#wanneer houd dit akelige gevoel een keer op?
Explore tagged Tumblr posts
worship-my-body · 6 days ago
Text
.
2 notes · View notes
julesjordens · 5 years ago
Text
Brand
“Ik word een eerste keer wakker door het brandalarm. Niet ongevoelig voor de ernst die gepaard gaat met zulk een somtijds nachtelijke maar altijd veel te luide, dringende aangelegenheid, druk ik me toch weinig gehaast recht op mijn polsen. Op de knieën en op de tast zwaai ik mijn hand over de lakens. Ik lig alleen, blijkbaar. Niet dat dat uitzonderlijk is, maar de vaststelling van deze eenzame slaap verzekert mijn geest ervan dat de bizarre en bovendien luidruchtige situatie waarin ik mij bevind wel degelijk geen droombeeld is. Immers, in mijn dromen had ik gerust de minimale moeite gedaan een rossig meisje in mijn bed te fantaseren. De lakens van mijn bed liggen verdraaid en de matras voelt warm. Dit zorgt ervoor dat ik op handen en voeten en te midden van mijn gedachten me even stil houd in gepeins. Door het voortdurend loeiende alarm duurt het me langer om mijn hoofd op orde te brengen. Ofwel heb ik liggen woelen, ofwel is er wel degelijk een meisje naast me geweest deze nacht en is zij opgestaan zodra ze het alarm heeft gehoord. In dat geval heb ik het te betreuren dat ze me niet wakker heeft gemaakt. “Ben je hier nog, meisje?”, zeg ik schor over mijn schouder, de donkere kamer in, nog steeds op handen en voeten. “Waarom heb je me niet wakker gemaakt?” Iets schiet me te binnen: misschien heeft het meisje me wel degelijk wakker gemaakt, maar is ze precies op het moment dat ik wakker werd naar buiten gegaan. “Dat had ik ook gedaan,” zeg ik verlegen en verward tegen de matras, waarna ik mijn scheenbenen langs de bedrand laat glijden. Het is meer een toeval dan een bedoeling dat ik rechtsta. Ik draai me om en voor ik het weet sta ik aan het raam naar buiten te kijken. De stad ligt er geheimzinnig en geruststellend bij. Ik slaap blijkbaar hoog in het hotel. Ik kijk naar beneden. Nergens kan ik rook of vlammen zien. Het alarm van het hotel kan je horen opborrelen in golven van de benedenverdieping langs de muren tot de huizen en de daken naar boven in de dunne lucht. Ik bekijk hoe de straat van het hotel tot ver op de heuvel naar boven krult, akelig en aangenaam. Vooroverleunend in de koelte van de buitentemperatuur, beweeg ik mijn lippen op het ritme van het alarm mee, zoals een kind een ambulance zou imiteren, alleen maak ik geen geluid. Ik zou niet willen dat, in de kleine mogelijkheid dat het meisje nog in de donkere kamer zou staan, zij het verstijfd van angst of ongeduld, ze me een ambulance hoort imiteren. Ze zou denken dat ik ernstige situaties niet met de juiste gravitas benader en dan zou ze niet meer met me willen slapen. Over slapen gesproken, ik trek het verwrongen laken terug over mijn borst, te moe om het te fatsoeneren en sluit mijn ogen resoluut. Ik word een tweede keer wakker van de rook.” (“Waarom ben je terug in slaap gevallen?” onderbreek ik hem. Hij leunt tegen het raam en verplaatst zijn sigaret zenuwachtig van zijn ene hand naar de andere. Hij kijkt me lang aan. Staat recht, brengt zijn sigaret met uitgestrekte arm naar voor, steekt hem als een filmster in zijn mond, haalt hem er terug uit, fronst, leunt terug tegen het raam en gaat verder met vertellen.) “Ik word een tweede keer wakker van de rook. Eerst lig ik een goede tijd op mijn rug het uit te hoesten. Zoals je weet maken twee negatieven een positief. De donkerte van de kamer opgeteld met de bedrukkend donkere rook maken mijn hoofd licht. Elke keer ik knipper heb ik het gevoel dat iemand een flitsfoto van me neemt en me zodoende tegen mijn hoofd schopt. Het maakt het vreselijk moeilijk om op te kunnen staan. Ik verlies mijn evenwicht, en stuimel verward door de kamer. Voor ik het weet sta ik aan het raam. Ik kan zien hoe hoog ik sta. Ik kan zien hoe de straat, dieprood en dimmend naar de heuvel krult: hij is verlicht door gigantische straatlantaarnen, alleen zijn de straatlantaarnen bomen langs de weg die in lichterlaaie staan. Het asfalt kookt van de hitte, ik kan het ruiken. De huizen tegenover mijn hotel zijn geen geheel van verdiepingen meer, het zijn kamers op wankele stokjes geworden, zoals een huttendorp in een knalblauwe zee op een reisbrochure. Alleen staat deze gammele bedoening spookachtig te koken in een zee van vlammen. Het vuur strekt zich uit zo ver ik kan kijken. Bijna tot aan de heuvel en terug. Vol ongeloof raap ik mijn spullen bijeen: een onderbroek, een sok, een jas, een hoed, een andere sok, een broek. Ik schiet in mijn kleren, en besef dat ik niet aan het dromen ben. Ik ben ook nog niet gestopt met hoesten sinds ik wakker werd. Wanneer ik de lamp aan het plafond aanknip, valt het pas op hoe donker de kamer is. Slechts een klein bolletje licht is zichtbaar in de kamer. Het lichtbolletje doet me aan iets denken, maar ik weet niet wat. Ik kan niet goed nadenken. Ik stuif naar de deur en zwaai hem met een ruk open. Ik schrik van het geluid van het rookalarm dat de kamer nu met meer kracht binnenkomt. Het lijkt of iemand in de deuropening is komen staan en uit alle macht is beginnen schreeuwen. Ik word bang, ik moet naar buiten. De noodverlichting in de gang is aangesprongen, en over de muren en het plafond kruipen dikke wolken zwarte rook. Ik zet een stap uit de kamer en buig de gang in. Voor de eerste keer kan ik ook vuur zien, het komt uit alle andere kamers. Ik draai me hoestend om, werp een laatste blik op de lamp in mijn kamer en zeg nog “Babybell”, en met de holte van mijn arm om mijn mond geslagen kuch ik me de gang op. Op het einde van de gang kan ik de branddeur nog net onderscheiden van de muur. Alle deuren van de kamers in de gang staan open en ik kan het niet laten om steeds naar binnen te kijken wanneer ik een kamer voorbij kom gelopen. Ik zie steeds opnieuw dezelfde kamer in brand staan. Hetzelfde bed, hetzelfde nachtkastje, dezelfde gordijnen maar steeds in een ander vuur. Waarom stond mijn kamer niet in brand? Ik stamp de branddeur op het einde van de gang open en spurt gebocheld de metalen brandtrap af naar beneden. Ik kan door het donker van buiten goed naar binnen kijken door de glazen ramen naast de branddeuren. Elke etage van het hotel staat in brand. Ik zie steeds dezelfde gang in brand staan. Dezelfde lampen, tapijten, schilderijen maar opnieuw telkens weer een andere brand. De vlammen komen soms traag uit de kamers, soms schieten ze uit de grond of lijken ze gewichtloos in de lucht te hangen. Ondanks het feit dat ik al buiten ben, voel ik me nog niet veilig. De gangen staan allemaal op instorten, de trap waarschijnlijk ook. Ik moet denken aan de wankele huizen op paalstokken aan de voorkant van het hotel. De huizen rond het hotel staan ook nog steeds in brand en zijn op het puntje van in puin vallen. Het valt me nu pas op dat ik geen andere mensen ben tegengekomen. Vanop de trap valt er ook niemand op straat te zien of horen. Dit besef valt me te binnen samen met honderd andere gedachten terwijl ik me met haast de trap afstort. Waarom stond mijn kamer niet in brand? Als ik op de begane grond ben, loop ik, sprint ik, naar de voorkant van het hotel. Ik zweet van de hitte die me omringt. Het lijkt alsof ik in een cirkel van vernieling sta: als ik naar boven kijken, sta ik recht in het midden van brandende gebouwen. Het lijkt me een goed idee om via de verschroeiende en verrukkelijke straat naar de heuvel te sprinten, aangezien de stad op het punt staat te verdrinken in het vuur. Op de heuvel zullen de andere mensen misschien te vinden zijn. Als ik goed in het midden van de straat blijf lopen, kunnen de verzengende bomen me niet raken en na een tijdje kan ik stoppen met hoesten en proef ik al een eerste hint van koude nachtlucht op mijn lippen. Halverwege de briljante en brandende straat draai ik me om. Ik heb een goed zicht op het hotel. Ik zoek naar mijn kamer en vind hem vrij snel: het is de enige kamer die niet in brand staat. In het open raam staat de schim van een rossig meisje. Ik ben te ver om iets te roepen dat ze nog kan horen, maar ze staat met dodelijke kalmte naar mij te kijken. Toch lijkt ze verward, alsof ze denkt “waarom heb je me niet wakker gemaakt?”.
0 notes