Callas Céline Nijskens heeft in 2017 haar masteropleiding Vertalen afgerond, en richt zich nu op het vertalen van Engelstalige literatuur naar het Nederlands.
Don't wanna be here? Send us removal request.
Photo
In tijden van corona is het mooi dat literatuur ons even afleiding kan bieden. Het is een hele eer om op deze mooie longlist te mogen staan. Ik zit lekker thuis de rest van de boeken te lezen.
Zoek je nog wat te lezen, bestel dan een van deze titels bij je plaatselijke boekhandelaar!
1 note
·
View note
Video
tumblr
19 oktober 2019, bij NPO Nieuwsweekend
Lidewijde Paris: ‘Dan ga ik naar een briljant boek Daisy Johnson, Onder het water. Het heet in het Engels Everything Under. Het is ongelofelijk goed vertaald door Callas Nijskens.’
Wie wil er nou niet zo enthousiast besproken worden? 😁
0 notes
Photo
Daar zijn ze dan!
Onze geboorteplaatsen komen terug. Ze vermommen zich als migraine, buikpijn, slapeloosheid. Ze zijn de manier waarop we soms vallend wakker worden, tastend naar het nachtlampje, ervan overtuigd dat alles wat we hebben opgebouwd in de nacht is verdwenen. We worden vreemden voor de plek waar we geboren zijn. Zij zou ons niet herkennen maar wij zullen die plek altijd herkennen. Ze is als merg voor ons; ze zit in ons verwerkt. Werden we binnenstebuiten gekeerd, dan zouden er plattegronden aan de verkeerde kant van onze huid gekerfd staan. Puur zodat we onze weg terug kunnen vinden. Alleen, aan de verkeerde kant van mijn huid staan geen kanalen en treinsporen en een boot gekerfd, maar altijd: jij.
Lees het eerste hoofdstuk op Athenaeum.nl
0 notes
Photo
Het grote nakijken kan beginnen! Het zal niet lang meer duren voordat Onder het water van Daisy Johnson in de winkel ligt.
#vertaling#daisy johnson#onder het water#ergodox#cc nijskens vertalingen#callas nijskens#Everything Under
0 notes
Photo
25 mei 2019
Ik mocht tijdens Bookstore Day, tevens het vijfjarig jubileum van De Amsterdamse Boekhandel, auteur Jan van Mersbergen interviewen over zijn nieuwe roman De onverwachte rijkdom van Altena. Een boek over Brabants dorpje, waar ooit een zandafgraving door de plaatselijke jeugd werd gebruikt als zwembad in de warme zomers, tot er een hek om ‘De Put’ heen werd gezet. Als 30 jaar later de eigenaar van de Put overlijdt, krijgen verteller Marlies en haar stille Frankie opeens de sleutel van het hek in hun handen. Nu blijkt dat het hek er met een reden is neergezet en staan Marlies en Frankie voor een keuze: gaan we de opbrengst van de Put delen, of kiezen we voor onszelf?
0 notes
Text
Vertalersgeluktournee 2019
17 mei, Boekhandel van Pampus
Ik was erg blij verrast met de uitnodiging om een entr’acte te verzorgen tijdens de Vertalersgeluktournee 2019 in boekhandel van Pampus. Ik mailde meteen mijn mentor, Lisette Graswinckel, die mij geholpen heeft met het vertalen van de roman Everything Under van Daisy Johnson. Zouden we een darling bespreken die ik had moeten afmaken, of toch iets anders?
Ik was op dat moment net bezig met de laatste redactieslag, en verbaasde me opeens over het spel ‘Knock Knock Wolf’, dat door twee personages gespeeld wordt. Ik had het die hele tijd gewoon vertaald als ‘Annemaria Koekoek’, op basis van de beschrijving van het spel en mijn nostalgische herinneringen van toen we dit vroeger speelden. Maar vroeg me opeens af of er niet al een naam voor bestond in het Engels. Na wat zoeken besefte ik dat het echt handig zou zijn om een publiek te hebben waaraan ik mijn dilemma kon voorleggen, en zo ontstond langzaam onze entr’acte. We begonnen met het uitbeelden van een fragment uit de brontekst:
The game she wanted to teach him was called Knock Knock Wolf and this was how it went. They found the best tree in the wood. He was to stand in front of it and knock twice with his fist, wait a moment, say knock knock wolf and then turn. She was ten paces behind him. The aim of the game, she said, was to get so close she could touch him without his ever seeing her move.
Tot onze opluchting was het publiek wel bekend met het spel en stonden we niet geheel voor schut. Ik vertelde dat de roman waar dit fragment uit komt, zich afspeelt op een afgelegen plekje aan een rivier. De meeste aanwezigen kenden het spel als Annemaria Koekoek en Lisette legde uit dat het in het Engels Statues wordt genoemd of Red light, Green Light of Grandmother’s footsteps. Sterker nog, de naam ‘Knock Knock Wolf’ bestaat niet, behalve in Everything Under. We legde het publiek vier vertaalstrategieën voor:
a) Vertalen als ‘Annemaria koekoek’
Voordeel is dat de meeste mensen meteen weten waar je het over hebt.
Nadeel is dat het kloppen op de boom dan een beetje raar overkomt.
Deze strategie is minder creatief dan het origineel.
b) De Engelse benaming ‘Knock knock wolf’ laten staan
Voordeel is dat je trouw blijft aan de brontekst, het personage heeft een rare naam bedacht voor het spel, dus dat blijft hetzelfde in de vertaling.
Nadeel is dat het Engels misschien vreemd overkomt en de lezer de naam misschien niet begrijpt.
c) Letterlijk vertalen als ‘Klop klop wolf’
Voordeel is dat je dichtbij de brontekst blijft, maar er toch iets Nederlands van maakt.
Nog een voordeel is dat de details kloppen, de tekst hoeft verder niet aangepast.
Nadeel is dat ‘Knock Knock’ in het Engels veel sterker met een bepaald soort mop wordt geassocieerd dan in het Nederlands. Dit gaat misschien verloren aan de Nederlandse lezer
d) Je verandert ‘Knock Knock’ in ‘Kiekeboe’, bijvoorbeeld als ‘Kiekeboe wolf’, of ‘De wolf zegt kiekeboe’
Voordeel is dat de Nederlandse lezer meteen begrijpt om wat voor soort spel het gaat.
Een tweede voordeel is dat je de originele stijl van de auteur recht doet en daarbij haar aanpak navolgt.
Nadeel is weer dat het kloppen aangepast moet worden.
Na een peiling bleek niemand voor de eerste optie te kiezen. Het behoud van het Engels werd door een enkeling gekozen en er waren wel wat stemmen voor ‘Klop klop wolf’. De meeste stemmen gingen echter naar de laatste strategie met het woordje ‘kiekeboe’. Deze strategie had ook onze voorkeur en om de laatste twijfelaars aan onze kant te krijgen, heb ik verteld over een paar andere talige eigenaardigheden uit de roman. Omdat de hoofdpersonages namelijk zo afgelegen leven, hebben ze voor meer dingen hun eigen woorden bedacht. Zo vloeken ze met de uitroep ‘harpiedoodle’ en als ze even alleen willen zijn hebben ze ‘sheesh time’ nodig. Voor deze gevallen hebben we steeds proberen te bedenken hoe die woorden hadden geklonken als de personages Nederlands hadden gesproken. Zo zijn deze voorbeelden vertaald als ‘harpiedoedel’ en ‘sjeesjtijd’, en vonden wij dat we voor de consistentie best voor ‘kiekeboe’ konden gaan.
Daarna restte alleen nog de vraag welke vorm beter werkte, ‘Kiekeboe wolf’ of ‘De wolf zegt kiekeboe’? Lisette was voorstander van die eerste optie, omdat die lekker kort was, net als de brontekst, maar zelf voelde ik wat meer voor optie twee. Kiekeboe staat daar namelijk aan het eind, wat beter klopt met de praktische uitvoering van het spel, waarbij je je aan het eind van die zin moet opdraaien. Het publiek bood helaas niet veel verheldering. De stemmen leken ongeveer gelijk verdeeld. En wat ook niet hielp was optie drie, die tijdens het naborrelen ontstond: Wolfje kiekeboe.
Ik ga nog even met de verschillende opties stoeien, en als het goed is, komt in augustus of september de vertaling in de winkel te liggen. Dan is te lezen wat het geworden is.
0 notes
Link
Het eerste verhaal van de bundel Veenland is te lezen op de site van Athenaeum boekhandel!
0 notes
Photo
Mijn debuutvertaling is verschenen op 30 januari 2019! Nu weer verder met haar roman.
Veenland speelt zich af in de moerasgebieden van Engeland en verleent het platte, naargeestige landschap een rijke, broeierige atmosfeer. Dit is een plek waar dieren en mensen samensmelten, waar vreemde metamorfosen plaatsvinden, waar mythe en donkere magie zich nog ophouden. Hier kan een tienermeisje zichzelf uithongeren tot de vorm van een paling. Een huis kan verliefd raken op een meisje. Een jongen kan terugkeren uit de dood als een vos. Met een frisse en volstrekt eigentijdse stem legt Daisy Johnson de verhalen bloot van vrouwen die de grenzen van hun kracht opzoeken.
Daisy Johnson is geboren in 1990 en woont in Oxford. Haar roman Everything Under, die in het najaar bij Koppernik zal verschijnen, stond op de shortlist van de Man Booker Prize 2018.
0 notes
Photo
In de najaarsaanbieding van Koppernik.
1 note
·
View note
Link
Het heeft lang geduurd, maar ik heb in augustus eindelijk mijn masterscriptie afgerond. Hij is bekroond met een 8, dus nu mag ik mijzelf officieel master in het vertalen noemen!
Het eerste deel van de scriptie gaat over theoretische aanpakken voor stripvertalingen, en in het tweede deel pas ik deze theorie in de praktijk toe op de vertaling van enkele Donald Duck strips en de vertaling van Mister Wonderful van Daniel Clowes. De scriptie is na te lezen in het online scriptiearchief van de Universiteit Utrecht.
1 note
·
View note
Link
Ik was 2 juni 2017 te gast bij Lees Dees, de podcast over vergeten meesterwerken van de VPRO. We hebben gesproken over emoties, onderdrukking en de bron van al het kwade in de wereld. Let wel, een podcast laat geen knipoog zien.
0 notes
Text
Musée des Beaux Arts
Als het ging over leed hadden ze het nooit verkeerd, Die oude Meesters, ze kenden al te best De menselijkheid ervan; hoe het plaatsneemt Terwijl iemand anders wat eet, een raampje opent of gewoon voorbijloopt; Hoe, terwijl de oudere mensen vol eerbied en passie in afwachting Van de wonderlijke geboorte verkeren, er altijd kinderen zullen zijn, Die er niet speciaal op zaten te wachten, die schaatsen leren Op een vijver aan de rand van het woud. Ze wisten heel goed Dat zelfs het gruwelijk martelaarschap zijn gang moet gaan Op een of ander plekje, in een rommelige hoek Waar de honden verder gaan met hun hondse leven, en het paard Van de beul zijn onschuldige kont schurkt tegen een boom. Neem Bruegels Icarus, bijvoorbeeld: hoe iedereen zich nonchalant Afwendt van de ramp; de ploegsman heeft misschien van een afstand De plons gehoord, de verslagen zucht, Maar hem maakte die afgang niet zo veel uit; de zon scheen Plichtsgetrouw op de bleke benen, verdwijnend in de zee van groen, En het dure, delicate schip moet wel iets gezien hebben toen Wat verbijsterend geweest zal zijn, een jongen valt uit de lucht, Maar het moest ergens naartoe, en zeilde kalmpjes heen.
- W.H. Auden
1 note
·
View note
Text
Het zelfgekozen paradijs, door Arthur Quiller-Couch
7 mei 2016
Uit Noughts and Crosses: Stories, Studies and Sketches (1898)
Het ging niet zoals bij dergelijke speelgoedhuisjes die het weer voorspellen aan de hand van een mannetjespoppetje en een vrouwtjespoppetje, waarbij het mannetje naar binnen gaat wanneer het vrouwtje naar buiten komt en vice versa. In dit geval stapten de man en vrouw allebei naar buiten, de man een halve minuut later, waardoor de vrouw al bijna bij de straathoek was, terwijl hij nog vlak voor de deur stond te aarzelen, met zijn toegeknepen ogen naar de lucht gericht, waarna hij zijn blik naar de stoep liet zakken.
De lucht werd platgedrukt door een mist die zich rond de daken en schoorstenen wond als een tentdoek, wit en ondoorzichtig. Zo nu en dan kwam er een gele golf voorbijrollen vanuit het oosten en werd het doek opgeschud. Telkens wanneer dit gebeurde werd de straat vervuld van duisternis en raakte het vervagende silhouet van de vrouw er een poosje in kwijt.
De man stak een hand in zijn zak, griste er een penny uit en wierp hem, na een korte overdenking, nonchalant op. Hij viel in zijn handpalm, muntkant naar boven, en hij bestudeerde hem zoals een zeeman een kompas zou bestuderen. De drietand in Britannia’s hand wees westwaarts, de straat uit.
‘Naar het westen dan maar,’ besloot hij schouderophalend, alsof de vier kwadranten hem allemaal hetzelfde waren. Hij stopte het muntje net terug in zijn zak toen er voetstappen zijn kant op kwamen, en hij hief zijn hoofd. Het was de vrouw die terug was gekomen. Ze hield vlak bij hem stil met een onzekere houding en de twee namen elkaar aandachtig op.
Wij zullen ze Adam en Eva noemen, omdat ze beiden hun intrede maakten in een wereld die vrienden noch naasten bevatte. Ze hadden beiden zeer witte handen en zeer kort haar. De man was lang en tenger gebouwd, met een achteroverhellend voorhoofd en een zandkleurige huid waar sproeten op hadden moeten zitten, maar die ontbraken. Hij kon op een bepaalde manier zijn ogen half sluiten als hij ergens naar keek, niet door ze toe te knijpen zoals zeelieden dat doen, maar het leek eerder of hij er een vlies overheen liet zakken als het binnenste ooglid van een vogel. De ogen van de vrouw leken op hazenogen, bruin en groot en ver naar achteren geplaatst, waardoor ze soms achterom leek te kijken. Ze had een vervaald uiterlijk, van haar stofkleurige haren tot haar laarzen die nodig opgepoetst moesten worden.
‘Het lijkt allemaal zo weids,’ begon ze, ‘zo weids –’
‘Ik ga richting het westen,’ zei de man en hij begon aan een trage wandeltocht. Eva volgde, een stap achter zijn hielen, bijna in zijn voetstappen tredend. Hij ging verder zonder nog op haar te letten.
‘Hoe lang heeft u daarbinnen gezeten?’ vroeg ze na een tijdje.
‘Tien jaar.’ Adam sprak zonder achterom te kijken. ‘Alles bijeengeteld dan.’
‘Ik maar twee. Lakens waren het bij mij. Ze hebben me nog gratie willen verlenen.’
‘Dat heb je gekregen ook,’ merkte Adam op, met zijn ogen recht voor zich uit.
De mist volgde hen terwijl ze een straat vol verkeer insloegen. De gerafelde rand steeg op en zakte neer, ging uiteen en kwam weer bij elkaar, nu weer afdalend tot de ramen op de eerste verdieping, tot het de bestuurders en de passagiers bovenin de omnibussen afdekte, nu weer op en neer golvend over de balustrades van huizen en de borden in de lucht. In de drommende menigte op de stoep was te merken dat Adam zich voortbewoog als een puppy die nog niet wegwijs was, maar wel met zijn blik omhoog, terwijl Eva volgde met haar hoofd naar beneden en niets anders zag dan zijn hielen. Ze merkte op dat zijn laarzen nauwelijks versleten waren.
Drie of vier keer tijdens hun tocht kreeg Adam een winkeletalage op het oog en ging hij naar binnen terwijl Eva wachtte. Hij kwam van verschillende excursies terug met zoveel brood als hij voor twee pence kon krijgen, een rode worst, een pijp, een doosje lucifers met wat tabak en ongeveer een halve pint jenever in een oud sodawaterflesje. Eenmaal gingen ze een pub binnen en dronken ze samen een glaasje jenever. Adam betaalde.
Zo ploeterde ze twee uur lang westwaarts, en de mist en de menigte bleven de hele tijd bij hen – vreemden die tegen hun schouders stootten op het smoezelige plaveisel, rijtuigen die de bruine modder over hen heen spetterde – mijlenlang hetzelfde geraas. Veel winkels deden nu hun lichten aan, waardoor er een gele gloed door de mist stroomde, of een witte, als het van elektrische verlichting kwam, of aparte stralen van oranje, groen en paars, als het om een drogisterij ging.
Toen bereikten ze de hekken van Hyde Park en trokken ze bergaf langs de heuvel die hen naar de het Hof van Kensington Palace leidde. Het was nog vroeg in de middag. Adam hield stil.
‘Kom eens kijken,’ zei hij. ‘Het is herfst daarbinnen,’ en hij ging naar binnen door de Victoria Gate met Eva op zijn hielen.
‘Meneer, hoe oud bent u eigenlijk?’ vroeg ze, aangespoord door zijn stemgeluid.
‘Dertig.’
‘En u hebt tien jaar daar… daarbinnen gezeten.’ Ze trok haar hoofd naar achteren en rilde lichtjes.
Hij had zich gebukt om een blad op te rapen. Het was een geel blad van een kastanjeboom die hoog boven hen de mist in reikte. Hij trok het langzaam in stukjes en zoog volle teugen lucht zijn longen in. ‘Vijftien,’ flapte hij eruit, ‘meerdere keren. Bijeengeteld dan.’ Na een pauze voegde hij in een zakelijke stem toe: ‘Wat ik heb buitgemaakt is nog geen pond waard, alles bij elkaar.’
Het Hof was verlaten en de twee zwierven naar het middelpunt, nieuwsgierig starend naar zo veel verlept groen als de mist hen maar toeliet te bekijken. Hun ogen kregen er geen genoeg van; voor hen was een grasspriet niet zomaar iets kleins.
Ze waren al aan de zuidkant, tussen de verschillende planten die daar verzameld waren, en ze bestudeerde elk blad, spelden de Latijnse labels en vergeleken ze, toen het tegen sluitingstijd aanliep. In de zware atmosfeer had de parkwachter hen over het hoofd gezien. De hekken werden gesloten en de mist nestelde zich dikker naarmate het donkerder werd.
Plots kwamen de man en de vrouw tot inzicht en werden ze bang. Ze zagen alleen een onbeperkt vlak van grijs om hen heen en hoorden daaromheen een rumoer als een rollende zee.
‘Dit gevang is te groot,’ fluisterde Eva, en ze namen elkaars hand vast. De man rilde. Samen begaven zij zich in de mist om een uitweg te vinden.
Na een ongeveer een uur stuitten ze op een bankje en gingen ze een poosje zitten om het brood en de worst te delen en de jenever op te drinken. Eva was uitgeput en zou in slaap zijn gevallen, maar de man schudde aan haar schouders.
‘Laat mij hier in Godsnaam niet alleen. Kun je zingen?’
Ze begon: ‘When other lips…’ op een fluistertoon die zich geleidelijk ontwikkelde tot een iele sopraan. Ze was de helft van de tekst vergeten, maar Adam stak een pijp op en luisterde vol waardering.
‘Hoor eens,’ zei hij na afloop, ‘jij kunt onderweg wel wat oppikken met zingen. We trekken morgen naar het westen en doen onszelf voor als man en vrouw. Waarschijnlijk kunnen we wel ergens werk krijgen op het platteland. Laten we hier wegwezen.’
Ze namen elkaar bij de hand en begonnen weer te lopen, niet in staat om ook maar een hand voor ogen te zien in de duisternis. Zo gebeurde het dat de volgende ochtend de parkwachter, die op het gebruikelijke tijdstip de poorten kwam openen, een man en een vrouw binnen vond met hun witte gezichten tegen het hek gedrukt, waar ze met een blik als gekooide beesten doorheen keken. Hij liet hen vrij en ze rende weg, daar zijn paradijs te groot was.
Nu trokken ze twee dagen lang westwaarts over de weg die naar Bath voert en lieten ze de mist achter zich terwijl ze Reading naderden. Het was een heldere nacht toen ze daar aankwamen en de lucht was gespekt met ijzig fonkelende sterren. Een toren verderop luidde het elfde uur. Ze liepen net voorbij een lelijke moderne villa met een grote tuin aan de voorkant aan de rand van de stad, toen een oude heer vlug aan kwam lopen en het hek binnenging.
Adam pivoteerde op zijn hielen en volgde hem smekend het pad op. Eva bleef bij het hek.
‘Nee,’ zei de oude heer, terwijl hij zijn huissleutel in de deur stak, ‘ik kan u geen werk aanbieden. Hé…? Is dat uw vrouw bij het hek? Honger?’
Adam fluisterde een leugen in zijn oor.
‘Die arme vrouw… en dan nog op pad… in haar toestand… zo laat nog! Nou, jullie zullen mijn avondeten nemen voordat jullie op zoek gaan naar een slaapplek. Kom binnen,’ hij riep tot Eva, ‘en pas op het opstapje. Het is een hoge.’
Hij leidde ze naar binnen, voorbij de kamers op de begane grond en een trap op. Hij nam een pauze op de overloop om te wachten tot Eva weer op adem was gekomen en klom daarna weer een trap op.
‘Gaan we op zolder eten?’ vroeg Adam zich af.
Ze volgden de oude heer via de zoldering naar een soort toren, waar een kleine kamer was met twee uitgestalde tafels, de ene met een maaltijd, de ander met papieren, tabellen, en wiskundige instrumenten.
‘Hier,’ zei hun gids, ‘is brood, een koude kip en een fles whisky. Ik moet mij verontschuldigen terwijl jullie eten. Dat zit zo: ik ben amateursterrenkundige. Mijn telescoop staat boven op het dak en vannacht is elk moment kostbaar.’
In de kamer stond een vaste ladder die naar een luik in het plafond leidde. De oude heer klauterde deze ladder op en in een halve minuut was hij verdwenen en had hij het luik achter hem gesloten.
Het duurde een half uur of langer voordat Adam hem achterna klom, met Eva, zoals gewoonlijk, op zijn hielen.
‘Lieve dame!’ riep de sterrenkundige uit. ‘En in uw toestand!’
‘Ik heb gelogen,’ zei Adam. ‘Ik kom u mijn excuses aanbieden. Mogen we naar de sterren kijken voor we gaan?’
Binnen twee minuten had de oude heer de sterrenbeelden aangewezen – de Grote Beer die laag in het noordoosten hing, wijzend naar de Poolster en daar tegenover nog naar de felle zigzag van Cassiopeia hoog in de hemel; het kale vierkant van Pegasus, met zijn lange staart die tot de Melkweg reikt en naar de Perseuscluster wijst; Arcturus, witte Wega en gele Capella; de Tweelingen en daar voorbij weer de Kleine Hond die door de naakte, gekapte bomen heen naar het oosten schijnt; nog verderop de Plejaden die opklimmen, met de rode Aldebaran erachteraan; daaronder de riem van Orion, en laatste van allemaal, Sirius die als een diamant schittert, wit en rood, en aan de horizon rust waar de donkere weidegronden de lucht ontmoetten.
Toen raakte hij vervuld van zijn onderwerp en begon hij uit te weiden over deze sterren, hun afstanden en snelheden; hoe elk van hen een zon was die door de onmetelijke ruimte raasde, achtervolgd door een verzameling werelden die eromheen tolden en draaiden; dat het licht van de Hondsster in hun ogen scheen van een afstand van honderd biljoen kilometer; dat de ster zelf zo’n duizend kilometer per minuut aflegt. Hij vuurde getallen op hen af, stapelde miljoenen op miljoenen. ‘Kijk hier’ – en hij draaide zijn telescoop rond zijn spil om hem voorzichtig in beeld te brengen. ‘Kijk naar die kleine ster in de Grote Beer: dat is Groombridge Achttien-dertig. Hij staat tweehonderd miljard kilometer van ons vandaan. Hij reist met tweehonderd kilometer per seconde, die Groombridge Achttien-dertig. In een minuut vliegt Groombridge Achttien-dertig van hier naar Hongkong.’
‘Dan vervloek ik Groombridge Achttien-dertig!’
Het werd in de ingehouden toon geuit die de nacht afdwingt, maar het kwam eruit met een kreun. De oude man draaide zich verbaasd om.
‘Hij bedoelt, meneer,’ legde de vrouw, die Adam inmiddels vrij goed begreep, uit, ‘mijn man bedoelt dat het allemaal te groot voor ons is. We zijn de gevangenis uitgeglipt, meneer, en ik zou mij daar toch veiliger voelen, als ik dit alles vanachter de tralies kan bekijken.’
Ze reikte met haar hand naar Adam: en deze keer was hij het die volgde, als iemand die verblind is en bang. Binnen drie maanden waren ze weer terug bij de poort van het paradijs dat ze ontvlucht waren. Er stond een bewaker voor, in blauw gekleed, maar hij droeg geen brandend zwaard en de deur ging open en liet hen binnen.
#vertaling#Engels#Nederlands#lit#arthur quiller-couch#quiller-couch#literair vertalen#Callas Nijskens#een zelfgekozen paradijs#the paradise of choice#noughts and crosses
0 notes
Video
tumblr
Een video voor het gedicht You Begin, van Margaret Atwood
24 januari 2013
You begin this way This is your hand This is your eye That is a fish, blue and flat On the paper, almost The shape of an eye. This is your mouth, this is an O Or a moon, whichever You like. This is yellow. Outside the window Is the rain, green Because it’s summer, and beyond that The trees and then the world, Which is round and has only The colours of these nine crayons. This is the world, which is fuller And more difficult to learn than I have said. You are right to smudge it that way With the red and then The orange: the world burns. Once you have learned these words You will learn that there are more Words than you can ever learn. The word hand floats above your hand Like a small cloud over a lake. The word hand anchors Your hand to this table, Your hand is a warm stone I hold between two words. This is your hand, these are my hands, this is the world, Which is round but not flat and has more colours Than we can see. It begins, it has an end, This is what you will Come back to, this is your hand.
1 note
·
View note