#Wijdemeer
Explore tagged Tumblr posts
jurjenkvanderhoek · 19 days ago
Text
NATUURGEBIED DE DEELEN WEERGEGEVEN IN VEERTIG SCHILDERIJEN
Tumblr media Tumblr media
Om de emotie te doorvoelen die Sjoerd de Vries en Jan Snijder aan de petgaten en langs de rietkragen ervoeren, trok Han Steenbruggen natuurgebied De Deelen in. De plek kort ten noorden van de plaats Heerenveen kent de museumdirecteur tot dan van schilderijen, van een kort bezoek waarbij hij nauwelijks verder kwam dan de dijk en van een boek dat Thom Mercuur in het jaar 2000 samenstelde en uitbracht. Verder was Steenbruggen niet gekomen met het gebied, maar hij wilde toch verder kijken dat zijn zicht vanaf de weg kon reiken. Vooral toen Bruno van Dijck en Christiaan Kuitwaard het voornemen hadden om een week en plein air te werken langs de boorden van De Deelen. Voor de sfeer die De Vries en Snijder opriepen in hun werk koos Steenbruggen echter het verkeerde seizoen. Hij was er in het voorjaar, net als Van Dijck en Kuitwaard er in mei 2023 waren. Om de stemming van gele rietkragen en diep zwart water te vatten bleek de herfst het juiste jaargetijde. Het moment dat de natuur zichzelf afbreekt om opnieuw te kunnen beginnen. Zich te ruste legt om in winterslaap te gaan en uitgerust en lentegroen een volgend jaar aan te vangen. Het strijklicht van de lage zon door de maanden waarin de r zit geeft het waterrijke landschap een bijzondere kleur. Tinten die op andere momenten nauwelijks worden gehaald, of het zal de schemer zijn, het ogenblik dat de dag door de nacht breekt en andersom.
Tumblr media
Over zijn beleving op verschillende momenten in het natuurgebied schreef Han Steenbruggen een drietal essays voor het boek met schilderijen van De Deelen. Een veertigtal kunstwerken van Van Dijck en Kuitwaard, plus nog enkele sfeerfoto´s van het gebied en de kunstenaars aan het werk. Deze foto´s in zwartwit om de kleur over te laten en aandacht te geven aan het schilderwerk. Het is bijzonder te ervaren hoe twee kunstenaars op dezelfde plek tot diverse vertalingen van de werkelijkheid komen. Op de eigen manier met enige invloed van de ander heeft het duo boeiende sfeerbeelden gemaakt. Wanneer ik in dezelfde maand van het voorjaar het gebied bezoek zoals zij deden, kan ik hun versies van het landschap zo geografisch en naadloos daarin plaatsen. In latere maanden heeft de natuur zich geïnnoveerd tot een betere versie van zichzelf of de uitvoering juist zo bewerkt dat het amper in de eigen schaduw kan staan. Maar ieder moment heeft schoonheid en stemming. ‘De eeuwigheid duurt ieder ogenblik’, citeer ik Steenbruggen die een schilder die ook dichter was aanhaalt.
Tumblr media
Op de plek zelf hebben de kunstenaars in de open lucht gewerkt en geschapen. Van Dijck heeft dan thuis in het atelier nog schetsen uitgewerkt waarbij de herinnering aan het verblijf in het gebied bruikbaar was. Kuitwaard heeft later nog De Deelen op diverse momenten bezocht, maar voor Van Dijck bleek het minder waardevol om vanuit België voortdurend naar het noorden te reizen. Hij had genoeg aan tekeningen en zijn geheugen. Van Dijck heeft dus de natuur gevat vrijwel aan het begin van de cyclus van haar jaarlijkse bestaan. Het gebied schudt zich de kou van de winter af en straalt omfloerst de zomer tegemoet. Er is veel ontluikend groen dat zich fluisterend spiegelt in het water. De omgeving is vooral landschappelijk en horizontaal bekeken, maar deze vlakheid verdiept zich en vindt grond in stil water. Er is geen leven nog van vogels en insecten. De kunstenaar heeft geen oog voor langstrekkende snelle bewegingen. De blik kleeft aan het struikgewas en het kabbelende water. De verfhuid wordt wel bewerkt met de achterkant van het penseel of het zwart van houtskool. Het trekt lijnen door de sfeer, geeft contour aan het gevoel.
Tumblr media
Kuitwaard geeft dan het licht meer ruimte in zijn werk. Het stille water spiegelt de tonen van het voorjaar. Leliebladeren liggen als een school vogels op dat water. Hoewel dit liquide oppervlak zich monumentaal in het portret uitspreidt, het egaal en ongerimpeld over de drager ligt, is de verfhuid kalm in beweging. Kuitwaard weet met subtiele verfvegen dynamiek te brengen in de stille gelatenheid. Het is niet een opvliegende gans die gakkend de stilte doorbreekt, maar de wind die het water doet golven in de vroege ochtend. Vooral dat tijdstip van de dag maakt de stemming, bouwt de sfeer. In latere uren is die magie in werkelijkheid verdwenen, maar voegen de schilders deze in abstractie aan hun werk toe. Kuitwaard is er niet alleen in die maand mei, maar ook nog in september en november. In februari weet hij ook eenzelfde bezieling van het landschap te bereiken. Duidelijk niet in de hardvochtige en te zonlichte zomermaanden. De tijd waarin de mens tot leven komt, maar de natuur in stemming omslaat. Het hoogtepunt van de dag is ook niet het middaguur, wanneer de zon op het hoogste punt staat. Een dag is als een jaar, met eenzelfde afwisseling van seizoenen. De uiterste sfeer is er in de vroege morgen en het begin van de avond, in het voorjaar en het najaar. Bij uitspruiten en afsterven.
Tumblr media
Han Steenbruggen weet in zijn korte verhalen de tendentie van de schilders te schetsen. “Kuitwaard blijkt gevoelig voor milde tonen van strijklicht en schaduwvelden”, schrijft hij. “Zijn atmosferische impressies zijn als dagdromen. Ze koesteren de diepere geheimen van het landschap, zijn vervuld van lichte melancholie, maar dragen nooit de sporen van een zwaar gemoed.” Van Dijck kent een onrustiger natuur vindt Steenbruggen. Hij schildert met lossere toetsen en vegen die structuur vinden dankzij lijnen of krassen. In zijn schilderijen ritselen bladeren en rimpelt water. Maar beide kunstenaars geven vooral de stilte van en in dit gebied een plek. Terwijl op de achtergrond het verkeer over de snelweg raast is serene rust en welkome eenzaamheid in deze natuur ter plaatse te ervaren. Wie De Deelen bezoekt of heeft bezocht zal dit beamen. Dit vredig zwijgen van de ooit door mensenhanden gemaakte omgeving is te doorvoelen in de schilderijen van Bruno van Dijck en Christiaan Kuitwaard. Zij portretteren een gebied waar de natuur weer bezit van heeft genomen nadat de mens het heeft verlaten. De petgaten herinneren nog vaag aan de modderige landarbeid van turfstekers. De natuur heeft teruggenomen wat het eerder is ontnomen. De mens zorgde voor afbraak, de natuur voor herstel. Die gesteldheid is daar nu te vinden, deze toestand is realiteit en zal gewaarborgd moeten worden voor de toekomst. Dus komt de mens weer om de hoek kijken om de natuur een hand te helpen. Zo werken we samen aan een betere wereld.
Tumblr media
Die betere wereld weten Van Dijck en Kuitwaard, en voor hen De Vries en Snijder, nu al vast te leggen. Zij bieden een blik vooruit, behouden de sfeer en fixeren de emotie bij het gebied. Steenbruggen probeert dat in woorden te doen door te proeven van het landschap. Zich erin te begeven, de geest die de kunstenaars in hun werk legden ter plekke aan te voelen. Met een scherp mes kerfde Sjoerd de Vries rietkragen in karton, Jan Snijder veegt het vermoeden van wind en de meewarige stilte in elk schilderij. Steenbruggen spreekt met de boswachter over de toekomst van het gebied. Het boek De Deelen is zo een almanak voor wie het gebied daadwerkelijk intrekt. Een wegwijzer om deze natuur te doorgronden. En zie ik daar het silhouet van Sjoerd de Vries in Kuitwaards’ compositie 22.11.2023? Ik zal het onderzoeken wanneer Museum Belvédère de schilderijen in de zomer van 2025 zal tonen. Dan kan de echte sfeer worden gepakt die het duo in het natuurgebied heeft ervaren. Want het boek, hoewel met een uitstekende vormgeving waarin de werken goed tot uiting komen, is als catalogus best geslaagd maar blijft toch surrogaat voor het bekijken van de ‘echte’ schilderijen. Ik verheug me op de tentoonstelling.
De Deelen. Het natuurgebied in 40 schilderijen van Bruno van Dijck & Christiaan Kuitwaard en 3 teksten van Han Steenbruggen. Uitgeverij Wijdemeer, 2024.
0 notes
jurjenkvanderhoek · 2 years ago
Text
BOSWERK MAAKT DUIDELIJK DAT BOMEN MEER ZIJN DAN PLANKEN
Tumblr media
De stilte dacht ik. De stilte waar je stil van wordt. Die stilte dacht ik te vinden in BOSWERK. Het boek over het verlies van bomen en bos in Nederland. Maar in geen enkel bos dat dichterlijk schrijver Jan Kleefstra en beeldend kunstenaar Christiaan Kuitwaard bezochten is de stilte te vinden. Dan bedoel ik niet het stille in de natuur, maar het gebrek aan geluiden van de mens. Want overal en alom wordt die stilte van het bos doorbroken, is er het gebruikelijke verkeerslawaai. Dan dreunt er een vliegtuig laag over of raast het verkeer langs. "Was het maar de wind in de douglaskruinen en niet het waanzinnige verkeer”, verzucht de schrijver ergens. Op een andere plek ziet hij een boomkruiper zich verheffen uit het monotone gedruis van de snelweg. Op dat geraas van de snelweg tikken de dennenappels, hameren spechten, tetteren winterkoninkjes. Het dreinende gebulder van verkeer valt als een somber kleed over het zonovergoten veld. “Het verkeer is een misdaad tegen onszelf.”
Tumblr media
En het bos, de boom, “lijdt zichtbaar onder het lawaai dat nergens wijkt. Maar ziek wordt ze er niet van, ze heeft ons al meerdere malen overleefd.” Jan Kleefstra is niet somber, hoewel er in en door dat uitdijende gedruis van het verkeer bos verloren gaat. Op de plekken waar hij is en schrijft kan hij nog genieten. Door zijn beschrijving geniet ik mee. En Christiaan Kuitwaard maakt het zichtbaar wat beeldend geschreven is. “Zonder verkeerslawaai zou het hier vrijwel stil zijn”, maar Nederland heeft de stilte allang achter zich gelaten. Ooit vond ik die stilte in het klooster van Diepenveen, verscholen en teruggetrokken tussen bomen. Complete duisternis en echte stilte voordat de monniken wegtrokken naar een Waddeneiland. Hun gestorven broeders liggen daar nog te wachten op de jongste dag. De abdij is gelaten aan een nieuwe gemeenschap. Het is een plek waar mensen dichter bij God, bij zichzelf, bij de medemens en de natuur kunnen komen door stilte en gebed. In de uitgave BOSWERK willen Kleefstra en Kuitwaard hand in hand met ‘advocaat van de bomen’ Annelies Henstra ons ook dichter bij de natuur laten komen.
Tumblr media
Bomenliefhebber en bosbewoner Henstra houdt een stevig pleidooi voor de boom, het bos. Want de boom, ouder dan de mens zelf, kan zichzelf maar amper verdedigen tegen het overweldigende geweld dat deze wordt aangedaan. In haar verhaal dat hart van het boek is laat ze het bos spreken, geeft ze een betere blik op bomen. Vanuit haar eigen dagelijkse ervaring vertelt zij hoe wij met bomen omgaan. Vanuit het perspectief waarin de boom er ten behoeve van ons is zijn landen ontbost en wouden leeg gekapt. In haar bos moeten oude bomen wijken voor jonge aanplant. Henstra beschrijft deze actie van Staatsbosbeheer als is het een misdaadverhaal, een romantische thriller.
In haar verhaal opent Henstra mij de ogen en met mij al de andere lezers van het boek BOSWERK, naar ik mag hopen. Want de boom is geen sta-in-de-weg, enkel geschapen ten faveure van de mens om er mooie planken van te kunnen zagen. De grootste vijand van de boom is de mens. Terwijl juist die boom in groten getale de aarde leefbaar maakt voor mens en dier, en menig plant. “Zonder bomen zou de aarde een onherbergzaam oord zijn”, schijft Henstra. “Zij zijn het verband tussen de zon, de lucht, het weer, het water en de aarde. Al die elementen leiden zij voor ons in goede banen.”
Tumblr media
Maar nog te weinig mensen zijn zich hiervan bewust. Want globaal wordt er driftig gekapt. Nog steeds. In BOSWERK proberen schrijver, dichter en tekenaar de lezer daarvan bewust te maken. Is het verhaal van Annelies Henstra schokkende werkelijkheid, het proza en de poëzie van Jan Kleefstra haalt het dromerige realisme naar boven. Het gevoel dat hem bekruipt, de stemming waarin hij komt, leunend tegen een boom terwijl Christiaan Kuitwaard de omgeving bekijkt vanachter zijn veldezel. Aan deze heren heeft het bos goede ambassadeurs. Zij kunnen de belangen van bomen, planten, dieren en insecten uitstekend behartigen. Dat doen zij vol verve in BOSWERK en deden dat eerder met elan in de uitgave VELDWERK.
Iedere vrijdag in de vroege ochtend, een jaar lang, reed het duo naar een plek om zich daar over te geven aan de omgeving. “We hebben de zintuigen opengezet en ons nederig gemaakt. We hebben gekeken en geluisterd.” Om de teksten in het boek te lezen en de illustraties te bekijken zet ik ook mijn zintuigen open. Ik kijk en zie de nevel in het bos optrekken, de bomen lange schaduwen maken, het licht dansen tussen de bladeren. En ik luister naar mijn eigen stem die de woorden geschreven uitspreekt. En nog eens leest omdat het proza zo lekker in het gehoor valt. Zoals beschreven door Kleefstra schijnt het bos nog vol leven en is er grote diversiteit aan insecten, vogels en dieren. Op iedere met tekst bedrukte bladzijde in het boek roeren insecten zich, tonen planten hun stemming, gedragen dieren zich als mensen. Het humeur van de natuur wordt in woorden gevangen. De schrijver verstaat de natuur, is beeldend kunstenaar die in teksten de zinnen beeldhouwt tot beschrijvende realiteit. Wanneer ik mijn ogen sluit en de woorden naklinken in gedachten waan ik mij in het Ketljker Skar of op Landgoed Lauswolt, tussen de duinen op Vlieland en onder de bomen van Oranjewoud, langs de rietkragen van de Tjongervallei of bij de stenen bouwwerken van de Mildamse eco-kathedraal.
Tumblr media
Wulpen weeklagen de dag aan. Een groene vleesvlieg vraagt zich af waar de nacht is gebleven. Een schorre zilverreiger loopt tussen zieltogende varens waar de zon zich vleit op het water. Dan krijst een gaai de wacht, want baldadig schopt wind zich door de bomen. Schotse hooglanders liggen onderwijl in diepe ernst te herkauwen in de zon. Ik hoor de kuch van een fazant. De tjiftjaf roept zijn eigennaam. Een zonnedronken hommel inspecteert een bloem. Een merel maakt zich luidkeels uit de vleugels, een gaai krast honger, een zwarte kraai lijkt te waarschuwen dat ook een stilte dodelijk kan zijn. ”Ik kan me de stilte wel inbeelden”, lees ik, “maar overwoekerd raken is misschien wel de mooiste dood. Daar waar je in de grond verdwijnt, begint het leven pas echt.”
De natuur krijgt uit de beschouwend filosofische pen van Kleefstra menselijke trekken. In gedachten lig ik dan op de grond dat dronken is van het vele licht. Tussen het hoge gras waar een groep grauwe ganzen patrouilleert. En ik beschouw de lijmerige lucht. Als nu plots al het door mensen voortgebrachte lawaai weg zou vallen, zou het leven zich dan oprichten, opgelucht diep ademhalen en een liefdevolle lach over de wereld leggen? Jan Kleefstra vraagt het zich af. “Zouden we ontluisterd om ons heen staren, een tijdlang doof voor het bestaan blind op zoek naar onze stemmen tasten?” De schrijver leunt tegen de boom, omarmt deze, legt zijn hand op de bast om het gevoel van de boom over te nemen.
Tumblr media
Waar Kuitwaard toch meer aan de oppervlakte blijft, hoewel hij stemming geeft aan de tekst, graaft Kleefstra zich dieper in de materie in. Achter de olieverven waan je de krioelende natuur. Kuitwaard geeft niet letterlijk het geschrevene weer, daarbij kan ik een eigen beleving aansluiten. Hij treft de stilte van het bos, waar de tekst dieper graaft – de achterkant van die stilte beschrijft. In het bos van Kuitwaard moet ik goed kijken om de essentie van het beeld te raken. Het bos is niet stil, het is verstild. Het bos van Kleefstra is verre van stil. Er is volop leven dat zich opzichtig roert. Maar ik hoor geen grote variatie in diverse insecten en vogels. Kleefstra probeert de veelheid aan geluiden wel in te brengen door iedere zang en elke brom gewijzigd te benoemen. Was het boek pakweg een halve eeuw eerder geschreven konden er vast meer diversiteiten worden benoemd. In de tekst is ook de kaalslag te horen, die door de kettingzagen en bulldozers van het bosbeheer het boslandschap wordt aangedaan.
Er is werk aan de winkel in het bos en op het veld. Willen we het slopen van de natuur een halt toeroepen. Dat maakt dit boek luid en duidelijk helder. Daar schrijft Kleefstra over en dat beeldt Kuitwaard af. Zet de verwoesting door dan kunnen we het enkel nog doen met deze weelderige beschrijving van wat eens was. Met deze simpele detaillering in verf op doek, de stemming van het bos, het gevoel van de bomen. De bomen zullen we niet langer moeten zien als gebruiksvoorwerp, maar als de longen van de aarde. We kunnen er niet zonder.
BOSWERK, over het verlies van bomen en bos in Nederland. Jan Kleefstra (proza), Christiaan Kuitwaard (beeld),  Annelies Henstra (tekst). Uitgave Wijdemeer, 2023.
0 notes
jurjenkvanderhoek · 3 years ago
Text
JAN KLEEFSTRA LAAT ME MOEITELOOS INLEVEN IN ZIJN DICHTERLIJK ERVAREN
Tumblr media Tumblr media
Dichter Jan Kleefstra eindigt zijn nieuwe poëtische bundel ‘Laat het bos maar uithuilen’ in een prozaïsche epiloog met de woorden "een sfeer te schetsen van het gebied waarin de verzen zijn verkregen". Dat maakt indruk, op mij. Want de gedichten zijn dus niet uit zijn gedachten ontsproten, zo leest het. Maar de omgeving, de streek, het landschap waar hij in ­­Kleefstra proeft figuurlijk de stemming. Tussen de bergen, in de dalen. Langs de beken, over de paden. De vogels in hun zang, de wind in de zachte bries. Ze zetten hem alle aan om de geest te laten dwalen. Weg te dromen in het licht dat strijkt langs rotsen en de schaduw die valt door gebladerde bomen op de spiegel van het water. In woorden dwaalt Jan Kleefstra beeldend door dat gebied. Wanneer ik niet oppas verdwaal ik in zijn gedachten die tot verzen werden.
In de omgeving die Jan Kleefstra beschrijft ben ik nooit geweest. Zuid-Frankrijk, het Unesco Werelderfgoed Causses et Cevennes. Een prachtig gebied lees ik tussen de regels door. Eigenlijk kom ik zelf nauwelijks over de landsgrenzen. Soms voel ik me als die boerenzoon in de Peelcyclus van Toon Kortooms. De jongen die nooit van het erf komt, hoogstens in het achterland van de boerderij kikkervisjes vangt in de sloot en languit liggend in het hoge gras de vogels ziet vliegen. Mijn vrouw zegt dan weleens gekscherend wanneer we een vakantie gaan bespreken: zullen we een rondje Akkrum doen? Alsof we nooit verder komen dan dat. Ooit in een verleden heb ik tijdens een hete zomervakantie een beperkte streek in Zuid-Frankrijk mogen doorkruisen. Verder moet ik het doen met me inleven in de gedichten van Kleefstra. En dat gaat wonderwel goed. Hij leidt mij door bergen en langs dalen, de paden op de laden in. “Een bevlieging is wat anders dan een storm.”
Tumblr media
Ik kan me moeiteloos inleven in zijn ervaren in de natuur. Me voorstellen hoe imposant de omgeving daar is. Zonder het met open blik te zien, maar me naar binnen te keren en de ogen te sluiten. Meegaan in zijn cadans van schrijven. Ongewone woorden zijn gebruikt om het gewone te omschrijven. Mijn gedachten zweven. Dan moet ik wel zijn mijmeringen nog wel eens weer lezen, aandachtig in me opnemen - de zinnen natrekken, de woorden wegen, de letters overwegen. Voordat ik mee kan op zijn reis. En wanneer ik dan eenmaal plaats neem in het rijtuig en op stoom kom, vlieg ik over boomtoppen, scheer ik langs bergflanken. Het is een heerlijk lezen. Een dromend genieten. Over zijn schouder kijkend geniet ik mee. Maar laat ik niet al te euforisch zijn, want dat natuurlijke erfgoed brokkelt af en het erodeert. Juist door die invloed van de mens die er zo graag in wil recreëren. Gebruik maken, misbruik maken. De bundel heet niet voor niets ‘Laat het bos maar uithuilen’, want wat kan het bos anders? De eeuwenoude natuur moet het hart luchten, de emotie uiten om opnieuw te beginnen in een volgend jaar.
Ik zit op de drukknop van Kleefstra’s pen, want ik haal het nog niet tot de schrijvende punt. Daarvoor moet ik meer lichtvoetig zweven over het toetsenbord. De verzen hebben mijn verbeeldingskracht nodig. In gedachten moet ik anders kijken. Om de woorden heen zien, om de sfeer te herkennen. En doorzie ik, dan kijk ik beter. Lees meer aandachtig, dan reiken de woorden dieper. Zie ik de zin. Herken ik de stemming door de regels. Merk ik ook de illustraties op, de tekeningen van Lucien Tinga. Die prachtig eenvoudig zijn, maar toch zo veelzeggend overvloedig. Met vlakken in ongemengde tinten bouwt het beeld zich op. Overlappen elkaar wel, maar zijn niet transparant. Een veredelt soort schets, een snelle vertaling van het geziene in de omgeving. Het heeft niet meer lijn en vlak nodig, het kan met deze eenvoud toe. In tegenstelling tot de verzen, die rijk zijn aan geestelijke lijnen en vlakken en voor een veld aan interpretatie openstaan. De tekeningen zijn duidelijk in een enkele oogopslag, de verzen hebben meer diepgang nodig.
Tumblr media
Dus laat ik me zweven door de regels, weeg de woorden om zinnen te vinden. Mijn ingang. Zijn synoniemen, andere woorden voor eenzelfde uitleg. Op pagina 42 drukt Kleefstra mij op het hart vooral het dromen niet te vergeten. Maar dat kan ik ook helemaal niet in de gedichten in deze bundel, het dromen vergeten. Ze laten me als vanzelf bij het lezen wegdromen tussen de bomen die de eeuwen doorstonden. Het lest mijn dorst, stilt mijn honger. Want ik zie het zo duidelijk voor me wanneer ik lees “Een open plek / met een beuk in het midden / me links daarvan neergelegd / om alvast het zwijgen / uit mijn hoofd te leren / de dans komt later wel / wat ik van de wolken zie / het toegeknepen duister / net genoeg om nacht te heten”. Dan vergeet ik nog de vele lege regels te noteren, de ruimte waarin het zwijgen ertoe doet. Ik de gelezen woorden kan overdenken en me voorbereiden op de volgende uitgeschreven beelden. De verzen dwingen langzaam te lezen, overdacht zoals ze zijn geschreven. “Nooit eerder hoorde ik mist / tussen het riet kruipen /   /   / zich als wezen vastklampen / aan het verlangen naar een trager leven /   /   / omdat verwantschap met de boom / naar oneindigheid neigt /   /   / de onbewoonde plekken / waar het om de stilte draait”. Ik trek een koningsmantel aan en heers over mijn dwalen, of beter trek ik een rouwmantel aan en fladder alsof ik honderden meters boven de prooi al wist dat het licht me zou verraden, maar liever trek ik een meeuwenmantel aan en waan me sterker dan de wind die spoorslags het strand op draaft. De woorden van Jan Kleefstra maak ik me de mijne, ik eigen ze me toe om de stemming te proeven, de sfeer  aan te voelen.
De foto’s in het slot van de bundel, aan het eind van de verzen en na de epiloog, daarin kan ik vluchten maar minder dromerig als in de tekeningen. In de rotspartijen, het heuvellandschap en de bossen zie ik de gelezen woorden terug. Volgens Kleefstra niet meer of minder de weerslag van de dagelijkse wandelingen om als anekdotisch reisverhaal te dienen voor de thuisblijvers. Zodat ook zij kunnen meevoelen in de overweldigende schoonheid. Zich mee te laten voeren op de tinten van de natuur. De sfeer te schetsen van het gebied waarin de verzen zijn verkregen.
Gedichtenbundel “Laat het bos maar uithuilen”. Poëzie van Jan Kleefstra met illustraties door LucienTinga. Uitgeverij Wijdemeer, 2021.
0 notes