#willemclaassen
Explore tagged Tumblr posts
Text
Wintertuinsessie: de boerenerfenis
Op donderdag 26 oktober zijn muzikant Broeder Dieleman en schrijvers Marieke Lucas Rijneveld en Leo Pleysier te gast tijdens de vierde Wintertuinsessie. Deze literaire talkshow staat geheel in het teken van ‘de boerenerfenis’, en wordt geleid door schrijver Willem Claassen. Hij gaat met de gasten in gesprek over de rol van de boerenachtergrond in hun teksten en muziek: de drie gasten putten namelijk ieder op geheel eigen wijze uit hun plattelandsjeugd voor hun verhalen. Willem, zelf boerenzoon, vraagt zich af wat de artistieke aantrekkingskracht is van een jeugd tussen de weilanden. In aanloop naar zijn sessie schreef hij onderstaand verhaal.
Maar wij gaan oe
Carnaval 2017. De prinsenreceptie in Beuningen is lang een tamme bedoening, tot rond een uur of elf mijn zwijgzame, altijd rustige broer en zijn vrienden het podium beklimmen. Ze treden op als de Achterhoekse boerenrockformatie Normaal. Het stro dat ze aan het begin van de avond in een olieton naar binnen hebben gesmokkeld gooien ze tijdens ‘Oerend hard’ de zaal in. Bier vliegt door de lucht. In de zaal gaat het eindelijk los. Het publiek danst en springt. Mijn oude buurjongen gaat voorop in dit feestgedruis. Ik sta stil tussen de feestende menigte in mijn carnavalskostuum, een verkleurd joggingpak uit de jaren negentig, en ik heb kippenvel.
Ooit was Nederland een agrarische samenleving, maar de boer is in de afgelopen twee eeuwen in een behoorlijk tempo een minderheid geworden. Na de Tweede Wereldoorlog is het echt hard gegaan, met de Europese landbouwhervorming, de schaalvergroting, de ruilverkaveling, het verdwijnen van de boerenknecht, van het gemengd bedrijf, van de middelgrote boerenbedrijven, en zelfs van de minister van landbouw.
Midden in die storm van veranderingen wordt in 1973 Normaal opgericht. Ik bun moar een eenvoudige boerenlul / en doar schoam ik mien niet veur, zingt frontman Bennie Jolink en daarmee geeft hij de in de verdrukking gekomen boeren een stem. De landelijke radio draait ineens dialectmuziek en in feesttenten in heel Nederland ontstaan nieuwe concertrituelen, met T-shirts die kapot worden gescheurd en het gooien van stro en bier. Høken en deurdonderen. Het is een eigen versie van rock & roll, van de kont tegen de krib, van fuck you wereld, en het heeft alles te maken met identiteit.
Een neef, zoon van een varkensboer, vertelde eens op een verjaardag van een tante – ik was toen een jaar of tien – dat er een vechtpartij op zijn middelbare school was geweest tussen boeren en ‘stadsen’. De stadsen waren in de meerderheid en wonnen. Hoe hij over de stadsen sprak, is me altijd bijgebleven. Zoveel weerzin. Ze waren alles wat hij niet was. In mijn woorden: onoprecht, glad, ijdel, macho, schreeuwerig, achterbaks. Later begreep ik dat de boeren en de stadsen in dit geval maar enkele kilometers uit elkaar woonden en dat de stadsen in vele categorieën vallen onder te verdelen, als je er goed naar kijkt.
Maar het verschil tussen stad en platteland was en is er. De boeren hebben een eigen cultuur, een eigen leefstijl, met de daarbij horende trots, argwaan en onzekerheid. Dan is het fijn om muziek te hebben die je keihard in de tractor kunt draaien, zeker als je met een volle hooiwagen dwars door de stad moet.
Ik ben nooit de ideale boerenzoon geweest. Ik hield van de dieren om me heen, zij waren een vanzelfsprekendheid, maar de ambities om daar iets meer mee te doen ontbraken. Met Normaal had ik weinig en met tractors evenmin. Toch liep ik in mijn puberjaren wel op school rond met een shirt van Rowwen Hèze. Ik zat op de havo. De alto’s waren op één hand te tellen. Ik koos voor iets wat tussen alto en mainstream in zat. Jack Poels zong ook in het dialect, maar zijn band was iets minder ruig en naar mijn idee iets minder plat dan Normaal. Rowwen Hèze durfde snelle hoempamuziek af te wisselen met rustige, kwetsbare liedjes zoals het prachtige De Peel in brand. Ik bezocht samen met mijn broer concerten, waarbij ik vooraf een paar centimeters in de hals van een oud shirt knipte zodat hij makkelijker kapot te trekken was. Ik gooide heel af en toe met bier, want zoveel geld had ik niet. Thuis plakte ik mijn schoolagenda vol met plaatjes van de Limburgse band en schreef fragmenten van songteksten over. Dan is ’t mar dom / wat ik duj / heb ik andere manieren.
Ik was geen volle boer, meer een halfvolle, maar deze muziek hoorde bij mij. Een buitenbeentje tussen de buitenbeentjes. Ik merkte dat ik ertussenin stond, tussen boer en burger, maar mijn connectie met de boeren was nog groot. Daartussen voelde ik me veilig, daar voelde ik me thuis.
We gingen een midweek met het gezin op vakantie naar Overijssel. Langer kan niet, verder weg ook niet. Elke dag werd naar de boerderij gebeld. Een oud-stagiair molk de koeien. We zaten in een huisje ergens tussen de weilanden, eigenlijk was het net als thuis – alleen dan zonder bedrijf. Op de kast in de woonkamer had mijn moeder haar piepkleine draagbare radio neergezet. Ik wilde altijd muziek aan hebben en speelde daarom voor dj. De enige cd die er tussen zat waar ik ook iets mee kon, was die van Rowwen Heze en die ging dan ook op de repeat. Woa ge ook loept en wat ge aug denkt / Neejmand dea zeit ow wat good is of slech / Neejmand dea wet wie verlust of weej wint / Ge komp op ut end beej owzelf tereg. Een midweek lang zongen, neurieden en floten we samen mee met Rowwen Hèze. We waren een familie uit een reclame. Het was eenmalig. Nooit meer gingen we met z’n allen op vakantie en ik verloor op een gegeven moment mijn interesse in Rowwen Hèze. Er waren interessantere bands, zonder hoempa, van over zee.
Terwijl mijn broer op het podium door de microfoon schreeuwt, heb ik kippenvel omdat ik me bewust ben van wat er in de landbouwsector aan de hand is en wat er nog aan zit te komen. Dat Bennie Jolink twee jaar geleden wegens gezondheidsredenen stopte met Normaal en vorig jaar besloot helemaal niet meer op te treden - ook niet met hobbyband De Pensionado's - heeft iets symbolisch. Het zijn zware tijden voor het platteland. 2017 is het jaar van het fosfaatreductieplan. Mijn vader en broer zullen het, blijkt later, met twintig melkkoeien minder moeten doen. Honderden boeren stoppen. Tienduizenden koeien verdwijnen, naar het buitenland of naar de slacht. Wat ik op dat moment nog niet kan vermoeden, zijn de schandalen die zouden volgen: de gruwelbeelden van het slachthuis in Tielt, de gigantische stalbrand in Erichem en de door fipronil besmette eieren.
Het zijn niet bepaald de eerste problemen in de sector. Milieuwetgeving, epidemieën, ruimingen, al jaren zitten de boeren ermee in hun maag. Aan de ene kant worden ze gedwongen alsmaar groter te worden met hun bedrijf om te overleven, om met alle regels enigszins uit de kosten te komen. Aan de andere kant zorgt juist die schaalvergroting voor negatieve beeldvorming en groeit de weerstand tegen de bio-industrie. Het zorgt ervoor dat boeren zich snel voelen aangevallen. Dat ervaar ik ook bij mijn eigen ouders als ik kritische vragen stel. Zoals ieder mens, in welke sector hij of zij ook werkt, zoeken ze naar erkenning en waardering.
Als ik naar mijn tijdlijn op Facebook kijk, merk ik dat ik tussen twee bubbels in zit. Er woeden cultuuroorlogen op het internet en het gaat er hard aan toe. Ik lees een post over iemand die besluit vegetariër te worden en die iedereen oproept dat ook te doen. Er staat een link bij naar een artikel van Rutger Bregman op De Correspondent en een citaat uit dat artikel van Yuval Noah Harari: ‘De moderne veeteelt is de grootste misdaad in de menselijke geschiedenis’. Scroll ik naar beneden dan kom ik foto’s van tractors tegen, die het land bewerken in de avondzon. Nog verder naar beneden wordt een column gedeeld waarin staat dat de milieufanatici van tien jaar geleden, die destijds in nertsenfokkerijen dieren lieten ontsnappen, zich naar boven hebben gewerkt en nu op de belangrijkste politieke posten zitten. In de reacties stapelen de complottheorieën zich op.
In deze wirwar van berichten, van gevloek en gejammer, probeer ik mijn eigen mening te vormen, mijn eigen verhaal te maken. Te verantwoorden wat ik eet, hoe ik leef, maar het is lastig, tussen deze twee bubbels, met mijn familie aan de ene kant en mijn vrienden aan de andere kant. Het is ergens ook een geografische tweedeling. Wie op het platteland woont denkt vaak milder over de bio-industrie, zoals stedelingen vaak milder denken over immigratie. Hoe kleiner de afstand, hoe groter de empathie. Progressieve Amsterdammers, veel schrijvers ook, stemmen op of zijn zelfs lid van de Partij van de Dieren. Behouden provincialen, velen met een boerenachtergrond, steunen het CDA (en soms de PVV).
In de toekomst neemt mijn broer het bedrijf over en dat betekent dat mijn ouders moeten verhuizen. Ze weten wat ze in elk geval niet willen: naar het dorp (om over de stad maar helemaal te zwijgen). Vrijheid is een van de belangrijkste aspecten van het boerenleven. Ruimte om je heen, dicht bij je bedrijf, bij de dieren, zodat je er meerdere keren op een dag naartoe kunt fietsen. Zo zijn ze. Als ze op vakantie gaan, nu veel vaker dan in mijn jeugdjaren, bezoeken ze andere boerenbedrijven. Welke accountant, bouwvakker, webspecialist, huisarts zou dat doen? Het boerenleven zit ze in het bloed, ze kunnen niet anders. En nu klinkt steeds luider dat ze fout bezig zijn en altijd fout bezig zijn geweest. Dierenhitlers, dat woord kwam deze zomer voorbij. Dank je wel, Youp van ’t Hek.
Een pluk stro ligt op mijn schouder, ik ben nat van het bier. Ik kijk om me heen, naar mijn vader, moeder, mijn zussen en mijn broer op het podium. We zingen allemaal mee met Normaal.
Maar wij gaan oe / oehoe oehoe / oehoe oehoe oehoerend hard.
We zingen om te overleven, maar ook om dit bestaan te rechtvaardigen. Wij zijn boeren en dat zullen we blijven. En al wat ik hoop is minder harde taal, minder social media, minder platte beeldvorming, meer ontmoetingen, meer dialoog, meer nuance, meer empathie en meer, veel meer muziek.
youtube
En meer literatuur natuurlijk. In mijn Wintertuinsessie op 26 oktober onderzoek ik wat de artistieke aantrekkingskracht is van een jeugd tussen de weilanden. Dat doe ik samen met muzikant broeder Dieleman en schrijvers Marieke Lucas Rijneveld en Leo Pleysier. Ik kijk er naar uit. Wees welkom.
Wintertuinsessie: De boerenerfenis Datum: donderdag 26 oktober Locatie: Thiemeloods, Nijmegen Deur open: 19.30 uur, aanvang: 20.00 uur Entree: 7,50 euro (5 euro voor studenten). Tickets via www.denieuweoost.nl/event/wintertuinsessie/
3 notes
·
View notes
Text
Post van Willem Claassen
In deze rubriek lees je de posts van een van onze schrijvers. Dit is alweer de laatste keer dat kersverse vader Willem Claassen zijn Pollygoonjournaal, gewijd aan dochter Polly, met ons deelt. Pollygoonjournaal 3 Mijn dochter en mijn vader, het is nog geen fijne combinatie. Elke keer als Polly haar opa in het oog krijgt, stopt ze met het bewegen van haar armpjes en beentjes en kijkt hem doordringend aan. Het duurt niet lang of er verschijnt een pruillipje en ze begint te huilen. Op andere momenten ontwijkt ze juist steeds zijn blik. Heel even rusten haar ogen op opa en dan kijkt ze snel weer weg. Mijn vader probeert van alles. Hij gaat extra ver bij haar vandaan zitten, hij zet een zonnebril op of hij maakt heel even voorzichtig oogcontact, kijkt de andere kant op en maakt na een tijdje weer oogcontact. Zo kan ze langzaam aan hem wennen, is het idee. Het verandert niets. Al wekenlang lijkt opa haar op de een of andere manier bang te maken. Voor de geboorte had ik zo mijn ideeën over het vaderschap. Natuurlijk wist ik dat baby’s huilen en dat ze soms gedrag vertonen waarvan je je afvraagt waar het vandaan komt en waar je je soms voor schaamt. Toch ging ik er ergens vanuit dat het soepel zou gaan. Dat het een lief kind zou zijn, niet al te druk, niet al te huilerig. Dat ze geen rare dingen zou doen, zeker niet in de eerste maanden. Onlangs keek ik een filmpje terug dat een paar dagen na de geboorte is gemaakt. Mijn hart stroomde vol. Wat was ze een prulletje. Wat me verder opviel was haar doordringende gehuil. Dat geluid maakt ze nog steeds, ze klinkt precies hetzelfde, zes maanden later. Het is een geluid dat in onze botten is gaan zitten. We horen het ook als ze niet huilt. In de douche bijvoorbeeld, of in de afzuigkap boven het fornuis. Als ik de douchekraan dichtdraai of de afzuigkap uitzet, is het stil. Het hebben van een baby is anders dan ik me had voorgesteld, maar ik wil daar geen punt van maken. Sterker nog, ik zou me schamen als ik daar een punt van zou maken. We hebben geen huilbaby. Hele dagen ligt Polly te kraaien, te lachen of zwijgend met een grijns om zich heen te kijken. Het lachen is het allerleukste, het kraaien is ook heel leuk omdat het lijkt alsof ze aan het praten is (het heeft iets weg van het Fries, ‘huu hee jaaa’), maar het liefst hebben we dat ze zwijgt. Zoals ze bij Kinderen voor Kinderen zingen: ‘En van mij willen ze stilte. Ze houden mij graag stil.’ Als Polly geluid maakt, hoe vrolijk het ook is, zijn we altijd op onze hoede, het kan zomaar ineens overgaan in gehuil. Als ze stil is, hebben we de illusie dat ze ook stil blijft. Mijn vader is een beste man, hij heeft niets misdaan. Het is ook niet dat hij er anders uitziet dan de andere mensen in haar kleine, overzichtelijke omgeving. Maar bij die anderen is er niets aan de hand, zij krijgen steevast een glimlach. Waarom ze zo op mijn vader reageert, is niet te verklaren. Hij wil ook graag een lach. Ik vind het pijnlijk en zou willen dat het anders was. Gelukkig zijn er sinds kort tekenen van verandering. De laatste keer dat we bij mijn ouders op bezoek waren, bleef de pruillip en het wegkijken uit. Ze lachte nog niet naar opa, maar ze bewoog wel met haar armpjes en beentjes terwijl ze hem aankeek. Mijn vader haalde opgelucht adem. ‘Mijn dag is goed,’ zei hij. Daarmee was mijn dag ook goed. Ik wacht op de dag dat ze naar hem zal lachen. Ik weet dat er dan wel weer iets anders voor in de plaats zal komen dat ik niet had verwacht, maar dat geeft niet. Ze mag geluid maken zo veel als ze wil.
2 notes
·
View notes
Text
Post van Willem Claasen
In deze rubriek lees je de posts van een van onze schrijvers. De komende weken presenteert kersverse vader Willem Claassen zijn Pollygoonjournaal: drie posts gewijd aan zijn dochter Polly. Pollygoonjournaal 2 Ze zit op mijn arm en kijkt met opgetrokken wenkbrauwen om zich heen. Ik kan me dat heel goed voorstellen. Eigenlijk zou iedereen constant met opgetrokken wenkbrauwen moeten rondlopen. Hoe wonderbaarlijk is het dagelijks leven wel niet, om nog maar te zwijgen over het ondagelijks leven. Ik ben drieëndertig en verwonder me telkens weer over de wereld, over details en over de grote zaken die achter die details schuilgaan. Zij is nog geen vijf maanden. Haar verwondering moet immens zijn. Toch is Polly niet echt verwonderd. Ze is eerder nieuwsgierig. Tegelijkertijd neemt ze ook heel veel dingen voor lief. Eigenlijk zou ze als nieuweling in de wereld overal nieuwsgierig naar moeten zijn, maar dat is niet het geval. Het is ook maar de vraag wat ze nu precies wel en niet ziet. Een auto, een computer, een festivalterrein, een kledingzaak, een prullenbak, een lepel. Met opgetrokken wenkbrauwen laat ze overal haar blik op vallen, maar wat registreert ze? ‘Wat je niet ziet, bestaat niet,’ zingen ze bij Kinderen voor Kinderen. ‘Wat je niet ziet, ontgaat je helemaal.’ Mijn zicht is eveneens beperkt. Ik vind Polly de mooiste baby die er bestaat. Als ik naar andere baby’s kijk, zijn ze altijd net iets minder mooi dan zij en soms een heel stuk minder mooi. Maar als ik foto’s van Polly in haar eerste weken bekijk en ik eerlijk tegen mezelf ben, dan vind ik dat ze toen ook niet zo heel mooi was. Het kan zijn dat ze elke dag mooier wordt, het kan ook zijn dat ik als vader gewoon niet goed kan oordelen. Ik zie een meisje van een jaar of vijf op straat en ik denk aan hoe Polly zal zijn over viereneenhalf jaar. Zal ze ook zo dromerig rondlopen? Zou zo’n soort meisje haar vriendinnetje kunnen zijn? Zoals Polly nog nauwelijks iets van de wereld weet, zo weet ik nog nauwelijks iets van haar. Als ik in het donker boven haar ledikantje hang, kijkt ze me strak aan. Ze maakt geen geluid, ze kijkt alleen maar. Ik zou er heel wat voor over hebben om haar gedachten te kunnen lezen. Misschien ziet ze wel scherper dan ik, schiet het ineens door mijn hoofd. Als ze betere ogen heeft dan ik, weet ik al helemaal niet wat ze ziet, laat staan dat ik weet wat ze denkt. Ik doe een stap achteruit en ga op de stoel naast haar bed zitten. Vanaf een afstand kijk ik naar haar en verwonder me.
0 notes
Text
Post van Willem Claassen
In deze rubriek lees je de posts van een van onze schrijvers. De komende weken presenteert kersverse vader Willem Claassen zijn Pollygoonjournaal: drie posts gewijd aan zijn dochter Polly. Pollygoonjournaal 1 In mijn hoofd zitten vijftien kinderliedjes opgeslagen. Ze hebben zich daar blijkbaar al die jaren verborgen gehouden en nu komen ze moeiteloos uit mijn mond, de een na de ander, opnieuw en opnieuw, als een cd op repeat. Ik zing heel wat af en dat vind ik leuk om te doen. Alleen met In de maneschijn heb ik moeite. Het is een populair liedje onder baby’s omdat het lang duurt en omdat het een goede cadans heeft. Bovendien is de tekst voor volwassenen heel makkelijk te onthouden. Ik vind het een zeer vermoeiend liedje. Zeurderig in melodie en de tekst is me te zoet. Maar ik zing het omdat ik merk dat het helpt. Ze luistert, ze slaat niet langer met haar armpjes en ook haar beentjes liggen stil in de wieg. Het zal niet lang duren voor ze in slaap valt. Ik ken veertien andere, leukere liedjes, maar In de maneschijn werkt zonder twijfel het best. De andere liedjes zing ik ook een beetje voor mezelf, In de maneschijn zing ik alleen voor haar. Ondertussen ga ik een stap verder. Van mijn zus kreeg ik de langspeelplaten van Kinderen voor Kinderen die wij thuis vroeger grijs draaiden. Tegen de zin van mijn vriendin in zet ik er elke dag een op. Ze vraagt waarom ik dat doe. Ze zegt dat we daar later waarschijnlijk nog heel vaak naar moeten luisteren, tot vervelens toe, als Polly er vatbaar voor wordt. Ik weet niet precies waarom het me zo aanspreekt. In mijn kindertijd waren het vooral mijn oudere zussen die gek waren op Kinderen voor Kinderen. Ik luisterde mee omdat ik weinig keuze had, al had ik ook een paar persoonlijke favorieten. Nu merk ik dat er heel veel mooie nummers op die platen staan en dat is niet alleen jeugdsentiment. Terwijl de plaat opstaat, lees ik de teksten mee en merk ik hoe goed sommige teksten in elkaar zitten. Scherp geformuleerd, soms verrassend grappig en vaak met een onverwachte diepere laag. Terwijl Polly slaapt op haar kamer, luister ik naar Make-up, een lied waarvan de tekst geschreven is door Lenny Kuhr. ‘Make-up, geef me je make up Nou wil ik ook eens zien, hoe ik er later uit zal zien.’ Ik denk aan Polly en aan hoe snel ze alweer groot zal zijn. Ik denk aan het verglijden van de tijd, aan haar toekomstdromen en aan mijn eigen vergankelijkheid. Ik denk aan hoe we verbonden zijn. De tranen staan in mijn ogen. Ik ben net vijf maanden vader en dit is wat Kinderen voor Kinderen bij me losmaakt. En dan is er nog andere muziek: ’s avonds, uit het kolfapparaat. De pompgeluiden in het strakke ritme zorgen ervoor dat ik allerlei kreten uit de machine meen te horen. ‘Jos-is-gek, Jos-is-gek, Jos-is-gek’. Of, in een sneller tempo: ‘Laat-me, Laat-me, Laat-me’. Ik doe mijn robotmoves en zing mee. Mijn vriendin doet ook suggesties. We luisteren aandachtig en elke keer lijkt het apparaat onze woorden ook echt uit te spugen. Zo gaan we de nacht in, met melk en muziek. Nog even en dan zal ik weer moeizaam uit bed opstaan en naast Polly’s ledikant gaan zitten. Met mijn ogen half dicht en met knallende hoofdpijn zing ik de meest ongeïnspireerde versie van In de maneschijn ooit.
Willem Claassen is schrijver en programmamaker bij Wintertuin. In 2012 debuteerde hij met de roman Park bij uitgeverij De Bezige Bij. In 2013 verscheen zijn verhalenbundel De koe die de Waal over zwom bij uitgeverij Wintertuin.
0 notes
Text
Nieuwe Types: Jaap Robben en Willem Claassen over het literaire debat
In de aanloop naar het festival Nieuwe Types, maken we de balans op: wat is de huidige staat van de literatuur? Deze week kijken we naar het literaire debat. In een interview met de Volkskrant (‘Onze literatuur heeft een vorm van sletvrees’) zei Joost de Vries hierover het volgende:
‘Als je literatuur belangrijk vindt, vind je het ook belangrijk om daar kritisch over na te denken. Ik heb net iets te vaak jonge schrijvers horen klagen dat recensenten allemaal oude mannen van boven de vijftig zijn. Meld je dan verdomme zelf als recensent! Als Maartje Wortel zich met een mooi stuk bij de Volkskrant meldt, is de Volkskrant echt wel geïnteresseerd. Als Philip Huff zich bij de Groene meldt, zijn wij echt wel geïnteresseerd. Jij bent het literaire debat! Maak er iets van. Als je geen zin hebt of bang bent kritisch te zijn, krijg je inderdaad een doodgeslagen debat. Als je niet stemt, mag je ook niet zeiken over de regering.’
We vroegen twee schrijvers – Jaap Robben (Birk) en Willem Claassen (Park, De koe die de waal over zwom) – om op deze uitspraak te reageren. Hoe kijken zij aan tegen het huidige literaire debat? En voelen zij zich als auteurs geroepen om zich hierin te mengen?
Jaap Robben Ik ben een trage denker. Het duurt bij mij te lang voordat ik weet wat ik te zeggen of schrijven heb over een boek. Dan is de discussie allang voorbij en het gevaar is groot dat ik op dat moment niks nieuws te zeggen heb of dat iedereen het allang weer over iets anders heeft.
In dat laatste zit voor mij het grootste probleem, de haast waarmee recensies en artikelen verschijnen direct na het publiceren van een boek. Na drie maanden is het te laat om er nog iets over te schrijven, dan is het boek over zijn uiterste bespreekbaarheidsdatum heen. Daarom pleit ik al een tijd voor een rubriek die ‘Bij nader inzien’ zou kunnen heten. Tekstruimte waar recensenten of auteurs aanvullingen kunnen doen op een eerder verschenen recensie. Bijvoorbeeld een later verkregen inzicht. Of een tegenrecensie (positief of negatief) van een recensent over een al besproken boek. Maar ook ruimte om boeken te bespreken die recensenten onterecht over het hoofd hebt gezien.
Daarnaast ben ik blij dat niet alle schrijvers zich bemoeien met het literaire debat. Om de sfeer van aftrekken in een kringetje te voorkomen. (Allemaal tegelijk over rechts...) En omdat er maar weinig auteurs zijn die werkelijk iets zinnigs te schrijven hebben over andermans boeken. Ieder zijn vak, zeg maar.
Willem Claassen Het muzikale debat
Als Joost de Vries in de Volkskrant tegen jonge schrijvers zegt ‘Jij bent het literaire debat! Maak er iets van’, dan zeg ik ‘nee, ik ben het literaire debat niet, ik ben het muzikale debat, pompediedom’.
Ik wil het literaire debat helemaal niet zijn. Ik ben niet geïnteresseerd in het literaire debat en ik zou ook geen boeiende deelnemer zijn aan het literaire debat, want mijn beschouwende vermogen is simpelweg niet zo goed. Het muzikale debat daarentegen...
Refrein:
Philip klaagt dat recensenten vooral oudere, witte mannen zijn. Christiaan vindt het dom en stom dat de prachtige, aloude bibliotheek verdwijnt. Philip jammert dat de literatuur in gevaar is en dat daar wat aan gedaan moet worden. Hij weet alleen niet zo goed wat. Joost is van mening dat zijn schrijvende leeftijdsgenoten te vaak personages verzinnen die geen relatie hebben, geen baan, geen ambitie en ook nog eens een slechte band met hun ouders. Zo is het in werkelijkheid niet! Philip bekritiseert het internetgebruik van jonge mensen en merkt op dat we te weinig persoonlijke brieven aan elkaar schrijven. Dat dit refrein niet rijmt, zit hem ook niet lekker. Als dit het literaire debat is, dan heeft het een hoog ‘boehoe’-gehalte. Steeds worden dingen betreurd die voorbij zijn. Ik zeg: ze zijn niet voor niets voorbij. En steeds moet het over de generatie gaan, de Generatie Y of Ik die al dan niet te veel met zichzelf bezig zou zijn en al dan niet te weinig geëngageerd is. Waarom gaat het nooit over de verscheidenheid van die generatie? Omdat dat te veel nuanceert. Het levert te weinig vuurwerk op.
Het refrein nog maar eens. 2x.
Geef mij maar wat meer muziek in dat literaire debat. Geen boehoe, maar paadaa! Een betoog waar je iets mee kunt, ook als lezer. Jan van Mersbergen bijvoorbeeld, die het op zijn blog opneemt voor vertaalde literatuur. Of Niels ’t Hooft, die zich in nrc.next afvraagt waarom boeken niet op lezers worden getest zoals films op kijkers en daar vervolgens met zijn eigen roman mee aan de slag gaat. En niet te vergeten Ellen Deckwitz, die elke week in diezelfde next op aanstekelijke wijze uitlegt hoe poëzie werkt.
Ha! Daar hebben we het refrein weer. Kom d’r maar in Philip! 2x
Ik wil het literaire debat niet zijn, ik wil het muzikale debat zijn. Ik wil gewoon schrijven. De rest is opsmuk, bijzaak, aanstellerij en meer van dat soort synoniemen die net niet helemaal kloppen. Laten we een beetje zuinig zijn op onze mening. Er wordt al genoeg met meningen gestrooid. En moeten we per se onze collega-schrijvers de maat nemen? Zo’n literair debat is vooral leuk voor de vakbladen. Is het nodig om dat in de krant te zetten, in het weekblad? Ik zeg: nee, pompediedom. Pats.
Boem.
Tijdens Nieuwe Types gaan we op zoek naar de Staat van het Verhaal en staat drie dagen lang de toekomst van de literatuur centraal. Bekijk de verschillende programmaonderdelen op www.nieuwetypes.nl
1 note
·
View note