#Raad voor de Journalistiek
Explore tagged Tumblr posts
Text
RVDJ Klacht indienen Raad voor de Journalistiek
Laten we dieper duiken in het avontuurlijke proces van een klacht indienen bij de Raad voor de Journalistiek (RVDJ). Een reis die ik aanging met de naïeve hoop dat mijn stem gehoord zou worden, gewapend met niets meer dan een klacht en een gezonde dosis zelfspot.
Het begon allemaal toen ik op de website van de RVDJ belandde. De website straalt een soort statigheid uit die je ook zou verwachten bij een gerechtshof, met het enige verschil dat hier geen rechters in toga's rondlopen, maar journalisten met een koffieverslaving en een pen als zwaard. De informatie was zo formeel dat ik half verwachtte dat mijn computerscherm me een hand zou geven.
Na enig speurwerk vond ik het online klachtenformulier. Dit was geen gewoon formulier. Nee, het leek eerder op een sollicitatie voor een geheime dienst. Elke vraag was een potentiële valstrik: "Beschrijf de inhoud van uw klacht." Simpel genoeg, toch? Maar elke zin moest zorgvuldig gewogen worden, alsof je probeert niet te struikelen over je eigen woorden bij een diner met je schoonouders.
Na het invullen en verzenden van het formulier begon het wachten. Dagen verstreken zonder een woord. Het was als wachten op een reactie na een eerste date – elke keer dat mijn e-mail pingde, sprong mijn hart op, alleen om weer te zakken toen het slechts spam bleek te zijn. De RVDJ is net zo snel met reageren als een tiener die zijn huiswerk moet inleveren.
Toen uiteindelijk de dag kwam dat ik een reactie kreeg, voelde het als een anti-climax. De brief was zo vol vakjargon en omfloerste taal dat het leek alsof ze probeerden Shakespeare na te doen, maar dan minder begrijpelijk. Ze hadden mijn klacht "in overweging genomen" en zouden "in lijn met de principes van zelfregulering" handelen. Dat klonk bemoedigend, tot je je realiseert dat zelfregulering in de journalistiek vaak voelt als een slager die zijn eigen vlees keurt.
De zitting aan de Wetstraat 155 te 1040 Brussel zelf was een ander verhaal. Ik werd verwelkomd in een kamer die de sfeer had van een uit de hand gelopen boekenclub. Daar zaten ze dan: de raadsleden, allemaal met een ernstige blik, alsof ze de wereldproblemen gingen oplossen, maar in werkelijkheid enkel besloten over een klacht tegen een van hun eigen. Het was duidelijk dat dit een clubje was waar iedereen elkaar kende, en ik was de nieuweling die het waagde hun harmonie te verstoren.
De discussie die volgde was zowel komisch als ontnuchterend. Argumenten werden heen en weer geslingerd met de gratie van een olifant in een porseleinkast. Mijn klacht werd behandeld, maar met de zachtheid van een houthakker die een bonsaiboom snoeit. Het was duidelijk: ik was een outsider die het feestje had gecrasht.
Toch, ondanks de voorspelbare uitkomst, was de hele ervaring leerzaam. Het leerde me dat zelfs in de wereld van journalistieke zelfregulering, waar alles zo serieus lijkt, er ruimte is voor een beetje humor - al is het maar omdat je anders wel moet huilen. Dus, als je ooit een klacht wilt indienen bij de RVDJ, onthoud dan: neem het met een korreltje zout, een goede dosis zelfspot en veel verdraagzaamheid.
Na de surrealistische belevenis van de zitting, waarbij iedereen elkaar net iets te goed kende, kwam het verdict: mijn klacht werd ongegrond verklaard. En hoe! De afwijzing was verpakt in een zoveelste formele brief, het soort waarbij je drie keer moet lezen om te begrijpen dat ze eigenlijk gewoon "nee" zeggen.
De brief was een meesterwerk van non-informatie. Ze gebruikten zoveel woorden om te zeggen dat er eigenlijk niets aan de hand was, dat ik bijna respect kreeg voor hun vermogen om helemaal niets te zeggen met heel veel woorden. Het was alsof ze een cursus 'Hoe omzeil ik een punt?' met glans hadden doorlopen. De kern van de afwijzing was dat de journalistieke vrijheden breed moesten worden geïnterpreteerd en mijn klacht viel niet binnen hun nauw gedefinieerde grenzen van misstappen.
Ik kon het bijna horen, het collectieve zuchten van opluchting van de raad, toen ze zonder blikken of blozen mijn klacht naar het rijk der fabelen verwezen. De redenering was zo dicht geweven met jargon dat het leek alsof ze een nieuwe taal hadden uitgevonden, speciaal voor deze gelegenheid. De woorden 'journalistieke integriteit' en 'redactionele vrijheid' dansten door de brief als ballerina's die pirouettes uitvoeren, elegant maar ongrijpbaar.
Het moment dat ik de brief las, voelde ik een mix van teleurstelling en amusement. Teleurstelling omdat de journalistieke gerechtigheid, zo leek het, was verworden tot een klucht. Amusement omdat de situatie zo absurd was dat het bijna lachwekkend werd. Ze hadden net zo goed kunnen schrijven: "Beste indiener, bedankt voor uw deelname aan onze jaarlijkse 'Laat ons pretenderen dat we objectief zijn'-show."
Dus daar stond ik dan, met een ongegronde klacht, een verhaal rijker en een illusie armer. Het voelde alsof ik een hoofdrol had gespeeld in een slecht geschreven sitcom over de journalistiek. Maar zoals bij elk goed verhaal, was er een moraal: neem de dingen niet te serieus, vooral niet de instanties die zichzelf veel te serieus nemen.
Met hernieuwde energie en een vleugje cynisme besloot ik mijn ervaringen te delen. Misschien niet via een klachtenraad die overduidelijk zijn eigen leden beschermt, maar via het krachtigste wapen dat ik bezit: het Internet. Want als de Internet machtiger is dan het zwaard, dan is satire de atoombom. En ik was klaar om een flinke lading humoristische waarheid af te vuren op iedereen die dacht dat ze boven de wet stonden. Want aan het einde van de dag, als je niet kunt lachen om de absurditeit van het leven, wat blijft er dan nog over?
Na mijn ervaring met de afwijzing van mijn klacht, werd het me steeds duidelijker dat de Raad voor de Journalistiek (RVDJ) eigenlijk niet meer was dan een zelfbeschermend clubje, waar beslissingen worden gemaakt door journalisten, voor journalisten. Het voelde als een geheim genootschap waar de leden elkaars ruggen krabben onder het mom van journalistieke integriteit.
Wat is eigenlijk de zin van een 'onafhankelijke' raad als die voornamelijk bestaat uit mensen die uit dezelfde vijver vissen? Het leek wel een studentenvereniging waar de leden elkaar moeten beoordelen—natuurlijk zullen ze zeggen dat de feestjes fantastisch zijn, zelfs als de buren klagen over het lawaai.
#rvdj#Raad voor de Journalistiek#rdvj klacht#Raad voor de Journalistiek klachten#rvdj klacht#journalist
0 notes
Text
youtube
Politieke invloed op media? Oud-NOS-directeur slaat alarm over WRR-advies
Met oud-NOS-directeur Bauke Geersing bespraken we het rapport van de WRR, de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, dat de rol van journalistiek in het digitale tijdperk heeft onderzocht voor de regering en de Tweede Kamer. De conclusies van dit rapport hebben directe implicaties voor beleidskeuzes omtrent nieuwsselectie en desinformatie. Geersing is, op zijn zachtst gezegd, niet tevreden met de conclusies van dit rapport.
#blckbx#politiek#media#nos#nvj#WRR#Tweede Kamer#David Boerstra#Bauke Geersing#Harry van Bommel#Erwin Taams#Flavio Pasquino#nieuws#journalistiek#Youtube
0 notes
Text
Wethouder Hans Mentink (in het midden, met stropdas) stelt in de Zweedsestraat de eerste van een serie verkeersdrempels in gebruik, 19-20 februari 1975.
De Zweedsestraat is vernoemd naar het land Zweden. Deze straat heette van 1936 tot 1945 Duitschestraat.
De woonwijk Oud-Mathenesse ten westen van de Schiedamseweg ligt in de voormalige polder Oud-Mathenesse. Deze polder heet naar de ambachtsheerlijkheid Mathenesse die al in 1276 voorkomt. Een tweede wijk, eveneens in het westelijk deel van de stad, betreft de havenwijk in de voormalige polder Nieuw-Mathenesse ten zuiden van de Schiedamseweg.
Mr. Hans Mentink (1934) is een Nederlands jurist en politicus. Hij was wethouder namens de Partij van de Arbeid in Rotterdam.
Mentink werd in 1970 lid van de gemeenteraad voor D66. In 1973 stapte hij over naar de PvdA. Van 1974 tot 1982 was hij wethouder Ruimtelijke Ordening, Verkeer en Vervoer en Openbare Werken onder burgemeester André van der Louw. Onder zijn bewind werd de wederopbouwperiode beëindigd en onder meer een kantorenstop voor de binnenstad afgekondigd. Om de sturende rol van de gemeente, in plaats van het bedrijfsleven, in de ruimtelijke ordening te benadrukken deed hij in die tijd de uitspraak: de hoogbouw van Shell is de 'laatste erectie van het grootkapitaal' in Rotterdam.Onder zijn leiding kwamen onder andere de nieuwe Willemsbrug en de Blaakoverbouwing tot stand. Na zijn wethouderschap nam hij zijn oude beroep van advocaat weer op. De Rechtbank benoemde hem tot curator in een aantal spraakmakende failissementen, zoals van KEP, fabrikant van het z.g."fraudebestendige" paspoort en van het, in milieuschandalen verwikkelde bedrijf, Tankcleaning Rotterdam. Hij verdedigde met succes onder meer Mr. Pieter Slavenburg, President -Directeur van de van witwassen verdachte Slavenburg's Bank en Bram Peper in diens z.g. bonnetjes-affaire. In 2006 promoveerde Mentink aan de Rijksuniversiteit Leiden op een proefschrift over de Raad voor de Journalistiek.
De fotograaf is Ary Groeneveld en de foto komt uit het Stadsarchief Rotterdam. De informatie komt eveneens uit het Stadsarchief Rotterdam en van Wikipedia.
Bericht van 2024
0 notes
Text
Tweede sanctie van 56.000 euro opgelegd aan Ongehoord Nederland
Er is een boete van 56.000 euro opgelegd aan Ongehoord Nederland vanwege het schenden van de journalistieke code. De raad van bestuur van de NPO heeft die boete opgelegd omdat de omroep niet aan de journalistieke kwaliteitseisen voldoet. Door deze tweede sanctie die aan ON! Opgelegd is, komt hun toekomst als omroep ook in het geding. Onjuiste informatie In juli kreeg de omroep ook al een sanctie opgelegd na een rapport van de ombudsman, waarin stond dat ON! onjuiste informatie verspreidt. Toen kregen ze een boete van 93.000 euro opgelegd, waar nu dus 56.000 euro bij komt. Honderden klachten In september heeft de ombudsman honderden klachten ontvangen nadat er in een uitzending van ON! zwarte mensen te zien waren die witte mensen in elkaar sloegen, zonder dat er een context bij gegeven werd. Hierna is ON! er meermaals op aangesproken zich aan de regels en publieke waarden te houden, maar volgens de raad van bestuur gebeurt dit nog onvoldoende. "Het consequent doen voorkomen alsof ON! zelf slachtoffer is van de situatie, en het publiekelijk afvallen van andere partijen uit het publieke bestel - waaronder de Ombudsman - is niet aanvaardbaar", laat de NPO weten. Vergunning Door deze tweede sanctie komt ook de vergunning van de omroep op de toch te staan, aangezien staatssecretaris Uslu van Cultuur en media eerder al liet weten dat deze in gevaar zou komen bij een tweede financiële sanctie. Hier moet de NPO dan wel een schriftelijk verzoek voor indienen aan Uslu wat volgens de NPO nu nog niet aan de orde is. Read the full article
0 notes
Text
Oké wat gedachtes over de gemeenteraadsverkiezingen van gisteren:
Heel Drenthe was van: fuck de landelijke politiek, in iedere gemeente zijn lokale partijen de grootste geworden en dat is de enige provincie in Nederland waar dat bij alle gemeentes is gebeurd.
Ehmm, ik snap waar je op doelt (wat überhaupt niet direct met een gebrek aan democratie te maken heeft) maar maak onze gemeenteraadsverkiezingen nou niet belangrijker dan ze zijn op globaal niveau. Bovendien noem ik een opkomstpercentage van net boven de 50% nou niet écht een succesvolle democratie.
En over dat opkomstpercentage, een derde van de niet-stemmers zegt dat ze niet hebben gestemd omdat ze niet wisten op welke partij. Dus dat is 17% van alle stemgerechtigden en ik snap het, het is lastig om de beste partij te vinden, maar een stem op de een na beste partij is altijd beter dan geen stem, want dat zorgt er alleen maar voor dat de partijen die je niet in de raad wilt zien een relatief hoger percentage krijgen. Vooral met gemeenteraadsverkiezingen zijn de partijen vaak nog wel te overzien en er zijn altijd wel partijen waarvan je weet dat je er niet op zou stemmen, dus streep die af en kijk gewoon rustig naar wat de anderen te zeggen hebben en als je dan niet kan kiezen doe je voor mijn part iene miene mutte, maar ga stemmen!
En ik heb zo’n idee dat een gebrek aan interesse in gemeentepolitiek niet alleen te wijten is aan politici zoals de journalisten al de hele dag zeggen, maar ook juist aan een gebrek aan journalistiek over deze gemeentepolitiek. Het budget voor gemeentelijke krantjes is niet groot en die in mijn gemeente is 60% reclame en dan nog 20% gesponsorde artikelen, er staat wel wat informatie over de gemeenteraad in, maar dat is heel miniem en dan nog lezen de meeste jongeren deze krantjes niet (ook al kunnen de gemeenteberichten heel interessant zijn, ik was een van de eersten die een paar jaar geleden ontdekte dat er een Lidl in ons dorp zou komen, omdat ik zag dat daar een omgevingsvergunning voor aangevraagd was). DUS, ik denk dat er een oplossing zit in subsidie voor betere regionale journalistiek, want zelfs ik die semi regelmatig deze krant lees heb geen idee van hoe het er in de gemeenteraad aan toe gaat.
#gemeenteraadsverkiezingen#Dutch politics#nederlands#ik denk dat Drenthe’s resultaten vooral iets zeggen over het verschil tussen het platteland en de steden#trouwens het is niet zo dat alle landelijke partijen daar hebben verloren#ze zijn wel allemaal ingehaald door de lokale partijen#i made an original post#iig ik wou dit ff delen met de wereld#maar je stem hoeft niet perfect te zijn mensen#een stem in een bepaalde richting kan ook al goed zijn
4 notes
·
View notes
Text
De Leidraad
De Raad voor de Journalistiek heeft een Leidraad vastgesteld, waarin wordt beschreven wanneer sprake is van zorgvuldige journalistiek en wanneer niet.
Een aantal ethische codes met betrekking tot de privacy:
- Journalisten mogen personen niet langdurig lastigvallen, hinderlijk volgen of schaduwen.
- In publicaties over ernstige misdrijven dienen details van het misdrijf te worden weggelaten indien te voorzien is dat zij extra leed toevoegen aan het slachtoffer of diens naasten en de details niet noodzakelijk zijn om de aard en de ernst van het misdrijf, dan wel de gevolgen ervan, weer te geven.
- Bij het benaderen van slachtoffers van ongevallen en rampen en hun nabestaanden behoren journalisten rekening te houden met het recht van betrokkenen om met rust te worden gelaten. Ze dienen terughoudend te zijn indien de weerloosheid of geestelijke toestand van betrokkenen daartoe aanleiding geeft.
- In hun publicaties maken journalisten een duidelijk onderscheid tussen feiten, beweringen en meningen.
0 notes
Text
Senior Woordvoerder Amsterdam
Als senior woordvoerder ben je verantwoordelijk voor de woordvoering op verschillende onderwerpen. Je bent het eerste aanspreekpunt voor journalisten, de Raad van Bestuur, directeuren en interne kennisspecialisten. Je signaleert vroegtijdig relevante maatschappelijke en politieke ontwikkelingen en analyseert deze op consequenties voor de organisatie. Je vertegenwoordigt UWV in de media op het gehele terrein waarop UWV actief is en houdt daarbij rekening met uiteenlopende belangen. Je adviseert proactief de Raad van Bestuur, directies en kennisspecialisten en coacht en begeleidt hen bij interviews en media-optredens. Je hebt ervaring met crisiscommunicatie en je weet gevoelige issues op een goede manier te managen. Als teamspeler lever je een actieve bijdrage aan de resultaten van het team, realiseer je proactieve media-aandacht en initieer en stimuleer je samenwerking en kennis(ontwikkeling) binnen het team en de afdeling. Jij draait mee in de newsroom die onlangs in gebruik is genomen. Je bent een stevige gesprekspartner voor management en collega’s en jij weet mensen te winnen voor jouw ideeën. Een wo- of hbo-opleiding op het gebied van communicatie of journalistiek en minimaal zeven jaar ervaring als woordvoerder. Je staat journalisten op een professionele en zorgvuldige wijze te woord en je weet snel te schakelen met directe collega’s. Je maakt je complexe materie snel eigen en vertaalt het in pers- en nieuwsberichten, Q&A’s, artikelen, woordvoeringslijnen, strategische mediaplannen en adviezen. Je hebt ervaring met crisiscommunicatie en issuemanagement binnen een complexe en politiek gevoelige organisatie; Je bent bekend met (social) media monitoring en je weet deze te vertalen in heldere rapportages; Je herkent je in het volgende competentieprofiel: Je bent nieuwsgierig en resultaatgericht waardoor je zelf ook proactief publiciteit weet te realiseren voor de organisatie. Je bent een inhoudelijke senior gesprekspartner en beschikt over stevige adviesvaardigheden. Je hebt ervaring met het trainen van collega’s, hen te coachen en begeleiden in het contact met de media. Je beschikt over uitstekende redactionele schrijfvaardigheden en een uitmuntende beheersing van de Nederlandse taal. Je hebt gevoel voor nieuws en politieke en bestuurlijke sensitiviteit rond de onderwerpen die bij UWV spelen. Je bent stressbestendig en een sterke teamspeler. "Ieder mens wil meedoen. Ergens bij horen en iets bijdragen. Een plek vinden en een rol vervullen in de maatschappij. Werk kan een manier zijn om mee te doen. Maar ook mensen die niet werken, tijdelijk of voor langere tijd, horen erbij. Dat is waar samenleven over gaat." Bij het UWV is het uitgangspunt: De maatschappij kent geen zijlijn en streeft men ernaar dat iedereen kan meedoen. Aan deze missie mag jij als senior woordvoerder een bijdrage leveren. Er zijn veel bijzondere verhalen te vertellen om dit te onderbouwen. Afdeling concerncommunicatie: Concerncommunicatie profileert UWV als een professionele en betrouwbare publieke dienstverlener met meerwaarde voor de maatschappij. Met een geïntegreerde communicatieaanpak werkt de afdeling aan de in- en externe communicatie en reputatie van de organisatie. Concerncommunicatie (33fte) is georganiseerd in drie teams; team mediarelaties, team public affairs en team interne en externe communicatie. Team mediarelaties: Als belangrijke publieke organisatie is UWV veelvuldig in het nieuws. Team mediarelaties (6 fte) is het eerste aanspreekpunt voor de media en houdt zich bezig met de pro- en reactieve publiciteit over UWV. Zo zetten wij actief onze mediacontacten in om onze organisatie, onze mensen en onze kennis over het voetlicht te brengen. Issuemanagement, crisiscommunicatie, (online)reputatiemanagement en (social) media monitoring horen bij het takenpakket van mediarelaties. Door actief te monitoren en hierop te reageren, komen we niet voor verrassingen te staan. UWV zorgt voor een deskundige en efficiënte uitvoering van de werknemersverzekeringen, zoals de WW, WIA, WAO, WAZ, Wajong, Wazo en Ziektewet voor meer dan 1,3 miljoen klanten. Bij UWV werken meer dan 18.000 werknemers. Consultant name: Paula VerheulConsultant phone: +31642213651 http://dlvr.it/QpqpcB
0 notes
Text
Pé Hawinkels Prijs: interview met Jurgen Maas
‘Er mag meer kleur in de uitgeverijwereld’ Uitgeverij Jurgen Maas heeft de Pé Hawinkels Prijs gewonnen. Dit is een nieuwe prijs voor makers en instanties die met creatieve initiatieven de grenzen van de literatuur oprekken. De prijs werd uitgereikt tijdens het Wintertuinfestival 2017. Uitgeverij Jurgen Maas focust zich op Nederlandse en vertaalde literatuur, en op literaire en journalistieke non-fictie. Aandachtsgebieden zijn het Midden-Oosten, Noord-Afrika, en de multiculturele samenleving. Een interview met de winnaar. Het juryrapport is hier terug te lezen. Foto’s zijn van Schulte Schultz Fotografie.
Gefeliciteerd! Wat vindt u van de toekenning van de prijs? Had u het verwacht? En vindt u het terecht? ‘Het is een eer. Ik kende de prijs eigenlijk niet, maar zag op Facebook dat ik genomineerd was door Joost Baars, dichter en boekverkoper. Toen hoopte ik er natuurlijk op. Of het terecht is laat ik graag aan anderen over, maar ik kon me erg vinden in het juryrapport.’
U werkte tot 2013 als radiomaker bij IKON. Wat heeft u doen besluiten om een uitgeverij te beginnen? En hoe hebt u dat aangepakt? ‘Ik heb twee grote liefdes, de journalistiek en de literatuur. Ik was de veertig gepasseerd en dacht, als ik eens wat anders wil gaan doen is dit het moment. Door mijn werk kende ik veel schrijvers en een aantal uitgeverijen, die mij dan ook van advies hebben voorzien. Daarnaast heb ik een informele raad van adviseurs samengesteld, bestaande uit Joost van Schendel van Uitgeverij Bulaaq, een aantal schrijvers, vertalers en een oud-medewerker van het Nederlands Letterenfonds.’
Wat is de doelstelling van uw uitgeverij? ‘Goede boeken maken en onder andere laten zien dat er een nieuwe generatie schrijvers uit het Midden-Oosten onze buren zijn in Europa.’ Waar komt uw interesse voor het Midden-Oosten, Noord-Afrika en de multiculturele samenleving vandaan? ‘Toen ik als tiener opgroeide in de Achterhoek, vertelde mijn vader in de jaren tachtig over de ervaringen van zijn neef die toen als verpleger werkte in Palestijnse vluchtelingenkampen in Libanon. Toen is mijn interesse voor het Midden-Oosten ontstaan, heb ik later op de School voor de Journalistiek een scriptie geschreven over de Palestijnse pers en vervolgens tijdens een studie politicologie me gespecialiseerd in het Midden-Oosten, mede een tijdschrift over het Midden-Oosten opgericht, en me vervolgens in de literatuur verdiept. Na 14 jaar bij de IKON als radiomaker de verhalen van anderen te hebben verteld wilde ik dat graag voortzetten als uitgever, met speciale aandacht voor het Midden-Oosten.’
Heeft de vluchtelingencrisis van de afgelopen jaren invloed gehad op de uitgeverij? ‘Ja, het heeft me onder andere doen besluiten om een boek uit te geven getiteld Cartooning Syria, met het werk van onder andere bijna dertig Syrische cartoonisten over het geweld in hun land, in september zal er een boek verschijnen over 80 jaar Europees vluchtelingenbeleid, en in 2019 een boek over de opvang van Syrische vluchtelingen in het Midden-Oosten.’
Wat zijn uw plannen voor de toekomst? Blijft u uitgever of heeft u nog andere ambities? ‘Vooralsnog is het streven om de komende jaren ongeveer acht titels per jaar te blijven uitgeven, tot mijn dochter, nu zes, twaalf is. Ik heb zeker het voornemen om uitgever te blijven.’
Zijn er andere nieuwe literaire initiatieven die volgens u lof verdienen? ‘Een festival als Read My World in Amsterdam dat ook sinds 2013 bestaat.’
Wat vindt u van het literaire veld in Nederland? ‘Er mag meer kleur in de uitgeverijwereld.’
Uitgeverij Jurgen Maas won de Pé Hawinkels Prijs 2017. De ‘runner up’ van de winnaar was de Lezeres des Vaderlands. Er was één eervolle vermelding: voor Dennis Gaens en zijn literaire podcast ondercast.
0 notes
Text
Raad voor de Journalistiek klacht RVDJ
Klacht RVDJ. Heb je ooit de moed verzameld om een klacht in te dienen bij de Raad voor de Journalistiek? Dan ben je vast een optimist. Want laten we eerlijk zijn: als je daar een klacht indient, stap je eigenlijk in een soort journalistieke escape room, maar zonder de sleutels om eruit te komen. Het is alsof je in een zaal vol collega-journalisten belandt die elkaar beter kennen dan hun eigen familieleden. Je weet wel, "wij", journalisten onder elkaar. Het is een soort besloten club, waar iedereen elkaars slechte grappen begrijpt en gezamenlijke belangen deelt, alsof ze op dezelfde groepsapp zitten waar alleen insiders toegang toe hebben. De raad besluit volgens mij niet 'in het algemeen belang', nee, maar wél 'in het belang van de journalistieke sector'! En het mooiste is, je ziet het verschil niet eens meer.
RVDJ zou moeten staan voor “Onafhankelijke instantie voor zelfregulering van de journalistiek”? Laat mij niet lachen! Dat klinkt ongeveer net zo geloofwaardig als een vos die belooft de kippen te bewaken. Zelfregulering in de journalistiek is als een feestje waar de gasten zelf de regels maken en niemand de moeite neemt om de muziek zachter te zetten. Onafhankelijk? Misschien op papier. In werkelijkheid is het gewoon een groepje insiders dat elkaar beter kent dan hun eigen familie en beslissingen neemt die blijkbaar vooral goed zijn voor henzelf.
Het proces is natuurlijk supersimpel. Je dient een klacht in en voilà, je klacht komt op het bord van een raad die – verrassing, verrassing – bestaat hoofdzakelijk uit journalisten en sectorgenoten. 'Ja, dat klopt!' De journalisten over wie je klaagt, zijn toevallig ook de journalisten die beslissen over jouw klacht. Een beetje alsof je ruzie maakt met je broertje en dan je ouders vraagt om te bemiddelen, maar ze staan al op je broertjes’ verjaardagsfeestje met een taart in de hand.
Vooringenomenheid bij een RVDJ klacht? Nee joh, hoe kom je erbij? Zij noemen dat "onderling begrip". De objectiviteit waar iedereen zo graag over praat, hebben zij gewoon lekker in de kast gezet, naast dat potje idealisme waar ze ooit zo vol van waren. Dat gebruiken ze toch niet meer. Mijns inziens worden RVDJ klachten bij hen behandeld zoals een strijkplank in de hoek van de kamer: met veel enthousiasme opzijgeschoven zodat niemand zich eraan hoeft te storen.
De Raad voor de Journalistiek is namelijk opgericht door journalisten, voor journalisten. Je weet wel, zoals een clubje vriendinnen dat hun eigen beautywedstrijd organiseert en dan verbaasd zijn als ze elkaar de hoofdprijs toekennen. "Oh, wat een verrassing! Weer een journalist die door journalisten is vrijgesproken!"
En mocht je denken dat je na de uitspraak gewoon rustig verder kunt leven, nee hoor. Die beslissing van de Raad RVDJ blijft, net als je vroegere Facebook-posts, voor ALTIJD op het internet hangen. Verwijderen? Geen schijn van kans, daar doen ze niet aan mee. Weerwoord? Ha, droom verder! Je klacht verdwijnt, maar hun beslissing niet. Het internet is als een stugge kleefstrip: wat eraan blijft hangen, laat nooit maar dan ook nooit meer los.
Dus daar sta je dan, met lege handen en een klacht die sneller is afgeschoten dan je ze kon formuleren. Het voelt een beetje alsof je een sneeuwbal naar een muur gooit, en de muur blijft gewoon lekker staan zonder zelfs maar een deukje. Totaal eenzijdig, alsof je een discussie voert met je eigen spiegelbeeld dat steevast hetzelfde blijft herhalen: "Wij hebben gelijk, en jij… nou ja, ik had misschien iets beters kunnen doen met mijn tijd."
Dus, heb je ooit overwogen om een RVDJ klacht in te dienen? Doe gerust, het is een fantastische ervaring. Je hebt niets te verliezen – volgens mij - behalve misschien je geloof in een eerlijke behandeling. Maar hé, geen zorgen: je klacht verdwijnt wel, en de Raad voor de Journalistiek blijft altijd lachen.
Na die ontmoedigende ervaring met de Raad voor de Journalistiek, is het tijd om even op adem te komen. Misschien denk je nu: “Ach, laat ik het maar achter me laten en doorgaan met mijn leven.” Maar wacht! Dit verhaal is nog lang niet afgelopen. Nee, er is meer – veel meer! Laten we even stilstaan bij de nasleep, want geloof me, het blijft niet bij die ene afwijzing. Nee hoor, het hele circus begint pas echt als je besluit dat je verhaal nog niet verteld is. Want als journalist weten ze dat ze de bal nooit zomaar kunnen laten liggen, zelfs niet als die open doel hebt gemist waar alle journalisten op de tribune je luid toejuichen.
Je zou denken dat de uitspraak van de Raad voor de Journalistiek, net als een ouderwetse typemachine, snel in de vergetelheid zou raken. Maar helaas, het is meer als een permanent neontatoeage op je reputatie, fel en zichtbaar voor iedereen die ooit even ‘googelt’. Iedere keer dat je denkt: “Nou, ik ben er klaar mee,” zorgt het internet ervoor dat die uitspraak als een boemerang terugkomt. Je kunt rennen, maar verstoppen? Vergeet het maar. De beslissing blijft hangen als een vervelend kerstlied dat je niet uit je hoofd krijgt, zelfs in juli.
Nu denk je misschien: "Ach, wat maakt het uit? Mensen vergeten snel, toch?" Maar helaas, de uitspraak van de Raad blijft niet alleen op het internet. Nee, ze heeft de neiging om net als een misplaatste roddel rond te gaan op feestjes en netwerkborrels. Voordat je het weet, hoor je iemand in de hoek fluisteren: “Oh, heb je gehoord dat hij/zij een klacht had ingediend? Ja, bij de Raad voor de Journalistiek… en natuurlijk werd die klacht afgewezen. Tja, wat had je verwacht?" En daar ga je, beroemd binnen de besloten kringen van mensen die elkaar al kenden voordat jij überhaupt je eerste artikel had gepubliceerd.
Maar goed, je zou nog altijd een poging kunnen wagen om je naam te zuiveren. Misschien een verklaring op je eigen blog? Of een tweet? Want zoals we allemaal weten, als er iets is wat het internet fantastisch doet, dan is het wel luisteren naar genuanceerde argumenten, toch? Totaal. Niet. Je tegenaanval zal hoogstwaarschijnlijk net zo succesvol zijn als proberen een lekke luchtbed op te blazen met een rietje.
Wat je ook doet, onthoud: de Raad voor de Journalistiek heeft hun oordeel al geveld. En zoals ik al zei, dat oordeel blijft plakken als kauwgom onder je schoen, een last die je meedraagt of je het nu wilt of niet. Je kunt het proberen af te schrapen, maar het laat altijd een spoor na. Een eenzijdig spoor, dat je constant herinnert aan hoe de spelregels in de journalistiek altijd een beetje… laten we zeggen, flexibel zijn, afhankelijk van wie de regels schrijft. En geloof me, dat zijn meestal niet de mensen die de klachten indienen.
Maar hé, laten we het van de zonnige kant bekijken! Nu ben je in ieder geval een ervaring rijker. Een ervaring die je kunt delen met vrienden op verjaardagen, waar ze je geschokte blik zullen bewonderen terwijl je vertelt over je avonturen bij de RVDJ. Misschien krijg je zelfs een glimlach als je de punchline van je verhaal brengt: “En weet je wat het ergste is? Ze kennen elkaar allemaal!”
Dus daar ben je dan, een leek in een wereld vol journalisten die elkaar al jaren kennen. Welkom bij het spel! De spelregels? Die zijn fluïde. Het doel? Blijf overeind in een arena waar objectiviteit net zo zeldzaam is als een kop koffie die precies op de juiste temperatuur blijft. Oh, en die klacht van jou? Die zal nooit vergeten worden, althans, niet door het internet. Of door die ene collega die je bij elke netwerkborrel subtiel eraan herinnert: “Hé, heb je nog iets gehoord van die klacht bij de Raad?”
Kortom: de Raad voor de Journalistiek is niet zomaar een instituut. Het is een ervaring. Een reis. Een avontuurlijke tocht vol vooringenomenheid, belangenverstrengeling en internetveroordelingen die blijven hangen als… nou ja, je snapt het punt. Of je er nu klaar voor bent of niet, je naam blijft kleven, je verhaal blijft onverteld en je klacht? Ach, die was eigenlijk al vergeten voordat je hem had ingediend.
En zo rollen zij verder, journalisten onder elkaar… met hun beschermheer die "objectieve" Raad voor de Journalistiek …
#RVDJ#Raadjournalistiek#raadvoordejournalistiek#journalist#klacht#klacht-rvdj#raadjournalistiek#journalistiek#Brussel#brussels#Raad voor de journalistiek#journalistiekeberoepsethiek#beroepsethiek#Wetstraat-155#Wetstraat-155-Brussel
1 note
·
View note
Text
Het NOS Journaal is soms ver beneden peil en vaak onbetrouwbaar. Nog maar weer een reeks voorbeelden
De NOS blijft stug doorgaan met het bedrijven van manipulatieve journalistiek. En als je gefundeerde kritiek op de publieke omroep levert, ben je in de ogen van de NOS Ombudsman een complotdenker.
Journalist Arnold Karskens verzamelde voor zijn Zwartboek NOS Journaal talloze voorbeelden waaruit blijkt dat het nieuws vaak onbetrouwbaar en soms zelfs ver beneden peil is.
Hij diende een aantal klachten in over de kwaliteit van het NOS Journaal, maar die werden door de Raad voor de Journalistiek niet-ontvankelijk verklaard.
Karskens overweegt nu samen met ruim 100 medestanders aangifte te doen bij het Openbaar Ministerie tegen hoofdredacteur NOS Nieuws Marcel Gelauff wegens het verspreiden van nepnieuws, discriminatie en misbruik van gemeenschapsgeld.
90 procent
Hieronder een greep uit het tiende en laatste deel van het Zwartboek:
Op 8 september begon het NOS Journaal met de Armeense kinderen Lili en Howick, die Nederland eigenlijk moesten verlaten, maar alsnog een verblijfsvergunning kregen.
Kamerleden Alexander Pechtold (D66) en Joël Voordewind (CU) reageerden opgetogen. Eerder steunden de fractievoorzitters de uitzetting nog, maar daarover werden door de NOS geen kritische vragen gesteld.
Wel verscheen er bij de NOS een week ná de berichtgeving opeens een onderzoek uit juni waaruit blijkt dat 90 procent van de Armeniërs onder een valse naam asielaanvraag doet. Ook verzinnen ze ziektes en dreigen ze met zelfmoord.
Blijvend laag
In het item over de benoeming van de Republikein Brett Kavanaugh als opperrechter in het Amerikaanse Hooggerechtshof op 27 september komt Kavanaugh zelf niet aan het woord in het Journaal.
Christine Ford, die Kavanaugh beschuldigt van seksueel wangedrag, krijgt wel alle ruimte.
Het NOS Journaal van 19 september ging onder meer over het topoverleg in Oostenrijk over de migratieproblematiek.
Correspondent Sander van Hoorn is ter plaatse en beweert: “Gevoel van urgentie proef je hier eigenlijk nauwelijks meer en dat komt voor een deel omdat die aantallen migranten die de Middellandse Zee oversteken blijvend laag zijn.”
In de weken voor het topoverleg meldden zich in Italië, Griekenland, Bulgarije en Spanje 66 procent méér migranten.
VRT Nieuws laat aan de hand van een kaartje zien dat het aantal migranten in Spanje, Italië en Griekenland ten opzichte van 2017 is gestegen met respectievelijk 100, 80 en 60 procent.
Blijvend laag dus…
Suggestieve opmerking
Op 28 augustus was er in het Journaal aandacht voor de massale demonstraties in de Duitse stad Chemnitz naar aanleiding van de dood van een 35-jarige Duitser.
Geen woord over de steekpartij of het motief van de twee verdachten, een Syriër en een Irakees. Het ging vooral over de ‘hardnekkigheid van extreemrechts geweld’.
In de uitzending van 1 september ging het onder meer over de 19-jarige Afghaan die om zich heen stak op Amsterdam CS.
NOS-correspondente Kysia Hekster maakte de volgende suggestieve opmerking: “Je kunt je voorstellen, heb ik ook aan de politie voorgelegd, dat het iets te maken heeft met de cartoonwedstrijd van Geert Wilders.”
Een dag later lezen we op NOS Teletekst dat de 19-jarige verdachte het niet heeft gehad over het inmiddels ingetrokken plan voor een cartoonwedstrijd.
Bullshit
Op 13 augustus berichtte de NOS over een koopkrachtstijging van 1,5 procent onder kabinet-Rutte voor komend jaar.
Die koopkrachtstijging is ‘bullshit’, concludeert Arjen Lubach in onderstaand fragment:
youtube
1 note
·
View note
Text
Wethouder Hans Mentink (in het midden, met stropdas) stelt in de Zweedsestraat de eerste van een serie verkeersdrempels in gebruik, 19-20 februari 1975 (geschat).
De Zweedsestraat is vernoemd naar het land Zweden. Deze straat heette van 1936 tot 1945 Duitschestraat.
De woonwijk Oud-Mathenesse ten westen van de Schiedamseweg ligt in de voormalige polder Oud-Mathenesse. Deze polder heet naar de ambachtsheerlijkheid Mathenesse die al in 1276 voorkomt. Een tweede wijk, eveneens in het westelijk deel van de stad, betreft de havenwijk in de voormalige polder Nieuw-Mathenesse ten zuiden van de Schiedamseweg.
Mr. Hans Mentink (1934) is een Nederlands jurist en politicus. Hij was wethouder namens de Partij van de Arbeid in Rotterdam.
Mentink werd in 1970 lid van de gemeenteraad voor D66. In 1973 stapte hij over naar de PvdA. Van 1974 tot 1982 was hij wethouder Ruimtelijke Ordening, Verkeer en Vervoer en Openbare Werken onder burgemeester André van der Louw. Onder zijn bewind werd de wederopbouwperiode beëindigd en onder meer een kantorenstop voor de binnenstad afgekondigd. Om de sturende rol van de gemeente, in plaats van het bedrijfsleven, in de ruimtelijke ordening te benadrukken deed hij in die tijd de uitspraak: de hoogbouw van Shell is de 'laatste erectie van het grootkapitaal' in Rotterdam.Onder zijn leiding kwamen onder andere de nieuwe Willemsbrug en de Blaakoverbouwing tot stand. Na zijn wethouderschap nam hij zijn oude beroep van advocaat weer op. De Rechtbank benoemde hem tot curator in een aantal spraakmakende failissementen, zoals van KEP, fabrikant van het z.g."fraudebestendige" paspoort en van het, in milieuschandalen verwikkelde bedrijf, Tankcleaning Rotterdam. Hij verdedigde met succes onder meer Mr. Pieter Slavenburg, President -Directeur van de van witwassen verdachte Slavenburg's Bank en Bram Peper in diens z.g. bonnetjes-affaire. In 2006 promoveerde Mentink aan de Rijksuniversiteit Leiden op een proefschrift over de Raad voor de Journalistiek.
De fotograaf is Ary Groeneveld en de foto komt uit het Stadsarchief Rotterdam. De informatie komt eveneens uit het Stadsarchief Rotterdam en van Wikipedia.
Bericht van 2024
0 notes
Text
Nieuwe Turkse wet bestraft verspreiden 'desinformatie' met maximaal 3 jaar cel
Er is afgelopen donderdagavond een wet goedgekeurd in Turkije, waarmee het parlement het verspreiden van wat als desinformatie wordt beschouwd strafbaar stelt met een maximale celstraf van 3 jaar. Door critici wordt deze wet als censuur bestempeld, omdat deze volgens hen bedoeld zou zijn om de kritiek op de regering en de vrije pers nog verder aan banden te leggen. Nepnieuws Door middel van deze nieuwe wet wordt het strafbaar om "opzettelijk misleidende informatie te delen die de veiligheid, openbare orde en volksgezondheid in gevaar brengt". Volgens de regering zelf willen ze hiermee een einde maken aan de verspreiding van nepnieuws. Het gaat hierbij niet alleen om het zelf plaatsen van als nepnieuws beschouwde berichten op sociale media, maar ook om hier delen van berichten van anderen en nieuwsberichten die door Turkse autoriteiten worden bestempeld als nepnieuws. Wanneer deze via een anoniem account worden verspreid, kunnen de straffen nog hoger worden. Persvrijheid Volgens een groep van 22 internationale organisaties die voor de persvrijheid en vrijheid van meningsuiting opkomen zal de wet leiden tot censuur van online-informatie en criminalisering van journalistiek. Zij luiden dan ook de noodklok over deze wet. Er wordt daarnaast ook door de organisaties gevreesd dat de nieuwe wet de journalistieke verslaggeving in de aanloop naar de verkiezingen in Turkije in 2023 zal beïnvloeden. Momenteel staat Turkije op plek 149 van de 180 landen in de Reporters Without Borders-index voor persvrijheid. Kiritiek Donderdagavond werd er ook al kritiek op de wet geuit door oppositiepartijen in Turkije. Zo sloeg Erbey, parlementariër in Turkije, zijn telefoon uit protest kapot met een hamer. Hierbij zei hij boos dat als de wet aangenomen zou worden, je je telefoon op die manier kapot kan maken, omdat je hem niet meer hoeft te gebruiken. Commissie Het voorstel kreeg eerder ook al veel kritiek van uit andere landen. Diverse journalisten, waakhonden voor de persvrijheid en van de Venetië-commissie (een adviesorgaan van de Raad van Europa) uitten hun kritiek. Volgens de commissie bedreigt deze nieuwe wet de vrijheid van meningsuitingen zal het de journalistiek in Turkije verder beschadigen. Er werd dan ook op aangedrongen dit voorstel te laten vallen, waar dus niet naar is geluisterd. Read the full article
0 notes
Text
DM Zapt. De flair van Lemaire.
Een stukje voor DM Zapt, de dagelijkse tv-rubriek van De Morgen. Deze keer over het Canvasprogramma Culture Club.
Met een tv-programma over cultuur kan je voor niemand goed doen, luidt de dooddoener. Ofwel is het te elitair, ofwel te mainstream. Die catch 22 heeft Canvas op een briljante manier omzeild: ze maakten een tv-programma over cultuur met Sofie Lemaire. En daarmee doen ze toch al goed voor mij. Je moet érgens beginnen.
Culture Club, Breakfast Club of Tuf Tuf Club: ik word lid van élke club waar Sofie Lemaire deel van uitmaakt. Elke keer als ze live de deuren van haar Antwerpse cultuurbarak opent en 'Kom binnen!' zegt, maak ik aanstalten om mezelf een wolkje parfum toe te dienen, in mijn leasingkar te springen en naar Antwerpen te racen. "Je bent uitgesteld aan het kijken", zegt mijn vrouw dan tijdig en met iets van medelijden in haar ogen.
"Hoe gaat het met je?" is de eerste vraag die Lemaire haar gasten vaak stelt. En ze is nog geïnteresseerd in het antwoord ook. Het bewijst dat een gesprek op televisie niet per se een gevecht hoeft te zijn waarin de geïnterviewde zich moet haasten, verdedigen of bewijzen. Hem laten vertellen waar hij zoal mee bezig is en waarom, is óók een optie.
Durft Bent Van Looy zich in zijn portretten van kunstenaars soms verliezen in koortsige overpeinzingen ('Dit is het werk van een 85-jarige, maar het is zo fris dat het door een kleuter gemaakt had kunnen zijn', zei hij onlangs over een werk van Gerhard Richter), laat Sofie Lemaire zich veeleer leiden door artisanale nieuwsgierigheid. Fotograaf Hans Eijkelboom mocht van haar omstandig uitleggen hoe hij zijn portretten precies maakt. En hij werd niet meewarig bekeken omdat hij nog altijd niet wist of hij zichzelf nu een kunstenaar dan wel een fotograaf moest noemen. Culture Club heeft ook respect voor twijfelaars.
'Lemaire en Van Looy klinken teveel als lichtjes overspannen fans', las ik onlangs. Een opmerking die sloeg op het feit dat ze Herman Koch 'één van de best verkopende schrijvers van de lage landen' en Sidi Larbi Cherkaoui 'één van de strafste choreografen ter wereld' hadden genoemd. Nu zullen ze in opdracht van de beheersovereenkomst weleens enthousiaster uit de hoek komen dan hun hart hen influistert. Maar dan nog heb ik meer vertrouwen in tv-makers die durven bewonderen dan in tv-makers die met een pokerface door het leven gaan. In een cultuurprogramma iemand wat bloemetjes toewerpen: het lijkt me niet meteen iets wat we aanhangig moeten maken bij de Raad voor de Journalistiek.
Bovendien klopt het niet dat Culture Club volledig uit wussy-wussy-gesprekjes is opgetrokken. Twee weken geleden was Freek de Jonge te gast. Sofie Lemaire vertelde dat hij een album vol covers had gemaakt. "Het heet ... Koffers", zei ze en ze keek ons aan met een blik die daar mild spottend aan toevoegde: 'Covers... Koffers... hééft u 'm?' Een zeldzame prik in het overbelaste ego van Freek de Jonge. Cultuur, maar dan met pretoogjes. Ik ben helemaal voor. En mijn vrouw gedoogt het.
0 notes
Text
Liberales dient klacht in tegen P-Magzine bij Raad voor de Journalistiek - Knack.be
Liberales dient klacht in tegen P-Magzine bij Raad voor de Journalistiek Knack.be
De liberale denktank Liberales heeft een klacht ingediend bij de Raad voor de Journalistiek (RVDJ) tegen P-Magazine.
from "denktank" - Google Nieuws https://ift.tt/2YXainH
0 notes
Quote
Media spelen een uiterst belangrijke rol in onze samenleving, op veel manieren en op een groot aantal platforms. Zij controleren gezag en organisaties, instituties en bedrijven. Ze spelen een belangrijke rol in het democratische proces in onze samenleving. Zij bieden volop ruimte voor goed, gedegen en onafhankelijk journalistiek werk in al zijn uitingen en op alle plekken. De mensen voor wie zij werken – het publiek in de breedst mogelijke betekenis – worden op deze wijze het beste bediend.
Raad voor de Journalistiek
0 notes
Text
Durf radicaal te zijn
2 september 2015
Er is een spelletje dat mijn vrouw en ik soms spelen, ’s avonds op de bank. Als er buiten knallen klinken, doen we ‘raad het geluid’. Zij zegt bijvoorbeeld ‘schoten’, en ik zeg ‘vuurwerk’. Vervolgens zoeken we het antwoord op de Facebook-pagina van onze wijk, waar buren meestal binnen enkele minuten verslag doen. ‘Acht schoten op de hoek van Arsenal en Virginia.’ Of laconieker: ‘Zo, die patroonhouder is leeg.’
Een Amerikaanse vriend, die opgroeide met wapens, leerde me waarop te letten. Vuurwerk produceert een meer poppy geluid, dat alle kanten op gaat. Schoten klinken doorgaans lager en gerichter, hun geluid is meer gecomprimeerd. Ik ben het afgelopen jaar beter geworden in het spelletje, maar er is iets aan schoten dat ik nog niet snap. Dat is geen akoestisch verhaal.
Er was bijvoorbeeld die avond in april op een parkeerplaats in Ferguson, tijdens een van de vele demonstraties. Honderd demonstranten tegenover vijftig agenten. Het was tegen middernacht. Pers was er nauwelijks (want er waren geen rellen). De vijf, zes knallen klonken uit het niets. De menigte ontbond zich, er klonk gegil. Er waren twee agenten geraakt. Raad het geluid? Weg hier, waarschuwde een van de demonstranten, ‘a niggah knows when it’s gunshots’. Een half uur later, terug in mijn eigen wijk, bluste ik mijn schrik met een Guinness (schrik, en de puberale euforie van ontmaagding, die ik eerder had ervaren toen ik voor het eerst traangas had geademd).
Wat ik niet begreep was het gezicht van de demonstrant die waarschuwde. Het was strak van angst. De angst van iemand die opgroeide in een stad waar agenten schieten op ongewapende kruimeldieven – laat staan wat zou gebeuren als ze zelf beschoten werden.
Die angst, die chronische, taaie angst, onderga ik niet aan den lijve. In mijn straat, op de grens van goede en slechte wijken, heb ik niet veel te vrezen; je moet er hooguit oplettend zijn. Soms hoor je verhalen van buren die onder dreiging van een pistool hun auto moesten afgeven. Het is daarom dat ik rondkijk als ik in het donker thuiskom. Ik doe aan racial profiling. Zie ik onbekende jonge zwarte mannen in mijn straat, dan rijd ik soms eerst een blokje om.
Buren leerden me dat schoten enger klinken dan ze zijn. Het zijn vooral jochies van zeg zestien die in steegjes spelen zoals elders kinderen met Super Soakers spelen. Soms schieten ze ook op elkaar, maar in mijn wijk vallen zelden slachtoffers. Die vallen in de wijken verderop, de velden des doods. Maar zelfs daar ben ik relatief veilig. Er is iets met de kogels hier: ze raken voornamelijk zwarte lijven. Ik kan dus door de wijken fietsen waar de mensen rondom ruïnes wonen, waar de zwangere vrouwen drugs gebruiken, waar kruispunten zijn afgesloten wegens verse moorden (kinderen soms, daders zowel als doden), waar je hulzen op straat ziet als sigarettenpeuken, waar kinderen van vier (ik heb er elders over geschreven) bedelen om geld voor de doodskist van hun vermoorde vader, waar de burgeroorlog woedt – maar voor het donker ben ik thuis, op de bank. Daar check ik de Facebook-pagina van mijn wijk. Meestal gaat het over weggelopen katten.
Wit is min of meer immuun. Buutvrij. Ik krijg flarden mee van echo’s van de rauwheid elders. Maar de ruis van de schoten attendeert me op wat er een paar kilometer verderop gaande is: daar waar systematisch zwarte jonge mannen sneuvelen. Het morbide St. Louis, waar de Mississippi stinkt naar doden, waar zwarten onzichtbare enkelbandjes dragen die hen klein en koest moeten houden.
Een jaar geleden kwam ik bij toeval in St. Louis terecht (mijn vrouw vond hier een baan op de medische faculteit). Ik wist weinig van Amerika. Ik nam me voor ook niets over Amerika te lezen, om een onbevangen ervaring op te doen. Rondfietsen. Had iemand me maar gewaarschuwd. Ik was absoluut geschokt. Gaandeweg ging ik het romantische beeld van Amerika haten.
Mijn bibliotheekje van Amerika-deskundigen bevat bijvoorbeeld de in St. Louis wonende journalist en antropoloog Sarah Kendzior. Lees haar boek The View from Flyover Country. Ze leerde dat als er winkels worden vernield ik moest kijken naar het chronische geweld in mijn stad, de permanente ruïnes, het permanente geweld verstopt in statistieken (verschillen in levensverwachting van twintig jaar afhankelijk van je postcode, een moordcijfer hoger dan Syrië). Of Michelle Alexander: haar verbijsterende boek The New Jim Crow leert dat de geschiedenis van Amerika doorwerkt in het heden, niet op een of andere symbolische manier, maar heel fysiek, met gevangen lijven (feit: momenteel zitten meer zwarte mannen in de gevangenis dan er slaven waren in 1850 – en niet omdat de misdaad steeg).
En heel veel leerde ik van Ta-Nehisi Coates, de 39-jarige schrijver en journalist bij The Atlantic. In zijn artikelen, boeken en tweets (zijn instant duiding is onovertroffen) is er een les die terugkomt: dat je Amerika niet kunt snappen zonder in te zien hoe het witte superioriteitsdenken de hoeksteen van de samenleving vormt. Dat het plunderen van anderen zit ingebakken in het ontwerp van Amerika. Dat de kloof in mijn stad zo gepland is. Systeemkritiek, dus.
Dat is denk ik de grootste factor van zijn succes: Coates is unapologetic. Geen water bij wijn. Naar de wortel gaan. Niet over wapenwetgeving gaan praten als het diepere probleem racisme is. Ik weet even geen Nederlands woord voor unapologetic. ‘Radicaal’, maar dat is bij ons een beschuldiging. Hij is atheïst, maar niet op een verkalkte manier, als excuus om te stoppen met denken. Hij doet niet aan messianistische horizonten. De enige goden waar hij in gelooft zijn tastbare goden (hij noemt zijn eigen zoon ergens ‘the god I never had’).
Ik las zoals miljoenen anderen zijn lijvige artikel The Case for Reparations, waarin hij pleit voor herstelbetalingen voor de slavernij. Het is een nieuwsgierig, journalistiek gedreven stuk. Coates zelf was enkele jaren eerder nog tegen herstelbetalingen, maar na maanden onderzoek (op straat, in archieven) concludeerde hij dat het slavernijverleden nog aanwijsbaar en tastbaar doorleeft in de Amerikaanse steden, in mensenlevens. Hij was om. Het stuk is overigens ook prachtig geschreven. De journalist Coates heeft het tweesnijdend zwaard van research en lyriek.
De witte mensen zijn in slaap gesukkeld door The Dream, een leven in de suburbs met gemaaide gazonnetjes
Wat ik leerde was: als ik zwart-witfoto’s zie uit 1917 van verkoolde zwarte lichamen in East St. Louis zijn dat niet alleen geschiedenisfoto’s, want zulke gruwelbeelden worden nog steeds gemaakt, in andere situaties weliswaar, maar met hetzelfde netto resultaat: lijken. Denk aan de smartphonefilmpjes waarop mensen worden doodgeschoten door agenten om niets.
Die hardheid is extra hard omdat dit zich voltrekt in een land waar Martin Luther King heilig is verklaard en de president Obama heet.
Coates kwam in februari van dit jaar spreken in St. Louis, in het academiegebouw van Washington University St. Louis, het Harvard van de Midwest. Coates, opgegroeid in het getto van West-Baltimore, stond achter een kansel, voor glas-in-loodramen, het carillon speelde terwijl hij sprak (‘This music is so cool’, grapte hij). Hij sprak zonder stemverheffing, niet als activist, niet als dominee, niet als Cornel West. Heel soms zag je emoties, want hij vertelde over een vriend die was doodgeschoten en een zoontje voor wiens leven hij vreest.
Hij las voor uit het boek waar hij aan werkte, Beween the World and Me, inmiddels een bestseller in de VS. Het is een brief aan zijn puberzoon. Die vorm is een eerbetoon aan James Baldwin, die in The Fire Next Time over hetzelfde onderwerp een brief schrijf aan zijn puberneefje. Het is tegelijk ook een uitwerking in boekvorm van ‘The Talk’: het gesprek dat zwarten met hun kinderen voeren over hoe je te gedragen als je door de politie wordt aangehouden. Coates breidt die talk uit naar de vraag: hoe te leven in een lichaam dat eng is voor anderen maar zelf ook bang is?
Het boek is deels memoir, over zijn jeugd in West-Baltimore, over de intellectuele en morele vorming door zijn vader die bij de Black Panthers zat, over het zwarte intellectuele Mekka genaamd Howard University, de invloed van rappers als Ice Cube (dit is deels overlappend met zijn eerdere memoir The Beautiful Struggle). Wat die jeugd, maar ook zijn latere leven, domineert, is de angst. De angst die hij als schooljongen had om over straat te lopen, de straat die als een quiz is waar een fout antwoord je dood kan zijn. Angst die hij als vader voelt voor zijn zoontje. Angst zelfs als hij als bijna-veertiger voor het eerst Amerika verlaat en Parijs bezoekt. Chronische angst, van binnenuit beschreven, doorleefd. Wat ik leerde was: de zwarte man in mijn straat is voor mij wellicht eng, maar zelf is hij banger voor mij, en de statistieken geven hem gelijk. Ik snapte nu ook het angstige gezicht van de demonstrant. Soms heb je literatuur nodig om te snappen wat je op straat ziet.
Coates spaart zijn zoontje niet, hij heeft niets om hem te troosten. ‘Here is what I would like for you to know: in America, it is traditional to destroy the black body – it is heritage.’ Hij beschrijft hersenen die uiteengereten worden, en de actualiteit daarvan. ‘There is no uplifting way to say this.’ Het is een poëtisch betoog zonder voetnoten – de onderbouwing, lees daarvoor zijn werk in The Atlantic. Dit is poëzie, eerder dan journalistiek, maar geschreven met de licentie van de geleefde ervaring. Tegelijk wijst Coates regelmatig op de ‘wiskunde’ achter het systeem. De zogenaamde incidenten, de erupties van geweld, de ‘killing fields’, ze zijn antwoord op de ‘rekensom van wat Amerika is’.
De witte mensen bevinden zich in Dromenland – Coates noemt hen geen witten, maar ‘mensen die geloven dat ze wit zijn’, want ras is een sociaal construct. Ze zijn in slaap gesukkeld door The Dream, een leven in de suburbs met gemaaide gazonnetjes, dat alleen kan bestaan door systematische onderdrukking van anderen. Die slaap is noodzakelijk om hun praktijk te kunnen voortzetten, want, zo citeert hij Solzjenitsyn: om kwaad te doen moet je allereerst geloven dat wat je doet goed is.
Coates’ stijl is lyrisch, de inhoud hard, hij kalligrafeert met een drilboor (‘The policeman who cracks you with a nightstick will quickly find his excuse in your furtive movements’). Maar het is vooral het gebrek aan troost en hoop waardoor zijn boek als heftig wordt ervaren. Daarin verschilt hij van Baldwin. Baldwin, in zijn brief aan zijn neefje, zegt (ik parafraseer): ‘Het is moeilijk, maar je kunt het.’ Coates zegt niet dat je de struggle moet opgeven, sterker, dat is je levensvervulling, maar je moet geen licht aan de horizon verwachten, je moet schoonheid vinden in de struggle zelf. Dat is het zwarte privilege: dat je door de geschiedenis van vervolging het leven beter snapt dan de dromers. ‘You have been cast into a race in which the wind is always at your face and the hounds are always at your heels. And to varying degrees this is true of all life. The difference is that you do not have the privilege of living in ignorance of this essential fact.’
Coates is te somber, zeiden sommige critici. Begrijpelijk: zijn boek verscheen in een tijd waarin juist een hoopvolle nieuwe burgerrechtenbeweging opkwam: de Black Lives Matter-beweging. Waarin de zwarte intelligentsia de agenda van de mainstream bepaalde via het fenomeen Black Twitter. Een tijd waarin jarenlange raciale achterstelling leidde tot toch nog verrassende opstanden in Ferguson en Baltimore.
Er is ‘momentum’ – maar ook juist niet. Coates begint zijn boek niet voor niets met het verdriet van zijn zoontje als hij hoort dat de agent die Michael Brown doodschoot in Ferguson niet wordt vervolgd. Ik keek naar die live-uitzending met voornamelijk zwarte studenten in een universiteitskantine. De stilte na de mededeling was heftiger dan de schoten die ik later die avond in Ferguson hoorde: hoewel de hele wereld meekeek, ondanks maandenlange protesten, mocht de agent weglopen na het doodschieten van een tiener, met een miljoen dollar op zak, ingezameld door fans.
Een andere reality check, persoonlijker voor Coates, was het moment dat zijn studievriend Prince Jones vermoord werd door een agent. Dit was een hoogopgeleide jongen die alles goed deed, de zoon van een moeder die zich uit armoe had opgewerkt tot radioloog, ‘Mr. Twice as Good’ – en toch schoot een agent hem zes keer in zijn rug, ‘per ongeluk’, omdat hij hem aanzag voor een verdachte die totaal niet op hem leek (behalve dat ze beiden zwart waren). ‘Something broke that day’,zei Coates tijdens zijn lezing in St. Louis. Hij noemde het als een van de redenen dat hij niet optimistisch is. ‘They killed my friend!’ In zijn boek beschrijft hij hoe hij niet kon meevoelen met de nationale rouw na 11 september. ‘My heart was cold. I had disasters all my own’, en: ‘Damn it all. Prince Jones was dead.’
Baldwin schreef zijn The Fire Next Time in 1963. Het is goed om te beseffen dat, bijvoorbeeld, de grote explosie van de zwarte gevangenisbevolking pas in de jaren zeventig begon, na de vrijheidsstrijd. Er is reden tot pessimisme. Er is nog iets anders. Coates is helder over de noodzaak van struggle, maar belooft geen transcendentie, aldus Vinson Cunningham in een essay in New York Magazine (‘Why Ta-Nehisi Coates Isn’t Our James Baldwin’). Zijn struggle is fysiek, lichamelijk. Cunningham verwijst naar de beelden van dode zwarte mannen die nu zo’n grote rol spelen in de protestbeweging. ‘Today it sometimes seems that ideas have lost that ability to charge and to chasten. It seems we need to see a body.’
Kapotte ruiten zijn het opiniestuk dat je krijgt als de burgemeester en de krant niet luisteren
Je moet niet je leven organiseren rondom de hoop dat de dromers wakker worden, adviseert Coates zijn zoon, ik heb geen negroe spirituals voor je. Coates raadt zijn zoon uiteindelijk aan geluk te vinden in de struggle zelf, en in je lichaam, want dat is het enige dat je hebt – het is een bijna Nina Simone-achtig credo.
Binnenkort verschijnt de Nederlandse vertaling van Between the World and Me bij Amsterdam University Press. Gaat dit boek ook ons aan? Absoluut. Deels omdat Nederland zoveel gemeen heeft met Amerika. Deels omdat het een totaal ander land is. Nederland deelt met Amerika de geschiedenis van vernietiging genaamd slavernij, bijvoorbeeld, maar anders dan in Amerika is bij ons negentig procent van de bevolking voorstander van de slavernijkarikaturen op cadeauverpakking. We hebben veel inhaalwerk.
De angst je lichaam te verliezen die Coates van binnen beschrijft, lijkt in Nederland minder relevant. Er vallen hier minder doden. Godzijdank. Maar dat betekent dat we meer te verliezen hebben. Begin augustus werd ik in Ferguson, waar toen opnieuw demonstraties waren, door een van de activisten aangesproken op de dood van Mitch Henriquez, de vakantieganger uit Aruba die deze zomer door de Nederlandse politie werd gewurgd. Ook in Ferguson had men de rellen in Den Haag gevolgd.
De vergelijking is niet zo grotesk. ‘Den Haag’ was qua schaal anders, maar de mechanismen waren eender. Mitch Henriquez was overigens net als Michael Brown een naam die verscheen in een voorgeschiedenis van doden. Google op Rishi Chandrikasing, Ihsan Gürz, Michael Koomen. Net als in Ferguson teerde ook het Haagse oproer op een voedingsbodem van gevoelens van achterstand. Maar vooral: in Den Haag reageerden politici en magistraten op exact dezelfde wijze als in Ferguson: doof voor de rouw en woede over kapotte ruiten. ‘Verschrikkelijk’, vond mijn premier die ruiten, terwijl er een man dood was.
Die doofheid zit diep, het is geen toeval. Het is schokkend om terug te lezen hoe expliciet er de afgelopen jaren is gewaarschuwd voor rellen in Den Haag, in rapporten, opiniestukken, burgeracties. Lees terug wat antropoloog Femke Kaulingfreks schreef, wat maatschappijhistoricus Zihni Özdil voorspelde; lees het rapport van Amnesty, Gelijkheid onder druk uit 2013 (‘Als de situatie langs deze lijnen verslechtert, kan de boosheid (…) ontaarden in rellen en oproer’). Lees waarvoor de (toen nog) Nationale Ombudsman Alex Brenninkmeijer twee jaar terug waarschuwde (‘Politie die erop los timmert, is een probleem’). Lees de brandbrieven van burgeractivisten als Mohammed Ghay uit de Schilderswijk (vorig najaar nog wees hij Van Aartsen op de kans op een ‘Ferguson’).
Er waren allerlei Cassandra’s die de rellen voorspelden. De doofheid is systemisch. De mensen die, zoals Coates, kritiek hadden op dat systeem, die bijvoorbeeld over institutioneel racisme spraken, werden jarenlang als te radicaal gezien.
Niemand in de Nederlandse media wil racistisch heten, maar het netto effect van die nobelheid zijn witte enclaves – ik merkte het vorige week weer toen ik in Nederland was en wat interviews gaf over racisme in Amerika. Er is hier op witte redacties een zekere gulzigheid om over racisme te praten, zolang het over vroeger gaat of over Amerika. ‘Maar we kunnen ze niet vinden!’ zeiden zo’n beetje alle Nederlandse hoofdredacteuren onlangs in koor – exact dezelfde repliek van de politiechef in Ferguson toen hij werd aangesproken op de witheid van zijn korps. Ja, soms krijgt een andere stem een columnpje, maar gul is het niet – het is Hollandse krenterigheid, één koekje, trommel weer dicht, je hebt al gehad. Die monocultuur heeft fysieke consequenties, zie Den Haag. Kapotte ruiten zijn het opiniestuk dat je krijgt als de burgemeester en de krant niet luisteren.
Hoe diep ingebakken die cultuur van wegkijken zit, bleek vorige maand. Toen was er de affaire rond de kop en de illustratie bij een recensie van Ta-Nehisi Coates in NRC Handelsblad. Zonder medeweten van de auteur had de boekenredactie boven het stuk nigger geschreven zonder aanhalingstekens, en als illustratie een racistische karikatuur geplaatst (saillant: Coates beschrijft ergens zijn vreugde toen hij een schilderij van Hieronymus Bosch zag: eindelijk zwarte mensen afgebeeld, niet als karikatuur, maar als koningen).
Lang voor er mainstream ophef over kwam, wees een geschokte Nederlandse _NRC-_lezer me via Whatsapp op de illustratie. Ze was een van de vele lezers die zich roerden, zij het niet via de handgeschreven ingezonden brief, maar op Twitter.
Mijn instinctieve reactie: gezeur. Ik had net mensen gesproken over echte doden, dit ging over een pláátje. ‘Moet het lichaam van een zwarte man dan een soort Mohammed worden?’ appte ik terug. En nog meer uitvluchten (‘Maar nigger is een citaat’, ‘maar uit de context’, ‘maar het plaatje kaart racisme juist aan’). Een paar appjes verder viel het kwartje pas: al die smoesjes zijn smoesjes. Of zou het ook oké zijn om een artikel tegen antisemitisme te illustreren met een karikatuur van de eeuwige jood? Dat ik niet in één oogopslag zag wat er fout was, zegt iets over het inhaalwerk dat nodig is.
Coates zelf snapt het gewicht van beeldtaal: hij was bijvoorbeeld degene die na de aanslag op een kerk in Charleston opriep tot het strijken van de Confederate flag – die vlag was het trotse symbool van racisme, racisme kost mensenlevens (Amerika luisterde, de vlag ging neer). Het is belangrijk om lang stil te staan bij pláátjes. Blunders gebeuren, maar na de blunder is er gelegenheid tot inkeer. Die kwam echter nauwelijks. De Nederlandse _NRC-_lezers die als eerste boos waren, werden niet gezien, pas nadat ‘Amerika’ boos was geworden, kwamen een soort excuses (Zihni Özdil wees me op die interessante volgorde). De krant zag zijn eigen lezers niet.
Het vrijheidsronken is krachtiger geworden sinds ‘Charlie Hebdo’, maar het lijkt een excuus om niet nieuwsgierig te zijn
Het ‘debat’ dat volgde, was een debat van hoogsensitieve witte mensen die horkerige dingen zeiden onder het motto van Vrijheid van Meningsuiting. Dat vrijheidsronken is krachtiger geworden sinds ‘Charlie Hebdo’, maar het lijkt meestal een excuus om niet nieuwsgierig te zijn.
Slimme journalisten verdedigden hun wereldvreemdheid als een bastion van vrijheid. _Volkskrant-_hoofdredacteur Philip Remarque schreef liefst tweemaal over de zaak, zo hoog zat hem kennelijk het recht om neger neger neger te zeggen. Niet buigen voor de taalpolitie, zei hij. En de klassieker: maar zwarte mensen zeggen zelf ook neger!
‘Maar we bedoelden het goed’ – vergeet goede bedoelingen, schrijft Coates, ‘our world is physical’. Goede bedoelingen zijn de slaappil om de Droom in stand te houden.
We hebben ook hier een generatie die unapologetic is in de stijl van Coates: jonge intellectuelen die geen water bij de wijn willen doen. Hoe moet het voor hen zijn om op te groeien in een land waar de culturele machthebbers zo verstokt zijn? Een cultureel klimaat waarin Max van Weezel op inspectie gaat in Amsterdam-West om te checken of de moslims nog oké zijn (vertelde hij in NRC). Waar Jan Kuitenbrouwer het prima vind dat literatuur wit blijft, want basketbal is toch ook vooral zwart. Voor die jonge intellectuelen zal Coates een baken zijn. Vooral vanwege zijn durf ‘unapologetic’ te zijn, het beest bij de naam te noemen. In ons land, waar zelfs polemiek ‘wel gezellig moet blijven’, heb je het dan zwaar.
Een kunstenaar als Quinsy Gario, die het denken van een land liet kantelen – en 750 doodsbedreigingen en beledigingen kreeg, maar geen politiebewaking van de overheid (wel kreeg hij laatst een publieke trap na van burgemeester Van der Laan, om een incorrecte tweet). Het is niet te onderschatten welke shit systeemcritici als Zihni Özdil over zich heen krijgen. Zie hun inboxen, snap hun moedeloosheid, cynisme soms, na tien jaar kloppen op de deur, maar vooral: zie hun moed. En de drek komt niet eens van rechtse rakkers.
Heb medelijden met de witte dromers, bid voor ze, want ze weten niet wat ze doen – schrijft Coates met zoveel woorden. Want dat heb je voor op de dromers: zij zitten in een mentale gevangenis, in de Matrix. Jij ziet hoe het systeem werkt. ‘The dreamers will have to learn to struggle for themselves.’ Heb medelijden, maar wacht niet tot ze wakker worden (zo rond Sint Juttemis). Daarvoor is je leven te kort, te kostbaar.
Coates is geen somber schrijver, maar hij ziet de beperkingen van de Struggle en de begrenzing van het lichaam. Zijn boek is ook een lofzang op het zwarte volk. Een groep die zoveel geleden heeft, zo vastgeketend was, maar toch zoveel moois voortbracht qua cultuur, literatuur, muziek (‘We dominate music’, zegt hij ergens). We zijn er nog, ondanks alles, hoewel we als vee werden vervoerd, en we maken prachtige dingen en we hebben prachtige lijven. Kun je nagaan als we ontketenen. Vier je kleur, vind je vrijheid, zoek de schoonheid en de onafhankelijkheid in de Struggle – wees nieuwsgierig. Wees wakker.
De nieuwsgierigheid van Coates is exceptioneel. Jarenlang gebruikte hij zijn blog op de website van The Atlantic als publieke bijspijkercursus: hij vroeg zijn lezers wat zijn eigen literaire en culturele blinde vlekken waren. En ging dan lezen, kijken. Hij organiseerde de opleiding die hij in het getto niet kreeg. Daar moest hij Frans leren, maar hij deed niet zijn best – waarom in vredesnaam Frans leren als je nooit uit het getto zou komen, laat staan je land?
Coates kondigde laatst aan naar Parijs te verhuizen. Hij studeert nu alsnog Frans. Zijn boek bevat al een hopeloos romantisch verslag van zijn bezoek aan die stad (Mind you, deze man vroeg pas op zijn 37ste een paspoort aan). Maar Coates is niet gek. Hij noteert: ‘France is built on its own dream, on its collection of bodies.’
Hij was in Parijs toen de aanslag op Charlie Hebdo plaatsvond. Hij schreef enkele dagen daarna een essay op zijn blog. Hij ronkte niet. Hij zei dat hij nog aan het denken en praten was. Hij schreef: I might be Charlie.
Wat een cadeau dat deze intellectueel naar Europa komt. Zo benieuwd wat hij zal zeggen over Europese dromers, over bootvluchtelingen, over Griekenland, over de zwarte lichamen die verdrinken. Zwarte Piet, wie weet. Ons land heeft Coates hard nodig, ons land moet bijspijkeren. Maar als hij komt, zou ik hem waarschuwen: in Nederland vallen minder doden, wees voor je lijf niet bang, hier wordt je geest gesmoord.
0 notes