#timmermanszoon
Explore tagged Tumblr posts
rcvandenboogaard · 7 years ago
Text
Opstandigheid als programma
Tumblr media
Als een meeuw op de golven is niet alleen een lijvige (meer dan 700 pagina’s!) maar ook prachtige biografie van Madelon de Keizer over leven en werk van Albert Verwey (1865-1937). Van timmermanszoon tot hoogleraar in Leiden had het ook kunnen heten, want - zoals veel biografieën over die tijd - is het boek mede een bewijs van de enorme maatschappelijke dynamiek aan het eind van de Negentiende Eeuw in Nederland.
Zoals, naar ik vrees, de meeste lezers wist ik van Verwey eigenlijk alleen maar dat hij bij de beweging van Tachtig en hun De Nieuwe Gids betrokken was geweest. Maar biograaf De Keizer geeft evenredig veel aandacht aan de latere fasen van Verwey’s leven, daarbij gebruik makend van - naar ik begrijp - een zeer omvangrijke nalatenschap aan brieven en niet te vergeten de talrijke verzen en andere geschriften die Verwey door zijn persoonlijk wedervaren waren ingegeven.
De Keizer heeft het vele materiaal gegroepeerd in hoofdstukken waarin steeds een betrekking met iemand anders centraal staat: Verwey-Kloos voor wat betreft de Tachtigers bijvoorbeeld. Er valt bijna niet aan te ontkomen dat het ene hoofdstuk op die manier wat boeiender uitvalt dan het andere. Tegenover de relatief wat teleurstellende koppelbehandeling van Verwey vs. Lodewijk van Deyssel bijvoorbeeld, staat een deel over Verwey’s huwelijk met Kitty van Vloten, waarin een prachtig beeld oprijst van een intellectueel gezin rond 1900. Het interessantste hoofdstuk is echter dat over Verwey en zijn betrekking met de Duitse dichter Stefan George, omdat daarin theoretische opvattingen over de dichtkunst de strijd aangaan met patriottisme in de Eerste Wereldoorlog, en iets duidelijk wordt over de grenzen van de autonome kunst.
Met schier eindeloos geduld reconstrueert De Keizer de belevenissen van haar onderwerp - een geduld dat de lezer ook wel enigszins moet hebben om van deze biografie te genieten. Zij legt verbanden en interpreteert, maar het trekken van meer algemene conclusies - de blijvende betekenis van Verwey  nu bijvoorbeeld - zijn kennelijk niet zo haar ding, of ze heeft gemeend dat ze in dit boek niet thuishoorden. Ik hoorde haar in het radioprogramma OVT zeggen dat ze vooral gefascineerd is geweest door de vraag wat de ‘moderniteit’ betekende in de beschreven periode, maar in de biografie gaat zij daar eigenlijk niet op in. 
Wel heeft ze - wellicht spreekt haar verleden als NIOD-onderzoeker hier mee - duidelijk waardering van de manier waarop Verwey na 1933 kritiek leverde op het Nationaal-Socialisme in Duitsland. Nogal discreet gaat zij om met de vraag in hoeverre de intieme verhouding van de jeugdige Albert Verwey met Willem Kloos - deze ‘liefde die vriendschap heette’ - een erotisch of zelfs seksueel karakter droeg. Deze vraag heeft veel inkt doen vloeien, schrijft De Keizer, maar van een biografie van meer 700 pagina’s had je misschien kunnen verwachten dat zulke polemiek er in geschilderd zou worden.
In dit prachtige boek heeft mij eigenlijk maar één ding gestoord - of liever gezegd sterk verwonderd. Het eerste koppel in de biografie is Albert Verwey - Jan Veth en heeft als uitgangspunt het geweldige portret dat Veth in 1885 schilderde van de jonge dichter. Het Rijksmuseum heeft dit werk gelukkig uit het depot van het Stedelijk Museum gehaald en in de nieuwe opstelling van het Rijks siert het nu een van de aan de XIXde eeuw gewijde zalen. 
Ik was er enorm door getroffen toen ik het voor het eerst zag - en toen wist ik nog niet eens wat het was. We zien een overduidelijk recalcitrante jongeman, melkmuil nog bijna, gehuld in een confectiepak dat betere tijden heeft gekend, met een onbeschaamd lelijke neus en een hand nonchalant in de broekzak. Maar het is vooral die blik die indruk maakt: hij, de jongeling, zal ons ouwe zakken wel eens laten zien waarom het gaat in kunst en leven en als we dat niet begrijpen - jammer voor ons.
De Keizer is beduidend minder onder de indruk van dit portret, lijkt het. Het hangt er prominent tussen werk van Breitner, Israels en zelfs Van Gogh, schrijft ze, omdat ‘men’ vond dat het schilderij kon gelden als ‘dé verbeelding van de beweging van Tachtig’. Dat is alleen al niet juist omdat die beweging nogal divers was, en de jongeren die er deel van uitmaakten beter wisten waartegen ze zich afzetten, dan wat ze wilden. 
‘Dé verbeelding’ is natuurlijk een vreemde manier van uitdrukken. (Wie zou dat trouwens gezegd hebben?) Maar verder - sinds wanneer zijn verzet en opstandigheid geen programma meer? Ik stoor mij ook vaak aan dezelfde redenering in boeken en artikelen over de Provo-beweging, of deze dagen over mei 68. Die hadden ook geen eenduidig, duidelijk programma en zijn bovendien voorbij gegaan, en daarom wordt er dan een beetje relativerend en minnetjes over gedaan. 
Ik denk dat dit een denkfout is. Voor betrokkenen, zoals ik in 1966 in Amsterdam als puber was, in ieder geval in de geest, was het programma heel duidelijk: ouwe zakken moeten weg, en plaats maken voor ons, jongeren die als enigen weten wat vrijheid en wat kunst is! Het is precies die mentaliteit, dat vaste voornemen de burgerschrik te zijn, dat Veth in zijn geweldige portret heeft weten te vangen.
En god weet dat er in het duffe Nederland van 1885 heel veel was om je tegen af te zetten - juist omdat in onze beeldhervorming over die periode de nadruk terecht valt op aanzetten van de ‘moderniteit’ als de tachtigers, de moderne arbeidersbeweging, het feminisme etc. hebben we de neiging een beetje te vergeten hoe duf, conservatief, onderdrukkend de Nederlandse cultuur van die jaren wel niet kon zijn. 
Deze laatste opmerking is overigens - ik geef het toe - een beetje oratio pro domo. Want er komt volgende maand een boek van mijn hand uit over de geschiedenis van de Vrije Gemeente in de Negentiende Eeuw - dat waren de ‘moderne’ dominees die 1880 het huidige Paradiso hebben laten neerzetten. Hun initiatief, in 1877, was in het nog zeer kerkelijke Amsterdam van die tijd een sensatie: een kerk van de toekomst waarin kerkelijke conventies en wondergeloof de deur werd uitgedaan en op zondag ook niet-christelijke elementen, zoals Boeddha, een rol zouden spelen. 
Maar toen in diezelfde jaren alras bleek dat godsdienst niet langer een overwegende rol speelde in de moderne wereld - althans niet als aanzet tot moderniteit - werd die Vrije Gemeente - bedoeld als landelijk alternatief voor de Nederlandse Hervormde Kerk - al vlug een clubje van heren die hoofdschuddend naar de wereld keken. Hun moderniteit werd door de ware moderniteit al snel ingehaald.
Het toeval wil dat diezelfde Jan Veth, in 1907, ook een portret heeft geschilderd van de grote man van de Vrije Gemeente in haar eerste decennia: P.H. (’Herman’) Hugenholtz jr. (1834-1911) Ik hoop het nog eens in het echt te zien - het staat bij het Rijks in depot. Het toeval wil ook dat drie Tachtigers - Van Deyssel, Verwey en Kloos - zich over deze Hugenholtz vrolijk hebben gemaakt, als een ouwe zak optima forma, als iemand die weliswaar een gearriveerd man was, maar niet begreep waar het om ging. 
Veth heeft hem afgebeeld op het einde van zijn leven, als een soort wijze Mozes. Ik heb hem in mijn boek een beetje afgestoft, hoop ik - die Vrije Gemeente is zeker niet oninteressant, en tenslotte hebben ouwe zakken ook recht op geschiedschrijving. Maar als je de twee portretten van Veth vergelijkt, is wel duidelijk wie rond 1900 de dynamiek in pacht had. 
Madelon de Keizer: Als een meeuw op de golven. Albert Verwey en zijn tijd. Prometheus 2017
Verschijnt in maart: Raymond van den Boogaard, De religieuze rebellen van de Vrije Gemeente. De vergeten oorsprong van Paradiso. Uitg. Bas Lubberhuizen 2018.
Afbeelding boven: Portret van Albert Verwey door Jan Veth (1885). Afbeelding onder: Portret van P.H. Hugenholtz jr. door Jan Veth (1908). Beide afbeeldingen courtesy Rijksmuseum Amsterdam.
Tumblr media
0 notes