#roland sohier
Explore tagged Tumblr posts
Text
KWARTETTEKETETTEN MET HET OEUVRE VAN ROLAND SOHIER
Hij brengt ons terug rond de huis-, tuin- en keukentafel. Wij doen voor de verandering eens samen een spel en leggen de mobiele telefoons aan de kant. We hebben het erover met elkaar rond de pot kaarten, want de kunst van Roland Sohier maakt de tongen los. De kunstenaar scherpt onze verzamelwoede op. Fanatiek willen wij zoveel mogelijk kaarten bij elkaar leggen, van medespelers afhandig maken, om strijdlustig bij een viertal te roepen: kwartet! Het kwartetspel is met de bordspellen Mens-erger-je-niet en Ganzenbord hèt gezelschapsspel bij uitstek om offline samen en tegen te werken. Het is ouder dan de weg naar Rome en bestaat al zeker sinds de boekdrukkunst is uitgevonden. Ieder onderwerp kan thema zijn. Zo is er een tal aan diversiteit in het kwartetten. Ieder denkbaar vakgebied, aangelegenheid of affaire kan wel uitgelegd in 48 kaarten, 12 kwartetten. En er komen steeds bij nu de mens weer wil praten met de ander, contact maken zonder scherm. De mobiel gaat uit, de kaarten komen op tafel.
Voorheen drukte kunstenaar Ronald Sohier zijn recente werk af in een in eigen beheer uitgebracht boekwerkje. Een schrift met een kort overzicht van zijn bezigheden in dat bijna voorbije jaar. Zo geeft hij inmiddels een minder omvangrijke kijk op zijn oeuvre, want zijn kunst moet natuurlijk lijfelijk gezien worden, in het wild en openbaar. De uitgave, met december als maand van verschijning, is slechts een uithangbord voor wat Sohier nog meer aan bijzonders weet te brengen. Vorig jaar vormde een uitzondering op de regel omdat uitgifte in het wereldbeeld zo urgent was dat het net na de zomer verscheen: send in the clowns. En nu heeft hij een andere vorm van afbeelden in serie gekozen, gewoon omdat het kan. Het geeft een inkijk in zijn oeuvre en reikt dit keer verder dan het ene afgelopen jaar. Met het kwartetspel van Sohier krijgt de eigenaar, de kijker en speler, een laagdrempelig totaal inzicht in het werken en de stijl van de kunstenaar. Het is krachtiger dan een oeuvreboek, omdat het spel interactief is: je dient de composities te benoemen om er genoeg van te krijgen.
Sohier heeft zijn spel gekscherend Kwartetteketet genoemd, maar het is zeker een serieuze uitgave hoewel het spel een vrolijk tijdverdrijf vormt. Rond de tafel staat de kunst van Roland Sohier voor de duur van het spel in het middelpunt van de belangstelling. Onder het genot van een borrel en de bijbehorende versnapering is er gezelligheid, vertier en vrolijkheid. Het is echter een kwartetspel voor volwassenen. De beelden kunnen compromitterend zijn, want Sohier windt er geen doekjes om. Kunst verbergt het zeer niet, verbloemt geen waarheid, de schoonheid van het zijn is zichtbaar gemaakt. Dat zijn van Sohier kent een eigen wereld, een persoonlijke beleving. In een beeldtaal die doet denken aan een cartoon, een karikatuur van de werkelijkheid. De figuratie beweegt zich veelal in serie over de bladspiegel. Er is dynamiek in het platte vlak, alsof de figuren zich willen losmaken om de ruimte in te gaan.
Het naakt bijvoorbeeld is een model dat van meerdere kanten is bekeken en in diverse houdingen wordt gelegd. De lijven bewegen zich elastisch over het papier. Maar telkens idit s het lijf van een enkel met name genoemd vrouwspersoon. Om een kwartet te hebben dienen Clara, Eleni, Noemi en Carolina naast elkaar gelegd te worden. En zo werkt het tevens met de schetsen van Humpty Dumpty. De kop van het mannetje wordt van alle kanten belicht als speelse variatie op het strenge kubistische karakter. Zijn de Schilderijen met Meisjes bevolkt door een wervelende orgie aan blote dameslijven, die wederom van alle kante en in diverse poses worden stil gezet. Ze rollen over elkaar, de lichamen gaan in elkaar op en vormen samen een dynamische kluwen van torso’s en ledematen.
Roland Sohier belicht iedere kant van zijn kunnen, elke ingang van zijn oeuvre krijgt een kans zich te openen in Kwartetteketet. Zo heeft hij ook ruimtelijk werk gemaakt, beelden, raam- en muurschilderingen, installaties. Een tweetal museale presentaties komen voorbij en samengestelde tekeningen op staande reclameborden. En alle in de bekende eigen persoonlijke stijl van deze eigenwijs dwarse kunstenaar. Wat te denken van de vette schilderijen en de vette tekeningen, deze zijn inderdaad cool. Een feest van bloterikken en kopvoeters. Ratatata is een voor het spel in vier delen uiteen vallende wanddecoratie, een gevisualiseerde danse macabre. Niet alleen het zijn, leven, heeft de aandacht van Sohier; ook het was, de dood, krijgt een plek in zijn oeuvre. Maar wel op een relativerende manier en een vrolijk opgeruimde kijk op de dingen. In zijn werk heeft alles een zonnige kant, zelfs de schaduwen worden kleurig ingevuld.
En dan zijn er om het beeldgenot compleet te maken de zelfportretten in de categorie Selfies. Sohier toont het grimas van Roland. Niet zijn kop is onderwerp, maar de acties die de handen eraan uitvoeren. Het zijn eerder gebaren van een doventolk in een erg uitgesproken taal. Het sluit het kwartet op een wonderlijke manier af en laat zien dat de kunstenaar nergens voor terugdeinst. Alles moet verbeeldt kunnen worden, iedere schaamte is hem vreemd. En dat is nu net de charme van deze kunstenaar die zich beweegt op het snijvlak van het serieuze beelden en het verbeelden met een dikke korrel zout. Op de grens van werkelijke realiteit en irreële abstracte kunst. In een zelf gecreëerd niemandsland is Sohier de koning, keizer en admiraal van zijn sprookjesachtige werelden met grimmige randjes en ongemakkelijke situaties. Degelijk opgeleid aan de Gerrit Rietveld Academie heeft hij de traditionele tekenvaardigheid volkomen losgelaten en is losgegaan op de esthetiek van de schone kunsten. Wie zijn losgebroken figuren wil zien en door de handen laten gaan, koopt zijn kwartetspel. Kwartetteketet is de last post van de kunstwereld. Het herdenkt de schoonheid en gedenkt de inspiratie. Het neemt een vette loop met nep, namaak en vervalsing, dat kunst letterlijk is natuurlijk.
Roland Sohier’s Kwartetteketet. Kwartetspel met kunstwerken van Roland Sohier. 48 kaarten in 12 categorieën als een soort oeuvre catalogus. Uitgave in eigen beheer in samenwerking met Uitgeverij De Zwaluw, 2024.
0 notes
Photo
Roland Sohier (NL 1950)
Starmaker (2017)
Charcoal and pastel on paper (420 x 150 cm)
19 notes
·
View notes
Text
Diagonale 2017, Doublement Fou !
Avec ses 167km de bonheur et 9780m de dénivelé positif à travers l’île de la Réunion et son environnement classé au Patrimoine Mondial de l’Humanité, la Diagonale des Fous est une course aphrodisiaque voir même quelque peu SM. Un seul impératif : parcourir la distance en moins de 66h. Elle a beau te faire souffrir comme ce n’est pas possible, elle t’attire inexorablement et te hante.
Après une première participation en 2016 (722e en 47h42) durant laquelle je m’étais juré de ne plus y retourner, j’ai vite replongé. Mais pas seul, cette fois-ci, car nous étions trois potes sur la distance avec Yansé Gara et Sohier Sylvain. Et même cinq gravelinois au total si l’on ajoute Guillaume Descombes (445e) sur le Trail de Bourbon et Jérôme Angele Lory Leguay sur la Mascareignes. Sur cette édition, Yanse et Sylvain étaient soutenus par leurs employeurs et portaient les couleurs de Saga Mercedes et de BASF ; pour ma part je courrais pour “Solidaires En Peloton Arsep” et la “Fondation ARSEP - Vaincre la sclérose en plaques” afin de lutter contre la Sclérose en Plaques. Côté préparation, c’est à la fois mieux armé (35h d’entraînement en + sur les 12 dernières semaines) que j’arrivais au cœur de l’océan indien mais aussi plus fragile et empli de doutes quant à une douleur au talon apparue fin août et qui me fait souffrir dès que j’allonge les sorties et surtout en descente. Frustrant car la tendinose que je traînais depuis janvier n’est plus qu’un mauvais souvenir grâce à l’excellent travail de Cédric Rathe et de Franck Gaeremynck. Je visais un temps inférieur à 45h pour pouvoir tenter le tirage au sort de la Western States (qui finalement est passé sub 50h), sans pour autant oublier que l’objectif n°1 sur la Diag c’est de couper la ligne d’arrivée !
Atterrissage lundi 16 octobre au petit matin à l’aéroport Roland Garros de Saint Denis. Je partage un tipunch avec Christian Barthélémy (abd cause gros lumbago au 40e), un coureur nordiste super sympa, qui était sur le même vol. Nous profitons d’une danse de Maloya suivi d'un briefing de Robert Chicaud, le boss du Grand Raid, toujours présent.Hormis un manque de sommeil et des problématiques extrasportives dont je me serai bien passé durant les dernières semaines, je suis dans un état d’esprit positif et les trois jours qui précédent le grand départ sont une belle bouffée d’oxygène entre lagon, piscine et cascades. « l’Ile Intense » est juste magique.
Mercredi 18 octobre au matin, direction Saint Pierre pour le retrait des dossards où j'y retrouve les compères et croise pas mal de nordistes : JB Jbb (680e, 46h08), Alexandre Delplace (189e de la Mascareignes en 12h55), la Team LNA avec Renaud Bailly (1553e, 58h15 entre amis)... La star américaine Jim Walmsley (abd Sans Souci) déambule sur le village. Après avoir récupéré le sésame et les cadeaux des partenaires nous allons nous restaurer dans la même crêperie bretonne que l'an passé avec nos épouses. Le cidre passe comme une lettre à la poste; ça doit être une question d’index glycémique. On se retrouvera également le soir à l'hôtel pour partager ce qui sera le rhum de la décompression. 1 verre pour Jérôme, 2 pour Christophe, 3 pour Yanse et 4 pour Sylvain …. N’en tirez pas de conclusion hâtive sur le meilleur régime d’avant course lol L'ambiance est vraiment au top entre nous.
Jeudi 19 octobre, réveil un peu avant 6h du mat à cause d'une voisine aussi discrète qu'un éléphant dans un magasin de porcelaine. On se lance dans la préparation des sacs après avoir consulté la météo avec Jérôme engagé sur la Mascareignes (65km). Un beau casse-tête tellement il y a de choses à caser dans le sac de course et les sacs d’allégement que je retrouverai à Cilaos (67km) et Sans Souci (123km).
Le petit dej et le repas du midi sont copieux. La montre tourne et c'est vite l'heure de la sieste. Je ne dors pas vraiment mais ce moment m’apaise. Réveil 16h45. J'enfile la tenue et le sac qui fait 4/5 kilos, j’avale une dernière assiette de pâtes au blé complet en guise de gouter et hop c'est parti. Je somnole dans la navette tout en savourant le magnifique coucher de soleil sur l'océan indien et la ferveur qui grimpe dans les rues à notre passage.
J'arrive à Saint Pierre vers 19h30 et, cette année, je passe le contrôle des sacs sans encombre. Je retrouve Sylvain, Yanse et son cousin Fulbert (abd car malade) qui sont allongés près des barrières qui s’ouvriront un peu plus tard pour libérer le chemin vers la ligne. Un petit selfie pour nos vieux jours en maison de retraite et hop on fait une sieste sur un sol truffé de cailloux. 21h20, « Tout le monde debout ! » comme dirait les Negmarrons. L'hymne du Grand Raid prend les tripes. Les barrières s'ouvrent et là ça sert des coudes sévères comme à la bande de Dunkerque pour se faire une place de choix sur la ligne. Je me retrouve quelques mètres derrière les élites, j’aperçois Charles Hubert Queval (abd Cilaos) et sa femme Pauline (abd début Taïbit), d'autres nordistes vice-champions de France de raid multisports entraînés par Guillaume. Par contre, j'ai perdu mes deux acolytes dans la bande. Je sais que l'on se retrouvera vite car nous avons décidé de partir sur bon tempo tout au moins jusque Domaine Vidot (14e km) pour éviter les bouchons. Je profite de ce moment juste magique. Les artères de Saint Pierre sont bondées et c'est la fête à tous les étages.
Top Départ, comme prévu je me cale sur un rythme sympa mais qui me permet tout de même de savourer l’instant. Pas question de faire grimper le cardio. La ville est en ébullition, c’est grisant. Des milliers de mains se tendent pour nous faire des checks, les yeux des enfants brillent d’admiration. Sur les premiers kilomètres de plat, je slalome entre les quads de Canal + Grand Raid tout en appréciant le feu d’artifice. Sur les premières pentes la foule est tellement dense que le passage ne s’ouvre qu’à notre approche comme sur le tour de France. Bientôt le serpentin de frontales entre dans les champs de canne à sucre alors que j’aperçois une magnifique étoile filante. Je vous laisse deviner le vœu que j’ai pu faire…
Au 7e kilomètre mes compères me rattrapent. On échange quelques mots. Sylvain va trop vite, je ne préfère pas jouer avec le feu. Je fais un kilomètre avec Yanse mais pas plus, il part comme cendrillon avant minuit. A Domaine Vidot, j’avais imaginé passer autour de la 500e place mais ce n’est pas évident de se faire une idée en course. En réalité, je pointe 131e contre 1293e en 2016... Une dizaine de places derrière mes compères. Autant dire que je ne perdrai pas de temps dans les bouchons cette année. Comme prévu je ralentis un peu mais à dire vrai je n’aurai pas pu tenir ce rythme beaucoup plus longtemps. La nuit défile alors que les sensations sont mi-figue mi-raisin d’autant plus que je régresse logiquement au classement. La douleur au talon est présente mais supportable, par contre j’ai les deux genoux qui tiraillent sévère ainsi que la hanche. Le moral n’est déjà pas au top qu’en compagnie d’une centaine de coureurs dont Yanse, je m’égare quelques minutes juste après le nouveau ravito de “Nez de Bœuf” qui remplace celui de Piton Textor. Après m’être fait déposer dans la descente vers Mare à Boue, je suis 377e (49e km). Je me jette sur un Carry Poulet qui fera office de petit dej et je retrouve Yanse qui termine son repas. Sous la grisaille, on essaie de se remonter le moral mais à ce moment-là nous ne sommes pas des plus glorieux et il reste 116km…Le jour se lève et au fil de la montée du Coteau Kerveguen, je retrouve d’excellentes sensations d’autant que le paysage est magnifique. Je repasse Yanse et une trentaine de coureurs dans la montée ; par contre cette descente mythique est ultra technique et dangereuse : 750m de dénivelé négatif en 2.2km. Pas de question de prendre des risques démesurés pour ma part et comme je ne suis pas technique en descente, je perds quasiment tout ce que j’avais gagné. RRRRrrrrr.
Une fois en bas, le paysage est somptueux. Je profite d’une portion bitumée pour appeler Elise et lui faire part de mes craintes sur mon état. Elle n’en parlera pas afin de ne pas inquiéter mes proches. J’arrive ensuite à Cilaos où je récupère le sac d’allégement. Bye bye les Hoka Speedgoat 2, welcome les Sportiva Akasha. Je ne traîne pas dans cette cuvette surchauffée et je prends le sentier qui mène au pied du Taïbit. Je suis dans le dur et il me faut un peu de temps pour comprendre que je suis carencé en sodium. Heureusement, trois TUC plus tard ça repart. La fin d’ascension du Taïbit passe comme un velours tout comme la descente vers Marla ou j’arrive à 14h. J’adore ce lieu improbable, véritable porte d’entrée du cirque de Mafate.
Ça y est, je vais pouvoir profiter du cirque en plein jour contrairement à l’an passé. Le spectacle est grandiose notamment lorsque nous passons sur une crête vertigineuse surplombant les nuages entre deux ravins. De jour, je me sens d’avantage en sécurité.La pénombre tombe et mon cerveau transforme les pierres et la végétation en forme originales, tantôt j’aperçois des animaux imaginaires, tantôt Anakin Skywalker… Apriori c’est la même chose pour tout le monde.
J’enquille sur un train de sénateur (donc surement mais mollement, s’il fallait le préciser) les kilomètres jusqu’au ravitaillement de Grand Place École au km98. Grand Place, c’est un Ilet où se trouve le ravito qui annonce la montée du Maïdo et où je pointe en 404e position. Après 100km de course c’est donc l’équivalent de 125 montées des escaliers du PAarc qui nous attendent ! Un velours. Mais avant cela, la nuit est tombée et je suis fatigué ; je trouve une place dans une tente et demande au bénévole de me réveiller 20mn plus tard sauf que c’est bondé, ça bouge et je vous passe les odeurs ; je tarde à trouver le sommeil j’allonge donc la pause de 10mn mais en vain. Et mince, dans l’obscurité, j’ai mis mon short à l’envers, doublure apparente… oups je rectifie le tir. Au moment de repartir, j’aperçois Yanse allongé mais éveillé. On échange quelques mots, un sourire et puis je me lance sur la 1ère partie d’ascension qui mène à Roche Plate avec ACDC à fond dans les oreilles. Je n’utilise jamais de musique habituellement mais je voulais tenter l’expérience. Cet endroit est terrible car on aperçoit des frontales 2000m plus haut et on a tendance à les confondre avec les étoiles d’autant plus que le ciel scintille de partout. A Roche Plate que l’on pourrait qualifier de cour des miracles ; je suis super bien alors je fais le gourmand en me lançant dans l’ascension Maïdo Tête Dure après un ravito express et en me disant qu’il faut profiter de cet état de forme. J’esquive de justesse une chauve-souris qui allait me foncer dedans ébloui par la frontale. Après un joli coup de bambou, je relance bien en fin d’ascension et voilà le sommet. J’ai repris 80 places sur les 15km pour 2000m+. Yes !!!!J’avais gardé un bon souvenir de la longue descente de 13km qui mène vers Sans Souci ; un peu trop car elle n’est vraiment pas si roulante surtout en pleine nuit. Je suis fatigué, j’hésite à faire une sieste mais j’aperçois trop de rongeurs pour me laisser tenter. Juste avant d’arriver au ravitaillement, je suis bêtement un coureur et nous nous égarons bernés par un catadioptre de voiture que l’on a pris pour du rubalise. Et hop encore 10mn de perdues. Comparativement à 2016, ce sera d’ailleurs l’unique section que je parcourrais plus lentement.A sans Souci, je me restaure mais je sature du salé et j’ai des hauts le coeur. Je n’ai plus d’appétit si ce n’est pour les crêpes à la confiture.
Et hop ça repart avec ce passage toujours sympathique à travers la rivière des galets. La portion qui mène à Dos D’âne, n’est pas la plus belle du parcours ni la plus dure mais le rythme est correct. Sur le Chemin Ratineau qui suit, au milieu des lianes, je double le nordiste Emmanuel Hadoux (616e, 45h25) qui habite désormais à la Réunion et qui souffre de la cheville depuis le 85e km. En warrior, il ralliera l’arrivée en 45h tout de même ! Bravo !
Puis voilà, la Possession, en bord de mer, ou je retrouve Elise Isaert - Legoutheil et Jules qui me rapportent la Pompote dont je rêvais et de la Saint Yorre ! C’est bon pour le moral même si je ne traîne pas trop car le soleil recommence à taper. Et ce n’est pas cette année que je vais me réconcilier avec le chemin des Anglais qui brûle déjà à 10h du matin… Une gentille dame m’accompagne sur plusieurs hectomètres et m’arrose régulièrement avec sa bouteille d’eau. A Grande Chaloupe, je refais les niveaux et je repars pour les 800 derniers mètres de dénivelé positif vers le Colorado. Plusieurs habitants ont sorti les tuyaux d’arrosage et nous apportent un peu de fraîcheur salvatrice bien que le vent fort nous sèche rapidement. La fin d’ascension pique mais l’approche de l’arrivée me donne l’énergie nécessaire pour faire le trou sur quelques poursuivants. Dernier ravitaillement, je mets le t-shirt obligatoire fourni pour l’arrivée et me voilà parti pour l’ultime descente et pas la moindre… C’est vraiment un chantier.
Et là, la magie opère. Jules et Elise m’attendent à l’entrée du Stade ; Jules me fait rire car il a décidé de se faire son arrivée solitaire en sprint sous les applaudissements. Je coupe finalement la ligne 320e /2570 au départ pour 41h01 de course pour mes 41 ans ça colle ! soit 6h41 de mieux que l’an passé. Elise est émue ; je réponds à une question du speaker avant de retrouver les amis venus m’accueillir. Sylvain qui a terminé dans le temps canon de 35h03 et à la 116e place est resté sur le stade pour nous attendre. Il vient juste de conclure une saison hallucinante avec des performances de premier plan sur tous ses objectifs (AMT, TCO, Kylian Classic, Grand Raid…). Un peu moins de deux heures plus tard c’est Yanse que nous accueillons, son sourire et les larmes de Céline sont émouvants. C’est son 3e Grand Raid et il a terminé les 3 qui plus est en explosant son record ! Comme c’est bon d’avoir conclu l’affaire à trois et en remplissant largement nos objectifs ! Il n’y a pas de doute l’effet de groupe nous a boosté même si nous avions choisi de faire chacun nos courses pour ne pas nous retrouver sur de faux rythmes. Les traits sont tirés mais les sourires sont là ! On l’a fait et cette aventure restera gravée.
Comme je l’ai dit, je dédis cette course à mon papa et à toutes les personnes atteintes de sclérose en plaques. Vous êtes nombreux à m'avoir demandé si j'avais mis en place une cagnotte en ligne pour l'aventure dans le cadre de Solidaires En Peloton Arsep , si vous souhaitez faire un don en ligne à l'Arsep (même minime c'est le geste qui compte) pour la recherche contre la maladie je serai encore plus comblé :https://www.arsep.org/fr/faire-un-d... . Comme sur l'île de la Réunion, les petits ruisseaux font les grandes cascades. Epilogue : J’ai beau avoir fini moins éprouvé qu’en 2016, je suis tombé endormi à 19h dès le début de ma séance de Compex. Musculairement la récupération est plus rapide que l’an passé, par contre je me sens bien plus fatigué. Je vais m’employer à ne pas tomber dans le piège de l’euphorie connu l’an passé et je vais prendre le temps de récupérer. Concernant les prochains objectifs, j’espère un tirage au sort positif pour l’UTMB 2018, probablement la Mascareigne en mode coach, peut-être un marathon au printemps et un ultra de 100km en mai/juin ; à voir !Merci à tous !Remerciements (entre autres) :
- Franck Gaeremynck (rééquilibrage et techniques innovantes, osthéo)
- Cédric Rathe (ondes de choc et tecar au top, kiné)
- Vanessa Braye (massage sportif à la fois relaxant et dynamisant)
- Stephane Sabine Louka Maxine (conseils expert kiné/ostheo)
- Hélène Hayotte Sophrologue Psychomotricienne Gravelines (conseils sophro)
- Frédérique Garat (la conférence nutrition était instructive)
- Cryopale Calais (la cryo à -150C qui aide à aborder les compets)
- Air France et CE Lignes (billets R1/hôtel)
- Compex France (je ne peux plus m’en passer depuis 3 ans)
- Solidaires En Peloton Arsep et la Fondation ARSEP - Vaincre la sclérose en plaques pour votre action au quotidien pour lutter contre la Sclérose en Plaques
- RDL RADIO, Le Phare dunkerquois - Le Journal des Flandres; La Voix du Nord Dunkerque et DELTA FM pour le partage de l’aventure- L’ensemble des organisateurs et bénévoles du Grand Raid Réunion - Officiel
- Le Team Gravelines Trail pour l’état d’esprit et les encouragements qui mettent une bonne pression. Quelle belle aventure humaine que ce team !
- Tous les amis, collègues et la famille qui ont envoyé de bonnes ondes
- Mily Mily Sohier Couvreur, Celine Gara, Angele pour nous avoir supporté et pour la comm au top !!!!
- Sylvain, Yanse et Jéjé, partenaires de cette belle aventure et Guillaume Descombes même si l’on ne s’est pas croisé
- Et surtout Elise pour sa patience et son soutien au quotidien !
Et oups, j’allais oublier : RHUM Charette bien sûr !
0 notes
Text
VIJF VOOR TWAALF: DE CLOWNS KOMEN BINNEN
Nu dan is het zover. De show dreigt slecht af te lopen. De clowns worden geroepen om het tij te keren. De clown die de angel uit het probleem haalt met zijn dwaze streken. De grappenmaker die het vuur eens stevig opstookt. De cabaretier uit felle kritiek met een kwinkslag. De cartoonist hangt ongecensureerd de wereldleiders aan de galg. Om de realiteit niet al te serieus te nemen. De clown steekt niet de kop in het zand, maar duidt dat de klok op vijf voor twaalf staat. Met een lach en een traan zet hij de situatie op scherp. Send in the clowns.
Maar die clown kan ook de wereldleider zelf zijn, die deze aarde naar de verdommenis dreigt te helpen. Een grap van de wereldvrede maakt. De hansworst die in de rol van rattenvanger kruipt. Het schaap dat als eerste over de dam gaat terwijl alle anderen lijdzaam volgen. Men hangt aan zijn lippen. De rest kijkt met open mond van verbazing toe. Hoe deze clown ons zand in de ogen strooit. Deze clown is een joker, die niet wordt ingezet om de show te redden. Het is een vampier die de vrede leeg zuigt. Een paljas, een harlekijn. Throw out the clowns.
Ieder jaar, nu al zeven jaren op rij, stelt kunstenaar Roland Sohier een magazine samen. Een vlugschrift waarin hij een overzicht geeft van zijn werken in dat jaar. In eigen beheer uitgegeven aan het eind van het kalenderjaar. Deze zevende editie vormt een uitzondering op de regel en verschijnt al in de herfst. Het staat geheel in het teken van de actualiteit. “Terwijl de wereld brandt, verzuipt, verdroogt, en zinkt, de volksverhuizingen een aanvang nemen en dictators het alom voor het zeggen krijgen, is het wellicht tijd om de hulp van de clowns in te roepen.” In deze klinkende volzin presenteert Sohier zijn nieuwe magazine. Send in the clowns.
Sohier tekende de verontrusting over de wereldse wanorde van zich af tijdens een zomers bezoek aan de USA. Dè bakermat van de grappenmakers. De stand-up comedian in zijn magazine is echter niet de jolige vriend die de show steelt. Hoewel de grimas op zijn gezicht anders doet vermoeden. Het is een masker om de moed erin te houden en het diepere gemoed voor de buitenwereld verborgen te houden. Deze clowns zoeken hulp, roepen help. Zijn verdrietig als de ernstige pierrot. Verloren in het leven als de mismaakte nar. Optimistisch en extrovert van buiten, maar pessimistisch en in zichzelf gekeerd van binnen. Hij lacht niet achter de schmink, dus wordt dood gekieteld: lach clown, schaterlach domme august. Ha, ha, said the clown. En hij lacht zich tegen beter weten in een kriek. En dan sterft hij. Dead of a clown. Hij was maar een clown, maar nu is hij dood.
In de bekende schetsmatige stijl, zo eigen aan tekenaar Sohier, krijgt de clown lijf en gezicht. Op ruitjespapier schrijven de levendige lichamen hun speelse spel. In de rol van de grappenmaker, die de wereld met een dikke korrel zout neemt. Die het leven weglacht, zodat ik het zijn beter aankan. De show lijkt in het water te vallen, maar de clown redt het schouwspel zodat het geen schertsvertoning is. Negen clowns dansen een ronde. Vrolijk tegen beter weten in. In hun midden een skelet, want dat is toch hoe het allemaal eindigt. Dat is de enige zekerheid. De laatste pagina in het binnenwerk van het magazine is leeg gelaten. Op die plek kan ik mijn eigen bassie, flappie of pipo tekenen. Er een cartoon plaatsen van de lachebek met de geblondeerde kuif, of de uitgestreken norse mombakkes met de vinger boven de rode knop.
De clown speelde al eerder een rol in het werk van Roland Sohier. Een kwart eeuw geleden zag de kunstenaar al de potentie van dit vreemde personage. Het kan zich in elke (on)mogelijke bocht wringen en met alle winden meedraaien. In die rol neemt de figurant op het wereldtoneel waar, is zich bewust van negatieve elementen om er een positief perspectief aan te geven. Maar zo eenduidig als de clown dubbelzinnig is beeldt hij de figuur in zijn magazine meervoudig af. In eenvoudige potloodlijnen maakt hij het naïeve heerschap tot een type dat lak heeft aan alles en iedereen. Maar vooral ons een spiegel voorhoudt. Tot slot ons duidelijk maakt dat we de wereld niet zo serieus moeten nemen: JA-DOEI…
Send in the clowns. Roland Sohier, tekeningen. Magazine uitgegeven in eigen beheer met steun van het Mondriaan Fonds., 2023.
0 notes
Text
SCHILDERIJEN MET EEN RELEVANTE BETEKENIS
Wanneer ik het zesde in eigen beheer uitgegeven magazine van Roland Sohier, kunstenaar te Utrecht, opensla is er geen reden tot verbazing. Het verwondert me wel wat ik zie, maar verrast me niet. Al eerder kreeg ik zijn werk voorgeschoteld middels een magazine en via zijn social media. Het is bevreemdend werk, het begoocheld mijn gedachten. Wat is het, wat moet ik ervan vinden. Het magazine is getiteld “Schilderijen die iets betekenen”. Dat heeft en dus geeft tweeërlei uitleg, zoals de werken van Sohier ook meerdere kanten van interpretatie en argumentatie hebben. Stellen de schilderijen iets voor, betekenen deze iets en wat is dan die betekenis. Of zijn de getoonde schilderijen belangrijk, zo relevant dat ze zichtbaar moeten zijn. Want ze betekenen iets. De kunstenaar maakt ze niet zomaar, ze krijgen een lading mee, hebben inhoud en stellen dus iets voor. Door die betekenis, dat gewicht en die bedoeling, hebben ze draagwijdte en bestaansreden.
In het werk voert Sohier de mens als wezen voor het voetlicht. Niet het lijf als lichaam op zich, maar het gestel als samenstelling, de body als metafoor van zijn maatschappijkritisch denken. Het zijn wel mensenhoofden, althans de vorm komt overeen met de bestaande realiteit. De zintuigen steken op de juiste plaats, het zijn onmiskenbaar koppen van mensen als wezens. Maar toch zijn het surrealistische elementen. Pinokkio met de verlengde neus die voor de ander een balk in het oog wordt, terwijl Gulliver meer dood dan levend ter aarde ligt. ‘Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt. Want met welk oordeel gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden, en met welke mate gij meet, zal u wedergemeten worden. En wat ziet gij den splinter, die in het oog uws broeders/zusters is, maar den balk, die in uw oog is, merkt gij niet? Of, hoe zult gij tot uw broeder/zuster zeggen: Laat toe, dat ik den splinter uit uw oog uitdoe; en zie, er is een balk in uw oog? Gij geveinsde! Werp eerst den balk uit uw oog, en dan zult gij bezien, om den splinter uit uws broeders/zusters oog uit te doen.’ Die woorden komen mij op de eerste pagina’s van het magazine onwillekeurig in gedachten. Dus heb ik geen reden tot verbazing. De woorden zijn me bekend, Sohier geeft er beelden aan. Beelden met betekenis, die evident uitdrukken wat de bedoeling is. Vervreemdend, want een representatie is niet de presentatie zelf maar een beeldende reactie op de letterlijke actie.
Wij mensen bezigen legio leugentjes om bestwil, onze snotkokers groeien tegen de klippen op. Daardoor zien we dus wel de splinter in het oog van de buurman of -vrouw, zoals beschreven in het Boek der boeken en hierboven geciteerd, maar aan de balk in ons eigen oog zien we voorbij. Stelletje muggenzifters, zo niet mierenneukers, zijn wij. Kleine geesten. We zullen oordelen over de vechtende meisjes van Sohier, zoals de kopvoeters onbedaarlijk staan te grimassen: jim sille jimme de bûsen útskuorre. Maar met zoveel humor als de kunstenaar zijn kunst omgeeft, met zoveel ernst zijn de beeltenissen overladen. Wolven in schaapskleren.
In het magazine “Schilderijen die iets betekenen” laat Roland Sohier zien waar hij in het jaar 2022 zoal mee bezig geweest is. Het is een jaar zegt hij ‘waarin alle crises zich steeds merkbaarder begonnen te manifesteren, en de boel krakend tot stilstand leek te komen vloog het werk alle kanten uit. Humor was ver te zoeken en de lichtvoetigheid werd ingeruild voor loden schoenen.’ Onder het grimas van de joligheid gaat een uiterst ernstige blik schuil. Zoals ik al over zijn vorige magazine schreef bedekt hij zijn glimlach met een grimlach. Om de crises het hoofd te bieden houdt hij zijn rug recht, maar achter de schermen van zijn arbeid en tussen de muren van het atelier is het een worsteling met zichzelf. Uit dat gevecht ontstaan werken met betekenis, dus.
Het bewegende model waarvan iedere houding in een enkele tekening is vastgelegd. Zo is de tekening op zichzelf in uiterste dynamiek. De eerste schetsen vertalen zich via omwegen naar een uitvergroting op doeken in meervoud. De kunstenaar laat niet alleen het resultaat zien, maar toont ook de lange weg van idee naar gevolg en uitkomst. In alle uitingen is de mens de drager van de boodschap. Niet het letterlijke lichaam, maar het figuurlijke lijf. Als uitgekauwde kauwgum kan hij de blote vormen ware het takken tegen stammen smeren. Ze klauteren tegen de levensboom omhoog. Zij verbeelden het leven, het zijn om hoger in wezen te komen. Een moderne Toren van Babel om hoger te reiken dan een mens eigenlijk kan.
Kunstenaar Sohier schets zijn inspirerende ideeën uit in potlood op papier. De ondertekening, het stadium of de stadia die aan de uiteindelijk ingeving vooraf gaan, laat hij staan. Deze werken mee in de slagkracht van de betekenis. De schets is al een afgerond kunstwerk op zich, maar deze vertaalt hij nog in olieverf op doek. In deze vertaling verliest de afbeelding details omdat deze er al werkend niet toe bleken te doen, of krijgt nieuwe elementen aangemeten om het werk meer energiek te maken. Een motief kan nog worden uitgewerkt in een ets of als bronzen deur dan wel ruimtelijk object. Ook maakt hij muurschilderingen of plakt met olieverf bewerkt karton tegen een glazen wand. Roland Sohier is veelzijdig in zijn beeldtaal en de uitwerking daarvan. Zijn schilderijen, lees hier kunstwerken, betekenen iets. Wel degelijk.
Schilderijen die iets betekenen. Ups en downs in 2022. Roland Sohier. Uitgave in eigen beheer, najaar 2022.
0 notes
Text
Roland Sohier (NL 1950) Sign language / Covid19 News (2020 / 4of 10) Charcoal and pastel on paper
34 notes
·
View notes
Text
Roland Sohier (NL 1950)
In every dreamhome (a heartache) (2019)
Charcoal, pastel and gouache on paper (240 x 170 cm)
330 notes
·
View notes
Text
This weekend (July 13+14 2019) in the Moving Gallery in Utrecht Netherlands. Great art.
#dutch art#moving gallery#roland sohier#kevin nieuwenhuijs#max kisman#salomé roodenburg#sabine liedtke#astrid oudheusden#jasper hagenaar#leo van veldhuizen#arnoud van mosselveld#noor van der brugge#raymond boekelder#utrecht#art in utrecht#works on paper#movinggalleryutrecht
16 notes
·
View notes
Text
ROLAND SOHIER BEDEKT ZIJN GLIMLACH MET EEN GRIMLACH
Nadat hij me mijn huisadres had gevraagd en gekregen, zat er na een paar dagen een gevulde envelop in mijn brievenbus.
Roland Sohier had mij zijn 5e magazine gestuurd, in eigen beheer uitgegeven. Met de aanmatigende titel “schilderijen die je gezien moet hebben” laat hij, in de full-colour op A4 formaat glanzend papier gedrukte brochure, zijn meest recente teken- en schilderwerk zien. Maar de uitgave is meer dan een folder, het heeft veel weg van een portfolio: kijk eens waar ik dit jaar mee bezig ben geweest, wat ik heb gemaakt in quarantaine. Want ja, Roland mocht nergens heen van hoger hand. Moest thuis zijn werk maken en kon nergens buiten de deur inspiratie opdoen. Zoals wij allen.
De schilderijen die ik gezien moet hebben vind ik terug op de website van kunstenaar Sohier. Want het boekwerkje nodigt op zichzelf bijzonder uit deze pagina’s op internet op te zoeken en te bekijken. Het werk is dusdanig specifiek dat ik er meer van wil zien. Op www.rolandsohier.nl vind ik meer tekeningen die er toe doen. Hij heeft er geen zoete broodjes gebakken of doekjes voor het bloeden uitgedeeld, zoals Roland het zelf omschrijft. “Zonder letterlijk te willen zijn ademen deze werken de sfeer van de actualiteit. Met een gevoel van urgentie verhalen ze over dreigend ongemak en onrust in tijden van verwarring.” In de kunst legt hij voor zichzelf de lat hoog.
Sohier is klaarblijkelijk vooral bezig met beweging. Het lenige lichaam, het gaande gestel, de roerende romp. Hij laat zijn licht schijnen op de menselijke toestand. In zijn werk volgen gebeurtenissen elkaar op in eenzelfde beeld. Terwijl het ongeklede model zeer traag beweegt op uiterst langzame muziek, een soort van passacaglia of chaconne, zodat de kunstenaar iedere move moeiteloos kan pakken. De tekeningen die daaruit ontstaan hebben veel van door softenon of sirenomelie vervormde lichamen. Een veelvoudige Siamese tweeling. Maar niets is wat het lijkt. De tekeningen zijn ingenieus opgebouwd, elke lijn loopt daar waar het anatomisch hoort. Enkel lopen de veelheid aan ledematen en rompen op hetzelfde vlak over en door elkaar, er is geen voorgrond en geen achtergrond, geen perspectief – alles is even belangrijk. Zo ontstaan schakelingen en stapelingen van naakte lichamen, die op zichzelf een abstract beeld tot stand brengen.
In de coronatijd kan Sohier de modellen niet thuis ontvangen, dus is de oplossing een zoom-verbinding tot stand te brengen. Het model thuis voor de camera, Roland in zijn atelier achter het beeldscherm. Zo kan de kunstenaar verder met zijn serie tekeningen naar bewegend model. Deze staan veelal aan de basis van schilderijen waarin het besef van vergankelijkheid onderwerp is. Want schrijft hij “2021 laveert tussen vrolijke wanhoop en wanhopige vrolijkheid”. De humor is rijkelijk aanwezig in zijn werk, maar meestal is het een lach van een boer die kiespijn heeft. De grimlach boven de glimlach.
In het pamflet vind ik voldoende voorbeelden van dat werken naar bewegend model, gegoten in verschillende thema’s. Het maakt de kunst van Sohier tot een bijzonderheid. Met een dynamische kijk op het leven. Maar ook op de dood, de sterfelijkheid, het tijdelijke. Sohier maakt een vluchtige momentopname van het leven in zijn bewegende modellen. Hoewel ze traag bewegen, is het de blik van die ene tel, die enkele maat, deze minuut. De minutenwals van het bestaan. De dood is dan weer wel monumentaal aanwezig. Als een geprepareerd zenuwstelsel, een 13e eeuws menselijk skelet of het geraamte van de hedendaagse homo sapiens.
Beeldend in beweging, vooral wanneer de schilderingen plekken krijgen waar de dynamiek terecht tot uiting komt. Zoals het vierluik “Ratatata”, waarin een viertal tot op het bot afgeknaagde modellen een macabere dans uitvoeren. Een toonloos muziekstuk met het geluid van klepperende, kletterende knekels langs een trap. In brons gegoten komen de tekeningen driedimensionaal tot leven. Ik zal toch eens Slochteren bezoeken om daar de beeldengroep “Hoeden en Petten” in de ruimte te bezoeken. Voelen aan het werk van Sohier. Erop zitten, ertegen aan leunen. Eén zijn met zijn moment.
Een kijkje in de keuken van gedachte tot wording is het ontstaan van “De bewering”, die in een korte fotoreeks in het blad staat. Het begint als een krabbel, het wordt een tekening met effecten van een collage, omgezet in een droge naald ets, waarna het een veelkleurig schilderij wordt. Weer later komt het terecht op een kamerscherm en is het in een driedelig kunstwerk gevat. En wat is dan die bewering, vraag ik mij af. Het menselijk schoolskelet of het geraamte van een clown, wie is die mens? Ik denk de laatste, de mens Roland Sohier. De serieuze pierrot in de kunst. De nar, de grappenmaker die het leven belachelijk maakt. Het leven doorgrondt en mij voor de gek houdt. Ongestraft ingaan tegen heersende opvattingen, de kunstenaar.
Schilderijen die je gezien moet hebben, Roland Sohier. Eigen uitgave, najaar 2021.
0 notes
Text
EEN DICHTBUNDEL VOL LITTEKENS, VALPARTIJEN EN BREUKEN
De proloog van DE BRE-KE-BEEN, een bundel met gedichten en tekeningen, plaatst mijn gedachten precies op dat gevoel als waar poëet Alex de Vries de voorzet toe geeft. Kunstenaar Roland Sohier kopt daarbij doeltreffend in met een eerste bloederige gouache. Het is het hartfalen van De Vries zelf wat hem ertoe brengt de voorliggende dichtbundel vol te schrijven met littekens, valpartijen en breuken in zijn leven. Zijn ervaringen met tegenslag van vroeger tot nu, van kind tot volwassene. Sohier brengt daarbij de woorden herkenbaar en veelzeggend zelfstandig in beeld.
Als kind lijkt Alex in de wieg gelegd voor het ongeluk. Het kind heeft zich in de baarmoeder gekeerd rijmt hij. Alles is anders dan normaal daar in het dorp langs de verlengde vaart. “Het sterven liep er op het leven af.” In dit vers zet hij meteen de toon voor het boek. Om meteen daarna de proloog af te sluiten met een lugubere vooruitblik, een naargeestige toekomst.
In zijn jonge jaren heeft De Vries pijnlijke ervaringen. Is het domme pech wanneer zijn moeder de deur goed aanklemt waar zijn vinger nog tussen zit? Of is het karma wanneer zijn voet tussen de spaken van vaders fiets komt en uit elkaar wordt getrokken. Oorzaak en gevolg, wanneer hij zich waagt op een kleed dat hem een boot lijkt en er een nat pak haalt. “Er was verwijt noch straf, enkel droge kleren. Mijn moeder begreep dat mijn fantasie groter was dan de werkelijkheid.”
Niet alleen is er lichamelijk letsel, zeker ook emotionele schade. Zijn grote fantasie laat hem inbreken en dan is leedvermaak zijn deel – het knijpt in de ziel. Nadat de buurman onder de trein komt kan hij met de buurjongen geen plezier meer maken, want na dit voorval kunnen ze niet meer zorgeloos en vrij zijn. Een andere schok is het zien van een door een vrachtwagen plat gereden kat. Zinnen verzetten zich niet door een wandeling langs akkers en boerderijen, het drinken van gezoete koude thee: “dorst werd niet gelest met die dode kat erbij.” Het tekent het leven van een kind dat zorgeloos moet zijn, het zorgt voor littekens in de zachte nog ongerimpelde huid. Het brengt onverklaarbare fantoompijn binnen, want wanneer een deur sluit komt een vergeten verleden naar voren. Altijd blijft hij met de gevolgen van onoplettendheid in gevecht.
Rampspoed is zijn deel. Alex is een echte brekebeen. In grappig opgebouwde verzen knalt hij tegen een lantaarnpaal, springt van de trap met zeventien treden, valt van de ladder, wordt door een militair aangereden, fietst in het prikkeldraad en krijgt nog eens een duim tussen de deur. Zinnen lopen door over de regels, maar laten zich toch keurig rijmen: ABAB ABAB ABA ABA herhaalt zich telkens weer. Deze dichter lijkt zijn benen ook te breken over woorden, te struikelen over kwatrijn en terzine. Maar is geen stuntelaar of sukkelaar, geen knoeier en zeker geen beunhaas. De sonnetten zingen zich door de bundel heen. De versmaat in het prozagedicht is ritmisch in balans. De poëzie laat zich vrolijk lezen, hoewel de aanleiding - de inspiratie - een sombere kant heeft.
“Ik denk met gêne terug aan al die domme ongelukken / Die ik me volkomen onnodig op de hals heb gehaald. / Hals und Beinbruch gewenst weet ik dat mislukken / Eerder voor de hand ligt dan dat er succes wordt behaald.” Maar dan later, tegen het eind van de bundel, is het ongeluk niet dom meer. Is het een hart dat niet langer wenst te communiceren met de bloedbanen. Voeding, stress – oorzaak, gevolg? Alex schrijft voor ontslag te nemen, te gaan doen wat leuk is en de dagelijkse dingen weer zin te geven om voort te bestaan. Maar het zwaard van Damocles blijft hangen. En valt. “Een hartinfarct is een zwarte kater. / Van het sterven ben ik geen slachtoffer. Ik ben de dader.”
En dan wordt de bundel welhaast een dagboek. Alex rijmt zijn wederwaardigheden en bezoeken aan het ziekenhuis aan elkaar. Ik krijg inkijk in zijn leven van vallen en opstaan. Van negatieve uitslagen die in positiviteit worden weggeschreven. In zijn gedichten relativeert Alex de Vries zichzelf als brekebeen. Het dient als troost voor lezers waarvoor het leven ook pech in petto heeft. Roland Sohier vond in de teksten aanleiding om figuratieve gouaches te maken. Deze uitdrukkingen kunnen zonder de woorden een eigen leven leiden, want ze hebben wel de aanleiding maar spreken voor zich. Iedere tekening heeft een eigen titel die niet altijd overeenkomt met het gedicht dat er naast staat afgedrukt. Het is wel een zelfde idee, maar kan ook goed een andere betekenis hebben. Ze maken een en ander aanschouwelijk, tastbaar. Maar kunnen ook de tekst tegenwerken, omdat ik daarbij voor mezelf al een beeld vorm. Andersom kan de tekst het beeld in de wielen rijden. Dat kan. Maar samen geeft het een best beeld, maakt de bundel compleet. Is het een uitgave voor op mijn nachtkastje, om bij slapeloze nachten weer eens te lezen over de pech van de ander die op de mijne lijkt. Ik slaak een zucht van verlichting en draai me glimlachend op de zij.
DE BRE-KE-BEEN, Alex de Vries (24 gedichten), Roland Sohier (18 tekeningen). Uitgeverij De Zwaluw, 2021.
0 notes
Photo
Roland Sohier (NL 1950) Hunter, hunter man (2014) Charcoal, pastel on paper (100 x 80 cm)
33 notes
·
View notes
Photo
Roland Sohier (NL 1950) Fluid model (vloeibaar model) Drawing (2015)
32 notes
·
View notes
Photo
Roland Sohier (NL 1950) Madhatternijntje (2012) 123x177 cm Centraal Museum Utrecht
14 notes
·
View notes
Photo
Roland Sohier (NL 1950) The boat (2014) gouache
19 notes
·
View notes