nielsen is de tumblr blog van Architectuurgeschiedenis Vrije Universiteit Amsterdam
Don't wanna be here? Send us removal request.
Text
De verbeelding van Schiphol
Schiphol 1927: luchtfoto van grote drukte op Schiphol bij terugkeer legendarische eerste retourvlucht naar Indie met Fokker F_7A. Bron: Stadsarchief Amsterdam / vervaardiger onbekend
Bij de vraag, wat de huidige topattracties van Amsterdam zijn, zullen er veel stemmen opgaan voor het Rijksmuseum, de grachtengordel, het Anne Frankhuis en het Van Goghmuseum. In 1937 was het Rijksmuseum ook al onderdeel van deze lijst, echter als nummer twee. Bovenaan, met 335.000 bezoekers, stond luchthaven Schiphol. In datzelfde jaar vlogen er echter ‘nog’ maar 64.497 mensen vanaf Schiphol en behaalde de luchthaven dan ook nog geen winst uit het vliegen zelf. Juist die bezoekers waren van levensbelang. De bezoekers zorgden voor inkomsten uit toegangsgelden. Echter, er was nog een onderliggende winst die behaald werd met het faciliteren van al die dagjesmensen, en dat was het creëren en onderhouden van de zogenaamde ‘luchtvaartgezindheid’. Schiphols voortbestaan was geheel niet zeker in de periode voor de Tweede Wereldoorlog en een van de manieren waarop de luchthaven zichzelf overeind hield, was door middel van het ontwikkelen van een draagvlak onder het grote publiek. Dat was ook nodig, want vliegen als zodanig was een kostbare en soms nog gevaarlijke onderneming. De luchtvaartgezindheid van de Amsterdamse bevolking werd gestimuleerd door de luchthaven in te zetten als attractie, waar mensen konden kennisnemen van het wonder van de moderne technologie. Bovendien werd het beeld van Schiphol als spectaculaire omgeving nog eens verder uitgedragen in populaire cultuur door middel van prentbriefkaarten, kinderboeken en kwam het als onderwerp vaak voor in Polygoon bioscoopjournaals. De populariteit van de luchthaven bleef groeien en vlak voor de Tweede Wereldoorlog was Schiphol niet alleen een Amsterdamse attractie, maar ook het icoon van de Nederlandse luchtvaart. Het begrip luchtvaartgezindheid is in vergetelheid geraakt, maar de sporen ervan zijn nog steeds bewaard. Op welke manier onder andere deze sporen een rol hebben gespeeld in de acceptatie en ontwikkeling van Schiphol tot nationale luchthaven, is het onderwerp van het proefschrift van Iris Burgers Imagined, visualized and built: Amsterdam Airport Schiphol (1919 – 2006), dat momenteel in afronding is.
Voorbeelden van Polygoon journaals uit deze periode:
https://www.openbeelden.nl/media/1196143/
https://www.openbeelden.nl/media/53001/
Door: Iris Burgers, docent en promovendus architectuurgeschiedenis VU
0 notes
Text
Obsolescence
Deze lezing door Daniel M. Abramson, Professor of History of Art & Architecture | Boston University en auteur van Obsolescence. An Architectural History (University of Chicago Press, 2016), vindt plaats in het kader van Trending Topics van de masteropleiding Kunst & Cultuurwetenschappen VU.
Abstract
Where does the idea come from that architecture can become obsolete, suddenly lose its value and utility, and so become expendable in a short period of time? This paper traces the origins of the idea of architectural obsolescence to early-twentieth-century American financial district demolitions, tax policies, and decaying cities. In mid-century, many architects worldwide responded to obsolescence positively by embracing ephemerality and short-life buildings. Others, however, sought to revalue the obsolete and reinstate permanence, for example, through an invigorated preservationism, concrete brutalism, and ecological design The idea of obsolescence thus gave way in the 1970s to sustainability, today's dominant paradigm for conceptualizing and managing change in the built environment, conserving rather than expending existing resources.
0 notes
Text
Architectuurhistoricus gespot
Door: Minke Walda, docent en promovendus architectuurgeschiedenis VU
VU-studenten architectuurgeschiedenis komen na hun afstuderen op allerlei plekken terecht. Henk Hoogeveen werkt sinds een jaar als adviseur architectuurhistorie bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) in Amersfoort. In het themanummer over het honderdjarig bestaan van de RCE werd hij samen met collega’s Maurits van Putten en Daan Lavies voorgesteld als nieuwe adviseur. Aanleiding om Henk meer te vragen over zijn werkzaamheden in de praktijk.
Wat ben je na de master architectuurgeschiedenis gaan doen?
Tijdens mijn master aan de VU werkte ik al bij Erfgoedvereniging Heemschut, Kunsten ’92 (de organisatie van de BNG Bank Erfgoedprijs voor de beste erfgoedgemeente) en als redacteur voor Tijdschrift Monumenten. In het laatste halfjaar van mijn master liep ik stage bij de gemeente Rheden, waar ik na afloop een baan aangeboden kreeg als medewerker cultuurhistorie voor twee dagen in de week. Na twee jaar deze banen gecombineerd te hebben kreeg ik de kans om fulltime aan de slag te gaan bij de gemeente Rheden als adviseur erfgoed. En nu werk ik sinds een jaar als Adviseur Architectuurhistorie bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Henk en collega’s in het Tijdschrift van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Wat doe je als adviseur architectuurhistorie bij de Rijksdienst?
Bij ingrijpende wijzigingen aan rijksmonumenten zijn gemeenten verplicht om bij de vergunningprocedures advies in te winnen bij de RCE. Dan kom ik in beeld als adviseur voor een groot deel van de provincie Gelderland. Dit betreffen vooral plannen voor herbestemming, (gedeeltelijke) sloop, reconstructie, grote restauraties, wijzigingen aan of nieuwbouw in een beschermde groenaanleg, etc. Als adviseur schuif je vaak al aan bij het vooroverleg, op het moment dat de plannen nog niet ‘definitief’ zijn. Je kijkt daarbij of er zorgvuldig met de aanwezige cultuurhistorische en monumentale waarden wordt omgegaan. Ook werk je nauw samen met een adviseur bouwkunde. Samen werk je als duo in een bepaalde regio. Voor veel specialistische vragen kan ik intern terecht bij de specialisten van de RCE, bijvoorbeeld op het gebied van groen erfgoed, interieurs, molens, schilderingen, etc. Op basis van de inbreng, de stukken en de overleggen zorg ik vervolgens voor een schriftelijk advies richting de gemeente. Verder houden we ons als adviseurs architectuurhistorie bezig met het Monumentenregister. Bijvoorbeeld met het verduidelijken van wat exact beschermd is, het aanwijzen van monumenten of het bijbeschermen van onderdelen. Maar soms ook het afvoeren van een monument als blijkt dat er weinig tot geen monumentale waarden meer over zijn.
Wat maakt het werk als adviseur architectuurhistorie zo interessant? Wat doe je met veel plezier of wat wil je graag bereiken?
Wat ik persoonlijk erg leuk vind is de afwisseling in projecten en de complexiteit ervan. Soms zijn het onderwerpen waar ik goed thuis in ben en soms waar ik nog weinig van weet en ik me eerst in moet verdiepen. Steeds zijn er weer nieuwe projecten met hun eigen uitdagingen waar je van leert. Die kennis en ervaring neem je mee naar andere projecten. Voor mij is het belangrijk dat ik kan blijven leren in een functie, zodat er een uitdaging blijft. Verder merk ik dat het vooral erg fijn is om een goede basis aan architectuurhistorische en cultuurhistorische kennis te hebben. Dat helpt je bij het maken van goede keuzes (en het durven kiezen) en het onderbouwen met de juiste argumentatie. Want als adviseur bestaat een groot deel van je werk uit het wegen en waarderen van de monumentale waarden in een context van verschillende belangen. Daarbij zet je je architectuurhistorische kennis in met begrip voor de andere belangen die van toepassing zijn, die bijvoorbeeld samenhangen met een nieuwe functie. Monumentenzorg is eigenlijk het begeleiden van verandering. Maar dat vraagt naast je architectuurhistorische kennis ook andere vaardigheden om het doel te bereiken: het verhaal kunnen vertellen en initiatiefnemers proberen te verleiden en overtuigen om een plan aan te passen of te verbeteren.
foto’s door Henk Hoogeveen, van de restauratie en herbestemming van de Eusebiuskerk Arnhem. Zie ook het verslag hiervan in het tijdschrift van de RCE
Master Architectuurgeschiedenis VU
#architectuurgeschiedenisvu#architectuur#vrijeuniversiteit#monumentenzorg#RCE#architectuurgeschiedenis#architecturalhistory
0 notes
Text
Urban Intensity with Tim Stonor
In samenwerking met OZ Architects, het Center for Global Heritage and Development, de VU Humanities Graduate School en onderzoekinstituut CLUE+, vindt op 21 Maart een speciaal Re-Scape Colloquium plaats, niet te missen voor studenten architectuurgeschiedenis en erfgoedstudies!
Meld je aan via de QR code of deze link
https://www.eventbrite.nl/e/tickets-re-scape-colloquium-urban-intensity-55904793743
#architectuur#vrije universiteit#stedebouw#architectuurgeschiedenisvu#urban history#stedenbouw#architectuurgeschiedenis#architecture#architectural history
0 notes
Text
De speelplaatsen van Aldo van Eyck in Amsterdam
Door: Aimee Albers, Masterstudente Architectuurgeschiedenis
Wie in Amsterdam is opgegroeid, heeft waarschijnlijk wel in de klimtoestellen naar ontwerp van de architect Aldo van Eyck geklauterd. Van Eyck ontwierp in opdracht van de afdeling Stadsontwikkeling, de stedenbouwkundige dienst van de gemeente, en op verzoek van de stadsbewoners zelf meer dan zevenhonderd speelplaatsen. De speelplaatsen vormden zo een netwerk over de stad, een herkenbaar eigen territorium voor kinderen in de stedelijke omgeving. Maar ook buiten de hoofdstad om zal menigeen jeugdherinneringen koesteren aan de kenmerkende klimrekken, op de meeste speelplaatsen stond wel een klimboog of een duikelrek.
Afgelopen zomer heb ik als stagiaire bij Monumenten en Archeologie, de afdeling voor het erfgoed van de gemeente Amsterdam, onderzoek gedaan naar de cultuurhistorische waarde van de resterende speelplaatsen. Van al die honderden speelplaatsen die Aldo van Eyck in de jaren vijftig, zestig en zeventig ontwierp, zijn er namelijk nog maar enkele tientallen bewaard gebleven. Mijn onderzoek bracht me op plekken waar ik nog nooit was geweest, maar waar de stad pareltjes uniek ontwerp voor de openbare ruimte bleek te hebben. Want de speelplaatsen werden door Van Eyck zo ontworpen dat ze niet alleen kinderen uitdaagden om te bewegen en hun fantasie te gebruiken, zijn ontwerpen omvatten ook het groen, de bomen, zitbanken en looproutes waardoor een verbinding ontstond tussen de bebouwing en de omgeving. De gemeente gebruikt nu mijn onderzoek om beleid te formuleren ter bescherming van de resterende speelplaatsen zodat een deel van dit bijzondere erfgoed voor de toekomst bewaard blijft.
Het onderwerp is ontzettend actueel. Op vrijdag 23 november jl. werd bijvoorbeeld een gered klimrek feestelijk onthuld bij het Van Eesteren Museum. Het klimrek maakte onderdeel uit van de speelplaats in de Stoomgemaalstraat die moest wijken voor nieuwbouw. Maar ook internationaal krijgen de speelplaatsen veel publiciteit, de bekende architectuurcriticus Alexandra Lange publiceerde dit jaar bijvoorbeeld een boek waarin Aldo van Eyck een prominente plek kreeg. In een podcast van het collectief Failed Architecture over haar boek en het werk van een architectuurcriticus benadrukt Lange hoe bijzonder het is dat Amsterdam zo een uitgebreid netwerk voor kinderen in de stad had. En op 28 en 29 november jl. vond in Rotterdam een conferentie plaats over Van Eyck waarbij de speelplaatsen als belangrijk onderdeel van zijn oeuvre wederom een terugkerend thema waren.
Op de eerste foto mijn persoonlijke favoriet: de speelplaats in de Dulongstraat. De bomen met donker blad horen ook bij het ontwerp en voegen een kleurcontrast toe aan de groene hagen en het grijze beton.
0 notes
Text
Modernisme in Brits koloniaal Afrika
Door: Thomas Kelderman, student MKDA, specialisatie architectuur en student-assistent bij het onderzoeksinstituut CLUE+
Op donderdag 22 november 2018 verwelkomde de leerstoel architectuurgeschiedenis & erfgoedstudies samen met het interfacultaire onderzoeksinstituut CLUE+ Rixt Woudstra voor een gastlezing. Woudstra doet momenteel bij het Massachusetts Institute of Technology (MIT) promotieonderzoek naar modernistische architectuur in Brits koloniaal Afrika.
Centraal in de lezing stond het uitbreidingsplan van de Duitse architect Ernst May voor Kampala – de hoofdstad van het huidige Uganda. Het naziregime beschouwde het werk van May als te communistisch. Hierdoor was May genoodzaakt het land te verlaten, waarna hij uiteindelijk in Kampala terecht kwam. Na zich in Kampala in eerste instantie voornamelijk te hebben gericht op particuliere villa’s kreeg May uiteindelijk de opdracht voor het ontwerpen van een nieuwe wijk voor Kampala. Nu een stad met meer dan een miljoen inwoners, maar toen slechts een bescheiden constellatie van gebouwen.
Opvallend aan het uitbreidingsplan was dat het zich binnen de stadsgrenzen begaf én was bedoeld voor de zwarte en Indiase arbeiders. De Britse koloniale overheid probeerde antikoloniale sentimenten te beperken door het streven naar een “multiraciale” stad. Dit werd beschouwd als een manier om de maatschappij te stabiliseren. Hoewel het werk van Bauhaus werd gekenmerkt door gedegen vooronderzoek zoals het gebruik van de survey-methode, werd dergelijk onderzoek in Kampala dus pas na het voltooien van de wijk verricht. Dit resulteerde in 1957 in de tekst Townsmen in the Making: Kampala and its suburbs. Blijkbaar vond May het niet nodig vooronderzoek te doen naar deze groep gebruikers. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat het geen gelukkig huwelijk zou worden tussen de bewoners en de woningen. Alle woningen van het uitbreidingsplan zijn inmiddels gesloopt.
De lezing van Woudstra toonde aan dat het verbreden van het geografische werkveld van de architectuurgeschiedenis uiterst relevant is. Door niet alleen ontwikkelingen in de Westerse samenleving in ogenschouw te nemen kunnen architectuurhistorici een waardevolle bijdrage leveren aan een kritisch perspectief op de geschiedenis van koloniale onderdrukking.
(afbeelding: Ernst May, Report on the Kampala Extension Scheme: Kololo Naguru (Nairobi: Government Printer, 1947)
0 notes
Text
De herontwikkeling van Pietermaai op Curaçao
Door: Genève Angelista, MA Architectuurgeschiedenis
Recent heb ik als architectuurhistoricus, afgestudeerd aan de Master Architectuurgeschiedenis, onderzoek gedaan naar de herontwikkeling van de woonwijk Pietermaai in Willemstad, Curaçao. De restauraties en het behoud van de panden kennen een opmerkelijke geschiedenis van veranderingen. Doel was om de ontwikkelingen van dit specifieke gedeelte van Willemstad te begrijpen en verklaren. Ik maakte een inventarisatie van de aspecten uit verschillende perioden die het huidige beeld van de woonwijk bepalen.
Tijdens het verzamelen van informatie over de woonwijk heb ik drie ontwikkelingsfasen onderscheiden. De eerste fase betreft het ontstaan van de woonwijk in 1747 en de groei tot ongeveer 1945. De tweede fase kenmerkt zich door verval (1945 tot ongeveer 1997). Waar precies de grens ligt is lastig te bepalen. Als beginpunt is het einde van de Tweede Wereldoorlog (WO-II) gekozen, toen het op architectonisch en sociaaleconomisch gebied bergafwaarts ging met de woonwijk. De laatste fase beslaat de periode vanaf 1997, waarin de effecten van de plaatsing van Willemstad op de Werelderfgoedlijst zichtbaar worden en de herleving van de woonwijk begon. De centrale vraag daarbij was hoe de verschuivingen in de stedenbouwkundige, architectonische en sociaaleconomische aspecten het huidige aanzien van Pietermaai bepaald hebben en welke keuzes daarbij zijn gemaakt in de omgang met het gebouwde erfgoed.
Op stedebouwkundig gebied zijn er geen ingrijpende veranderingen geweest, maar voornamelijk vernieuwingen van het stratenpatroon door middel van aanleg van riolering en nieuwe bestrating. De gaten die tijdens het verval in de stedenbouwkundige structuur van de woonwijk waren ontstaan, zijn nu voor een groot deel weer ingevuld. Het geheel toont een unieke mengeling van bouwstijlen en periodes.
Ik heb kunnen constateren dat een mix van nieuwe, oude en vervallen gebouwen het karakter van de woonwijk bepaalt. Men heeft geprobeerd te restaureren wat mogelijk was en van waarde werd geacht. Daarnaast werd ook ruimte gemaakt voor nieuwe gebouwen, die de monumenten van de toekomst kunnen worden. De vele sporen van het verleden geven de woonwijk een bepaalde waarde, waarin bouwtradities op stilistisch en typologisch gebied kunnen worden herkend. De nieuwe architectonische ontwikkelingen wijzen op de vitaliteit van een woonwijk die aan de eisen van de huidige tijd voldoet.
Aanvankelijk zag ik Pietermaai gewoon als een slechte buurt, maar ik ontdekte gaandeweg het verhaal achter die achteruitgang. Die had voor een groot deel te maken met het soms zeer geringe onderhoud van de woonhuizen in een periode dat prostitutie en drugsgebruik domineerden. Vooral in de laatste jaren is een verbetering te zien. Nieuwe architectuur en moderne gebouwen werden in de bestaande, historische structuur ingepast en respecteren de oudere vormgeving en de aanwezige monumenten. Dankzij het oplossen van de meest voorkomende problemen in de woonwijk door investeerders, is Pietermaai een levendige en aantrekkelijke uitgaansplek geworden.
Foto 1: Kaya Wilson “Papa” Godett, Pietermaai 80-82-84, restauratie 2014, Willemstad (Genève Angelista). Foto 2: Bosch-Kruimel, Monumento Habrí 2007, Pietermaai, Strook van Pietermaai. De smalle en diepe percelen zijn te zien. Op de achterliggende erven van de woonhuizen aan het hooftracé zijn de kleine woningen te vinden. De rode lijn voert door de (Willemstad 2007). Foto 3: Het contrast tussen nieuw en oud in Pietermaai, Willemstad (Genève Angelista juli 2017)
2 notes
·
View notes
Text
Bouwen van woning tot stad (1946): een architectonische kritiek op het AUP
Door: Freek Schmidt, architectuurhistoricus, universitair hoofddocent Vrije Universiteit Amsterdam
In 1946 verscheen bij de jonge uitgever Geert van Oorschot in Amsterdam een bijzonder luxe boek in oblong formaat, getiteld: Bouwen van woning tot stad, een studie voor woningbouw in de jaren 1943-1945 vervaardigd door de architecten Albert Boeken, J.H.L. Giesen, Auke Komter, Arthur Staal, Karel Sijmons Dzn., S. van Woerden en Piet Zanstra, in opdracht van een groep van tien Amsterdamse bouwondernemers. Kern van de publicatie vormt een op hoofdlijnen uitgewerkt alternatief voor het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) van 1935, waarvan de uitvoering tijdens de oorlog stil was komen te liggen. Het zogenoemde Plan ’45 heeft als meest in het oog springend element een stadsuitbreiding die op concentrische wijze als een nieuwe grachtengordel rond de stad gelegd wordt, met een duidelijke begrenzing ten opzichte van het omringende landschap. Het plan is voorzien van uitgebreide toelichtingen en ontwerpen voor woningbouw in de nieuwe stadsuitbreiding en voor enkele braakliggende terreinen in bestaande wijken in Amsterdam.
Bouwen van woning tot stad werd weer snel vergeten. Bij de afdeling stadsontwikkeling van Publieke Werken die stond te popelen om het AUP te realiseren, zat niemand zo kort na de oorlog te wachten op een alternatief plan dat de idealen van de functionele stad opzij schoof. Maar het plan is veel serieuzer en grondiger dan de geschiedschrijving heeft doen geloven. In het binnenkort te verschijnen deel 20/21 van het tweetalige tijdschrift OverHolland. Architectonische studies voor de Hollandse stad (TU Delft) wordt dieper ingegaan op de bijzondere inhoud van dit boek, los van de heroïsche geschiedschrijving van de Moderne Beweging en het succesverhaal van het AUP. Kritiek op de onpersoonlijke en onhistorische organisatie van de stedelijke ruimte in West Europa was onder moderne architecten sinds de jaren dertig wijd verspreid. Het ging de architecten net zo min om het hernemen van een historische vormgeving als om een terugkeer naar de Nieuwe Zakelijkheid. Men bleef zoeken naar een vorm van architectonisch geïnformeerde stedebouw, gebaseerd op de culturele waarden en de Amsterdamse realiteit van het moment. Geschiedenis en kritiek versmolten in een poging tot vernieuwing van de architectuur. Dat werd indertijd in brede kring gewaardeerd.
Foto’s uit het boek, het Plan ‘45 (boven) en het AUP (1935)
https://masters.vu.nl/en/programmes/arts-culture-architectuurgeschiedenis/index.aspx
0 notes
Text
Stage bij Arcam
Door: Jet van der Heijden, studente MKDA, richting Architectuur
In de minorruimte van mijn derde jaar van de bachelor MKDA (afstudeerrichting architectuur) aan de VU heb ik een stage gelopen. Op deze manier wilde ik ervaring opdoen en mijn kennis toepassen in het (mogelijke) werkveld. Ik vond een stage bij het Architectuurcentrum Amsterdam (Arcam) en heb hier vierenhalve maand met ontzettend veel plezier gewerkt. Arcam organiseert tentoonstellingen, debatten, lezingen en nog veel meer omtrent de architectuur van Amsterdam. Er wordt hier met een klein team van ongeveer zeven mensen altijd hard en vrolijk gewerkt om architectuur toegankelijker te maken en enthousiasme te ontwikkelen bij een breed publiek.
Tijdens de stage heb ik een zeer divers programma mee helpen vormgeven. Ik heb de Museumnacht mogen organiseren, mee kunnen denken en werken aan toekomstige tentoonstellingen, diverse lezingen, exposities en debatten. Als stagiair ga je veel zelfstandig aan de slag, waardoor je competenties opdoet en verbetert op het gebied van plannen, organiseren en budgetteren, maar ook je kennis van de (moderne) architectuur en de zakelijke kant daarvan stijgt enorm. Binnen Arcam ben je continu in gesprek over de huidige architectuur (niet alleen van Amsterdam). Of het nu tijdens de lunch is (‘Hebben jullie al gehoord dat deze architect dit en dat gaat doen?!’), of tijdens het bureau overleg op een wat serieuzere toon, elke dag groeit je kennis van het vakgebied. Ook schrijf je als stagiair mee aan de online architectuurgids van Arcam: je brengt nieuwe/bijzondere/opvallende gebouwen in kaart door er een korte, informatieve tekst over te schrijven.
Achteraf gezien heeft de stage bij Arcam me nog meer opgeleverd dan ik in het begin verwachtte. Niet alleen heb ik mijn netwerk uitgebreid en diverse praktische en ‘zakelijke’ competenties verworven, maar ook mijn kennis van architectuur en stedebouw flink kunnen bijspijkeren.
Foto: inrichting van de tentoonstelling ByeByeBajes in de voormalige penitentiaire inrichting ‘de Bijlmerbajes’ (Jet van der Heijden, 2017)
https://masters.vu.nl/en/programmes/arts-culture-architectuurgeschiedenis/index.aspx
0 notes
Text
International Architectural Biennale Venice
Door: Lieke Droomers, Masterstudente Architectuurgeschiedenis VU
Crimson Architectural Historians, waar ik afgelopen half jaar stage heb gelopen, heeft op uitnodiging van Yvonne Farrel en Shelly McNamara (Grafton Architects) een tentoonstelling ingericht op de 16eInternationale Architectuur Biënnale van Venetië (1 juni - 25 november 2018) met als titel FREESPACE. De tentoonstelling van Crimson, A City of Coming and Goings, gaat over de invloed van migratie en de consequentie die dit ruimtelijk heeft voor West Europese steden en is te zien in het Central Pavilion in de Giardini. Hier zijn ook de tentoonstellingen van onder andere Peter Zumthor, Bjarke Ingles Group (BIG), Assemble, Odile Decq en David Chipperfield te zien.
Crimsons tentoonstelling ademt een huiselijke sfeer door de donkerrode muren, het Nolli-kaart vloerkleed, de antieke houten tafel en het centrale stuk: een ‘schilderij’ van kunstenaar Hugo Corbett met hierop een panorama van alle steden uit het onderzoek voor A City of Coming and Goings. Ik had het geluk om mee te mogen helpen met de opbouw van deze tentoonstelling in Venetië. Zeven dagen zijn we met vier collega’s bezig geweest met schilderen, bevestigen van boeken en pamfletten en het leggen van het tapijt. Dit laatste bleek een grotere uitdaging dan gedacht. Een foutief doorgegeven maatvoering zorgde dat het kleed niet van muur-tot-muur reikte. De oplossing werd gevonden achterin een klein doe-het-zelf zaakje.
De voorbereidingsweek was hectisch maar fantastisch. Iedereen werkte keihard om alles vóór de opening af te krijgen. Het weekend erna veranderde de Giardini van een bouwput in een mierennest. De officiële opening kon beginnen en het krioelde van de high society van de architectuurwereld. Paviljoens werden één voor één met champagne feestelijk geopend. Het contrast tussen de beide weken was gigantisch, maar het was een fantastische ervaring en ik ben blij dat ik er bij mocht zijn.
Foto’s: beelden van de inrichting van de tentoonstelling A City of Coming and Goings door Crimson (Lieke Droomers, 2018)
https://masters.vu.nl/en/programmes/arts-culture-architectuurgeschiedenis/index.aspx
0 notes
Text
Buitenlandse excursie
Door: Bo Jonk, studente MKDA, richting architectuur
Na de binnenlandse excursies die we in het eerste jaar van de bachelor Media, Kunst, Design en Architectuur (MKDA) hadden gemaakt, was het dit jaar voor de tweedejaars studenten tijd voor de buitenlandse excursie. Op 19 juni 2018 vertrokken de studenten van de architectuur- en kunstrichting voor 10 dagen naar Florence.
De voorbereidingen voor de excursie waren al net na de jaarwisseling begonnen. Iedereen kreeg de kans een onderwerp uit te kiezen dat bij zijn of haar interesses paste. Toen we de eerste bijeenkomsten op de VU achter de rug hadden was het vervolgens tijd voor individueel onderzoek. Zelf volg ik de architectuurrichting Architectuur en hield ik me bezig met de Ricetto van Michelangelo Buonarroti: een ‘trappenhuis’ dat grenst aan de bibliotheek van de kerk van San Lorenzo. Eenmaal in Florence aangekomen werd het al snel duidelijk dat een onderzoek op locatie veel meer mogelijkheden bood. We verbleven namelijk in het NIKI, een Nederlands instituut waar we gebruik konden maken van de enorme bibliotheek. Voor velen van ons viel hier pas echt het kwartje, door al het nieuwe bronnenmateriaal waar we toegang toe kregen.
Het presenteren van de onderzoeksresultaten stond centraal tijdens de excursie. Elke dag hielden een paar studenten hun referaat op locatie. Dit referaat werd gevolgd door een discussie, waarin iedereen werd gevraagd om de hersenen te laten kraken. Dit heeft uiteindelijk tot veel interessante opmerkingen en nieuwe ideeën voor vervolgonderzoek geleid!
Ik kan met zekerheid zeggen dat het voor iedereen niet alleen een leerzame week is geweest waarin we veel van elkaar en van de omgeving hebben geleerd, maar ook een hele gezellige. Datgene wat mij het meest bij zal blijven van deze excursie is het belang van kijken voor ons vakgebied. Toen ik de Ricetto voor het eerst zag was ik verbluft door de grootte van de ruimte. Het zien van de Ricetto op locatie in plaats van op foto’s is in mijn geval bepalend geweest voor mijn visie op het onderwerp en was daarmee letterlijk een ‘eyeopener’!
Foto’s:
Bo in de Ricetto van de bibliotheek van San Lorenzo, Florence
De excursiegroep inclusief docenten boven op de Duomo in Florence
https://masters.vu.nl/en/programmes/arts-culture-architectuurgeschiedenis/index.aspx
0 notes
Text
Een halve eeuw bosontwerp in Flevoland
Door: Imke van Hellemondt, onderzoeker en universitair docent architectuurgeschiedenis aan de VU
Vijftig jaar heeft het landschap van Flevoland een imago gehad van ‘jong’ en ‘nieuw’, een landschap van ruimte en onbegrensde mogelijkheden. Na een halve eeuw begint dat imago te veranderen. Een deel van de bebouwing, de infrastructuur, de vaarten, landerijen, bossen en natuurgebieden voldoet niet meer aan hedendaagse eisen of heeft groot onderhoud nodig. Dit betekent dat de ontwerpen uit de jaren zestig en zeventig ‘erfgoed’ zijn geworden en hun vernieuwende waarde nu historisch is.
Het vijftigjarig bestaan van de landschaps- en groenstructuur en de bossen waren voor Staatsbosbeheer een reden om een boek uit te geven, waarin vooruit- én teruggekeken wordt. In het boek hebben architectuurhistoricus Imke van Hellemondt en landschapsarchitect Marlies Brinkhuijsen een hoofdstuk geschreven over de ontwerpgeschiedenis van de bossen en de mogelijkheden die ze bieden voor de toekomst. Het hoofdstuk vertelt het verhaal van de oorspronkelijke ideeën en de ontwikkeling van de bossen in Zuidelijk en Oostelijk Flevoland aan de hand van drie gebieden die representatief zijn voor de ontwikkelingsfasen van Flevoland: Randmeerbossen, Horsterwold en Almeerderhout. Ontwerpers en bosbouwers maakten gebruik van het Flevolands imago om te experimenteren met beplantingssoorten en –technieken en met ontwerpmethoden, door functies als bosbouw, recreatie en natuurontwikkeling te combineren. De auteurs vragen zich af hoe de bossen onder invloed van een veranderende maatschappelijke context zijn getransformeerd. Het is een verhaal van steeds veranderende idealen, van een werkelijkheid die weerbarstiger was dan gehoopt, en toch ook weer niet; een verhaal van maakbaarheid en onvoorspelbaarheid, van visie en aanpassingsvermogen.
Het boek verschijnt in november 2018 (red. Harma Horlings en Anita Blom).
Foto: Harderbos Flevoland, 1992 (Collectie RCE)
https://masters.vu.nl/en/programmes/arts-culture-architectuurgeschiedenis/index.aspx
1 note
·
View note