#sprak heel mooi plat trouwens
Explore tagged Tumblr posts
thebugthatruinsyourpicnic · 3 months ago
Text
Vind wel, als Limburger, dat er een zachte g in Het Geluk van Limburg mocht zitten
0 notes
schrijvend · 8 years ago
Text
Alles van waarde is weerloos
Ik fietste de straat in. De sneeuw was al grotendeels weggesmolten, daar onder vandaan verscheen weer een nieuwe wereld. Evi zat achterop, haar haren waren nog nat van de zwemles. Ik voelde haar handen tegen mijn rug. Ze was stil, moe van het zwemmen waarschijnlijk. Het vroor niet meer, maar het waaide hard, waardoor het nog steeds erg koud was. Het verbaasde me altijd weer hoe veerkrachtig kinderen zijn. Het kostte mij heel veel moeite om me door de kou heen te slepen richting het zwembad, maar Evi leek er geen last van te hebben.
Michiel zou het eten al wel klaar hebben staan. De vertrouwde geur van zijn matige kookkunsten drong mijn neus binnen terwijl we de gang instapten. Aardappels, groenten, vlees. Zucht. Hij deed zijn best, dat wist ik wel. ‘Dag lieverds!’ Even vrolijk als altijd. Gelukkig maar. Zo stabiel als Michiel was, was Floris nooit geweest.
’s Avonds, nadat Evi in bed lag, ik de keuken had opgeruimd en mijn mail had bijgewerkt kon ik er niet langer omheen. ‘Michiel’, begon ik. Hij schrok op van het plotselinge doorbreken van de stilte. Ik had nog helemaal niet bedacht hoe ik hem dit ging vertellen, maar ik had zijn naam al uitgesproken voor ik daarover kon nadenken. Alsof ik niet anders kon.
 ***
Hij was weg. Dat was het enige wat ik wist. Hij was weg, en ik wist niet waarheen. Ik kon het me ook nog niet beseffen, maar ik wist wel bijna zeker dat het definitief was dit keer. Ik was naar zijn huis gefietst maar hij was er niet. Ik had tien minuten gewacht, wel honderd keer aangebeld en op het raam geklopt maar ik bleef alleen met vragen achter. Hij liep vaker weg, maar dat was meestal in zijn hoofd.
Ik wist dat het nog steeds niet goed met hem ging, dus ik was wel aardig voorbereid op weer een drama. Al drie dagen was hij onbereikbaar. Ik was ervan uitgegaan dat het de zoveelste onterechte manier van aandacht vragen was. Sinds Koningsdag vorig jaar moest het wel heel erg fout gaan voor ik me echt zorgen begon te maken om Floris.
Niet dat ik niet om hem gaf. Integendeel, ik hield van hem. Maar die liefde sloopte me ook. Vanaf het moment dat ik hem ontmoette wist ik dat ik nooit iemand tegen zou komen die intenser leefde dan hij. Hij genoot heel erg, van een heleboel dingen, maar zijn dalen waren diep en duister.
 ***
Ook al was ik inmiddels het een en ander gewend van Floris, toch waren mijn gedachten niet van hem af te krijgen. Ik wilde niet dat het me bezighield, maar ik kon niet anders. Ik had nu al een week niks gehoord. Langzaamaan begon ik me te beseffen dat het over was. Ik was er kapot van, maar hij was kapotter dan ik, dat wist ik zeker.
 ***
‘Hoi, alles goed?’ Twee blauwe ogen die me uitdagend aankeken. De vraag deed me weer landen in de werkelijkheid. Blijkbaar viel het op dat ik met mijn hoofd ergens anders zat. ‘Ehm, ja hoor.’ Ik wist niet zo goed of ik hier wel of geen zin in had. Hij zag er best oké uit, maar ik had weinig zin in sociaal wenselijke gesprekken en bovendien stond de muziek eigenlijk te hard voor een zinnig gesprek. Mijn beste vrienden waren hier. Waarom kon ik dan niet gewoon een gesprek met hen hebben? Waarom kon ik niet lachen om hun grappen?
Voor ik het wist waren we heel wat uur, en bier, verder. Floris heette hij. Ik voelde hoe de rest naar ons keek maar ik probeerde er zo min mogelijk op te letten. Floris was zo’n jongen met wie je één avond heel leuk kon praten en daarna nooit meer tegen zou komen. Zo’n type dat altijd op zoek is naar een bijzonder gesprek. Waarom sprak hij dan juist mij aan?
Het was anders gelopen dan ik verwacht had. Hij had om mijn nummer gevraagd, maar we hadden na die ene avond niet meer echt contact gehad. Tot hij ineens vroeg of ik wat te doen had vanavond. Dat had ik niet. Dus nu zaten we op het terras, een week na onze eerste ontmoeting. Ik vond hem interessant, maar wist niet zeker of dat positief of negatief was. Hij was net een paar maanden terug van de reis die hij gemaakt had nadat hij z’n bachelor filosofie afgerond had. Een wandelend cliché, eigenlijk. Lang, blond en ook nu weer die blik in zijn ogen alsof hij het nét iets bewuster probeerde te leven dan de rest. Bah.
Maar Floris was niet zweverig, niet iemand die vertrok om naar ‘iets’ op zoek te gaan. Tegenwoordig stampt bijna de helft van alle jonge rijke westerlingen Azië plat, als tieners die voor het eerst op Lowlands zijn, alleen dan ineens gedragen ze zich zogenaamd bewust en volwassen. Ik irriteerde me mateloos aan die schijnheiligheid. Wat is het toch dat al die jonge mensen hopen te vinden in Thaise tempels en Vietnamese rijstvelden. ‘Ik ben niet gaan reizen om mezelf te vinden ofzo hoor, daar geloof ik niet zo in,’ zei hij, alsof hij doorhad dat hij zich moest verdedigen. Hij wilde gewoon graag weg, dat was alles. Daar zal vast wel meer achter zitten, dacht ik.
Hij wilde dit keer geen bier, hij wilde nuchter zijn. Oh wat ontzettend bewust van hem. Hij was best grappig eigenlijk, vooral omdat hij niet zijn best deed. Hij praatte met me alsof hij me al kende, en hij leek zich niet te storen aan mijn terughoudendheid. ‘Ik ben trouwens verliefd op je geloof ik,’ zei hij ineens. Ik schrok. Hij had niet eens alcohol gedronken en toch liet hij zich niet weerhouden om zoiets kwetsbaars te zeggen. Ik had al wel in de gaten dat hij nogal spontaan en impulsief was, maar dit was wel heel enthousiast. Hij nam in ieder geval geen blad voor zijn mond ‘Je weet niet wat je zegt,’ lachte ik. ‘Maar ik weet wel wat ik voel,’ reageerde hij.
 ***
Koningsdag. Floris en ik waren bijna twee jaar samen nu. Of ja, samen.. Dat lieten we altijd maar een beetje in het midden. Zijn impulsieve karakter en mijn voorzichtigheid zaten een stabiele relatie nogal in de weg. Het was gedoe, maar ik vond het prima zo. Ik wilde doen alsof ik zorgeloos in het leven stond, juist ook vanwege Floris.
Hij kon het goed vinden met mijn vrienden, ze vroegen me vaak hoe het nou precies zat tussen ons en maakten grappen over de onzekere staat van onze relatie. Als hij er was, was het goed, maar als hij er niet was, werd hij ook niet gemist. Wanneer het niet goed ging tussen Floris en mij kon ik wel altijd bij hen terecht, maar dat was meer omdat zij zich daartoe verplicht voelden leek het.
Zij waren beter in het volwassen worden dan ik. Ze studeerden af, kochten huizen, gingen samen wonen, kregen banen met contracten. Ik bleef maar wat klungelen, mijn studie liep al behoorlijk uit door het tussenjaar dat ik genomen had. Ik voelde een soort drang om mijn jeugd zo lang mogelijk op te rekken, maar ik voelde me daar erg alleen in. Soms voelde ik me een mislukkeling, ik liet mezelf in de illusie van het nooit volwassen worden. Maar ik was ook trots, ik lééfde tenminste. Ik had het idee dat ik dat wel aardig kon.
Nu ging het goed tussen ons, dus Floris vierde Koningsdag met ons mee. Er hing iets van verwachting in de lucht. Het was mooi weer. Al het oranje stak fel af tegen de strakblauwe hemel. Hij haalde me thuis op. ‘Voor mijn koningin!’ riep hij van onder mijn balkon, terwijl hij een plastic kroon triomfantelijk omhoog hield.
Het was natuurlijk hartstikke druk in de stad. Ik had altijd moeite met zulke feestdagen. Altijd die vraag of je wel op de beste plek was op het juiste moment. Of er niet iets leukers was waar je op dat moment eigenlijk zou moeten zijn. Leven in het moment was voor mij een leugen. Floris had daar een stuk minder moeite mee, hij kon wel helemaal opgaan in zijn beleving. Of hij bleef gewoon geloven in die leugen.
We besloten ergens wat te gaan eten toen Floris ineens zei dat hij naar huis wilde gaan. Frustratie. Ik vroeg of hij wilde dat ik mee zou gaan. Hij verzekerde me dat dat niet nodig was. Hij voelde zich niet lekker, zei hij. Hij wist dat ik daar doorheen keek, en ik wist dat hij dat wist. Dat was ook een leugen, eentje waar we allebei niet in geloofden, hoe graag we ook zouden willen. Voor ik het wist was hij vertrokken.
Floris was depressief. Punt. Dat was geen leugen, en vaak moeilijk te geloven. Ik deed mijn best om het niet geloven. Vooral vandaag. Ik wilde gewoon één dag een normaal stel zijn. Eén dag niet denken aan zijn ziekte. Ik was er klaar mee, en hij ook, maar hij kon er niet van weglopen zoals ik dat wel kon. Maar nu was hij degene die was weggelopen.
Ook al wilde ik nog zo graag, ik kon hem niet loslaten. De volgende dag ging ik bij hem langs. Hij had niet gereageerd op mijn berichten en nam zijn telefoon niet op, dus ik wist precies hoe laat het was. Ik belde aan en zijn huisgenoot deed open. Hij had Floris sinds gisterochtend ook niet meer gezien. Als hij maar wel thuis was. De deur van zijn kamer zat op slot maar ik wist dat er ergens een reservesleutel moest liggen.
Zal ik het doen? Wat als er niks aan de hand is en hij gewoon nog ligt te slapen? Dan werd hij vast boos en kon ik gelijk weer vertrekken. Eigenlijk had ik juist wel zin in ruzie. Vooral na gister, nadat er zoveel onuitgesproken was. De sleutel bleek in een keukenla te liggen. Ik stak hem in de het slot en voelde opeens een golf van angst om mijn hart slaan. Wat stom, hij was degene die bang moest zijn, niet ik. Ik stapte de kamer binnen. Zijn bed was leeg. Ik schrok niet eens maar ik voelde wel dat er iets niet klopte. Waarom maakte ik me toch zo druk om hem? Hij leert nooit voor zichzelf zorgen als ik altijd maar achter hem aan blijf rennen. De angst mengde zich nu met boosheid, ik voelde hoe het bloed sneller door mijn aderen begon te stromen. Ik wilde geconfronteerd worden. Ik wilde hem confronteren. Ik keek de kamer rond en schrok – dus toch – toen ik zag dat hij in zijn stoel zat, zijn hoofd opzij, tegen de leuning aan. Ik probeerde hem wakker te maken maar dat lukte niet. Toen zag ik de lege flessen drank op de grond naast hem. Hij was niet meer bij bewustzijn.
In het ziekenhuis konden we allebei alleen maar huilen. Zijn pijn werd hem langzaamaan teveel.
 ***
Uiteindelijk zijn we allemaal bezig met het breken en helen van ons hart. We zoeken naar dat wat we de moeite waard vinden om onze leegtes mee te vullen, en vervolgens laten we het toe om ons te breken. Het is de enige zekerheid die we hebben, dat we zullen breken. We kunnen tenslotte niet helen voor we gebroken worden.  We zijn niet gemaakt om heel te zijn, we zijn weerloos, grijpen hopeloos verdwaald om ons heen, zoekend naar de juiste inhoud. Volg je hart is het slechtste advies dat je kunt krijgen. Je hart is bedrieglijk, onnavolgbaar, en het breken ervan onontkoombaar.
We verzachten de pijnlijke breuken, met alcohol, met suiker, mooie kleren, koffie, internet, met reizen, feesten, vrienden, liefdes, kunst. Het is alleen nooit genoeg. Het is nooit genoeg en het is altijd teveel. Het leven overweldigd ons, en hoe harder we ertegen vechten, hoe zwaarder het wordt. Het is de paradox van ons menselijk bestaan, een onvermijdelijk stuk gaan.
 ***
Eindelijk kon ik even rustig zitten en verder werken aan de presentatie die ik morgen moest geven, maar uiteraard ging juist op dat moment mijn telefoon. ‘Hallo Emma, met Joost. De broer van Floris. Ehm, sorry, ik kon alleen dit nummer van je vinden.’ Ik was even stil. De broer van Floris. Nadat Floris van de aardbodem verdwenen was had ik nog een paar keer contact gehad met zijn familie, maar de laatste keer dat ik hen gesproken had was al jaren geleden. ‘Hoi Joost.’ ‘We hebben nieuws, over Floris. Heb je tijd om binnenkort een keer koffie te drinken?’ Zijn stem was precies die van Floris. Ineens was ik weer jaren terug in de tijd.
Twee dagen later zat ik tegenover Joost. Ik moest denken aan de eerste keer dat ik zo met Floris gezeten had. Ik moest moeite doen om mijn tranen weg te slikken. Hoe hij me toen de liefde verklaard had, nadat we elkaar welgeteld een paar uur gesproken hadden. Een gevoel van heimwee overviel me. Het was me niet gelukt om voor altijd jong te blijven. Ondanks dat voelde het gesprek met Joost vertrouwd, ook al probeerde ik afstand te bewaren. Ik was volwassen, dus ik moest sterk zijn.
Joost vertelde me dat Floris was teruggegaan naar Australië. Daar had hij nog minimaal twee weken rondgereisd. Waarschijnlijk is hij in de buurt van het laatste adres waar hij gelogeerd heeft van een rots gesprongen.
Natuurlijk wist ik dat hij dood was. Dat kon haast niet anders. Toch leek het wel alsof hij nu landde, hier naast mij, naast Joost, middenin deze stomme koffietent. Alsof hij jarenlang zweefde boven de afgrond en nu zijn plek weer gevonden had.
 ***
Michiel had natuurlijk allang gezien dat het niet goed met me ging. Ik begon te huilen. Ik had niet verteld over mijn afspraak met Joost, stom van me, maar Michiel begreep het wel geloof ik. Ik vertelde hem koeltjes wat ik van Joost gehoord had. Ik hoorde het mezelf zeggen, alsof het me niks deed. Het was te groot om te voelen. Michiel sloeg zijn armen om me heen en was stil.
De breuk die Floris in mijn hart had achtergelaten was niet te helen, maar dat gaf niet. Floris had zichzelf ook willen helen, maar in plaats daarvan brak hij definitief.
Ik wist nu zeker dat het niet anders had kunnen gaan. Zijn destructie was een keuze. Een verkeerde keuze, maar wel zijn eigen keuze. En hij was heel nu, de sporen die hij op mij had achtergelaten waren onuitwisbaar. Zijn levenslust, die er zeker ook geweest was, was onverwoestbaar. Zijn liefde was puur. Floris was heel geworden in dat wat hij had nagelaten.
1 note · View note