Tumgik
#Dick Berendes
rbolick · 2 years
Text
Books On Books Collection - Kees Baart, Dick Berendes, Henk Francino and Gerard Post van der Molen
Books On Books Collection – Kees Baart, Dick Berendes, Henk Francino and Gerard Post van der Molen
Van Hornbook tot ABC-Prentenboek (2003) Van Hornbook tot ABC-Prentenboek (2003)Kees Baart, Dick Berendes, Henk Francino and Gerard Post van der MolenDouble-sided leporello between two pamphlet-sewn booklets and bound between two oversized wooden hornbooks, held in an open cardboard box. H295 x W150 x D 30 mm. First booklet, 18 unnumbered pages; second booklet 8 pages; 52 panels. Edition of 135.…
Tumblr media
View On WordPress
0 notes
garadinervi · 6 years
Photo
Tumblr media
Cees Visser, Verstild. Gedichten. Typografiek door Dick Berendes. Heerhugowaard, Dick Berendes, 2005, p. 14-15 [Koninklijke Bibliotheek – Nationale Bibliotheek van Nederland, Den Haag]
31 notes · View notes
simsingesimblr · 2 years
Text
Historical Dutch names for storytelling (1700s-1980s)
Note: it was common for sons to get the first name of their father, and his father before him etcetera. But the nicknames would be different. For example: there could be 3 generations named Albertus but they would be called Albert, Bert and Bertus. Or the oldest could be called old Bert, or something like that.
MASCULINE
Hendrikus (Henricus, Hendrik, Henk, Henri) Christianus (Christiaan, Chris) Johannus (Johan, Hans, Jan, Jannus) Jacobus (Jacob, Jakob) Fransiscus (Frans, Frank) Frederik (Fred, Alfredus) Antonius (Anton, Antoon) Albertus (Albert, Bert) Adrianus (Adriaan, Ad, Aart) Sebastiaan (Bastiaan, Bas) Theodorus (Theo) Wilhelmus (Willem, Wilhelm, Will) Robertus (Robert, Rob) Petrus (Peter, Piet, Pieter) Paulus (Paul) Martinus (Martin, Maarten, Marten, Martijn, Mathijs) Marcellinus (Marcus, Marcel, Marco, Marc, Mark) Marinus (Marius) Arnoldus (Arnold) Bernardus (Berend, Bernard) Gerrit Harry Gerardus (Gerard, Geert, Gerhard) Kornelis Klaas Leonardus (Leo) Nicolaas (Nico, Niels) Richard Roelof (Roel) Rogier Ronaldus (Ronald, Roy) Rudolph (Rudolf, Ruud, Rutger) Stephanus (Stefan, Steven) Vincent Kees Joris Coenraad (Coen, Koen) Floris Teun Daan (Daniel) Abraham (Bram) Barend Diederik (Dirk, Dick) Hugo
FEMININE
Johanna (Anna, Anne) Maria (Marie, Marieke, Marietje, Maartje) Aagje Adriana (Adriaantje, Alie) Alberta Anita (Annie, Anette, Annemieke, Annemarie, Antje) Brenda Brigitte Carolina (Carola, Caroline) Catharina (Cato, Catootje) Dirkje Engelina (Ellen, Elly, Ellie) Esther Evelien (Eveline, Everdina) Francina (Fransisca, Francien) Frederika (Frederike, Freedje) Geertruida (Geertje, Gerarda, Gerda, Gerdina, Gerritje, Getruda, Grietje) Hanneke (Hanna, Hanne) Hendrika (Hendrikje, Henrica, Henriëtte) Janneke (Janna, Jantje, Janneke, Jannie, Janie) Jolanda Karin Magdalena
Tips for making the names unique and interesting:
-Add a c before a k (Hendrik --> Hendrick)
-Turn the second a into an e (Klaas --> Klaes || Nicolaas --> Nicolaes)
21 notes · View notes
architectureofdoom · 8 years
Photo
Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Wall reliefs by Lex Horn/Dick Zwier/Berend Hendriks, Blomwijckerpad, Amsterdam, 1960
189 notes · View notes
hetrodevaandel · 4 years
Text
75 JAAR BEVRIJDING – SPEUREN NA DUISTERE JAREN HOOFDSTUK 4
De geschiedenis van de Politieke Opsporingsdienst (P.O.D) De ogen en oren van het voormalig verzet
 Door: Bert Bakkenes
 Hoofdstuk 4, De zaak Max de Ridder
In dit hoofdstuk zullen we zien hoe de rechercheurs van de P.O.D een zaak opbouwden tegen de kampleiding en bewakers die zich schuldig hadden gemaakt aan oorlogsmisdaden tijdens de bezetting in Kamp Amersfoort. We hebben er voor gekozen om niet de zaken van kampcommandant Berg, of de beruchte beul Kotalla als voorbeeld te nemen. Deze zaken zijn elders al uitgebreid aan de orde gekomen en de details zijn bij een groter publiek bekend. Wij zullen ons richten op de zaak van Maximiliaan de Ridder, een minder bekende naam, maar in wreedheid en misdadig gedrag deed hij niet voor zijn leidinggevenden onder. Onder de gevangenen in het P.D.A had hij een slechte naam. We zullen zien dat dit niet voor niets was.
 Maximiliaan de Ridder
 Maximiliaan de Ridder, beter bekent als Max, werd geboren in Remscheid, Duitsland op 26 april 1900. Tijdens de Eerste Wereld Oorlog (1914-1918) voelde hij er niet voor om in militaire dienst te gaan in het Duitse leger. Hij verhuisde naar Nederland om de oproep te ontduiken en vestigde zich als Rijksduitser in Groenlo. Daar trouwde hij met een Nederlands meisje. De Ridder was van beroep bouwvakker en hij werkte over de jaren in verschillende banen. Toen er in Nederland geen werk meer was, werkte hij ook een poosje in Duitsland. Nadat het Duitse leger in 1940 Nederland had bezet meldde Max de Ridder zich vrijwillig voor dienst. Blijkbaar waren zijn bezwaren uit de Eerste Wereld Oorlog verdwenen. Het kan ook zijn dat hij hoopte dat hij nu eindelijk een kans zou krijgen om carrière te maken na een lange serie van mislukkingen, waar hij zeker niet blij mee geweest zal zijn. De Ridder werd naar Amersfoort gestuurd, waar hij werd opgeleid tot Waffen SS’er. Voor het front was hij een beetje te oud, dus volgde hij een chauffeursopleiding, waar hij vervolgens niets mee deed. Veel oudere vrijwilligers werden ingezet voor wachtdienst en in 1942 kwam Max de Ridder terug naar Kamp Amersfoort waar hij bewaker werd. Op zich kreeg hij al vrij snel een niet onbelangrijke positie. Hij werd verantwoordelijk voor de bunker van het kamp waar de zogenaamde “zwaardere gevallen” zaten opgesloten, en gelijktijdig werkte hij ook als Arbeidsdienstfuhrer. Deze laatste taak betekende dat hij de arbeidscommando’s indeelde en dus kon beslissen wie in welk commando kwam te werken. Hij besliste op deze manier wie het zwaarste en smerigste werk kreeg. Van deze taak heeft hij veelvuldig gebruik gemaakt om gevangenen te straffen en zelfs de dood in te jagen. Het was ook zijn taak om voor al de commando’s een voorman aan te wijzen, en het spreekt voor zich dat dit in het algemeen niet de beste figuren waren. De leiding over de bunker deelde hij met Paul Franzka, die uit hetzelfde hout gesneden was. Beiden mishandelden veel en zonder mededogen. Zo werd Leendert van der Groep, die in dezelfde verzetsgroep had gezeten als Gerrit Kleinveld, door de Ridder afschuwelijk mishandeld omdat een van zijn boeien niet goed was gesloten. Dit was een nalatigheid van een bunkerbewaker, maar voor de Ridder reden om Van der Groep meedogenloos af te ranselen. Dit is maar een voorbeeld uit een lange rij.
 De Ridder was vaak dronken en als hij verlof had meestal te vinden in zijn stamkroeg in Groenlo. Hij zocht constant ruzie waarbij hij zijn tegenstanders meermaals bedreigde met opsluiting in Kamp Amersfoort. Omdat hij nog al dik was kreeg hij van de gevangenen de bijnaam “Herman Goring”. Maar hij werd ook wel “dronken droppie” genoemd. Wat betreft de arbeidscommando’s stond de Ridder soms toe dat gevangenen van het ene commando naar het andere werden overgeplaatst. Sommige gevangenen kregen het hierdoor wat beter en hoefde minder zwaar te werken.
Maar uit het zogenaamd Jodencommando werd overplaatsing door de Ridder niet toegestaan. De gevangenen in dit commando kregen het zonder uitzondering zwaar te verduren. Als de Ridder zelf geen zin had, of kort daarvoor te veel gedronken had, drukte hij zich in de garage. Daar had hij vrienden, waarmee hij de tijd wel wist door te brengen. In 1943 ging de Ridder over naar een andere taak buiten Kamp Amersfoort en dat was ook de reden dat hij niet samen met de kampleiding aan het einde van de oorlog werd opgepakt. Hij werd uiteindelijk in Duitsland getraceerd en daar gevangen gezet. Ondanks dat hij dus niet in handen was van de P.O.D in Kamp Laan 1914, zoals met andere bewakers wel het geval was, werden de misdaden van de Ridder niet vergeten. De P.O.D rechercheurs Gerrit Kleinveld en Cornelis van der Beukel, inmiddels beiden in politiedienst, begonnen in januari 1949 met een lijst van 13 getuigen tegen hem, die allemaal werden gehoord met als doel een waterdicht dossier samen te stellen. Dit gebeurde pas 4 jaar na de bezetting omdat het moeilijk was om de Ridder uit Duitsland te krijgen. Maar het beeld dat de getuigen schetsten maakt de noodzaak van de doorgang van het proces duidelijk.
 Getuigenverklaringen
 Oud gevangene Johan van den Brink uit Arnhem verklaarde dat Max de Ridder verantwoordelijk was voor het aanstellen van onder meer blokoudsten en voormannen, en dat hij daarvoor bijna steeds de meeste brute lieden uitzocht. Volgens Van den Brink waren deze voormannen bijna altijd gewapend met een stok of ander slagwapen die ze tegen hun medegevangenen gebruikte. De personen in kwestie waren vaak criminelen die een zwarte lap op hun kleding droegen. Hij was er van overtuigd dat de Ridder en andere bewakers de voormannen zo veel mogelijk tegen de gevangenen ophitsten. De Ridder zelf had er een voorliefde voor om gevangenen tegen de geslachtsdelen te schoppen. Met zijn zware soldatenlaarzen trapte hij zijn slachtoffer tot hij in elkaar zakte. Vooral Joodse gevangenen werden op deze manier mishandeld. Volgens Berend Gerritsen, die als politieke gevangene in het P.D.A had gezeten hield Max de Ridder het voor gewoonte om iedere dag bij het appel Joden en andere gevangenen te mishandelen. Ook nieuw aangekomen gevangenen, die op hun eerste appel de Duitse bevelen niet konden volgen, werden door de Ridder met veel inspanning en kracht in elkaar geslagen. Als het slachtoffer dan op de grond lag ging de Ridder boven op hem staan om hem ook nog eens met zijn laarzen te bewerken. Op een dag probeerde een Joodse gevangene zich in de WC op te hangen, maar andere gevangenen konden hem nog net redden. De man, die de ellende blijkbaar niet meer aan kon, was bewusteloos. Volgens Gerritsen werd hij toch naar de bunker gesleept en daar opgesloten. Medische zorg kreeg hij niet en een week later was hij overleden. Blijkbaar had hij ook geen eten gekregen, want Gerritsen had de indruk dat hij de hongerdood was gestorven. Berend Gerritsen vertelde ook dat Max de Ridder altijd aan de poort stond als de arbeidscommando’s van het werk terug kwamen. Door het zware werk en de mishandelingen konden de gevangenen onmogelijk netjes in de pas lopen. Onder heftig gevloek en geschreeuw sloeg de Ridder er dan op los. De meeste gevangenen renden dan snel het kamp binnen en zij die niet meer konden lopen werden door de Ridder naar binnen getrapt. Gerritsen deed dienst als hulp-sanitater in het kamp en hij zag vaak de wonden die de Ridder tijdens de mishandelingen had gemaakt. Een Joodse gevangene werd door de Ridder zo mishandeld dat zijn ene been open lag tot op het bot. Hij werd in een van de barakken verpleegd, maar er was geen echte mogelijkheid voor zorg en de man is uiteindelijk aan zijn verwondingen overleden.
 Ook een andere hulp-sanitater, Izak Wessel uit Hilversum legde een verklaring af. Wessel had een medische achtergrond, net als verschillende andere hulp-sanitarers. Maar hij en de anderen waren ondergeschikt aan de leider van het zogenaamde revier, Dick Banning, die ook gevangene was en in het dagelijks leven badmeester. Wessel vertelde dat de meeste gevangenen in zo’n uitgehongerde toestand waren dat ze geen zwaar werk of middelmatig zwaar werk konden verrichten. Ook de vele mishandelingen droegen daar aan bij. Sommige verzwakte gevangenen kregen wat extra voedsel, maar dit gold niet voor de Joodse gevangenen. Zij moesten het doen met de normale rantsoenen die veel te laag waren. Via de kamparts Klomp zorgde Wessel en de andere medewerkers in het revier er voor dat gevangenen die totaal verzwakt waren briefjes kregen waarop stond dat ze alleen tot licht werk in staat waren. Dit werkte vaak wel. Maar het kwam regelmatig voor dat Max de Ridder als Arbeidsdienstfuhrer de briefjes negeerde en de betrokken gevangenen toch naar de zware commando’s stuurde. Hij vond dan dat er te veel mensen alleen licht werk konden doen en stelde de regeling buitenwerking. Volgens Wessel heeft dit bijgedragen aan de dood van een aantal gevangenen, dat het zware werk absoluut niet aan konden. Ook Wessel heeft de Ridder menigmaal gevangenen zien mishandelden en de Joodse gevangenen waren voor de bewaker steeds opnieuw een mikpunt. Zo werd een Joodse gevangene, die al murw geslagen aan de poort lag, door de Ridder meerdere malen in het gezicht geschopt. De gevangenen probeerden zoveel mogelijk uit de buurt van de Ridder te blijven, maar hij dook overal op, dus dat was niet makkelijk. Een andere voormalige gevangene, Carel Otto Bierman, die twee maal in het P.D.A. zat, werkte ook in het revier omdat zijn beroep apotheker was. De Rotterdammer vertelde de rechercheurs dat de Joodse gevangenen eigenlijk niet behandeld mochten worden in het revier. Maar hij en de andere hulp-sanitaters deden dit toch clandestien omdat ze het lijden van de mensen niet konden aanzien. De slachtoffers durfden meestal niet te zeggen wie hen zo had toegetakeld, maar van andere gevangenen hoorde Bierman wel eens het een en ander en ook door zijn eigen waarnemingen kwam hij tot de conclusie dat vooral Max de Ridder de grote boosdoener was. De Ridder was niet de enige, ook andere bewakers traden op deze brute wijze op. Bierman zag meer dan eens dat Joodse gevangenen tijdens de appels door de Ridder werden geslagen en geschopt tot ze roerloos op de grond lagen. Ze moesten dan tot het einde van het appel blijven liggen en werden uiteindelijk door medegevangenen mee terug genomen naar de barakken. Volgens Bierman had het er alle schijn van dat de leiding van het kamp wilde dat de Joodse gevangenen werden geliquideerd door uitputting en marteling, en dat het optreden van de Ridder en de andere bewakers in dit licht moet worden gezien. In veel gevallen hebben ze hun doel bereikt.
 Blokoudste
 Johannes Greeven uit IJmuiden zat van eind januari 1942 tot maart 1943 in kamp Amersfoort en hij werd al op zijn eerste dag door Max de Ridder aangesteld als blokoudste van Blok IV. Hij moest de barak schoonhouden en zorgen voor rust en discipline onder zijn medegevangenen, voor het grootste deel Russische krijgsgevangenen. Na een paar maanden werd de barak waar hij verantwoordelijk voor was ingericht als ziekenbarak. Voor het P.D.A was dit iets nieuws. Voor de inrichting van de ziekenbarak bleven de zieken en gewonde gevangenen gewoon in hun eigen barakken. Het nieuwe systeem had te maken met een uitbraak van dysenterie onder de gevangenen. Veel gevangenen werden ziek, dus moest er iets gebeuren. Greeven bleef tot op de laatste dag van zijn verblijf blokoudste van deze barak en hij schatte dat er in die tijd 2000 tot 3000 gevangenen zijn verpleegd.
 Greeven zegt in zijn verklaring dat de Ridder en andere bewakers veel gevangenen mishandelden en dat hij de resultaten hiervan terug zag in de ziekenbarak. Zelf had hij maar enkele keren gezien dat er mishandelingen werden gepleegd. In zijn barak overleden tussen de 25 en 30 gevangenen. Een zelfde aantal Russische krijgsgevangenen kwamen te overlijden, maar zij mochten niet in het revier komen en stierven in hun eigen barak. Dit was nog voordat de ziekenbarak bestond. Hij ging er van uit dat veel van de sterfgevallen met de mishandelingen te maken hadden, en hij vertelde ook dat hij zelf heeft gezien hoe de Ridder en anderen vooral de Joodse gevangenen slecht behandelden. De Ridder liet ze onder meer na een zware werkdag nog oefeningen doen die een ware kwelling waren. De rechercheurs voegde aan de verklaring toe dat Greeven ook zelf schuldig was aan mishandeling en dat hij hiervoor van juli 1945 tot september 1947 had vastgezeten. Hij had zijn verklaring met tegenzin afgelegd.
 Ook de voorman van de meubelmakerij, Jacobus van Dijk, uit Nijmegen werd gehoord over Max de Ridder. Van Dijk vertelde dat op een dag alle gevangenen plotseling op appel moesten staan. Dit kwam omdat een gevangene uit zijn werkcommando was weggelopen. Het bleek om de gevangene Spitsbaard te gaan, een Getuige van Jehova, die kort na het begin van het appel door de bewakers in het kamp werd teruggebracht. Dit ging onder vloeken, schoppen en slaan. Terwijl de gevangenen moesten toekijken werd de man door de Ridder en Franzka op alle mogelijke manier afgeranseld tot hij bewegingsloos bleef liggen. De Ridder ging daarna op zijn hoofd staan en schopte hem in het gezicht. Later werd Spitsbaard overgebracht naar de bunker. Van Dijk werd zelf eenmaal door de Ridder hard in het gezicht gestompt omdat hij een brood had ontvreemd uit het vertrek van een van de bewakers. Zijn directe chef zorgde er voor dat de Ridder niet verder sloeg. Maar van Dijk kon wel een aantal dagen niet uit zijn rechteroog kijken.
 De bovenstaande getuigenissen werden bevestigd door verschillende andere voormalige gevangenen die stuk voor stuk Max de Ridder aanwezen als een van de meest wrede bewakers. In een kamp als het P.D.A, waar toch al als regel werd geschopt en geslagen wil dit nog al wat zeggen. Alle getuigen bevestigen dat de Ridder het vooral had voorzien op de Joodse gevangenen, de Russische krijgsgevangenen en op de Jehova Getuigen, waarvan er een aantal in het kamp aanwezig was. Allen werden mishandeld, gesard en opgejaagd tot ze totaal uitgeput waren. Zelfs de zieken werden door de Ridder van hun bedden gesleurd en naar de arbeidscommando’s toe getrapt. Er bestaat geen twijfel dat velen aan de gevolgen hiervan zijn bezweken. De Ridder zette ook geregeld gevangenen in de zogenaamde Rozentuin, een door prikkeldraad omgeven stuk land dat eigenlijk een kleine open lucht gevangenis was. Meestal gebeurde dit nadat de gevangenen al zwaar mishandeld waren. De Duitsers noemde deze straf “Am Tor” staan. Dit kon uren en soms ook dagen duren, ook in de winter. De gestraften moesten staan en kregen geen eten.
 Wouter Kalf  
 Een van de getuigen tegen de Ridder was de Amsterdamse communist Wouter Kalf, een bekend kaderlid van de C.P.N. Hij zat bijna ander half jaar in het P.D.A. Kalf verklaarde dat de Ridder een overtuigd antisemiet was en dat hij er behagen in schepte om weerloze gevangenen te mishandelen. Volgens Kalf controleerde Max de Ridder regelmatig de arbeidscommando’s waarbij hij van het ene naar het andere commando reed op zijn fiets. Hij werd altijd vergezeld door zijn hond en ook had hij altijd een houtenknuppel of gummistok mee.
 Als de gevangenen hem zagen aankomen sloeg de angst toe en werd er gemompeld: “De duivel komt”. Kalf had zelf een tijdje in het krankenrevier gelegen, en hij zag meerdere malen dat zieke Joodse of Russische gevangenen door de Ridder en anderen van hun kribben werden gesleurd en naar de arbeidscommando’s gejaagd. Naar hun fysieke toestand werd dan niet gekeken. Ook Kalf zelf werd eenmaal door de Ridder mishandeld. Hij was goed bevriend met een arbeider, die niet gevangen zat, maar wel regelmatig in het kamp kwam. De man werd er op betrapt dat hij briefjes naar buiten smokkelde voor gevangenen. Hij bracht ook post van familieleden naar binnen. Voor straf werd Kalf in een bunkercel gezet. De Ridder was ook verantwoordelijk voor de bunker en op een avond vroeg Kalf hem om eten, omdat hij die avond geen eten had gehad. De Ridder ontstak in woede en haalde een stuk ijzer. Hiermee sloeg hij Kalf een aantal malen op zijn rug. Het resultaat was 14 dagen hevige pijn. Een groot deel van de huid op zijn rug was kapot geslagen en na de bunkerstraf moest hij door een sanitater behandeld worden. Hij zag ook vaak dat de Ridder Russische krijgsgevangenen, die door uitputting en ziekte niet konden werken, op de appelplaats beestachtig mishandelden, tot de mannen op de grond bleven liggen. Daar moesten ze blijven liggen, soms ook in de regen, tot hun medegevangenen hun naar de barakken konden dragen. Kalf heeft meer dan eens Russische gevangenen dood op hun krib zien liggen. Hij vertelde verder dat de Ridder de leiding had over het begraven van overleden gevangenen. Hij moet toen hebben gezien hoe toegetakeld de lijken er uit zagen. Volgens Kalf was het duidelijk beleid om zoveel mogelijk Joden en Russen te vermoorden. Het optreden van de Ridder en anderen was hier een reflectie van.
 Een andere Amsterdammer die tegen Max de Ridder getuigde was Leendert van der Groep, die in dezelfde organisatie zat als Gerrit Kleinveld. Tijdens zijn arrestatie in Heerenveen was van der Groep in zijn arm geschoten en de wond was nog steeds niet genezen. Toch werd hij na aankomst in het P.D.A door Max de Ridder geboeid en in een verduisterde bunkercel gesmeten. Na een week werd hij door de Ridder en Franzca in zware kettingboeien gelegd, die bewegen bijna onmogelijk maakten. Op een normale manier staan liggen of zitten was er niet bij. Daar kwam nog bij dat de scherpe boeien de enkels en de polsen schuurden, tot bloedens toe. Nog drie gevangenen van dezelfde organisatie waren op deze wijze opgesloten en het was zowel een fysieke als ook een psychische kwelling. In de nacht van 30 op 31 december 1942 ging plotseling het licht aan en Max de Ridder en een SS chauffeur hielden een celinspectie. Tien dagen voor dat dit gebeurde had van der Groep een bad mogen nemen en na afloop had Franzca een boei verkeerd gesloten. Hij kon nu zijn rechterhand vrijmaken. Tijdens de controle werd dit door de Ridder ontdekt en hij ontstak in woede. Hij probeerde eerst zijn hond tegen van der Groep op te zetten, maar toen die niet aanviel haalde hij een gummiknuppel en sloeg de weerloze gevangene bont en blauw. Door de kettingen kon van der Groep de slagen ook niet afweren. Uiteindelijk werd hij bewusteloos geslagen en hij heeft er geen idee van hoe lang de Ridder de afranseling heeft voortgezet. Pas na drie dagen kwam hij weer bij. Na vijf dagen kon hij wat eten en een paar woorden met zijn medegevangenen wisselen. Hij hoorde toen dat de Ridder de mishandeling nog geruime tijd had voortgezet. Toen de gevangenen 14 dagen na het gebeuren een bad mochten nemen konden ze niet naar het lichaam van de man kijken, zo zag hij er uit. Medische hulp heeft hij totaal niet gehad en op zich is het een wonder dat hij het heeft overleefd. Leendert van der Groep die eigenlijk ter dood was veroordeeld, heeft nog in veel andere kampen en gevangenissen gezeten.
 In al die tijd heeft hij constant pijn geleden als gevolg van de afranseling die hij van Max de Ridder had gekregen. Jaren na de bezetting was hij nog steeds niet de oude. De Ridder lette nauwlettend op de gevangenen in de bunker en als hij hoorde dat ze met elkaar spraken kregen de betrokkenen voor straf een of twee dagen geen eten.
 Aan het einde van het proces verbaal verteld Gerrit Kleinveld zijn eigen ervaringen met Max de Ridder. Gerrit vertelde dat hij van 21 december 1942 tot 1 maart 1943 op dezelfde manier in de bunker zat opgesloten als boven beschreven. Ook hij was geboeid en zat in totale duisternis. Gerrit vertelde dat er in de bunker enorm honger werd geleden en dat de straf van onthouding van eten voor met elkaar praten dus extra hard aankwam. Dat wist de Ridder heel goed want hij kende de omstandigheden tot in het detail. Het ging zelfs zo ver dat de Joodse gevangene David van der Stam eens twee dagen geen eten kregen zonder dat er een aanleiding voor deze straf was. Gerrit hoorde ook de mishandeling van Leendert van der Groep omdat hij maar twee cellen van hem vandaan zat. Vijf dagen bleef het stil in de cel van van der Groep, dus Gerrit en de andere gevangenen dachten dat hij overleden was. Dagen later tijdens het baden zag Gerrit het resultaat van de mishandeling. De man was bont en blauw en vertoonde veel open wonden. Gerrit werd eenmaal zelf door Max de Ridder mishandeld. Toen hij werd ingeschreven in het kamp stootte hij een sleutel van een sleutelrek en voor de Ridder was dit genoeg om hem een harde vuistslag in het gezicht te geven. De klap, die totaal onverwacht kwam, maakte dat Gerrit even versuft was.
 Gerrit Kleinveld en Cornelis van der Beukel lazen later de verklaringen aan Max de Ridder voor, en gaven hier en daar ook nog een toelichting. Maar hij bleef bij zijn verhaal dat hij zich nooit schuldig had gemaakt aan mishandelingen. Hij voegde daar nog aan toe dat hij zich niets meer kon herinneren van zijn diensttijd in Amersfoort en in het P.D.A, en dat hij dus ook niet op bijzonderheden kon in gaan. Veel heeft hem dat zogenaamde geheugenverlies niet geholpen want hij kwam toch voor de Bijzondere Rechtspleging om zich te verantwoorden. Dat de zaak tegen Max de Ridder zolang op zich liet wachten had te maken met het feit dat hij in krijgsgevangenschap zat, samen met 3 andere voormalige kampbewakers van het P.D.A, in Esterwegen in Duitsland. Het was niet makkelijk om ze daar weer vandaan te krijgen. Uiteindelijk kreeg Max de Ridder in 1949 van het Hof in Amsterdam 17 jaar gevangenisstraf. Als we de misdaden van de Ridder bekijken, die hierboven staan beschreven was 17 jaar veel te weinig. Het probleem was dat de oorlog al 4 jaar voorbij was en dat de straffen milder waren geworden. Toch valt niet te ontkennen dat de Ridder en ook anderen zoals Berg, Kotalla, Franzca, van der Neut en Gombert de kogel verdienden. Alleen Berg onderging dit lot. Alle anderen kwamen er met een gevangenisstraf vanaf, en in het geval van Kotalla heeft levenslang ook echt die betekenis gehad. Hij overleed in de gevangenis als een van de Drie van Breda. De doodstraf heeft normaal gesproken geen plaats in het strafrecht, maar in deze gevallen ging het om afschuwelijk misdaden gepleegd tegen weerloze gevangenen tijdens een bezettingsperiode. Dan is de doodstraf de enige juiste straf om dit soort wandaden in de toekomst te voorkomen.
 Toen Max de Ridder in 1943 uit Amersfoort vertrok werd het schrikbewind waar hij de medearchitect van was overgenomen door anderen. We noemden hier boven al Gombert, een brute knuppelaar en overtuigd antisemiet, die in Utrecht was geboren. Hij was de schrik van het Jodencommando in de tweede helft van 1943. Samen met van der Neut, van Roessel en Wijnands. Zij achtervolgden hun slachtoffers tot in de ziekenbarak, waar ze rustig doorgingen met mishandelen. Veel mensen hebben ze op deze wijze de dood ingejaagd.
 Het proces verbaal met getuigenverklaringen tegen Gombert laat zien dat het de intentie van de bewakers was om zoveel mogelijk Joden te vermoorden. Deels door het zware werk en deels door de meest gruwelijke mishandelingen. Dit lot ondergingen onder meer de Joodse gevangenen van Kinsbergen, Content, Aronson en Perels. Toen kampcommandant Berg op een dag de mishandelingen verbood, gingen de bewakers hier gewoon mee door in de tijden dat hij niet aanwezig was. Gombert verdween op een geven moment naar Kamp Vught en werd later overgeplaatst naar de “Landstorm Nederland” in Apeldoorn en weer later in Hoogeveen. Al deze schurken kwamen er met een gevangenisstraf vanaf, vaak ook nog met vroegtijdige vrijlating. Meermaals was het koninklijk huis hier medeschuldig aan door gratieverlening, zoals in de zaak van Willy Lages, een van de meest misdadige leden van de bezettingsmacht.
 Veel voormalige gevangenen en verzetsmensen hebben de Bijzondere Rechtspleging dan ook als een teleurstelling ervaren. Een teleurstelling waar ze nooit overheen gekomen zijn en die als tekenend werd gezien voor het Nederland dat na de Tweede Wereld Oorlog is opgebouwd. Dit Nederland leek te veel op het Nederland van voor de bezetting, en dat was niet de bedoeling geweest van veel voormalige verzetsmensen die hun leven hadden gewaagd. Niet eenmaal, maar iedere dag. Sommige hadden dit zien aankomen. De Haarlemse verzetsheldin Hannie Schaft was een van hen. Zij vertrouwde er niet op dat de verantwoordelijken hun straf zouden krijgen. Zij bleef verraders en anderen liquideren tot ze zelf gearresteerd werd. Achteraf gezien heeft zij, en de anderen die zo dachten, volkomen gelijk gekregen.          
 Links:
 Internet: www.volkskracht.blogspot.com
 Twitter: Volkskracht Vooruit! @VolkskrachtV
 Telegram: t.me/volkskrachtvooruit (abonneren na installeren Telegram App)
 VK: https://vk.com/id484133031
 Artikel uitgebracht door: VOLKSKRACHT VOORUIT! @ 2020
0 notes