#drieluik
Explore tagged Tumblr posts
Text
OP ZOEK NAAR DE EEUWIGHEID, EEN TWEEDE POGING
Het is of ik verstofte Dali verfschappen bewandel. Alsof ik biomorfische beelden van Joan Miró betast. Dat komt omdat de spontaan poëtische droomwereld van Joris Miedema zich vormt door technische objecten los te weken van de oorspronkelijke functie om ze in een organische figurenruimte te integreren. Zo zoals die surrealistische objecten zich manifesteren staan Miedema’s vrije verzen mij voor ogen. Zo verschijnen de woordelijke figuren uit de nevels van de tijd als zijn het op de eeuwigheid voorbereide uitdrukkingen. Zo kan mijn aardse bestaan tussen krakende planken eindigen. Maar zoek voordat het zover is achter elk geschreven en gedrukt woord een puzzelstuk eeuwigheid, hoewel ik de lidwoorden in deze meer links dan rechts laat liggen.
"Algen uit een andere dimensie" is het tweede deel van het 2023 drieluik van Miedema. In dit triptiek staat geen deel in hiërarchie van beschouwing boven of onder, voor of achter de ander. En dicht geslagen geeft het een nieuw nog niet beschreven verhaal. Maar dat is koffiedik kijken, de toekomst voorspellen die voor Miedema tevens nog ongewis is. Langs welk pad zal de zoektocht naar het eeuwige leven hem leiden. Welke obstakels liggen nog op zijn weg om de doordringbaarheid van de maatschappij te testen. Levenloze libellen, het eerste deel van dit altaarstuk, vlogen al voor hem uit. En nu plet hij algen uit een tegengestelde ruimte. Wat zal er aan geleedpotigen, wieren, schimmels en mossen nog op hem af komen. Want zijn deze niet de oudste organismen op aarde en bezitten dus het DNA van een eeuwig leven waarnaar Miedema op zoek is. Behalve dan die insecten, spinnen en duizendpoten; deze zijn overwegend alleen maar een last en lastig.
Natuurlijk probeer ik aanknopingspunten te vinden. Punten die een verhaallijn doen vermoeden. Waar de libellen afsloten zonder voleinding. En waar de algen de draad weer oppakken. Het scharnier tussen het eerste en het tweede luik past kierend in de sponning. Ergens zal het tweede op het eerste deel aansluiten. Want het heet niet zomaar een drieluik te zijn. En wanneer er aansluiting is zal ik teruggrijpen op en in mijn recensie over de eerste bundel. Dat ik daarin ook al de eeuwigheid van en in Miedema’s geest zocht. En nu ook weer deze niet te definiëren schat zoek. Maar nog niet heb gevonden. Miedema is er ook nog aan bezig. Niet nu al vindt hij die eeuwigheid en houdt het einde open. Geeft niet het slot prijs. Want er gaat nog een laatste deel volgen na deze. Niet al zijn kruid wordt verschoten in deel twee. Hoewel hij mijn idee al wel op de korrel neemt en met scherp op mijn visie schiet.
Joris Miedema zou in een hyperrealistische stijl schrijven. Hij isoleert wel een fragment uit de werkelijkheid, maar schept geen levensecht beeld daarvan. Wel zeker ontdek ik expressie en emotie in de verdichtingen van wat ik als echt ervaar. Miedema trekt onderwerpen uit de werkelijke realiteit en laat ze daarboven zweven. Hij schrijft in mijn optiek in een surrealistische stijl. De beschreven beelden zijn samengesteld in onverwachte, verrassende en schokkende combinaties. Totaal abstract niet en herkenbaar wel, maar daarbij veraf staand van de mij bekende werkelijkheid. De alledaagse realiteit krijgt uit deze poëtische pen een draai naar links of een bocht naar rechts maar gaat zeker niet recht op het doel af. Vaker moet ik terug treden op het meest onbegaanbare pad om de duiding onder de knie te krijgen. De gedichten gaan wel over hemzelf, over zijn persoon, althans lijken de levensloop van de meester aan te doen. Door de gekte, de krankzinnige rotatie van de realiteit tot abstracte werkelijkheid, schemert het origineel van een gegeven tastbaarheid.
Miedema verdraait zijn inzicht gaandeweg het vers. Slaat met mij een andere richting in dan ik bij aanvang heb verwacht. Zo bezien kijk ik niet over mijn schouder de vergetelheid in, maar zie ik recht in de gebroken ogen van de voorbije tijd. Ik wend en keer met de woorden van Miedema. Spin en tol om de eeuwigheid niet te verliezen. Maar het is al ijdelheid.
Net als het vorige deel is ook dit deel gefragmenteerd in drie delen. Een tweede triptiek in een drieluik. Miedema klieft zijn emotie, splijt zijn gevoel. Want dat eerste luik hier is die autobiografische duiding, informatie uit de eerste hand. Met gedachtekronkels zoals alleen kinderen in hun geest kunnen laten bewegen. Als een paling in een emmer snot. Ik zal goed en aandachtig overlezen om de opgebouwde spanning in mezelf te laten dalen. Metaforen vliegen me om de oren. Beeldspraak en zinnebeeld is aan de orde van het gedicht. Met dit geschreven woord probeert Miedema zijn Joris te bestrijden. De draak in hemzelf met zichzelf te steken. In het hoofd een loszittend mannenkoor dat de teloorgang van zijn brein zegeviert.
Raakt hij langzaam van het padje wanneer hij alleen nog in eikenhout droomt en zichzelf hypnotiseert met een op de kop gehouden wc-borstel. De zin van het leven kroop uit zijn mond. Ben ik de weg kwijt in de geboorte van zijn zoon? Zijn grijze zoon die pas kleur krijgt door het schijnsel van de regenboog, terwijl het half opgerookte sigaren regent uit een grauwe verkromming - een week lang. Het zijn dromen, zoals alleen een jong mens kan dagdromen. Fantasieën als kinderen zonder kop. De wereld is voor hen ongerept en alles kan nog worden ontdekt. In het diepst van zijn wezen is de kleine Joris een Christoffel Columbus, een Abel Tasman, een James Cook of Marco Polo. En nu halfweg op leeftijd denkt hij zich Willem Barentz vast in het ijs, of meer fictief Robinson Crusoë alleen op een eiland. De eeuwigheid is ver weg. Nog.
En dan schiet de dichter zich de ruimte in. Want hij las ergens een andere werkelijkheid te ervaren door te stoppen met ademen. Om de zaken van een andere kant te bekijken. Als een god van boven te bezien. Maar nog voortdurend blijft de materie aards, de onderwerpen almaar werelds. Wat kun je anders wanneer je toch met beide benen op de grond staat terwijl je geest zich in hoger sferen begeeft. En de fruitvliegjes als microscopische dinosaurussen en pterodactylussen rond de appels blijven hangen in de minuscule prehistorische bossen. Dan blijft de geest vooralsnog in de fles en vervliegt niet in de eeuwigheid. Nog niet.
Zo gebeurde het. En uit het land schoot jong groen op, gras, zaadvormend gewas, in allerlei soorten, en bomen die ieder naar zijn soort hun vruchten droegen, met zaad erin. En God zag dat het goed was. Het werd avond en het werd ochtend; dat was de derde dag. En Joris plaatst op het derde luik van deze tweede triptiek in de drie-eenheid een vooruitblik op de eeuwigheid. In zijn zoektocht vangt hij een glimp op van wat een bestaan zonder begin en einde kan zijn. Wat het voor een mens betekent voortdurend in het hier en nu te blijven vast zitten. Altijd maar doorleven en terugkijken. Geen stip op de horizon zien. Want er is geen doel, er is geen stop. Het einde is niets. Miedema kan nu nog mijmeren en filosoferen, maar wanneer hij in de derde bundel de eeuwigheid heeft gevonden zal hij stilvallen. Dat denk ik zo alleen voor mezelf uit.
De beweeglijk creatieve geest echter zal wel andere wegen vinden om het vrije vers te voeden. En daarbij is het lang niet zeker dat de dichter ooit zal vinden wat hij zoekt. Het is een najagen van de duisternis, dat jaagt op het licht. De eeuwigheid zal de honger naar voortduring inhalen en neersabelen. Het begin streeft het einde voorbij. Het hier en nu struikelt over het dan en straks. We leven maar even en dood zullen we altijd zijn. Door me te verdiepen in de geschriften van Joris Miedema kan ik het onvermijdelijke iets oprekken. Zijn in het wezen van die gedachte is een bovenaards goed. Dat de wind onder bewindvoering komt. Dat de zonsopgang zich niet kan omkeren. Dat de overtollige stilte blijft plakken als boter aan de dijen. Dat een grondwerker per ongeluk kerfstokken heeft omgekapt. Voor de duur van het lezen van 44 gedichten is het een weldaad me Joris Miedema te denken. In zijn geest en verstand de voorstellingen te vormen die hij mij voorschrijft. Ik ga zijn gedachtegang geloven, zijn overdenking veronderstellen.
Het is opzegbaar, daarom staat het geschreven: "de dagdromen die niet zijn uitgekomen / hangen aan de bomen / waar iets onzegbaars / weegbaar is geworden / / een kind zit op één van de takken / de stippen van lieveheersbeestjes / door te strepen / hij hoopt een juiste combinatie / te krassen / / waardoor zijn dagdroom openbreekt / en zijn moeder / eruit kruipt". Een hunkering naar toen, een verlangen naar hier, een rusteloos zoeken naar straks. Hoewel de dichter sterk is in taal, krachtig en vitaal, wordt hij klein en hulpeloos in emotie. De woorden helpen hem dan uit dat tranendal, omhoog naar het licht. Het licht van die algen uit een andere dimensie. Want denken te leven in een ruimte boven de werkelijkheid heeft een creatieve geest nodig.
Algen uit een andere dimensie. Joris Miedema. Uitgeverij Opwenteling, 2023.
https://opwenteling.nl/project/algen-uit-een-andere-dimensie/
0 notes
Text
Een ReisKunst-aflevering, óftewel St.Paul en de Kunst van het Leven
Het grijpen van het moment, je intuïtie volgen, zelf een kantelpunt in je leven veroorzaken. Vaag? Nee hoor, lees maar in mijn TOOS&ART van deze week hoe concreet dat voor mij werd in Saint-Paul-de-Vence. #kunst #art #expo
Terwijl levensgezel vorige maand in de Rue Grande deze foto maakte, flitste door mij heen “dit wordt een nieuwe ReisKunst-aflevering “. Die serie nogal onregelmatig verschijnende verhalen over schilderijen die ik maak(te) en die gekoppeld zijn aan plekken op onze aardbol waaraan ik op mijn reizen inspiratie ontleen(de). Zoals bijvoorbeeld dat verhaal over het Jordaanse Petra en de voetjesvrijende…
View On WordPress
#Abacadabra#bedevaartganger#Café de la Place#Côte d’Azur#Cisterciënzers#drieluik#galerie Quadrige#La Colombe d’Or#Nice#Petra#restaurant La Terrasse Panoramique#Rue Grande#Saint-Paul-de-Vence
1 note
·
View note
Text
💀 t o m p u s h i
Brb ff mn Nederlandse paspoort verbranden
#ik geloof niet in een god maar ik BID dat dit bij een drieluik blijft#ik droomde vannacht al (nachtmerrie) over de kibbelpouce en nu is er de tompushi ik wil niet meer slapen#nedertumblr#nedermemes#nederposting#helpofzo
80 notes
·
View notes
Video
St. CREW 2454 por Rob 1965 Por Flickr: Dan maken we het drieluik maar compleet: hier een staatsieportret van de 2454. Terwijl het treinpersoneel aan de koffie zit, staat de loc te wachten om weer aan het werk gezet te worden, te midden van een groene serie loofbomen aan de linkerkant, terwijl rechts de bomen al hun herfstkleuren laten zien. Oss Elzenburg, 6 november 2023.
6 notes
·
View notes
Photo
Drieluik met de aanbidding der koningen, detail
Pieter Coecke van Aelst
14 notes
·
View notes
Text
Wat? Evening Landscape with Cows (1906), Evolution (1911), Red Amaryllis with Blue Background (1909-10), The Blue tree (1908-09) en Composition with Lines and Colour: III (1937) door Piet Mondriaan en Spring Landscape from Lomma Bay (1892), The evolution, The WUS/Seven-Painted Star Series (1908), Poppy (ongedateerd), The Tree of Knowledge, The W Series (1913-15) en The Ten Largest, Group IV No. 3 Youth door Hilma af Klint
Waar? Tentoonstelling Hilma af Klint & Piet Mondrian – Forms of Life in Tate Modern, Londen
Wanneer? 7 augustus 2023
Een tentoonstelling gewijd aan twee kunstenaars die elkaar noch elkaars werk kenden: Hilma af Klint (1862-1944) en Piet Mondriaan (1872-1944). In het begin van hun loopbaan was er wel een zekere overeenkomst in hun ontwikkeling. Zo begonnen ze allebei hun carrière als landschapsschilder.
Hilma af Klint studeerde vanaf 1882 vijf jaar aan de Academie voor Fijne Kunsten in Stockholm, die pas sinds 1864 was opengesteld voor vrouwen. Gedurende haar latere loopbaan, toen ze abstract werk maakte, bleef ze daarnaast ook landschappen en portretten schilderen. Mondriaan studeerde van 1892 tot 1897 aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. Aanvankelijk was hij betrokken bij de Haagse School.
In een volgende fase hielden ze zich allebei op hun eigen manier bezig met het thema ‘Evolutie’. Mondriaan schilderde het drieluik Evolutie dat de menselijke ontwikkeling van het psychische naar het spirituele rijk weergeeft. Hij maakte daarbij gebruik van symbolen uit de Theosofie, een esoterische beweging die zowel Mondriaan als Af Klint interesseerde. Laatstgenoemde kunstenaar schilderde een serie werk met als thema het rijzen van de mens naar een hogere spirituele staat: The evolution. Af Klint geloofde dat ze deze werken had gemaakt in opdracht van haar spirituele gids Amaliel.
Beide kunstenaars observeerden nauwkeurig de natuur, wat resulteerde in een groot aantal bloemschilderijen. Mondriaan was vooral geïnteresseerd in cultuurplanten, Af Klint in indigene Skandinavische planten. Ook bomen was een onderwerp waar beide schilders zich mee bezighielden. Mondriaan verwerkte de invloed van het kubisme in zijn werk, terwijl Af Klint de Tree of Knowledge-serie schilderde, waarin mythologische en religieuze tradities zijn verwerkt.
In hun latere leven gaat het werk van de twee kunstenaars steeds meer uiteen lopen. Mondriaan gaan zich bezighouden met vlakken en lijnen. De verticale lijnen staan daarbij voor het mannelijke principe, de horizontale lijnen voor het vrouwelijke principe. Af Klint ging zich steeds meer richten op het occulte. In haar testament legde ze vast dat het abstracte werk tot twintig jaar na haar dood niet mocht worden getoond. De tentoonstelling eindigt met haar serie The Ten Largest, onderdeel van The Paintings fort he Temple, werk dat Af Klint in opdracht van haar spirituele gidsen zou hebben gemaakt.
In het begin van hun loopbaan lijken er nog de nodige parallellen, maar later lijken de verschillen groter dan de overeenkomsten. Het werk van Af Klint is mystieker, meer occult van aard. Bovendien is Mondriaan vooral bezig met rechthoekige vlakken en rechte lijnen, terwijl Af Klint vooral ronde organische vormen gebruikt.
Als Nederlandse kunstliefhebber was ik al bekend met het werk en de ontwikkeling van Piet Mondriaan. Hilma af Klint ken ik nog maar een paar jaar. Hoewel dat voor haar zeker geen doel in zichzelf was, was ze een van de allereerste abstract werkende kunstenaars, nog voor schilders als Kandinsky. Het feit dat zij het tentoonstellen van haar abstracte werk na haar dood lang onmogelijk maakte, gecombineerd met het feit dat zij vrouw was, zorgde ervoor dat ze lang onbekend bleef. Langzaam maar zeker vindt haar werk nu erkenning. Ik ben er allerminst zeker van of ze daar zelf blij mee zou zijn. Haar ging het primair om de spirituele en occulte boodschap.
4 notes
·
View notes
Text
Perspresentatie: "Murder on the Nile" – Een nieuw moordmysterie in het theater
Op dinsdag 15 oktober was er een exclusieve preview in Amsterdam. De cast, bestaande uit bekende namen zoals Stanley Burleson, Wilbert Gieske, Doris Baaten, Rick Engelkes, Sjoerd Spruijt en Jeske Van de Staak, gaven de aanwezige pers en genodigden een voorproefje van deze spannende productie. . Met het drieluik van Agatha Christie-producties, bestaande uit The Mousetrap, Murder on the Orient…
#Alexander Schuitema#Anne de Blok#Doris Baaten#Jeske van de staak#joris van Veldhoven#julia Lammerts#Lotte van der Made#Murder on the Nile#REP Entertainment#Rick Engelkes#Silyan Elkattabi#Sjoerd Spruijt#Standley Burleson#Wilbert Gieske
0 notes
Text
Requiem voor een mislukkingskunstenaar: Koenraad Goudeseune (1965-2020)
Schrijver Koenraad Goudeseune (1965) koos op 9 december 2020 voor euthanasie nadat een ongeneeslijke kanker bij hem was vastgesteld. Vandaag zou hij 56 geworden zijn. Portret van een nukkige dwarsligger en onversneden romanticus, een nicheauteur die ondanks alles toch een poëtisch oeuvre schiep dat er staat.
Koenraad Goudeseune bleef schrijven tot net voor zijn zelfgekozen sterfdag. Op Facebook, sinds jaar en dag zijn favoriete publicatieplatform, postte hij in allerijl nog verschillende afscheidsgedichten, het gros sonnetten, de dichtvorm die hij zich het liefst toe-eigende.
Het laatste gedicht dat hij schreef, heet ‘Excellent’: een elegisch sonnet dat zich laat lezen als een aangrijpende samenvatting van zijn dichterschap. Het is een strak gecomponeerde, ultieme schreeuw en misschien wel een van de mooiste gedichten die hij nalaat. Zoals hij gebekt is, zingt de dichter zijn zwanenzang, met een kwinkslag, maar ook met geheven hoofd, vol gratie en branie:
Excellent
Dit moment vreesde ik van meet af aan: de pen die wordt dichtgeschroefd, het kladschrift dat wordt dichtgeklapt. Woordenboeken finaal in de kast. Alles gezegd wat er te zeggen valt, op tijd een punt gezet. Ik nam mij voor: ik maak er nog een drieluik van, dat geeft me extra tijd. Waarom haast
als slenteren kan? Maar in poëzie is er niks doorzichtiger dan een dichter met maar één troef: meanderen. Niet het meanderen zelf natuurlijk, De Schelde meandert nabij Zevergem en dat is mooi, maar dat doet de rivier niet zelf, zij kan enkel stromen naar de fysica van het land,
het getij, het debiet dat berekend kan. Meanderen in een vers — indien alleen dát gezocht, is koketteren met een kunde die er eigenlijk geen is. Is schoonschrijverij en slaapverwekkend. Ja, ook in traagte
moet er vaart. Welnu, ik rep me. Laat mij, bij wijze van spreken, een kwieke terdoodveroordeelde zijn die eerder dan zijn beul klaar staat op ’t schavot en hem nog grijnzend vraagt: ‘Waar bleef je, excellentie?’
Goudeseunes schrijversloopbaan omspande bijna dertig jaar. Hij was de auteur van negen dichtbundels, twee verhalenbundels, drie brievenboeken en een roman. Allemaal boeken met naar mijn gevoel enkele van de mooiste titels uit de Nederlandstalige letteren, zoals Wat duurt op drift zijn lang of Onuitsprekelijk is wat wij over de liefde zeggen.
Schrijven kwam hoe dan ook altijd op de eerste plaats. Nagenoeg al zijn boeken zijn autobiografisch, of hebben op zijn minst een protagonist die verdacht veel op Goudeseune lijkt, zowel in de gedichten als in het proza. De ik-figuur is meestal een nukkige dwarsligger, een klungelige loser of een onbegrepen buitenstaander, maar tegelijk ook een onversneden romanticus, die zijn hoge idealen gefnuikt ziet en zijn geloof in het absolute steeds harder moet aansterken.
Tijdens zijn leven verkochten Goudeseunes boeken “voor geen meter”, zoals hij het zelf sappig uitdrukte, en met de jaren moest hij steeds meer moeite doen om zijn literaire productie gepubliceerd te krijgen. Tegen wil en dank werd hij een nicheauteur, een writer’s writer. In 2011 verscheen een laatste dichtbundel bij Atlas, Dichters na mij, nadien hopte Goudeseune van uitgever tot uitgever.
Publiceren in literaire tijdschriften deed hij slechts een aantal keer en alleen in het begin van zijn carrière. De meeste tijdschriften vond Goudeseune te elitair, of zoals hij in een interview liet optekenen:
Negentig procent, en als het dik tegenzit negenennegentig procent van de gedichten die in literaire tijdschriften verschijnen, begrijp ik eerlijk gezegd niet. Er is in mij geen verlangen daar tussen te gaan staan.
Zijn houding ten aanzien van poëzie kan worden gevat in twee citaten: “Poëzie, die schrijf ik niet, die krijg ik.” En: “Ik associeer sonnetten altijd met de Pruikentijd en ook een beetje met kroketten.”
Miskenning en mislukking zijn twee van de grote thema’s in Goudeseunes werk. Mark Cloostermans beschreef een van zijn brievenboeken als “een 351 bladzijden durende valpartij”. Vaak vergelijkt Goudeseune zijn uitzichtloze situatie met die van anderen of legt hij de schuld van al zijn tegenspoed bij iemand anders. Dat voortdurende gevoel uit de boot te vallen, omschreef hij prangend in zijn eerste brievenboek, Onuitsprekelijk is wat we over de liefde zeggen (1999), in een passage waar hij het heeft over het Groot Beschrijf in Brussel:
Luuk Gruwez las in de gebouwen van het Leger des Heils kankergedichten voor. Eriek Verpale schilde patatten. Koenraad Goudeseune was er weer niet bij.
Foeteren tegen hem weinig genegen subsidiërende instanties en schoppen tegen de schenen van collega-auteurs die in zijn ogen onterecht succesvol waren, kon Goudeseune als de beste. Breed uitgesmeerde, vlammende ruzies met vrienden (later vijanden of “graftakken”) als Dimitri Verhulst en Benno Barnard zijn inmiddels bijna legendarische staaltjes van zijn beruchte en gevreesde toorn. Ook zijn dronken uitvallen op Facebook zinderen bij velen nog na.
Goudeseune werd geleidelijk aan the man you love to hate en voelde zich meer en meer “gekoenraad”, door zichzelf “gearresteerd”:
koenraden, het wentelen in onzekerheid, het raden hebben naar het koene, het dappere, het onversaagde in de te voeren strijd.
Dat hij het zichzelf in het heetst van die strijd soms erg moeilijk maakte, om niet te zeggen onmogelijk, nam hij er voor lief bij.
Goudeseune debuteerde in 1987 met het gedicht ‘Populieren’ in ‘Dietsche Warande & Belfort’. In datzelfde jaar bracht hij in eigen beheer Album uit, een mooi staaltje huisvlijt met tien gedichten. Als twintigjarige was hij het ouderlijk huis in Boezinge, bij Ieper, ontvlucht en werkte in een hotel in Koksijde. Een periode die hij omschreef als naargeestig maar ook vreugdevol, want toen begon hij pas echt met schrijven.
Niet veel later en na behoorlijk wat aandringen publiceerde Herman de Coninck enkele van Goudeseunes gedichten in zijn Nieuw Wereldtijdschrift. De Coninck was voor Goudeseune zijn poëtische leermeester (voor proza waren dat Hugo Claus en Jeroen Brouwers):
Goudeseunes officiële debuut kwam er met Vuile was in 1993, uitgegeven door het pas door Emile Brugman opgerichte Atlas, een fonds dat zich specialiseerde in Vlaamse auteurs én reisliteratuur. Goudeseune werd toen met veel bombarie binnengehaald als een veelbelovende debutant. In sappig geschreven vignetten portretteert hij in Vuile was zijn vrienden, excentrieke familieleden en zichzelf. De dialogen zijn grotendeels in een vervlaamst patois, een register dat Goudeseune perfect beheerst maar dat tevens de onmiskenbare invloed van Claus verraadt (niet voor niets komt het motto van Vuile was uit diens Het verlangen).
Goudeseune is meedogenloos voor de kleinburgerlijke “achterlijkheid” van Boezinge, maar tegelijk zit zijn verhaal vol ironie en humor. Opvallend is ook de koelheid en afstandelijkheid waarmee hij de relatie met zijn ouders en andere familieleden beschrijft, in het bijzonder met zijn moeder die zijn hele jeugd sukkelde met haar gezondheid en overleed toen Goudeseune pas eenentwintig was.
“Een gedicht schrijven, dat lukt me wel af en toe. Dat is ook helemaal niet zo moeilijk als iedereen doet voorkomen”, schreef Goudeseune in Vuile was. Toch was het vijf jaar wachten tot hij met nieuw werk kwam. Dat zij mij leest, zijn officiële poëziedebuut, verscheen in 1998 bij Atlas: met nauweljiks vijftig pagina’s was het een behoorlijk korte bundel, die bovendien matig werd onthaald. Sommige criticasters vonden Goudeseunes gedichten te eenvoudig, te toegankelijk, te prozaïsch.
Zijn woordspelletjes zijn inderdaad vaak nogal doorzichtig en zijn humor is geregeld wat aan de flauwe kant. Maar in Dat zij mij leest staan meer dan een handvol geslaagde uitschieters, zijn vaak geciteerde gedicht ‘Gent’ bijvoorbeeld, over de stad waar hij zich in 1989 definitief vestigde, met de fraaie slotregel: “Ik loop zo vaak verloren dat ik dat nauwkeurig kan.”
Er zouden in totaal nog acht bundels volgen, met sprekende titels als Zen uit eigen werk (2005), Atletiek van snijbloemen (2012) en Het probleem met mensen die naar zee gaan (2014). Goudeseunes verzen zijn authentiek, meteen herkenbaar en hebben ontegensprekelijk een eigen stem. Het is speelse, toegankelijke poëzie, die focust op metaforen, anekdotiek en een gelijkaardige mengeling van ironie en sarcasme als in zijn proza. Het lyrische ik is vaak een geromantiseerde Goudeseune-achtige figuur die even graag de vergeefse liefde bezingt als de harde dichtersstiel. Zijn gedichten teren meestal op spitsvondigheden, snelle beeldrijke taal en ongecompliceerde dichterlijke observaties. Het lijken wel woordgeworden pleidooien tegen de door Goudeseune zo verguisde intellectualistische poëzie.
Omdat hij die poëtica consequent bleef aanhangen, werd hem soms een gemis aan diepgang en sérieux aangewreven. Maar wie dat beweert heeft zijn dichtwerk mijns inziens maar deels gelezen: er zijn meer dan voldoende goede of “ernstige” gedichten om te kunnen spreken van een poëtisch oeuvre dat er staat.
In Onuitsprekelijk is wat wij over de liefde zeggen (1999), Goudeseunes eerste brievenboek, klinkt het combattief:
Elke dag schrijf ik, naast enkele aanzetten voor een gedicht en een dagboekbladzijde, vijf brieven. Soms zeven! En geen kattebelletjes, vijf kloeke epistels. Om de stiel te leren, het métier, pardon.
De brief is een genre waarin hij excelleerde en dat hem in schrijverskringen een bescheiden maar stevige reputatie bezorgde. In ongedateerde brieven gooit hij met modder naar wie hem in de weg staat en strooit kwistig met autobiografische ontboezemingen over het nachtleven in Gent, de perikelen met zijn uitgever, de muziek die hij beluistert en de boeken die hij leest. Als voorbeelden neemt hij de brieven van Gustave Flaubert en dichter bij huis het brievenboek van een andere kluizenaar, Jeroen Brouwers’ Kroniek van een karakter (1986-1987).
Brouwers schreef ooit aan Goudeseune: “In al je proza is er sprake van slechts één continent: jij.” “Kruidenierskritiek” die hij pareerde in een prachtige lange brief aan zichzelf, waarin hij stelde dat hij er goed aan deed te wachten tot zijn veertigste om zijn eerste roman te schrijven. Wat hij dan ook deed, met Herman Knudde, een pastiche op Herman Brusselmans, in het kader van een weddenschap met zichzelf geschreven in twee maanden tijd en als feuilleton verschenen op De Contrabas.
In Wat duurt op drift zijn lang (2010), zijn derde “roman in brieven”, bejubelde hij nogmaals de epistolaire traditie en plaatste die in één klap op dezelfde hoogte als fictie: “Maar brieven! O la la. En op den duur leest het als een roman, toch? Waarom is dat niet genoeg? Waarom wordt het briefgenre zo weinig serieus genomen in de lage landen?”
Na de brievenboeken verschoof Goudeseunes actieradius stilaan richting de zelfkant van de literatuur. Dichters na mij maakte in 2011 zijn titel waar: hij moest op zoek naar een nieuwe uitgever. Goudeseune verliederlijkte, hij liet zich geleidelijk aan gaan, zoals onder meer blijkt uit een brief aan collega-dichter Herman Leenders:
Ik denk niet dat ik er nog eens dertig jaar tegenaan plak. Toch niet in mijn eentje op een studio. Mijn linkerlong zegt me al een paar jaar dat ik de vijftig niet haal.
Goudeseune vond nog onderdak bij de Antwerpse uitgeverij Vrijdag, maar ook de bundel Atletiek van snijbloemen passeerde zo goed als ongezien en kreeg geen of nauwelijks persaandacht.
De immer inventieve Goudeseune veranderde het geweer van schouder en zocht zijn heil in Amsterdam, bij uitgeverij Leesmagazijn. Die publiceerde in 2014 de dichtbundel Het probleem met mensen die naar zee gaan, in het televisieprogramma VPRO-boeken dé tip van Wim Brands. Hoogtepunten zijn de hommage aan de door Goudeseune bewonderde ‘Rutger Kopland’ en het gedicht ‘Oostende’.
Een goed jaar later brengt dezelfde uitgever Een verdomd goede jeugdschrijfster & andere verhalen (2015) uit. Goudeseune roept opnieuw weerstand op, omdat zelfbeklag nog maar eens de rode draad in alle verhalen vormt. Zo opent de bundel met een giftige ‘Brief aan uitgever’:
Ik ben ervan overtuigd dat mijn verhalen wel degelijk literaire kwaliteit bezitten en dat de njet die ze krijgen, gestuurd wordt door allesbehalve liefde voor de literatuur. In dezen voel ik mij onheus bejegend.
Het laatste verhaal is dan weer een absurd interview met een auteur die niets heeft geschreven. Op de vraag hoe dat voelt, antwoordt die laconiek: “Een unieke ervaring.”
Vet hart is een lijvige bundel met een zeventigtal gedichten, alle geschreven vanuit de onderbuik en het ene al scabreuzer dan het andere. Het weinig verfijnde titelgedicht bijvoorbeeld gaat over seks met volslanke vrouwen en een vroege dood door ongezond leven.
Het tweede boek bij Bokeh, De dood van Prince, bevat twee verhalen. Het titelverhaal is groots en meeslepend, wat mij betreft een van Goudeseunes topstukken. Het verhaalt over een ‘ik’ die een selectieproef aflegt om als arbeider aan de slag te gaan bij de stad Gent. De verteller droomt ervan ooit een boek te schrijven, eentje dat in de schaduw kan staan van het oeuvre van zijn grote voorbeeld en idool Marcel Proust: “Had Proust maar de boeken van bijvoorbeeld Koenraad Goudeseune geschreven!”
In ‘De dood van Prince’ parodieert Goudeseune op een heerlijke manier de uitgesponnen stijl van de Franse grootmeester (zelf spreekt de verteller van ‘proustificeren’). Het tweede verhaal is ‘De nuttige last van tragiek’, dat met zijn lengte van meer dan honderddertig pagina’s lang, eind 2020, vlak voor Goudeseunes dood, als aparte ‘roman’ werd uitgegeven door Douane uit Rotterdam, zijn laatste uitgever.
Bij Douane leek Goudeseune zich goed thuis te voelen. De uitgeverij bracht in twee jaar tijd evenveel omvangrijke dichtbundels op de markt; de Gentse bard zat duidelijk in een productieve fase. In Merkwaardige producten (2018) en Vrachtbrief (2019) vierde Goudeseune zijn voorliefde voor het sonnet bot, of liever zijn interpretatie van het sonnet, want aan de regels van die dichtvorm hield hij zich nauwelijks. De thema’s zijn bekend: morsige liefde, de dood, eenzaamheid, vrouwen, drank en het schrijven van poëzie.
Zoals gezegd, bracht Douane kort voor Goudeseunes overlijden De nuttige last van tragiek (2020) uit, eigenlijk het tweede verhaal uit het eerdere De dood van Prince. Als hommage staat deze keer het woord ‘roman’ expliciet op de cover, een primeur voor een Goudeseune-boek.
Naar verluidt zal Douane in de nabije toekomst alle Facebook-gedichten van Goudeseune verzamelen en uitgeven. Dat is heuglijk nieuws, want afgaand op onder andere ‘Excellent’ zit daar vast en zeker sterk werk tussen.
Op de vraag waarom hij schreef, antwoordde Goudeseune:
Omdat niet zozeer schrijven, maar geschreven hebben enkele tellen verlichting brengt. […] En om sporen na te laten.
Dat heeft hij gedaan, en hoe. Het op drift zijn zit er voorgoed op.
Verschenen op: De Lage Landen, 23 februari 2021
0 notes
Text
Wolverine: de Greg Rucka periode
Af en toe vind ik het al eens tof om gewoon eens door een oudere reeks comics te scrollen. Afgelopen week was dat het geval met de Wolverine serie van Juniorpress. De pakweg eerste 30 deeltjes kon ik me allemaal nog goed herinneren. Maar van de latere delen was ik eerlijk gezegd best veel vergeten. Zo botste ik bij nummer 75 op de start van de Greg Rucka run. 👉
In de VS betekende dit de herstart van Wolverine, met een nieuwe nummer 1. Bij Juniorpress ging de originele nummering gewoon door. Toch was het toen best een frisse wind die door de reeks ging. Marvel probeerde in die periode (2003) vanalles uit om nieuwe fans naar de comics te lokken. Daarvoor trokken ze schrijvers van Vertigo en de indie comics aan. Zo ook Greg Rucka dus.
Realistische aanpak
Die ging voor een meer realistische aanpak. Geen Wolverine in kostuum. Geen (of nauwelijks) superhelden. Gewoon rauwe, realistische misdaadverhalen. Onze held wordt zelfs niet als 'Wolverine' aangesproken, enkel als 'Logan'. Ik ben zelf wel fan van deze versie. Het voelt een beetje als een HBO dramareeks, eerder dan een superhelden comic. En dat is prima.
Rauw tekenwerk
Het tekenwerk is van Darick Robertson, bekend van Transmetropolitan. Hoewel zijn rauwe stijl goed bij het verhaal past, vind ik het in deze comics net wat té ruw. Ok, Logan is geen standaard mens, maar hier ziet hij er vaak meer uit als een soort trol. Het contrast met de covers is ook groot. Dat zijn prachtig geschilderde tekeningen van Esad Ribic waar Wolvie meer lijkt op een verfijnde versie van Hugh Jackman.
In de tweede verhaallijn werd het tekenwerk van zowel de covers als de comic zelf overgenomen door Leandro Fernandez.
Drieluik
De eerste verhaallijn van Rucka lees je in Wolverine 75 tot 77, met daarin de Amerikaanse delen 1 tot 5. Ook het tweede verhaal, 'Coyote Crossing', volgde in Wolverine 78 tot 80.
Jammer genoeg besloot Juniorpress toen om het derde deel over te slaan en meteen in te pikken bij de nieuwe verhalen van schrijver Mark Millar. Ook een fijne periode, maar iets hééélemaal anders. Daarover schrijf ik binnenkort nog wel eens een aparte post. 😉
Maar voor de Nederlandstalige lezers was het destijds dus niet zo fijn om het slot van Greg Rucka's run niet te kunnen lezen. Zeker omdat er hier een confrontatie met aartsvijand Sabretooth op het programma staat.
Gelukkig werd 'Return of the Native' járen later alsnog vertaald en opgenomen in de 'Duistere Kant' collectie van Panini voor Carrefour. Daarin lees je dus de Nederlandstalige versie van de Amerikaanse Wolverine 13 tot 19 en het slot van de Greg Rucka periode.
Checklist
Broederschap: Wolverine 75, 76, 77 (Juniorpress, 2003)
Coyote Crossing: Wolverine 78, 79, 80 (Juniorpress, 2004)
Terugkeer van Native: Duistere Kant Collectie 10 (Panini, 2022)
Deze hele run is warm aanbevolen voor wie eens een andere Wolverine wil lezen! 🙌
0 notes
Text
Via de RISK website kun je nu kaarten kopen voor dit drieluik: Voor ieder wat wilds: I Ora et Labora et Ufo, II Furore en III Het (na)gesprek dat u voert met uzelf, uw naasten en aan u totaal vreemden. ////////////////////////\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Regie en teksten: Tommy Ventevogel
Spel en co-creatie/teksten/muziek: Caspar Smink, Fabio Luyk, Femke Flikweert, Havikja van As, Imke van der Spoel, Judith van de Rest, Justin Poels, Lynn Plugge, Matthijs Doolaar, Nina Bannenberg, Vivien Paulus, Willemijn de Wit
Met dank aan: RISK Toneel, Erasmus MC, Erasmus Universiteit, Gemeente Rotterdam ////////////////////////
Voor ieder wat wilds (een drieluik)
Het drieluik onder de verzamelnaam "Voor Ieder Wat Wilds" bestaat uit drie verschillende delen. Eerst geven we je een futuristische bewerking van Herman Heijermans' Ora et Labora uit 1901. Ora et Labora et UFO speelt zich af op een zeeboerderij na de zeespiegelstijging. Tegen het advies van de rijksoverheid in, zijn een stel autonomen in het inmiddels verzonken Rijnmond-gebied gebleven. Daar proberen ze een eigen gemeenschap vorm te geven. Het muziektheaterstuk gaat over armoede, klassenstrijd, klassenmigratie en utopisch anarchisme.
Daarna volgt het stuk Furore, een bewegings- en muziektheaterstuk dat inzoomt op de nieuwe tijdsgeest, metamodernisme als opvolging van het postmoderne cynisme en de nieuw-te-formuleren filosofie daarbij.
Het drieluik sluit af met Het (na)gesprek dat u voert met uzelf, uw naasten en aan u totaal vreemden, waar de spelersgroep reflecteert op de twee eerder gespeelde voorstellingen en een aantal bronnen en inzichten deelt met het publiek.
Dit drieluik bevat geen participatie-elementen, je kunt ontspannen op het puntje van de stoel komen zitten. ////////////////////////
OP DEZE SITE VOLGT NOG: Het script, trailers, beeldmateriaal en meer! Vragen kun je richten aan [email protected]
SCRIPTVERSIE 4.9
0 notes
Text
BEGRIJPEND LEZEN DOOR HET DRIELUIK HARRY VAN DOVEREN
Het valt niet te lezen, het drieluik poëzei van Harry van Doveren. Echter is daar geen beter Nederlands woord voor het bekijken en begrijpen van aan elkaar geregen letters tot woorden en zinnen, verzen, verhalen. Hoewel lezen nog geen begrijpen is. Je neemt kennis van de inhoud, maar hoeft dit dan verder nog niet te doorzien, aan te voelen of te begrijpen. Echter de poëzei, daarin dien jij je te begeven om het te snappen. Jawel het staat er goed, poëzei, en klinkt antiek maar wil van nu zijn. Om het te verstaan moet ik er instappen, het lezen betreden laten zijn. Mij voorstellen wat er staat. Mijn verbeelding aanspreken, maar niet de fantasie. Een afbeelding maken van de betekenis van de woorden in gedachten. Dat is geen lezen, dat is imagineren, verzinnebeelden. Deze dichtkunst is het symboliseren van de wereld en alles wat daarin aan beelden tot ons komt. Deze dichter vertaalt de wezenlijkheid tot klanken die kunnen klinken en als woorden worden afgedrukt.
Harry van Doveren omschrijft de essentie van het wezen cryptisch ofwel bezigt een abstracte poëzie - jawel hier draai ik de ei-klank tot ie-klank voor een actueel begrip. In de poëzie zie ik de betekenis wanneer ik goed kijk. Niet dat hij moeilijke woorden gebruikt, maar rangschikt deze zodanig dat de zinnen lastig toegang geven. Laat woorden uit het verhaal weg om de essentie van het gedicht te grijpen. Het schijnt dat Van Doveren geen verhaler en geen dichter wil zijn, maar is het allebei. De poëzie is in de proza ingevoerd. De proza vertelt, de poëzie raakt de kern.
Sla ik de bundels open begeef ik me in de genoteerde droombeelden die voor deze schrijver waarheden zijn. Realiteit omdat hij dit zo ervaart. Hij kijkt naar de wereld en kan niet anders dan deze zichtbaarheden zo omschrijven. Want de waarheid is te kostbaar om in platte alledaagse karakteristieken te definiëren. De woorden laten zich bij hem niet zoals gebruikelijk in regels opvolgen tot te begrijpen theoretische volzinnen. De poëzie van Van Doveren moet je zien om deze te begrijpen. Niet lezen, maar bekijken en voorstellen. Dan kom je tot de kern van het wezen in deze onregelmatige gedichten. Ik sluit aan op deze bijeengeraapte werkelijkheid. Ik schep een band met Harry van Doveren, want hij schrijft zichzelf uit en laat de dichter als mens zien.
Met zijn regels, zonder hoofdletters van elkaar gescheiden door punten, krijg ik inzicht in zijn brein. In die bovenkamer ligt de taal schijnbaar overhoop. Rag en web weggeveegd voordat er helder zicht is op reden en doel. Het laat zich niet lezen, het staat er, het is er. In een klassiek drieluik komt zijn wezen tot mij. Het is alsof een kabinet van bijvoorbeeld Jeroen Bosch is opengeslagen, de scharnieren kraken antiek in de sponning. Voor mij ontvouwt zich een niet gedachte wereld, een niet verwachte aarde. Niet bedacht maar wel denkbaar. De aaibare gedrochten van de schilder koesteren mijn weten. Zij symboliseren een zijn door wangedrag en mishandel. Houden een spiegel voor, een metafoor met opgeheven vinger. Deze terechtwijzing vind ik niet terug in het drievoud van de Van Doveren dichtbundels. Of het zal een zelfreflectie zijn, waaruit ik overdrachtelijk mijn persoon kan beoordelen.
MACHINE POËZEI
Kan een machine zoveel emotie tonen als de mens dat doet. Is het gevoel digitaal te maken waar Van Doveren het analoog invoert. Kan de machine, lees de computer, gevoelens hebben en leren delen zoals het menselijk brein dat meanderend kan vastleggen. De computer kan de schijn ophouden, maar het blijft surrogaat. Dit eerste deel doet een beroep op mij. Is een interactieve bundel waarbij ik kan bepalen welke wending het gedicht kan nemen op de vooraf bepaalde mogelijkheden Woorden symboliseren een beleving. Kunnen andere betekenissen hebben dan gangbaar opgevat. Het duurt even voordat de lezer zich in die denkwereld kan begeven, dat deze aanvoelt wat de dichter ervaart. Maar wie de cryptische omschrijvingen eenmaal doorziet kan beelden maken bij de woorden. Al lezende vormen zich dan als vanzelf illustraties bij de tekst. Ik heb de boekjes, zwarte druk op wit, zelf kleurrijk denkbeeldig geïllustreerd - in gedachten van plaatjes voorzien.
Van Doveren schrijft beeldend, maar de woorden geven geen letterlijke betekenissen zodat de voorstelling op diverse manieren kan worden ingevuld. Soms zijn de gedichten als collages, lijken diverse woorden aan en over elkaar geplakt die buiten het vers weinig met elkaar van doen hebben. “uitvinders geven ons een machine voor het ontmoeilijken van dát andere - de technische poëzie . in deze verbrandingsoven stoken zij onze verbeelding waarna zij alle letters uit de asla schrapen en ons vervolgens uitstrooien op de zee van hun akkers” en “is doorzetten een bitterzoete gladiool? / is de schaduw licht uit het donker? / is lucht het huiveringwekkende beest / in een stofzuiger? / is zonlicht een machine / één oog op de sign of the times?”
VOETBAL IN DE LONGEN
En dan het tweede deel waarin de gedichten korte verhalen lijken. Zinnen lopen over de bladspiegel door. Weer zonder hoofdletters en zonder leestekens. Slechts gescheiden door een zwevende punt. Het karakteristiek van deze dichter in zijn experimentele helderheid. Het dichten laat de zinnen dansen, de woorden draaien soms om de as, of houden in spagaat de betekenis in het midden. Deze bundel is meer autobiografisch, zichzelf afvragend. De zin van het zijn, de reden van de ratio. Wat is hij, wie ben ik. Kijkt terug en haalt herinneringen op. Gisteren is ook een herinnering. Voltooid verleden tijd, want komt niet opnieuw aan ons voorbij, dient zich niet weer bij mij aan. Een uur geleden is onvoltooid verleden, want het heden is nog gangbaar - wordt nog gemaakt.
Dit deel is op hemzelf toegeschreven, de dichter. Korte verhalen over eigen ervaringen, gebeurtenissen. De poëet toont zichzelf, geeft deze mens bloot. Blik in zijn bestaan, kijkje in zijn wezen. Verleden een open boek dat geheimen niet zomaar prijsgeeft. De vertaalslag in mijn gedachten zet de aandacht op scherp. Weg zijn de omfloerste woorden, de cryptische omschrijvingen. What you see is what you get. “. AAN DE BOOT VAN BLAUW BEGONNEN twee losse vectoren schreven elkaar in word perfect . S. over de rol van de overtuigde vogel en ik over mijn avonturen als de schuwste barbeel in de Seine” Beschrijft echter ook mijn eigen vertwijfeling en spijt van niet gedane zaken of juist wel de keer van het leven. Dat voel ik in. Dat kan. “. DE TREIN NAAR HET FRONT HEEFT VERTRAGING ik kan onmogelijk sterven . ben daar te langzaam voor”
VECTOR PRIVACY MAX/MIN
De titel van deze bundel is ergens getekend op een uitgestreken prop papier. Zegt 1 tekening toch meer dan 100 woorden, denk ik? Is het woord ijdelheid waar de lijn vruchtbaar schijnt. De lijn zich nestelt in het geweten en honderduit spreekt, waar het woord vervaagt en nietszeggend is. Zou het dichtbundel drieluik ongeschreven kunnen zijn waar dit vectorbeeld de drie-eenheid is. Heb ik genoeg aan slechts deze horizontale, verticale en het diagonaal. Bekleedt deze het zijn, het wezen. En kan de rest op andere proppen in de prullenmand verdwijnen? Geenszins, want deze beschrijven datgene wat in beelden niet uit te drukken is. Wat één paradox! Ook de vectortekening heeft woord nodig in de kantlijn om zichzelf te verdedigen. Tekst en beeld vormen het zijn, het wezen.
In dit derde deel komt het welzijn van de dichter aan de orde. “.. KAN EEN PRIVÉ-GEDICHT NOG WEL NA TENDER BUTTONS? het vermoeden bestaat dat onvruchtbaar denken (doen alsof je origineel bent) definitief school heeft gemaakt . klopt dit dan wordt vanzelf vanaf nu vanzelf vanaf vroeger . er wordt gesproken over de reling van een vrachtboot . ooit mijn vriend maar nu Egypte”
Is alles dwaasheid? Metaforen van het leven, symbolen van het zijn. Woorden wentelen om te leren begrijpen. Deze dichtkunst is een collage van de werkelijkheid. Overal uit elk moment wordt een tel geknipt en geplakt tot poëtische proza. Een ruimtelijke verbeelding, een derde dimensie op het vlakke papier. Sluit ik mijn ogen stijgen zo de beelden op in geuren en kleuren uit de zwarte woorden in reukloos drukinkt. Ik hoef de zinnen niet te verklaren, er is geen bewering voor het zijn van een ik. Mijn rede om te beschouwen is redeloos, radeloos probeer ik de rand van de volgende bladzij te bereiken en de pagina om te slaan om opnieuw reddeloos in het diepe duister van die ik te duiken. Het duister waarin een licht fluistert aan het eind van de tunnel.
Wanneer ik de bundel dichtdoe kijk ik terug op wat ik niet wist en onmogelijk kon weten. De herinnering aan wat ik las zet mijn kritiek op scherp. De woorden moeten zichzelf verklaren, ik hoef mij daar niet over te buigen, aan te branden. Want een enkel fout geplaatst woord laat mij door de mand vallen. Wie denk jij dat je wil zijn om de tekst niet te begrijpen maar wel wil omschrijven. Ben jij beter en meer schrander dan de dichter himself?
Zal ik ooit de zin kennen van deze reden? Zal ik ooit voor de andere deze ene kunnen omschrijven? Kunnen ontleden de taal van zijn geest. Bedoeling is een leeg woord zolang er geen begrip is, begrijpen is. Begrip is willen, begrijpen is proberen. Het experiment van gedachten ordenen. Opstellen in rijen van drie. Geef acht! Ik acht mij in staat mij een mening aan te matigen, er iets van te vinden en dit niet voor mijzelf te houden.
Drieluik machine poëzei / voetbal in de longen / vector privacy max/min . Harry van Doveren, gedichten. Uitgave Gaia Chapbooks, 2024.
0 notes
Text
30 maart 2024.
"Schilderij"
Een schilderij van een drieluik gemengde techniek met acryl.
(30 maart 2024)
0 notes
Text
Ekatarina Levental weer in Hippolytuskerk
Er op uit: 'Ekatarina Levental weer in Hippolytuskerk'
HIPPOLYTUSHOEF – Op zondag 25 februari om 15.30 uur brengt Muziektheatergezelschap LEKS/Ekatarina Levental het derde deel in het autobiografisch drieluik over haar leven in de Hippolytuskerk in Hippolytushoef bij een Kroonconcert bij kaarslicht. In “Schoppenvrouw” vertelt Ekatarina het verhaal van haar oma en vier legendarische vrouwen van dezelfde generatie: Anne Frank, Marilyn Monroe, Maria…
View On WordPress
0 notes
Text
drieluik fruit
olieverf op paneel 60 x 40 cm. #stilleven
1 note
·
View note
Text
There is still Hope, 1995, olieverf op linnen, 102 x 230 cm
(drieluik)
0 notes