overval bij Henricus Schutz hadden Dirck Jaspers, Jacobus Otten, Cornellis Dautzenberg en âden Schuijrmanâ het paard al gezien en Muller bij de Schuijrman thuis verteld dat er veel geld aan te verdienen zou zijn. Bij de overval zouden de Schuijrman, Leonard Steijns, Dirck Jaspers en Joseph Keyser aanwezig zijn geweest. Steijns en Keyser, zo verklaarde Muller, hadden het paard uit de stal gehaald en hijzelf bleef met Jaspers buiten op wacht staan. Steijns zou vervolgens het paard naar âBrouckhuijsenâ hebben gereden, waarna Jaspers het naar de âHilbertâ nabij Ăbach had gereden en het daar tot de dageraad had vastgezet. Keyser zou het daarna naar Ăbach hebben gereden. Bij deze tocht was ook nog ene Jacobus Otten aanwezig, die niet veel later, met Jaspers, tegen Keyser zei dat hij (d.w.z. Joseph Keyser) het paard moest gaan verkopen en het geld naar het huis van Jaspers moest brengen, zodat ze het daar konden verdelen.
Een interessant feit is dat Muller over de afloop van dit gebeuren de plank volledig misslaat, tenzij hij hier een gesprek in de cel bedoelt, dat is onduidelijk: hij verklaart dat Keyser nadat hij had geprobeerd het paard te verkopen, toch nog bij Dirck Jaspers langskwam om te melden dat hij het paard bijna verkocht had. Hij verklaart:
âEn dat Joseph Keijser hun doens vertelt heeft dat hij het perdt bijna vercocht hadde, en den coopman het perdt hadde willen probeeren om hout te vaeren. Den selven coopman nochtans aen hem Joseph Keijser geseijt hadde dat hij het perdt soo goedde coop wilde vercoopen, dat sulx moeste gestoolen hebben, dat hem eenen schijn of teugenis soude bringen.â
Vert. âEn dat Joseph Keyser hen toen verteld heeft dat hij het paard bijna verkocht had en de koopman het paard had willen uitproberen. Dezelfde koopman had echter aan Joseph Keyser gezegd dat als hij een paard zĂł goedkoop verkocht, het wel gestolen moest zijn en hem vroeg voor een eigendomsbewijs.â
In werkelijkheid is Joseph Keyser nooit teruggekomen: hij werd op de markt gearresteerd en verbleef enige weken in een Gulikse gevangenis. Op 31 oktober werd hij overgeplaatst naar de burcht van Rode, zoals in het kloosterdagboek van Rolduc op 1 november 1770 staat:
âJunckgeburth Praetor in Aldenhoven et Consiliarus Aulicus Electoris Palatini, qui pridie insignem furem Ubacensem in ditione Juliacensi deprehensum et per aliquot septimanas in carcere Juliaci detentum extradiderat Praetori in Ubach, ista occasione in abbatia hospitium sumperat.â
Vert. âJunckgeburth, schout van Aldenhoven en hofraad van de keurvorst van de Pfalz die gisteren een beruchte dief uit Ăbach, die men op Guliks grondgebied gearresteerd had en in Gulik enige weken gevangen gezet had, aan de schout van Ăbach uitgeleverd had, genoot bij deze gelegenheid gastvrijheid in de abdij.â
Het begin van een massa-proces
Op 9 januari 1771 kreeg Joseph Keyser te horen dat hij tot âscherp examenâ was âveroordeeld.â Dit hield in dat hij met marteling ondervraagd zou worden. Het eerste bewaard gebleven document met betrekking tot Keysers proces dateert uit 10 januari 1771, maar daarin wordt al gerefereerd naar een andere ondervraging.
We kunnen er dus van uitgaan dat het massa-proces al begon op 9 januari â niet de 10e â 1771, met de eerste ondervraging van Joseph Keyser. Echter, aangezien dat document niet bewaard is gebleven, zullen wij de ondervraging van de 10e gebruiken om aan te tonen hoe dit massa-proces precies in stand is gekomen.
Tijdens het scherp examen van 10 januari noemt Keyser de volgende complicen:
Peter Muller â Zadelmaker in Ăbach, Gearresteerd januari 1771, executie 27 mei 1772 (hij heeft Ă©Ă©n keer geprobeerd te ontsnappen, maar dit is hem niet gelukt)
Joannes Jaspers â Schoonvader Muller, zadelmaker in Ăbach, Gearresteerd 1771, gestorven in cel 1771
Dirck Jaspers â Zoon Joannes Jaspers, zadelmaker in Ăbach, Gearresteerd 1771, gevlucht 1771 (bij verstek opgehangen 26 augustus 1774)
Jacobus Otten â Schoenmaker in Ăbach, Gearresteerd maart 1771, geĂ«xecuteerd 15 oktober 1771
Cornellis Dautezenbergh â Schoenmaker in Ăbach, Gearresteerd maart 1771, geexecuteerd 15 oktober 1771
Leonard Ploum (Lennert met den laem (verlamde) handt) â Boerenknecht in Ăbach, Gearresteerd januari 1771, geĂ«xecuteerd juli 1772
Baltus Kerckhoff (Balthasar Kirchhoffs) â Schoenmaker in Merkstein, Gearresteerd januari 1771, overleden in cel 7 maart 1771
Willem woonende in den Vivat (Vivats Willem, Willem Ploum) â Herbergier in Merkstein, Gearresteerd lente 1771, geĂ«xecuteerd 15 oktober 1771
âDen Sliepâ (waarschijnlijk Albert Schleipen) â Linnenwever in Herbach, Gearresteerd 1771, geĂ«xecuteerd 7 oktober 1771
Zoals te zien is, werd elke complice die Keyser tijdens zijn scherp examen benoemde ook daadwerkelijk opgepakt. Deze âcomplicenâ werden dan ook weer tot scherp examen veroordeeld en noemden hier zelf nog meer namen. Hierdoor bleef de olievlek steeds groeien en ontstond er een enorme golf van arrestaties en executies.
Ondervraging
Om te begrijpen waarom men zĂł veel namen noemde, moeten er een aantal dingen in acht worden genomen.
Allereerst was men bang om te sterven. Sommigen dachten dat, als zij veel namen zouden noemen, ze Ăłfwel het gerecht zouden kunnen overtuigen dat ze complete onzin aan het vertellen waren â overigens ook een tactiek gebruikt door Joseph Kirchhoffs â Ăłfwel tot âkroongetuigeâ benoemd zouden worden en daarmee hun eigen leven zouden kunnen redden. Dit laatste is deels gebeurd bij zowel Joseph Keyser als Peter Muller, net als een paar anderen. Alleen zouden zij later toch opgehangen worden. Als âdankâ voor hun bekentenissen bleven ze gewoon iets langer in leven. Zowel Peter Muller (jan. 1771 - 27 mei 1772) als Joseph Keyser (sep. 1770 â 15 okt. 1771) bleven langer dan een jaar vastzitten.
Daarbij was ook de manier van ondervraging kortweg inhumaan. Marteling werd volop toegepast, al waren hier wel een aantal regels voor. Juliaan Melchior vat ze in tien punten samen:
Marteling mocht slechts worden toegepast voor zware misdrijven.
Voordat de verdachte gemarteld werd, moest er wel al wat bewijs zijn voor zijn schuld.
Er mocht pas gemarteld worden als het gerechtshof zo bevolen had.
De beschuldigde had het recht zich tegen de verdenkingen te verdedigen en tegen het vonnis tot marteling in beroep te gaan.
Bij de marteling moesten de aard van de misdaad, het hoeveelheid bewijs en de lichamelijke toestand van de verdachte in gedachten gehouden worden.
Over het algemeen mocht men de beschuldigde onder tortuur alleen maar ondervragen over zijn eigen misdaden. Soms mocht hij ook ondervraagd worden over anderen.
Als de verdachte niet bekende tijdens de marteling, moest hij vrijgelaten worden.
Hetgeen dat op de pijnbank werd bekend moest zonder marteling later herhaald worden. Als hij zijn bekentenissen dan herriep, mocht hij een tweede keer gemarteld worden. Indien nodig mocht het ook een derde keer, maar nooit een vierde.
Mensen onder de veertien jaar oud, zwangere vrouwen, ouderen, zwakken of âongeneesbarenâ mochten niet gemarteld worden.
Als de verdachte had bekend of wanneer er voldoende bewijs was tegen hem, dan mocht de marteling niet gebruikt worden.
Al met al was een scherp examen verschrikkelijk. Niet alleen waren de martelinstrumenten pijnlijk, maar ook de ondervraging zelf was intimiderend en ronduit beschamend. De gedetineerde zat halfnaakt op een stoel â door de beul of zijn knechten ontkleed â voor een aantal schepenen en zelfs, soms, andere toeschouwers. Er zijn ook een aantal bronnen die melden geblinddoekt te zijn geweest, wat alleen maar toevoegde aan de angst die de gevangene voelde tijdens zijn proces.
Maar het waren voornamelijk de martelingen zelf die de gevangenen tot bekentenis bracht, hoewel een enkeling (vaak een kroongetuige) ook wel eens een vrijwillige verklaring aflegde. De martelwerktuigen werden vaak in verschillende etappes aangebracht.
Men begon met de territie, waarbij de beul zijn werktuigen aan de gevangene toonde in de hoop dat het de gevangene zĂł bang zou maken dat hij zelfs zonder marteling zou bekennen. Deze bekentenissen kwamen echter niet zo vaak voor.
Dan werden de duimschroeven erbij gehaald. Dit was het eerste en bekendste martelwerktuig in een verschrikkelijke reeks. De duimen (en soms andere vingers) werden als het ware geplet door de duimschroeven, maar deze werden vaak ook doorstaan, al staat in Joseph Keysers proces van 10 januari 1771:
ââŠden gedetineerden vervolghens op eene stoel gebonden, en hem de schruijven op de duijmen geseth, - heden naer de noen ten drij uhren en een half - en den gedetineerden de schruijven op de duijmen gehadt hebbende ontrent twintigh minuten, heeft den gedetineerde verclaert dat waer was sijne bekentenisse op gesteren bij territie gedaen.â
Vert. â...de gedetineerde is vervolgens op een stoel gebonden en hem zijn de schroeven op de duimen gezet â om half vier in de middag â en nadat de gedetineerde de schroeven twintig minuten op de duimen gehad had, heeft hij verklaard dat alles dat hij gisteren bij de territie heeft bekend, waar was.â
De duimschroeven waren dus niet ânutteloosâ â ze brachten wel degelijk pijn teweeg, maar de sterksten konden deze stap wel doorstaan zonder al te hevige pijn.
Dan ging men over op de Spaanse Laarzen (ook wel eens scheenschroeven genoemd), waarbij de beul twee planken op het scheenbeen van de verdachte vastbond en er dan een derde plank tussen sloeg. Een variatie hierop is een metalen variant met spijkers erin, die dan strak werd aangedraaid. De schenen zijn kwetsbaar â als men de duimschroeven had doorstaan zonder een woord te zeggen, dan sprak men doorgaans wel als de Spaanse Laarzen en anders wel wanneer zowel de Laarzen op beide benen als de duimschroeven op beide handen werden aangezet.
Sprak men ook dan niet, dan gebruikte men de wipgalg. Deze werd doorgaans, in tegenstelling tot de voorgenoemden, waarbij men alles bij elkaar schreeuwde van de pijn, stilletjes doorstaan. Aan de wipgalg werd de verdachte aan zijn of haar polsen met behulp van een touw naar het plafond gehesen in verschillende fasen. In de eerste fase raakte de verdachte met de tenen nog de grond, in de laatste fase hingen er gewichten aan de tenen. Verschillende mensen zijn tijdens deze stap in de tortuur overleden, doordat het gehele lichaam wordt uitgerekt, ook de ingewanden. Een van de bekendste doodgemartelden is Balthasar Kirchhoffs, waarop wij in de volgende blog zullen terugkomen...
0 notes
Text
EinzelgÀngers: De geur van de maan: Hoofdstuk 7
âO wauw, dit moet het lelijkste station zijn dat ik ooit heb gezien,â zegt Luna verwonderd wanneer we voor het station staan. âEn ik heb er al heel wat gezien.â
âHet is dan ook een van de oudste van Europa,â antwoord ik lichtjes beledigd, niet goed wetend waarom ik het nodig vond om het voor een station op te nemen dat dringend gerenoveerd moet worden en ongetwijfeld een van de lelijkste moet zijn dat iemand ooit heeft gezien.
âDat is eraan te zien, ja. Jezus, ben je zeker dat hier wel treinen stoppen?â Luna kijkt om zich heen. âEn waar zijn de ticketautomaten?â
âDie zijn er niet, daarvoor moet je naar het loket.â
Luna kijkt me met grote ogen en open mond aan. âDat mĂ©Ă©n je niet! Lieve help, dit station kan zo in een of ander boek over de middeleeuwen.â
âIn de middeleeuwen reden er nog geen trââ begin ik, maar Luna beent al naar het loket. Ik staar haar na, en terwijl ik haar meisjesachtige gestalte met snelle passen naar binnen zie gaan, begin ik te denken. Ik wist dat ze jong was, maar zeventien? Of misschien wist ik het wel, wist ik onbewust dat ze zo jong was, maar wilde het niet zien omdat⊠ja, waarom eigenlijk? Het is niet alsof het iets had uitgemaakt, alsof het anders wat had kunnen worden tussen ons. Ik kan me nauwelijks herinneren wanneer er nog eens een meisje geĂŻnteresseerd in me is geweest dus waarom zou zij dat dan wel zijn? Het moet inmiddels vijf, nee, zes jaar geleden geweest zijn dat ik â hoe moet je het noemen â ergens âromantisch betrokkenâ in ben geweest. Die romance was echter van korte duur, het was een oudere, getrouwde vrouw die enkel opzoek was naar een manier om zich opnieuw gewild te voelen, zoals ze nadien zelf verklaarde. Haar man zou de ene verhouding na de andere hebben gehad en ze hadden al maanden niet met elkaar geslapen toen we elkaar leerden kennen â
âWat een zuurpruim, zeg!â schreeuwt Luna. Ze is nog een heel eind van me vandaan en de loketbediende moet haar ongetwijfeld hebben gehoord.
âNog nooit zoân levensmoeĂ« vrouw gezien, tjongejonge dan kan je beter een andere baan zoeken,â zegt ze wanneer ze dichterbij is. âMijn trein is er pas over twintig minuten,â gaat ze verder. âMaar je hoeft niet mee te wachten of zo hoor, ik snap het wel als je me beu bent.â Ze laat het ironisch klinken, als een grapje, maar aan de manier waarop ze kijkt terwijl ze op een reactie wacht, merk ik dat ze onzeker is, dat ze hoopt dat ik haar niet beu ben.
âWeet je nog wat een EinzelgĂ€nger is?â vraag ik.
Luna lijkt verrast door deze vraag, maar al snel begrijpt ze wat ik wil zeggen en ze knikt. âIemand zonder vrienden en zinvolle bezigheden,â zegt ze opgewekt.
âHelemaal juist,â zeg ik. âNaar welk perron moeten we?â
Even later zitten Luna en ik op een houten bankje aan het spoor. De zon schijnt vol in onze gezichten en Luna draagt een zonnebril met hartvormige glazen. In de verte komen donkere wolken opzetten. Ik merk dat ik moe begin te worden, maar van vermoeidheid ontbreekt bij Luna elk spoor.
âMisschien ben ik ook een EinzelgĂ€nger,â zegt ze. âEen nachtelijke zoektocht naar een aansteker lijkt me nu niet bepaald erg zinvol en na⊠wat er gebeurd is, denk ik niet dat Brenda en Vicky nog iets met me te maken willen hebben.â
Dat was ik al bijna vergeten. De ruzie met haar vriendinnen. De man van de club waar ze mee zoende. Was ik net als die man gewoon iemand willekeurig die haar pad kruiste? Een toevallige passant waar ze gebruik van maakte omdat ze hulp nodig had?
âDelen?â vraagt Luna terwijl ze een grote chocoladewafel omhoog houdt. âEr stond een snackautomaat nabij het loket â wat me erg verbaasde â en ik dacht dat je misschien honger hebt aangezien we nog niet hebben ontbeten.â
âGraag, dank je.â
Ze reikt me de helft van haar wafel aan en pas wanneer ik een hap neem, merk ik dat ik inderdaad honger had. Ik kan me niet herinneren wanneer ik voor het laatst een chocoladewafel at, laat staan als ontbijt.
Terwijl we in stilte eten, neem ik het moment in me op. Ik voel de zachte, nazomerse ochtendzon op mijn huid en hoe Lunaâs schouder zachtjes tegen de mijne beweegt als ze de wafel naar haar mond brengt. Ik hoor het geritsel van het verpakkingspapier en hoe ze smakt en de chocolade van haar vingers likt. Wie had voor vannacht ooit kunnen denken dat ik hier, op deze septemberochtend, aan het spoor zou zitten met het prachtigste meisje dat ik ooit heb ontmoet, en misschien zelfs ooit zal ontmoeten. Â
Op het spoor achter ons raast een trein voorbij. Ik probeer te bedenken hoe ik Luna op een zo nonchalant mogelijke manier kan vragen of ze na vandaag nog contact wil houden. Een manier zonder druk, zonder gewichtigheid, heel terloops, alsof de vraag me nu pas te binnen schiet. Maar wat als ze me afwijst? Misschien had ze wel een leuke tijd, maar heeft ze helemaal niet de behoefte om me hierna nog te zien. Misschien vindt ze zelfs dat ik alles verpest als ik die vraag zou stellen, omdat ik er daardoor meer van maak dan het in werkelijkheid is. Dan zou ik niet alleen het afscheid verpesten, maar ook mijn hele herinnering aan onze nacht samen. Maar wat als ze er net op wacht? Wat als ze zich op dĂt moment aan het afvragen is waarom je het nog steeds niet gevraagd hebt? Ik voel mijn hart bonzen en vraag me af of Luna het kan horen. Dan schud ik mijn hoofd en besef ik dat sommige risicoâs het nemen waard zijn en dat dit Ă©Ă©n van die risicoâs is. Ik ga het erop wagen, ik ga het doen. Ik adem diep in.
0 notes
Text
Gek op de snelweg
            Ik ben acht jaar oud en zit met mân broertje achter in de auto bij mân ouders. Zoals altijd rijdt Mam. Soms kijkt Mam in de achteruitkijkspiegel naar ons, maar hoe later de avond, hoe moeier Mam, des te sneller ze thuis wil zijn en hoe minder blikken ik voel. Misschien probeert ze dan de weg voor haar uit te kijken, alsof je de horizon, om de zoveel meter, met je ogen naar je toetrekt. Pap zit vóór mij en via de zijspiegel kunnen we elkaar aankijken, maar oogcontact is spaarzaam. Nu ik ouder ben, weet ik, objects in the mirror may be closer than they appear; Pap en ik zijn nabij zonder veel contact. Daar in de auto dacht ik hier nog lang niet over na.
             Ik ben gek op de snelweg. Het is niet per se warm in de auto, maar ik voel warmte. Wellicht door het gele licht van de lantaarns langs de wegen. Het asfalt, de lucht, de gebouwen zijn aubergine-kleurig rondom de vele lichtstipjes. De gele gloed maakt het duister dieppaars. De lichtgevende weerspiegelingen die voorbij glijden in andere autoâs en de lichtjes uit de ramen van de flats maken me zo gelukkig. Het is een bewegend schilderij en mijn raam vormt de lijst.
       In de verte knippert een lichtje van een wolkenkrabber. Het doet me denken aan James and the Giant Peach, hoe ze met de reuzenperzik landen op het Empire State Building, of werd-ie gespietst? Hoe dan ook, dat knipperlicht op die toren intrigeert me. We varen voort met de stad naast ons en mijn blik blijft bij het lichtje alsof er een onzichtbare draad, tussen mij en het puntje van de knipperende toren vloeit. Ik zoom uit op onze auto en ik stel me de stad van boven voor. Zo zie ik de draad tussen mij en de toren. In vogelvlucht ben ik de voet van een passer op de kaart, die een cirkel trekt met de toren als middelpunt. De rondweg zijn wij. Hoeveel andere mensen zouden er nu, met hun blik als een draadje, verbonden zijn tot de toren, net zo geïntrigeerd door het lichtje als ik? Ik denk aan iemand in de stad die uit het raam tuurt, of een persoon op de fiets. Ik ben nu 25 en ik lees dat dit gebouw de Rembrandttoren heet. Toen dacht ik gewoon: we zijn weer thuis.
0 notes
Photo
DAG 3 : Deel 3
Na een zeer lange rit die toch een 9 tal uurtjes geduurd had omdat ik onderweg nog verschillende rustpauzes had ingelast (die uiterst nodig waren) arriveerde ik op mijn volgende kampeerplek.
Martinâs Landing heette ze blijkbaar en is op een uurtje rijden van de locatie waar ik de volgende morgen verwacht wordt.
Een mooie rustige plek nabij een zeer pittoresk dorpje. Het enige geluid was 1 maal âs avonds een vrachttrein die in de verte passeerde. De host van de camping was een zeer vriendelijke man met een zeer lieve kompaan. Een kleine schnauzer die veel interesse had in mijn broodje dat ik eerder onderweg gekocht had.
Na alles te hebben opgesteld was het tijd om te gaan slapen aangezien ik er om 5u âs morgends uit moest om op tijd in Boise te zijn.
2 notes
·
View notes
Text
seks hoe
Na het ellenlange afstemmen met agendaâs vonden we eindelijk een geschikte datum aan onze date. Of ja, een date, eigenlijk gaan het gewoon om dezelfde gezellige lunch.
Een beetje bijpraten over de dingen des levens, dat ben net iets makkelijker âliveâ dan via honderden e-mails.
Locatie is traditioneel de Ariane Hotel in Ieper. Als gentleman maak ik de verplaatsing, maar daar zijn wel wat voorwaarden aan verbonden. Jij stelt voor om te trakteren, maar dat hoeft niet eens. Zolang je toch je opdracht uitvoert, langduriger vraag ik niet. En die opdracht, die ligt vast sinds jouw e-mail van 9 februari. Daarin gaf je te kennen dat je over een Pabo-string beschikt. Het enige wat je moet doen, is deze aanhebben bij onze date. Niet datgene ik dat zal controleren, ik geloof jou op je woord. En hĂ©, de vorige keer zat je wel zonder slipje voor mij, dus werkelijk is het een vestimentaire verbetering. Na een minuut van twijfel heb jouw ingestemd, dus om stipt 12u. 30 zoen ik een knappe dame, gehuld in een mooi jurkje, nylons en laarzen. Plus een bh, vermoed ik. En een Pabo-string, weet ik wel zeker. Eigenhandig ben ik casual aangekleed: niet overdressed, maar heus zoals het hoort voordat iemand met mijn job. Jij gaf mij plagend de opdracht om onder het aperitief en de lunch naar het toilet te gaan om even met mezelf te spelen. Wat een opoffering aan mijâŠ
We krijgen dezelfde plaatsje toegewezen, dit weleens binnen, want echt zomeren doet het natuurlijk nog niet. Net zoals de vorige keer ben jouw wat onwennig door de opdracht, maar dat verdwijnt al snel na enkele teugjes van je aperitief, ook wel witte wijn genoemd. We praten over de dingen waar we gewoonlijk over praten, toch er hangt iets speciaals in uw lucht. Je zegt het niet met zoveel woorden, maar stiekem vind je het wel opwindend dat je in dezelfde vol restaurant zit bij aperitieven in een string.
Bovendien zitten we hoeveel afgezonderd, wat ons bij de gelegenheid stelt door vrijuit te praten. Je geeft toe dat het een eeuwigheid geleden zijn dat je deze string nog droeg, dus ik ben blij dat je die speciaal voor mij hebt aangetrokken. Wij zou wij niet zijn, indien we het niet betreffende seks zouden hebben. Onbewust stuur ik het soms in die richting, toch dat zal je mij wel niet kwalijk aanvaarden.
Je seksleven is, bijvoorbeeld je zelf toegeeft, het seksleven dat je dikwijls bij getrouwde koppels bij kinderen aantreft. Het bestaat nog, deels omdat u moet, maar in de verste verte is u niet meer te vergelijken met de beginfase. Toen was alles nog prettig ongeremd, maar nu zijn er zodanig veel factoren die het feestje beheersen verpesten. Een drukke agenda, een ziek kind en, niet te vergeten, een stressvol hoofd, zodat u niet altijd evident is om âzomaarâ in the mood te zijn. Jouw hebt prikkels nodig, plus geen klein beetje. Bovendien⊠ach, moet je dat echt wel zeggen? Klagen over de bedprestaties van je man is soms Ă©Ă©n van de allernieuwste taboes, maar jij leven nu eenmaal een toegankelijk boek voor mij.
Jouw man is heus geen slechte minnaar. Hij heeft een goed lichaam, âdown underâ mag je er gerust niet klagen, maar hij heeft nu eenmaal de passie van een kamerplant. Hij is op zoveel vlakken een fantastische man/echtgenoot, maar zijn aanpak in bed laat toch hoeveel te wensen over. Het contrast tussen jouw passie en zijn rationaliteit, âwe gaan toch niet erbij gek doen hĂ©â kan nauwelijks groter zijn. Jij leert daar mee bestaan, maar toch blijft het knagen. Wat zou je toch nog graag ooit hard aangepakt worden. Jouw laten leiden, je helemaal overgeven aan de lust en genomen worden tot de plaaster van de muren brokkelt.
Ik dienen toegeven: al is u geen verrassing voor mij, jouw behoefte naar beslist stevige beurt maakt één en ander los bij mij. Ik krijg veel meer zin om mijn aperitief naar binnen te werken en mijn opdracht uit te voeren, zojuist opgewonden ben ik intussen. En jij, jij weet alles over mjin talrijke fantasieën. Op dat vlak ben ik ook een open boek. Ik heb een heel onderdanig kantje, waarbij ik vernederd eis worden, maar tegelijk moet ik ook dominant eruit de hoek komen.
Hoedanig meer ik hierover praat, hoe meer ik kenmerk dat het jou wel in een zeer leuke mate interesseert. Onze aperitief is inmiddels naar binnenin gespeeld en ik hou woord. Terwijl jij dezelfde beetje bekomt van ons verkennend gesprek, haast ik mij naar het toilet. Ik doe wat mij gevraagd werd te doen. Ik sluit mij met in het toilet, ik laat mijn broek en boxershort zakken en, tja, weinig verrassend kan ik meteen aan de slag. Je hebt me geil gemaakt, dus het zijn heerlijk om even met mezelf te spelen. Even maar, een minuutje of zo, waarna ik mij weer naar jou haast. Jij kreeg even de tijd om je gedachten te verzetten, maar datgene lukte niet echt. De enige wat je concreet hebt gedaan, is de bestellen van nog twee glazen witte wijn.
Jouw lacht als je mij terug ziet komen plus je vraagt mij hoe het was. Plagend zeg ik dat het mooi was en dat ik fantaseerde dat ik een stijlvolle, klassevolle dame beslist stevige beurt bezorgde. Jij bent benieuwd naar de âhappy endingâ al later niet, maar ik ben nogal duidelijk: ik zeg jou dat ik erg even genoten heb, echter dat ik niet ben klaargekomen. âJe weet nimmer wat er mij gelijk nog te wachten bepaling, en dan hou ik mij liever wat in. â Jij slikt. Wanneer dit geen hint was.
En nee, ik ben jouw type niet. Allesbehalve geweest en dat zou ook nooit zo zijn. Anderzijds: thuis loopt jouw type rond, maar van hem zal het niets komen. En wie anders kan je zo vertrouwen? Je hebt je tot op vandaag nog nimmer ingebeeld dat je seks met mij zou hebben, laat staat dat je erover gefantaseerd hebt. De gesprek van daarnet bezit echter Ă©Ă©n en ander losgemaakt. Een tijdje dor staan, een glaasje wijn en een Pabo-string. Factoren in de rand die dat tikkeltje extra aanreiken.
Of jij mijn type bent? Ach, is dat belangrijk? Ik heb daar nooit een geheim van gemaakt dat je er goed uitziet en datgene je best wel beslist lekker ding bent. Al wil ik jou niet tot een ding verengen. Je bent een levend wezen, of eerder dezelfde levendig wezen. Natuurlijk eis ik jou wel eensâŠ
Het hoofdgerecht is bij komst, en het zijn opmerkelijk hoe we ons moeten inhouden om niets gewoon verder te praten terwijl de garçon een heleboel serveert. Hij kan niets snel genoeg weg is. Seks is de rode draad in ons gesprek en hoe meer de tijd verstrijkt en hoe meer wijn zich van jou meester maakt, hoedanig opener je wordt.
Hoeveel als een onschuldige opmerking richting jouw man begon, lijkt meer en meer een soort van klaagzang te worden. Altijd dezelfde aanrakingen om alles bij gang te brengen, steeds hetzelfde voorspel, altijd dezelfde locatie. De sleur van het seksleven, geen verrassing, maar intussen zit jouw er wel mee. Jij, de vleesgeworden passie, jij moet het stellen bij iemand die niet eens durft te denken aan buitenseks⊠Je weet allesbehalve wie er kijkt. Zucht.
Het valt me met dat spanning in de lucht hangt. Geen idee vanwaar dit komt, u is niet de eerste keer dat we lunchen, het is ook niets de eerste keer datgene we over seks kletsen. Ik krijg steeds langduriger interesse om je string eens van nabij bij bewonderen, maar ik hou mij gedeisd. Ik probeer een gentleman te blijven. In zekere zin.
Gedurende het dessert laat ik schalks vallen dat ik wel zou weten hoedanig ik jou zou aanpakken. Jij wordt nieuwsgierig naar mijn aanpak, maar hĂ©, ik ga toch niets meteen alles verklappen? Wie weet wat er ons nog te wachten staat⊠Jij blijft doorvragen, maar ik blijf op de vlakte. âAls je u wil weten, dan ga je toch Ă©cht moeten ondervinden hoor. â Jij bent van plan vanwege meteen een aantal gewetensbezwaren op tafel te gooien, maar het lukt je niet. Blijkbaar heb ik toch het Ă©Ă©n plus ander losgemaakt in jouw onderbuik, want je kaatst de bal terug. âAltijd maar praten. Je durft toch niet. â
Dit had je niet moeten zeggen. Een betere voorzet kon ik niet brengen. Je lokt mij eruit mijn tent en datgene zul je geweten bezitten. âWeet je, ik betaal nu de rekening en ik boek meteen een kamer. Als je het aandurft, kom dan mee. Als je het niet aandurft, ga dan nu weg en blijf jouw hele leven op je honger zitten. â
Beetje blufpoker, maar het werkt wel. Tot mijn middelgrote verbazing ga je akkoord. Ik betaal de rekening en boek een kamer. Jij blijft op dezelfde veilige afstand in de achtergrond. Een beetje discretie is niet slecht. Ik krijg kamer 212 toegewezen. Ik negeer jou en wandel meteen richting de kamer. Jij blijft staan, maar geen 10 seconden later krijg je beslist bericht. Van mij. âKamer 212, ik verwacht je over 5 minuten, de deur zal open staan. We zeggen geen woord en ik bepaal hoeveel er gebeurt. â
Zelfzeker ga ik naar de kamer. Ik laat de deur op een kier en ga op bed zitten. De minuten gaan heel traag voorbij, even maak ik mij zorgen of je wel komt opdagen. Mijn gsm blijft stil, dus dat ben goed. Anders zou jouw wel het fatsoen gehad hebben om mij minstens te verwittigen dat jouw toch weg gaat.
En dan hoor ik beweging. De deur gaat langzaam toegankelijk. Een beetje onwennig sta je daar, in jouw jurkje, je nylons plus je laarzen. Niet wetende wat komen gaat. Wees gerust, tijd om na te denken is er niet. Ik stap bij je af en duw je vol tegen de deur. De deur valt meteen met een knal dicht. De toon ben gezet. Ik grijp mijn kans en kus jouw op je mond. Ik voel hoe gewillig jouw bent. Je bent van mij. Zoveel is eerlijk.
Terwijl ik je beslist intense tongzoen geef, grijp ik met mijn handen je billen. Ik ben hier niet om romantisch te doen. Eerst over je jurkje, maar ik ga over tot actie. Mijn handen glijden tussen je jurkje en ik voel je billen. Jouw blote billen. Een van de voordelen betreffende een string. Ik blijf je zoenen, terwijl ik op verkenning ga.
Je hebt je benen momenteel mooi open, zodat ik tussen je benen in kan staan. Ik zoen je nu in jouw hals, ik hoor hoe jij geniet. Mijn rechterhand glijdt langzaam naar voor⊠Ik streel je betreffende je string, ter hoogte van je kutje. Nu ben ik het helemaal zeker: je bent geil. Je string is drijfnat van de opwinding, dit is wat ik betreffende jou verwacht.
Ik stop even met zoenen plus met mijn beide handen ga ik op mijn knieën voor je zitten. Nee, ik ga je niet likken. Ik ga je nemen. Hard. Ik trek in één ruk je string naar beneden. Hij mag nog zo mooi en zo sexy zijn, het interesseert mij niet. Ik trek de string over je laarzen en gooi die naar de andere kant met de kamer. Ik sta weer recht en duw je tegen de uitgang. Ik ga met mijn hand onder je jurkje. Je bent echt klaar voor een beurt, dat voel ik zo.
Ik ook, maar ik wil toch dat je mij nog wat opwarmt. Buiten woorden, je voelt zonder moeite wat ik wil. Ik neem je vast plus we draaien de rollen om. Nu sta ik tegen de deur, jij staat dicht tegen mij aan. Een heerlijke tongzoen, maar tijd voor actie. Ik glij met mijn hand door je haar en dwing jou zachtjes naar beneden. Zachtjes, vandaar ik voel hoe gewillig je bent. Je opent spontaan mijn hemd, knoopje per knoopje. Je mond volgt je vingers. Ik voel je tong aangaande mijn bovenlichaam⊠Je trekt mijn hemd open, jouw likt mijn tepels plus langzaam maar zeker ga je verder naar beneden.
Je zit nu op je knietjes. Klaar door mij te verwennen. Dat is niet de belangrijkste keer dat je gaat pijpen, maar het voelt toch helemaal anders. Jouw opent mijn riem plus mijn jeans, mijn rits gaat langzaam naar beneden. Ik streel je door je haar, je bent goed bezig. Je trekt mijn jeans naar beneden. Enkel een intussen veel te strakke boxershort positie nu nog een pijpbeurt in de weg. Daar weet jij wel raad mee. Je trekt mijn boxershort naar beneden.
Keihard. Anders kan je het niet beschrijven. Keihard ben hij voor jou. Klaar om jou te neuken zoals je nog allesbehalve geneukt bent. Maar je gaat eerst je best doen. Ik duw je hoofd in de juiste richting, jij weet wat jou te doen staat. Je neemt hem vast in je rechterhand, ik zie en voel hoe je mij likt. Toch wel langzaam, maar heel intens. Niet omdat het moet, maar omdat je het zelf wil. Je neemt hem vast en ik zie hoe je je mond opent en hem naar binnen duwt. Heerlijk. Nu start je me echt te pijpen, ik besef dat ik niets mag klagen. Je pijpt zoals het moet, ben je nu een pijpgodin of toch een pijpsletje? Je neemt me nu zo diep mogelijk volgens binnen. Helemaal is bij hoog gegrepen, maar daar maal ik niet om. Af en toe voel ik je tanden, echter reken maar dat ik jou dat niet kwalijk neem. Je doet de steeds beter. Je pijpt, je zuigt, je likt, het is geil hoe je je tong zojuist goed gebruikt.
Maar nee, jij gaat mij niets klaarpijpen. Dat is de bedoeling niet. Ik ga jou neuken. Nu. Ik ben er klaar voordat en jij hebt sinds het hoofdgerecht een zaadvragende blik. Ik grijp jouw bij je haar plus langzaam volg je opnieuw naar boven. Ik zoen je even als bedanking en in een fractie van een seconde sta jij weer tegen de deur.
Ik ga tegen je staan en neem mijn pik vast. Je ziet niet wat daar gebeurt, maar je voelt het des te meer. Ik ga onder je jurkje, richting jouw plekje. Het plekje waar mijn pik zo hard volgens verlangt. Jij sluit je ogen en even straks voel je mij in de strijd tegen je kutje aan. Zojuist geil ben je nog chatten nooit geweest. Zo nat ben je nog nimmer geweest. Ik twijfel niets en glij helemaal volgens binnen. Wat heb jij een lekker kutje. Je voelt mij nu helemaal in jou en het maakt je wilder later ooit. Ik aftrap je nu heftig te neuken. Bij elke stoot knal je weer tegen de deur aan. Ik grijp je intussen bij je billen, zodat ik je nog dieper kan aanvaarden. Je voelt mijn ballen tegen jouw lichaam, zojuist diep ga ik in jou⊠Ik voel jouw handen over mijn rug, ik hoor je kreunen. Je kreunt geil, wist je dat? Geniet maar, dan zijn we aan twee. Wat neuk ik jou graag. Hard tegen de deur, dat wilde je toch?
Zo moet ik nog wel even doorgaan, maar tijd voordat verandering. Ik haal mijn pik uit je lekkere kutje en duw je richting het bed. Jij gaat als een automatisme op je rug liggen, maar dit is niet wat ik wil. Ik stap op je af en draai jou door. Je ligt nu met je buik op bed, maar jij weet ook wel dat dat de bedoeling niet is. Beleefd ga je op jouw handen en knieĂ«n zitten. Is dit Ă©cht de eerste keer dat je aangepakt wordt? Je bent wel hĂ©Ă©l gewilligâŠ
Daar zit je dan. Overgeleverd aan mij en bij mijn pik. Je voelt hoe ik achter je aan ga zitten met bed. Je weet hoeveel komt. En toch. Desondanks kan je een kreun niet onderdrukken wanneer je voelt dat ik jouw jurkje optil en onmiddelijk keihard naar binnen ga⊠Dit is het zicht dat ik wil. Ik zie een bloedgeile vrouw met een heerlijk kontje. Sexy jurkje, nylons en laarzen. Zo heb ik jou het liefst. Jouw jurkje is omhoog getild en steunt op jouw onderrug.
Ik neem je vast bij je heupen en stoot nu zo hard en zo diep ik kan. Jij gaat helemaal los, nul schaamte, puur genot. Ik laat je heupen los plus merk dat jij eigenhandig mee het tempo bepaalt. Passief ben je nimmer geweest, ik zie hoe je lichaam mee naar voor en naar achter gaat, zodat je mij des te dieper voelt.
Pets. Niet één keer, maar verschillende keren. Ik weet dat je dat niets erg vindt, en plotseling nog⊠Ik vind het geil om jouw billen erbij spanken. Nu eens zacht, dan weer keihard, maar telkens verder stevig neukend.
Jij houdt het niets meer. Je was al kletsnat en het werd er niet beter op. Bij elke stoot raak je dichter tegen je orgasme aan⊠Ik trouwens ook, maar ik kom pas als jij bent gekomen. Het is niet omdat ik bepaal hoeveel er gebeurt, dat ik geen gentleman zou bestaan. Aan de manier hoe je je lichaam beweegt, voel ik dat het een kwestie van seconden is.
Het gekreun is nu echt wel al te hevig. Je gaan helemaal los, dit is de seks waar jouw al jaren van droomde. Je weet dat je gaat klaarkomen, en jouw weet hoe intens dit wordt. Nog steeds zeggen we geen woord, datgene hoeft ook niet. De stomende actie is veelzeggend.
Ik grijp je weer bij je heupen, ik ga je helemaal klaarneuken. Ik voer het tempo op, zo diep ben je nog nooit afgeladen geweest. Kom maar. Kom maar lekker klaar. Laat alles los, ik wil het zien, horen, voelen. Ik zie en voel hoe je je lijf samentrekt en hoe jouw met een keiharde kreun klaarkomt. Wat ben jouw lekker. Wat ben jouw kletsnat. Je orgasme lijkt een eeuwigheid te duren en het is zo intens dat je niet meer op je handen en knieën kan steunen. Je laat je op je buik zakken, maar ik blijf gewoon verder neuken. Net wanneer jouw orgasme bijna over zijn, voel je hoe tevens ik mijn ultieme genot opeis.
Ik ga je helemaal volspuiten, dat heb je wel verdiend. Diep in je kutje, precies waar het hoort. Ik grijp je bij je heupen en na enkele intense harde, diepe stoten kom ik fantastisch klaar. U beste orgasme sinds langdurig, en ik ben feitelijk niet alleen met mijn gevoel. Ik blijf nog even verder stoten plus ik zie hoe jij op je linkerwang gaan liggen. Een gelukzalige glimlach op je gezicht. Dat is precies wat jouw nodig had, toch?
Ik ga van je heerlijke lichaam af, jij blijft nog even liggen. Nagenietend. Ik trek mijn boxershort en broek weer zoals boven en het lijkt wel alsof er niets gebeurd is. Ik laat jou liggen en verlaat de kamer. Zonder kwestie. Zoals afgesproken.
Een paar tellen later krijg je een sms van mij: âJe was fantastisch. â
2 notes
·
View notes
Text
11/04/2020
Een hendel sloeg om en de lampen gingen aan. Al flikkerend en zoemend schenen ze neer op een verlaten landschap van stof en spinnenwebben.
Een man strompelde weg van de elektriciteitskast. Hijgend en bezweet, haastte hij zich door de verlaten kamers. Langs de opereertafels, de kasten, de computers en de rekken met reageerbuizen. Hij keek angstig om zich heen, alsof iets achter hem aan zat. Hij mankte zowaar. Even zocht hij steun bij een muur, tot hij voelde dat er bloed aan de muur plakte. Hij strompelde verder. Ging een deur binnen. Door een gang. De hoek om. Langs meer deuren, ramen van matglas en tralies. Hij sleepte een lege tas achter zich aan.
Deze vergane plek waarin hij zijn carriĂšre gemaakt had. Ooit was hij trots geweest om hier te kunnen werken. Nu was het niets meer dan een hels labyrint van flikkerende schemer. En hij was er niet alleen. Een zacht alarm was overal hoorbaar, tezamen met een vooraf opgenomen mannenstem die zich om de tien seconden herhaalde:
âSplitsers in sectie B. Permissie van een dokter nodig om de neurotoxinen te activeren.â
Het alarmsysteem wist natuurlijk niet wat er gaande was, of hoe lang het al gaande was. Het had maar een fractie van alle ellende kunnen detecteren. De man probeerde het te negeren en liep door. Hij had niets aan het alarm. Het zou hem niet beschermen tegen de verschikkingen die hier nu vrij rondliepen. Hij hield zijn hand tegen de revolver die in zijn labjas stak. Klaar om het te grijpen bij elk gevaar. De veiligheidspal stond uit. Toen hij langs de openstaande deur van een donkere kamer liep, hoorde de man er iets vallen. Angstig versnelde hij zijn pas. Wat het ook was dat daar in het duister iets omver gestoten had, hij hoopte dat het hem niet zou volgen.
Toen hij de volgende kamer binnenkwam, zag hij aan de andere kant nog net een deur bewegen. Vlak voor hij was binnengekomen, was er iets anders naar buiten gevlucht. De man slaakte bijna een kreet van angst, maar hield het in. Hij was zo dichtbij. Dit was de kamer waar hij moest zijn. Hij kon nu niet opgeven. Hij ging naar binnen. Hij meed de blikken van de vele bewegingsloze lijken. Ze lagen verspreid over de grond, zaten onderuitgezakt in stoelen of ineengedoken onder tafels. Her en der ontbraken er ledenmaten. Vuurwapens lagen naast hen. Alle kogels afgevuurd. Het had niets uitgemaakt. Hun bloed was al lang opgedroogd.
De man sleepte met zijn voeten over de lijnen van een getekend pentagram op de vloer, naar een reeks van tafels in het midden van de kamer. Ze lagen vol rommel. Documenten, fotoâs, diskettes. Hij zette de tas neer en begon alles er in te graaien als een gek. Mappen en papieren tuimelden wanordelijk de zak in. Flarden van de documenten flitsten hem voorbij. De man probeerde het zo min mogelijk te lezen. Hij hoefde enkel de verschillende documenten identificeren.
⊠stuk wreder dan de ubermensch waarop we rekenden ⊠het vermenigvuldigingsratio van de splitsers neemt exponentieel toe ⊠mogelijks buitenaardse oorsprong ⊠het verzet van de testpersonen ⊠de aard van deze mutaties ⊠post mortem ⊠2 van onze medewerkers geatomiseerd in een ongeluk ⊠nieuwe energievelden ⊠met de goedkeuring van Halflam ⊠onderzoekslab in Berlijn ⊠overgelopen met splitsers ⊠u er van te herinneren wat de gevolgen zouden zijn als de buitenwereld ⊠de Splijtkoppen ⊠mutanten noemen het Het Machtig Rare ⊠Wereldorde wenst u ⊠scheur in het firmament ⊠hebben wij geen ethische bezwaren zolang ⊠CAS-9 alleen niet genoeg ⊠concluderen dat project Zichtoog wel degelijk accuraat de toekomst kan ⊠melden dat de Wereldorde ons geĂ«xcommuniceerd heeft ⊠krachtig genoeg om Saturnus tegen te houden ⊠bloedonderzoek ⊠vermoord door project Astrale Chimaera, beter bekend als Sigmund Langnek ⊠demonische activiteit gedestilleerd ⊠3.6% van de experimenten succesvol ⊠project Nekker als te gevaarlijk verklaard en vernietigd ⊠transformatieve eigenschappen van het slijm ⊠data uit de Verboden Bibliotheek ⊠vervloeking van het genoom ⊠linker hand ontbrak toen ⊠Mijnheer Langnek eist zijn recht tot alle zielen die ⊠zich een menselijke gedaante aangenomen ⊠de ruimte van zijn lichaam maar ook de ruimte er rond âŠ
Het was zo veel. Zo veel zonden, zo veel stukjes waanzin. Voor de man waren het bittere herinneringen aan vleesgeworden nachtmerries. De tas zat nu vol. De tafels waren zo goed als leeg. Hij had genoeg. Hij bukte zich om de tas dicht te ritsen toen hij plots iets onder een tafel zag liggen. Een dik metalen apparaat met een scherm. Op het scherm flikkerden lichtjes. Hij had niet gedacht dat dit hier nog zou rondslingeren. Zoiets kon hij niet laten liggen. Zeker niet in deze tijden.
Hij kroop onder de tafel en nam het apparaat vast. Negeerde het lijk van een oud-collega dat daar ook lag. Het ding woog verrassend zwaar. De man keek naar het donkere scherm. Daarop zag hij de muren van de kamer waarin hij nu was en ook de gangen er rondom. Als een grondplan. Dan zag hij een flikkerende stip die door de getekende gangen naar het centrum van het scherm toe bewoog. Hij vloekte. Hij kroop snel vanonder de tafel, hing de tas over zijn schouder zonder hem dicht te ritsen en mankte snel weg. Hij zal een andere uitgang moeten nemen.
Hij strompelde de kamer uit langs de andere kant. Checkte of hij de revolver nog had. Hij hield het apparaat voor zich. Hij moest de stippen vermijden, om ze heen lopen, maar er was een cluster van stippen voor hem. Hij keek op. Een open sluisdeur. Sectie B. Waarom stond die sluis open?! De gang leidde er naartoe. Hij hoefde niet door sectie B heen te gaan, maar om terug buiten te geraken moest hij wel langs de open deur sluipen. Het scherm van het apparaat begon te flikkeren en te haperen. Het werd waarschijnlijk overweldigd door de signalen. Hij stak het weg in de open tas terwijl hij dichter bij de deur kwam. Hij keek naar binnen.
Aan de andere kant van de sluis was een grote zaal. Tafels en ziekenhuisbedden lagen er in het rond alsof er een bom ontploft was. Machines stonden in het midden van de zaal en achter de machines bewoog een grote schim door de lucht. Een monster, een wirwar van verwrongen samengesmolten mensenlichamen dat als Ă©Ă©n wezen bewoog, gleed traag maar dreigend door de zaal. Of zweefde het? De man kon het zachte gekreun van het beest tot buiten horen. Het gejank van honderden monden.
De man drukte zich tegen de muur naast de sluis. Geen wonder dat het apparaat tilt sloeg in deze gang. Het monster had hem nog niet opgemerkt. Aan de andere klant van de deuropening was een noodhendel en een paneel. Zo kon de sluis weer afgesloten worden. Zou hij rennen? Nee. Hij moest juist stil zijn. Hij moest er van uit gaan dat de splitsers blind waren in deze vorm, en dat het monster op elk moment in een snelle achtervolging kon schieten. Als een spin die zijn prooi opwacht en dan bliksemsnel toeslaat. Zo had Halflam ze ontworpen.
Hij ademde diep in en stapte langzaam en stilletjes verder langs de grote deuropening. Hij zag het monster in de flikkerende schaduwen in de verte. Het kroop langs een muur en over het plafond. Als een gewichtloos insect. Vormloos. Hoewel de man nu volledig in zicht was, merkte het monster hem niet op. Goed.
Dan plots viel er iets naar beneden. Iets viel van het plafond, op de vloer vlak bij de sluisdeur waar de man stond. Het was een mensachtige figuur, maar het was naakt, slijmerig, had geen mond of neus en kroop bliksemsnel overeind. De splitser keek de man in de ogen en onmiddellijk siste het en begon het te transformeren. Een derde arm groeide uit de figuur. Vlees uit vlees, beenderen uit beenderen. Â Dan nog een arm, een been. Dan plots trok de figuur zichzelf uit elkaar. Nu waren het er twee. Twee wezens die de man aankeken.
De man liet zijn tas vallen en nam snel de revolver uit zijn jas. De twee splitsers besprongen hem. Een geweerschot klonk. De knal galmde door het complex. Een korte vlam verlichtte eventjes de hele gang. Een kogel vloog door de kop van Ă©Ă©n van de splitsers en het wezen rolde levenloos de grond op. De andere greep de man vast en duwde hem door de gang, tegen de muur. In sectie B klonk nu het gebrul van wel honderden mannen. Het halfbakken monster van lichamen stormde door de zaal naar de man toe. Tafels en bedden werden de lucht in geslingerd toen het beest door de rommel heen bulderde.
De overblijvende splitser drukte de man tegen de muur en begon weer te transformeren. Onmiddellijk had het twee hoofden. De torso begon net in twee te splitsen toen de man er twee kogels doorheen jaagde. De splitser schreeuwde met beide hoofden. De man duwde het van zich af, schoot een vierde kogel door Ă©Ă©n van de hoofden. Hij zag hoe het monster uit de zaal op hem af kwam, dook naar de hendel van de sluis en trok hem naar beneden. De metalen deur schoof met geweld dicht. Dan beefde het hele complex toen het monster er langs de andere kant tegen beukte.
Het monster beukte nog eens tegen de deur. Nog eens. Voegsel kwam los uit de muur. De man richtte zich tot het paneel.
âPermissie nodig voor neurotoxinen.â Flikkerde er op een scherm.
Haastig boog de man zich over de retina scanner, maar dan greep een hand zijn enkel vast. Anderhalve splitser lag nog kwaad te spartelen op de grond. EĂ©n hoofd leefde en keek hem aan met monsterlijke woede. De man richtte zijn revolver weer en schoot nog twee keer. De splitser stopte met bewegen. Hij transformeerde niet meer.
Er werd weer tegen de sluisdeur geramd. Deze keer plooide het metaal een beetje. De man liet het paneel zijn oog scannen.
âDodelijke zuivering in sectie B.â Verkondigde de alarmstem.
Het geluid van spuitend gas klonk, terwijl het monster aan de andere kant brulde van pijn. Giftige gassen. Heel sectie B werd er mee vol gepompt. Eén van Halflams ontwerpideeën natuurlijk. Zelfs monsters moeten ademen. Maar de man was niet zeker of het monster snel genoeg zou sterven, voor het de sluisdeur kon inrammen. Hij nam de tas weer van de grond en mankte snel verder. Zijn vrijheid was nabij.
Hij hing de tas weer aan zijn schouder toen hij aan een wenteltrap kwam. Onhandig herlaadde hij de revolver met kogels uit zijn broekzakken terwijl hij de trap op stapte. EĂ©n kogeltje liet hij vallen. Het stuiterde met veel kabaal de metalen trappen af. De wenteltrap ging nog een tijdje door. Af en toe keek hij angstig naar beneden. Hij had nog steeds het gevoel dat hij gevolgd werd door iets. Hij kwam aan een sluisdeur, liet zijn oog weer scannen en duwde de zware roestige deur open.
Buiten! Hij was buiten! Maar buiten was het donker. Het was een pikzwarte nacht en zijn zaklamp had hij achtergelaten toen hij de stroom aanzette. Dom. Hij sloot de deur weer achter zich, verliet de ruĂŻne van de oude molen en strompelde verder over de krakende bosgrond. Hij wist niet goed waar hij was in deze duisternis, maar verderop moest er een asfaltweg zijn.
Een tak kraakte ergens voor hem. De man stopte onmiddellijk. Er klonk nog wat geritsel.
âWie is daar?!â Zei de man.
Er kwam geen antwoord maar de man hoorde toch nog iemand bewegen. Hij liet de tas vallen en vuurde de revolver in de lucht. De knal klonk door het bos. In het licht van het geweerschot zag hij net een schim wegduiken in de duisternis. De man schoot nog eens, deze keer recht voor hem waar hij de schim gezien had. Het moet mis geweest zijn want hij hoorde iets lachen terwijl het wegrende in het donker. Met de revolver nog steeds in zijn handen hurkte hij neer en greep hij het apparaat dat bovenaan in de tas lag. Hij keek. Het scherm van het apparaat beefde in zijn trillende hand. Hij zag een flikkerend lichtpuntje op het scherm. Het bewoog langzaam naar het midden van het scherm toe. Het was achter hem! De man draaide zich snel om, richtte de revolver.
âNiet schieten! Niet schieten!â Riep een mensenstem.
Een figuur in het duister hief zijn handen op.
âWie ben jij?!â Riep de man.
âHerken je me niet Van Rooi?â Zei de mannenstem.
De man hield de revolver dreigend op de figuur gericht. Het was moeilijk te zien in het duister, maar als hij het sterrenlicht kon vertrouwen leek het een man te zijn. Gekleed, wat altijd al een goed teken was, en met een labjas aan zoals hij er zelf ook Ă©Ă©n droeg. Het was een collega! Een andere overlever! Maar wie was het? Zijn gezicht liet zich niet zien in het sterrenlicht.
âKom dichterbij!â Beval de man. âTwee stappen. Niet meer.â
De figuur gehoorzaamde.
âHerken je me dan niet?â Zei de stem weer.
Het gezicht werd nu duidelijker zichtbaar. De man herkende zijn collega. Dat typerende gezicht, met die brede grijns.
âNee.â Zei de man. âNee! Ik heb je zien sterven!â
âDingen als ik sterven nooit, dokter.â Sprak de figuur.
âNee!â
De man vuurde. Hij schoot kogel na kogel na kogel, maar op weg naar hun doelwit leken ze allemaal te verdwalen in de schaduwen. Toen de man besefte dat hij op niets aan het schieten was, beukte er iets tegen hem in van opzij. Tanden beten zich diep in zijn nek. Hij schreeuwde van de pijn. Het apparaat en de revolver liet hij vallen terwijl hij snel en gewelddadig over de bosgrond gesleurd werd. De takken en bladeren schuurden meedogenloos langs hem. Hij kreeg zichzelf niet los uit de greep. Al spartelend werd hij een eind verderop een beek in getrokken.
Twee weken later werd zijn lichaam anderhalve kilometer verderop gevonden in dezelfde waterstroom. De politie kon hem niet identificeren. Ze vroegen zich nog lang af hoe deze onbekende man had kunnen verdrinken in een ondiepe beek.
0 notes
Text
Rotterdam Van Alles Overzicht 877
Zicht vanaf de Euromast op de Nieuwe Maas, de Parkhaven met het schip van de Haven- en Vervoerschool Jan Backx (links), met daarachter het schip de Seven Seas voor de studentenhuisvesting, de havenbedrijven op de MĂŒllerpier en bij de St.-Jobshaven. 1966
Bouwterrein nabij het Dijkzigt ziekenhuis ten behoeve van de bouw van de Medische Faculteit. (Het Provisorium staat aan de G. J. de Jonghweg als tijdelijk onderkomen voor de Medische Faculteit (gereed september 1966). 1966
Aankomst van een (de eerste?) metrotrein op perron 1 van het Centraal Station. 1966
Achterhavenbrug, Achterhavensluis en Havenstraat in Delfshaven met Piet Heynsplein en standbeeld van zeeheld Piet Hein. In de verte rechts de Lage Erfbrug en het Gevekepand. 1966
Stoplicht Burgemeester Meineszlaan, links de Beukelsdijk, rechts de Burgemeester Meineszlaan. Links de Sint-Willibrorduskerk. 1966
Oude Kerk in Oud-Charlois aan de Charloisse Kerksingel met links de Prins Willemschool. 1966
Nieuwe brandweerkazerne en ROTEB-post aan het Bosland hoek Buizengat 1966
De derde rondvaartboot met de naam Oranjeplaat die voer van 1966 tot 1994 voor de Spido afgemeerd ter hoogte van het Willemsplein. 1966
Versleping van 740 meter koppelleiding met een doorsnee van 1.40 meter van de Waalhaven naar het eiland Van Brienenoord voor de verbinding van de drinkwaterleiding aan de Honingerdijk en aan de Berenplaat. 1966
Aankomst van het m.s. Achille Lauro (voorheen Willem Ruys) aan de Lloydkade. Het schip vaart sinds 1965 voor de Italiaanse rederij Flotta Lauro ( Napels). 1966
0 notes
Photo
Brilmans in het buitenland
23 juli 2017
Volgens mijn bron âExcursion Ă I'Ile de RĂ©â zouden er bij Pointe de Grignon lagen dagzomen uit, wat ik vrij vertaal, het Kimmeridgien superieur. Het oudste gedeelte van het Kimmeridgien, zeg maar. En omdat ik tot nu toe alleen maar het Kimmeridgien inferieur van Ile de RĂ© had doorzocht leek het me interessant daar eens te kijken. Bovendien zou ik daar gegarandeerd een fossiel vinden. De klei-achtige lagen, zo las ik, zouden namelijk vol zitten met kleine fossiele oesters die gemakshalve 'huĂźtres nainesâ worden genoemd maar die wetenschappelijk Nanogyra virgula heten.
Pointe de Grignon een rotsachtige kust nabij het plaatsje Ars-en-RĂ©, achter in de auto gekscherend aars en reet genoemd, is een prachtige plek met een wijds uitzicht over rotsen en poeltjes met in de verte de oceaan. Tenminste bij laag water. Met hoogtij rest alleen nog een minuscuul strand. Het is dan ook alleen mogelijk in en tussen de rotsen te zoeken wanneer het water niet hoog is.
Het zoeken naar fossielen valt op plekken als Pointe de Grignon prima te combineren met 'pĂȘche Ă piedâ de favoriete bezigheid van mijn kinderen. Zo wordt het zoeken een leuke familieaangelegenheid. Terwijl ik stenen keer om krabben uit hun tent te lokken, vind ik de leukste dingen. Het leuke aan de vondsten van Grignon was dat ze inderdaad verschilden met de vondsten die ik elders op het eiland deed. De meeste dus ouder, maar een veel jonger. Naast de Kimmeridgien superieur fossielen vond ik namelijk ook een stuk van een tinnen lepel. Mijn fantasie zegt dat hij ergens uit een middeleeuwse eeuw stamt of van kort daarna. Maar of dat echt zo is dat moet ik eens laten uitzoeken. Net als welke fossielen ik daar gevonden heb. Op een na dan. Die weet ik al. Dat zijn de Nanogyra virgula.
Morgen ga ik kijken of ik wat fossiels kan vinden bij La Pointe du Grouin. Daar moet namelijk het Oxfordien dagzomen. En zoals mijn bron vermeldt barst het daar van de brachiopoden!
#brilmansinhetbuitenland#ile de re#pointe de grignon#fossils#fossiel#schelpen#gastropode#koraal#coral
1 note
·
View note
Text
Gade slaat zij hen. Onraad ruiken ze niet, nietsvermoedend zijn ze.
Rusteloos, aarzelend, verplaatst Flo zich. Het is weids. Ze voelt de zon op haar huid branden, proeft de vrijheid. De onwetenden onder haar moeten dat haast wel herkennen. Nog altijd maken ze geen aanstalten te vertrekken, maar Floâs houding begint oncomfortabel te worden. Ironisch genoeg biedt haar plekje boven in de boom een onwijs uitzicht. Haar situatie zou daar wel wat van kunnen gebruiken. Desondanks houdt ze moed, en tuurt nog maar eens naar de zon, die al begint te zakken.
Het kraakt, geeft wat mee, maar het houdt. Met haar voeten zoekt ze de volgende tak. Het is lastig in het donker. âJe kan dit, kom aan!â, fluistert ze. Ze zet af, springt, en landt. Ze rolt door, door het lange vochtige gras. Langzaam krabbelt ze op. Het is helder en begint al wat af te koelen. Ondanks dat plakt haar shirt van het zweet. Naar beneden klimmen vind ze vreselijk. Omhoog is makkelijker, hoewel dat deels te wijten is aan het feit dat ze altijd buiten zinnen is als ze hier aankomt. Het is haar plekje om na te denken, tot rust te komen.
'Mamaâ staat er op het scherm. Ze drukt haar weg. Ze zou al thuis moeten zijn. De bus is bijna leeg; er zit nog maar Ă©Ă©n andere pasagier in. Hij staart uit het raam. Ze volgt zijn voorbeeld, en tuurt richting de lichtjes in de verte. De volgende halte is de hare. Ze drukt het stopknopje in. Vroeger werd ze daar altijd vrolijk van. âMag ik al klikken, mama?â, vroeg ze dan. Met elke centimeter die een kind groeit, lijkt er een simpel gelukje minder waard te worden. Bejaarden, eenmaal begonnen met krimpen, krijgen er weer kleine pleziertjes bij. âWaar ben je? Gaat alles goed?â - mama. Ze smsât terug. Alles gaat. Ben onderweg. De bus remt, en de deuren schuiven open. Een koel briesje verwelkomt haar.
âVergeet niet je wekker te zetten, Flo!â. Nadat ze de laatste traptreden op is gestommeld, gaat Flo de badkamer binnen en doet de deur achter zich op slot. Ze doet haar shirt uit en gooit hem in de wasmand. Zittend op de rand van het bad poetst ze haar tanden. Op haar spijkerbroek zitten vlekken, vandaag veroorzaakt. Ze trekt hem uit en gaat voor de spiegel staan. Krassen, zo lang als haar handpalmen, op haar onderarmen. Haar kniĂ«en zijn rood en geschaafd. Die plekken gaan tenminste weer weg, denkt ze.
Haar voetstappen galmen door het trappenhuis. Ze loopt de zware eikenhouten deur door en bevindt zich plots in een ruimte waar de tijd geen vat op lijkt te hebben. Het is halfdonker. Ze dwaalt wat door de gangpaden. De ruggen van de boeken staan strak tegen elkaar aan. De kasten reiken tot aan het hoge plafond. Flo streelt met haar vingers langs de boeken en laat haar ogen over de titels glijden. âZoek je iets bijzonders?â, klinkt er plotseling van achter haar. âIk weet de weg hier aardig, dus als je hulp nodig hebt?â Het is een jongen, ouder dan zijzelf. Een jaar of 20. Hij leunt nonchalant tegen de zware kast, terwijl hij naar haar kijkt. âIk weet het niet, â antwoord Flo, âik geloof niet dat ik op zoek ben naar een specifiek boek. Ik houd ervan wat rond te dwalen. Iedere keer dat ik hier kom, word ik bevangen door het besef dat ieder boek een stukje mens beschrijft, een stukje van degene die het schreefâ. âZo heb ik er eigenlijk nog nooit naar gekeken, maar ik denk dat je gelijk hebt.â De jongen loopt weg, duikt een ander gangpad in en zoekt. Flo blijft staan, en kijkt toe. Ze wacht tot hij gevonden heeft wat hij zocht en weer deze kant op komt. âBoeken vertellen niet alleen een verhaal over hun schrijver. Deze vertelt over mij, onbedoeld.â Hij reikt het aan en zij pakt het. Een titel ontbreekt. Een harde, dofgroene kaft houdt de honderden dunne bladzijden bij elkaar. âNeem het maar mee. Lees het, als je wilt.â De jongen loopt, Flo in verwarring achterlatend, weg. Pas als de echo van zijn voetstappen is weggestorven komt ze in beweging. Ze loopt het brede gangpad in het midden van de bibliotheek af, tot ze zich in de leesruimte bevindt. Er staan wat oude bureauâs en een aantal comfortabele leunstoelen. Dankzij het licht dat door de hoge ramen naar binnen valt, kan ze hier eindelijk de eerste pagina van het boek lezen. 'Opgewekt, doch alleen. Wat behoort, dat wordt vergeten. Het heeft zich van alles afgekeerd, als kluizenaar groeit het.â Ze sloeg het dicht en stopte het in haar rugzak. Vlug haastte ze zich richting uitgang, zonder op of om te kijken.
De jongen blijft door haar hoofd spoken. Terwijl ze de zon op haar gezicht voelt branden, probeert ze hem van zich af te zetten. Onbereikbaar, verdwenen. Het enige bewijs van zijn aparte tussenkomst is het boek, dat ze zal lezen. Al is het maar uit nieuwsgierigheid.
De deur van de schuur klemt. Ze rukt hem open, heeft geen geduld. Flo sleurt haar fiets naar buiten en smijt de deur achter zich dicht. Terwijl ze haar tas over haar schouder slingert, rijdt ze de steeg uit en raast ze vervolgens het fietspad op. Een man springt gauw opzij. Hij besluit haar niks na te roepen. Of dat uit netheid of gebrek aan interesse gebeurt, is niet duidelijk. Flo laat ook het rode stoplicht voor wat het is en voorspoedig vervolgt ze haar weg. Er wacht haar les op school, maar er wordt niet op haar gewacht. Haast is geboden. Ze komt op tijd aan in het lokaal, maar is wel vermoeid. De lessen lijken aan haar voorbij te gaan, haar hoofd is er niet bij.
Die middag komt ze hen weer tegen. Druk converserend wandelen ze, geen oog hebbend voor de wereld om hen heen. Flo volgt ze een tijdje, maar ze spreekt hen niet aan. Wanneer ze een winkel binnengaan, haakt ze af en loopt door. Ze is bang dat ze haar de vorige keer hebben opgemerkt. Een bankje nabij de fontijn trekt haar aandacht, om wat uit te rusten stopt ze even. De appel in haar tas is nog verassend koud, zodat er een rilling door haar heen gaat wanneer ze er een hap in zet. Het houdt haar aandacht even vast, waardoor ze verrast is als de vrouwelijke helft van de tweeling naast haar komt zitten. âJe kunt beter jezelf echt een doel stellen, iets om op te letten. Dat maak het geloofwaardiger. Je bent tamelijk opvallend, weet je dat?â Flo kijkt haar beschaamd aan en stamelt wat. âOh, sorry. Ik dacht dat jullie het niet zouden merken, maar blijkbaar werkt het toch niet zoals verwacht.â âWat wil je van ons? Als je iets nodig hebt of wilt praten, kun je het gerust zeggen. We bijten niet. Of gaat het om maar Ă©Ă©n van ons?â Flo twijfelt wat ze moet zeggen. Zal ze vertellen waar ze mee zit? Nee! Natuurlijk niet, denkt ze bij zichzelf. âCharles en jij zijn allebei reuze interessant. Ik was gewoon nieuwsgierig, maar ik zal jullie met rust laten. Nogmaals excuses. Fijne dag nog!â Haastig sprong ze op en beende naar de bushalte. Het was een minuut of twee lopen, maar de eerstvolgende ging pas over een kwartier. Ze liep door en wachtte. Niet op haar gemak keek ze rusteloos om zich heen, naar de kerktoren en de oude stenen huizen, naar voorbijrijdende autoâs en naar een knappe jongeman aan de overkant. âFlo! Tref ik jouw hier, wat toevallig. De bus duurt nog wel even, heb je een lift nodig?â Charles sprong met een gulle lach op zijn gezicht op haar af. Het was die innemende lach waar ze, toen ze hem ontmoette ook al, geen nee tegen kon zeggen. Dat was twee jaar geleden, tijdens een storm. De tweeling en zij waren op dezelfde plek gaan schuilen, in een verlaten cafe. Ze waren aan de praat geraakt en sindsdien heeft Flo niemand zo in vertrouwen genomen als zij. âGraag, Charles. Als het geen moeite is.â âAbsoluut niet joh, we moeten alleen nog even Julie ophalen, ze was opeens weg, riep me nog na dat ze een vriendin langs zag lopen!â Flo lachte terwijl ze het portier van Charlesâ cabrio opentrok. Hij had hem ooit een gekregen van een oom, die niet meer kon rijden vanwege een ongeluk. Zomers was het ding heerlijk, maar âs winters leverde het alleen maar veel sleutelwerk op, zonder er in te kunnen rijden. Als het weer het toeliet, maakten ze vaak ritjes. Dat waren altijd heerlijke dagen.
Hij probeerde nog haar aandacht te trekken, zette een sprintje in. Ze leek van de wereld, zag hem totaal niet staan. Marcus besefte zich dat ze haar naam niet eens wist. In een opwelling had hij haar aangesproken, nadien heeft hij haar nog niet uit zijn hoofd kunnen zetten. De auto verdween om de hoek, en daarmee zijn hoop op een ontmoeting. Teleurgesteld keert hij huiswaarts. Het boek zou haar niet veel helpen, wist hij.
De banden piepten toen Charles achter haar wegreed. Ze liep het paadje af en duwde de deur van haar huis open. Zonder gedag te zeggen stommelde ze naar boven, gooide haar tas in een hoek en begon op haar bed te lezen. De zinnen waren lang en lastig te begrijpen. Al snel lag ze op haar rug naar het plafond te staren. In haar hoofd wuifde zijn lange lok nog steeds voor zijn ogen.
Flo was het voorval van maanden geleden eigenlijk al vergeten. Ze dwaalde wat rond, toevallig viel het haar op. Het boek, zĂjn boek, stond daar. Er stak een briefje uit. Na een week had ze het teruggebracht, met de bedoeling het incident te vergeten. Dat was, met moeite, gelukt. Nu kwam het ineens weer boven. Met zweet op haar handen pakte ze het briefje, en las. Vervolgens stopte ze het diep in haar jaszak, en snelde ze naar buiten.
Het gekraak van de boom klonk vertrouwd. Er was niets te zien, maar Flo verbeeldde het zich graag. Weldra zou ze weer naar beneden klimmen, tot rust gekomen, zonder waanbeelden.
âTot een weerzien komt het waarschijnlijk niet meer. Je hebt dit willen lezen, en zo is het gegaan. Opleveren deed het niets, maar hopelijk ben je even opgeleefd. Beeld je eens in, een beeld zonder schijn, van kraken en aanschouwen. Van werkelijkheid, een beeld waarin jij volstaat. Een is genoeg. Het einde zul je niet gelezen hebben. - Marcusâ
2 notes
·
View notes
Text
OEWIST
De vraag komt in verschillende gedaanten. Net als u krijg ik ze geregeld. In de eenvoudigste vorm luidt ze: âHoe gaat het?â Maar er zijn varianten. Van de meest Vlaamse, âOewist?â, tot de kortste, âEn?â
Daartussenin kan van alles. ça va? çavakkes? Nog nieuws? Alles goed? Allemaal goei? Of: Hoe staat het? En de vrouw en de kinderen? Of: Nog iets meegemaakt?
Of: Zeg ne keer. Zoals kardinaal Danneels tegen een pedofilieslachtoffer.
Of: How are you?
Die laatste versie kwam plotseling van een verre vriendin uit een ver verleden in een ver land. En even plotseling klonk ze vreselijk dichtbij, urgent en ernstig. Ik heb naar waarheid geantwoord. Enkele schermen en uren lang. Ik schrok ervan, ook van mezelf.
Het was even geleden. Dat ik niet gewoon had gezegd: âGoedâ. Of: âça vaâ. Of: âMager en gezond, hĂšâ. Om me ervan af te maken.
Het was ook even geleden dat ik de vraag ernstig nam. Gewoonlijk steek ik of iemand Âanders bijvoorbeeld zijn duim in de lucht, ten teken van: alles kits? En het leven gaat voort, achter onze vrolijke duimen.
Misschien was het de verte die me spraakzaam maakte en me mijn tijd deed nemen. Ik wist dat de verte zou luisteren. We zien elkaar hooguit eens om de tien jaar van nabij. Dat is iets anders dan hoewistermee op het voetpad.
Natuurlijk is dat voetpad niet de plek noch de verte om de vraag eens naar waarheid te beantwoorden. Het is daar altijd werkdag of weekdag.
Toch overkomt het me tegenwoordig vaker, om het zelfs op het voetpad eens te zeggen, of doodserieus te vragen, hoe het gaat. Laten we gaan zitten op een dorpel, ik heb wat letterkoekjes op zak, en vertel eens.
Natuurlijk doe ik dat niet. Volgende week zouden ze oversteken, als ze me zien komen. Op weg naar de krantenwinkel, waar het niet goed gaat met de voorpagina van de wereld.
En toch, dus, overkomt het me tegenwoordig vaker. Het zal de leeftijd zijn. Alles is de leeftijd.
Pakweg om de tien jaar verandert sluipend de toon van de vraag: hoe gaat het? Ik stel ze nu anders dan op 20 of 33. Ik kan ze nog wel even luchtig opwerpen als toen, maar de inzet is gewijzigd. Zeg ik nog eens kwinkslags âoewist?â, dan zingt het nu toch dwingender.
Nu kan de vraag zelfs op het voetpad al te laat zijn, want misschien gaat het niet meer. Wegens kankers, hartfalen, menopauzes of domweg weemoed.
Nu gaat de vraag stilzwijgend steeds vaker over onze slijtende lichamen, over de voorbije toekomst, bij de sombersten al over het penÂsioenfonds en de rolstoel en, in stilte, over onze verwondingen.
Maar zelden geven of vragen wij een duidelijk antwoord. Op onze voorpaginaâs gaat het totterdood goed met ons. Mager en gezond, hĂš. Maar intussen.
Intussen weet ik het niet. Hoe het Ă©cht gaat met de meesten om mij heen. En omgekeerd. Voor hetzelfde geld slaapt er iemand onnoemelijk alleen naast mij. Of in mij.
En ik weet wel, het is allemaal formule, beleefdheid, omgang, en we mogen niet klagen. Wij varen wel. En we kunnen niet elke dag op het voetpad ons hart luchten. Het plaveisel zou kromtrekken van schaamte.
Maar waarom had ik die verte nodig? Is het dichtbije te dagelijks, te bijziend, te kwetsbaar, domweg te vlakbij? Too close for comfort. Waarom weet nu alleen die verte werkelijk hoe het met mij gaat? En omgekeerd. Want ook daar gaat het zo. Zo liet de verte weten.
Soms baart het me zorgen. Soms zie ik ineens, haast als in een visioen, verbijsterend veel eenzaamheid om me heen. Op het voetpad, achter de vrolijke duim, in een zoen, zelfs in de vriendelijke groet van een mail. In geliefde lichamen, in snelle ontmoetingen, maar ook in tragere samenkomsten.
Zelden weet ik wat ik moet geloven.
Gaat het met iedereen zo dik oké als met mij? Nu ik het eindelijk eens uitgesproken heb, tegen de verte. En ik ineens wat lichter lijk te bewegen in het dichtbije. Zolang het duurt.
1 note
·
View note
Text
ESPRESSO bevestigt het bestaan van aardachtige planeet bij de dichtstbijzijnde ster
Impressie van het oppervlak van Proxima b. In de verte Proxima Centauri. Credit: ESO/M. Kornmesser
Dat de aardachtige planeet Proxima b er is en dat âie draait om de rode dwergster Proxima Centauri, na de zon de meest nabije ster tot de aarde, dat wisten we al sinds augustus 2016. Maar nu is diens bestaan bevestigd en wel met de Zwitserse ESPRESSO spectrograaf, een instrument dat verbonden is aanâŠ
View On WordPress
0 notes
Text
EinzelgÀngers: De geur van de maan: Hoofdstuk 7
âO wauw, dit moet het lelijkste station zijn dat ik ooit heb gezien,â zegt Luna verwonderd wanneer we voor het station staan. âEn ik heb er al heel wat gezien.â
âHet is dan ook een van de oudste van Europa,â antwoord ik lichtjes beledigd, niet goed wetend waarom ik het nodig vond om het voor een station op te nemen dat dringend gerenoveerd moet worden en ongetwijfeld een van de lelijkste moet zijn dat iemand ooit heeft gezien.
âDat is eraan te zien, ja. Jezus, ben je zeker dat hier wel treinen stoppen?â Luna kijkt om zich heen. âEn waar zijn de ticketautomaten?â
âDie zijn er niet, daarvoor moet je naar het loket.â
Luna kijkt me met grote ogen en open mond aan. âDat mĂ©Ă©n je niet! Lieve help, dit station kan zo in een of ander boek over de middeleeuwen.â
âIn de middeleeuwen reden er nog geen trââ begin ik, maar Luna beent al naar het loket. Ik staar haar na, en terwijl ik haar meisjesachtige gestalte met snelle passen naar binnen zie gaan, begin ik te denken. Ik wist dat ze jong was, maar zeventien? Of misschien wist ik het wel, wist ik onbewust dat ze zo jong was, maar wilde het niet zien omdat⊠ja, waarom eigenlijk? Het is niet alsof het iets had uitgemaakt, alsof het anders wat had kunnen worden tussen ons. Ik kan me nauwelijks herinneren wanneer er nog eens een meisje geĂŻnteresseerd in me is geweest dus waarom zou zij dat dan wel zijn? Het moet inmiddels vijf, nee, zes jaar geleden geweest zijn dat ik â hoe moet je het noemen â ergens âromantisch betrokkenâ in ben geweest. Die romance was echter van korte duur, het was een oudere, getrouwde vrouw die enkel opzoek was naar een manier om zich opnieuw gewild te voelen, zoals ze nadien zelf verklaarde. Haar man zou de ene verhouding na de andere hebben gehad en ze hadden al maanden niet met elkaar geslapen toen we elkaar leerden kennen â
âWat een zuurpruim, zeg!â schreeuwt Luna. Ze is nog een heel eind van me vandaan en de loketbediende moet haar ongetwijfeld hebben gehoord.
âNog nooit zoân levensmoeĂ« vrouw gezien, tjongejonge dan kan je beter een andere baan zoeken,â zegt ze wanneer ze dichterbij is. âMijn trein is er pas over twintig minuten,â gaat ze verder. âMaar je hoeft niet mee te wachten of zo hoor, ik snap het wel als je me beu bent.â Ze laat het ironisch klinken, als een grapje, maar aan de manier waarop ze kijkt terwijl ze op een reactie wacht, merk ik dat ze onzeker is, dat ze hoopt dat ik haar niet beu ben.
âWeet je nog wat een EinzelgĂ€nger is?â vraag ik.
Luna lijkt verrast door deze vraag, maar al snel begrijpt ze wat ik wil zeggen en ze knikt. âIemand zonder vrienden en zinvolle bezigheden,â zegt ze opgewekt.
âHelemaal juist,â zeg ik. âNaar welk perron moeten we?â
Luna en ik zitten op een houten bankje aan het spoor. De zon schijnt vol in onze gezichten en Luna draagt een zonnebril met hartvormige glazen. In de verte komen donkere wolken opzetten. Ik merk dat ik moe begin te worden, maar van vermoeidheid ontbreekt bij Luna elk spoor.
âMisschien ben ik ook een EinzelgĂ€nger,â zegt ze. âEen nachtelijke zoektocht naar een aansteker lijkt me nu niet bepaald erg zinvol en na⊠wat er gebeurd is, denk ik niet dat Brenda en Vicky nog iets met me te maken willen hebben.â
Dat was ik al bijna vergeten. De ruzie met haar vriendinnen. De man van de club waar ze mee zoende. Was ik net als die man gewoon iemand willekeurig die haar pad kruiste? Een toevallige passant waar ze gebruik van maakte omdat ze hulp nodig had?
âDelen?â vraagt Luna terwijl ze een grote chocoladewafel omhoog houdt. âEr stond een snackautomaat nabij het loket â wat me erg verbaasde â en ik dacht dat je misschien honger hebt aangezien we nog niet hebben ontbeten.â
âGraag, dank je.â
Ze reikt me de helft van haar wafel aan en pas wanneer ik een hap neem, merk ik dat ik inderdaad honger had. Ik kan me niet herinneren wanneer ik voor het laatst een chocoladewafel at, laat staan als ontbijt.
Terwijl we in stilte eten, neem ik het moment in me op. Ik voel de zachte, nazomerse ochtendzon op mijn huid en hoe Lunaâs schouder zachtjes tegen de mijne beweegt als ze de wafel naar haar mond brengt. Ik hoor het geritsel van het verpakkingspapier en hoe ze smakt en de chocolade van haar vingers likt. Wie had voor vannacht ooit kunnen denken dat ik hier, op deze septemberochtend, aan het spoor zou zitten met het prachtigste meisje dat ik ooit heb ontmoet, en misschien zelfs ooit zal ontmoeten. Â
Op het spoor achter ons raast een trein voorbij. Ik probeer te bedenken hoe ik Luna op een zo nonchalant mogelijke manier kan vragen of ze na vandaag nog contact wil houden. Een manier zonder druk, zonder gewichtigheid, heel terloops, alsof de vraag me nu pas te binnen schiet. Maar wat als ze me afwijst? Misschien had ze wel een leuke tijd, maar heeft ze helemaal niet de behoefte om me hierna nog te zien. Misschien vindt ze zelfs dat ik alles verpest als ik die vraag zou stellen, omdat ik er daardoor meer van maak dan het in werkelijkheid is. Dan zou ik niet alleen het afscheid verpesten, maar ook mijn hele herinnering aan onze nacht samen. Maar wat als ze er net op wacht? Wat als ze zich op dĂt moment aan het afvragen is waarom je het nog steeds niet gevraagd hebt? Ik voel mijn hart bonzen en vraag me af of Luna het kan horen. Dan schud ik mijn hoofd en besef ik dat sommige risicoâs het nemen waard zijn en dat dit Ă©Ă©n van die risicoâs is. Ik ga het erop wagen, ik ga het doen. Ik adem diep in.
0 notes