#filmcriticus
Explore tagged Tumblr posts
Text
Haakman laat het filmisch leven
Carlos Gardel (1890-1935) wordt in bijgaand fragment genoemd. Gardel is de belichaming van de ziel van de Argentijnse tango, met name die van de hoofdstad Buenos Aires. Gardel componeerde honderden tango-liedjes, die door Alfredo le Pera van teksten werden voorzien. Anton Haakman (1933-2020) was naast schrijver, ook cineast en filmcriticus. Bovendien vertaalde hij, met name Italiaanse…
View On WordPress
#20-ste en 21-ste eeuws#Alfredo le Pera#Argentijns#Bussum#Carlos Gardel#cineast#filmcriticus#Italiaanse literatuur#liedjes#schijn#schrijver#tango#vertaler#werkelijkheid
0 notes
Text
Een levenscinema in Goodbye, Dragon Inn Een greep uit een cinedagboek
I. “En het is me duidelijk waarom ik de cinema heb omhelsd: opdat hij op zijn beurt mij omhelst. Opdat hij me leert onvermoeibaar met mijn blik af te tasten op welke afstand van mij de ander begint.” (Daney, 36), zo beëindigt de Franse filmcriticus Serge Daney het enige afgewerkte deel van zijn door de dood onderbroken ‘cinebiografie’, en in zekere zin dus ook zijn leven. Want voor hem waren het leven en de cinema onafscheidelijk verbonden. Zijn persoonlijke geschiedenis liet zich slechts schrijven aan de hand van een geschiedenis van de film. Leven deed hij in de marges van licht en duister, wiens lege ruimten hij vervolgens volschreef met het woord als zijn enige mogelijke bijdrage tot de filmkunst. Leven betekende voor hem kijken en, misschien wel nog meer, bekeken worden door “de jonge gijzelaars van onze toekomstige biografie.” (Daney, 19) Ik zou nooit een leven kunnen leiden zoals het zijne, maar Daney kon dan ook niet leven zonder de cinema.
II. Het valt moeilijker te achterhalen wanneer ik ben beginnen houden van de cinema, op welk punt in de tijd mijn geschiedenis van de film zich laat schrijven. Het ontbreekt mij aan een dergelijk oorsprongspunt waaraan Daney, als het ware, zijn gehele leven toeschrijft wanneer hij zich zijn eerste kennismaking met Jacques Rivette en diens artikel ‘Over het abjecte’ ter herinnering brengt. Ik zou tevens kunnen teruggrijpen naar mijn middelbare leerkracht plastische opvoeding, wiens filmposters de muren van zijn klaslokaal in verwondering en afleiding bekleedden. Of naar de eerste keer dat ik 2001: A Space Odyssey zag, toen het beeld zich voor het eerst in haar aangrijpende schoonheid toonde zodat ik me ervan bewust werd dat film ook kunst kon zijn. Maar geen van deze punten zijn omvattend genoeg om werkelijk als een begin beschouwd te kunnen worden; allen verraden ze een blik die nog te benauwd was en werpen ze mij terug op een wijze van kijken waar ik niet langer achter kan noch wil staan.
Want behelst niet elke geschiedenis van de film tevens een geschiedenis van de blik? In deze zin biedt elke film een indirect antwoord op de vraag wat het betekent om te kijken. Ergens tussenin, waar het licht van het witte doek ons treft in het duister van onze ogen, ontmoeten kijker en regisseur elkaar in een snijpunt van blikken. In deze ontmoeting wordt de cinema een kwestie van ethiek.
Wanneer ik terugkijk op de eerste jaren van mijn filmgeschiedenis, zie ik dat ik mij tot de cinema wendde om mijzelf terug te vinden, om mijzelf te herkennen in wat mij eigen was. Van hoeveel films heb ik niet gezegd dat zij werkelijk mijn leven verbeeldden? Ik was de aleph[1] van mijn eigen dromen. Mijn blik capteerde niet meer dan de soevereine eis van mijn onuitgesproken wensen en verlangens. Indien we de cinema werkelijk kunnen opvatten als een ontmoetingsplek, dan sloot ik de mogelijkheid om aangesproken te worden reeds bij voorbaat af. Nog al te zeer in de ban van de figuur van het Zelfde, bekeek ik veel films, maar gaf ze nog niet de kans om terug te kijken naar mij.
III. Nog geen twee jaar geleden kwam ik voor het eerst in aanraking met het oeuvre van de Taiwanese regisseur Tsai Ming-Liang. Meer bepaald Goodbye, Dragon Inn (Bú Sàn), een ingetogen ode aan de filmkunst die de laatste avond in een vervallen cinemacomplex verhaalt. Deze ervaring kan nog niet formatief genoemd worden, als zou zij een breukvlak hebben beduid waarop mijn blik een andere gedaante is gaan aannemen. Onvermijdelijk was ik reeds eerder gestuit op films die fundamenteel weerstand boden aan mijn blik, en mij dwongen op een andere manier te leren kijken of blijvend mijn toevlucht te nemen tot de geborgenheid van mijn zelfidentiteit. Maar Goodbye, Dragon Inn kwam mij gaandeweg voor als de articulatie van een onuitgesproken besef dat zich doorheen de jaren in mijn kijken had genesteld, en bleef als dusdanig nog ruim nadien in mijn gedachten sluimeren, net zoals de niet aflatende moessonregen doorheen de film in elke barst, scheur en opening van de cinema sijpelt.
Als ik na die eerste keer 82 minuten aan iemand had moeten beschrijven waarover deze film gaat, zou ik verlegen zijn gebleven om woorden. Omdat het in deze film hoegenaamd niet gaat om wat er wel, maar veeleer om wat er niet gebeurt. Goodbye, Dragon Inn speelt zich af in het gekraak van de pellicule, in de stilte die woorden scheidt van elkaar. Zij bekleedt een tussenruimte, ergens in het midden van waken en dromen, waar de tijd zichzelf bestendigt in haar eigen ontgaan. Zij is een spoor dat nergens toe leidt; – de cinema als een betonnen tuin van zich splitsende paden. Indien ik mijzelf zou willen terugvinden in dit labyrint van verloren herinneringen en onvervulde verlangens, zou mijn blik stuklopen op een beeld dat zich onmogelijk laat assimileren. (In het beeld pur sang, stelt het buiten zich tegenover de soevereiniteit van het Zelfde.)
Maar op het punt waar mijn blik stukloopt op zijn eigen grenzen, vertelt deze film tegelijkertijd misschien wel meer over mijzelf dan dat ik ooit over haar zou kunnen vertellen. Zij wijst mij op het andere van mezelf, op al wat ik niet ben en nog niet kan zijn. Tegenover mijn blik stelt zij een uiterste grens en proclameert ‘Tot hier, en niet verder.’ Op dit punt gekomen, besef ik dat ik nooit louter naar een beeld kijk, maar mijzelf geconfronteerd weet met een gelaat dat altijd ook terugkijkt naar mij. In het aanschijn van dit gelaat word ik buiten mezelf geplaatst en zie ik me, weerspiegeld in de blik van het andere, voor een keuze gesteld: al dan niet te verzaken aan mijn soevereiniteit. Hier, in deze wederkerige ontmoeting van blikken, vind ik het beginpunt van een onmogelijke gemeenschap.
IV. Omstreeks halfweg sluiten de muren van de tijd zich in en mondt de film uit in een eerste stille climax. De manke pas van een van de hoofdpersonages (of wat daarvoor moet doorgaan), een receptioniste ogenschijnlijk op zoek naar de affectie van de projectionist, is als een metronoom wiens doffe echo de maat van het trage voortschrijden van de tijd aangeeft. Tijd is een gemoed, eerder dan een eenheid. Men went, sneller dan men doorheeft, aan deze tergend langzame pas (alsof Tsai Ming-Liang ons verder wou uitdagen, alsof traag nog niet traag genoeg was.) Maar wanneer haar pas tot stilte verstomt eens zij de verlaten projectieruimte bereikt, dijt de tijd uit en treedt zij, samen met ons, toe tot een ruimte van opperste stase. Oog in oog nog slechts met een brandende sigaret, ziet zij zich geconfronteerd met een spoor van afwezigheid en de onmogelijkheid van haar verlangen.
In werkelijkheid duurt deze scène slechts een tweetal minuten, maar in haar blik bereikt de tijd een breekpunt en brandt een hele levensloop weg. En over ons ontfermt zich een diepe tristesse, die ons toch altijd nog op een afstand houdt, geborgen als wij zijn door de schijn van het witte doek. Op dit punt gebeurt iets onwerkelijks: voorwerpen evenzeer als hele ruimten nemen een autonomie geheel van zichzelf aan. Zij verhouden zich niet langer tot de verscheidene personages, alsof het geesten waren, of het zou als ontheemden moeten zijn. In deze ontheemding, echter, rest hen niets dan het gewicht van de tijd, in wiens vergaan zij een pathos verkrijgen die enkel aan hen toegeschreven kan worden. De sigaret brandt dan niet louter weg in het aanzicht van onze protagoniste; hij is een ziekelijke adem die haar boosaardig nastaart. En de cinema, ingevreten door hectoliters van zure regen, is een kathedraal van verloren tijd, opgetrokken uit herinneringen die wij nooit hebben geleefd en dromen die ons nooit hebben toebehoord.
V. Ja, ik zie nu dat de filmgeschiedenis een aanvang neemt in Goodbye, Dragon Inn. Soms nog hoor ik dezelfde regen en hetzelfde afscheidslied weerklinken in mijn hart: “I remember, under the moon / I remember, before the flowers / So much of the past lingers in my heart / Half is bitter, half is sweet / Year after year, I can’t let go / Can’t let go, can’t let go / Under the moon, before the flowers / Can’t let go, can’t let go / I’ll remember with longing forever…” Ik had nooit kunnen voorzien dat zij tot een jonge gijzelaar van mijn toekomstige biografie zou worden, maar op de een of andere manier keert elke film die ik ooit gezien heb en elke film die ik nog zal zien, terug tot Goodbye, Dragon Inn. Zij is een singulier punt waar de filmgeschiedenis op zichzelf terugplooit en de tijd tot inkeer komt. Eenmaal buiten de muren van de cinema, duurt zij nog slechts voort in de verlaten kamers van mijn hart.
En blijft niet elke film min of meer weergalmen? Waar gaan schaduwen tenslotte heen eens het duister verdwijnt in haar eigen verschijning? Misschien betekent elke film die wij zien een hernieuwd punt in de geschiedenis van de cinema, een veranderde manier van kijken. En wellicht laten wij onze eigen filmgeschiedenis pas schrijven in die onbewaakte momenten wanneer zij meer naar ons kijkt dan wij naar haar. Daar, echter, waar onze blik de filmische blik in ontvangst neemt, in die immer ontvankelijke ruimte die we kunnen beschouwen als een plaats van reserve in de tijd; – daar komt als het ware de hele cinema samen en ontmoeten wij, keer op keer, een volstrekt nieuwe wereld, die zich in haar uiterste openheid nooit laat bevatten maar slechts ogenblikkelijk laat zien, als vibrerend sterrenlicht in de diepte van de nacht.
VI. “Want de kracht van de film is dat hij ons op een prachtige manier toegang geeft tot andere ervaringen dan de onze en ons de mogelijkheid heeft gegeven te delen in iets volkomen anders, al was het maar voor een paar seconden. En wat wij gemeen hebben zijn juist die paar seconden.” (Daney, 138) Op dit punt, in deze paar seconden die wij gemeen hebben, ontmoet ik Daney opnieuw en zie ik dat onze levens verwant zijn in hun verschil. Ik ontmoet hem in Goodbye, Dragon Inn, ook al heeft hij deze film nooit in zijn eigen levensloop naar hem terug kunnen laten kijken; – ik ontmoet hem in dezelfde regen die ook hem zo vaak omvat moet hebben, in hetzelfde lied dat als een onbestemde echo ook in zijn hart verkeerd moet hebben. En ik besef nu dat ik hem zo vaak al ontmoet moet hebben, telkens wanneer een film een spoor van afwezigheid in mij naliet. En ik besef dat wij elkaar ontmoeten op het snijpunt van die sporen, keer en keer opnieuw. De cinema is een open ruimte waarin wij kunnen delen met elkaar in datgene wat ons scheidt. Zij is een ruimte om nooit te verlaten, zoals de oorspronkelijke, Taiwanese titel Bú Sàn zo treffend capteert, omdat zij haar intrek neemt in die tussenruimten waar wij het relaas van ons bestaan onophoudelijk laten schrijven. Daar, in die oneindige verbeelding, vind ik tenslotte de mogelijkheid van een onuitsprekelijke gemeenschap, waar wij elkaar van gelaat tot gelaat kunnen treffen.
Alle citaten zijn afkomstig uit Volharden (Octavo publicaties, 2011) van Serge Daney. De Engelse songtekst komt uit de ondertitels van de gerestaureerde versie van Goodbye, Dragon Inn.
[1] ‘De Aleph’ is een kortverhaal van Jorge Luis Borges. Een aleph is “een van de punten in de ruimte […] die alle punten omvat.” Of ook: “[…] de plek waar alle plekken op aarde onvermengd aanwezig zijn, gezien vanuit alle hoeken.” (Borges, 418)
0 notes
Text
Culture&ART
Logboek en denkvragen
Een creatief product (film, schilderij, lied, beeldhouwwerk, game, jurk, etc) dat ik fantastisch vind.
Mijn huidige obsessie zijn Netflix series. Alles wat te maken heeft met krachten, heroïsme, een oorlog winnen en de wereld redden trekt mijn aandacht. Ik kijk voor de tweede keer ‘The Umbrella Academy’ – een groep kinderen die op dezelfde dag geboren zijn, over heel de wereld en geadopteerd zijn door een meneer die hun heeft getraind. Ze bezitten superkrachten en moeten op een meerdere momenten in hun leven de wereld redden.
Hume geeft aan dat de ‘juiste’ smaak een mix is van: goed ontwikkelde zintuigen, gekoppeld aan verfijnd gevoel, verbeterd door oefening, vervolmaakt door vergelijking en vrij van alle vooroordeel. Dat betekent dat waarschijnlijk alleen professionele filmcriticus kunnen aangeven of ‘The Umbrella Academy’ een goede serie is. Ik ben het daar niet mee eens. Uiteindelijk is smaak niet iets universeels. Wat maakt het uit als ik een serie leuk vindt, en een andere niet. Als wij allemaal zoals Hume zegt de ‘juiste’ smaak hebben, dan zou er geen sprake zijn van veel variatie op aarde en dan zou er weinig concurrentie zijn om meer films bijvoorbeeld uit te brengen.
De Verlichting benoemd daarnaast hetzelfde wat ik heb aangekaart en het niet mee eens ben. De Verlichting is namelijk gek op algemeen geldigheid, op wat voor iedereen geldt: de uitspraken van de natuurwetenschappen, de verklaring van de rechten van de mens en dergelijke. We moeten het eens kunnen worden, we zijn ten- slotte allemaal mensen
Mijn eigen smaak en cultureel kapitaal. Wat vind ik goed en wat niet? En hoe is mijn smaak bepaald?
Mijn smaak komt voort uit een mengelmoes van perspectieven in mijn leven. Ik ben een Nederlands-Marokkaanse student, opgegroeid in Amsterdam-West in het tijdperk waarbij internet en YouTube super populair is geworden. Ik ben gek op mijn vaderland, Marokko, en haar etenswaren maar luister bijvoorbeeld niet naar Marokkaanse muziek. Ik ga niet mee met de hype hier in Nederland, maar weet wel wat hip en in stijl is. Samen met mijn jongere broertje, ben ik gek op Amerikaanse shows, snoepgoed, voedsel en trends. We zijn volledig up-to-date met wat daar gaande is en willen daar een keer op vakantie. Dit komt door social-media kanalen zoals TikTok, YouTube, FaceBook en Instagram.
0 notes
Text
Cannes 2019 - Dispatch 6
Mes Amis du Cinéma,
Uw dienaar deed rustig aan op zondag; met slechts drie films (waaronder mijn eerste walk-out) op mijn programma was er even tijd voor andere zaken, zoals het beantwoorden van 100+ e-mails, het uitzwaaien van mijn geliefde (die op dit moment alweer terug in Maastricht is), het afronden van de teksten voor het programma van Lumière Cinema in juni (geweldige bioscoop mensen, allen daarheen!) en het afsluiten van weddenschappen over wie er met de Gouden Palm naar huis gaat. Mocht het niet Pedro Almodóvar zijn, dan dien ik een dierbare vriend te fêteren op een etentje in een Tadjikistaans restaurant in New York, waar we dan gelijk de enige niet-Russische bezoekers gaan zijn. Heb geeneens een tegenprestatie gevraagd als Pedro wel wint; dit is een weddenschap die ik graag verlies.
Toch nog een handjevol films gezien (waarschijnlijk op één dag toch nog meer dan de meeste lezers van deze dispatches in de voorbije week), waaronder het als achtste wereldwonder ontvangen The Lighthouse (Quinzaine des Réalisateurs, 12/20) van Robert Eggers (The Witch). Twitter explodeerde na afloop met recensies die welhaast unaniem lieten weten dat dit de beste film van Cannes2019 is. Deze psychologische horrorfilm/zeeschuimersnachtmerrie volgt twee langzaam doordraaiende bewoners van een vuurtoren. De cinematografie (zwart-wit, in Academy ratio) is zonder meer fantastisch, hoofdrolspelers Willem Dafoe en Robert Pattinson zijn in topvorm, maar uw dienaar zou voor deze voorstelling toch graag vooraf voorzien zijn van een 19e eeuw Engels woordenboek met een apart hoofdstuk voor schipperstermen. Dafoes tekstbehandeling is indrukwekkend, maar twee uur lang een monoloog in archaïsch zeevaarders-Engels met daaronder de bulderende soundtrack van een aanzwellende storm was voor mij een echte beproeving. Het valt echter niet helemaal uit te sluiten dat tegen de tijd dat de film met Nederlandse ondertiteling te zien is, ik me alsnog zal kunnen vinden in deze tweet van een Brits filmcriticus: “Avast me hearties! Stap me vittles if Robert Eggers’ brine-soaked chiller THE LIGHTHOUSE isn’t the most inspired piece of out n out cinema in this fest. More anon, ye scurvy dogs.”
Competitiefilm The Wild Goose Lake van Diao Yinan (15/20) was een bloedmooi gefotografeerde misdaadfilm in neonlicht. Niet altijd even helder verteld – en nee, dat ligt er echt niet aan dat alle Chinezen op elkaar lijken – maar met een aantal scènes die tot de sterksten van dit festival behoorden. Ik dacht dat we met het gebruik van True van Spandau Ballet tijdens het drinken van notenmelk in het Braziliaanse Bacurau wel al de meest briljante soundtrackkeuze van dit festival achter de rug hadden, maar in The Wild Goose Lake gebeurt iets heel bijzonders met Rasputin van Boney M. Zo bijzonder dat ik morgen in de Rue d’Antibes toch maar eens op zoek moet naar lichtgevende sneakers.
Tot slot nog binnengelopen bij Les Particules van Blaise Harrison (Quinzaine des Réalisateurs, geen score), maar deze Zwitserse film waarin de ondergrondse deeltjesversneller van CERN er boven de grond voor zorgt dat ook wat elementaire deeltjes in de levens van verveelde tieners in beweging komen, werd voor mij de eerste walkout van dit festival. Op het scherm gebeurde bitter weinig van enigerlei importantie, maar misschien is daar in het laatste deel van de film nog spectaculair verandering in gekomen. Het zou zo maar kunnen, maar soms moet een mens kiezen tussen een film, of een fles Barbera d’Alba. Uw dienaar koos voor het laatste.
À bientot,
Mark
0 notes
Text
Cannes 2017: Films in competitie en de juryleden!
#Cannes 2017: Films in competitie en de juryleden! Welke #film gaat winnen? @Festival_Cannes
Het filmfestival van Cannes is toch wel hét festival waar zo een beetje iedere acteur, actrice, regisseur, regisseuse, filmcriticus en filmfanaat aanwezig wil zijn. Is het niet omdat er een film van je draait, dan maar gewoon om gezien te worden. En als je het echt goed doet, dus echt heel goed laat ik maar zeggen, dan maak je ook nog eens kans om in de jury te komen. En die jury daar wil…
View On WordPress
#120 Battements par Minute#Aus dem Nichts#Fan Bingbing#Filmfestival van Cannes#films#Gabriel Yared#Geu-Hu#Good Time#Happy End#Hikari#Jessica Chastain#Jupiter&039;s Moon#jury#Krotkaya#L&039;Amant Double#Le Redoutable#Maren Ade#Nelyubov#Okja#Paolo Sorrentino#Park Chan-wook#Pedro Almodóvar#Rodin#The Beguilded#The Killing of a Sacred Dear#The Meyerowitz Stories#The Square#Will Smith#Wonderstruck#You Were Never Really Here
0 notes
Text
Nina Cassian: laat eerst de wind stil gaan liggen
Nina Cassian: laat eerst de wind stil gaan liggen
bron foto: rialtofilm.nl
(..)
Laat eerst de wind stil gaan liggen. / Laat de bladeren zwijgen / en de insecten, / het oppervlak dat huivert / van het bloed / laat dat glad worden. / Laat overheersen / het instinct van stilte. / Gesel, oneindigheid en roekeloosheid / laat ze opgaan in herinnering.
Laat later ook de herinnering vervagen.
Uiteindelijk / kan het gaan regenen.
Uit: Take my word for…
View On WordPress
#20-ste en 21-ste eeuws#componist#dichter#filmcriticus#Galati#journalist#kinderboek#pianist#Roemenië#USA#vertaler
0 notes
Text
Kuczok weet waar het om gaat: aanwezig zijn
Kuczok weet waar het om gaat: aanwezig zijn
Dat een mens er vanaf zijn voorschoolse jaren, door zijn jaren op de lagere, de middelbare school, de universiteit aan gewend raakt dat zijn aanwezigheid dagelijks wordt gecontroleerd. Zijn naam wordt opgelezen van de presentielijst en er wordt bevestiging verlangd: ‘present’. Gedurende al die jaren is er altijd iemand die belang heeft bij onze aanwezigheid. Eerst moeten we er zijn, laten horen…
View On WordPress
#20-ste eeuws#anti-biografie#dichter#filmcriticus#Pools#Ruch Chorzów#scenarioschrijver#schrijver#Silizië#speleologist
0 notes