#rechtsfilosofie
Explore tagged Tumblr posts
strafrecht-met-maureen · 11 days ago
Text
Tumblr media
Wegens opkomende tentamens en deadlines zal ik de komende paar weken even geen blogs kunnen posten, maar hopelijk ben ik over 1,5-2 maanden weer terug met nieuwe rechtsfilosofische blogs en strafrechtelijke stukken!
1 note · View note
aboutlegal-nl · 6 years ago
Link
0 notes
windsofchangeeu · 10 years ago
Text
Tina Turner vs Pheadrus on Love
Symposium is a dialogue between Apollodorus, who agrees to tell an unnamed companion the famous tale of the party held in honor of Agathon to celebrate the success of his first tragedy. The guests who attended this party were the young Pheadrus, Agathon and his life-partner Pausianas, a doctor named Eryximmachus, Socrates, Aristodemus and the comedic playwright Aristophanes.
During the course of the party, it is decided that each guest is to make a fine speech to praise love. This is decided, because Eryximachus had heard Pheadrus lament that the poets all compose songs to praise all the gods, but love.
Pheadrus starts the round of speeches and asserts that both gods and humans see love as something great and amazing, for many different reasons. Love is the oldest god and has no parents. According to Hesiod, Chaos came into existence first, then Earth and then Love. Acusilas, a collector of myths and Parmenides, a philosopher, both agree that Love is amongst the oldest of the gods.  Pheadrus suggests, that, as the oldest, Love is the source of all the greatest benefits. There isn’t a young man who cannot benefit from a good lover and no lover can derive a greater benefit than from a young loved one. These relationships instill stronger guidance in men toward leading good lives, more so than family, state, money, or anything else. Specifically, love teaches us shame in acting disgracefully and pride in acting well. The shame we feel when being caught acting shamefully is worse when one is caught by a partner, rather than by a parent or a friend. Pheadrus goes on to advocate, that an army of lovers and loved ones only would be unmatchable, since they would rather die than show cowardice in front of their partner, causing them to constantly strive for the greater honor. 
Pheadrus recalls the story of Alcestis, who was willing to die for her husband Admetus. Apollo told Admetus that he was to die, unless he found someone to die in his place. Not even his parents were willing to take that responsibility, but his wife, Alcestis did. This impressed the gods so much, that they rewarded her by bringing her back to life.  In comparison, Pheadrus states, Orpheus did not have the courage to die for his love, Eurydice, but descended into Hades while still alive. This resulted in him coming back without his love and being killed by the Maenads. Achilles, was the loved one of the older Patroclus, who was killed by Hector. There was a prophecy that Achilles would die, if he pursued Hector, in order to kill him. However, Achilles still hunted down Hector and killed the man that killed his lover. Since he showed great courage in accepting the possibility of death in order to avenge his lover, so the gods sent him to the island of the blessed after his death.
Hence, so Pheadrus concludes, Love is the most ancient and most honored gods, and most capable of ensuring happiness and courage, in this life as well as the next.
The 1984 pop hit, What’s love got to do with it, is about Tina Turner is trying to convince a man, and herself, that her inability to control herself at his touch and her confusion are just chemical reactions, having nothing to do with love. She is trying to convince him, that even though it looks like love and she thinks that it may be love, it can’t be, because she knows better. Tina Turner states that love is a simple, old fashioned notion. The song seems to state that she has learned the lesson about letting her heart lead her anywhere, causing her trouble and pain, so this is just physical.
Tina Turner’s song suggests that the chemical reaction is the firsthand emotion that one feels and that love is something that is derived from that chemical reaction, it’s what we choose to call it when the chemical reactions keep happening in connection with the same person. So people should not lose sight of this and not label these simple chemical, bodily reactions as love.
Ms. Turner also states, that love only leads to being hurt. She sings “who needs a heart, when a heart can be broken?”, implying that love only leads to being hurt emotionally.
Tina Turner differs in her opinion of love with Pheadrus, since she believes that love is simply what we call long-term chemical reactions. They are the first emotions we feel, love is simply derived from that. She further states that love will only lead to being hurt emotionally. Meanwhile, Pheadrus holds love in a higher regard, stating that it causes happiness and inspires courage and leads to people making the right choices in order to avoid feeling shameful. Pheadrus’s point of view is far more optimistic, than Tina Turner’s point of view, which is more aimed at the idea that love is simply what we choose to call a continued series of chemical reactions.  
0 notes
denater · 13 years ago
Text
Andreas Kinneging en zijn inhoud
#dewaan #kinneging #rechtsfilosofie Eén van mijn ochtendrituelen is het kijken naar de televisie, terwijl ik wat eten nuttig. Deze keer was de herhaling van De Waan van de Dag van de dag ervoor op TV. Dat is een programma over journalistiek en naar aanleiding van het akkefietje met John Leerdam was Andreas Kinneging uitgenodigd. Het ging uiteraard ook over zijn uitspraken met betrekking tot het binnenhof. Mijn ergernis begint al meteen ergens aan het begin van de uitzending. Kinneging maakt een generaliserende opmerking, waarop Harm Tasselaar als volgt reageert: ‘Je generaliseert nu al’ Kinneging: ‘Dat mag heh’ Nee, generaliseren mag niet. Dit behoort een hoogleraar rechtsfilosofie te weten, zou je denken. Overhaaste generalisatie behoort tot de drogredeneringen en de definitie van een drogreden luidt als volgt: ‘redenering die juist lijkt maar het niet is’ (uit: http://www.woorden.org/woord/drogreden) Dat lijkt me toch redelijk helder. Een drogredenering is per definitie fout en derhalve is een generalisatie fout en mag het dus niet. Een 'goed' begin dus voor onze hoogleraar rechtsfilosofie, maar gelukkig volgt er nog meer. Tijdens de uitzending hamert Kinneging telkens maar weer op de inhoud van de journalistiek. Deze is er volgens hem niet. 'De meeste journalisten hebben geen inhoud,' aldus Kinneging. Natuurlijk gaat de eerder genoemde Tasselaar hier op in door te stellen dat bij RTL Z wel journalistiek van niveau is. Kinneging is echter van mening dat RTL Z ook enorm oppervlakkig is en dat journalisten mensen behandelen als kleuters. Bij deze uitspraak kan je ervan uitgaan dat alle mensen worden bedoeld, maar dat is niet geheel juist, want je kan niet schrijven voor een groot publiek. Waarom niet? Hebben we inderdaad te maken met kleuters die nergens iets van begrijpen? In dat geval is het toch helemaal juist van die journalisten om mensen als kleuters te behandelen? Het punt van onze hoogleraar rechtsfilosofie, ik benadruk het nog maar eens, ontgaat me even... Vervolgens gaat het programma over Leerdam, waarna het volgende gesprek plaatsvindt: Kinneging: Is het je taak als journalist om grappen uit te halen? Polak: Is het een journalist? Kinneging: Hij heeft een microfoon bij zich en stelt zogenaamd een inhoudelijke vraag, dus een journalist Tasselaar: Het is toch geen journalist, die jongen heeft een caberet-achtige rol en het was zeer relevant wat hij deed! In dit gesprek zou ik de punten toch toeschuiven naar Kinneging, maar wijselijk besluit hij om er dan maar omheen te draaien. Hij vraagt zich namelijk af of dit soort jongens op het binnenhof zouden moeten komen, de ja of de neen. Hij stelt vervolgens dat 'we' (merkt u wederom de generalisatie op) graag serieuze politiek en bijbehorende serieuze journalisten willen. Hij stelt dat we beter een voorbeeld kunnen nemen aan het buitenland, want natuurlijk is het buitenland beter. Een voorbeeld: In het buitenland zou iemand niet kunnen vragen of je nog geneukt hebt Althans, dat denkt Kinneging. In het buitenland hebben we natuurlijk ook niet zoiets als de lullo's. Afijn, zo'n vraag zou natuurlijk nooit in het hoofd van de journalisten uit het buitenland te binnen schieten. Niet in het buitenland in ieder geval. Op de vraag hoe Kinneging dit weet, antwoord hij als volgt: Nou, dat weet ik heel goed, omdat ik iets van die landen weet en iets van die journalistiek weet en u trouwens ook, u weet dat ook. (richting Polak) Polak: Nee, ik weet het eerlijk gezegd niet. Ik benadruk nog maar eens dat Kinneging een rechtsfilosoof is en nog hoogleraar ook... 'en u weet dat ook' is wederom een drogredenering. Het is woorden in de mond van een ander leggen en dat hoort niet. Het zoveelste argumentatieschema waarbij een drogredenatie om de hoek komt kijken. Ik vraag me bijna af op welke school hij heeft leren redeneren, school van de Journalistiek misschien? Of niet, want daar heeft hij blijkbaar geen hoge pet van op, zo blijkt uit het volgende deel van het gesprek: Kinneging: Heel veel journalisten komen uit de school van Journalistiek, we hebben nu die kwestie Windesheim gehad, school van Journalistiek, maar er is er één in Tilburg, er is er één in Utrecht et cetera. Wij weten allemaal dat de kwaliteit van Windesheim geëvenaard wordt door die van Tilburg en Utrecht en andere scholen van Journalistiek. Tasselaar: Ik weet het niet, jij zegt het Kinneging: Goed, ik zeg het, maar als je nu eens kijkt naar die engelse journalistiek, naar de kwaliteit van de kranten, bijvoorbeeld The Guardian, The Economist of The Times, Tasselaar: Zijn er een paar heh, meeste journalisten zitten echt bij die tabloids Kinneging: Tabloids interesseren mij niet, het gaat mij om de politiek en de politiek moet inhoudelijk en serieus zijn, dus die worden niet bediend door de Tabloids, maar die worden door de serieuze journalistiek bediend. Waar komen die vandaan, die journalisten? Van Oxford of Cambridge, dus die zijn slim, goed opgeleid en dat leidt tot goede journalistiek en dat leidt weer tot goede politiek. Waarom ben je meteen slim en goed opgeleid als je op Oxford of Cambridge hebt gestudeerd? Naar mijn weten zegt studeren aan een of andere universiteit niets over de mate van slimheid. Kinneging schijnt ook cum laude te zijn geslaagd en uit dit gesprek blijkt toch maar weer dat hij, ondanks zijn hoogleraarschap rechtsfilosofie, niet met drogredeneringen weet om te gaan (wat toch wel een essentieel onderdeel is van de opleiding filosofie). Goed, dit is dan een aanval op de persoon, wat natuurlijk zeer gemakkelijk is, dus laten we ons nu concentreren op de inhoud. Dat is wat Kinneging wilt, concentratie op de inhoud. Dit geluid heb ik wel vaker gehoord. Neem bijvoorbeeld onze goede vriend Maarten van Rossem, die van mening is dat factfree politics (politiek zonder inhoud) de samenleving niet goed doen. Hij scoorde dan ook zeer goed toen hij een oudejaarsconference hield over feiten. Tijdens zijn laatste lezing over de kredietcrisis krijgt hij (op 1:56:00) bovendien een vraag over de media. De steller van de vraag is net als Kinneging, maar ook net als van Rossem teleurgesteld in de media en de inhoud ervan, zijn (=Maarten) advies: kijk niet. De inhoudsloze media is niet gemaakt voor de intellectueel, maar voor de massa. Het is dan ook niet voor niets massamedia. Kennelijk is inhoud niet wat de massa wilt, dus is het ook zinloos om van de media te vragen om voor inhoud te zorgen: men (de massa) kijkt toch niet of begrijpt het niet. Uitgaande van het feit dat media (en dan met name de televisie) er is voor de massa en dat politiek er ook is voor de massa (democratie gaat uit van een meerderheid en de meerderheid is gelijk aan de massa) en concluderende dat de massa geen (of niet zoveel) inhoud hoeft, is het vreemd om te stellen dat er meer inhoud in de media moet komen, maar is het ook vreemd om van de politiek meer inhoud te vragen. Kortom: roepen om inhoud is zinloos. Daarbij is het maar de vraag of inhoudelijke journalistiek ook daadwerkelijk leidt tot een inhoudelijke politiek, want als er één land is dat absoluut niet door middel van inhoud propagandeert, dan is het wel de VS. Toevallig was de VS juist één van de voorbeelden van Kinneging als het gaat om die buitenlandse jounalistiek (en dus politiek) die zoveel beter zou zijn... Ten slotte wil ik dan nog even noemen dat ik het een schande vind dat een hoogleraar rechtsfilosofie met zo'n slecht inhoudelijk betoog komt voor de inhoud. Geef dan in ieder geval het goede voorbeeld door zelf met een goed inhoudelijk betoog te komen, maar kom niet aanzetten met een betoog dat vol zit met drogredenaties en andere fouten.
0 notes
strafrecht-met-maureen · 17 days ago
Text
Rousseau had een visie, Rawls heeft een plan
Rechtsfilosofie voor beginners: Afl. 01
Jean-Jacques Rousseau en John Rawls zijn twee goede voorbeelden van filosofen die wel het beste met de maatschappij voor hebben, maar het allebei net niet helemaal zijn. Bij beide van hun theorieën mist er net iets en bovendien zien veel mensen vaak over het hoofd dat zij elkaar perfect aanvullen. Zij kunnen in feite niet zonder elkaar bestaan en hieronder zal worden uitgelegd waarom.
Rousseau en idealisme Om volledig te kunnen begrijpen waarom Rousseau de maatschappij wil zien floreren, dienen we eerst te kijken naar zijn visie op het inrichten hiervan. Hiermee geeft hij vooral kritiek op Thomas Hobbes en John Locke. Waar Hobbes het sociale contract ziet als een overeenkomst tussen mensen om beschermd onder een soevereine vorst te leven die boven de wet staat, beschouwt Rousseau dit meer als een situatie waarin een klein aantal machtshebbers de mensheid onderverdeelt in kudden vee om te hoeden en uiteindelijk te verslinden.[1] Locke noemt hij daarnaast een grote bedrieger, wat betreft Locke zijn visie op eigendomsrecht. De mensheid zou namelijk een hoop oorlog en ellende bespaard geweest blijven als er binnen de geschiedenis niet zoveel nadruk gelegd zijn op persoonlijk eigendom en hoe dat vergaard moest worden. Tenminste, als de maatschappij zich herinnerd had dat de aarde en haar vruchten van iedereen die het bewoont zijn.[2] Uiteindelijk zijn het altijd de rijken en machtigen die de rest van de maatschappij proberen te overtuigen dat niemand veilig kan zijn in een natuurtoestand, waarin iedereen oorlog voert met en tegen elkaar. De civiele toestand, hoe ongelijk alle natuurlijke vruchten van de aarde daar ook in verdeeld worden zou volgens hen veel meer rechtszekerheid bieden binnen een samenleving.[3]
De realiteit is echter dat de civiele toestand de rijken nog meer macht gaven, omdat zij door de eeuwen heen altijd degenen waren die de wet bepaalden. Hierdoor werd eigendom en ongelijkheid vastgelegd in hun voordeel en de natuurlijke vrijheid van ieder mens voor goed vernietigd, volgens Rousseau. Deze toestand onderwierp voortaan de gehele maatschappij aan arbeid en dienstbaarheid aan wie er tijdens een bepaalde periode dan ook regeerde.[4] Rousseau zijn theorie wordt vaak onder het socialisme geschaard, omdat zijn kritiek op een theorie, die vooral materiële ongelijkheid en hebberigheid veroorzaakt, hiermee overeenkomt.[5] Het is echter logischer om hem een idealist te noemen, aangezien enkel zijn kritiek op Hobbes en Locke niet per se een manier beschrijft van hoe het wel geregeld zou moeten zijn binnen de maatschappij. Voor een concrete beschrijving zouden we naar de theorie van Rawls moeten kijken.
Rawls zijn principes van rechtvaardigheid John Rawls baseert zijn ideale maatschappij op drie principes van rechtvaardigheid. Als eerste beschrijft hij het “liberty principle”. Volgens dit principe heeft iedereen gelijke rechten en vrijheden waar het rechtssysteem binnen een samenleving overeen moet komen. Hij doelt hier vooral op het feit dat iedereen klassieke grondrechten heeft en dat discriminatie tegen gegaan dient te worden.[6]
Daarnaast bestaat er ook nog het “difference principle”. Volgens dit principe horen sociale en economische ongelijkheden door de overheid zo geregeld te zijn dat iedereen daar een redelijk voordeel bij heeft. Rawls is dan ook een voorstander van een vergaand sociaal vangnet dat iedereen in zijn eerste levensbehoeften (voedsel, een huis, etc.) voorziet.[7]
Als laatste spreekt Rawls van het “equal opportunity principle”, waarbij sociale en ecomische ongelijkheden zo geregeld zijn dat een ieder alsnog gelijke kansen heeft om de sociale ladder te beklimmen. Vooral ambtelijke posities moeten voor iedereen open kunnen staan onder deze voorwaarde.[8] Het is van uiterst belang dat ieders basisrechten gegarandeerd zijn en niemand een schending hiervan kan rechtvaardigen, noch compenseren doormiddel van de sociale en economische voorsprongen van een ander. Dit noemt Rawls “priority of liberty”.[9]
Een vaak genoemd argument tegen het implementeren van de principes van rechtvaardigheid binnen een samenleving is dat mensen daardoor niet meer aan zelfontplooiing zullen doen.[10] Dit is pure onzin. Het is juist ongelijkheid en het gebrek aan vervulling van eerste levensbehoeften, die ons daar in de eerste plaats van weerhoudt, niet de voorziening van deze behoeften die ons hier uiteindelijk te lui voor zou maken. De mens wil namelijk altijd meer.[11] In negatieve zin wordt dit geuit door wat Rousseau beschrijft als rijke machtshebbers, die telkens maar weer nieuwe wetten maken om zoveel mogelijk weg te graaien bij de normale mens. Het meest simpele voorbeeld daarvan is het hyperkapitalistische systeem waar we momenteel onder leven en waarin de term “graaiflatie” niet onbekend is bij de meeste mensen.[12] Aan de andere kant is het ook zo dat de mens in positieve zin steeds meer wil. Iedereen heeft passies, hobby’s en/of een diep verlangen naar kennis en dit kan enkel vervuld worden door zelfontplooiing. Als we echter naar Maslow’s pyramide van behoeften kijken, zien we al heel snel dat zelfontplooiing helemaal bovenaan de top staat. Dit betekent dat niemand daaraantoe komt als zijn of haar basisbehoeften en -rechten niet vervuld worden.[13]
De sluier van onwetendheid opzetten Dus hoe komen we dan uiteindelijk bij een maatschappij die de bovenstaande behoeften en rechten vervult? En hoe kunnen we de bovenstaande principes van rechtvaardigheid in de eerste plaats handhaven binnen een beschaafde maatschappij? Volgens Rawls is dat heel simpel uitgelegd aan de hand van het concept van de sluier van onwetendheid. Je dient een maatschappij namelijk vorm te geven vanuit het perspectief dat je nog niet weet welke positie je in die maatschappij hebt, noch welke karaktereigenschappen je bezit. Alleen op die manier zal alles rechtvaardig en eerlijk verlopen binnen de maatschappij, omdat niemand het risico zal nemen een ongelijke maatschappij te creëren als zij niet weten of ze onderaan de figuurlijke voedselketen terecht komen.[14]
Critici van Rawls zullen hierover speculeren dat het onmogelijk is om jezelf apart te zien van de identiteit die je nu al hebt.[15] En voor sommige onempathische en overgeprivileerde individuën binnen onze samenleving zou dat ook inderdaad het geval zijn, maar de gemiddelde mens weet dat het opzetten van deze sluier op een gegeven moment geen keuze meer is. De oogkleppen, die mensen namelijk vaak opzetten, om maar niet geconfronteerd hoeven te worden met alle armoede en ellende in de wereld (en daarmee de plicht die sluier van onwetendheid op te zetten), worden er negen van de tien keer net zo makkelijk af geslagen door minderheden, die o.a. burgerlijke ongehoorzaamheid uitvoeren. Denk hierbij aan wat protestbewegingen als de suffragettes of Martin Luther King en zijn volgers bereikt hebben.[16][17] Tenminste, zo hoort het te werken binnen een democratische samenleving. Onder normale omstandigheden is er namelijk geen plaats voor onrechtmatigheden en onrechtvaardigheden binnen een rechtssysteem. Wetten die onrechtmatig of onrechtvaardig zijn, kunnen dan ook niet worden afgedwongen. Minderheden binnen zo’n samenleving zijn in dat geval dan ook gerechtigd de status quo te verstoren, zodat er weer sprake is van een rechtvaardige en rechtmatige situatie. Dit doen zij doormiddel van burgerlijke ongehoorzaamheid.[18] Kenmerken hiervan zijn dat het een illegale, publieke handeling betreft, waarmee een beroep wordt gedaan op gedeelde principes van rechtvaardigheid. Deze handeling is gewetensvol, geweldloos en trouw aan de constitutie. Hoewel er in een niet-democratische samenleving waarbinnen mensenrechten geschonden worden niet altijd aan alle vereisten hoeft te worden voldaan.[19] Gustav Radbruch stelt hier zelfs over dat je in een onrechtvaardige dictatuur de wet zelfs wel zou moeten overtreden of geweld zou moeten gebruiken als je rechtvaardig wil handelen in bepaalde situaties.[20] Denk hierbij aan het bedrijf Leica dat voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog een zogenoemde “vrijheidstrein” liet rijden om joden te laten ontsnappen aan het nazi regime.[21]
Toch weer terug naar Rousseau Dit brengt ons weer terug naar Rousseau, want let’s face it, een plan kan niet worden uitgevoerd wanneer we zicht verliezen op de visie die ons hier intrinsiek toe motiveert. Deze visie legt Rousseau uit aan de hand van “volonté génerale” (de algemene wil) tegenover “volonté de tous” (de wil van allen). De mens streeft namelijk altijd het goede na, maar ziet het niet altijd. De wil van allen beoogt het privébelang en is slechts de som van de afzonderlijke willen. Mensen die de wil van allen volgen, streven hun eigen voordeel (het liefst dat wat ze op korte termijn kunnen verkrijgen) na, maar denken niet verder dan dat.[22] De algemene wil heeft slechts het gemeenschappelijk belang op het oog. Zij die de algemene wil volgen, maken vooral keuzes op basis van hoe deze op de lange termijn voordeel voor de gehele samenleving opleveren. Deze keuzes zullen in het begin dan niet optimaal voordelig zijn, maar het volgen van je eigen begeertes zal op lange termijn voor een nog slechtere uitkomst zorgen.[23]
Toch zijn we helaas nog lang niet aangekomen op dat punt van collectieve verlichting. Zelfs niet in onze moderne Nederlandse maatschappij, waar we ons alsnog laten verblinden door hebberigheid, haat en afgunst voor onze buren.[24][25] Pas wanneer de meerderheid van de mensen zich realiseert dat de algemene wil het startpunt is van een ideale maatschappij en we dit enkel kunnen bereiken door Rawls zijn pad van principles of justice te bewandelen, zijn we als mensheid klaar om een rechtvaardige maatschappij vorm te geven.
Literatuurlijst Volgens de Leidraad voor juridische auteurs
Rousseau, 2003, p. 106-109 J.J. Rousseau, Vertoog over de ongelijkheid, vert. Wilfried Uitterhoeve, Amsterdam: Boom 2003, deel 2 (begin), p. 106-109.
Rousseau, 2003, p. 97-99 J.J. Rousseau, Vertoog over de ongelijkheid, vert. Wilfried Uitterhoeve, Amsterdam: Boom 2003, deel 2 (begin), p. 97-99.
Rousseau, 2003, p. 109-114 J.J. Rousseau, Vertoog over de ongelijkheid, vert. Wilfried Uitterhoeve, Amsterdam: Boom 2003, deel 2 (begin), p. 109-114.
Idem Idem.
Donaldson, 2014. N.A. Donaldson, Rousseau’s contributions to socialism, University of Nothern British Columbia 2014.
Van der Burg & Pierik, NJB 2003, p. 914-919 W. Van der Burg & R.H.M. Pierik, ‘John Rawls: De filosoof van de liberaal-democratische verzorgingsstaat’, NJB 2003, afl. 18, p. 914-919.
Idem Idem.
Stanford Encyclopedia of Philosophy, 2008 (Red.), “John Rawls”, plato.stanford.edu 25 maart 2008.
Idem Idem.
Van der Burg & Pierik, NJB 2003, p. 914-919 W. Van der Burg & R.H.M. Pierik, ‘John Rawls: De filosoof van de liberaal-democratische verzorgingsstaat’, NJB 2003, afl. 18, p. 914-919.
Maslow, 2013 A.H. Maslow, A theory of human motivation, New York: Start Publishing LLC 2013.
BNNVARA, 2023 (Red.), “Wat is graaiflatie?”, bnnvara.nl 13 mei 2023.
Maslow, 2013 A.H. Maslow, A theory of human motivation, New York: Start Publishing LLC 2013.
Van der Burg & Pierik, NJB 2003, p. 914-919 W. Van der Burg & R.H.M. Pierik, ‘John Rawls: De filosoof van de liberaal-democratische verzorgingsstaat’, NJB 2003, afl. 18, p. 914-919.
Idem Idem.
UK Parliament, 2025 (Red.), “Start of the suffragette movement”, parliament.uk 2025.
King & Carson, 1998 C. Carson (Red.) & M.L. King, The autobiography of Martin Luther King Jr., ABAC 1998.
Rawls, 1999, p. 176-183 John Rawls, ‘The Justification of Civil Disobedience’, in: S. Freeman (red.), John Rawls: Collected Papers, Cambridge MA: Harvard University Press 1999, p. 176-183.
Rawls, 1999, p. 183-186 John Rawls, ‘The Justification of Civil Disobedience’, in: S. Freeman (red.), John Rawls: Collected Papers, Cambridge MA: Harvard University Press 1999, p. 183-186.
Douglas, Merrill Umphrey, & Sarat, 2005, p. 113 L. Douglas, M. Merrill Umphrey, & A. Sarat, The limits of law, Redwood City: Stanford University Press 2005, p. 113.
Thorne, 2023 S.J. Thorne, “The Leica freedom train”, legionmagazine.com 13 september 2023.
Rousseau, 1995 §2.3 J.J. Rousseau, Het maatschappelijk verdrag, vert. Van Roermund, Amsterdam: Boom 1995, §2.3.
Idem Idem.
Frederik, De Correspondent, 9 februari 2024 J. Frederik, ‘Waarom de PVV zo groot werd (en nee, niet door geschrapte buslijnen, guur neoliberalisme of groeiende ongelijkheid)’, De Correspondent, 9 februari 2024.
NOS, 2024 (Red.), “Tr*mp wint verkiezingen VS overtuigend en krijgt tweede termijn in Witte Huis”, nos.nl 6 november 2024.
1 note · View note
strafrecht-met-maureen · 1 month ago
Text
Wanda’s tweewegenleer Interview met mw. mr. Wanda Everts
(Oorspronkelijk gepost op 12-08-2024)
Je hebt als eerste-generatie student vast wel eens de opmerking “Maar je moet je wel aan de wet blijven houden!” moeten incasseren van docenten, alumni of zelfs klasgenoten waarvan pappie of mammie advocaat is. Vaak kwam deze opmerking als reactie op het feit dat je ook maar iets van intrinsieke motivatie toonde om een carrière in de rechtswetenschappen na te jagen. Ik ken het demotiverende en enigszins verwarde gevoel dat zo’n opmerking teweeg brengt als de beste, maar kan inmiddels (en gelukkig) met volle zekerheid zeggen dat je die opmerking met een grote korrel zout mag nemen.
De rol van de rechter is daarnaast ook erg veranderd de laatste 20 jaar. Niet alleen op rechtsfilosofisch gebied maar ook in de praktijk zijn er veranderingen geweest, waar je het beste met een vers perspectief in kunt duiken. Laat je daarom niet bang maken door overwegend legistische kritiek van mensen die pas net de benodigde levenservaring opdoen om een goede jurist te zijn en zorg vooral dat je ‘Wanda’s tweewegenleer’ volgt. Hoe je dit (hieronder beschreven) hulpmiddel ook interpreteert, de volgende informatie is namelijk wel de allesomvattende basis voor een jurist.
Niet het één zonder het ander Bij de rol van de rechter denkt men al gauw aan hoe deze zaken beoordeelt. Hierbij heeft hij of zij volgens de meeste rechtsfilosofische vakken op de universiteit keuze uit drie verschillende perspectieven, namelijk het natuurrecht, het positivisme en het rechtsrealisme. Omdat het natuurrecht meer gaat om de initiële rechtvaardigheid en achterliggende gedachte van wetten dan om de inhoudelijke beoordeling van bijv. een strafzaak, zal dit perspectief voor een groter deel inhoudelijk achterwegen worden gelaten. Een discussie over de rol van de rechter wordt namelijk pas echt interessant wanneer je positivisme en realisme tegenover elkaar zet en met elkaar gaat vergelijken.
Mw. mr. Everts beschreef tijdens het interview hoe zij in Groningen heeft gestudeerd, waar men vooral veel nadruk legde op het positivistische perspectief. Er werd dus vooral de nadruk gelegd op kennis van het positieve, actueel geldende recht. Dit staat lijnrecht tegenover het natuurrecht, waarbij vooral kritisch gekeken wordt naar het geldende recht en de voorkeur van rechtsfilosofen uitgaat naar hoe het zou moeten zijn. Het rechtsrealisme presenteert wat dat betreft een ietwat cynische “gulden middenweg” en gaat vooral uit van hoe de van nature subjectief geaarde, menselijke jurist de wet interpreteert en gebruikt om tot de meest wenselijke uitkomst te komen.[1] Mw. mr. Everts gebruikt vanuit haar opleiding het liefst de wet als basis, omdat willekeur te allen tijde voorkomen moet worden. Echter, ze erkent in tegenstelling tot de juist meer legistische eerstejaars rechtenstudenten, die vaak iets te ver gaan in hun positivisme, dat het geldende recht niet het enige middel is waar een rechterlijk oordeel op gebaseerd hoort te zijn. De persoon van de rechter speelt hier ook een rol in de vorm van een intuïtief rechtvaardigheidsgevoel en invulling van vage normen. Als dit niet het geval was, bestonden concepten als de IJzerdraadcriteria en zelfs straftoemeting niet.[2] Mw. mr. Everts noemt de combinatie van het gebruiken de wet en precedenten binnen de jurisprudentie als basis en deze aanvullen met de intuïtieve, menselijke kant van rechtsvinding Wanda’s tweewegenleer. Elke uitspraak moet in de eerste plaats juridisch verdedigbaar zijn. Hierbij zijn meerdere interpretaties naast elkaar mogelijk. Dat is dus de eerste weg: zorg dat een uitspraak juridisch klopt (= de toets der kritiek van collega-juristen kan doorstaan, onafhankelijk of ze het er juridisch mee eens zijn). Daarnaast moet een rechter ook toetsen of een uitspraak ‘klopt naar het hart’. Dit is een meer individuele toetsing van het eigen rechtvaardigheidsgevoel in een concrete situatie, waarmee een te hard of te schrijnend juridisch resultaat kan worden gecorrigeerd. Als het juridische oordeel en de toets van het hart tot dezelfde conclusie komen, is het een goed oordeel. Als ‘het hart’ tot een andere conclusie komt dan het juridische oordeel heb je ergens iets gemist en moet je doorzoeken, net zolang tot de beide benaderingen tot hetzelfde eindresultaat leiden.
Mijn eigen perspectief wijkt hier net iets vanaf, omdat ik vanuit mijn jeugd iets sceptischer ben over de aard van de mens. Ik neig wat dat betreft iets meer naar de leer van Jerome Frank en Karl Lewellyn, die stellen dat de mens altijd zijn eigen persoonlijke vooroordelen heeft en daarom nooit volledig objectief zou kunnen zijn bij het beoordelen van een casus.[3] Ik zie Lewellyn’s theorie over hoe een rechter begint met een onderbuik gevoel en de wet vervolgens gebruikt om dit gevoel te rationaliseren dan ook iets genuanceerder. Sterker nog, ik vind hem juist erg goed te combineren met Wanda’s tweewegenleer. Natuurlijk dien je Lewellyn’s theorie niet letterlijk te nemen, aangezien dit, ook volgens mw. mr. Everts al snel kan leiden tot willekeur. Daarom interpreteer ik hem liever als volgt: Een rechter dient tijdens het lezen van een strafdossier te weten om wat voor delict het gaat, wat het verweer van de verdediging is, wat de vereisten hiervoor zijn en of er vervolgens aan de formele en materiële vragen voldaan wordt. Omdat een jurist op de universiteit al aangeleerd krijgt de vereisten voor bijvoorbeeld voorwaardelijke opzet of een geslaagd beroep op een strafuitsluitingsgrond zijn, zou deze als rechter al lezende en uit automatisme moeten kunnen aanvoelen wat het eindvonnis wordt.[4] Vanuit dit aangeleerde automatisme, gaat een rechter de zaak toetsen aan de wet en zal deze er vervolgens achter komen of het onderbuikgevoel klopt of niet. Als laatste zal de rechter beoordelen of de uitkomst dan ook echt rechtvaardig is en in geval van een strafrechtelijke veroordeling wat een rechtvaardige straf is, gezien de inhoud van de casus. Ik zie hier persoonlijk de wet nog steeds als basis, maar gezien de aard van de mens vind ik dat de huidige generatie rechters iets meer mag omdenken, zolang de tweewegenleer maar centraal blijft staan.
Straftoemeting heb je bijvoorbeeld wel wetten voor als richtlijn, maar tussen de wettelijke minimum gevangenisstraf van één dag en de maximumstraf van een misdrijf zit nog best veel beslissingsruimte die de rechter moet opvullen. Een positivistische aanpak werkt hier niet om willekeur te bestrijden, noch om tot een rechtvaardige uitspraak te komen. Een rechter uit Leeuwarden zou voor een bepaald misdrijf bijvoorbeeld een veel lagere straf kunnen geven dan een rechter uit Amsterdam vanwege o.a. een gebrek aan referentiemateriaal. Dit is een slechte zaak, omdat rechters wel verschillende meningen kunnen hebben over dezelfde zaak, maar straffen natuurlijk niet bepaald mogen zijn door de plaats waar het delict gepleegd wordt. Het rechtsrealisme erkent deze subjectiviteit van de rechter als persoon wel. De ethische leidraad is dan weer terug te vinden in het natuurrecht, omdat de rechter in dit soort gevallen alleen maar kan kijken naar wat een rechtvaardige straf is. Hoewel dit wat mij betreft iets universeler bijgebracht mag worden door ethiek bijvoorbeeld een verplicht vak te maken rechtenstudenten van elke universiteit. De wet kan hier vergeleken worden met een taart en de persoon van de rechter met de slagroom die je erop doet, want het is namelijk nog altijd zo dat je geen complete beoordeling kan maken zonder beide te gebruiken. Wel wil ik hier heel duidelijk benadrukken dat ik persoonlijk stellig achter het standpunt sta dat je niet hoeft te beoordelen of een verdachte een goed persoon is, maar dat het bij straftoemeting vooral gaat om de moraliteit van de acties van een dader.
Bovendien maakt het ook niet per se uit aan welke kant van die gulden middenweg tussen legisme en willekeur je je als jonge jurist bevindt. De reden dat ik zelf meer naar de realistische kant leun, ligt waarschijnlijk aan het feit dat ik ook aanhanger ben van Gustav Radbruch, die bekend staat om de uitspraak “Onrecht is geen recht”.[5] Hoewel jouw interpretatie van natuurrecht niet direct beïnvloedt hoe je een zaak zou behandelen, heeft het wel invloed of je sneller naar het positivisme of het rechtsrealisme zal leunen als jurist. Iemand die heilig gelooft in Radbruch zijn uitspraak, zal dit sneller meenemen in de uitvoer van Wanda’s tweewegenleer door te erkennen dat de uitkomsten van het volgen van onrechtvaardige wetten teruggedraaid moeten worden in een rechtvaardige maatschappij. Of deze zal, als de onrechtvaardigheid voortvloeit uit een zekere vage formulering, sneller de wet via de jurisprudentie invullen dan zich simpelweg onthouden van een rechtvaardig oordeel omwille van onpartijdigheid. Al zou het al gaan om aanvullende/concretiserende vereisten van een dergelijke vage wetsbepaling, die hij of zij en collega rechters zelf tijdens de zaak ontwikkelen. Precies om deze redenering, ben ik ook minder bang voor willekeur binnen de Rechtspraak. Bij gebruik van Wanda’s tweewegenleer zal een rechter altijd tot een juridisch correcte uitkomst komen die ook nog eens ethisch te verantwoorden blijft. Aan de andere kant hebben we in de moderne geschiedenis vaak genoeg gezien hoe het fout kan gaan bij een legistische aanpak, die zich verschuilt achter smoezen van zogenaamde positivisten, die eigenlijk niet eens meer weten wat positivisme echt inhoudt. Denk hierbij aan de staat van de maatschappij Tweede Wereldoorlog en het meest recente Nederlandse voorbeeld: de terughoudendheid van bestuursrechters tijdens de Toeslagenaffaire.[6]
Onenigheid tussen rechters De bovenstaande uitleg verklaart dan ook waarom verschillende rechters verschillende meningen kunnen hebben over een zaak. Zelfs binnen dezelfde Meervoudige Kamer. Wanneer hier een verschil van mening ontstaat, wordt dit op een opmerkelijke manier opgelost. Het raadkameren begint standaard bij de minst ervaren rechter als “jongste in rang”. Als dat eerste rijtje is afgegaan en niet iedereen het eens zou zijn met de eerste rechter dan is het natuurlijk niet de bedoeling om deze helemaal af te laten gaan. Je moet communicatief professioneel blijven. En juist omdat rechters alles moeten interpreteren, moet je respectvol uitleggen waarom je anders tegen de zaak aan kijkt. “Ik denk dat je het verkeerd ziet,” is de zwaarste uitspraak die in dat soort situaties gedaan kan worden. Je moet goed in je achterhoofd houden dat jouw eigen overtuiging nog steeds slechts een overtuiging is. Hierna komt een nieuwe praatronde om te kijken of er daarna een unanieme uitkomst is. Als één van de rechters zich dan heel principieel gaat opstellen, maakt de rangorde van de rechters niet uit bij het vormen van een beslissing. In dit geval wordt het vonnis alsnog gebaseerd op de uitkomst die de meerderheid heeft geformuleerd. Tijdens de derde ronde is het gebruikelijk dat je dan ook echt toegeeft en meegaat met deze meerderheid, maar bij zaken van grote maatschappelijke impact, hoeft dit niet. Je primaire argumenten om je collega’s van jouw mening te overtuigen kunnen hierbij net zo juist zijn als die van je collega’s, maar moeten altijd juridisch verdedigbaar blijven.
Nieuwe gangen naar de rechter In recente jaren is er ook een nieuw concept toegevoegd aan de Rechtspraak, wat de rol van de rechter nog meer heeft veranderd dan de huidige nood voor rechtsbescherming met een menselijker uitgangspunt binnen de maatschappij. Verschillende rechtbanken hebben namelijk een aantal pilots opgezet om het hiervoor genoemde doel te bereiken. Daarnaast dienen deze initiatieven als een manier om de gang naar de rechter laagdrempeliger te maken en rechters wat te ontlasten in hun taak. Bij de Rechtbank Zwolle is zo’n pilot ontwikkeld door mr. Erik Koster, senior-rechter, en heet het “de Overlegrechter”.[7] De naam zou je bijna laten denken dat deze een soortgelijke functie heeft als een mediator, maar de realiteit is toch echt anders.
Mw. Mr. Everts vindt het in elk geval een fantastisch concept. Zij beschrijft de Overlegrechter meer als een combinatie tussen een mediator en een bindend adviseur, waarna de partijen nog steeds in hoger beroep kunnen als zij het niet eens zijn met de uitspraak. Ze legt hierbij uit dat advocaten nogal eens een enorm juridisch verhaal om de rechtsvraag heen schetsen wanneer mensen met een probleem naar hen toekomen. De advocaat van de wederpartij doet precies hetzelfde. Beide partijen komen vervolgens naar een zitting en op dat punt ontstaat het probleem dat de angel minder goed te vinden is. Als de juridische angel gevonden wordt en de zaak blijkt enkel te gaan om een emotioneel conflict, dan is het de taak van de rechter daarover te oordelen met een juridische motivering. Dit is vaak erg lastig en een rechter kan zich een stuk nuttiger maken om te oordelen over daadwerkelijke juridische conflicten. Overlegrechters kunnen daarentegen de juristerij uit de casus halen als het daar eigenlijk niet om gaat en daar en daarover eerst proberen partijen tot een onderlinge oplossing te brengen. Als dat niet lukt dan kan de overlegrechter een rechterlijke uitspraak doen over het geschil. De taak van een Overlegrechter lijkt daarom deels wel op mediation, maar deels ook niet. Dit omdat mediators die knoop nooit doorhakken die rechters wel rechters doorhakken. Een mediator behoort geen uitkomsten te forceren als cliënten er zelf niet uitkomen, waar een rechter die bevoegdheid wel heeft.
Tijden zijn sinds de tijd dat mw. mr. Everts rechter was dus erg veranderd, waaronder de rol van de rechter. Het is aan de nieuwe generatie om dat in goede banen te leiden en daar hebben we gelukkig meerdere middelen voor. Of dat nou een nieuwe vorm van rechtsvinding is, die wij als juristen met de wet combineren of een hele nieuwe vorm van rechtspraak binnen onze rechtbanken.
Mijn ervaring met het interview Als afsluiting van deze en de voorgaande blog wil ik graag mijn dank uiten naar mw. mr. Everts voor het interview. Zij heeft me niet alleen goede tips en inzichten gegeven voor het indelen van mijn eigen toekomst, maar is hier ook enorm normaal in gebleven. Hoewel details van onze respectievelijke achtergronden in het midden zijn gebleven, zag ik een hele normale vrouw voor me, waar je gemakkelijk een kop thee en een lekker stuk kruidcake mee kunt delen, terwijl je een interessant en leerzaam gesprek houdt. Bovendien wil ik haar ook bedanken voor het grootste compliment dat ik tot nu toe in mijn academische carrière heb gehad. Als iemand met een CV als dat van mw. mr. Everts al zegt dat ik een “verpletterende indruk maak” in mijn voorbereiding, heb ik geen ouders binnen het vakgebied meer nodig. Dan weet ik dat ik het aankan om van mijn doelen werkelijkheid te kunnen maken en jij als lezer ook.
Aanvullende literatuurlijst Volgens de Leidraad voor juridische auteurs
IJzermans & van Wijk, 2020 M.G. IJzermans & L.D.E.M. van Wijk (Red.), Perspectieven op Recht. Een kritische kennismaking met het recht, (7e druk), Nijmegen: Ars Aequi Juridische uitgeverij, 2020.
HR 23 februari 1954, ECLI:NL:HR:1954:3 (IJzerdraad), r.o. 5 HR23 februari 1954, ECLI:NL:HR:1954:3 (IJzerdraad).
Llewellyn, 1960 K. Llewellyn, The Bramble Bush, New York: Oceana Publications 1960.
Llewellyn, 1960 K. Llewellyn, The Bramble Bush, New York: Oceana Publications 1960.
Radbruch, SJZ 1946, p. 105-107 G.L. Radbruch, ‘Wettelijk onrecht en bovenwettelijk recht’, SJZ 1946, p. 105-107.
Van der Zalm, 2021 E. van der Zalm, ‘Simpel uitgelegd: Zo zat het met het toeslagenschandaal’, nu.nl 11 juni 2021.
Rechtspraak, 2019 (Red.) ‘De Overijsselse overlegrechter’, rechtspraak.nl 2019.
1 note · View note
windsofchangeeu · 10 years ago
Text
To Be Human
In ‘Gorgias’, Callicles states the following: “For the suffering of injustice is not a part of man, but of a slave, who indeed had better die than live; since when he is wronged and trampled upon, he is unable to help himself, or any other about whom he cares.”
In Socrates’ opinion justice means equality on all fronts. Equality of opportunity, safety and, for example, punishment. In his mind, everything the noble and powerful are entitled to, should also be for the base and the weak in a just system. Callicles disagrees with Socrates on this front. He states that Socrates searches for the good by means of human convention and thus ignores the more accurate teacher: nature.
In the history of legislation many have debated natural law versus conventional law, natural law came into existence to rebel against Greek tyrants and their arbitrary laws.The legal definition of natural law is that it’s a higher or better law which does not originate from the will of the government or even by people. This law is seen as having been given by nature and has been founded by the natural order of things.
Conventional law is a law made by people, in most cases a government. Callicles sees lawmakers as weak people, who distribute praise and disapproval whilst regarding themselves and their own interests. They terrify the strong so that they may not get the better of them, tempt with the premise of equality and thus make it seem like it is shameful to have more than others.He all but literally states that conventional law is an affront to nature.
Callicles believes that the natural law is that the strong dominate the weak. With this view, Callicles appears to be expressing the common belief amongst Athenians. This belief has most likely become dominant, because all around them there is evidence of the strong subjugating the weak and imposing their will on them. An example Callicles gives is Xerxes conquering Hellas.
Socrates counters this point of view by pointing out that Callicles’s definition would mean that a slave, who is physically stronger than his master, could overthrow his master and take over. He adds that it couldn’t possibly be Callicles’ intention that someone as base as a slave could rule over their owner, simply based on their greater physical strength. Consequently, Callicles revises his definition of natural justice to the better and wiser ruling over and possessing more than the inferior.
Callicles makes the claim above, because he feels that nature has empowered man to change his fate in the case of injustice, but that nature has not done this for the slave. Since he cannot change what nature has decided his position in life ought to be, he can’t save himself from any injustice done to him. So rather than suffer the injustice, the slave is better off dead.
In both cases, the definition of natural justice given by Callicles, infers two types of persons; men and slaves. To be human means that your power, rights and position are determined by nature, namely by how one is born; as a man, or as a slave. A man can do something about the injustice that is being committed against him, a slave cannot. This principle is derived from the natural law that is founded by the natural order of all things. However, a man can also have everything taken away from him and be turned into a slave through defeat by a stronger or smarter man. The stronger man would do this, because it is something that he wants to do.
It would be the stronger man’s natural right to do this, based on natural law. This is how Callicles justifies his statement.
This says, that to be human, it is in our nature that there are weaker and stronger people. People, who want everything and, those who want nothing. To be human means mastering one’s own appetites and pleasures. This makes it desirable to show restraint, for if one doesn’t do this, he will never be satisfied. Socrates uses a metaphorical leaky jar, to prove that no matter how much you fill it, it will never be full. This applies to all humans, whether they be the strong or the wise.
Thus to be human, means that, occasionally, we must ignore our natural instincts to fulfill our ultimate pleasures and that temperance of the soul and desires is what would lead to justice.
0 notes