Text
Leraar voor het leven
Als je een financial bij de overheid een non-airconditioned kamer zou geven die hij moet delen met minstens 30 collega’s, een salaris betaalt dat fors beneden dat van zijn peers is en een computer van minstens 10 jaar oud geeft, wat zou hij dan doen? He would run away screaming.
Dit stelde Maghalie van der Bunt-George, partner bij Deloitte & Touche en Algemeen Directeur van de Vereniging Protestants Christelijk Onderwijs op Curacao, eens toen ik haar interviewde.
Mijn grote zus, wethouder Jeugd, Onderwijs, Integratie en Emancipatie van Delft, slaakte een zucht van verlichting toen ik vertelde dat ik na 10 jaar ploeteren in het onderwijs eindelijk een leuke kantoorbaan had met een fatsoenlijke bureaustoel, dito salaris en corporate computer.
Aan mijn vriendinnen appte ik vorige week:
“Het is fantastisch. Ik heb geen gezeik aan mijn hoofd van kinderen of ouders, een normaal salaris, airco, en waardering van collega’s en klanten. Ik weet niet wat ik meemaak.”
Van 2009 tot 2020 gaf ik Engelse en Nederlandse les op verschillende middelbare scholen. Doorgaans met mijn eigen computer, omdat de meeste scholen geen geld hadden voor behoorlijke ICT. En voor een karig salaris, zeker als je alle onbetaalde overuren, die je als juf standaard maakt, meetelt. Dus deels omdat ik het leuk vond, maar ook zeker uit financiële overwegingen ben ik er altijd freelance communicatiewerk bij blijven doen.
Ben ik de enige die klaagt over de werkomstandigheden in het onderwijs? Zeker niet. Ben ik een van de weinigen die erin is geslaagd over te stappen naar een andere sector? Dat wel. Terwijl ik denk dat docenten, juist docenten, wendbare types zijn. Ze kunnen goed uitleggen, luisteren, plannen en organiseren. Ze moeten meegaan met hun tijd. En last but not least: ze beschikken over eindeloze porties incasseringsvermogen en geduld. Anders overleef het je het simpelweg niet voor de klas.
Toch zijn de meeste leraren zo trouw dat ze hun leerlingen maar moeilijk in de steek laten. En daarbij: de arbeidsmarkt geeft hun maar weinig kans om eens iets anders te proberen. Leraar ben je nog steeds voor het leven. Dat is prachtig, mits je dat ook zelf wil. Maar om eerlijk te zijn, ik was er na 10 jaar echt wel klaar mee. Ik heb het meer dan fantastisch gevonden, ontzettend veel geleerd en er de warmste herinneringen aan overgehouden, die ik altijd zal koesteren. Maar 10 jaar was voor mij meer dan genoeg. En ik denk voor velen met mij. Wie heeft er immers nog 10, laat staan 40 jaar lang, dezelfde baan?
En eerlijk is eerlijk, het gebrek aan variatie was niet de enige factor. Want hoewel al mijn studievrienden zware kantoorbanen hadden waar ik hen op zich niet om benijdde, was het pijnlijk om te zien dat het startsalaris van een stagiar advocaat meer dan het dubbele bedroeg van dat van een beginnend docent. Maar, werd dan meteen aangedragen: ik had zoooo veeeeel vakantie (waarin ik mijn correctiewerk en lesvoorbereidingen deed).
De kloof tussen de levensstijl van mijn studievrienden en mijzelf werd in die early career years alleen maar groter. Het advocatenstartsalaris werd al snel verdriedubbeld, terwijl mijn jaarsalaris met een euro of 40 omhoog ging. Maar, hield ik vol, ik leefde mijn passie. Ik leerde jonge mensen de ins and outs van d en t, en als ik geluk had kon ik nog eens een wijze grotemeisjesles uit de doeken doen op een onbewaakt mentorlesmoment. Ik had er nog steeds zin in.
Totdat ik op een zeker moment in de gaten kreeg dat er niets zou veranderen. De leerlingen zouden dezelfde grapjes blijven maken en dezelfde vragen blijven stellen, mijn collega’s zouden in de driejaarlijkse rapportvergaderingen dezelfde stokpaardjes blijven berijden en dezelfde proefwerken blijven geven (ik nam het hen niet eens kwalijk; iedereen was uitgeput). Ik zou min of meer hetzelfde salaris blijven verdienen en dezelfde dingen blijven uitleggen, keer op keer. Dus. No more, I said.
Ik mis de kinderen, die ik heb zien groeien en goede en slechte dingen heb zien doen. Ik mis de structuur: schoolweken waren intens, maar in de vakanties stond het mailverkeer min of meer stil. Ik mis de flexibiliteit: ik was op school tijdens de les, maar waar ik mijn lessen voorbereidde en correctiewerk deed bepaalde ik zelf.
Maar toch, vooralsnog ben ik dankbaar. Voor elke dag waarop ik niet volledig overprikkeld thuiskom. Voor de vrijheid om mijn eigen werkdag in te delen en eigen ideeën uit te voeren. Voor mijn eindelijk marktconforme salaris en en de faciliteiten op mijn nieuwe kantoor. En met name voor de afwezigheid van ouders die me te pas en (met name) te onpas vertellen hoe ik hun kroost het beste kan onderwijzen.
Tegen mijn oud-collega’s zou ik willen zeggen: leraar ben je niet altijd voor het leven. Althans, niet per se praktiserend. Je hebt een schat aan vaardigheden die ook op andere plekken hard nodig zijn. En je mag klagen. Dan vinden ze je maar een zuurpruim. Want je doet zwaar en belangrijk werk, maar je wordt daar onvoldoende voor beloond. En dat zal ik desgevraagd aan iedereen blijven vertellen. Wie weet luistert er iemand.
0 notes
Text
Alle clichés zijn waar?
Ik heb lang gewtijfeld of ik deze column zou schrijven. Echt goed nieuws bevat hij namelijk niet. Daarnaast schaam ik mij nog steeds een beetje. Want is het niet verschrikkelijk typisch dat het bevoorrechte Hollandse zondagskindje na een jaartje zwoegen voor de klassen van de openbare school van Sint Maarten (Milton Peters College) de handdoek in de ring gooit? Om uiteraard vrolijk over te stappen naar haar mede-verwende zondagskindjes op de private school (Learning Unlimited).
Mijn schaamte is inderdaad diep maar wint het net niet van mijn opluchting. Want wat een verschil in werkdruk is dit. Waar dat aan ligt?
Om te beginnen is deze school klein en strak georganiseerd. Dat mag ook wel voor die duizend dollar per maand per kind, maar desalniettemin: elk kind heeft een laptop, waar de leerling volledig verantwoordelijk voor is. Daartoe hebben ze een BYOD-agreement getekend dus daar is geen discussie over. Een voordeel van deze digitale aanpak, prachtig in zijn eenvoud: je lesprogramma zet je op je persoonlijke juffen-Weebly, dus als er een toets is, is er een toets. Nooit discussies van ‘Ik wist het niet, ik was ziek toen het werd opgegeven’. Bestaat niet.
Zitten ze dan niet de hele dag op Netflix, Insta en Youtube met die mooie laptops? Nee. Firewall. En de firewall omzeilen via VPN kan natuurlijk, maar dan ben je wel een maand lang je laptop kwijt.
Maar dan kunnen ze toch stiekem gewoon op hun telefoon met hun 5G naar social media loeren? Ook niet. De telefoon bergen ze namelijk op - in hun tas, niet in hun zak - op het moment dat ze het schoolterrein betreden. Ze weten immers dondersgoed: als de dean een glimp opvangt van zo’n splinternieuwe iPhone, is het apparaatje van hem. Tot het eind van het schooljaar.
Het kan dus. Maar hoe dan? Mijn klassen zijn niet kleiner dan op de public school, de kinderen hebben dezelfde leeftijd en het overgrote deel is hier op Sint Maarten opgegroeid. Toch zijn er enkele essentiële verschillen die ervoor zorgen dat de leerlingen op mijn nieuwe school aanmerkelijk rustiger, beleefder en gemotiveerder zijn.
Een van die verschillen is dus de sterke organisatie en handhaving van regels. Alleen regels hebben is namelijk niet genoeg. Kinderen weten precies wat de geschreven en vooral wat de de ongeschreven regels zijn. Het is leuk als er in de schoolregels staat dat telefoons verboden zijn, maar als jij de enige docent bent die die regel tracht te handhaven en management steunt je niet in je consequenties voor overtredingen, dan wordt lesgeven best lastig. Gelukkig vind ik lesgeven weer fantastisch op deze school, en dat is mede dankzij management. Ik heb in tien jaar lesgeven nog geen schoolleiders meegemaakt die zo bereid waren de ‘bad cop’ te spelen. Want neem van mij aan: de liefde voor de dean, hoe aardig die ook is, is verdwenen op het moment dat hij een telefoon of laptop inneemt.
Een ander, schrijnend zichtbaar, verschil is faciliteiten. De school ziet er mooi uit, er is airconditioning in elk lokaal en lesmateriaal is minder dan vijf jaar oud. Dat kost geld, en dat heeft de openbare school niet. Die besteedt namelijk bijna het hele havo/vwo-budget aan personeelskosten, omdat ze van de overheid alleen docenten met een Nederlandse bevoegdheid mogen aannemen. En die betalen hun tickets en verhuizing niet zelf, maar ze zijn doorgaans wel na drie jaar weer vertrokken, waardoor een weer een nieuw (en kostbaar) zwikkie de plas mag oversteken. Een Amerikaanse privé-school hoeft niet uit deze vijver te vissen. Wel laat de school zich elke paar jaar accrediteren door middel van een assessment van een geaffilieerde Amerikaanse school board en wordt er veel verwacht van docenten. Die blijven over het algemeen lang in dienst, wat wel zo prettig is voor de continuteit.
Een derde verschil is de ouders. Ze zijn over het algemeen betrokken en verwachten dat hun kroost inzet toont voor de peperdure school. Ook wel eens op het ongezonde af trouwens: een leerling vertelde me dat zijn ouders toch wel teleurgesteld waren als hij thuiskwam met een ‘B’ (een 8). Te veel pushen is natuurlijk niet goed, maar in de regel merk ik dat het helpt als ouders zich op een gedoseerde manier bemoeien met de schoolcarrière van hun kind. Wat ik bijvoorbeeld boekdelen vond spreken op mijn oude school, was dat alleen de ouders van de kinderen die het goed deden op tienminutengesprek kwamen.
Alle archetypes lijken dus te kloppen: de privé-school heeft de beste faciliteiten, welopgevoede en gemotiveerde(/gepushte) kinderen en capabel personeel. Zijn alle clichés dan waar? Niet helemaal. Gek genoeg blijkt het cliché van ruimbetaalde docenten niet helemaal te kloppen. Sterker nog, ik verdien hier net een tikkie minder dan op de openbare school.
Misschien onnodig om toe te voegen: ik heb het er heel graag voor over.
0 notes
Text
Limbodansen met Juf Carla
Die petitie op Facebook voor het veel te lage salaris van basisschooldocenten had ik als docent natuurlijk al lang getekend, maar vandaag werd mij pas echt duidelijk waarom. Juf Carla, de eerste schooljuf van mijn ‘bonusdochter’ (=dochter van mijn vriend) Julie, heb ik vanochtend met grenzeloze bewondering gadegeslagen.
Ten eerste: waarom rijd ik voor dag en douw, door de stromende regen, vanuit Amsterdam, met mijn vriend naar basisschool Hanevoet in Eindhoven? Dat vroeg ik me ook af. De school had hulpouders nodig voor - jawel - de Hawaïdag, en mama moest gewoon werken. Dus kwam ik met man mee om meloen te snijden en te assisteren met het limbodansen. Zodoende. En met deze alinea stoppen alle credits voor bonusmama.
Want Juf Carla is de mythische held van dit verhaal. Waar ik enigszins paniekerig te midden van zo veel kleine kinderen heen en weer wiebel en probeer niet te struikelen over de transformers en barbies, schrijdt Juf Carla kalm naar de mini-wc’s om een ‘ongelukje’ te verhelpen. Dat belet haar overigens niet om mijn vriend, die ze twee keer heeft ontmoet, vriendelijk te groeten en mij hartelijk welkom te heten. Ondertussen staan haar kleuters, ook wel 'de apenkoppen’, hand in hand in de rij te wachten totdat ze naar de limbostok mogen.
Niemand stormt nog de gang op, want Juf Carla heeft gezegd dat ze rustig moesten blijven staan. Zonder haar stem te verheffen. Vriendelijk, maar gedecideerd. En bovenal: zo duidelijk en vol mimiek gearticuleerd, dat het lijkt alsof haar nogal basale opdracht het coolste is om op dat moment te doen.
Op naar de limbostok. Mij duizelt het al een beetje. In de gang, onderweg naar het spektakel, fluister ik mijn vriend in: 'Met hoeveel van deze gaan we nu limbodansen?’ Hij antwoordt: 'O, valt wel mee. Een stuk of vijfentwintig.’ Ik vind dat best veel.
Als we aankomen bij de limbodansruimte, normaal gesproken het 'vlooientheater’, zie ik tot mijn schrik dat de leerlingen van groep 4, ook wel 'de wijsneuzen’, nog druk onder, maar ook over en op de stok aan het springen zijn.
Geen reden tot paniek voor Juf Carla. 'Als de apenkoppen nu even op het witte gedeelte van het zeil blijven zitten, dan kunnen ze goed afkijken van de wijsneuzen hoe het moet. De wijsneuzen zijn al groot, die kunnen het jullie vast goed voordoen’, knipoogt ze naar haar collega.
En als vanzelf glijdt groep 4 in een regelmatige flow onder de limbostok door. Of collega nog een afvalrace wil doen, wil Juf Carla weten. Juf Carla heeft immers alle tijd. Als haar kinderen ongeduldig worden, geleidt ze ze gewoon aan hun alohakrans naar beneden en vraagt ze hun aandacht voor die knappe wijsneuzen, die toch maar steil achterover hellend onder die lage stok heen dansen. Zo hoeft Juf Carla strakjes lekker niks uit te leggen aan haar apenkoppen.
Dan is eindelijk het moment daar. Collega juf bedankt voor de afvalrace; de wijsneuzen hebben een verjaardag op het programma staan. 'Apenkoppen, kom maar in de kring zitten voor de stok!’ Dat laten ze zich geen twee keer zeggen. Enthousiaste kreetjes, gespring en zenuwlachjes stuiven neer rond Juf Carla. Maar als Juf Carla uitlegt, kan ik een speld horen vallen.
'Nou jongens, dit is wel heel speciaal. Die limbostok is er niet zomaar een. Kijk, hij zit los!’ En met een tikje laat ze de stok vallen. 'En als dat gebeurt, ben je dan af?’ wil een ambitieuze apenkop weten. 'Wat denk jij zelf?’ vraagt Juf Carla. 'Ja!’ 'Heel goed!’
Meer uitleg hebben de kleuters van Juf Carla niet nodig. In een rechte rij wordt er gewacht tot het limboën kan beginnen. Ik zit ondertussen nog steeds ademloos te kijken naar Juf Carla, de natuurlijke dirigente die deze heterogene groep kleuters een harmonie laat spelen. Ik ben inmiddels devoot aanhanger en bewonderaar geworden, en dat moet ze gevoeld hebben.
Want dan gebeurt het: met een stralende glimlach wenkt Juf Carla mij. Of ik haar misschien wil helpen met het vastmaken van de limbostok? Ik ben overrompeld, maar dolblij. Ik wil niets liever dan volgen in haar groep. Laat mij de hele dag werkjes doen voor Juf Carla. Onder haar bemoedigende blik stel ik de limbostok moeiteloos bij, juich ik voor de apenkoppen en deel ik meloen uit alsof ik nooit anders heb gedaan. Het voelt als zweven.
Maar dan is het tijd om naar huis te gaan. Ik kan wel janken. Juul mag nog de hele dag met Juf Carla, en ik moet al weer naar huis. In de auto vraagt mijn vriend voorzichtig wat ik ervan vond. Hij weet dat ik het een beetje benauwd krijg van grote groepen kleine kinderen.
Ik antwoord naar waarheid: zonder Juf Carla was ik inderdaad benauwd geworden. De kakofonie van kleuterstemmen, de diversiteit aan taakjes die per kleuter verschilt, de gevoeligheden van elk individueel teer vierjarig kinderzieltje: het is niets voor mij, en dat terwijl ik al acht jaar docent ben. Je zou toch denken dat ik na al die jaren wat affiniteit met het voorafgaande stadium gekregen gekregen zou hebben. Maar de waarheid is: ik zou het gewoon niet kunnen. De meeste mensen trouwens niet. Daarom moeten we goede basisschooldocenten koesteren, en talent kansen bieden. En een salaris: minstens zo veel als dat van een docent op een middelbare school.
0 notes
Link
0 notes
Text
Onderwijsjargon
Zoals elk beroep heeft het onderwijs zijn eigen jargon. En hoe. Maar wat zo grappig is: veel termen worden door bijna iedereen verkeerd gebruikt. De beginnende onderwijzer denkt dat hij goed heeft geleerd wat een onderpresteerder, een adhd’er en een dyslect is. Heeft hij ook. Hij heeft alleen nog niet geleerd hoe de termen in werkelijkheid gebruikt worden. Een klein gidsje voor de beginner, aanvullingen zijn zeer welkom!
‘Hij heeft een zeer sterk rechtvaardigheidsgevoel.’ Je leert: iemand die op de bres springt voor de klasgenoten die gepest worden, een bemiddelende rol speelt in conflicten en erg voor het ‘gelijke-monniken-gelijke-kappenprincipe’ is. In praktijk: Felix heeft een 4 voor zijn toets en als jij niet alle spelfouten mee had geteld was het een 5 geweest. Dat is echt heel oneerlijk en dus stappen zijn ouders naar de rector.
‘Een beelddenker.’ Je leert: iemand die beeldend denkt en daardoor creatief is, houdt van overdrachtelijk taalgebruik en graag in letterlijk in geuren en kleuren vertelt over zijn doorgaans brede interesses. In praktijk: Tessa houdt niet van lezen en schrijven.
‘Een onderpresteerder.’ Je leert: iemand die onder zijn niveau presteert. In praktijk: ‘Het is inderdaad zo dat Jip niets uitvoert en daardoor tweeën haalt, maar dat komt gewoon doordat jullie als docenten niet begrijpen hoe je het zo uitlegt dat het hem boeit. Zo zonde!’
En de laatste is misschien wel de allerergste. Die ga ik ook niet uitleggen. Als je deze krijgt op een oudergesprek, mag je wat mij betreft je broek naar beneden trekken en weglopen.
‘Tsja, weet je wat het is? School is gewoon echt helemaal niet zijn ding.’
Gelukkig heb ik ook hele leuke quotes na zeven jaar lesgeven:
Ik: ‘Leuk kind, uw zoon. Beetje een dromer wel, of niet?’ Moeder: ‘Ach man. Precies z’n vader. Daar word je toch helemaal gestoord van?’
Ik tegen leerling: ‘Ik zag je moeder gisteren op de ouderavond. Leuke vrouw.’ Leerling: ‘Ja? Nou, ze is wel een beetje druk hoor.’
Leerling: ‘Juf, gaat u vanavond de stad in?’ Ik: ‘Wat een bijdehante vraag. Denk het wel, hoezo?’ Leerling: ‘Ohnee, ik hoop zo dat u niet wéér mijn vader tegenkomt. De vorige keer was mijn moeder echt boos dat hij zo laat thuiskwam.’
0 notes
Text
Maak dyslect niet gehandicapt
Een dyslexieverklaring heb je zo geregeld, zo is te zien in deze aflevering van Rambam. Zo’n papiertje geeft je veel voordeel als student: je krijgt extra tijd voor je tentamen en eventueel te veel betaald collegegeld voor vertraging wordt tot een jaar uitloop keurig teruggestort. Minister Bussemaker vindt het vooral een kwalijke zaak dat er bureaus zijn die zo gemakkelijk verklaringen afgeven. Tuurlijk. Vind ik ook. Maar moeten we niet ook kijken naar de andere factoren die ervoor zorgen dat leerlingen (en ouders) zo graag die verklaring hebben?
Mijn oud-leerling Linda is dyslectisch en ik gaf haar ooit een 4 voor haar beschouwing, deels omdat ze dertig taalfouten maakte. Een paar uur later had ik haar moeder op de mail: de aftrekregeling voor taalfouten zou niet van toepassing zijn op haar dochter; ze was immers dylectisch. Daarnaast was Linda heel erg verdrietig.
Dus. Volgens moeder mag ik taalfouten in een geschreven tekst voor het vak Nederlands in 5havo niet zo zwaar aanrekenen. Gelukkig kon ik deze overtuiging feitelijk weerleggen met een simpele verwijzing naar de examenregels. Maar iets anders baart mij zorgen. Waarom vindt Linda’s moeder, een redelijke en vriendelijke vrouw, het zo onredelijk om de normale puntenaftrek voor taalfouten in een Nederlandse schrijfopdracht te hanteren (waarvoor nota bene extra tijd wordt gegeven en de laptop met spellingscheck gebruikt mag worden omdat Linda dyslectisch is)?
Linda’s moeder vindt dit omdat ze gewend is dat haar dochter een uitzonderingspositie krijgt vanwege haar dyslexie, iets wat wordt bevestigd door het beleid van veel scholen. Op mijn vorige school gold de afspraak dat ik maar 75% van alle spelfouten mocht aanrekenen en dat ik bij een dyslectische leerling mijn hand over mijn hart moest strijken als hij of zij in een leesvaardigheidstoets zonder hoofletters of punten schreef dat ‘de hoofddoel van de tekst was om ze matties te overtuige geen naik te kope omdat ze hebbe kinderarbeit.’ Het doel van de toets was immers de leesvaardigheid van de leerling te meten, niet de schrijfvaardigheid.
Dit laatste is natuurlijk een extreem (en gelukkig fictief) voorbeeld, maar het legt wel een zwakte in het schoolbeleid bloot. Volgens deze redenering hoeft een leerling immers alleen te kunnen schrijven op een schrijftoets. En zelfs dan ligt voor een dyslectische leerling de lat minder hoog dan voor een niet-dyslectische leerling. Hoe de leerling schrijft bij andere vakken, of zelfs bij niet-schrijfonderdelen binnen het vak Nederlands, maakt blijkbaar niet uit.
Geheel terecht, meldde een andere bezorgde moeder mij recentelijk. Omdat haar Joop zo bang was geworden om spelfouten te maken, klapte hij helemaal dicht en haalde hij ook slechte cijfers voor aardrijkskunde en geschiedenis. Wat haar betrof schaften ze alle schrijfregels voor dyslecten maar af. Zo’n nare handicap voor die kinderen.
Inderdaad, een hele nare handicap. Voor die kinderen. En het wordt nog naarder voor ze als ze hun hele school- en studiecarrière worden gepamperd en pas als ze hun eerste baan krijgen voor het eerst beoordeeld worden zoals de rest van Nederland. Dan is het namelijk te laat. Een 24-jarige die na zijn HBO geen normale mail kan schrijven omdat hij het tot die tijd nooit hoefde van de meester, die is pas echt gehandicapt.
Ik heb te doen met Linda en Joop. Zij moeten harder werken dan niet-dyslecten om aan hetzelfde niveau te komen. Dat is niet leuk, en voelt oneerlijk. Maar geldt dit niet voor bijna alles in het leven? Ik moet harder trainen dan mijn teamgenoot en dan win ik niet eens van haar. Ik kan daar maar beter aan wennen dan dat ik een kunstmatige voorsprong krijg, die ik later toch dubbel zo hard moet terugbetalen.
Wat kunnen (hoge-)scholen doen om de echt dyslectische kinderen van Nederland niet gehandicapt te maken? Laten we beginnen met de vaststelling dat lees- en schrijfvaardigheid niet een onderdeel van het vak Nederlands is, maar een onderdeel van het leven. Schrijven en lezen kost dyslecten extra veel tijd en energie. Ik geef ze die tijd graag, maar dan moeten zij eraan wennen dat ze die extra energie erin stoppen als ze een toets voor een ander vak leren of een mail schrijven aan een docent. Dat is misschien niet eerlijk, maar het is wel wat nodig is om het niveau te halen wat ze willen behalen. Daar moet je als docent begrip en waardering voor opbrengen, maar je mag een leerling niet anders beoordelen omdat hij dyslectisch is. Daarmee bezorg je hem namelijk op termijn een grote achterstand.
0 notes
Link
0 notes
Link
Niet alleen op de universiteit, ook in het voortgezet onderwijs wordt efficiëntie steeds belangrijker. Om zoveel mogelijk leerlingen over te laten gaan wordt juist de leerling die zich verantwoordelijker zou moeten gedragen alle verantwoordelijkheid afgenomen.
0 notes
Link
Zijn er andere argumenten voor en tegen eindtoetsen en niveau-adviezen? En, hoe zouden jullie omgaan met een advies dat lager is dan gehoopt of verwacht?
0 notes
Text
Connie
Mijn collega Connie werkt al 35 jaar in het onderwijs. 'Ik heb ook wel eens op zo'n heel zakelijk kantoor gewerkt', verhaalt ze met haar nadrukkelijke voordraagstem, 'bij een theatergroep. Maar dan zeiden die dames van de receptie dat mijn ogen altijd zo gingen twinkelen wanneer ik over 4havo sprak.'
Wanneer Connie de docentenkamer binnenstapt, lijkt het alsof er een extra licht wordt aangeknipt. 'Bon dIA.....' galmt het. Vervolgens vergaapt het grijze docentencorps zich aan haar creatie van die dag. De oorbellen passen altijd bij de jurk en de schoenen (zonder uitzondering met hak) weer bij de oorbellen, maar dan net niet te veel. Op bepaalde dagen doet ze een rode of oranje bloem in haar haar, als een Spaanse schone.
Vorige week trof ik Connie achter de computer aan onze werktafel. 'Hoi Connie, gaat het goed?' vraag ik nietsvermoedend. 'Nee.'
...
'Al die harde stemmen, ik heb er genoeg van. Ze zoeken het zelf maar even uit.'
Ik laat Connie even. Maar al snel wordt er op de deur geklopt. Het is Davy. Drukke, nooit-stilzittende, overal-een-antwoord-op-hebbende, wanhopige, onmogelijke, maar lieve Davy. 'Mevrouw, u kunt weer terugkomen hoor. Ik heb tegen iedereen gezegd dat ze nu echt stil moeten zijn, zodat u weer gewoon kunt lesgeven.'
Connie kijkt niet op of om. Met haar blik stoïcijns op haar beeldscherm gericht zegt ze droogjes : 'Ach, flikker op joh.'
'Maar...' stamelt Davy. Davy is namelijk gewend dat hij zijn op zijn zachtst gezegd in een klassensituatie onpraktische gedrag altijd weer kan compenseren door iets sociaal wenselijks daartegenover te stellen. Niet bij Connie.
Davy verlaat gedesillusioneerd de docentenkamer. Na het dichtvallen van de deur draait Connie zich om van haar scherm en schenkt mij een glimlach van oor tot oor. 'Nou, dat heeft wel indruk gemaakt. Ik denk dat ik zo maar eens terugga. Die schapen laten zich wel kennen zeg.'
En met een knipoog wiegt ze haar Spaanse ruisende rokken richting 4havo.
0 notes
Photo
0 notes
Link
0 notes
Text
In training
Niets zo inspirerend als een onderwijstraining. In mijn luttele jaren als juf heb ik er al een stuk of wat mogen ondergaan. Een ding hebben al deze sessies met elkaar gemeen. De trainster, want het is altijd een zij, strooit met baanbrekende pedagogische methodieken alsof het pepernoten zijn. Hieronder mijn 'greatest hits': 'Gebruik je liniaalstem.' 'Neem dat kind, die leerling in jezelf nou eens bij de hand.' 'Nee ik heb zelf nooit voor de klas gestaan. Maar ik heb wel heel veel ervaring als acupuncturiste.' 'Rek je uit, geeuw, slaak een kreet en trommel op je borst! Vandaag zijn jullie allemaal een Tarzan!' 'Laten we in de complimentenkring gaan staan.' 'Masseer je buurmans rug alsof hij een pizza is: rol het deeg, leg de basis en strooi vervolgens de juiste ingredienten rond op de plekken waarvan jij denkt: daar heeft-ie het nodig!' 'Soms is het juist heel goed om eens voor een klas in tranen uit te barsten. Dat maakt je als docent heel echt voor de leerling.' 'De matrixmethode is eigenlijk de oplossing voor alles.' 'Maar Barbara, realiseer je je dat je nu midden in de drama-driehoek staat?' En nee, nu komt er lekker niet zo'n genuanceerd stukje over hoe leerzaam het allemaal desondanks was en dat ik het grote plaatje wel zie en er in ieder geval voor mezelf iets uit heb kunnen halen en dat er toch reuze praktische handreikingen werden gegeven. Zo'n trainingsdag verloopt namelijk in mijn ervaring van de afgelopen 5 jaar altijd hetzelfde. Men komt zuchtend binnen, want het is of aan het einde van het schooljaar wanneer iedereen er volledig doorheen zit, of juist aan het begin wanneer je eigenlijk als een dolle aan de voorbereiding van het nieuwe schooljaar moet. Dan komt er halverwege de ochtend een leuk kunstje waardoor een aantal ogen oplichten en sommigen denken: 'hee, dit zou wel eens iets anders kunnen zijn', maar vervolgens krijgt het kunstje de status van een religie en kijkt menig docent reikhalzend uit naar het einde van de middag, of als je echt pech hebt het einde van de tweedaagse cursus. Vervolgens lijkt het de schoolleiding dan toch wel leuk als je het net verworven kunstje toepast in je lessen, ze heeft immers grof geld neergelegd voor die sekteleidster. Dus tegen heug en meug staan onze arme leerlingen in complimentenkringen, trommelen ze op hun borst alsof ze Tarzan zijn en ruimen ze hun hoofd op volgens de matrixmethode. Dat duurt dan een week of twee, en dan breekt toch echt de pleuris uit onder die arme schapen: 'Nee niet weer die f*cking pizza-massageopstelling juf, dat hebben we net bij Frans ook al gedaan en toen was er helemaal geen tijd meer voor die werkwoorden, dus nu haal ik morgen weer een 3.' Daarom ben ik zo blij dat er op de komende studiedag geen trainer, psycholoog, acupuncturist of matrixgoeroe komt. Nee, we gaan lekker kneuterig in de docentenkamer zitten, programma's op elkaar afstemmen, projecten in elkaar zetten en de eindexamenresultaten onder de loep nemen. Eindelijk: we mogen werken.
0 notes
Link
http://content1a.omroep.nl/urishieldv2/l27m7b39fad1319fd84300537ca6ee000000.a6e16a165f4cbf0992bff66dd6842ced/ntr/diversiteit/caribischnetwerk/audio/Vespucci.mp3
0 notes
Link
Caribisch Netwerk brengt nieuws, actualiteiten en achtergronden over Aruba, Bonaire, Curaao, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten en de Caribische gemeenschap in Nederland. Met een netwerk van lokale journalisten volgen we de ontwikkelingen op de zes eilanden van het Nederlandse Koninkrijk.
0 notes
Link
De leerlingen van het Vespucci College op Curacao hebben wel een heel bijzonder vervoermiddel dat ze naar het examenlokaal nemen. Omdat het Nederlands Staatsexamen verplicht dat het eindexamen op Nederlandse bodem wordt afgelegd, vliegen de leerlingen van Curacao naar Bonaire om daar examen te doen. Niet heel lastig, wel behoorlijk duur! [audiofragment=http://content.omroep.nl/nos/eindexamenwebsite/Per vliegtuig naar je examen.mp3]
0 notes