#cultuurhistorisch
Explore tagged Tumblr posts
Text
Een Grieks botfragment
Verboden
Om ervoor te waken dat âtoeristenâ het complete cultuurhistorische en archeologische erfgoed als souvenir mee naar huis nemen is het in Griekenland, net als in de meeste landen rond de Middellandse Zee, verboden dit soort spullen te verzamelen en mee te nemen. Op sommige plaatsen is het meenemen van kiezels al strafbaar. Fossielen, artefacten en zelfs stenen meenemen in je bagage is daarom, zeker wanneer je vliegt, erg onverstandig. Om die reden heb ik tijdens mijn vakantie de fossielen die ik vond slechts gefotografeerd. Althans dat dacht ik.
Fossiel bot
Tijdens een strandwandeling van Karavomylos naar Sami viel mijn oog, getraind als ze zijn, op iets dat sprekend op een fossiel botfragment leek. Verrast dat ik was, fossiel bot daar had ik niet op gerekend, nam ik het mee om het in mijn vakantiewoning nog eens aandachtig met de loep te kunnen bestuderen. Het bleek onmiskenbaar fossiel bot. Het substantia spongiosa (sponsachtig botweefsel) was gevuld met een ijzerrijke substantie. Over hoe oud het bot was en van welk dier had ik geen idee: daarvoor ontbrak elke context. Maar goed het was wel fossiel bot.
Het botfragment tussen de kiezels.
Thuis
Bij het uitpakken van de koffer voelde ik een hard object in de vuile was, ik dacht in eerste instantie aan mijn zakmes, maar nadat ik nog eens goed voelde, werd het me duidelijk. Ik rekende de enigszins maanvormige vorm. Het was het stuk bot. Nietsvermoedend had ik hem meegesmokkeld.
Omdat het een niet al te fraai stuk is, op de Zandmotor had ik hem laten liggen, maar wel het enige fossiel uit Griekenland, heb ik het stuk vandaag op een sokkel geplaatst. Heb ik ineens een alleraardigst souvenier. Een foute, dat wel, dusâŠ
Het eindresultaat.
âŠmondje dicht!
2 notes
·
View notes
Text
Dicht op de huid
Met het begrip 'Samizdat' werd clandestien verspreide literatuur tijdens de Sovjettijd aangeduid. Geproduceerd met de eenvoudigste middelen leidden deze boeken en geschriften een geheim leven. Zulke boeken werden uitsluitend binnenshuis gelezen. In het verspreiden ervan werd letterlijk het woord dicht op de huid gedragen. Het is een gedwongen omgang met het woord die we ons nu amper kunnen voorstellen.
Vorige week bezocht ik in het Stedelijk Museum in Amsterdam 'On this Side of the River Elbe', een overzichtstentoonstelling van de in 1940 geboren Roemeense kunstenares Ana Lupas. Bijna al haar werken bezitten een sociale component. In de eerste zaal hangt het werk 'Coats to Borrow' uit 1990, bestaande uit zes handgemaakte jassen. Een ervan hangt half open en toont zelfgemaakte labels met namen als 'Egyes' en 'Daneaya'. Ze verspreidde de jassen onder haar kunstenaarsvrienden en vroeg ze hun naam erin te naaien en ze na dragen door te geven. In een wereld waarin elke vorm van persoonlijke expressie of afwijkende esthetiek op straffe van vervolging verboden waren, vormde de kring van dragers een gemeenschap van mensen die niet zozeer het woord maar een levenshouding dicht op de huid droegen.
Pas kwam na maanden een boek binnen: 'To Hold Your Heart In Your Teeth â The Visual Language of the Romanian Blouse' van Simona BortiĆ-Schultz. Het boek is een persoonlijk gekleurd, cultuurhistorisch onderzoek naar de gebruikte ornamenten die vrouwen borduurden op blouses. Ze emigreerde als kind naar de Verenigde Staten en ontdekt gaandeweg de diepere betekenis van deze visuele traditie uit het land van haar ouders. De ornamenten dragen namen als De Kam â Wolf en Tanden â De Slang â Bloem, en staan respectievelijk voor: het uitkammen van het kwaad â bescherming tegen kwade geesten â herschepping â jeugd en verwelkende schoonheid.
Na de tentoonstelling van Ana Lupas ging ik naar galerie Fons Welters om de tentoonstelling van 'Tenant of Culture' te zien, de kunstenaarsnaam van Hendrickje Schimmel (1990). In haar inventieve sculpturen bekritiseert ze de de vervuilende en vraatzuchtige mode- en kledingindustrie. Ze hergebruikt en vervormt bestaande kledingstukken en accessoires en maakt gebruik van de in die industrie bestaande technieken en materialen.
Ik keek via de drie soorten kledingstukken als het ware naar het werk van een grootmoeder, een overgrootmoeder en een kleindochter. Ik had moeite met de 'High Art' waarin de sculpturen van de jongste thuis horen en willen horen â mijlenver verwijderd van Lupas' oude jassen die in hun zeggingskracht en gemeenschapszin in een ander tijdperk horen, en nog verder van de met engelengeduld geborduurde folkloreblouses.
Ik voelde weer eens het voorgoed verdwenen zijn van werelden waarin symboliek, ambacht en traditie, of het gedachtegoed van kunst, dicht op de huid worden gedragen. Daarvoor in de plaats is er nu een wereld van consumentisme waarin de artistieke kritiek erop, in het geval van Tenant of Culture, vooral voor de happy few in de beslotenheid van de kunst zelf blijft en de kunst als geheel in een ander soort marge dreigt te raken.
2 notes
·
View notes
Text
ONTWIKKELING VAN HET LANDSCHAP VAN DE DUIN- EN BOLLENSTREEK 1
Zandwinning in de Bollenstreek is in onze streek een belangrijk onderwerp. De Bollenstreek is een gebied dat in Nederland bekend staat om zijn prachtige bloemenvelden. De veroorzaker hiervan is echter de zandwinning.
Zandwinning is een proces waarbij zand en grind worden gewonnen uit de ondergrond. Het wordt gebruikt voor het maken van stenen, beton en asfalt. In de Bollenstreek is zandwinning al jarenlang een belangrijke bron van inkomsten in eerste instantie voor de landeigenaren en later voor de gemeenten. Er zijn verschillende zandwinningsbedrijven in de regio actief.
Het zandwinningproces heeft echter ook een negatieve invloed op de omgeving. De komst van de zandwinning heeft geleid tot een verminderde waterkwaliteit, verminderde biodiversiteit en een verminderde luchtkwaliteit. Ook  is het de oorzaak van een toename van de hoeveelheid stof in de lucht.
Om de negatieve effecten van zandwinning te verminderen, is er door de overheid een aantal maatregelen genomen. Zo zijn er regels ingesteld voor het winnen van zand, zoals het beperken van de hoeveelheid zand dat per jaar gewonnen mag worden. Er is ook een maximale diepte ingesteld waarop de bedrijven mogen boren.
Om de omgeving te beschermen, is er ook een aantal natuurgebieden aangewezen waar zandwinning verboden is. Deze gebieden zijn belangrijk voor de natuur en het behoud van biodiversiteit.
Hoewel de overheid maatregelen heeft genomen om de negatieve effecten van zandwinning te verminderen, blijft het een belangrijk onderwerp in de Bollenstreek. Er zijn veel mensen die tegen zandwinning zijn, maar er zijn ook mensen die het zien als een noodzakelijk kwaad om de lokale economie te ondersteunen. Het is belangrijk dat er een evenwicht wordt gevonden tussen de behoeften van de lokale bevolking en het behoud van de natuur.
 Het zanderijenlandschap van de Bollenstreek wordt gekenmerkt door een patroon van rechte zandsloten en wegen met lintbebouwing erlangs. Op veel plaatsen is het contrast tussen de on-afgegraven duinen en de lager gelegen bollenvelden nog goed te zien.
Voormalige duinwegen, zoals de Veenenburgerlaan en Loosterweg tussen Hillegom en Lisse, liggen enkele meters boven de bollenvelden. Als bescherming tegen de zeewind werden de bollenpercelen omzoomd met ligusterhagen en meidoornhagen. Tussen de bedden met bloembollen werden beukenhagen geplant.
Opvallende elementen van deze landschappen zijn nog in het landschap aanwezig, zoals het contrast tussen duinen en zanderijen, bloembollenvelden, lange zichtlijnen, een patroon van hooggelegen wegen en zandsloten, weteringen, de trekvaart tussen Leiden en Haarlem, lintbebouwing, buitenplaatsen, een ridderhofstad, watertorens, bollenschuren met een bijzondere architectuur, duinrellen, oude beken en beukenhagen.
Samen vormen deze elementen een karakteristiek landschap dat op veel plaatsen nog gaaf aanwezig is.
De Duin- en Bollenstreek is cultuurhistorisch bijzonder vanwege de verschillende landschappen: 1. De strandvlakten: oude stranden, tussen twee oude duinenrijen 2. De oude duinen of strandwallen: restanten van de duinen van vroegere kusten 3. De zanderijen: afgegraven oude duinen, meestal voor de bollenteelt 4. De nieuwe duinen of jonge duinen: de hoge duinen langs de kust 5. Het mondingsgebied van de Rijn 6. De plassen- en veenweidengebieden, die achter de oudste duinenrij liggen 7. De droogmakerijen, van delen van de Kagerplassen.
De ontwikkeling van deze landschappen gedurende duizenden jaren is zichtbaar in onderstaande principeschets: een dwarsdoorsnede van west naar oost van de Duin- en Bollenstreek. Tijdens de laatste ijstijd lag de Noordzee droog. Toen het klimaat warmer werd, smolt het ijs en liep de Noordzee vol. De kust en de duinen schoven daardoor steeds verder landinwaarts, tot uiteindelijk de lijn Sassenheim - Lisse - Hillegom. Die plaatsen liggen nu op de oudste kustduinen, van 3800 v.Chr. Achter de duinen was het water zoet en ontstonden moerassen. Daarin zonken dode planten en bouwden een dikke veenlaag op, met daarin meren, zoals de Kagerplassen (7). In die tijd brak ook de Rijn vanuit Utrecht door het veen en de duinen naar zee (5).
De Rijn en de Maas voerden zand aan, dat voor de kust uitgroeide tot grote strandvlakten (1). Op die stranden waaiden weer duinen op, als een nieuwe kust. Zo ontstonden steeds nieuwe strandvlakten met daarop duinen, tot de kust ongeveer op zijn huidige plek lag, in 1800 v.Chr. Deze duinen worden tegenwoordig de Oude Duinen of strandwallen genoemd (2). Ze waren niet hoog, slechts enkele meters. Het grootste deel van de Bollenstreek bestaat daardoor uit lange duinenrijen van zuid naar noord, met daartussen strandvlakten.
Achter iedere nieuwe duinenrij werd het water in de oude strandvlakte zoet en ook daar werd in een moeras veen gevormd. Daarna gingen de duinen stuiven en legde een laag zand over het veen. Maar soms stroomde vanuit de Rijn het rivier- of zeewater de strandvlaktes in en legde daar een laag klei neer. De strandvlakten bestaan dus uit lagen veen, klei en zand. Vele eeuwen later, rond het jaar 1000, spoelden opeens grote hoeveelheden zand aan op het strand. Door de wind werd dit over de oude duinen geblazen, tot enorme zandmassa's van soms tientallen meters hoog. Dit worden de Nieuwe Duinen genoemd (4).
Op de Oude Duinen groeiden bomen die van droge voeten hielden, zoals eiken en beuken. Dit werd Holt (hout) genoemd, wat waarschijnlijk de oorsprong is van de naam Holland (Holtland). De duinen waren hoog, dus droog, met onvruchtbaar zand en waren daarom weinig geschikt voor landbouw. Ze werden door de adel gebruikt om in te jagen en er werden varkens geweid die de eikels aten. De lage delen van de oude duinen, waar het grondwater niet diep lag, waren nog wel bruikbaar en werden Geesten genoemd. In de vochtige strandvlakten groeiden lage moerasbomen, zoals wilgen en elzen. Dit werden wouden genoemd. De vochtige strandvlakten waterden via kreken naar de Rijn in het zuiden. Deze vruchtbare grond werd in cultuur gebracht door de kreken recht te graven tot wateringen, zodat het water sneller werd afgevoerd. Het droge zand van de oude duinen was geschikt voor lange wegen van noord naar zuid. Die ontstonden waar de grond het meest vlak was: op de grens van duinen en strandvlakten, Ă©Ă©n aan de oostzijde en Ă©Ă©n aan de westzijde.
25-4-2023
3 notes
·
View notes
Photo
Gem. Electriciteitswerken Nijmegen. De N70 trail route loopt over 8 'bergen' door de glooiende bossen van Berg en Dal en omgeving. Onderweg biedt het heuvelachtige landschap prachtige vergezichten over de polders, uiterwaarden en het rivierenlandschap van rivier de Waal en de Rijn. Ook het cultuurhistorische karakter van de N70 natuurwandelroute is uniek. Het ontstaan van de N70 route gaat terug naar 1970; het natuurbeschermingsjaar. Sinds die tijd is de N70 een zeer populaire wandelroute onder natuurliefhebbers, wandelaars en hardlopers. De totale N70 route is 14,2 kilometer lang en telt zo'n 375 hoogtemeters. Door het sportieve gehalte is de N70 wandelroute uitgegroeid tot een veelgebruikt oefenparcours voor hardlopers, trail lopers en lange afstand wandelaars. De route telt zoân 500 traptreden! https://flic.kr/p/2ogiqxF May 26, 2022 at 01:53PM
2 notes
·
View notes
Text
Figueira da Foz | Cultuurhistorische Reis door Centraal-Portugal
Zaterdag, 1 september 2012 | Vandaag neem ik u mee op een fascinerende reis vanuit Figueira da Foz door het hart van Portugal, langs plaatsen die van groot cultuurhistorisch belang zijn voor dit prachtige land. We bezoeken achtereenvolgens NazarĂ©, Alcobaça, Porto de MĂłs, Batalha en FĂĄtima. Elk van deze locaties heeft zijn eigen unieke verhaal en erfgoed, dat ik graag met u deel. NazarĂ©:âŠ
#2012#Alcobaça#Batalha#Centraal-Portugal#Fåtima#Figueira da Foz#Jos Saris#Mosteiro da Batalha#Mosteiro de Santa Maria#Nazaré#Porto de Mós#Portugal#Portugal Zomer 2012#Travel
0 notes
Text
Nawijzen.
Het Belang van het Nawijzen van Langsrijdende Treinen: Een Cultuurhistorische Beschouwing Inleiding In onze voortdurend veranderende wereld zijn er nog steeds enkele tradities die niet alleen charme toevoegen aan ons dagelijks leven maar ook dienen als culturele bakens die generaties met elkaar verbinden. Een van deze tradities is het nawijzen van langsrijdende treinen. Dit gebaar, hoewelâŠ
0 notes
Text
âGare du Nord. Belgische en Nederlandse kunstenaars in Parijs (1850-1950)â van Eric Min: zwier en vakmanschap
In Gare du Nord beschrijft auteur, essayist en criticus Eric Min (1959) hoe kunstenaars uit de Lage Landen â schilders, schrijvers, musici en fotografen â onweerstaanbaar werden aangetrokken door Parijs, van 1850 tot 1950 het onbetwiste epicentrum van de toenmalige culturele wereld. De vaste debarkeerplek voor al dat vreemd gebroed was het luisterrijke treinstation Gare du Nord, nog steeds het eindstation voor wie vanuit het noorden Parijs aandoet. Gare du Nord wekt op meeslepende wijze het mythische Parijs van weleer tot leven en vertelt een tijdloos verhaal van talent en opportunisme, succes en mislukking, vriendschappen en intriges, feesten en fiascoâs.
Een boeiende cultuurgeschiedenis schrijven, met een stad als uitgangspunt, kan Min als de beste. Met De eeuw van Brussel. Biografie van een wereldstad, 1850-1914 (2013) en, samen met Gerrit Valckenaers, De klank van de stad. Een cultuurgeschiedenis van Venetië (2019) leverde Min al twee sterke cultuurhistorische stadsbiografieën af. Ook zijn uitstekende biografieën over James Ensor, Rik Wouters en Henri Evenepoel kregen veel lof en gelden inmiddels als standaardwerken over de desbetreffende kunstenaars. Min komt met andere woorden beslagen op het ijs wanneer het gaat over een eeuw laaglandse geschiedenis in Parijs.
Dat vrij veel sleutelfiguren uit zijn voorgaande boeken opnieuw hun opwachting maken in Gare du Nord, is onvermijdelijk. In de periode die Min afbakent zijn er immers een handvol incontournables. Tegelijk slaagt Min er moeiteloos in herhalingen te vermijden en diept extra, meer persoonlijke informatie op, specifiek gericht op het Parijse leven van de betrokkenen, of richt zijn blik op vandaag compleet vergeten figuren die toch een belangrijke stempel hebben gedrukt op de kunstgeschiedenis. Â
Gare du Nord, Mins eerste boek onder de Pelckmans-vlag, is op veel vlakken een meer dan verzorgde uitgave. Het coverbeeld â een bewegingsonscherpe foto van Ata KandĂł met gejaagde passagiers op een mistig perron van het Gare du Nord in 1957 â nodigt meteen uit om een duik te nemen in la folie de Paris. Op de gekartonneerde binnenflappen, staan twee stratenplannen met genummerde cirkeltjes: een van Rive Gauche en een van Montmartre. De plannetjes vooraan worden achteraan herhaald (wellicht voor wie over de helft zit).  Een legende duidt de pleister- en/of woonplaatsen van enkele personages in het boek. Gare du Nord  is een gebonden editie, maar helaas zonder leeslinten (wat meer handzaam was geweest, gezien het grote aantal noten achterin het boek). In totaal zijn er 15 hoofdstukken, telkens opgesplitst in kleinere subhoofdstukken. Verder is er een voorwoord, een dankwoord, een zeer uitgebreide bibliografie voor de meerwaardezoeker, bijzonder uitvoerige noten (met 45 paginaâs, bijna 1/10 van het boek), een omvangrijk namenregister en 3 keurige beeldkaternen, in kleur en zwart-wit, met reproducties en fotoâs.
Parijs, zo stelt Min,  is gedurende die eeuw van explosieve creativiteit âeen smeltovenâ, âeen infernale machinerie. Een draaikolk. De navel van de planeetâ. Om deze boude woorden te staven, vliegen in het voorwoord de cijfers in het rond. Zo zocht Min onder (veel) meer op dat ruim een derde van alle belangrijke beeldend kunstenaars, waar ook ter wereld geboren, tussen 1850 en 1899 naar Parijs is getrokken. Of om met Joseph Roth te spreken: âParijs is de hoofdstad van de wereld.â Het bereik van Gare du Nord gaat nog vijftig jaar verder en beperkt zich tot Belgische en Nederlandse kunstenaars die in Parijs voor een substantiĂ«le tijd hebben gewoond, geleefd en gewerkt. De verhalen van deze Belgo-Hollandais zijn volgens Min te mooi om ze niet te vertellen.
Na 1950 is de aantrekkingskracht van de Lichtstad aan het tanen, concludeert Min. Nadien ligt het artistieke brandpunt van de wereld in New York of in Berlijn, âtot het grote nergens-en-overal van het wereldwijde web uiteindelijk de winkel overneemt.â Min verzamelt de petites histoires, maar doet er alles aan om het puur anekdotische te overstijgen. Zijn doel is duidelijk: âHerinneren. Niet loslaten. Opslaan in ons gemene geheugen.â En inderdaad, soms waait er een zweem van nostalgie door Gare du Nord heen, maar Min is vakkundig genoeg om niet in de vroeger-was-alles-beter-val te trappen en is zijn boek lang een nauwgezette en feitelijke chroniqueur.
Gare du Nord wil een prettig leesbaar naslagwerk zijn, maar heeft geen ambities om exhaustief te zijn. De meest voor de hand liggende namen komen uiteraard aan bod: Félicien Rops, Kees van Dongen, Antoine Wiertz, Piet Mondriaan, Hugo Claus, Vincent Van Gogh, Frans Masereel, André Baillon en Georges Simenon, om er maar een aantal te noemen. Noodgedwongen heeft Min moeten selecteren. Karel Appel en Corneille, bijvoorbeeld, moeten zich tevreden stellen met een terloopse vermelding, wat deels terecht is want beide kunstenaars vestigden zich in Parijs in 1950, op de valreep van het tijdsbestek van Gare du Nord. Wat in het oog springt, is hoe weinig vrouwen ter sprake komen, een jammerlijk gemis waar ik hieronder nog op terugkom.
Aan de andere kant passeren ook minder bekende namen de revue, wat van Gare du Nord een leerrijk en instructief werk maakt. Min verdient alle lof om deze vergeten kunstenaars uit de diepste plooien van de kunstgeschiedenis op te duiken. Johan Barthold Jongkind bijvoorbeeld, die zich in Montmartre Jean Baptiste noemde en zich niet alleen op het canvas liet gelden, maar ook en vooral in zijn stamkroegen, broeihaarden van creativiteit en de ontmoetingsplaats bij uitstek voor bevriende kunstenaars. Of een vergeten meester als Alfred Stevens, de Brusselaar die rond 1900 kon terugblikken op een schitterende carriĂšre en een uiterst mondain leven. De door Min vaak aangehaalde Charles Baudelaire (âonze geliefde kwelduivelâ) drijft de spot met Stevens omdat die volgens de dichter-criticus steeds hetzelfde schildert (i.e. zijn eigen vrouw). Ook de bijzondere relatie tussen de uit Den Haag afkomstige Frederik Kaemmerer en de kunsthandelaar Adolphe Goupil is bijzonder boeiend.
Over Kaemmerer schrijft Min: âGeen clichĂ© gaat hij uit de weg, maar altijd doet hij dat met zwier en vakmanschap.â Een uitspraak die naar mijn gevoel evenzeer geldt voor Gare du Nord. Min heeft overduidelijk een enorme hoeveelheid research gedaan: hij dook in talloze archieven, doorploegde ontelbaar veel correspondenties en verslond een massa egodocumenten en historische werken. Hij geeft net voldoende historische context, waarbij bredere historische stromingen gekaderd worden (zo is er bijvoorbeeld een interessant stuk over prostitutie in het negentiende-eeuwse Parijs). Dat Min erin slaagt al die kurkdroge data en informatie naadloos te verwerken in een levendige, vloeiende tekst, tilt Gare du Nord naar een hoger niveau van geschiedschrijving. Het Parijs van toen komt waarlijk tot leven: de energie, panache en flair spatten bij momenten van de bladzijden.
De grote levendigheid van Gare du Nord is ook te danken aan Mins vinnige, bruisend-intuĂŻtieve schrijfstijl. De ondertoon is essayistisch en licht ironisch, de zinswendingen zijn soms bloemrijk en hoogdravend. Dat zijn taal bij momenten opzwelt van het pathos, zal niet bij iedereen in de smaak vallen. Over Wiertz bijvoorbeeld klinkt het: âEr woont een horzel in zijn hoofd, een beestje dat Ambitie heet en geen maat kent. Wild om zich heen schoppen, hard werken en veel boterhammen eten is de boodschap.â Het veelvuldig gebruik van het majesteitelijk meervoud, het geregeld direct aanspreken van de lezer en het letterlijk aankondigen van of herinneren aan bepaalde personages, later of vroeger in âdit boekâ, zal evenmin iedereen bekoren. Deze drie hebbelijkheden staan samen in Ă©Ă©n zin over Rops: âOnthoud die naam, lezer; verderop in dit boek lopen wij deze man nog tegen het lijf.â Dergelijke zinnen zullen voor sommigen het ouderwets leesplezier verhogen, anderen zullen er zich aan ergeren.
Zoals gezegd, Gare du Nord is noodzakelijkerwijs een selectie, maar het lukt Min nauwelijks zijn persoonlijke voorkeuren onder stoelen of banken te steken. Het mooie openingshoofdstuk over Wiertz bijvoorbeeld, is een verderzetting van het korte stuk over de Elsense excentriekeling in De eeuw van Brussel, waarin Min schetst hoe Baudelaire Wiertz afdeed als âeen megalomane bluffer, een charlatan die alleen in de smaak valt bij de Engelse toeristen.â Met een liefdevol portret poogt Min deze denigrerende woorden tegen te spreken. Een ander grandioos hoofdstuk handelt over FĂ©licien âFĂ©lyâ Rops. Min baande zich een weg in diens circa vijfduizend zwierig geschreven en geĂŻllustreerde brieven, waarin de Naamse kunstenaar uitvoerig bericht over zijn galante avonturen en zijn verbijsterende potentie. Rops verlaat Namen voor de Parijse zusjes AurĂ©lie en Leontine Duluc en voelt zich als een vis in het water in Parijs, âhet laboratorium van de moderniteitâ. Dit hoofdstuk is met zoveel zwier geschreven dat Min het vermoeden doet rijzen dat er in de toekomst nog meer van zijn hand over Rops zal verschijnen.
Ook Ămile Verhaeren krijgt een mooi hoofdstuk, met onder meer een beklijvende schets van zijn vriendschap met Stefan Zweig, zijn rol bij Les Vingt en de ontstaansgeschiedenis van het bekende groepsportret âLa lectureâ van ThĂ©o Van Rysselberghe. Het deel over de schilderwerken van Henry van de Velde is minstens even sterk. Vader Guillaume is de roeping van zijn zoon genegen en spoort samen met hem in oktober 1884 richting Parijs: âHenry wil er met eigen ogen zien wat de impressionisten er hebben aangericht.â Het gebruik van de voornaam bij de verwijzing naar enkele favorieten duidt onderhuids eveneens op een zekere voorkeur. Naar Van Dongen bijvoorbeeld wordt dan weer een enkele keer met âmijnheer Van Dongenâ verwezen.
De passages over AndrĂ© Baillon, Frans Masereel en Georges Simenon verraden evenzeer een uitgesproken voorliefde voor het werk van deze grootheden. Het siert Min dat hij zijn passie en eruditie niet enkel voor de grote namen inzet. Zo werpt hij zijn licht op inmiddels nobele onbekenden zoals illustrator Privat Livemont, componist Guillaume Lekeu (âEven stopt de planeet van de kunst met draaien.â, schrijft Min over de dood van de musicus) en de flamboyante schilder Henry de Groux, die weigerde te exposeren in de buurt van de âmiserabeleâ Zonnebloemen van Van Gogh en van de weeromstuit Les Vingt verliet.
Mins zwak voor het experimentele blijkt uit de passussen over de Antwerpenaar Jozef Peeters (âde aanvoerder van de lokale avant-garde in de havenstadâ), de proto- en postdadaĂŻst ClĂ©ment Pansaers, de totaal vergeten Antwerpse schilder Jules Schmalzigaug, die in Parijs in de ban raakt van het werk van de Italiaanse futuristen en E.L.T. Mesens, organisator van de eerste surrealistische tentoonstelling in BelgiĂ«. Wat de letteren betreft breekt Min een lans voor marginale schrijvers zoals de Nederlandse dichter IsraĂ«l Querido alias ThĂ©o Reeder en de in 1906 samen met kompaan Jean Ray naar Parijs vluchtende Paul Kenis, die zijn bohĂ©mienjaren in de Lichtstad beschreef in De roman van een jeugd (1914).
Kiezen is verliezen, ten bewijze het onevenwicht tussen mannelijke en vrouwelijke kunstenaars in Mins keuze. Het is bedroevend om te zien hoe weinig vrouwen een hoofdstuk toebedeeld krijgen in Gare du Nord. Nergens wordt dit pijnlijke manco geduid of verantwoord. Toegegeven, op het einde van de negentiende eeuw en de eerste helft van de twintigste eeuw stonden vrouwelijke kunstenaars in de schaduw van hun mannelijke collegaâs, als minnares, leerlinge, model of beschermelinge. Tot op het einde van de negentiende eeuw hadden vrouwen vaak geen toegang tot kunstonderwijs. Nochtans waren er behoorlijk wat laaglandse vrouwelijke kunstenaars actief in de Gare du Nord-periode, waarvan er een handvol bovendien in of vanuit Parijs opereerden. Of zoals historica Eliane Gubin, meer dan twintig jaar geleden al liet optekenen: âDĂšs quâon cherche, on trouve.â Hoe komt het dat deze kunstenaressen nog steeds niet op hun mĂ©rites worden beoordeeld? Hoe lang laten onderzoekers en kunsthistorici hen nog links liggen? Â
Via Piet Mondriaan treedt â godzijdank â een belangrijke kunstenares als Marthe Donas op de voorgrond, die zich gelukkig mag prijzen met een bezield hoofdstuk. De andere vrouwen in Gare du Nord doen echter eveneens hun intrede âviaâ een man: Camille Platteel via haar âintellectuele alter egoâ en minnaar FĂ©lix FĂ©nĂ©on, Georgette Leblanc via Maurice Maeterlinck en Elly Overzier via Hugo Claus. Een boeiende fotografe als Ata KandĂł komt in het laatste hoofdstuk summier aan bod, maar opnieuw in het kielzog van mannen, meer bepaald Ed van der Elsken en Simon Vinkenoog (ze stond model voor een bekende Parijse metrofoto van Van der Elsken, haar eerste echtgenoot, in Vinkenoogs romandebuut Zolang te water uit 1954). Ik, om maar iemand te noemen, had graag veel meer geweten over deze intrigerende kunstenares en, bij uitbreiding, een groter aantal vrouwelijke kunstenaars uit de vergetelheid willen gelift zien. Dat vrouwen onvoldoende gerepresenteerd zijn in klassieke kunsthistorische overzichten mag niet verbazen. Maar net om die reden, om een alternatieve en verfrissende blik te krijgen, die verder kijkt dan de mannelijke canon, grijp je naar een boek als Gare du Nord. Hoewel dit bevlogen overzichtswerk op verdienstelijke wijze vergeten kunstenaars in het voetlicht plaatst, is de onevenwichtige selectie wat vrouwelijke kunstenaars betreft niettemin een zwaktebod.
Eric Min: Gare du Nord, Pelckmans, Antwerpen 2021, 468 p. ISBN 9789463104838
0 notes
Text
Het Westerkadehuis is een representatief vroeg-twintigste-eeuws kantoorgebouw en rijksmonument in het scheepvaartkwartier in Rotterdam, aan de Westerkade.
Het Westerkadehuis is ten behoeve van de Steenkolen Handelsvereeniging N.V. (S.H.V.) gebouwd in 1914-1916 naar ontwerp in overgangsarchitectuur van J.P. Stok Wzn. en G. Diehl, met decoraties in Nieuwe Kunststijl. Het ontwerp van het Westerkadehuis was het resultaat van een prijsvraag voor een nieuw hoofdkantoor voor de S.H.V.
Het kantoorgebouw is op de hoek Westerkade/Veerhaven gesitueerd. Het bestaat uit vijf bouwlagen, opgetrokken uit vulkanische natuursteen. Het pand heeft een klassieke indeling van een basement met rustica banden (begane grond en eerste verdieping), een middendeel met (gedeeltelijk) een pilasterorde (tweede en derde verdieping) en een afsluiting waarbij de vierde verdieping als een attiek fungeert. Het gebouw heeft een met leien gedekt schilddak en heeft een vrijwel symmetrische opbouw waarbij de hoekpartij het middendeel vormt en negen vensterassen breed is, met aan weerszijden een licht risalerend geveldeel (Westerkadezijde vijf vensterassen breed en Veerhavenzijde vier vensterassen breed). In de afgeronde middenpartij op de hoek bevindt zich de ingang die wordt geaccentueerd door vier pilasters met eigentijds vormgegeven atlanten - respektievelijk Ă©Ă©n met schop, twee kolensjouwers, en Ă©Ă©n met grondboor - die het balkon (drie vensterassen breed) op de tweede verdieping dragen, en door het verhoogde geveldeel met een klok en een klokkentorentje.
De twee topgevels bevatten in de punt reliëfs met voorstellingen ontleend aan de scheepvaart. Tussen de vensters op de tweede en derde verdieping is op de muurvlakken een cassettemotief aangebracht. De pilasters over deze twee verdiepingen van het middendeel hebben een gestileerd kapiteel. De rechthoekige vensters, met stalen kozijnen zorgen voor een sterke ritmering van de gevel. In het interieur zijn de hal en het trappenhuis nog vrijwel origineel. De ovaalvormige hal is geheel bekleed met turkoois geglazuurde tegels, waarin enkele stroken met reliëf. Het trappenhuis is bekleed met een lichtgekleurde tegel en heeft vensters voorzien van gebrandschilderd glas waarin de initialen van de firma (S.H.V.) en wapenschilden zijn afgebeeld.
Het kantoorgebouw met bijbehorende decoraties is van algemeen belang vanwege de architectuur en cultuurhistorische waarde, alsmede als belangrijk werk binnen het oeuvre van J.P. Stok Wzn. Tevens van belang wegens ensemblewaarde vanwege de beeldbepalende situering op de hoek van de Veerhaven in het vanouds door scheepvaart- en handelskantoren gedomineerde 'Nieuwe Werk' of Scheepvaartkwartier.
Fot en Informatie komt van wikipedia.
0 notes
Text
EEN ALBUM AMICORUM, HET VRIENDENBOEK VAN DINAH KOHNSTAMM
Het is schatgraven in een verborgen verleden. Het openen en doorbladeren van het album amicorum van Dinah Kohnstamm. Het boek, als rapport van het onderzoek, leest alsof ik kijk naar het populaire televisieprogramma. Daarin worden verbindingen gemaakt en dwarsverbindingen gelegd om tot een stamboom van de persoon in kwestie te komen. Die persoon in kwestie is in dit geval de schrijver van het mij voorliggende boek. Maar wetenschappers leggen voor haar niet de onderste steen boven, Annejet Leupen-Kohnstamm graaft zelf een voor haar verborgen verleden op. Het leven van haar oudtante via een vriendenboek, waarin een keur aan kleinoden zitten verborgen zo blijkt bij onderzoek. De map is op wonderbaarlijke wijze ontsnapt aan vernietiging tijdens de holocaust in de tweede wereldoorlog. Kohnstamm is van joodse afkomst en gaat in 1942 via Westerbork op transport naar haar eindpunt Auschwitz.
Het album amicorum is een al eeuwen oud literair genre. Met dat boek, dat nu een archief mag heten, heeft Dinah Kohnstamm een klein monument nagelaten. Het unieke document met bijdragen van kunstenaars en schrijvers geeft zicht op de wereld waarin Kohnstamm leefde en de mensen die zij in de periode aan het begin van de 20e eeuw in Nederland en Duitsland ontmoette. Volgens haar nicht misschien wel de meest creatieve tijd van haar leven. Een album amicorum kan een rijke bron zijn voor cultuurhistorisch onderzoek, stelt Leupen, voor informatie over sociale netwerken, literaire modes en ideeën van vriendschap. Het vriendenboek is een literaire voortzetting van het bekende poëziealbum, in de volksmond het poesiealbum waarin korte gedichten staan en schitterende plaatjes werden geplakt.
De uitgave âDinah Kohnstamm en haar album amicorumâ is het verslag van het speurwerk in dat vriendenboek. In eerste instantie dacht Annejet Leupen het werk alleen te presenteren aan de familie. Sommige van haar neven en nichten raakten geĂŻnteresseerd in het onderzoek, en onderzochten welke schilderijen en tekeningen bij hen aan de muur hingen en door wie ze gemaakt zijn. Gaandeweg haar onderzoek vond Leupen dan ook dat haar oudtante recht zou worden gedaan door de levensbeschrijving publiekelijk te publiceren. De getuigenis van het leven van Dinah Kohnstamm verdient het gelezen te worden. Door haar vrienden leren wij de mens kennen. Want welke zijn die vrienden en wat is hun relatie tot Dinah. Welk zicht geeft het op haar leefwereld en haar kunstenaarschap. Leupen merkte dat zoân speurtocht door het verleden leuk en spannend is. Haar onderzoek brengt de wervelende tijd op het breukvlak van twee eeuwen tot leven. Op het gebied van economie, politiek, cultuur, kunststromingen, emancipatie van vrouwen en arbeiders wordt de oude wereld in die nieuwe tijd opgeschud.
In het boek beschrijft Annejet Leupen eerst het leven van Dinah Kohnstamm voordat ze het vriendenboek voor de lezer openslaat. Haar afkomst, haar familie, haar opleiding en de toestand in de wereld. Voor Annejet kreeg haar oudtante langzamerhand steeds meer een gezicht, hoewel ze een figuur op afstand bleef. âIk zag als het ware contouren van iemand die plotseling opduikt in dichte mist. (âŠ) Ik werd gaandeweg nieuwsgieriger naar die karaktervolle vrouw met haar vele contacten. Hoie vaak heb ik mij niet afgevraagd: wie was zij, hoe leefde zij, wat dacht zij?â De kunstenaar Dinah was vooral vaardig op het gebied van kunstnaaldwerk, maar had ook talent voor de schilderkunst en het tekenen. Van haar hand zijn 15 schilderijen bewaard gebleven die getuigen van een traditioneel vakmanschap. Of zij een penseelprinses van gegoede komaf was of een broodschilderes die van haar kunst moest leven laat Leupen in het midden. Dinah was lid van kunstenaarsverenigingen en was sociaal en maatschappelijk betrokken. Het geloof speelde een grote rol in haar leven. Ondanks haar joodse achtergrond stapte zij op latere leeftijd over naar het orthodox protestantisme. Het kon de reden zijn waarom zij in 1942 niet op transport hoefde. Sociaal bewogen als ze was stapte ze echter met Godsvertrouwen en uit zorgzaamheid wel op de trein. âSie steht auf den Standpunkt, dass sie den drei anderen Damen eine StĂŒtze sein mĂŒsse. Dass sei sie verpflichtet. Sie glaubt, dass Gott ihr dieses aufgetragen habe.â Uit een bewaard gebleven brief, geschreven en gepost kort voor haar dood, spreekt de spanning en is de dreiging van het onomkeerbare voelbaar: kippenvel!
Het album dat bewaard bleef door bemoeienis van de vader van de schrijver bevat tekeningen, gedichten, briefjes en briefkaarten, portretfotoâs en een concertprogramma. âSoms krijgt men in het atelier, / Een aangenaam bezoek op thee. / Men kijkt, men praat, de tijd is om, / Men zucht: och lieve tijd, waarom / Houd ik nu hier niet van mijn gast. / / Een zichtbaar souvenir, al wasât / Een woordje maar, een kreupeldicht, / Een krabbel of een schets wellicht, / Of, vol beteeknis door zijn faam / Niets als een neergeschreven naam. / / Daar is dit boek voor aangelegd, / Hier kan men makkelijk in terecht / Met pen of potlood of penseel, / Elk brengt zijn deel aan in ât geheel / Elk vult een blaadje naar zijn aard, / En ât wordt hier dankbaar in bewaard.â Dit gedicht van etser, lithograaf, vooraanstaand portretschilder, kunstcriticus en dichter Jan Veth opent het album amicorum van Kohnstamm. In dit poĂ«tische vers geeft hij exact weer waartoe een dergelijk album kan dienen. En in de manier waarop het is gerijmd klinkt nog het minder intellectuele poesiealbum door.
In haar boek beschrijft Annejet Leupen nauwgezet de inhoud van dat vriendenboek met naam en toenaam. Zij vindt diverse bijzondere documenten in het album. Omschrijft gedetailleerd de schilderende, schrijvende en musicerende vrienden die een bijdrage leverden. En van haar eigen, grote familie. Feitelijk is het een korte biografie die door Leupen bij iedere inbreng is gemaakt. De tekeningen en briefjes zijn weliswaar momentopnamen, stelt zij in haar boek, maar ze staan voor een specifieke tijd die weleens de belle epoque of het fin de siĂšcle genoemd wordt. De horizon van Dinah Kohnstamm was breed blijkt uit haar vriendenboek. Ze kende veel bekende mensen en had een grote interesse. Het album is een momentopname waaruit valt op te maken hoe Dinah in het leven stond. Voor Leupen is het album een kijkdoos met kleurrijke decors. Voor de lezer van haar boek geeft het zicht op de periode tussen 1900 en 1920.
Vertrouwde namen passeren de revue, namen waarvan de levens bekend zijn. Maar ook minder grote namen, waarmee Leupen moeite had deze uit de archieven omhoog te halen. Maar haar enthousiasme maakte de stoffige zoektocht tot helder speurwerk. Voor mijn ogen komt het sociale en culturele netwerk waarvan Dinah Kohnstamm deel uitmaakte via haar boek aan het licht. Hoewel de schrijver veel zaken aan de documenten weet te koppelen, blijft zij in sommige gevallen toch met vraagtekens zitten. Zo is een vraag hoe de vriendschappen tussen Dinah en de deelnemers aan het album zijn ontstaan. In welke omgeving kwamen zij elkaar tegen? Voor de nog onbeantwoorde vragen is verder onderzoek nodig omdat de uitkomst ervan interessant schijnt om het verhaal sluitend te maken. Je zou kunnen stellen dat dit boek over deze album amicorum een levend document is, waaraan in een volgende druk en een daaropvolgende herziene uitgave nog feiten kunnen worden toegevoegd.
Dinah Kohnstamm en haar album amicorum. Tekst: Annejet Leupen-Kohnstamm. Illustraties: documenten en tekeningen uit het album. Uitgave: Van Spijk Art Books, 2023.
Van 18 november 2023 tot en met 14 april 2024 maakt de bezoeker van het Noord-Veluws Museum kennis met de diepgelovige, dappere, joodse vrouw Dinah Kohnstamm. De expositie toont het weinige werk dat van haar bewaard is gebleven, maar vooral ook haar album amicorum, het vriendenboekje waarin familieleden en bevriende kunstenaars een bijdrage leverden in de vorm van een tekening, schilderijtje, tekst of zelfs van een compositie.
#dinah kohnstamm#album amicorum#annejet leupen-kohnstamm#van spijk art books#noord-veluws museum#boekbespreking
1 note
·
View note
Text
Bijzonder landschapselement
Vraag van medewerkers van Staatsbosbeheer.âVoor een cursus Erfgoed in het bosbeheer hebben wij een opdracht gekregen, om in ons werkgebied cultuurhistorische elementen te inventariseren. Aan de hand van kaarten in het veld.Wij waren na het zien van de hoogtekaarten, nieuwsgierig geworden na een locatie bij het Mekelermeer.Online kwamen we de blog Herinrichting Mekelermeersche Veen/VerlengdeâŠ
View On WordPress
0 notes
Text
Het oh!, het ah en het hĂš? van de haiku
Sinds ik het boek van Jos Vos met de haiku's van Matsuo BashĆ in huis heb, lees ik iedere avond voor het slapen gaan een paar bladzijden. Ik lees dan niet alleen poĂ«zie, maar ook cultuurhistorische curiositeiten, vertaaloverwegingen, een soort van filosofische aforismen (zo werken haiku's soms), natuurobservaties, kleine grapjes voor ingewijden â en dat alles ineen. Strikt genomen lees ik in bijvoorbeeld tien pagina's amper twintig haiku's. Eerst zijn er de haiku's zelf. Er gebeurt in een paar tellen van alles in mijn hoofd. Ik kan dat samenvatten als 'een gevoel'. Oh mooi, zeg ik in mezelf, of ik lach om de betekenis, of ik denk: hĂš?! En dan lees ik wat Vos erover schrijft.
Twee niet Japanse dichters schreven een gedicht Ăłver haiku's. Het gedicht van de Australische dichter Les Murray (1938-2019) begint zo: âIk schreef een kleine haiku / getiteld De Springfields / Lood druppel uit / een brandend weidehek. / Hun Burgeroorlog. / De critici konden er niks mee, vonden het obscuur . . .â* Daarna legt Murray uit waar de haiku over gaat, precies zoals Jos Vos dat ook doet bij BashĆ. Murrays haiku Ăs zeker obscuur, want zonder het grote gedicht, waar het in ingebed is, begrijp je volstrekt niet waar het over gaat. De Springfield is een geweer dat beide legers in de Amerikaanse burgeroorlog gebruikten. Murray staat stil bij waar de kogel is ingeslagen en wat voor diepere betekenis dat heeft. In dat grote gedicht wordt de haiku als het ware opengevouwen.
De Poolse dichter CzesĆaw MiĆosz (1911-2004) schreef het gedicht 'Bij het lezen van de Japanse dichter Issa (1762-1826)'. Het bevat maar liefst drie haiku's van Issa:
De goede wereld: dauw
druppelt, een druppel,
twee druppels
De koekoek roept,
voor mij, voor de berg,
om beurten.
Vergeet nooit:
kijkend naar de bloemen
lopen we op het dak van de hel
Met die drie haiku's overdenkt MiĆosz de betekenis en kracht van poĂ«zie, verbindt hij die ongrijpbare oude dichter met zichzelf, aan hun beider levens en aan het leven als zodanig. Anders dan Murray legt hij de haiku's niet uit, hij omkleedt ze, laat ze gesloten.
Een haiku is een ding dat bijna leeg is en barstensvol tegelijk. Gisteren dacht ik aan dat samengebalde en het zich openende van de de haiku en vervolgens aan het zaad van de springbalsemien â niet vreemd, want de natuur is in haiku's een van de grootste bronnen. Zo'n zaadje is een perfecte kleine, gesloten vorm die bij de juiste rijpheid door aanraking openbarst, van vorm verandert, en daarmee zijn zaden verspreidt. Er is de schrik van het kortstondige openspringen; dat is het oh!, er is het bewonderen van de metamorfose van het zaadje, het ah, en dan het stilstaan bij wat er is gebeurd, het hĂš?. Allemaal leuk en wel, maar zo'n opengebarsten zaadje is voorgoed veranderd, terwijl een haiku eeuwenlang zijn oorspronkelijke vorm behoudt.
* vertaling: Maarten Elzinga
** vertaling: Gerard Rasch
0 notes
Text
I have to write 500 words about where I see maths in my life/hobbies⊠is that not the most ridiculous thing
#âde examenkandidaat herkent de betekenis van wiskunde in de maatschappij en in cultuurhistorische contexten en kan deze in conctrete#situaties beschrijvenâ love wiskunde c
4 notes
·
View notes
Text
Coba Mayan archaeological site.
#coba#Mexico#travel#tourism#viajes#trip#traveling#viajaporelmundo#travel photography#photography#my photos#arqueologia#archeology#riviera maya#Maya cultuurhistorische#cultuur#cultura#conocimiento#viajante
3 notes
·
View notes
Photo
Bartholomeuskerkje. De N70 trail route loopt over 8 'bergen' door de glooiende bossen van Berg en Dal en omgeving. Onderweg biedt het heuvelachtige landschap prachtige vergezichten over de polders, uiterwaarden en het rivierenlandschap van rivier de Waal en de Rijn. Ook het cultuurhistorische karakter van de N70 natuurwandelroute is uniek. Het ontstaan van de N70 route gaat terug naar 1970; het natuurbeschermingsjaar. Sinds die tijd is de N70 een zeer populaire wandelroute onder natuurliefhebbers, wandelaars en hardlopers. De totale N70 route is 14,2 kilometer lang en telt zo'n 375 hoogtemeters. Door het sportieve gehalte is de N70 wandelroute uitgegroeid tot een veelgebruikt oefenparcours voor hardlopers, trail lopers en lange afstand wandelaars. De route telt zoân 500 traptreden! https://flic.kr/p/2nobhZr May 26, 2022 at 01:45PM
0 notes
Text
Blaak 10 (willem de kooning academie)
Het pand aan de Blaak 10 in het centrum van Rotterdam is een rijksmonument en voormalig bankgebouw. Het gebouw huisvest de Willem de Kooning Academie.
De bank is tussen 1930 en 1934 gebouwd voor R. Mees & Zoonen in een traditionalistische trant naar ontwerp van A.J. Kropholler en A.A. Nieuwenhuijzen. Het ontwerp behelsde een ingrijpende verbouwing, waarmee in een aantal fasen twee bestaande panden aan de Blaak tot Ă©Ă©n groot nieuw bankgebouw werden gesmeed en van een betonskelet werden voorzien. Bij deze verbouwing werd het hoekpand van Ph. van Uden, voorzien van een sculptuur van Willem II, geĂŻncorporeerd.
Het pand werd aan het begin van de Tweede Wereldoorlog zwaar beschadigd maar kon na de oorlog worden gerestaureerd. Het pand is sinds 1981 in gebruik door de kunstacademie.
Het is een groot bedrijfspand van gedeeltelijk drie en gedeeltelijk vier bouwlagen op een souterrain. Het pand is samengesteld uit drie vleugels gegroepeerd rond een trapeziumvormige binnenplaats. De verschillende vleugels dragen hoge zadeldaken bedekt met rode pannen, op de hoeken eindigend in puntgevels met in de punt een schoorsteen met (giet)ijzeren kap. Het pand heeft een betonskelet. De gevels zijn boven een natuurstenen plint opgetrokken in een groot formaat rode baksteen met natuurstenen lateien, dorpels, sluitstenen en omlijstingen. De vensters zijn voorzien van stalen kozijnen met per gevel variërende roedenverdeling en per bouwlaag variërende groepering. De vleugels worden bekroond door uitkragende daklijsten steunend op natuurstenen consoles.
De voorgevel aan de Blaak is relatief gesloten met kleine rechthoekige vensters onder zware lateien. In het midden van de voorgevel bevindt zich een boogvormige ingangspartij met een natuurstenen trap en zware bronzen deur. Deze wordt geaccentueerd door blokvormige natuurstenen omlijsting. Boven het portaal een ronde vensteropening met een raam in stermotief. In het souterrain, op de begane grond en de eerste verdieping, smalle rechthoekige vensters en boven de ingang drie grote rondboogvensters met acht-ruits onderverdeling. Hierboven voornamelijk rechthoekige vensters in strookverband. De oostgevel heeft grote stalen vensterpuien en boven de meest rechter travee een puntgevel. De gevel langs de Wijnstraat heeft eveneens aan de rechterzijde een puntgevel. Hiernaast bevindt zich een torenvormig uitgebouwd trappehuis met kantelen aan de bovenzijde. De achtergevel heeft boven het souterrain twee lagen met grote rechthoekige vensters en op de tweede verdieping kleine smalle vensters. Hier in het dak twee dakkapellen. De hoek Vissteeg/Wijnstraat is afgerond. In een nis bevindt zich hier een beeld van Koning Willem II van de hand van beeldhouwer J.Th Stracké uit 1849. De hoek tussen Blaak en de Vissteeg is op de begane grond afgeschuind en afgewerkt met natuurstenen blokken. Bijzonder in het interieur is de natuurstenen hal met rijk beeldhouwwerk, met glazen kap over de centrale hal. Deze hal en kap zijn een restant van het oorspronkelijke gebouw uit 1904-1906, van architect Christiaan Posthumus Meyjes jr.[1] Ook bijzonder is de massieve kluis in het souterrain.
Het uit 1930-34 daterend bedrijfspand in traditionalistische trant, is van algemeen belang vanwege de architectuur- en cultuurhistorische waarde, de stedebouwkundige waarde, alsook van belang binnen het oeuvre van architect Kropholler.
Foto en Informatie komt van wikipedia.
0 notes
Text
Cultuurhistorische lezing over jacht op buitenplaatsen
Cultuurhistorische lezing over jacht op buitenplaatsen
Altijd al eens willen weten hoe een vinkenbaan werkt? Kom dan op zondag 10 oktober naar de lezing van Landschap Noord-Holland. Tijdens de lezing in het mooie Huis Leyduin vertelt een groot kenner van de historie van deze streek uitgebreid over de geschiedenis van de jacht. Een belangrijke vorm van vermaak op een buitenplaats was de jacht op klein wild en vogels. Regelmatig werden er jachtpartijenâŠ
View On WordPress
0 notes