Hallo! Dit is onze Maatschappijwetenschappen PO over de ontwikkelingen in het vormingsvraagstuk (H11). We wilden onze opdracht in de vorm van een website inleveren. Eerst hebben we een introductie waarin we antwoord hebben gegeven op de hoofdvragen en vervolgens geven we voorbeelden van jongerenculturen uit elk decennium vanaf de jaren ‘60 tot nu. Bij elk decennium betrekken we de antwoorden op de vragen bij de ontwikkelingen die toen speelden. Klik op de decennia om voorbeelden van subculturen te zien die toen groot waren. Door Ann Said en Matej Petrovic.
Don't wanna be here? Send us removal request.
Text
Identiteit vroeger en nu
De drie vragen waar we antwoord op gaan geven zijn:
Waarom is de ontwikkeling van identiteiten veranderd in de afgelopen decennia?
Hoe werd vroeger en hoe wordt nu de identiteit van mensen bepaald?
Welke overeenkomsten zijn er tussen de vorming van leden van een samenleving in de jaren ‘60 en nu?
Twee belangrijke woorden die er meteen uitspringen zijn identiteit en vorming. Om antwoord te kunnen geven op deze vragen moet je eerst weten wat deze begrippen inhouden.
Identiteit is het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat hij uitdraagt en anderen voorhoudt en dat hij als kenmerkend en blijvend beschouwt voor zijn eigen persoon en dat is afgeleid van zijn perceptie over de groep(en) waar hij wel of juist ook niet deel van uitmaakt.
Vorming verwijst naar het proces van verwerving van een bepaalde identiteit. Tijdens dit proces ontwikkelen mensen zich tot leden van een samenleving door middel van socialisatie.
Het ontwikkelen van je eigen identiteit ging in de eerste helft van de twintigste eeuw lang niet zo makkelijk als dat het nu gaat. In de periode voor de jaren ‘60 was er sprake van verzuiling. Dat hield in dat de samenleving was verdeeld in levensbeschouwelijke en sociaal-economische groepen. De grootste zuilen waren de katholieken, de protestanten, de liberalen en de socialisten. Als je protestants was, dan ging je niet alleen naar een protestantse school, maar letterlijk je hele omgeving was protestants. Bijna elke zuil had zijn eigen kranten, winkels, sportclubs etc. Stel dat je geboren was in een protestants gezin, dan diende je eigenlijk je ouders te volgen en eveneens op de partij te stemmen die bij jouw zuil hoorde. Dat betekent dus dat de politieke socialisatie plaats vond in de eigen zuil. Er was in die tijd dus weinig ruimte om je eigen voorkeur te ontwikkelen. Dat kon natuurlijk wel, maar de sociale druk uit je omgeving was groot. Afwijken van de groep werd niet snel geaccepteerd en dat zou betekenen dat er een grote kans was dat je verstoten zou worden van de groep.
Het functionalisme-paradigma zou je kunnen koppelen aan de situatie in Nederland tijdens de verzuiling. Bij het functionalisme-paradigma staan namelijk structuren centraal. Wetenschappers binnen dit paradigma gaan er vanuit dat de samenleving een stempel kan drukken op de leden van een samenleving, wat gebeurt door middel van socialisatie. Het resultaat van dat proces is de identiteit van mensen. Politieke socialisatie moet ervoor zorgen dat de politieke cultuur van een samenleving blijft bestaan. Individuen zijn onderdeel van een groter geheel en moeten zich houden aan de waarden en normen van de dominante cultuur. Dit beeld komt aardig overeen met de situatie tijdens de verzuiling. Tijdens de verzuiling kon je ook niet makkelijk buiten je eigen zuil je eigen identiteit vormen. Je diende je dan ook te houden aan de normen en waarden die binnen jouw zuil golden. Volgens functionalisten was het ook niet mogelijk om te ontsnappen aan deze situatie.
Na de Tweede Wereldoorlog nam de welvaart toe in Nederland en vanaf de jaren ‘60 begon het proces van ontzuiling. Ook de democratisering en ontkerkelijking ging sneller en vooral jongeren verloren hun respect voor het gezag. Jongeren hadden in tegenstelling tot eerdere generaties meer vrije tijd en konden langer jong zijn, maar door de ontzuiling kwamen ze vooral meer in aanraking met jongeren uit andere zuilen. Ze konden eigen groepen gaan vormen die uiteindelijk uitgroeiden tot subculturen. Bijvoorbeeld de hippies en provo’s, maar ook beatniks. Een overeenkomst tussen al deze groepen is dat ze zich afzetten tegen de dominante cultuur van de jaren ‘50. De cultuur waarin hun ouders binnen de zuilen waren opgegroeid. Doordat ze andere mensen leerden kennen kregen ze andere ideeën over de maatschappelijke verhoudingen in die tijd en hoe die zouden moeten veranderen. Hierdoor botsten ze qua ideeën en denkbeelden over de wereld vaak met hun ouders. De subculturen die ontstonden waren dus echte tegenculturen. De media kreeg ook een andere invloed, er kwamen namelijk nieuwe bladen en omroepen. Vanaf de jaren ‘60 veranderde dus de manier waarop de identiteit van iemand werd bepaald. De invloed van instituties als het gezin, geloof en de vereniging werd kleiner, terwijl de invloed van media, school en van andere jongeren toenam.
De jongerenculturen speelden dus een grote rol bij de ontwikkeling van de identiteit van jongeren. Een ander gevolg van de ontzuiling is dat er een permissieve samenleving ontstond. Mensen kregen meer rechten en er werd meer toegestaan en geaccepteerd dan in de samenleving ervoor. Tegelijkertijd gingen in de jaren ‘60 de processen van globalisering en individualisering steeds sneller en begonnen ze een steeds grotere rol te spelen bij het ontstaan van de permissieve samenleving. De jongeren zetten zich af tegen de, volgens de jongeren, verstikkende collectivistische cultuur van de oudere generaties en hechtten veel waarde aan hun eigen individuele vrijheid. De jongeren wilden een individualistische cultuur, die er uiteindelijk is gekomen.
Na de jaren ‘60 veranderden dus ook geleidelijk de verhoudingen binnen gezinnen. Voor deze periode was er het beeld van een traditioneel gezin, maar er ontstonden ook moderne gezinnen met een onderhandelingshuishouden. Ouders onderhandelden in deze gezinnen over de regels met de kinderen. Zo ontstond er meer gelijkheid tussen kind en ouders en was het proces van democratisering niet alleen zichtbaar op macroniveau, maar ook op microniveau in gezinnen. De individuele ontwikkeling van een kind werd dus steeds belangrijker. Ook op school begonnen kinderen te leren hoe ze hun eigen mening moesten vormen. Kinderen en jongeren werden steeds meer aangeleerd om zich te ontwikkelen tot zelfstandig handelende personen. Over het algemeen werden kinderen en jongeren dus zelfstandiger na de jaren ‘60, als gevolg van het proces van individualisering, maar ook volwassenen werden zelfstandiger. Binnen en buiten het gezin werd de positie van man en vrouw gelijkwaardiger. Door globalisering wisten mensen sneller wat er speelde in de wereld en kwamen mensen in contact met nieuwe culturen. Daardoor kwamen er ook steeds meer invloeden van buitenaf die ook invloed hadden op de vorming van de identiteit van jongeren.
Ook de politieke socialisatie veranderde. Zoals al eerder genoemd stemde je in de tijd van de verzuiling op de partij die bij jouw zuil hoorde. Elke zuil had zo dus zijn eigen ideologie. Door de ontzuiling ontstonden er nieuwe politieke partijen en ideologiën. Zo ontwikkelden mensen hun eigen ideeën over allerlei zaken en konden ze zich niet meer vinden in één bepaalde ideologie. Zo ontstond het pragmatisme. Pragmatische politici bepalen per maatschappelijk probleem hun standpunt en hebben dus geen duidelijk beeld van hun ideale samenleving. Ze vinden het over het algemeen wel belangrijk dat burgers meer invloed krijgen in de politiek. Ook het populisme is ontstaan in deze periode, waarbij eveneens een duidelijke ideologie afwezig is. Populisten gaan uit van één heersende mening onder het volk en ze geloven in één daadkrachtige leider die alle problemen zal oplossen. Vaak wordt populisme in verband gebracht met rechtse partijen, maar ook linkse partijen kun je soms als populistisch zien. Er was na de periode van de verzuiling dus meer ruimte om je eigen politieke voorkeur te vormen en buiten dat was er ook meer keuze, omdat er nieuwe partijen opkwamen. Zo veranderde dus ook het proces van politieke socialisatie.
Tegenwoordig is individuele vrijheid nog steeds belangrijk. Het sociaalconstructivisme-paradigma bestudeert de manier waarop individuen hun eigen identiteit vormen in relatie met hun omgeving. Als je in bijv. Japan opgroeit, dan zul je op een andere manier je identiteit vormen dan wanneer je in Nederland opgroeit. Zo heeft de plek en samenleving waarin je opgroeit nog steeds veel invloed op je socialisatie. Echter is er nu wel veel meer ruimte om je eigen identiteit te vormen en ‘op zoek te gaan naar jezelf’. De invloeden komen overal vandaan. Je identiteit wordt gevormd door je gezin, school, vrienden, (sociale) media, clubs etc. Er zijn ook genoeg overeenkomsten te vinden tussen hoe je je vormt tot lid van een samenleving in de jaren ‘60 en nu. Zo zetten in de jaren ‘60 jongeren zich massaal af van hun ouders. Tegenwoordig komt het nog steeds veel voor dat jongeren zich in hun puberteit beginnen te verzetten tegen hun ouders, al verzetten pubers zich vaak niet meer zo heftig als in de jaren ‘60. Dat komt doordat we nu als jongeren dus veel meer vrijheid hebben. Ook hebben we nog steeds voor een groot deel dezelfde socialisatoren. Alleen de invloed van media is veranderd. Door de komst van sociale media is de invloed daarvan namelijk nog groter geworden.
Ook jongerenculturen zijn nog steeds bestaande fenomenen. Weliswaar op een andere manier en vaak ook op een andere schaal, maar er zijn onder jongeren nog steeds verschillende subculturen te onderscheiden. We hebben op deze website per decennium een aantal voorbeelden van jongerenculturen gegeven. Daarbij geven we in het kort een beeld van de jongerencultuur, geven we uitleg over de ontwikkelingen die er toen speelden en leggen we uit hoe dit invloed had op de identiteit van de jongeren.
Er is dus aardig wat veranderd in afgelopen decennia als we kijken naar de ontwikkeling van identiteiten. De hele samenleving is veranderd in de afgelopen decennia. Dat komt door processen als ontzuiling, globalisering en individualisering. Dankzij de jongeren die zich in de jaren ‘50 en ‘60 begonnen te verzetten tegen de samenleving die er toen was en tegen de dominante normen en waarden, is er tegenwoordig veel meer vrijheid en ruimte is om je eigen identiteit te vormen dan vroeger.
1 note
·
View note