#ze worden juist feller tegen
Explore tagged Tumblr posts
Text
Maar het 2G beleid klinkt mij dus echt als onzin in de oren... het doel van het beleid is het voorkomen van besmettingen en dat doet het niet, dan moet je het toch ook niet kunnen invoeren?
0 notes
mauricevanes · 6 years ago
Text
A.L. Snijders in De Volkskrant
‘Ik wil leven zonder ambitie en zonder gezeik over van alles.’ Het is schrijver A.L.Snijders gegeven om met weinig woorden veel te zeggen. Met Fokke Obbema heeft hij het over zijn liefde voor het onbenullige.
Fokke Obbema
7 oktober 2018, 22:37
‘Ik weet niet of ik op al die moeilijke vragen van je wel een antwoord heb, hoor.’ Bij de begroeting laat Peter Muller, beter bekend onder zijn schrijverspseudoniem A.L. Snijders, zich van de bescheiden kant zien die hij in zijn columns vaak toont. Maar hij is ook een man met uitgesproken opvattingen die hij graag anderen voorhoudt: ‘Er zit een superschoolmeester in mij.’
Snijders (een uit het telefoonboek geplukte naam, gevonden toen hij een onopvallend pseudoniem zocht) staat voor zijn tot landhuis verbouwde boerderij in het Gelderse Klein Dochteren. Sinds kort woont hij er alleen. Zijn vrouw is na een lang ziekbed onlangs overleden, aan hun huwelijk van ruim een halve eeuw is een einde gekomen. ‘Haar dood wil ik graag buiten dit gesprek houden’, zegt hij bij aanvang. Achter zijn woest naar voren gegroeide wenkbrauwen vallen helderblauwe ogen te ontwaren. Hun uitstraling is er een van levenslust, ondanks de rouw waarin hij verkeert.
ZIN VAN HET LEVEN
Journalist Fokke Obbema kreeg op 1 april 2017 een hartstilstand. Ruim een jaar later gaat hij in een reeks interviews op zoek naar de zin van ons leven. Wilt u uw eigen verhaal hierover met de Volkskrant delen: [email protected]
Voor alle andere verhalen: volkskrant.nl/zinvanhetleven
De geboren Amsterdammer is inmiddels 80 jaar; een tijdperk waarin hem twee huwelijken, vijf kinderen en een carrière als leraar Nederlands op middelbare scholen en een politieschool overkwamen. Hij debuteerde als gevorderde vijftiger en creëerde zijn eigen literaire genre: het ZKV (Zeer Korte Verhaal). Op 72-jarige leeftijd kreeg hij daarvoor de Constantijn Huygensprijs en zo belandde hij in een illuster rijtje met zijn held Willem Elsschot en schrijvers als Mulisch en Claus. Nog altijd schrijft hij drie columns per week. Op het moment van het interview zegt hij in ‘een staat van verwarring’ te verkeren, maar daar is bij de ‘moeilijke vragen’ weinig van te merken. Zijn antwoorden geeft hij geregeld met stelligheid.
Wat is de zin van ons leven?
‘Het leven heeft absoluut geen zin, daar ben ik zeker van. Bij ‘zin’ denk ik aan voortgang, dus iets na het leven. Maar dan is er niets. Het leven is, zoals Nabokov zei, ‘een klein spleetje licht tussen twee eeuwige perioden van duisternis’. De overweldigende aanwezigheid van religies geeft aan dat de meeste mensen dat niet kunnen accepteren. Zij hopen dat er na hun moeilijke leven een hogere macht is die voor ze zorgt. Mensen hebben behoefte aan troost. Maar die hogere macht bestaat niet. Na de dood is er niets.’
In uw ZKV’s toont u vaak twijfels. Bent u niet meer een agnost, dus ‘ik weet niet of een hogere macht bestaat’, dan een atheïst, waar u zich nu voor uitgeeft?
‘Ik wil hierin ferm zijn. Dat agnostische standpunt begrijp ik wel en het past misschien meer bij me, maar ik vind het ook slap. En die slappe kant van mij is al behoorlijk groot, dat heb je wel in mijn stukjes gezien. Op dit punt wil ik een knoop doorhakken. Geen nuance.’
Hebben mensen volgens u wel een ziel?
‘Nee, ik kies dan toch voor de geest. Een ziel is mij te religieus en te veel met het katholicisme verbonden.’
Ontmoedigt dat zinloze u niet – maakt het niet moeilijk uit bed te komen?
‘Nou nee, ik vind dat helemaal niet erg. Eerder het tegendeel. Ik houd ontzettend veel van onbenullige dingen doen. Gewone bezigheden waar geen prestatie achter zit en die geen status hebben. Dat is voor mij de essentie van het bestaan. Ik ben helemaal niet van het stellen van grote doelen, dat vind ik een heel onaantrekkelijke manier van leven. Uit grote ambitie is veel ellende voortgekomen. Mijn beeld van het goede leven is dat van de tuin van Epicurus (Griekse filosoof, 4de eeuw voor Christus, die een rustig en gelukkig leven als hoogste doel zag, red.), het doorbrengen van tijd met goede vrienden. Ik wil leven zonder ambitie en zonder gezeik over van alles. De ZKV’s waren aanvankelijk alleen voor de kinderen bedoeld en later ook voor een kleine kring van vrienden. Alleen kan ik slecht ‘nee’ zeggen, dus kwamen ze bij een groter publiek terecht.
‘Ten onrechte wordt Epicurus wel afgeschilderd als een pure levensgenieter, die er maar op los leefde. Daar was geen sprake van, hij was juist heel sober. ‘Leef in het verborgene’, raadde hij aan, dus zonder poeha. Die soberheid spreekt me enorm aan. Je hoeft niet veel van wijnen te weten en dat soort onzin allemaal.’
Heeft u in uw leven ooit naar de zin van het bestaan gezocht?
‘De afkeer van religie is mij met de paplepel ingegoten. Mijn vader was atheïst, diens vader ook, net als diens vader. En mijn vijf kinderen zijn allemaal ongelovig, waarbij vooral mijn oudste zoon een actieve atheïst is. Maar ik praatte er nooit over met mijn vader, het was gewoon zo. Ik ben ervan overtuigd dat je in de eerste vijf jaar van je bestaan dit soort overtuigingen meekrijgt. Daarna kom je er niet meer van af. Katholieken kunnen wel van hun geloof vallen, maar ze blijven er hun hele leven mee bezig. Ik ken domineeszonen die fellere atheïsten zijn dan ik, maar ze worstelen nog altijd. Ze zijn voor het leven getekend.
‘Ik heb me wel in allerlei ‘-ismen’ verdiept. Het boeddhisme heeft me een tijdje geïnteresseerd. Maar altijd komt er een moment waarop het me gaat vervelen: ‘Nu weet ik het wel’, denk ik dan, met die brede weg van Boeddha, ik begrijp de truc. Maar één ‘-isme’ heeft het bij mij al die jaren volgehouden. Omdat die namelijk volkomen gebaseerd is op de absurditeit en die is voor mij kenmerkend voor ons bestaan. Dat is het taoïsme (Chinese filosofie met compassie, soberheid en nederigheid als kernbegrippen, red.).’
Stilte, dan luid declamerend: ‘De weg is bestendig daadloos, nochtans blijft niets ongedaan.’ Daar zit alles in voor mij, het is de Zin der Zinnen.’
Maar wat betekent die?
‘Alles is tegenstrijdig in die zin, het betekent dat je op niets kunt bouwen. De weg, de Tao, is een onbegrijpelijk begrip. Hij is ‘bestendig en daadloos’. Dat is ongeveer het tegendeel van het westerse principe van oorzaak en gevolg, het idee dat in ons denken zit ingebakken, van consequenties van je daden. ‘Als ik op de PvdA stem, dan komt het goed met de zorg’, dat soort denken. En dan de wending: ‘Nochtans blijft niets ongedaan’, dat geeft aan dat de wereld gewoon doordraait en dat alles wat van waarde is ook van waarde blijft. Het is een oerbotsing in die ene zin! En die zie je vervolgens terug in duizenden rare verhalen.
‘Ken je die taoïstische anekdote over drie oude kerels die wijn drinken en lachen? ‘Waarom lachen jullie?’, vraagt iemand. ‘Omdat onze vrouwen dood zijn’, luidt hun antwoord. ‘Dat is toch vreselijk, dan moet je toch huilen?’, luidt de vraag. ‘Ja, maar dat willen we vermijden, dus lachen we’, luidt hun antwoord. Kijk, dat is leuk! Van het taoïsme kan ik nooit genoeg krijgen. Ik blijf geboeid door die absurditeit. Dat is voor mij een groot genot.’
Bent u in uw ZKV’s niet ook op zoek naar die absurde essentie? Houdt u ze daarom ook zo kort?
‘Zo probeer ik het wel te verkopen, ja. Al zit er ook een heel praktische kant aan, namelijk dat ik niet lang achter een schrijftafel kan zitten. Ik heb geen zitvlees. Ik kan zeker niet een jaar lang geobsedeerd met een boek bezig zijn, zoals Tommy Wieringa (schrijver en vriend, red.). Waarna je ook nog het risico loopt dat het niet wordt besproken! Vreselijk. Ik heb respons nodig. Die ZKV’s worden verzonden en dan reageren mensen meteen. Dat is een enorme kick.’
Er lijkt ook een belerende onderwijzer in uw stukjes verscholen te zitten. Wat wilt u de mensen bijbrengen?
Stilte, dan met nadruk: ‘Dat ze zich moeten hoeden voor iedere vorm van dogmatiek, van regels. Elke dag ben je vrij te doen en te laten wat je maar wilt. Vrij om je gedachten te laten gaan. Vrij om te improviseren. Daar ben ik heel goed in. Neem die tuin van Epicurus. Daar heb ik jarenlang niet aan gedacht, nu komt hij ineens bij me op. Vrij zijn, dat is in ieder geval de zin van mijn leven.
‘Zeker, ik ben een schoolmeester, maar ik wil geen school maken. Op een gegeven moment kots ik van mijn eigen meningen, juist omdat die zo goed zijn. Die liggen zo voor de hand en zijn zo oké, ik moet uitjes maken naar rechtse mensen die mij een echte fluim vinden, iemand van ‘links lullen, rechts zakken vullen’, dat werk. Hoe rechtser, hoe beter.’
‘De kennis van het leven moet uit boeken worden gehaald, niet uit de smoezelige werkelijkheid zelf’, heeft u geschreven. Heeft u het leven zo aangepakt?
‘Absoluut! Ik hoorde nooit bij de doeners. Boeken zijn voor mij altijd belangrijker dan de werkelijkheid geweest. Die heb ik ook vaak aan boeken getoetst. Wat ik over de liefde wist, had ik niet te danken aan de werkelijkheid, maar aan boeken. Toen ik met meisjes begon te rommelen, wilde ik weten of ze een bepaald boek hadden gelezen en minachtte ik ze als dat niet het geval was. Ik ben ooit begonnen met alle romans van Vestdijk (meer dan honderd, red.). Maar eigenlijk hoef je in je leven maar tachtig boeken te lezen, dat ben ik met Maarten Biesheuvel eens. Die ontdek je vanaf je 16de. Voor mij behoren daartoe in ieder geval de werken van Nescio, Elsschot, Salter, Cheever en Salinger.’
Hoe kijkt u aan tegen uw eigen sterfelijkheid?
‘Ik wil mijn bestaan niet verpesten met allerlei angsten. Terwijl ik met je praat, kijk ik over een land met een heg van grote beukenbomen. Daar en daar en daar! Je moet de tijd die ons is toegemeten, wat we het leven noemen, niet belasten met wat er achter die beuken is – met angsten over het vagevuur, met dingen die er lelijk uitzien. (Pakt de tafel vast) Dit is mijn leven, daar gaat het om. Dit is allemaal zo fantastisch, juist omdat er daarvoor en daarna niks is. Dat wil ik mensen graag duidelijk maken, daar gaat het in mijn ZKV’s om.
‘Toen mijn vader doodging, heb ik niet gehuild. Ik had een speciale band met hem, iedereen die ons kende vond ons een bijzonder koppel. Ik heb nooit tegen hem gerebelleerd, een natuurwonder. We konden goed met elkaar praten en naar elkaar luisteren. Zonder sentimentaliteit. Onze verhouding is na zijn dood gewoon doorgegaan, alsof ik met hem ben blijven praten. Heel bijzonder. Tegenover mijn eigen dood sta ik stoïcijns. Maar of dat tot het einde zo blijft, vraag ik me af. Daar kun je echt niks van zeggen, dat heb ik bij vrienden wel gezien.’
Heeft het eigenlijk zin je bezig te houden met de zin van ons leven?
‘Nee, eerlijk gezegd niet. Het is toch intellectueel wat we nu aan het doen zijn, vraag en antwoord, consequent zijn. Mijn ideaal is dat het niet ter sprake komt, maar dat de zin van het leven geleefd wordt. Dat is de tuin van Epicurus. Zelf was hij een heel sobere man, maar er zaten anderen die van vrouwen, roddelpartijen en lekker eten hielden. Dat is de kern van het leven, in zo’n groep leven. De tuin wordt niet besproken. Al die mensen leven het leven, dat is genoeg.’
3 notes · View notes
overwijs · 4 years ago
Text
Dag 43 – “Vandaag ben ik gaan lopen” en “Als de rook om je hoofd is verdwenen”
Tumblr media
“Vandaag ben ik gaan lopen
Ik was het maanden al van plan
Maar pas toen iedereen gezegd had dat het niet kon
Ging ik lopen
Kijk me lopen toch
Hier loop ik dan”
We lopen richting de (her)opening van de scholen. Terwijl we tegelijkertijd vooruit moeten kijken naar volgend schooljaar. Al een paar jaar werkte ik in een denktank naar een verandering toe, we wilden lopen en hoorden regelmatig dat het niet kon. Tot een aantal van de beoogde veranderingen opeens wel konden, de sluiting van de scholen dwong het af. Dus gingen we lopen en keken we zo min mogelijk achterom en zoveel mogelijk vooruit.
We liepen naar de stip op de horizon, die opeens door de crisis een stuk groter was, dichterbij leek. Vanaf onze nieuwe, huidige manier van werken zou de stap naar onze ‘droom’ veel kleiner zijn. We keken niet meer achterom naar wat vroeger normaal was. Werken met korte instructiemomenten met mogelijkheid om ook te checken of leerlingen het begrepen hebben, in combinatie met uren waar leerlingen zelfstandig kunnen werken en hun werk zelf mogen indelen waarbij de instructeur transformeert, evolueert misschien wel, in een coach. De top van de berg leek haalbaar, we zagen hem in het vooruitzicht. De wolken rond de top leken dunner te worden, sommige dingen lossen (zich) vanzelf op.
“Vandaag ben ik gaan lopen
Ik maak me klein bij elk geluid
Ik ben veel banger dan ik was
Toen ik nog stil stond
Mag zo wezen
Maar ik kom eindelijk
Ik kom eindelijk vooruit”
Vandaag gingen we de berg weer bedwingen, met zaken rondom de opening van de school op de to-do-lijst, durfden we toch nog verder te kijken. Hoe kan onze school er vanaf 17 augustus uitzien? Welke dingen kunnen we verzilveren? Hoe kunnen we rekening houden met de anderhalve meter afstand? Al lopende kwamen we bij de wolken aan die de top dreigen te verbergen. Leek dit op afstand nog een groot dik wolkenpak, veranderden deze van dichtbij in kleine druppeltjes. Allemaal elementen waar je opeens over moest nadenken. Niet allemaal dingen die je kon oplossen. Ons droomscenario kan niet op anderhalve meter afstand, in ons droomscenario zien we namelijk wel elke leerling elke dag, alleen krijgen ze meer ruimte en autonomie in de tijd op school.
Nu moeten we denken hoe leerlingen letterlijk meer ruimte krijgen. Twaalf leerlingen in een lokaal, zo ideaal als het klinkt, zo moeilijk maakt het de toekomst. Ons ideale scenario kan het niet meer worden. We zetten dus stappen vooruit, maar moeten af een toe ook stapjes zijwaarts (achteruit zal ik het nooit noemen, zo loop je nou eenmaal niet) om een lastig wolkje te ontwijken. Geen enkele keer keken we naar beneden, niemand wilde terug.
We lopen niet het pad dat we uitgekozen hebben, de uitgestippelde route was versperd, dat maakt keuzes maken soms lastig, je kiest dan altijd de beste optie en creëert zo een ander pad. Een nieuw pad, een pad dat we nooit hadden kunnen voorspellen, 3 jaar geleden, 3 maanden geleden en misschien zelfs niet 3 dagen geleden. Je ziet het pad pas als je er loopt en toch zie je onderweg allerlei moois.
“Vandaag ben ik gaan lopen
En waar ik loop is van nu af aan een weg
Kijk me lopen, 7 sloten
Hoogste bergen andersom
Ik ben hoe dan ook gaan lopen
Ik zie wel waar ik kom
Diepe dalen, mooie paden
Ik glim bij wat ik zachtjes
haast onhoorbaar fluisterend zeg
Waar ik gelopen heb
Is van nu af aan van een weg”
Vandaag liepen we de berg op, soms werden de wolken mij teveel, voelde het alsof ik liep in zeven sloten tegelijk, ging ik door diepe dalen en kwam langs mooie paden waar we niet in konden met anderhalve meter afstand. Daarom loop je niet alleen, samen ziet er eentje altijd de juiste weg. Zo klaarden er een paar wolken op en kwamen we weer een stukje hoger op de berg uit.
We zijn nog niet aan de top. Ik blijf lopen, want waar ik loop is van nu af aan een weg. Ik ben veel banger dan ik was toen ik nog stilstond, maar ik kon eindelijk, ik kom eindelijk vooruit. En als ik dit schrijf vraag ik mij af, is nu de rook om mijn hoofd verdwenen?
“Valt het je op dat de zon feller schijnt
als de rook om je hoofd is verdwenen.
Valt het je op dat de wind harder waait
als je hem tegen hebt in plaats van mee.
't Is koeler in huis dan aan zee
als de rook om je hoofd is verdwenen.
Valt het je op dat de dag langer duurt
als de rook om je hoofd is verdwenen.
Valt het je op dat de nacht warmer is
als de nevel je ogen verzwaart,
de kaars waar je samen naar staart
als de rook om je hoofd is verdwenen.
De klok en de klepel verzetten de tijd,
je glijdt in een sneeuwdiepe kuil.
Ze vragen de morgen, je geeft hem in ruil
voor het ei dat je eet bij 't ontbijt.
Als de rook om je hoofd is verdwenen.”
Fotobron: Pexels.com
0 notes
Text
Timboektoe Rocks in de toekomst
Voor het vak Nederlands hadden we een keuzeopdracht. Ik heb gekozen voor de opdracht dat je een stukje uit je boek in een andere tijd moet schrijven, ik heb van het boek Timboektoe Rocks (van Carry Slee) in de toekomst geschreven. Hier is het stukje dat ik in de toekomst heb geschreven:
De Brand
Ineens draait hij zijn hoofd naar achteren. “Wat is er?” vraagt Annabel. “Nee niks,” zegt Kars. “Ik rook iets. Ik dacht dat het elektrische lichtje was omgevallen, maar die staat nog.” Hij trekt Annabel naar zich toe en kust haar. “Ik ruik het nog steeds,” zegt Kars. “Nu ruik ik het ook,” zegt Annabel. “Een schroeilucht.” Ze gaat nu rechtop zitten. “Moet je daar kijken!” In de verte zien ze lichten en horen ze geschreeuw en brandalarmen die mensen in hun caravan hebben. Ze springen op en rennen naar de nieuwste en snelste waterboot ooit. Dan zien ze vuur. “Het komt van de camping!” zegt Kars. Ze springen op de waterboot, de motor gaat automatisch aan en varen naar de overkant. De vlammen worden steeds groter. “Het is de kantine!” roept hij uit. “De kantine staat in de fik. Shit! Ik wil ernaartoe!” Hij zet de waterboot nog harder en ze zijn binnen no-time bij de overkant. Ze zijn nog niet bij de steiger of ze springen van de waterboot eraf en rennen naar de kantine. De waterboot kan zich namelijk zelf vastmaken aan de steiger.
Er is niets meer over van de vredige sfeer van daarnet. Mensen rennen hun tenten uit. Moeders met kinderen hollen over de camping. Zodra Ad Kars ziet zegt hij: ”Help mee met de robots! En druk bij elke robot op het knopje ‘extreem snel’ dan gaan ze namelijk sneller blussen.” Kars doet wat Ad zegt. Hij gaat alle robots af. Ad zelf rent naar de anderen robots om de spullen van de mensen in veiligheid te brengen.
De mensen zelf rennen heen en weer om te blussen met water vanuit de rivier.
“Haal de graafmachine” roept Ad. De jongens halen de graafmachine, om geulen te maken rond de brandende struiken om de vlammen tegen te houden.
“Waar blijven de brandweervliegtuigen en auto’s?” wordt er geroepen. Iedereen is in paniek. Sommige mensen zetten hun kinderen in hun auto (die zelf kan rijden) en rijden weg. Met luide sirenes komen de brandweerauto’s er. Even later komen ook de brandweervliegtuigen. Meteen komen er nog meer robots uit de auto en helpen de andere robots. Er zijn ook een paar brandweermannen die meehelpen en die de commando’s geven. De vliegtuigen komen met zware zakken water en gieten die zo naar beneden op de plek waar de brand is. Honderden liters water worden op de kantine gespoten/gevallen, maar de vlammen zijn al overgeslagen naar de disco. Het dak van de CU (de receptie) staat in lichterlaaie en nu begint het kantoortje ook te fikken. Het lijkt wel of de vlammen door het water nog feller worden. Mensen hoesten van de rook. Een van de brandweermannen commandeert dat de iedereen uit de weg moeten. Hoestend en kuchend graven de jongens door. Angstig kijken ze naar het stuk bos. Zouden ze het redden? Hanna staat bij het huis. Als dat maar niet in de fik vliegt.
Ze zijn keihard aan het werk, ook de robotten gaan als een tierelier. Het duurt een tijd voordat alle vlammen zijn gedoofd. De brandweerrobotten inspecteren of er nergens meer iets ligt te smeulen.
Pas tegen de ochtend, als de brandweerauto’s hun slangen oprollen en wegrijden en de brandweervliegtuigen wegvliegen, beseft de hele crew wat er is gebeurd. Een groot gedeelte van de camping is in vlammen opgegaan. Timboektoe, hun droom waar ze zo hard voor hebben gewerkt, de kantine, de disco: er is niets meer van over.
Iedereen staart somber voor zich uit. Ze kunnen het niet geloven. Hoe kon dit gebeuren? Kars hangt tegen Annabel aan bij de rivier. Zijn hoofd ligt op haar schouder en zijn ogen vallen bijna dicht. Ze zijn doodmoe. Oma heeft al een paar keer gezegd dat ze een paar uurtjes moeten gaan slapen, maar daar hebben ze geen zin in.
De vader van Jules probeert hen op te beuren. “Niet alles is verloren, jongens. Het huis staat nog en we hebben de grot.” Dat vindt Kylian ook. “Het openingsfeest moet doorgaan. Juist nu.”
Annabel streelt Kars’ haar. Ze denkt dat hij slaapt, maar dan schiet hij ineens overeind. “Wat is er?” vraagt Annabel. Kars zier spierwit. Met een verschrikt gezicht loopt hij weg. Annabel wil achter haar aan lopen, alleen Isa houdt haar tegen. “Laat hem maar even. Het vliegt gewoon aan, daar hebben we allemaal last van.” Annabel kinkt. “Het is ook een nachtmerrie.”
Dit was mijn stukje uit het boek Timboektoe Rocks van Carry Slee. Ik vind het een heel erg leuk boek, omdat het uit verschillende personen geschreven is bijvoorbeeld eerst uit Kars en dan uit Annabella en dan weer uit iemand anders. Dat maakt het verhaal zo leuk om te lezen, omdat je de mening en de gevoelens van iedereen leest. 
Tumblr media
3 notes · View notes
are-scared-of-revolution · 7 years ago
Text
Verander in de Ander
Verander in de Ander - deel 2
Gemist? Video's komen op De Balie TV en De Balie Vimeo.
Hoe is het anno 2016 gesteld met onze empathie? Kunnen we ons nog verplaatsen in de ander of zijn we dat verleerd? Of we nu in debat zijn over vluchtelingen, belastingen of voedsel, inlevingsvermogen lijkt steeds verder te zoeken.
De samenleving verhardt en mensen staan steeds feller tegenover elkaar. Juist daarom is het belangrijk dat we ons blijven verplaatsen in de ander. Tijdens de oefening in empathie op 16 en 22 februari zullen kleine en grote tegenstanders elkaars standpunten verdedigen en zo het publiek aansporen om na te denken over de betekenis en de noodzakelijkheid van empathie in onze samenleving. Tijdens deze aflevering van Verander in de Ander leven twee koppels zich in elkaars standpunt in. Het eerste koppel bestaat uit columnisten Stephan Sanders en Simone van Saarloos. Zij gaan in gesprek over institutioneel racisme. Stephan Sanders omschreef de term 'institutioneel racisme' als "mistig, onspecifieker dan de communistische gouwe ouwe 'imperialisme' waar ook alles en niets over viel", volgens Simone van Saarloos belemmert institutioneel racisme/seksisme bepaalde groepen wel degelijk. Ze houden een rede voor het standpunt van de ander en gaan vervolgens in gesprek.
Het andere koppel op deze avond bestaat uit schrijver Dimitri Verhulst en journalist Karel Smouter. Dimitri Verhulst schrijft in zijn Bloedboek over de zwarte kanten van het christendom, Karel Smouter verzamelde ideeën voor een nieuw soort christendom, om de goede kanten van religie nieuw leven in te blazen. Tijdens deze avond bezingt Dimitri Verhulst de goede kanten en benadrukt Karel Smouter de slechte, waarna ze met elkaar in gesprek gaan over geloof en religie. De avond wordt geopend met een spoken word performance van Akwasi en afgesloten door burgemeester Eberhard van der Laan.
Er is tijdens het programma muziek uit de voorstelling STAAKT!! van o.a. Thomas Spijkerman.
Moderator: Margreet Reijntjes
Dit programma is onderdeel van Februaristaking 75 jaar 75 jaar geleden vond het enige massale, openlijke protest tegen de Jodenvervolging in Europa plaats in Amsterdam: de Februaristaking. Uit solidariteit met haar medeburgers staakten arbeiders op de werven. Het trampersoneel legde het openbaar vervoer plat. Tienduizenden Amsterdammers staakten mee. De collectieve verzetsdaad staat symbool voor solidariteit en het opkomen voor een ander. Daarom grijpen wij deze herdenking aan voor een nationale oefening in empathie.
Lustrumprogramma in 2016 In heel de maand februari 2016 wordt uitgebreid stilgestaan bij de gebeurtenissen 75 jaar geleden. Met theater, een fototentoonstelling, gespreksprogramma’s, een publieksactie van het GVB en bij de herdenking zelf. Het Lustrumprogramma Herdenking Februaristaking 1941 is een gezamenlijk initiatief van Comité Herdenking Februaristaking 1941, Gemeente Amsterdam, GVB, De Balie, Theatervoorstelling Staakt en fotografen Bernd Wouthuysen/Daniël Koning.
Onze activiteiten worden mede mogelijk gemaakt door het vfonds met middelen uit de Nationale Postcode Loterij en de BankGiro Loterij. Uw deelname aan deze loterij wordt daarom van harte aanbevolen.
Met dank aan: Stichting uitgeverij en boekhandel Pegasus en Stichting Centrum voor Propaganda voor Eenheid in de Vakbeweging
vimeo
0 notes