#Wijke van der Bij
Explore tagged Tumblr posts
Text
Idaard ( Frisian: Idaerd) - Wijke van der Bij , 2021
Dutch, b, 1950s
Woodcut , 20 x 22 cm,
is a village in the municipality of Leeuwarden
91 notes
·
View notes
Text
Oude entree van de Diergaarde in Blijdorp.
In 1855 werd in de Rotterdamse binnenstad, bij de Kruiskade, een tuin ingericht voor fazanten en watervogels. De vogeltuin was eigendom van de spoorwegbeambten F. van der Valk en G.M. van den Bergh. Het werd een succes en op 18 mei 1857 werd als vervolg de Rotterdamsche Diergaarde geopend. De eerste directeur was de dompteur Henri Martin. Het zelfde jaar werd de 'Vereniging Rotterdamsche Diergaarde' opgericht. Alleen leden van de vereniging, vooraanstaande burgers, mochten de dierentuin bezoeken. Later mochten Rotterdamse niet-leden gedurende enkele dagen in augustus eveneens de diergaarde in, maar wel via een aparte ingang. De dierexpositie was gedurende de eerste halve eeuw van zijn bestaan een groot succes en groeide meer en meer. Vooral de opvolger van Martin, de dierkundige A. A. van Bemmelen richtte vanaf zijn benoeming in 1866 de dierentuin in met ruime verblijven die er min of meer natuurlijk uitzagen. In plaats van kooien met tralies liet hij ruimten aanleggen waarin de dieren vrij konden bewegen. Beroemd werd de kunstmatige rotspartij met onder andere yaks en moeflons en een volière van 50 bij 24 bij 9 meter met steltlopers, reigers en gieren. Hij voerde ook een goed personeelsbeleid en stichtte een pensioenfonds voor het personeel. Hij bleef directeur tot aan zijn overlijden in 1897.
In 1924 raakte de dierentuin in financiële problemen. De negentiende-eeuwse wijze van dieren tentoonstellen raakte met de komst van de Hagenbeckstijl uit de mode, en met het drukker wordende verkeer had de gemeente de locatie op het oog om een weg aan te leggen tussen het Hofplein en Spangen, Tussendijken en Blijdorp. Ook werd de grond van de binnenstad veel te duur. De dierentuin probeerde het tij te keren door lidmaatschap goedkoper te maken, tentoonstellingen en kermissen te organiseren op het terrein en verlichting aan te brengen, zodat de dierentuin ook 's avonds te bezoeken was.
In 1932 werd er besloten om de dierentuin te reorganiseren. Eerst werd er besloten om vaker niet-leden toe te laten en het lidmaatschap aantrekkelijker te maken, maar het mocht niet baten. In 1937 werd er besloten om de dierentuin te verhuizen naar een nieuwe locatie. De dierentuin ruilde grond met de gemeente: de gemeente kreeg een deel van de oude diergaarde gratis, de rest moesten ze betalen. In ruil daarvoor werd de dierentuin eigenaar van twee derde van een nieuwe 13 hectare grote locatie in de wijk Blijdorp, terwijl over een derde van de nieuwe locatie pacht van één gulden moest worden betaald. Met financiële hulp van de Stichting Volkskracht werd een nieuwe dierentuin gefinancierd. De Volkskracht stelde echter een voorwaarde: voortaan moest de dierentuin voor iedereen toegankelijk zijn. Op 26 oktober 1938 werd de Vereniging opgeheven, en de Stichting Rotterdamsche Diergaarde opgericht.
In 1940, aan het begin van de Tweede Wereldoorlog, werd de oude dierentuin op 12 mei zwaar beschadigd door bommen, twee dagen voor het grote bombardement op Rotterdam op 14 mei. Bij het grote bombardement werd de dierentuin niet getroffen. De dierentuin was toen al grotendeels verplaatst naar de huidige locatie. Tussen 1939 en 1941 werd er gebouwd op een locatie liggend tussen de spoorlijn Utrecht - Rotterdam en de Van Aerssenlaan. Bij het bombardement kwamen veel dieren om, terwijl een paar andere ontsnapten. Zo liep er een zebra door een winkelstraat en enkele zeeleeuwen zwommen in de singels van de stad.
Het ontwerp van de nieuwe dierentuin is van Sybold van Ravesteyn, waarbij traliewerk en hekken zo veel mogelijk zijn vermeden en vervangen door greppels en grachten. De verwarmde binnenverblijven en ruime leefweiden waren toentertijd uniek in de wereld.
Op 7 juli 1940 werd het noordelijk gedeelte geopend en in december was de nieuwe diergaarde geheel open. Van Ravesteyn had de dierentuin zo ontworpen dat er een symmetrieas door het park liep, waarop de betonnen gebouwen lagen: de Rivièrahal, de 47 meter hoge uitkijktoren, het roofdiergebouw, de grote vijver en het theehuis. Aan weerszijden van deze as lagen grote weiden voor hoefdieren als bizons en zebra's
Ter gelegenheid van het 100-jarige jubileum in 1957 werden tegels met gestileerde dierenfiguren vervaardigd door Groeneveldts aardewerkfabriek. In dit jubileumjaar werd ook het predicaat Koninklijk verleend en werd de naam gewijzigd in Stichting Koninklijke Rotterdamse Diergaarde. In 1963 werd de Vereniging Vrienden van Blijdorp opgericht. Deze vereniging ondersteunt de diergaarde financieel, waardoor onder andere in 1965 het Henri-Martinhuis kon worden gebouwd, een gebouw voor kleine apen en nachtdieren. In 1972 werd de markante uitkijktoren wegens bouwvalligheid afgebroken. In 1984 werd in Blijdorp het eerste olifantje geboren, een Aziatische olifant met de naam Bernhardine, vernoemd naar Prins Bernhard. Bernhardine is voor zover bekend de eerste olifant die werd geboren in een Nederlandse dierentuin. Inmiddels zijn er zo'n tien olifanten geboren in Blijdorp.
In 1988 kwam Blijdorp met een masterplan, dat de hele dierentuin heeft veranderd. Volgens het masterplan worden dieren per werelddeel geordend, in natuurlijk ogende biotopen. Daarbij worden niet alleen dieren, maar ook planten en culturele elementen uit het nagebootste biotoop getoond. De eerste jaren stonden deze aanpassingen in het teken van Azië. Zo werd in de lente van 1991 de vleermuisgrot geopend, waar bezoekers vrij tussen honderden vliegende roezetvleermuizen konden lopen. In 1992 werd de wolvenvallei geopend, het eerste nieuwe verblijf voor Europese dieren, een groot bosrijk verblijf waar een roedel wolven wordt gehouden.
In 1994 volgde Taman Indah, het grote verblijf voor onder meer Aziatische olifanten, Indische neushoorns en Maleise tapirs. In 1999 werd het Afrikaanse Gorilla-eiland geopend en in 2000 volgde het Oceanium. Het Oceanium werd gebouwd op een 11 hectare grote uitbreiding van de dierentuin aan de andere kant van de spoorlijn naar Utrecht. De totale oppervlakte van de dierentuin is nu ongeveer 28 hectare.
In 2005 is de speeltuin Oewanja kinderjungle geopend, in hetzelfde jaar kwam er een nieuw verblijf voor de Sumatraanse tijgers. Het is verdeeld in twee delen, gescheiden door een bezoekerstunnel. Ook is dat jaar een begin gemaakt met de Afrikaanse savanne, met onder andere een weide voor de zebra's en struisvogels en nieuwe verblijven voor onder andere vosmangoesten, Afrikaanse maraboes en wevervogels. In 2006 opende de Oewanja Lodge, een nieuw restaurant voor bezoekers, gelegen naast de Oewanja speeltuin.
Ter gelegenheid van het 150-jarige jubileum onthulde koningin Beatrix op 24 april 2007 bij de oude ingang een kunstwerk, dat gemaakt werd door Marcelle van Bemmel, dochter van voormalig directeur A.C.V. van Bemmel. Op 18 mei 2007, exact 150 jaar na de opening van de dierentuin, ontsnapte de mannetjesgorilla Bokito uit zijn verblijf. Hij was agressief en verwondde een vaste bezoekster die al gedurende langere tijd regelmatig contact had gezocht met de mensaap, tevens bracht hij vernielingen aan in het restaurant. Drie mensen raakten in de paniek die ontstond lichtgewond.[6] Uiteindelijk wist men de gorilla in te sluiten, te verdoven en weer op te sluiten. De hele dierentuin moest vanwege dit incident worden ontruimd. Inmiddels is het verblijf verbouwd en beveiligd met een vijf meter hoge rotsmuur. De gorillagroep kon vanwege de gebeurtenis drie maanden niet naar buiten. Voor de maatregelen die genomen zijn bedacht men de term "Bokitoproof". Dit woord werd in 2007 verkozen tot Woord van het jaar
In 2007 opende de dierentuin een weide- en trekvogelvolière. Deze bestaat uit twee delen. In het eerste deel zitten allerlei ook in Nederland voorkomende weidevogels als kieviten, grutto's en kemphanen, in het tweede deel woonden verscheidene Zuid-Europese vogels als Europese bijeneters en lepelaars. Dat jaar zijn ook een volière voor rode ibissen en ara's, twee aquaria voor Pacifische octopussen in het Oceanium, een buitenverblijf voor Chinese alligators en een nieuw verblijf voor de poedoes aangelegd. Geplande nieuwe verblijven voor de netgiraffen, nijlkrokodillen en ijsberen moesten worden uitgesteld doordat aanpassingen aan het gorilla-eiland prioriteit kregen.
Sinds 2007 wordt er dagelijks een 'Vrije Vlucht Voorstelling' gegeven. Hiervoor heeft men ruim twintig vogelsoorten afgericht.
In 2008 zijn de ijsberen teruggekeerd in het nieuwe Noordpoolgebied Arctica. Er zijn ook verblijven toegevoegd voor poolvossen, sneeuwuilen en lemmingen. Ook is dat jaar de "Krokodillenrivier" geopend, een savannekas die de overgang vormt tussen de trekvolière en het toen nog niet voltooide giraffenverblijf. Naast Nijlkrokodillen worden hier verscheidene savannebewoners gehouden, waaronder karmijnrode bijeneters rotsklipdassen, stekelvarkens en treksprinkhanen. Ook twee pantserkrokodillen hebben er een eigen verblijf gekregen.
In 2009 werd het nieuwe giraffenverblijf in gebruik genomen. De giraffen hebben de beschikking over een groot rond binnenverblijf, dat door zijn opmerkelijke vorm "De Ui" genoemd wordt. Het buitenverblijf delen zij met grote koedoes en wordt door een water gescheiden van het verblijf van de zebra's en struisvogels. Vanaf de Ui, langs het buitenverblijf van de giraffen, loopt een lange houten loopbrug, waarlangs een levensgrote replica van een baobab is geplaatst. In de kroon van de baobab bevindt zich een uitzichtpunt over de savanne. De voet van de baobab is tevens het binnenverblijf van de gevlekte hyena's, die een verblijf westelijk van de loopbrug hebben.
In 2010 is het Afrikagedeelte uitgebreid met een nieuw verblijf voor servals en een rotsachtig binnenverblijf voor franjeapen. Er kwam ook een nieuwe gierenvolière, hierin leefden in het jaar van opening de maraboe, grijze kroonkraan, witruggier, oorgier, kapgier en de zuidelijke hoornraaf. Het is mogelijk hier op een giersimulator plaats te nemen waarbij men het gevoel ondergaat te vliegen als een gier.
In 2011 is Arctica opnieuw vormgegeven, na ontsnapping van de poolvossen en sneeuwuilen. Er kwam een nieuwe verblijf voor wasberen bij en een door de vereniging Vrienden van Blijdorp geschonken verblijf voor stellers zeearenden. Ook werd dat jaar begonnen met de renovatie van het Aziëdeel en nieuwe verblijven voor wevervogels, parelhoenders (die later weer uit de volière vertrokken)en Afrikaanse grondeekhoorns in het Afrikaanse gedeelte van de Diergaarde. Tevens werden een doorloopverblijf voor moeraswallaby's en een verblijf voor zandwallaby's gebouwd.
In 2012 is het Aziëhuis vernieuwd. Na deze renovatie zijn in het Aziëgedeelte van de dierentuin ook reptielen, vogels en zoogdieren te zien. De publiekstoegankelijke binnenverblijven van het Prins-Alfredhert en het Visayawrattenzwijn moesten daarvoor wijken. Onder de soorten die in het Aziëhuis te zien zijn is de komodovaraan en het zeldzame balabacdwerghert dat in slechts een handvol Europese dierentuinen wordt gehouden. Nieuw zijn de Indische nimmerzatten en een Maleise nimmerzat (intussen gestorven) in de Aziatische moerasvolière. De klipspringer stierf in 2012 in de "Krokodillenrivier".
In 2016 werd het eerste gedeelte van project Oceanium 2.0 grotendeels opgeleverd. Het betreft een reeks aquaria die vormgegeven zijn als het Groot Barrièrerif. De restauratie van de monumentale stal voor grote koedoe's en penseelzwijnen werd ook afgerond. Tegelijkertijd werd het laatste onderdeel van 'Hart van Afrika' gerealiseerd, in de vorm van een uitbreiding van het bestaande penseelzwijnenverblijf. Deze zwijnensoort deelt hun verblijf met bosbuffels. De soorten waren nooit succesvol bij elkaar geïntroduceerd en men hoopte dat met meer ruimte de spanningen minder snel zouden oplopen. Hoewel het in meerdere andere parken een succesvolle combinatie is gebleken, is het anno 2018 nog steeds niet gelukt om de 2 soorten succesvol te doen samenleven. Tot kleinere bouwwerkzaamheden horen onder meer uitgebreide baggerbeurten, de opknapbeurt van een gedeelte van de Victoria Serre en nieuwe bepading. In 2016 kroop voor het eerst in een lange tijd een hyacinthara uit het ei en werden er een bongo en een Françoislangoer geboren. Tevens kwamen twee gevlekte hyena's ter wereld, waarvan een niet lang na de geboorte door nog onbekende oorzaken overleed. Ook werden er enkele zeldzame Franse knorvissen en McCords doosschildpadden geboren en arriveerde een nieuw paartje spitssnuitkrokodillen uit Emmen. De stokoude withandgibbons Nico en Saar kregen samen een spuitje, nadat Saar in steeds slechtere gezondheid verkeerde en er geen uitzicht was voor haar partner. Ook de oudste netgiraffe van Europa, Tipsy, liet men vanwege gezondheidsklachten inslapen.
In 2018 opende het geladaverblijf voor de gelada’s (apen uit Ethiopië). Tevens is er een doorloopverblijf voor de ringstaartmaki's geopend, een geschenk van de Vereniging Vrienden van Blijdorp. Ook de komst van vier ernstig bedreigde Antilliaanse leguanen, die met het regeringsvliegtuig en premier Rutte meekwamen, was een bijzonder moment.
Foto en Informatie komen van Wikipedia
0 notes
Text
De dag komt langzaam op gang. Ik, beter gezegd. De kamer ligt aan een tuin, weg van stads lawaai. Daarbuiten is het leven er volop. Supermarkten, bakkers, de wasserette, winkels van allerlei soort, restaurantjes en terrasjes: Hoheluft West. Het is een leuke wijk, een eindje buiten het centrum. Volop bomen en groen. Ik zou me er zo thuis voelen. In een containerloods huist het Haus der Photographie, onderdeel van de Deichtorhallen. Die worden verbouwd, wat nog jaren kan duren. Ik zie een expositie van Claudia Andujar, die in Brazilië woont en zich fotografisch en sociaal heeft bekommerd om het bestaansrecht van de Yanomami, een inheems volk. Intrigerende nabijheid. Toch had ik iets meer verwacht, ik bevind me blijkbaar in het verkeerde gebouw. Speicherstadt is van een andere orde. Oude pakhuizen, op de eilanden, omgetoverd tot een bewandelbaar gebied met woningen, bedrijven, restaurants en aan de kop het iconische gebouw van de Elbphilharmonie, zeg maar een golf in de Elbe. Het liefst zou ik er naar een concert gaan. Vandaag is er alleen een in de kleine zaal, stijf uitverkocht. Misschien hebben ze nog een kaartje verstopt in een geheime digitale lade, of een regeling voor als mensen niet komen opdagen. Het is er druk, je kunt een kaartje krijgen voor een bezoek aan het platform, een rondgang op flinke hoogte. Waar ik terecht kan met mijn vraag voor concertkaartjes is me onduidelijk. Volgens een toezichthouder bij de ingang moet ik een concerttoer boeken. De hele kassa zit blijkbaar zelf verstopt in een digitale lade. Ik bezoek het platform, wat wel prachtige vergezichten over stad en Elbe oplevert. Ook daarbinnen zie ik geen kassa. Ik laat mijn plan varen. Hamburg is veel te groot voor een dagje. Ik kan er even aan proeven, een ritje met de metro maken, langs het stadhuis lopen, een straat in dwalen met alle grote modemerken. Via de Colonnaden kom ik bij Planten un Bomen. Een magistraal park, prachtig aangelegd met talrijke bloemen, bomen, trappetjes, grasvelden, banken. De hortus botanicus van de universiteit van Hamburg huist erin. Alleen dit park maakt het bezoek aan de stad meer dan waard. Maar ineens heb ik genoeg van de drukte overal. Ik neem de metro terug, wandel nog een stuk door Hoheluft, langs autovrije straten waarvan het wegdek is omgetoverd tot gemeenschappelijke tuinen. Hamburg is een stad om terug te komen, maar dan zonder fiets.
View On WordPress
1 note
·
View note
Text
Ontwikkeling Haarlemmerhout en Westerhout
In mijn verhalen over de geschiedenis van de Duin- en Bollenstreek ga ik u meenemen naar een specifiek deel van de Haarlemmer Hout.
Wie vanuit de Duin- en Bollenstreek over de Herenweg naar Haarlem reist komt de stad binnen via de Wagenweg. Langs deze weg passeren we een bos dat we kennen als de Haarlemmerhout. Het bos wordt met enige regelmaat onderbroken door huizen.
Veel van deze huizen zijn gebouwd in de periode dat Haarlem sterk groeide en met name de welgestelde mensen een woning wilden hebben buiten de traditionele stadgrenzen. Dit was het ontstaan van de Westerhout.
De historie van dit gebied gaat echter nog verder terug.
Om de strandwal van Haarlem en Heemstede heen bevonden zich de veengebieden, die eerst afgegraven werden en later ingepolderd. Dit zijn de veenpolder- of veenweidegebieden, zoals tussen de Wagenweg en Duinvliet; waardoorheen de Leidsevaart is gegraven en waar in het begin van de 20e eeuw bijvoorbeeld de wijk Bosch en Vaart is verrezen. (Een bekend veenpoldergebied in de gemeente Haarlem is nu nog de Hekslootpolder in Haarlem-Noord.)
We gaan nog tientallen eeuwen terug in de tijd. West van de strandwal Wagenweg was ooit de Noordzee, totdat de branding nieuwe zandbanken en strandwallen ging vormen. Over deze strandwal liepen enkele duizenden jaren voor onze jaartelling al mensen, want hij maakte deel uit van dé noord-zuid verbinding in Holland, waarop ook Haarlem ontstond. Door het samenspel van zee en wind ontstonden veel later de hogere zandduinen van Aerdenhout en Zandvoort.
De oude zeebodem is bij bouwprojecten soms even zien. De kleilaag wordt, zo is uit onderzoek gebleken, naar het westen toe gaandeweg dikker en bereikt bij de Leidsevaart een dikte van 1.05m.
Op de zeeklei ligt laagveen, dat halverwege de Schouwtjeslaan slechts 15 cm dik is, maar bij de Leidsevaart 1.60m. Daarop liggen dan weer afwisselend veen- en kleilagen, alsmede ophogingslagen van gemengde grond of zand. Om bebouwing, dat wil zeggen het Bosch- en Vaartkwartier, mogelijk te maken, is op veel plaatsen het veen weggegraven en vervangen door een zandpakket.
Om met andere cijfers een indruk van het verloop van de strandwal te geven: in het Westerhoutpark ligt de bestrating op een hoogte van 1.10 tot 1.25 meter boven N.A.P. en onmiddellijk op het zand van de strandwal. De funderingen van de panden op de strandwal staan op het zand: ze staan op staal.
De Haarlemmerhout is in de loop der eeuwen twee keer kaalgeslagen. De eerste keer in 1462, en de tweede keer in 1572/1573 tijdens het beleg van Haarlem door de Spanjaarden. Haarlem kreeg het gebied in erfpacht om het ter ‘chiragie [versiering] ende verlustinge [vermaak, genoegen]’ te herbebossen.
Niet alleen daardoor, maar ook omdat het hout van de Hout altijd aantrekkelijk was om gebruikt te worden, legaal en illegaal, zijn er in Westerhout altijd boomkwekerijen geweest. De Haarlemmerhout wordt voor het eerst genoemd in een document van 1120. De Hout viel onder de graven van Holland, lag binnen de jurisdictie van Heemstede, dat weer onder de jurisdictie van Kennemerland viel. Vanaf de 14e eeuw bestond er het grafelijke, ongetwijfeld voordelige ambt van houtvester van de Haarlemmerhout. Het was een jachtgebied en leverde hout op. Vanaf 1583 had de stad Haarlem het ‘Haerlemmer Bosch’ in erfpacht.
Voor het beleg van Haarlem in 1572/1573 werd het gebied tussen Koedrift en ’t Gebrande Huis gebruikt als galgenveld van de stad Haarlem, maar wel binnen het rechtsgebied van Heemstede.
De stenen galg daar werd later vervangen door een houten galg met geselpalen. De ‘beul van Haerlem’, de scherprechter van het Hof van Holland die in Haarlem woonde, was spreekwoordelijk berucht.
Na de laatste kaalslag werd het ‘Haerlemmer Bosch’ een stadspark en uitgaansgelegenheid, voor Haarlemmers en Amsterdammers. Over hoe de namen van de verschillende onderdelen van deze ‘mensenhout’ waren, zijn de bronnen niet eenduidig. De Koningin Wilhelminalaan heette de Oude Houtlaan. De Hout ten zuiden van de Koningin Wilhelminalaan kunnen we de ‘Oude Hout’ noemen. De noordelijke en oostelijke uitbreiding van de Hout aan beide kanten van de Fonteinlaan (vroeger Dreef) werd de ‘Nieuwe Hout’ genoemd. Tot de ‘Nieuwe Hout’ behoorde ook het gebied tussen de Koningin Wilhelminalaan en de Meesterlottelaan, van de Fonteinlaan tot en met de buitenplaats Hout Rust, Koningin Wilhelminalaan 16.
Cornelis Willemsz Pottagie pachtte al in 1550 ‘acht en twintig roeden lands liggende aan den heerweg bezijden Haarlemmerhout waar hij een huis op getimmerd heeft.’ Het kreeg in de volksmond de naam Potjes, een verbastering van de familienaam Pottagie.
De aanduiding Droncken huijsje bestond al in 1581, de 7e variant Dronckenmans-huisje is van latere datum. Maar de officiële naam van de herberg, genoteerd in 1581, was Vagevier (vagevuur).
Een herbergnaam die net als Hemel en Hel meer voorkwam en waar aardse zielen geestrijk bepleisterd werden. Vagevier lag westelijk op de lijn van andere pleisterplaatsen: Bethlehem, Emaus, Jeruzalem en Oud-Rome.
25-9-2023
0 notes
Text
“Eénmaal geproclameerd, altijd geproclameerd.”
Ik ben Ferner Felix Saija geboren op 5 juni 1947 in Makassar. Mijn vader is Frans Saija en moeder is Marietje Teterissa. Als kind heb ik verschillende politionele acties meegemaakt. Dit heeft diepe littekens achtergelaten en praat ik hier nauwelijks over. Samen met mijn ouders hebben we op diverse plaatsen in het archipel gewoond. Plaatsen zoals Palopo (Zuid Celebes), Sungguminasa (Zuid Celebes), Malang (Oost Java) en Surabaya (Oost Java) zijn mij niet vreemd. Vanuit Surabaya zijn wij ingescheept om met de boot Atlantis naar Nederland te gaan. Vanuit Amersfoort naar kamp Schattenberg (voormalig Joods concentratiekamp), daarna in de wijk in Assen en uiteindelijk in Groningen. Mijn vrouw Anneke is mijn steun en toeverlaat en hebben wij samen 2 dochters; Ellen en Caro. Ik heb altijd voor mijn ouders gezorgd en werd ik door mijn moeder verantwoordelijk gehouden voor het wel en wee in de familie. Een goed voorbeeld is dat ik aangenomen was bij de marine maar mijn moeder de aanstellingsbrief voor mijn gezicht verscheurde. Ze vond dat ik trouw moest zijn en blijven aan de RMS. Mijn moeder heeft dit zelf ook aan der lijve ondervonden aangezien haar broer en haar man tijdens de oorlog voor de Nederlandse vlag zijn gestorven. Ik ben trots dat ik Molukker ben omdat onze cultuur rijk is en liefdevol. Ook is onze familieverband hecht en kunnen we niet zonder elkaar. Mijn teleurstelling zit hem in het feit dat keuzes voor mij zijn gemaakt terwijl ik deze zelf had willen maken. Mijn dochters daarentegen krijgen alle vrijheden en mogen hun keuzes zelf bepalen. Ik zou graag mijn huidige generatie willen meegeven dat zij nooit mogen vergeten waar zij vandaan komen en het ideaalbeeld van de RMS levend moeten houden. De nieuwe generatie zou ik adviseren om te studeren en hun best te doen. Maak gebruik van alle faciliteiten die hier in Nederland voor handen liggen maar lever ook een bijdrage aan het RMS ideaal.
0 notes
Link
0 notes
Text
Vooral middelgrote gemeenten hebben te maken met marktconcentratie bij nieuwbouw van woningen
Bij een aantal middelgrote gemeenten hebben ontwikkelaars en bouwers van nieuwbouwwoningen stevige marktaandelen door het bezit van grond. Daardoor hebben ze een flinke ‘vinger in de pap’ bij de ontwikkeling van nieuwbouwwijken. Bij grote gemeenten speelt dat minder. Dat blijkt uit het onderzoek “Concentraties in de nieuwbouwmarkt” door de hoogleraren Edwin Buitelaar en Erwin van der Krabben in samenwerking met het Kadaster, in opdracht van de Autoriteit Consument & Markt (ACM). Risico's van hoge marktconcentraties Hoge marktconcentraties kunnen een indicatie zijn van lokale marktmacht. Enkele vastgoedontwikkelaars of bouwers hebben, doordat ze (bouw)grond in een dorp of stad bezitten, veel invloed op de plannen voor de bouw van nieuwe woningen. Die invloed kan dan ingezet worden bij onderhandelingen die gemeenten voeren. Wanneer vastgoedontwikkelaars en bouwers het overwicht hebben, ofwel wanneer concentratie tot marktmacht leidt, ontstaat er een risico op hoge prijzen, ongewenste vertraging in bouwtempo, of minder kwaliteit in een toch al krappe woningmarkt. De kans op dit scenario lijkt vooral bij middelgrote gemeenten aanwezig. Een ander scenario is overigens dat gemeenten het efficiënter vinden om met een beperkt aantal partijen zaken te doen. Dan zijn de risico's door marktconcentratie kleiner. Ministerie onderzoekt mogelijkheden om nieuwbouwmarkt vlot te trekken Het bouwen van nieuwe woningen is van veel factoren en spelers afhankelijk: wet- en regelgeving, grondeigendom, bouwkosten, planvorming, risico’s, en gedrag van de gemeenten en partijen. Hoge concentraties kunnen daarom niet in isolatie beoordeeld worden. Deze studie gaat over de mate van concentratie van vastgoedontwikkelaars en bouwers voor nieuwbouwlocaties. Marktmacht en eventueel misbruik van marktmacht vormen geen onderdeel van deze studie. Vanwege de risico's van concentraties kunnen gemeenten die concrete aanwijzingen voor marktmacht hebben zich melden bij de ACM. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft inmiddels – mede naar aanleiding van dit rapport – opdracht geven voor een onderzoek om te bekijken wat er in de wet- en regelgeving mogelijk is om de nieuwbouwmarkt beter te laten functioneren. Waar nodig zal de ACM dit onderdeel van de woningmarkt blijven volgen. Grond- en nieuwbouwmarkt niet transparant De onderzoekers hebben veel tijd moeten steken in het verzamelen en analyseren van gegevens. De grond- en nieuwbouwmarkt blijkt niet transparant. Het is bijvoorbeeld lastig om uit de gegevens van het Kadaster vast te stellen welke bouwonderneming betrokken was als een gemeente (de grond van) een nieuwbouwwoning verkocht. Dat gebeurt bijvoorbeeld als particulieren opdrachtgever zijn van een nieuwbouwwoning. Er bestaan ook samenwerkingsverbanden waar gemeenten met een ontwikkelaar samenwerken in de ontwikkeling van een nieuwe wijk. Dan is op basis van de gegevens van het Kadaster moeilijk te bepalen of en welke marktpartij(en) betrokken zijn en of dat heeft geleid tot een hogere markconcentratie. De ACM adviseert het Rijk om de markt transparanter te maken zodat de marktpositie van grote partijen op basis van feitelijke gegevens bepaald kan worden. Daarop kunnen gemeenten dan hun beleid afstemmen, bijvoorbeeld bij de uitgifte van grond, bij aanbestedingen of het ‘opknippen’ of gefaseerd ontwikkelen van een woningbouwlocatie. Bron: ACM Read the full article
0 notes
Photo
Bijzondere ontmoetingen Marly van der Wijk op zondag 1 december 2019.
In “bijzondere ontmoetingen” vandaag een verhaal over een bijzonder mens Marly van der wijk die gedurende meer dan 20 jaar vrijwilligster was bij onze lokale omroep in Stein.
Marly heb ik er leren kennen en ik wist dat haar gezondheid de laatste jaren te wensen over liet. Zo nu en dan informeerde ik via “Face Book” hoe het met haar ging. Steeds was er die positieve reactie van haar. Dat vond ik heel bijzonder en toen ik haar gisteren, zaterdag 30 november 2019, weer eens een berichtje stuurde was ik opnieuw verbaast over haar positieve instelling. Ze schreef me terug dat ze na een heel lastig jaar weer omhoog krabbelde.
1 note
·
View note
Text
Mia Doornaert: “Ik wek blijkbaar een zekere irritatie op.”
Dit interview verscheen op zaterdag 22 december in Zeno, de weekendbijlage van De Morgen.
2018 was voor Mia Doornaert zowel een ongewoon als een normaal jaar. Ongewooon omdat ze eerst wel, dan niet, en uiteindelijk toch de voorzitter van het Vlaams Fonds der Letteren werd. En normaal omdat ze ook dit jaar weer de linkse kerk aan het vloeken kreeg. "Ik wacht nog altijd op excuses."
Een kwartier later dan afgesproken, arriveer ik in de Elsense art deco-wijk waar Mia Doornaert woont. Zou de columniste - in wie mijn bevooroordeelde brein een strenge dame vermoedt - me mijn vertraging kwalijk nemen? Zou ze me over de knie leggen en me toesissen dat niemand haar ongestraft vijftien kostbare minuten doet verlummelen?
Nog voor ik me aan een pronostiekje heb gewaagd, doet ze glimlachend de deur van haar appartement open. Ze neemt mijn jas aan, gaat naar de keuken en sommeert haar koffieapparaat om een café lungo bijeen te pruttelen. In haar living fladderen Mozart-melodieën in het rond, in haar kerstboom verspreiden lieflijke lampjes Bing Crosby-romantiek.
Wanneer ze opnieuw de woonkamer binnenwandelt, merkt ze dat ik schaamteloos haar boekenkast aan het besnuffelen ben. "Zoals u ziet, kan ik wel degelijk lezen", zegt ze droog. Een scheut sarcasme aan het adres van de schrijvers die haar letterkundige capaciteiten in twijfel trokken toen ze in juli benoemd werd tot voorzitter van het Vlaams Fonds der Letteren.
Toch was het vooral de manier waarop die benoeming tot stand kwam die wrevel opwekte: de Vlaamse regering had Doornaert zonder inspraak van de raad van bestuur tot voorzitter gebombardeerd. En dus beweerde een aantal schrijvers dat haar benoeming er eentje van politieke aard was.
Op vraag van Doornaert zélf volgde de regering in het najaar alsnog de officiële aanstellingsprocedure: cultuurminister Sven Gatz (Open-VLD) zette haar benoeming on hold en wachtte tot de elf leden van de raad van bestuur op eigen initiatief een voorzitter voordroegen. Dat gebeurde afgelopen maandag. En aan wie betuigden de bestuursleden - oh, doorzichtige spelingen van het lot - unaniem hun steun? Mia Doornaert.
Hield Sven Gatz maandag een Smith & Wesson op de raad van bestuur gericht, mevrouw Doornaert?
(lacht) "Natuurlijk niet. Alle bestuursleden hebben mijn voordracht als voorzitter in eer en geweten gesteund. Dat bewijst dat er in september helemaal geen sprake was van een politieke samenzwering. De regering is er toen gewoon van uitgegaan dat de raad van bestuur tegen mijn aanstelling geen bezwaar zou maken."
Een vreemde veronderstelling: de vier onafhankelijke leden van de raad van bestuur waren op dat moment nog niet eens benoemd.
"Daarom heb ik er ook op aangedrongen dat de benoemingsprocedure hernomen zou worden: zo kon de voltallige raad van bestuur zich over de zaak uitspreken. Ik vind het wel eigenaardig dat mijn voorganger, ex-Groen-politicus Jos Geysels, in 2009 zogezegd niét politiek benoemd was. Of toch niet volgens de media. En weet u waarom? Omdat Jos Geysels uit een linkse partij kwam."
En vooral omdat de aanstellingsprocedure in zijn geval wél correct gevolgd is.
"Akkoord. Maar laten we wel wezen: ook Jos Geysels wist op voorhand dat hij voorzitter zou worden. Als je links bent, krijg je gewoon minder tegenwind. Niemand heeft ooit geschreven dat Geysels zijn voorzitterschap aan Groen te danken had. Maar toen ík voorzitter werd, was ik zogezegd gechaperonneerd door de N-VA."
U bent toch voorgedragen door minister-president Geert Bourgeois (N-VA)?
"Ik ben door de héle Vlaamse regering voorgedragen. Daar zitten bij mijn weten nog andere partijen in dan enkel de N-VA, niet? Toen mijn naam in de regering geopperd werd, zei iedereen: "Goed idee: Doornaert is onafhankelijk. Ze was ooit aangesloten bij een rode vakbond (de BBTK, bij De Standaard, red.), werkte twee jaar op een christendemocratisch kabinet (als speech writer van ex-premier Yves Leterme, red.) en zal nooit op de N-VA stemmen aangezien ze een belgiciste is." En uitgerekend ik zou politiek benoemd zijn? Komaan. Je wordt politiek benoemd als je een baan krijgt op basis van bewezen diensten aan een politieke partij. Dat is bij mij duidelijk niet het geval. Mijn onafhankelijkheid is me dierbaar."
Onafhankelijk of niet, schrijver Beri Lleshi vond het niet kunnen dat iemand die 'racistische opinies spuit' het uithangbord van de Vlaamse letteren zou worden.
"Waarop ik hem in Knack 'een marginaal mannetje' noemde, ik weet het. Ik had me gezien mijn nieuwe functie wat subtieler kunnen uitdrukken. Maar ik was razend. Iemand van racisme beschuldigen, is een gore daad. Ik daag iedereen uit om één racistische zin te vinden in alles wat ik de voorbije veertig jaar heb geschreven."
Beri Lleshi vond in uw olumns 'cultureel racisme'. Zo catalogeerde hij uw niet aflatende islamkritiek.
"Islamkritiek ís geen racisme. Bezwaar maken tegen de aanwezigheid van mensen omdat ze de 'verkeerde' huidskleur hebben, is racisme. Met moslims debatteren over hun overtuigingen, is democratie. Overigens heb ik de heer Lleshi al lang mijn excuses aangeboden. Maar ik wacht nog altijd op de zijne."
Kan u na de heisa rond uw voorzitterschap nog een geloofwaardig ambassadeur van de Vlaamse Letteren zijn?
"Die vraag vind ik eerlijk gezegd beledigend. Eén: de 'heisa' waar u het over heeft, was een storm in een glas water. Mijn critici - en daarmee bedoel ik de mensen die mij als persoon niet lustten, niet de mensen die vonden dat de procedure gevolgd moest worden - waren alles behalve talrijk. Ik heb vanuit de literaire wereld meer steunbetuigingen ontvangen dan haatberichten. En twee: als iedereen die ooit door een handvol mensen is aangevallen geen geloofwaardigheid meer zou hebben, is niémand nog credibel. Ik ben met open armen ontvangen op de voorstelling van de nieuwe dichtbundel van Luuk Gruwez. Ik werd met veel respect bejegend op de uitreiking van de Prijs der Nederlandse Letteren. Ik word vaak gevraagd voor lezingen en debatten, onlangs nog door professor Ignaas Devisch van de UGent. Ik denk dus dat mijn intellectuele bagage en mijn liefde voor de literatuur wel erkend worden."
Welke klemtonen zal u als voorzitter leggen?
"De promotie van de Nederlandstalige literatuur in het buitenland ligt me nauw aan het hart. Eigenlijk is het onbegrijpelijk dat de Nobelprijs voor Literatuur nog nooit naar een Nederlandstalige schrijver is gegaan. Ik kan er natuurlijk niet voor zorgen dat dat plots wél gebeurt. Maar ik kan de Nederlandstalige literatuur wel een internationaal duwtje in de rug geven: ik heb aan mijn loopbaan buitenlandse contacten overgehouden die me daarbij kunnen helpen."
Bent u een voorstander of een koele minnaar van schrijverssubsidies?
"Een voorstander. Anders had ik deze job niet aanvaard. Als we schrijvers niet een heel klein beetje helpen om van hun pen te leven, zouden veel mooie boeken nooit verschijnen."
Hoe gaat u de Vlaamse auteurs die uw benoeming bekritiseerden - Beri Lleshi, maar ook Stefan Hertmans en Jeroen Olyslaegers - ervan overtuigen dat u ook hún subsidie-aanvragen met een open geest tegemoet zal zien?
"Ik hoéf hen daar niet van te overtuigen: ik bepaal zelf niet aan wie het Fonds subsidies toekent. Dat is de taak van de onafhankelijke subsidiecommissies. Maar als het u kan geruststellen: ik heb met de meeste van mijn critici al gesprekken gevoerd. En de conclusie daarvan luidde telkens: zand erover."
Radiomaker Lieven Vandenhaute noemde Mia Doornaert ooit 'een flamboyante dame die felgekleurd op het scherm komt'. Van die felgekleurdheid is vandaag weinig te merken: Doornaert is gehuld in stijlvol zwart. Maar flamboyant - of beter: uitgesproken - is ze het hele gesprek door. En zeker wanneer we beginnen te keuvelen over dé maatschappelijke splijtzwam van het moment: het VN-migratiepact.
Op Twitter liet u weten 'dat het grootste deel van de wereld het migratiepact rustig kan tekenen omdat het geen last heeft van activistische magistraten die een niet-bindend pact kunnen aangrijpen om democratieën dwingende regels op te leggen.' Het leek wel een tweet van Theo Francken of Steve Bannon: ook zij stellen de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in vraag.
"Ik ben een groot voorstander van de scheiding der machten. Precies daarom hou ik wat minder van rechters die in hun interpretatie van de wet zo ver gaan dat ze aan politiek beginnen te doen."
Alle magistraten interpreteren de wet. Door ze activisten te noemen, wekt u de indruk dat ze een complot voeren tegen de wetgevende macht. Dat is toch pure Breitbart-retoriek?
"Noem ze dan niet activistisch, maar creatief. Het verandert weinig aan de realiteit: dat er rechters zijn die onze wetten vanuit hun eigen ideologisch kader nogal vergaand interpreteren. Dat is ook niks nieuws. Toen Earl Warren voorzitter was van het Amerikaanse Hooggerechtshof heeft dat hof de Amerikaanse grondwet op een zeer liberale - lees: linkse - manier geïnterpreteerd. Denk maar aan zijn vonnis in de zaak Roeversus Wade, waarin hij de wetgeving van sommige Amerikaanse staten verwierp door te zeggen dat het ongrondwettelijk was om abortus te verbieden of te bestraffen. Vindt u het dan zo ondenkbaar dat een Belgische rechter het migratiepact zou aanwenden om onze grenzen meer open te stellen?"
De grondwet waar Earl Warren zich op beriep, is bindend. Het migratiepact is dat niet.
"Nee, maar het is wel ondertekend. En het gebeurt wel degelijk dat soevereine staten tot beslissingen gedwongen worden door internationale overeenkomsten. Als het migratiepact niet bindend is, waarom is het dan zo belangrijk?"
Omdat het een lovenswaardige poging is van 190 landen om een beter migratiebeleid te voeren.
"Wel, dat is dan uw persoonlijke, zeer idealistische visie. Ik zeg niet dat er in het pact geen goede dingen staan, maar ik zie toch zorgwekkende gebreken. Zo vind ik het bijzonder problematisch dat er in het pact nauwelijks iets gezegd wordt over de regimes die migratie veroorzaken omdat ze hun eigen bevolking laten creperen. Dat zijn namelijk dezelfde regimes die in de VN doodleuk komen verklaren dat Europa meer inspanningen moet doen op het gebied van migratie. Af en toe moeten we ook eens durven zeggen: begin verdorie eens met je eigen land behoorlijk te besturen."
Begin dit jaar schreef u een column waarin u het recht opeist om uzelf blank te blijven noemen in plaats van wit. 'De taal is nu eenmaal de taal', schreef u. Dat klopt natuurlijk niet: taal verandert. We noemen zwarte mensen niet langer negers, maar zwarten.
"Wat mij in het wit-blank-debat stoort, is het totalitaire karakter ervan: als je 'wit' zegt, ben je progressief en vredelievend, als je 'blank' zegt reactionair en racistisch. Ik vind het normaal dat zwarten kiezen met welke term ze het liefst worden aangeduid. Maar mogen blanken dat misschien ook? Dat sommige 'ethnics' daar zelf over willen beslissen, lijkt meer op revanchisme dan op een streven naar harmonie."
Journalist Joris Luyendijk schreef in De Standaard: 'Taal deelt de wereld op in categorieën, klassen, groepen. Wie tot de dominante groep behoort, ziet dat doorgaans niet, zoals ook een vis zich niet bewust is van het water waarin hij zwemt.' U bent in dit citaat de vis, mevrouw Doornaert: vanuit uw dominante positie in de samenleving begrijpt u niet waarom het woord 'blank' voor niet-blanken een synoniem is van 'superieur'.
"Dat veel blanken gepriviligieerd zijn, betwist ik niet. En dat we ons daar niet altijd van bewust zijn evenmin. Maar er zijn zoveel gepriviligieerden. Mooie meisjes beseffen ook niet dat ze het makkelijker hebben dan hun minder aantrekkelijke seksegenoten. Grote mannen hebben ook niet door dat ze maatschappelijk bevoordeeld zijn ten opzichte van kleinere exemplaren. Moeten we dan alle woorden waarmee we gepriviligieerde mensen benoemen maar veranderen? In Amerika moest je kleine mensen op een gegeven moment 'vertically challenged' noemen. Dat heeft hen niet minder klein gemaakt."
De tegenstelling tussen groot en klein is van een andere orde dan die tussen blank en zwart. Grote mensen hebben kleine mensen nooit onderdrukt.
"Maar mannen hebben vrouwen wél onderdrukt en toch hebben we het woord 'man' nooit in vraag gesteld. Mijn punt is: al dat woordenfetisjisme zal racisme niet de wereld uit helpen. Mensen die zo onnozel zijn om zich racistisch te gedragen, gaan daar niet mee stoppen omdat ze plots 'wit' zijn in plaats van 'blank'. Bovendien: door onszelf wit te noemen, benadrukken we net dat we een andere huidskleur hebben dan zwarten. Terwijl huidskleur voor mij irrelevant is. Ik deel de wereld niet op in witten en zwarten. Voor mij zijn er alleen mensen van goede wil en mensen van minder goede wil. Ongeacht hun huidskleur, gender, origine of wat dan ook."
Voor mensen die graag aan de linkerkant van de politieke arena zitten, is Mia Doornaert the woman they love to hate. Op Twitter geven haar rechts-conservatieve opinies - een kwalificatie die ze vurig zou bestrijden - regelmatig aanleiding tot links-progressieve verontwaardiging. Ik vraag of dat haar vervult met trots dan wel met treurnis. "Vooral met verbazing, eigenlijk", zegt ze. "Ik kom uit een rooms-rood nest, geloof in de gelijkheid van mensen en ben een pleitbezorger van de verzorgingsstaat. In een recente column onderschrijf ik een citaat van de Franse sociaal-geograaf Christophe Guilluy: 'De vrijhandel schept welvaart, maar produceert geen samenleving.' Hoeveel 'linkser' wil je me hebben? (lacht) Wat links stoort, denk ik, is dat ze mij nooit kunnen betrappen op reactionaire of separatistische standpunten. Dat zorgt blijkbaar voor enige irritatie."
U verwijt links het gewone volk te misprijzen. "Linkse partijen slaan het volk voortdurend met verwijten om de oren", schreef u. "Het resultaat is dat veel gewone mensen zich onbegrepen voelen en snakken naar een blijk van respect." Kortom: de woede van de gele hesjes is de schuld van de sossen.
"Maar dat ís voor een stuk toch ook zo? Wanneer gewone mensen getuigden over de moeizame integratie in hun wijken, kregen ze van links te horen dat ze racisten waren. Wanneer ze kloegen over onveiligheid was dat maar een 'gevoel'. Hoe lang heeft het niet geduurd voor de linkse partijen écht zijn beginnen te luisteren naar de mensen? Het protest van de gele hesjes, de verkiezing van Trump, de keuze voor de Brexit: het zijn allemaal opgestoken middelvingers van de zogenaamde proleten ter attentie van zij die hen minachten. Sommige linkse politici beseffen ondertussen wel dat ze hun traditionele achterban te veel in de steek gelaten hebben. Maar dat betekent nog niet dat ze dat graag onder de neus gewreven krijgen. En zeker niet door mij."
Wat links ú dan weer verwijt, is dat u een misplaatst islamofoob discours voert.
"Dus ik ben een vijand van de islam omdat ik de seculiere maatschappij verdedig? Dat is toch onzin? Ik maak altijd een onderscheid tussen de islam in het algemeen en de onaanvaardbare toepassingen ervan. En ik sta aan de kant van alle moslims die geen contradictie zien tussen hun geloof belijden en aan het moderne leven deelnemen. Ik vind zelfs dat de media meer moslims aan het woord zouden moeten laten die gedijen in onze vrije maatschappij. Door altijd maar te focussen op ontevreden moslims, denken de mensen op den duur: 'Die moslims haten ons.'"
U focust zelf toch ook op de fanatiekere vertegenwoordigers van de islam?
"Waar ik op focus, is mijn overtuiging dat een seculiere samenleving niet kan toestaan dat mensen hun godsdienst als hun identiteit zien. Want dan geven ze de regels van die godsdienst voorrang op onze democratische wetten en is het einde zoek."
Vindt u onze eigen waarden superieur aan die van andere culturen?
"Ik ben het eens met wat Winston Churchill zei: 'De democratie is de slechts mogelijke regeringsvorm, met uitzondering van alle andere.' Wij hebben een maatschappijmodel dat heel aantrekkelijk is. Waarom zouden zoveel mensen anders naar hier komen? Dus ja, ik ben gehecht aan de waarden van de Verlichting. Zeker als vrouw. Veel culturen hebben nog altijd moeite met elementaire vrouwenrechten. Dat is fout en ik schroom mij niet om dat ook te zeggen. Links verkondigt altijd dat we 'respect moeten hebben voor andere culturen.' Maar dat mag niet betekenen dat we de ogen sluiten voor misbruiken tegen vrouwen. Ayaan Hirsi Ali (voormalige Nederlands politica, red.) werd lid van de PVDA omdat ze geloofde dat 'wie voor een dubbeltje geboren is ook een kwartje kan worden.' Maar ze verliet de partij omdat ze niks mocht zeggen over het geweld tegen vrouwen in bepaalde migrantengemeenschappen: ze mocht de gemeenschappen in kwestie vooral niet stigmatiseren. Dan zeg ik als vrouw: sorry, maar dat kan niet."
Tot slot: op Twitter noemde u de dit jaar overleden Charles Aznavour 'de compagnon van uw jaren van bohème.' Wat mag ik me bij die jaren van bohème voorstellen?
"In ieder geval geen drugs: ik heb heel mijn studententijd op frisdranken geleefd. Ik heb nooit un paradis artificiel nodig gehad, om het met Baudelaire te zeggen. Zelfs niet in Amsterdam, waar ik nochtans regelmatig naartoe ging en waar je vreemd bekeken werd als je géén joint aan het roken was. Mijn jaren van bohème waren vooral de jaren waarin ik me gulzig overgaf aan muziek en literatuur en precies leefde zoals ik wou. Ik was als student nogal happy go lucky: ik studeerde heel gemakkelijk en kon het me veroorloven om regelmatig te brossen. Ik ging ook graag uit, al hield ik het qua liederlijkheid binnen de perken: ik ging meestal gewoon dansen in de Zulu en de Macoumba, twee dancings op de Vismarkt in Leuven die allang niet meer bestaan. En de dag nadien stond ik op wanneer ik daar zin in had. Ook vandaag leid ik niet bepaald een regelmatig leven. Een tijd geleden kwam de loodgieter een nieuwe verwarmingsketel plaatsen. Hij wilde mijn thermostaat instellen en vroeg me om hoe laat ik 's ochtends opstond. Ik zei: 'Mijnheer, ik denk niet dat er in mijn leven al één week is geweest waarin ik elke dag op hetzelfde uur ben opgestaan.'" (lacht)
En zo verschalkt u de tijd. De jaren lijken niet echt vat op u te hebben.
"Dat heb ik deels te danken aan mijn passionele inborst - ik sta heel nieuwsgierig in het leven en blijf mezelf intellectueel voeden - en deels aan mijn genen: ook mijn ouders hebben er altijd jonger uitgezien dan ze waren. Het is dus niet zo dat ik wekelijks naar de BBB-club ga of een strikt quinoa-dieet volg. Ik denk eigenlijk niet na over mijn leeftijd. U zal mij nooit een rubriek weten schrijven met de titel 'De goeie raad van Tante Mia'. (lacht) In Les Vieux Amants zingt Jacques Brel: 'Finalement, il nous fallut bien du talent pour être vieux sans être adultes.' Wel, ik heb het gevoel dat ook mij dat gelukt is. Ik word dan al een dagje ouder, ik voel me nog altijd niet volwassen."
Voor we afscheid nemen, toont ze me nog haar kerststal: een constructie gemaakt van oorlogsmateriaal, door haar vader in 1943 zelf in elkaar geknutseld. Ze buigt zich vertederd over de witte figuren in de stal. Dan wijst ze naar de schouwmantel en zegt ze: 'De Drie Koningen staan ook al klaar.' De felle columniste is heel even een keurige dochter.
1 note
·
View note
Text
Janick Lanting, Elize van der Kamp en Jona Bos halen respectievelijk goud, zilver en brons ...
GRONINGEN, WINSCHOTEN – Vrijdagmiddag 13 mei werd om 16.30 uur, in het Kostverlorenkwartier in de Groningse wijk Kostverloren, gestart met de ... meer https://www.westerwoldeactueel.nl/2022/05/15/janick-lanting-elize-van-der-kamp-en-jona-bos-halen-respectievelijk-goud-zilver-en-brons-bij-de-provinciaal-groningse-kampioenschappen-sneldammen/
0 notes
Text
Tweede Kerstdag - Oudejaarsdag
‘Berlin Hauptbahnhof….Vorsicht bei der Abfahrt’. Abfahrt? Nog even niet. Het is een prettige kakafonie aan omroepen die je hoort bij het uitstappen van de trein. De trein waar het in Nederland nog even op wachten was, met veertig minuten vertraging kunnen vetrekken, op weg naar een nieuw avontuur! Het heuvelachtige landschap tussen Osnabrück en Hannover voorbij zien trekkend. Daarna wordt het ‘leger’ tot er in deze zo typische donkergrijze decemberlucht, in het nog weinige licht sneeuw te ontwaren valt in de bossen. Voorbij Wolfsburg wordt het donker. Dieper en dieper geraak je in het oosten. En dan ben je ‘plots’ in Berlijn. In Spandau om precies te zijn. Tot aan het Hauptbahnhof is het vervolgens nog tien minuten genieten van het stadspanorama. Langs de hoge huizen van Charlottenburg. Het beruchte station ‘Zoo’ waar Cristiane F. zich afspeelde, zwaar verslaafd aan heroïne zich zelf kapotmakend. Langs Bellevue, waar de Bundespräsident resideert. En dan ben je er! Even na 18 uur. Na 4 jaar terug in Berlijn. Ik heb er ontzettend veel zin. Vanuit de taxi naar het hotel, zie je het Bundeskanzlersamt. Je denkt eerst nog, a ja daar zit Merkel, maar sinds kort is Scholz de huisheer. In een restaurant op de Potsdamer Platz waar een bayrische sfeer wordt gecreëerd, en ik na de Kartoffelsuppe, rode kool, smul van de Apfelstrudel nemen Italianen selfies met een groot glas bier en een Eisbein op hun bord.
*
Het fascinerende aan Berlijn is dat de nalatenschap van decenia geschiedenis overal te proeven is. Dat is elke wereldstad uiteraard zo, maar in Berlijn in het extreme. Interessant is het om zomaar bij een willekeurig station van de S Bahn uit te stappen, dan een wandeling te ondernemen en dan bijvoorbeeld bij de gevangenis van Plötzensee te staan. Veelal heb ik daarover gelezen. Hoe beangstigend een dictatuur is, is hier te proeven. In de periode 1933-1945 zijn hier meer dan 2.800 mensen terecht gesteld door de nationaalsocialisten. Bij een luchtaanval in 1943 werd een man bijvoorbeeld verdacht van plunderen omdat hij tussen de puinhopen een tas zou hebben meegenomen. Daarop werd hij onthoofd. Een naargeestige plek.
*
Werkelijk zeer de moeite waard is om door de stadsdelen te trekken die ooit deel waren van de DDR. Langs de gigantische ‘Plattenbau’ flats, maar ook door straten waar nog woningen van honderd jaar geleden staan. En dan sla je links af je komt langs villa’s en in de wijk Karlshorst uit bij een voormalig officierscasino. Daar is op 9 mei 1945 de wapenstilstand getekend! Die was al op twee dagen eerder in de Franse stad Reims getekend, maar tegen de zin van Stalin. Dus op 9 mei even na middennacht werd het opnieuw gedaan. Daarna volgde een ‘Festmal’, de Amerikanen, Engelsen en Fransen konden niet tegen de Russen op. Die konden eten en drinken!
*
De tijd vloog om, voor je het wist liep je alweer in het donker. Langs de gezellig belichte uitgaansgelegenheden. Na het eten nam ik elke dag als toetje…Apfelstrudel, niet echt Berlijns, maar o zo lekker. En dan het theater in. In het ritueel om toegang te krijgen werd ik steeds beter. Je negatieve testresultaat van de dag tonen, je vaccinatiebewijs en dan de digitale stopwatch laten activeren. Het kost wat moeite maar je kunt dan wel genieten van het echte leven.
*
Oudejaarsdag was aangebroken. Het verschil met de temperatuur van de eerste dagen was zeker twintig graden. De terugreis was rustiger dan heen. In de Berliner Zeitung die ik op het Hauptbahnhof had gekocht stond een foto van het vuurwerk rondom de Brandenburger Tor. Zowaar in het Nederlands stond daar te lezen: gelukkig nieuwjaar!
1 note
·
View note
Text
Gezicht op de buitenplaats Woudestein aan de Honingerdijk, 1898-1902.
Uit de Maasbode van 18 juli 1896:
Het voorstel tot goedkeuring van den aankoop in openbare veiling van de buitenplaats Woudestein enz. voor den som van ƒ 75.533. — Goedgekeurd.
Uit de Maasbode van 18 mei 1905:
Naar wij vernemen, worden sedert eenigen tijd onderhandelingen gevoerd over de verplaatsing van het Maasstation naar het gemeenteterrein ten oosten van de voormalige buitenplaats Woudensteijn, thans in gebruik als sportterrein en oorspronkelijk bestemd voor een tweede ziekenhuis. Het terrein ligt uitnemend bij de spoorwegaansluiting der Ceintuurbaan en aan het eindpunt der electrische tram, terwijl tevens een zij-aansluiting zou gelegd kunnen worden naar de Woudensteijnschekade en Buizengat, die in betere verbinding gebracht kunnen worden met de Maas. Zijn wij goed ingelicht, dan geschiedt de verplaatsing op aandrang van het gemeentebestuur, daar de terreinen van het oude station dan weder ter beschikking van de gemeente komen, terwijl de Oosterkade, waar thans plaatsruimte te kort komt voor de rivierstoombooten, kan worden doorgetrokken tot de Oude Plantage. Het Oostelijk stadsdeel zal met deze bouwplannen een groote verbetering ondergaan.
De geschiedenis van sportcomplex Woudestein begint tegelijk met de oprichting van Excelsior in 1902. De club, die in eerste instantie slechts bestond uit een groep jongeren uit de wijk Kralingen, speelde zijn eerste wedstrijden op een terrein bij het landgoed Woudesteyn. In 1907 moesten de voetballers het veld ruimen na een beslissing van de gemeente Rotterdam om de grond waarop het stadion stond te verhuren aan een beheerder van een renstal, die hier paardenrennen wilde organiseren. De renbaan werd geen succes, en voor 50 gulden per jaar mocht Excelsior van de gemeente zijn wedstrijden weer op Woudestein spelen. De slechte staat van het veld bleek problematisch toen de club in 1921 naar de Overgangsklasse promoveerde. De NVB keurde het terrein af, en opnieuw moest men op zoek naar een nieuw onderkomen. Na afwisselend op de velden van Sparta Rotterdam, Feyenoord, CVV en VOC te hebben gespeeld kon Excelsior vanaf augustus 1922 terecht op het nieuwe Sportterrein Kralingen aan het Toepad. Dit sportpark was echter geen lang leven beschoren: aan het eind van jaren '30 werd het terrein aangewezen voor de bouw van een marinierskazerne.
De club keerde terug naar Woudestein, dat na een grondige renovatie – waarbij een tribune en een kleedkamer van het Toepad werden overgeheveld – opnieuw in gebruik kon worden genomen.
De foto komt uit de fotocollectie van het Stadsarchief Rotterdam. De informatie komt via delpher.nl uit de Maasbode en van Wikipedia.
0 notes
Photo
Ik schreef een stuk over Henriëtte Roland Holst en de politieke taak van de poëzie. Het is net uit in een boek dat Johan Sonnenschein en Kornee van der Haven samenstelden over dat thema.
First things first: Johan en ik gaan ver terug. We leerden elkaar kennen in 2008. Dat was het moment dat ik als redacteur betrokken raakte bij Yang. Tijdens de eerste vergadering werd meteen aangekondigd dat Yang zou fuseren met Freespace Nieuwzuid. Aftastende vergaderingen waren er al geweest, maar de concrete lijn moest nog vorm krijgen. En we hadden nog een titel nodig.
Uiteindelijk werd dat nY (nieuw Yang, was de achterliggende gedachte). Johan en ik voelden meer voor Moscou, eindbestemming van Tram 4 in Gent, die ons maandelijks vanuit het station in Gent naar de redactievergaderingen in het huis van Marc Reugebrink bracht. Een naam die duidelijk politiek resoneert. De wijk dankt z’n naam weliswaar aan het garnizoen Russische soldaten dat er tijdens de napoleontische oorlog gestationeerd was, maar wij dachten aan sovietraden. En aan het kunsttijdschrift October. Politieke resonanties.
Maar dat politieke vond toen niet voldoende draagvlak onder de gezamenlijke reacties van Yang en Freespace Nieuwzuid. In 2009 zag nY het licht. Het eerste nummer kwam uit op Goede Vrijdag.
Op dat moment waren Johan en ik de enigen die vanuit Nederland de maandelijkse tocht naar Gent maakten om lange redactievergadering in Gent bij te wonen. De lange treinreis vol voorspelbare depannages vlak voor Roosendaal of tijdrovende wisselstoringen tussen Roosendaal en Antwerpen Berchem, kwamen we makkelijk door met lange gesprekken over literatuur en politiek. Want dat bleef belangrijk, vonden we.
We zijn inmiddels ruim tien jaar verder. NY is een heel ander tijdschrift - veel beter dan wat het was toen ik het in 2010 vaarwel zei en naar de States vertrok, vind ik zelf - en de verwevenheid van politiek en poëzie werd de afgelopen tien jaar heel nadrukkelijk hergewaardeerd.
Dat opent ook de mogelijkheid om literatuurgeschiedenis anders te gaan schrijven. Literatuurgeschiedenissen zijn er om herschreven te worden. Die schakelmomenten die vroeger onmisbaar leken, de kettingen van een schijnbaar solide literaire traditie, die van de ene bloedeloze vormelijke vernieuwing naar de andere leidde, klinisch, gedesinfecteerd en in zichzelf gekeerd? Die lijken nu niet meer zo belangrijk. Als ze dat ooit al waren. Wat mij betreft niet. Liever een geschiedenis die de bewegingen nagaat - bewegingen van ritme, vorm, figuur, compositie en thematiek - die, eenmaal in elkaar geweven, politieke affecten en ideeën blootleggen, openmaken, onderzoeken en herdenken.
In die geschiedenis heeft Henriëtte Roland Holst een belangrijke plaats. Roland Holst was dan relatief vormvast, haar soepele muzikale ritmiek had een onmiskenbaar activistische grondtoon: nu bevlogen en utopisch, dan bezonnen en melancholisch. Maar altijd was er die zoektocht aar wat ik een soort ‘kosmisch communisme’ zou willen noemen. De aandacht voor natuur en voor wat onder en achter iedere politieke strijd, op een dieper niveau, verbindt. En dat dan onderzoeken, nagaan of het mogelijk is om dat via poëzie uit te drukken. Juist via poëzie.
0 notes
Text
De Rijn Delta in de Duin- en Bollenstreek
Ik neem u in deze aflevering mee naar de Rijn, immers ook in ons woon- en leefgebied was deze rivier van grote betekenis
Het gebied van de Duin- en Bollenstreek behoorde in het verleden tot de Rijn delta. Met ontstaan van de duinen ontstond er in dit gebied een vorm van afwatering dit van Noord naar Zuid liep en uitmondde in wat nu de Oude Rijn noemen. Tot in de Vroege Middeleeuwen mondde de hoofdtak van het Rijnsysteem (de huidige Oude Rijn) bij Katwijk via een opening in de strandwallengordel hier in zee uit.
Waterlopen liepen langs de kust alle in noord-zuidrichting langs de flanken van de strandwallen. Zij voerde het overtollige regenwater uit de strandwallen af naar de Rijn, die zelf weer afwaterde op de Noordzee. De afwateringen die we nog uit die tijd kennen zijn de Maandagse, Dinsdagse, Woensdagse en Donderdagse Wetering.
Slechts enkele afwateringen liepen van West naar Oost. De bekendste die we nu nog kennen is de Hillegomse beek die nu uitmondt in de Ringvaart, maar vroeger uitmondde in het Haarlemmermeer.
Ik neem u nu mee naar het gebied van Katwijk tot en met Leiden. De Rijn was in de vroege Middeleeuwen niet de stille stroom van nu, maar een natuurlijke, meanderende rivier die grote massa’s water naar zee afvoerde en die bij hevige stormvloeden ook grote hoeveelheden het land binnenliet.
De bedding van de Rijn kwam pas in de 12e. eeuw vast te liggen, met name wat betreft het gedeelte van Oegstgeest tot de kust.
De hoofdgeul volgde reeds in de vroege Middeleeuwen de huidige route langs het latere Leiden, de tegenwoordige Haagse Schouw en via Valkenburg richting het gebied tussen Noordwijk en Katwijk, het gebied wat nu bekend is als de Rijnsoever.
Een parallelle stroomgeul liep langs het verdwenen rivierdorp Nieuw-Rhijngeest. Deze Rijngeul verplaatste zich in de loop der tijd steeds verder naar het zuiden en verenigde zich tenslotte met de hoofdgeul.
De Rijngeul langs Nieuw-Rhijngeest liep dus veel noordelijker dan de huidige Oude Rijn. Die bevond zich, om de gedachten te bepalen, ter hoogte van wat nu de Einsteinweg heet.
Omdat de Rijn geleidelijk minder water ging voeren (de Waal en de Lek namen de afvoerfunctie over) verzandde de monding. Vanaf 1122 stagneerde de aanvoer van Rijnwater geheel doordat de Kromme Rijn in Wijk bij Duurstede werd afgedamd.
De in de Rijn uitkomende waterlopen waren getijdenkreken, waarin de getijdenwerking van de Noordzee merkbaar was.
Van west naar oost waren dat:
de Oude Vliet, nu nog herkenbaar las de grens tussen Oegstgeest en Voorhout,
De Pastoorswetering, die er met de Endegeesterwetering voor een groot deel nog ligt,
De Hofbroeker- of Hofdijksewetering, waaraan de brede sloot langs Hofbrouckerlaan herinnert,
De Mare, die alweer een paar eeuwen de Haarlemmer Trekvaart heet
Oost-west verbinding bestonden in de vroege middeleeuwen nog niet.
In de tweede helft van de 12e. eeuw raakte de Rijnmond bij Katwijk definitief verstopt. Waarschijnlijk is de storm van 21 december 1163 de genadeklap geweest.
De kaart geeft de situatie aan van rond 1300, met de ligging van de strandwallen in het kleigebied. Op de kaart staan de kerken van Noordwijk en Rijnsburg, het Groene kerkje in Oegstgeest, de abdij van Rijnsburg en kasteel ’t Sandt.
Stormen maakten ook de afwatering naar het noorden mogelijk, door het ontstaan van de Zuiderzee en de groter wordende meren ten noorden van Leiden, de Leidse meer en de Haarlemmermeer. De verbinding van Oegstgeest werd gevormd door de Mare, overgaand in de Leede. De Oude Vliet bleef bij Rijnsburg als bescheiden sloot bestaan, maar de abdis van Rijnsburg liet de Nieuwe Vliet graven om de wateroverlast te voorkomen, deze liep van Rijnsburg zuidelijk langs de kerk van Kerkwerve naar de Poelen bij Warmond en vervolgens via de Leede naar De Kaag.
27 januari 2020
3 notes
·
View notes
Text
Opening van het heringerichte Pijnackerplein, inclusief speelvijver, 1 mei 1971.
Uit het Vrije Volk van 3 mei 1971:
De lieverdjes van het Oude Noorden waren zaterdag door het dolle heen. Zij waren gewoon niet weg te slaan bij het nieuwe Pijnackerplein, dat na een grondige en kostbare reconstructie herschapen is in een oase voor sport, spel en recreatie.
Wethouder H. van der Pols (wijkaangelegenheden) stelde het geduld van de vele honderden kinderen zaterdagmorgen bij de feestelijke opening niet al te lang op de proef. Hij volstond met een kort woord om de jeugd maar zo vlug mogelijk aan een uitgebreid feestprogramma te laten beginnen. De heer Van de Pols gewaagde van een historische dag voor het Oude Noorden, omdat deze wijk op het gebied van de recreatie nooit erg rijk voorzien is geweest. Hij noemde het verheugend dat vele wijkbewoners hun wensen en verlangens ten aanzien van de opzet van het plein kenbaar hadden gemaakt. Tot de jeugd zei wethouder Van de Pols: „Jullie hebben met dit plein een fijn cadeautje gekregen; Bedenk echter wel, dat het meer dan honderd miljoen centjes heeft gekost. Dat is veel geld. Zelfs de koningin krijgt lang niet ieder jaar zon duur cadeautje."
De heer Van de Pols deed zowel op de jeugd als op de ouderen een beroep het nieuwe Pijnackerplein heel te houden. Wees er blij mee, speel er fijn mee en zorg er goed voor, zo hield de wethouder zijn jeugdig gehoor voor.
De heer J. C. W. Huigens, voorzitter van het wijkorgaan Het Oude Noorden, liet zich in dezelfde geest uit. Hij benadrukte dat iedereen, zowel de jeugd als de ouderen, een stukje verantwoordelijkheid voor het plein krijgt. Met het hijsen van de vlag waaruit een regen van confetti neerdaalde, verrichten wethouder Van der Pols en de heer Huigens de opening v.h. plein, dat de jeugd — na 'n korte muzikale show — direct in bezit nam. Drie uur lang knutselden de kinderen dat het een lieve lust was.
De foto is gemaakt door de Fototechnische Dienst Rotterdam en komt uit het Stadsarchief Rotterdam. De informatie komt via delpher.nl uit het Vrije Volk van 3 mei 1971.
0 notes
Video
youtube
Bram van der Vlugt (86), de man achter de baard van Sinterklaas, is niet meer
Acteur Bram van der Vlugt is overleden. Hij had corona en werd 86 jaar oud. De van oorsprong Joodse Van der Vlugt was 25 jaar lang bekend als de man die Sinterklaas speelde op de Nederlandse televisie. Maar hij was ook actief als toneelacteur en stond in vele producties op de planken. Tevens vertolkte hij rollen in Nederlandse speelfilms en tv-series, en was hij stemacteur. Verder was hij een bekende gast in radio- en tv-programma’s. Van der Vlugt bleef tot op hoge leeftijd actief, ook als Sinterklaas. Hij kroop onlangs in een familiespeelfilm weer eens in de huid van de goedheiligman. In het kader daarvan zei de acteur dit najaar in een interview: “Ik ga door tot de dood erop volgt.”
Joods oorlogstrauma
Abraham Rutger (Bram) van der Vlugt werd op 28 mei 1934 geboren uit een Joodse moeder en niet-Joodse vader. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd zij door de nazi’s in 1943 naar Auschwitz gedeporteerd en daar vermoord. Omdat de vader van de jonge Bram niet-Joods was, werden hij en zijn oudere broer Fred met rust gelaten. Wel verloren ze in 1945 hun huis bij het bombardement op de Haagse wijk Bezuidenhout. Later zou Van der Vlugt bekennen dat een rouwproces om zijn vermoorde Joodse moeder nooit echt op gang is gekomen. Volgens hem kwam dat door de onzekerheid waarin hij als kind leefde, ook na de bange jaren ’40-’45. “Omdat ik niet wist dat ze dood was.”
Louis d’Or
Na zijn middelbare schooltijd volgde Van der Vlugt zijn opleiding aan de Toneelschool in Amsterdam. Hierna speelde hij zeven jaar lang bij Toneelgroep Studio, waarna hij in de jaren zestig voor het eerst op televisie kwam. Hij kreeg bekendheid bekendheid door zijn hoofdrol van dokter Finlay in de tv-serie ‘Memorandum van een dokter’. De serie werd van 1963 tot 1965 uitgezonden, waarna hij zich ook weer leende voor andere tv-producties. Het theater bleef echter ook trekken en in 1970 richtte hij samen met anderen Toneelgroep Sater op. Hij speelde er zelf tot 1974. Daarna was hij bij wisselende gezelschappen en in de vrije sector actief. Voor zijn rol in ‘Kopenhagen’ kreeg hij in 2000 een Louis d’Or, de prijs voor de beste mannelijke hoofdrol.
Sinterklaas
Bij het grote publiek zou Van der Vlugt vooral bekend blijven om zijn rol van Sinterklaas. In 1986 volgde hij acteur en goochelaar Adrie van Oorschot op, die tot dan toe voor de Publieke Omroep had opgetreden. Tot 2011 kroop Van der Vlugt jaarlijks in de huid van de goedheiligman. Hij verscheen in diverse televisieprogramma’s, waarmee hij het televisie-imago van de Sint verder ontwikkelde en waarborgde. Hij stond daarbij bekend om zijn scherpe en soms wat ironische opmerkingen. Van der Vlugt maakte als Sinterklaas de opkomst van de media mee. De acteur speelde niet alleen de Sint bij de officiële intocht van de NPO, maar ook zat jaarlijks in de programma’s en theatershows van onder meer Paul de Leeuw. Daarnaast speelde hij ook in De Club van Sinterklaas, het Sinterklaasjournaal en Het Feest van Sinterklaas.
Alsnog Sint
Negen jaar geleden werd Van der Vlugt opgevolgd door de jongere acteur Stefan de Walle, bekend van Flodder, maar hij kon het toch niet laten om soms zijn mijter op te zetten en zijn meest populaire rol te spelen. Hij speelde als de goedheiligman in Nederlandse speelfilms als Bennie Stout (2011), Pak van mijn hart (2014), De Brief voor Sinterklaas (2019) en in De Grote Sinterklaasfilm(2020). Verder speelde hij nog Sinterklaas in diverse commercials (van Essent en Bol.com), televisieprogramma’s (‘Sint & De Leeuw’) en andere producties. In 2012 bracht hij een boek ‘Sinterklaas bestaat!’ uit.
Roetveegpieten
In het kader van zijn laatste speelfilm waarin hij als de Sint te zien zou zijn, werd Van der Vlugt geïnterviewd door NU.nl. “Het spel dat ik al meer dan dertig jaar speel, is dat Sinterklaas bestaat!,” liet hij weten. “Ik speel hem dus niet. Op zijn best doe ik hem na. En dat kan ik zo langzamerhand vrij goed. De sleutelzin die bij de spelregels past is: ik ben/was de raadgever van Sinterklaas in televisieaangelegenheden.” dat er twee Sinterklazen in de media rondliepen, maakte volgens Van der Vlugt niets uit. “In de eerste plaats denk ik dat kinderen minder snel verward raken dan grote mensen. Of Sinterklaas nou een mijter met brede, gouden banden en een kruis op de achterkant draagt, zoals Stefan, of een op de ouderwetse manier, zoals ik in de film, daar bekommert een kind zich niet om. De hele transitie naar roetveegpieten ontgaat hen ook totaal.”
Joodse rol
In hetzelfde interview blikte Van der Vlugt terug op zijn rol van Niels Bohr in het toneelstuk ‘Kopenhagen’. Dat ging over de strijd tussen een Joodse man in Denemarken en zijn leerling, die een nazi was in Duitsland. Ook ging het over het ontwikkelen van de atoombommen die op Hiroshima en Nagasaki zijn gegooid. “Sommige mensen zeggen: ‘Door die bommen heb ik het Jappenkamp overleefd’. Andere zien het als de grootste misdaad tegen de menselijkheid. Een stuk met een raadselachtige, maar ongelofelijk belangrijke inhoud. Het was ontroerend dat te mogen spelen.” Daar aan toevoegend: “Een stuk dat over de Holocaust gaat, ook al is het zijdelings, ontroert mij per definitie ook meer. Dat ik Joods ben, heeft invloed op de keuze van de dingen die ik belangrijk en mooi vind. Maar dat is niet altijd doorslaggevend.”
0 notes