#sacramentskerk
Explore tagged Tumblr posts
Photo
(Het Klooster Breda, z.d.).
Een foto van het klooster en een sfeerimpressie van de straten in Breda hoe zij er vroeger uitzagen.
0 notes
Note
Do you know the exact places where they film in utrecht? I’m going to visit utrecht soon and i kinda want to see the places
You can google most places! School: St Gregorius College. Snackbar they frequented in s1: Cafetaria ‘t Hoekje. Noah’s house: Wilhelminapark (won’t disclose the address cause it’s someone’s house). The bridge where Isa sat on the grass in s1: Hogeweidebrug. The place Isa sat: SOIA (Strand Oog In Al). The cafe Isa and Lucas went to in s1: Café-atelier Lucas. Some places in Amsterdam this season, if you happen to stop by there too: Nail studio: Pink studio. Church from the date: Sacramentskerk, Amsterdam-North. Other places have slipped my mind right now, but let us know if there’s other places you want to know!
70 notes
·
View notes
Photo
Het is moeilijk voor te stellen wat de gewone kerkganger in 1926 vond van de Sacramentskerk. “Een fraaie, in modernen bouwtrant gebouwde kerk”, schreef het plaatselijke dagblad bij de consecratie van de kerk op 3 juni 1926. En op 3 januari 1927, bij gelegenheid van begin van de altijddurende aanbidding, schreef dezelfde krant over “deze kerk met zijn liturgischen pracht-eenvoud”. Een katholiek dagblad zou in die tijd niet durven te schrijven dat de bisschop een lelijk gebouw had laten neerzetten.
Dat deed Dom Hans van der Laan wel. Hij was een van de belangrijkste Nederlandse katholieke architecten en noemde de Sacramentskerk een voorbeeld van ‘socialistisch getinte gemeenschapsbouw’ die ‘de hardheid van de moderne samenleving’ verbeeldde. Zijn ontwerpen en die van zijn medestanders waren niet gebaseerd op de moderne architectuur, maar op traditionele dorpskerkjes. Gebruik van beton was voor hen taboe.
Op de foto is te zien hoe het altaar in het priesterkoor en daarachter het H. Sacrament alle aandacht trokken in de kerk waar verder weinig te zien was.
Dat er een beetje kleur kwam in de Sacramentskerk was te danken aan de mozaïeken van Anton Kloosterhuis (1888–1959). Hij was docent aan de Academie in Groningen, schilder, tekenaar en vervaardigde mozaïeken. In 1927 begon hij met het vervaardigen van de kruiswegstaties in de Sacramentskerk.
Wellicht was dit een opmaat tot een groter werk. Het was namelijk de bedoeling dat het gewelf van de kerk met mozaïek zou worden bekleed. Maar opnieuw ontbrak hiervoor uiteindelijk het geld, net als voor de toren.
Het plafond van de kerk bleef dus kaal beton en later zou dat zelfs bijdragen aan de monumentale status van de kerk. Een betonnen kruisgewelf in een kerk is uiterst zeldzaam: dat het beton zichtbaar is, maakt de kerk voor architectuurliefhebbers nog meer bijzonder.
0 notes
Text
Klooster bij Sacramentskerk in Breda
Voor deze opdracht ben ik om mij heen gaan kijken naar wat voor monumenten ik eventueel zou kunnen vinden. Gezien ik momenteel in Breda woon probeer ik hier in de regio iets leuks te vinden. Bij het begin zocht ik voornamelijk naar officiële stukken, maar na een tijdje ben ik anders gaan kijken in mijn zoektocht. In plaats van ‘echte’ bekende monumenten ben ik ook op zoek gegaan naar gebouwen die eventueel een verhaal kunnen vertellen. Vanuit het appartement waar ik woon kijk ik regelrecht naar de Sacramentskerk in Breda. Daarnaast is een klooster. Heel vaak hoor ik hier feesten vandaan komen en er gebeurt van alles en nog wat. Ik werd geïnteresseerd door de klooster. Wat voor verhaal zou het kunnen hebben? Wat voor mensen woonden er vroeger? Hoe waren de omstandigheden toen? Wat zouden de mensen die de kerk origineel bewoonde vinden van de situatie nu? Vanuit deze interesse heb ik gekozen om dit klooster als uitgangspunt voor deze opdracht te nemen.
Hoewel ik weinig concrete info over dit gebouw heb wil ik hem toch kiezen. Het vraagstuk dat ik wil behandelen is het vraagstuk of het oke is om oude (religieuze) gebouwen met culturele waarden te laten huisvesten door bewoners die de geschiedenis van het gebouw te niet doen of of dit niet uitmaakt. Dit staat in contrast tot het gebruiken van oude gebouwen met culturele waarde door nieuwe activiteiten die verder de geschiedenis niet schaadden. Een voorbeeld hiervan is het gebruiken van oude scholen als een kunst-atelier, het gebruiken van een kerk voor een bijeenkomst voor studenten, het veranderen van een klooster naar een museum etc.
Hoewel de meeste mensen in het algemeen geen bezwaar zouden hebben voor het gebruiken van ongebruikte gebouwen naar iets waar mensen iets aan hebben, is de vraag maar net of dat betekent dat iedereen er wel zou kunnen wonen. Het gebouw kent van oudsher een Christelijke traditie en heeft tal van mensen gekend vanaf het begin van zijn bestaan. Al de mensen die gebruik hebben gemaakt van het gebouw over de jaren heen maken het gebouw tot wat het is. Buiten het feit dat het een hoopje stenen zijn waar je kan leven is het ook een cultureel-religieus symbool. Een teken van vroeger, iets dat lang een belangrijke rol heeft gespeelt.
In de huidige situatie zijn er studenten gehuisvest. In het oude klooster, waar vroeger nonnen of Monniken rondliepen die hun hele leven aan kuisheid hebben geweid, wordt nu volop gefeest. Naast het klooster is een kerk. De kerk is nog wel in gebruik. De vraag is of het niet disrespectvol is naar de mensen die naar de kerk gaan om zich in deze situatie te bevinden. Het klooster wordt niet gebruikt, dus het is oke om er iets mee te doen, maar zou er niet een soort van kleine richtlijn zijn betreft wat er wel of niet mag in het klooster om toch de historische waarde een beetje te respecteren.
Vanuit de groep kreeg ik mee dat ze er in het algemeen niet een moreel juiste keuze is om feestende studenten te plaatsen in een gebouw dat van oudsher een belangrijk religieuze rol speelden voor bepaalde groepen. We hebben het gehad over het contrast van de bedoeling van de gebouwen, en waar het nu voor wordt gebruikt. Het gebouw heeft als het ware zijn eigen geschiedenis, en daar zou een beetje respect voor gepast zijn. Verder waren ze niet van mening dat het gebouw niet gebruikt mag worden. Ze vinden wel dat het een goed idee is om gebouwen die niet meer in gebruik zijn een nieuwe rol te geven waarbij de gebouwen weer van maatschappelijk belang kunnen zijn.
Vanuit de groep kreeg ik de impressie mee dat ze het niet erg zouden vinden als er mensen zouden wonen in de klooster, maar dat het wel mensen zouden zijn die enig besef hebben van de culturele en historische waarde van het gebouw. Dit zou niet uitbundig gevierd hoeven te worden, maar feestende studenten die verder lak hebben aan de geschiedenis van het gebouw vinden ze respectloos. De vraag in hoeverre je kan toetsen of iets eventueel niet respectloos zou zijn voor mensen vroeger blijft lastig.
Al bij al komt naar voren dat ik en mijn groepje twijfels trekken bij de vraag of het ethisch te verantwoorden is om studenten in een klooster te plaatsen waarbij de situatie als dis-respectvol ervaren zouden kunnen worden door bepaalde groepen met in onze visie begrijpelijke redenen. De bedoeling van het klooster staat haaks tegenover datgene waar het nu voor wordt gebruikt. We vinden het niet erg dat er mensen worden geplaatst, maar vinden dat er wel enig respect zou moeten zijn voor de geschiedenis en dat dit als criteria meegenomen had moeten worden toen er werd nagedacht over waar het oude klooster eventueel voor gebruikt kon worden (Het klooster Breda, z.d.).
Geschreven door Tuana.
0 notes
Link
Walther Cantrijn was niet tevreden over de muzikale invulling van de mis ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van koor en kerk, zagen we in de vorige aflevering. Toch kon de altijd kritische dirigent terugkijken op een geslaagd jubileum. Op 7 november gaf het koor zijn jubileumconcert onder de titel ‘Jubilate Deo’. Het begon en eindigde met Jubilate: aan het begin van Orlando di Lasso en aan het einde van Benjamin Britten. Vooral over deze laatste uitvoering was Cantrijn tevreden.
Tevreden zal hij ook zijn geweest over de recensie die verscheen in het Brabants Dagblad: in die tijd besteedde zelfs deze Bossche krant nog aandacht aan wat er op muzikaal gebied in Breda gebeurde. ‘Bredaas koor is bolwerk van rijke muziekcultuur’, zo luidde de kop. “In veel parochies was een groot cultuurgoed grotendeels weggeblazen, maar gelukkig zijn er nog enige parochies waar men op wonderlijke wijze mooie dingen heeft weten te behouden zonder de frisse wind van de vernieuwing langs zich heen te laten gaan.” Dat was inderdaad het motto van Walther Cantrijn: onderzoek alles en behoud het goede.
Helaas had de recensent in zijn enthousiasme vergeten de naam van het Sacramentskoor te noemen. Geen ramp: in Den Bosch kennen ze het Sacramentskoor nog steeds – al was het maar dankzij Spem in alium in de Sint-Janskathedraal vorig jaar.
Hier de opname van het laatste deel van het concert, Jubilate Deo, in het Engels en op muziek van Benjamin Britten. De geluidskwaliteit is niet al te best, maar opnieuw horen we een energiek koor met een mooie egale klank. Het orgel speelt een eigen rol in deze compositie, een mooie gelegenheid om de naam van onze toenmalige organist eens te noemen: Anton van Kalmthout.
0 notes
Link
Het Metropole orkest, de Skymasters, het Brabants Orkest, het Rotterdams Philharmonisch Orkest, Harry Mooten, Johnny Meyer: allemaal zette Tony Dirne ze op de plaat. Maandag 2 juli 2017 vertelde hij erover in BN / De Stem. En in dat rijtje past ook het Sacramentskoor.
In de jaren 1970 nam het koor drie lp’s op en steeds was Tony Dirne de opnametechnicus. Uiteraard vonden de opnames in de Sacramentskerk plaats, maar er was één uitzondering.
’Three kings’ van Peter Cornelius kregen we niet goed op de band. Als ik het me goed herinner, was de balans tussen solist en koor niet goed: in ieder geval waren Cantrijn en Dirne niet tevreden.
Daarom gingen we met een klein groepje zangers op een dag ergens in 1974 naar de studio die Tony Dirne had gebouwd in een voormalige timmermanswerkplaats aan de Antilopestraat in Breda.
Dirne volgde de technische ontwikkelingen op de voet: hij was een van eersten die stereo-opnames maakte en ook beschikte hij over drie ‘nagalminstallaties’. Dat waren ook nieuwigheden. Die nagalm was vooral in de lichte muziek in de mode gekomen, maar voor ons kwam het mooi uit dat met die apparatuur een kerk kon worden geïmiteerd.
Eigenlijk was dat in die tijd dus vrij bijzonder, maar wij keken er niet van op. Dirne was in staat om de beste stukken uit drie takes aan elkaar te plakken – letterlijk, want computers waren er nog niet – en zo een perfect resultaat te bereiken. Dus waarom zou hij van zijn kleine studio geen kathedraal kunnen maken?
Hier het resultaat. Solist is Cor van Ginneken: als jongen in 1926 bij het koor gekomen en een van de beste zangers die we ooit hebben gehad.
0 notes
Link
In de vorige blogpost hoorden we een energiek koor met dito jongensstemmen. Die stralende stemmen maken het soms moeilijk om het evenwicht met de mannenstemmen te bewaren en dat wordt nog lastiger naarmate de gemiddelde leeftijd van het mannenkoor stijgt.
Dat gevaar lag in die tijd ook voor het Sacramentskoor op de loer. De mannen vormden een club waar je niet zomaar werd toegelaten. Bij veel van dergelijke koren sloop de vergrijzing erin.
Walther Cantrijn doorbrak dit door jongens die ‘de baard in de keel kregen’ bij het koor te houden. Vanuit de baardclub stroomden ze daarna door naar het herenkoor.
Vervolgens bereikte de verjonging ook het bestuur. Eerbiedwaardige heren als Jim Smit en Jan Savenije deden een stap terug en maakten plaats voor twintigers als Henri de Graauw en Adriaan Weterings, om maar eens twee niet helemaal willekeurige namen te noemen.
Maar even terug naar 1976, tien jaar na de eerste opnames van het Sacramentskoor. De Sacramentskerk bestond vijftig jaar en dat werd gevierd met een eucharistieviering waarin bisschop Ernst voorging.
Deze viering is op band bewaard gebleven, voorzien van kritische aantekeningen van Walther Cantrijn. Hij was er niet tevreden over. De geluidskwaliteit was matig en het koor was niet in vorm. Bovendien was de viering een muzikaal compromis. De bisschop gaf de voorkeur aan Nederlandstalige volkszang, terwijl het koor de Missa Papae Marcelli van G.P. da Palestrina wilde zingen. Het resultaat was een compromis waar in ieder geval de dirigent en het koor niet tevreden mee waren.
Nee, dan het concert dat enkele maanden later werd gegeven in het Witte Kerkje in Terheijden. Uit de jonge mannen van het koor en de oudste jongens had Walther Cantrijn een cantorij gevormd, een klein koor dat in die ruimte van het kleine kerkje uitstekend tot zijn recht kwam.
Walther Cantrijn schreef: “Het was een feest om met deze enthousiaste jongeren te werken en het zingen in een akoestisch zo fijne ruimte als in Terheyden, inspireerde dirigent en zangers. Het is te horen.”
Hier het Ave verum van William Byrd. Een eigen opname van Walther Cantrijn, Witte Kerkje Terheijden, 10 oktober 1976.
0 notes
Audio
In de vorige blogpost werd al melding gemaakt van de verzameling opnames van het Sacramentskoor die Walther Cantrijn maakte in de tijd dat hij dirigent was. Dat maakt natuurlijk nieuwsgierig: hoe klinken die opnames? Hier is de eerste. Gemaakt op 11 januari 1966 door de KRO. In het archief van de omroep zijn ze niet te vinden, dus we gaan er maar van uit dat men er in Hilversum geen bezwaar tegen heeft dat we er een fragment uit laten horen. Want anders zouden deze opnames nooit gebruikt worden.
Het koor was gewend aan de muziekkeuze van Louis Toebosch, die twee jaar daarvoor het koor nog leidde. Onder zijn leiding zong het koor voornamelijk klassieke polyfonie. Walther Cantrijn introduceerde modernere componisten. Dat was even wennen voor het koor. Hier de eerste opname: ‘O Sapientia’ uit de O-antifonen van Herman Strategier (1912–1988), of volgens de officiële titel: ‘Cantica pro tempore natali’, gecomponeerd in 1953.
0 notes
Audio
De opname uit 1986 van Spem in alium kwam uit het geluidsarchief van Walther Cantrijn. Vanaf het begin maakte hij opnames van zijn koren. De eerste dateren al van 1950, toen hij dirigent was van het koor van de Maria Hemelvaartkerk. Een van zijn eerste opnames van het Sacramentskoor is een deel uit het kerstconcert van 1967: ‘La vierge a la crèche’ van César Franck, een duet voor sopraan en alt. De sopraan is Peter Freijsen, die over een zeldzaam fraaie en krachtige stem beschikte. Ook Pierre Kartner kreeg dat in de gaten. Hij was op zoek naar een concurrent voor de destijds razend populaire jongenssopraan Heintje. Maar hij vond de stem van Peter ‘te geschoold’. Hier de opname die is gemaakt tijdens een repetitie bij Walther Cantrijn thuis: niet helemaal storingvrij, maar de kwaliteiten van beide jongens – Henk Kivits zong de altpartij – komen desondanks goed tot uiting. Nadat ze het koor verlaten hadden, gingen hun wegen uiteen. Peter Freijsen maakte furore in Nijmegen waar hij zanger en percussionist werd bij straatorkest , dat altijd te vinden was bij antikapatalistiese en andere aksies. Henk Kivits werd topman bij onder meer Holland Casino, maar – dat moet ook gezegd – de muziek liet het hem niet los. In heeft, zei hij: “Mijn hele leven zing ik al. Eerst in het kerkkoor van Breda; op de hbs leidde ik een koor en orkest, samen tachtig man. We hebben zelfs voor koningin Juliana opgetreden. Vanwege dat zingen trakteerde ik casinospelers op een avond Opera Zuid, De Speler van Prokovjev.” Niet verwonderlijk: hij is de oprichter van Opera Zuid.
0 notes
Audio
Een prachtige herinnering: Spem in alium, het meesterwerk van Thomas Tallis dat de afgelopen weken is uitgevoerd in Delft, Eindhoven, ’s-Hertogenbosch en in onze eigen kerk. Alleen… hier was de uitvoering uit 1986 te horen, toen onder leiding van Daan Manneke.
Walther Cantrijn liep toen al enkele jaren daavoor rond met het idee om het motet te gaan uitvoeren. Hij had de enorme partituur al aangeschaft en liet deze aan verschillende koorleden zien. Die fronsten hun wenkbrauwen: gaat hij dat ooit voor elkaar krijgen?
Maar hij kreeg het voor elkaar. In het kader van het zestigjarig bestaan van het Sacramentskoor kwam het project tot stand. Destijds ook met vier uitvoeringen: in de Sint-Jan in ’s-Hertogenbosch, de Catharinakerk in Eindhoven, de Sint-Jacobskerk in Antwerpen en de Grote Kerk in Breda.
En net zoals dit jaar viel de uitvoering in Breda samen met de Singelloop. Dat evenement had toen nog niet de omvang die het nu heeft, want dan had niemand de kerk kunnen bereiken.
Onze toenmalige organist, Anton van Kalmthout, had geen muzikale rol in het geheel. Hij kon dus meedoen de Singelloop. Voor de aanvang van het concert konden de koorzangers hem nog gaan aanmoedigen: eenstemmig.
1 note
·
View note
Photo
Bijna ongemerkt is er in dit jubileumjaar nog een mijlpaal gepasseerd: voor het laatst gingen de jongens op koorkamp naar Loon op Zand. Vanaf volgend jaar zullen zij naar een andere locatie gaan.
Sinds Walther Cantrijn in 1948 dirigent werd van het koor van de Maria Hemelvaartkerk aan de Ginnekenstraat ging hij jaarlijks met de jongens op kamp in een boerderij in de omgeving in Loon op Zand. Toen hij in 1965 overstapte naar de Sacramentskerk, nam hij voortaan de jongens van het Sacramentskoor mee naar de boerderij.
Dat was dus een andere kampeerboerderij dan de afgelopen 36 jaar. Sterker nog: het was eigenlijk helemaal geen kampeerboerderij. Iedereen sliep in een stal, waar ’s winters de koeien hadden gestaan. In het voorjaar joeg de boer het vee de wei in en mestte de stal uit. Die was dan gereed om ons onderdak te bieden.
De voorzieningen rond de ‘slaapzaal’ waren navenant: eigenlijk moeten we met terugwerkende kracht achterover slaan van de prestaties van de kookstaf die vanuit een geïmproviseerde keuken meer dan vijftig hongerige jongens en leiders wist te voeden.
Verder was er niet zo veel verschil met tegenwoordig: een fantastisch week met stratego, fietstochten, voetbal…
Of het zouden de sanitaire voorzieningen moeten zijn. Het buitengebied van Loon op Zand had destijds nog geen riolering. Dat onze boerderij beschikte over een (1) toilet voor de gasten was dan ook een luxe. Elders in het gebied stonden er nog, op gepaste afstand van de woning, houten hokjes met een ton waarin men geacht werd zijn behoefte te deponeren.
Overigens was dit toilet natuurlijk ook niet op een riool aangesloten. De boer had een afvoer aangelegd naar een grote kuil, naast het veld waar wij voetbalden. Dat maakte, zoals te begrijpen valt, een nauwkeurige balbehandeling extra noodzakelijk.
Op de foto is te zien hoe jongens met teiltjes in de weer zijn. Die gebruikten ze om zich te wassen. Er was namelijk één (1) douche, maar die werd nooit gebruikt. ‘s Middags na een lange tocht werden de teiltjes gebruikt om de verhitte voeten te koelen en ’s avonds om er pudding in op te dienen. Of het dezelfde teiltjes waren? In ieder geval ging de pudding altijd helemaal op.
0 notes
Photo
Tussen 1950 en 1960 kreeg de Sacramentskerk nieuwe altaren, een nieuw orgel en een antieke communiebank. Weldra zouden die overbodig worden.
De gewoonte om meerdere missen tegelijk op de dragen in één kerkruimte verdween, net als de gewoonte op de communie uit te reiken bij een communiebank. Niet alleen in de Sacramentskerk, maar in vrijwel alle katholieke kerken in de wereld. En ook het orgel raakte op veel plaatsen in onbruik.
In plaats van de Latijnse gezangen van het koor kwam de Nederlandstalige volkszang. Het orgel diende dan als begeleidend instrument. Maar als snel kwamen de beatmissen in de mode en daarmee deden het drumstel en de elektrische gitaar hun intrede in de kerk. Voor zover er nog een orgel werd gebruikt, was dat een moderne versie van het elektronische Hammond-orgel.
Ook pastoor Van Duyse wilde Nederlandstalige muziek invoeren in zijn kerk. Maar Louis Toebosch voelde daar niets voor. De kwaliteit van de bijbehorende muziek vond hij zo belabberd dat hij er zijn tijd niet aan wilde verspillen. In 1965 vertrok hij naar Tilburg om daar directeur van het conservatorium te worden.
Zo dreigde er een einde te komen aan het Sacramentskoor, maar de sluiting van de Maria Hemelvaartkerk aan de Ginnekenstraat bleek een geluk bij een ongeluk. Daar had Walther Cantrijn een uitstekend koor opgebouwd, maar vanwege de aangekondigde sluiting van de kerk was hij in dienst getreden van de nieuwe Petrus en Pauluskerk in Boeimeer. Er was daar, mede door de beroerde akoestiek van de kerk, weinig perspectief voor klassieke kerkmuziek. Hij greep dus de kans om in de Sacramentskerk aan de slag te gaan met beide handen aan.
In de dertig jaar dat hij er werkzaam was, wist hij het niveau van het Sacramentskoor te handhaven. Terwijl elders in het land het ene na het andere jongenskoor werd opgeheven, ging hij door. Daarbij wist hij zich gesteund door pastoor Van Duyse en zijn opvolgers Sträter en Maas.
Naar zijn idee hoefde het invoeren van volkszang en het gebruik van het Nederlands niet te leiden tot verlies van kwaliteit. Zijn grote voorbeeld waren de Engelse koren.
In Nederland was het idee ontstaan dat koren die Latijn zongen uit de tijd waren en dat de toekomst was aan de Nederlandstalige volkszang. In Engeland bestaan koor- en volkszang, Latijn en Engels naast elkaar.
Walther Cantrijn bewees dat dat ook in Nederland kon. Vernieuwing hoefde niet te betekenen dat je alles uit het verleden weggooit. Dankzij hem bleef het koor dat Vermeeren en Toebosch hadden opgebouwd bestaan en hij verrijkte het met Engelse koormuziek.
In Nederland zijn er tegenwoordig nog maar een handjevol koren die uit jongens- en herenzangers bestaan. Het Sacramentskoor is er daar een van, dankzij Walther Cantrijn.
(Foto: Walther Cantrijn in 1985 / Stadsarchief Breda, coll. BN De Stem/Johan van Gurp)
0 notes
Photo
De bouw van het orgel en het koor was een ingrijpende verandering in het interieur van de Sacramentskerk. Maar er gebeurde in de jaren vijftig van de twintigste eeuw nog meer op dat gebied.
Pastoor Van Duyse die in 1948 pastoor Van Meel was opgevolgd, was een kunstliefhebber en -kenner. Dat kwam niet alleen tot uiting in zijn steun aan het Sacramentskoor en de bouw van het nieuwe orgel. Veel kunstvoorwerpen die nu in de kerk te zien zijn, werden door hem aangeschaft.
Hij gaf opdracht aan de schilder Joan Collette om de icoon van O.L. Vrouw van Altijddurende Bijstand te schilderen, waar nu nog steeds veel mensen een kaarsje branden. Zr. Ella Vriens, die in 1930 mede aan de wieg van het Ziekentriduüm had gestaan, schonk het Pius X-altaar dat nu rechts vooraan in de kerk staat en een andere zijde kwam het H. Hart-altaar. Beiden van de beeldhouwer Leen Douwes.
Voor dit laatste altaar staat nog steeds een Franse communiebank die dateert uit de jaren 1750–1775. Van Duyse had hem gezien bij een kunsthandel en een anonieme geldgever maakte de aanschaf mogelijk.
Eveneens achttiende-eeuws is het Jozefbeeld dat links voorin de kerk staat. Waarschijnlijk is afkomstig uit Oostenrijk of Beieren, maar ook Vlaanderen wordt genoemd als land van herkomst. Bijzonder is dat de achterzijde beschilderd is. Meestal nam men die moeite niet omdat het beeld toch tegen de muur stond.
Het meest opvallend moeten de nieuwe glas-in-loodramen zijn geweest. Die werden vervaardigd door Jan Dijker (1913–1993). De ramen aan de linkerzijde zijn de oudste. Rechts is te zien dat zijn stijl in enkele jaren tijds abstracter is geworden. Ook zijn de ramen lichter van kleur omdat het anders te donker zou worden in de kerk.
0 notes
Photo
In 1950 vierde pastoor Van Duyse zijn 25-jarig priesterjubileum. Bij die gelegenheid werd hem een nieuw orgel aangeboden. Dat wil zeggen: symbolisch, want er was nog geen geld voor. Het was een begin van een geldwervingscampagne die vijf jaar zou duren.
Niet alleen was er geld nodig voor een nieuw orgel: ook de bestaande ruimte voor het koor moest worden uitgebreid. De zangers stonden boven op elkaar in de krappe ruimte die de architect voor hen had weten uit te sparen. De bijgaande foto zegt genoeg.
Een van de leden van het koor, de architect Jan Savenije, maakte het ontwerp voor de nieuwe ‘koortribune’. Het orgel zelf werd gebouwd door de firma Flentrop. Louis Toebosch had een voorkeur voor deze orgelbouwer. Die beheerste namelijk het bouwen van mechanische orgels die een doorzichtiger klank geven dan de toen gebruikelijke elektrische en elektro-mechanische orgels. Deze ‘romantische’ orgels raakten in de jaren vijftig van de twintigste eeuw uit de gratie bij vooruitstrevende organisten als Louis Toebosch en Jaap Hillen, de organist van de Grote Kerk in Breda die als adviseur bij de bouw betrokken was.
Probleem was wel dat dit een protestantse firma was. Het passeren van de katholieke concurrentie leverde veel problemen op.
Uiteindelijk kwam het tot een compromis: Flentrop bouwde het orgel, de katholieke orgelbouwer Vermeulen de orgelkas eromheen.
Op 15 juni 1958 werd het orgel ingewijd met — uiteraard een concert door Louis Toebosch en het Sacramentskoor. Orgelliefhebbers uit heel Nederland en België kwamen op de plechtigheid af. Het koor zong het Te Deum van Toebosch en het Pater Noster van Hendrik Andriessen. Toebosch speelde werken van Sweelinck, Gabrieli, de Cabezon en — uiteraard — Bach. En om te laten horen dat het orgel ook geschikt was voor muziek uit de negentiende eeuw, speelde hij het Derde Koraal van Franck.
‘Een magnifiek orgel’ vond het dagblad De Tijd en het Algemeen Handelsblad schreef: “Met dit orgel heeft de Nederlandse orgelbouw eens te meer laten zien en horen, dat zij in staat is om volwaardige instrumenten te bouwen in een bekwame ambachtelijkheid die de muzikale schoonheid dient en die een bevestiging is van een hervonden traditie van eeuwen her en die voor geen enkel buitenlands werk behoeft onder te doen.”
0 notes
Photo
De H. paus Johannes Paulus II kampeerde graag. Toen hij nog priester was in Polen trok hij er vaak dagenlang op uit om te wandelen in de bergen. Onlangs dook er nog een foto op waarop hij tijdens een van die tochten te zien is, in het gezelschap van een vriendin.
Op de foto bij dit artikel zien we niet de latere paus, maar wel een priester: kapelaan Driesen van de Sacramentsparochie. In zijn gezelschap enkele jonge vrouwen van het ‘meisjeswerk’ van de parochie.
Dat was 1934 opgericht als tegenhanger van de Verkennerij, de katholieke tak van de padvindersbeweging.
Maar de verkennerij was alleen bedoeld voor jongens. Meisjes konden terecht bij het meisjeswerk dat hen voorbereidde op hun rol van moeder. Voor veel jongedames was dat veel te braaf en daarom werd het meisjeswerk van de Sacramentsparochie, dat meer bood dan uitzicht op het aanrecht, een groot succes.
Zo groot dat de bisschop het in 1938 verbood. En, zo voegde hij eraan toe, het had geen zin om te proberen hem op andere gedachten te brengen.
Maar dat hield kapelaan Driesen niet tegen. Hij ging door en kreeg gedaan dat het meisjeswerk van de Sacramentsparochie mocht blijven bestaan, maar dan wel als ‘bezinningsgroep’ of ‘recollectie’, zoals dat toen werd genoemd.
Dat had ook als gevolg dat het tijdens de Tweede Wereldoorlog niet viel onder het Duitse verbod op de katholieke verkennerij en het meisjeswerk.
Na de oorlog verdween het bisschoppelijke verzet en kwam er naast de katholieke verkenners een katholieke gidsenbeweging voor meisjes. De meisjesbeweging van de Sacramentsparochie was bij de oprichting in juli 1945. Ze hadden toen zelfs al uniformen – gemaakt uit oude gordijnen en eigenhandig in de juiste kleur geverfd.
0 notes