Text
Maurice is niet meer.
De voornaam volstaat. Net zoals bij Elvis, LeBron, Cher of Napoleon.
De voornaam volstaat - voor wie twintig, dertig, veertig jaar geleden naar het Sint-Stanislascollege in Poperinge ging.
Maurice gaf er Latijn. En levenslessen.
Hij voedde op, wees terecht en was betrokken. Nooit gehinderd door leerplannen. ‘Eindtermen vormen slechts een begin’, had hij gezegd kunnen hebben.
Maurice legde een bus in om zijn Latijnse klassen naar Anton van Wilderode te laten luisteren, de stokoude poëet met de fragiele stem die we nog hoorden, maar niet meer begrepen. Maurice nam ‘zijn mannen’ mee naar de achtertuin van Willem Vermandere - nog zo’n bard. Maurice nam een examen Latijn mondeling af: hexameters scanderen. Je kreeg een stuk poëzie dat je nog nooit had gezien, en dat mocht je opzeggen. Omdat je ogen vooruitholden en de jamben en anapesten aftastten, rolde het metrum even later uit je mond.
‘Mannen, jullie zijn de elite van morgen’, gebood hij streng. We lachten om zoveel waan en pretentie. Pas later had ik door dat hij het in de morele zin bedoelde: prijs je gelukkig om je vorming en gedraag je ernaar.
Tityre, tu patulae recubans sub tegmine fagi.
Maurice, rust jij nu maar onder het loverdak van de beuk.
0 notes
Text
Stijn Meuris, nummer 32 en een half
Hoe ouder ik word, hoe meer ik mijn verleden romantiseer. Gooi er dan nog een sepia-waas over, en ik word helemaal lyrisch.
Op de bijgevoegde foto zie je het lerarenkorps van mijn college in 1964. Strak in het pak, en heus niet alleen voor de gelegenheid. Hier en daar merk ik nog een wit boordje. Ook opvallend, geen enkele vrouw in dit kennisbastion.
Ik was toen nog niet geboren, maar heb later nog van acht van deze heren les gehad. Mannen van stavast, kerels van de oude stempel. Ook al behoorden ze tot de nieuwe lichting: een tikje braver, verweekt misschien door de jaren zeventig en tachtig toen men inspraak had uitgevonden.
Nummer 3 was een fenomeen in de wijde omtrek. Hij eiste dat je je Latijnse woordjes in de volgorde opdreunde zoals die in het boek stonden, ook al hadden ze twintig verschillende betekenissen. Tot zijn repertorium behoorde een dreigende zin: ‘Kom jij maar eens naar mijn kamer.’ Daar gebeurde verder niks onoorbaars. Het enige gevaar dat je liep, was struikelen over wankele torens van boeken. Nummer 3 was een briljante man die het niet beneden zijn stand vond om Julius Caesar bij te brengen aan jongens van vijftien die met andere dingen in hun hoofd zaten. God hebbe zijn ziel.
Nummer 22 leverde me mijn eerste buis ooit op. Wat mij evenwel voor hem innam, was zijn feilloze motoriek. Hij trok perfecte cirkels op het bord met behulp van zijn schoenveter, zelfs wanneer hij weer eens recht uit het café kwam.
Bij nummer 39 had je het een heel jaar verkorven als je niet meespeelde in de harmonie van het college. Ik herkende geen do uit een la, en eindigde bij hem in de anonieme middenmoot - het jaar ervoor was ik nog de primus.
Nummer 42 gaf, met het gemak van je oma die koekjes uitdeelt, honderd bladzijden straf. Een gom vragen aan je buurman in de studiezaal volstond als vergrijp.
Nummer 46 was een anatomisch wonder: hij had ogen op zijn rug. Bij geroezemoes vlogen de bordenwissers door de klas – altijd raak. Soms trof hij de verkeerde, maar dat maakte niet uit: ooit zou je het wel verdiend hebben.
U begrijpt: hier heerste tucht.
Op een mooie dag had een leraar Nederlands Leen Persijn uitgenodigd. Toen een grande dame in de theaterwereld. Niet in het minst omdat ze de stem was van Beertje Colargol. Maar die dag bracht ze haar nieuwste monoloog. Kon het boeien? Dat staat me niet meer voor de geest; we waren al blij dat we een les mochten overslaan. Maar wat er halverwege gebeurde, vergeet ik nooit meer: twee jongens fluisterden iets te hard. En Leen Persijn zweeg. Ze sprak nog één zinnetje uit dat niet in het scenario stond, en trippelde theatraal de zaal uit. Het doek viel, einde van de opvoering.
Nummer 25, in zijn jonge jaren een dubbelganger van Spencer Tracy, voelde zijn moment gekomen en stond op. Wat volgde was een tirade die ik nooit meer gehoord heb. Alleen Giovanni Trapattoni bij Bayern München komt misschien wat in de buurt.
‘Dat respect ver te zoeken was. Dat we eens héél hard mochten nadenken over waar we mee bezig waren. Dat we de hele school zonet te schande hadden gemaakt. De hele school! Te schande!’
Je kon de spreekwoordelijke speld horen vallen. Achteraf deden we stoer, maar toen was het duidelijk: we hadden gefaald, in groep.
Was vroeger alles beter? Verre van. Maar mag de slinger stoppen met doorslaan? Ik lees de ophef over een zanger die een iPhone van een leerling weggooit tijdens zijn exposé. Het gore lef!
Dertig jaar geleden was zoiets geen krantenartikel, maar een fait divers. Ik zeg: Stijn Meuris verdient zijn plek op deze foto. Zo ergens tussen nummer 32 en 33.
2 notes
·
View notes
Text
De tijd
De tijd is een geruisloze gezel. Zó vertrouwd dat je hem vergeet. Hij camoufleert zich listig. En draait zich snel om, wanneer je hem dreigt op te merken.
Het ene moment zie je een blonde peuter waar je op babysit. Ze lacht, en sabbelt nog eens op de appel die je net hebt geschild. ‘U-u’, zegt ze. Zelfs de eenlettergrepige naam van haar nonkel is nog te moeilijk.
En meteen erna hoor je in een reportage: ‘Sofie Coucke is 26 jaar. Ze heeft een stabiele job en een vaste relatie...’
De tijd is geruisloos - en in mijn geval genadig.
0 notes
Text
Plan B
Het moet dertig jaar geleden zijn. De laatste keer dat ik een spreekbeurt hield. Maar morgenmiddag is het weer zover. Dan ben ik te gast op de school van de kleine, en vertel ik aan een ongetwijfeld geboeid publiek wat ik voor de kost doe.
- Zij: Moet je daar slim voor zijn, meneer - voor uw beroep?
- Ik: Kun jij een pen vasthouden?
- Zij: Ja, meneer ...
- Ik: Bravo, je bent copywriter!
Een spreekbeurt.
Vroeger had onze klas daar wat geniaals op gevonden. We kozen een topic, en molken dat onderwerp daarna zes jaar lang uit. Ik vertelde tot vervelens toe over Parijs - ja, toén al.
H. vertelde over zijn duiven. De postduif, de stadsduif, de prijsduif, de vredesduif, café De Duif, ... als er maar een duif in zat.
J. leende de hobby van zijn vader, en dan passeerde alles over de bij. De bijensoorten, de geschiedenis van de bij, de prijs van de honing, de twaalf manieren om angels te verwijderen na de occasionele steek, ...
Bovendien pasten we dat trucje toe in alle mogelijke talen: Nederlands, Frans, Engels, Duits, ja zelfs Latijn als het moest. De rest van de klas kon jouw spreekbeurt na de derde keer al vrolijk mee mompelen. Dat had als gunstig neveneffect dat er nadien nooit onverwachte, lastige vragen volgden.
Maar morgen betreed ik dus onbekend terrein. Ook al ben ik er al 23 jaar mee vertrouwd. Staan de zenuwen strak gespannen? Och, dat valt best mee. Ik hou maar rekening met één rampscenario: dat ik aan de beurt ben na “ik ben de papa van Steven en ik ben brandweerman”.
Want dan kan ik het wel schudden. Dan dienen zich drastische maatregelen aan. Dan moet ik overschakelen op plan-B.
In dat geval ben ik voor één dag de enige Officieel Erkende Squishy Tester in België.
Daar kan geen F-16 piloot tegenop.

Photo by Aidan Bartos on Unsplash
1 note
·
View note
Text
Mijn dochter Harry
Geef toe, u ergert zich daar ook kapot aan. Aan jonge vaders die hun kind etaleren als de slimste van de hoop.
Van moeders kunnen we dat nog enigszins hebben; die mogen zich namelijk verstoppen achter het makkelijke excuus van de navelstreng.
Neen, een vader met kennis van de wereld lost dat anders op: die presenteert zichzelf als dom. En in de duisternis van je eigen onwetendheid blinkt dan als vanzelf de verlichte geest van je spruit!
Zo pakte ik het doorgaans aan.
Tot vandaag. Want nu ik die truc verklapt heb, kan ik ‘m niet meer gebruiken, en moet de dochter het maar alleen zien te redden. Wat haar uiteraard wel zal lukken, want het is geen domme.
Ten bewijze, onze kleine gisteren:
‘Aaaaah, papa... nú weet ik waarom die serie eigenlijk ROX heet.’
(Ja, duh. Omdat die auto zo heet, denk ik bij mezelf. En mijn gedachten dwalen af naar de blonde van het trio, in haar latexpakje. Slim bekeken van Gertje - die maakt zijn doelpubliek altijd zo ruim mogelijk. Maar voor u me beschuldigt van platte objectivering: ik beoordeel dit boek niet alleen op zijn kaft, want Wikipedia leert ons: Naast haar werkzaamheden in de media is Jana Geurts actief als advocate.)
Onze kleine ging intussen onverstoorbaar verder:
‘Rick... Olivia... Xavier.... R-O-X!’
De laatste keer dat ik zo met mijn mond vol tanden stond, was toen Harry Mulisch me in 1992 terloops meedeelde dat HAL, de supercomputer uit 2001: A Space Odyssey vernoemd is naar een groot merk. Vervangt u maar even elke letter uit HAL door de letter die erop volgt.

0 notes
Text
De nieuwe Pascal Plovie
De transfermarkt draait op volle toeren, de euro’s rollen, makelaars kloppen overuren.
Ik ken een bekende verslaggever uit mijn jeugd die de Gazzetta tijdens de mercato van voor naar achter las. Hij vond het boeiender dan de competitie. Mij zegt het niks.
‘De nieuwe Papin’.
'Nog beter dan Thielemans’.
'De Messi van de Karpaten.’
Die carrousel kan me elk jaar minder boeien.
Ik wil eens een speler bij ‘mijn’ Club Brugge van wie de voetbaldroom niet verder reikt dan Club Brugge. Jan Breydel als trots eindstation. Bespaar me de ’nuttige tussenhalte’. Gedáán met ’verstandig opstapje naar de Premier League’.
Geef mij een speler die zijn tekorten kent. Voor wie het hoogste goed is: zijn dagen slijten op dezelfde velden als Jan Ceulemans en Raoul Lambert. Niet uit gebrek aan ambitie, maar uit realiteitszin.
Uit de baarmoeder gefloept met een blauwzwarte sjaal om. Met de fiets naar de training. Iemand die de parkeerwachter bij de voornaam kent. En zijn vrouw ook. Die het dubbele bij Anderlecht kan verdienen, maar al misselijk wordt als zijn vrouw paarse bloemen in de tuin plant.
Ik wil… de nieuwe Pascal Plovie!

(foto: HUMO.be)
0 notes
Text
De derde schuif
Ik heb u nog nooit over mijn moeder verteld. Dat was een gruwelijke vergissing. Mijn moeder heeft wonderlijke talenten. Eén wil ik graag met u delen. Maar hou er dan wel even uw gedachten bij, want het flitst voorbij voor je er erg in hebt.
1. De argeloze toeschouwer kijkt in de hoge hoed
In mijn ouderlijke huis staat een witte formicakeuken uit de jaren zeventig. Behoorlijk anoniem. Maar in die keuken staat een kast met drie laden. En om de onderste lade, de derde dus, is het ‘m te doen. Vergeet die andere twee. Beeld u even die derde lade in. Leeg neemt ze zowat 8 dm3 in. U valt in slaap terwijl ik het vertel, ik besef het. Nochtans is die lade even mythisch als het vat der Danaïden. In deel 2 zal blijken waarom...
2. De goochelaar vult de hoed met gekleurde zakdoeken
Administratie was mijn ouders vreemd. Want werkelijk alles vloog die lade in. De gebruikelijke dingen. Zoals balpennen. Stiften. Lijm. Plakband. Nietjesmachine. Wit papier. Gelijnd papier. Calqueerpapier (dit zijn de jaren zeventig, eventjes bij de les blijven graag). Nietjes. Rekenmachientje. Facturen.
Maar ook meer exotische items. Het garantiebewijs van de nieuwe stofzuiger. De handleiding van die stofzuiger. De plattegrond van de Efteling. Abonnementen voor het stedelijk zwembad. Zwemdiploma’s. Speelkaarten. Dobbelstenen. Kunstwerken van de kinderen. Kleingeld. Lotto-formulieren. Rubiks kubus. Een vormeloze massa die in deel 3 deel uitmaakt van een wondertruc...
3. De goochelaar haalt een wit konijn uit de hoed
In deze beslissende fase komt het talent van mijn moeder tot zijn volle recht. Stel: het kind heeft iets nodig. Laten we een puur hypothetisch voorbeeld nemen: een postzegel. Om een brief te schrijven naar de Jommekesclub van de intussen teloorgegane krant Het Volk, Forelstraat 22, 9000 Gent.
Dan wist je vooraf wat moeder zou zeggen: “De derde schuve.” Waar wij dan, welopgevoed, ook in gingen zoeken. Zelfs al wisten we op voorhand dat we die postzegel nooit zouden vinden.
En dan komt de grote finale: eindelijk komt Houdini op de planken. Puur op de tast, en in nauwelijks vijf seconden, heeft ze die postzegel beet. Samen met een enveloppe, balpen én je lidkaart van de Jommekesclub. Het publiek kijkt vol ongeloof toe.
-Dit kan niet. Onmogelijk.
-We stonden er toch met onze neus op te kijken?
-Werden we heel even afgeleid?
-Betreft het hier de fameuze dubbele bodem met postzegels?
-Zat die lidkaart de hele tijd al in haar mouw?!
-Is er een medeplichtige in het spel?
Ik kijk al jaren uit naar het antwoord. Als u het weet, stuur me dan gerust een gele briefkaart. Postzegel hoeft niet.
1 note
·
View note
Text
Loze tranen
Het was de lente van 2014.
Onze kleine was vijf, en nog volop in de ban van de eerste Disney-film die ze op het grote scherm had gezien: Frozen. Vijf jaar. Dus groot genoeg om de hele plot door te hebben, met alle nevenfiguren. Zoals Kristoff, een nogal boertig ogende sterke beer uit het hoge noorden.
In diezelfde lente brak er nog een andere Kristoff door - ja, u voelt ‘m al komen: Alexander Kristoff, een nogal boertig ogende sterke beer uit het hoge noorden. Katjoesja-renners moeten nooit op veel steun uit Vlaanderen rekenen. Maar deze klepper had meteen een fan voor het leven.
En dat kwam mij eigenlijk goed uit. Want er kan geen koers verreden worden, of de tv staat aan. En hoe hou je dan een kind van vijf zoet? Niet met de toeristische tips van Michel Wuyts. Niet met de cryptische sneren van José De Cauwer. Nee, je doet het zoals elke goede huisvader doet: met een paar leugentjes om bestwil.
-“Kijk, Kristoff… Jaja, ik denk dat hij gaat winnen vandaag!”
-“Oei, Kristoff is gevallen… - of nee, ’t was toch een andere. Gelukkig!”
-“Kristoff heeft verloren. De winnaar? Een stouterik! Boeh, Cancellara, boeh!”
Ogenschijnlijk draaide de hele koers, van start tot finish, om hààr Kristoff. Dat ging een paar jaar goed. Maar het enthousiasme voor de helden van Frozen nam af. En zo smolt ook haar sympathie voor de koers.
Een paar maanden geleden moet ik eens laten vallen hebben ‘dat Kristoff ermee zou stoppen. Een sprint van een peloton winnen - dat kon hij nog net. Maar méér? Nee, zijn liedje was uit. ’
Het viel geruisloos tussen de plooien van een andere keukenconversatie. Dacht ik. Dit jaar startte de Ronde van Vlaanderen in Antwerpen. Op wandelafstand, dus daar moesten we bij zijn.
‘Gooien ze dan weer met van die petjes?’ klonk ze hoopvol. Nee, dat was alleen in de Ronde van Frankrijk. Dit was de Ronde van Vlaanderen. Maar niet getreurd. De kleine zou dan wel op elke tegel ‘TOM’ krijten. Ook al deed er nooit een Tom mee, in Frozen.
De wedstrijdauto passeert.
De karavaan passeert.
Het compacte peloton passeert.
De volgwagens passeren.
En ik flits, en ik kijk. Links-rechts-links-rechts. Tot de eerste renners al op Linkeroever staan.
-‘Ik heb er maar een stuk of vijf herkend. Sagan natuurlijk. En Sagans broer. Hoe heet hij weer? Greg ook. Boonen zelfs niet. Heb jij Boonen zien zitten? Kristoff wel. En Greipel! Ja, Greipel...’
-‘… Kristoff, papa?’
-‘… Euh, jaaaa…’
(ik voel opeens nattigheid)
(ik probeer voor me uit te kijken, maar er passeert niemand meer)
(de massa trekt alweer weg)
(het blijft stil aan mijn linkerzijde)
(mijn blik wijkt voorzichtig af)
(en ik kijk recht in een bleek gezichtje)
-‘Kristoff, papa?!’
-‘Ja, zus… Kristoff.’
-‘Kristoff koerst dan wél nog? … Maar… Maar… dan heb ik vorige week voor niks geweend!’
- ‘...’
De koers is gans het leven, beste mensen.

0 notes
Text
Acht
Gisteren was ik weer acht jaar. Hoe dat zit, leg ik zometeen wel uit. Laat me eerst vertellen wie ik was toen ik écht acht was. Toen ik echt acht was, had ik een broer van twee. Daar kon je dus niks mee aanvangen.
Na school trapte ik ballen tegen de muur. Met de kracht van Jan Ceulemans. Zodra de bal terugbotste, was ik keeper. Met de flair van Birger Jensen.
Wereldgoals werden enkel verhinderd door onmogelijke parades. Die schizofrenie was soms moordend. Want trapte ik te goed, dan was Jensen het haasje. En kon ik de bal klemmen, dan was Ceulemans de schlemiel.
Ceulemans > Jensen > Ceulemans > Jensen > Ceulemans > Jensen. Een kinderlijke metamorfose die bleef duren tot het avondeten.
Het wringt als ik dan, jaren later, lees dat mijn favoriete voetbalclub ‘een sterk merk is’. Ik zat lang genoeg in de reclame om te weten wat een merk is. Club Brugge is geen merk.
Geen enkel ander merk kleurt mijn jeugdherinneringen. Geen ander merk wil ik mijn kind aanpraten. Voor geen merk zou ik netjes een uur staan wachten. Tot de hoofdrolspelers uit hun hotel komen om de bus te nemen. Die dan de vraag krijgen of ze met mij op de foto willen.
Alsof ik weer acht jaar ben.

0 notes
Text
'Volgende halte: Treurnis/Tristesse'
Ik woon in Antwerpen en werk in Brussel. Of als je in kleur en vermogen denkt: ik woon in Borgerhout en werk in Anderlecht.
Voor wie tussen koeien en maïsvelden opgroeide zijn dat twee grote sprongen. Ons grensdorp telde twee nationaliteiten. Plus de Pool. Dat was geen gelukszoeker, maar een fiere bevrijder uit de oorlog (de tweede). Hij had een naam die denderde als een tank. Daarom noemden we hem maar de Pool. In boerendorpen doen ze niet moeilijk; familienamen dienen er alleen voor brievenbussen.
In ons dorp liepen ook wel exoten ronden. Met als crimineel palmares: besloten caféruzies na middernacht. Daarna konden de vechtersbazen altijd weer door één deur. Wat handig is, als je vader en zoon bent.
Krijg nu geen verkeerd idee van me - ik ben niet wereldvreemd. Ik liep rond in de barakken van Cienfuegos. En in buurten in Luxor waar bommenwerpers hadden geoefend voor hun echte missie in Afghanistan. Plus, ik zag het verzamelde werk van Paul Jambers.
Maar Anderlecht... dat is toch andere koek.
Na een week had ik het al door: dit wordt niks tussen ons. Je schoenen kleven er vast aan rochels in alle kleuren - maar niemand kijkt er naar beneden. En ik zag er een kleine, onder toezicht van mama, een etalage onderpissen - maar niemand keek ervan op.
Eigenlijk wist ik het al toen ik opstapte op Tram 81. Tram 81 biedt een fraai spectrum van de buurt. En die staalkaart kwam op mijn eerste werkdag vlak naast me zitten.
De klauw geklemd om een halve liter bier. Niet één, maar twee beurs geslagen ogen. Een doorbloede pleister over de wenkbrauw. Weggeschoren haar verraadde een chirurgische ingreep. Of een klap van een klauwhamer. En kers op de taart: hij bleek uiteindelijk een zij. Naast mij zat Lola van de Kinks - in de versie van André Hazes.
Tram 81 vervoert schitterende paradijsvogels. Ik stap af aan het Zuidstation, en moet ze daar allemaal achterlaten. Maar ik ben er zeker van. Na mijn halte rijdt Tram 81 rechtstreeks verder naar de vijfde kring van de hel uit La Divina Commedia.
Aan het eind van een regenboog vind je een pot goud. Aan de terminus van Tram 81 staat een ketel zwavel.
1 note
·
View note
Text
Tegenwind
Mijn woorden wapperen weg.
De lucht kneedt de sliert tot een grillige vorm.
Zinnen spoelen aan als wrakhout, in de schelpen van haar oren.
-“IK HOOR JE NIET, papa. Met die wind!”
-“WAT ZEG JE, zus? Ik hoor je niet... De wind!”
Aan een kruispunt valt de puzzel in elkaar:
"Hoe weet je eigenlijk wanneer je met pensioen mag?”
Ik krijg een kleine minuut om haar antwoord te bedenken.
Mijn hand grabbelt blind naar kouwe vingertjes.
“Krijg je dan een brief?"
De Tussenvraag. De voorbode van Ongeduld.
Het mannetje springt op groen. En ik op de pedalen.
-“HET MINISTERIE stuurt een formulier met modaliteiten. En dan eet de tyrannosaurus risotto!”
-“… DE WIND!”
0 notes
Text
Erfenis uit mijn jeugd
“Vertel nog eens van toen je klein was.”
De dochter had een nieuwe waarom-vraag. Ze wou verhalen uit de oertijd. Toen telefoons nog een draad hadden en broekspijpen zo breed waren dat je elkaar niet kon passeren op het trottoir.
Toen ik klein was.
Toen ik klein was, woonde ik in een enclave die bevolkt werd door wonderlijke personages. Niet Efteling-wonderlijk, maar Deliverance-wonderlijk. In ons dorp dwaalde een pittoreske zatlap rond met een bak bier in zijn nek geklemd. Een gettoblaster van alcohol. ‘s Avonds was die bak leeg. Vol-leeg, vol-leeg, elke dag opnieuw. Pas veel later hoorde ik hoe dat zat. Zijn vrouw was ooit vreemdgegaan, zwanger geraakt en negen maanden later gestorven in het kraambed. Proost. Grote steden hebben geen monopolie op menselijk drama.
Toen ik klein was, hielpen we mee in de bakkerij van vader en moeder. Heerlijk, de geur van ovenvers brood. En hatelijk, de kinderen van arbeiders, leraars, notarissen en werklozen. Want die hadden ouders met vrije tijd.
Toen ik klein was, lagen Luis Mariano, Marva en Franck Pourcel op de platendraaier. Waardeloos om mee op te groeien, heerlijk om op terug te kijken.
Nostalgie vertroebelt de blik. Maar voor zover ik weet, kenden mijn ouders één hedendaagse artiest bij naam. Omdat G. er helemaal weg van was.
G. was mijn neef. Zes jaar ouder dan ik. Die deed dus dingen waar mijn zussen en ik naar opkeken. Lukraak telefoonnummers draaien en dan sollen met de ongelukkige die opnam. Of hij wees naar een fles water: “Daar moet je eens goed aan rieken.” Wat wij dan ook deden, en bijna flauwvielen... terpentine.
G. kon met tien frank uren aan een stuk tapbiljart spelen: verdween een bal in het gat, dan dook zijn hand erachteraan. Ondertussen dronk hij mazout als een echte.
De tijd is een vreselijke knager. Toch staat één moment me nog glashelder voor de geest. Een zondags bezoek aan tante en nonkel. G. was niet thuis, want bij de jeugdbeweging. Wij ernaartoe - door de velden. Hij zag ons en liep ons tegemoet. Een puber die zich niet schaamde voor drie snotneuzen die naar ‘m opkeken. Een bijzondere jongen.
En G. was dus fan van Bowie. David Bowie. We spreken over tijden van vóór de commerciële uitverkoop van Let’s Dance. Ik breek er nog altijd mijn hoofd over: hoe kon iemand van 12-14 jaar uit dat godvergeten gat Bowie uit zijn Berlijnse periode kennen? Het internet gebruikten ze alleen nog maar in het Amerikaanse leger. Uit televisies haalde je toen hooguit tien zenders. En toch was hij er zo van doordrongen dat het zelfs mijn ouders, babyboomers, was opgevallen.

Na de dood van mijn grootvader spatte de familie finaal uit elkaar. G. zag ik nog een paar jaar, na schooltijd. Wachtte ik op de bus, dan passeerde hij op zijn brommer - en stak zijn hand op. Die hand was mijn vrijgeleide. Ze betekende voor de jongens van de vakschool: afblijven, op dié mogen we niet kloppen.
Het verhaal van G. stopte op een anoniem weggetje. Volgens de officiële versie: aangereden door een auto. Alsof het zo hoorde, nam ik zijn Bowie-devotie over. Mijn erfenis.
Het was een erfenis die uitblonk in schulden. Ik moest het doen met nieuwe platen waar iedereen zijn neus voor ophaalde. Tonight. Never Let Me Down. Ik ploeterde me er koppig door, zelfs tijdens de Tin Machine-periode. Want dat is wat fans doen. Laat het idool een scheet? Dan koop je alle remixen. Wat volgde, was een wedstrijd die Bowie nooit kon winnen; niemand blijft zijn leven lang pionier.
Mijn erfenis begon pas te lonen toen ik achterom keek. Scary Monsters. ‘Heroes’. Low. Lodger. Station to Station. Aladdin Sane. Duizelingwekkend. Alsof je bij de notaris een vervallen schuurtje krijgt toegewezen - de rest van de familie lacht zich kapot en verdeelt al de juwelen - waarin nadien vijf potten goud verborgen blijken.
EPILOOG
De voorbije jaren was de meester begonnen aan een herbronning. Wat kon het hem nog schelen? Over zijn nieuwe cd’s strooide hij al een handvol mooie nummers uit. In zijn laatste dagen deelde hij nog een heerlijke links-rechtscombinatie uit: The Next Day. Blackstar.
En het mooiste moest nog komen: ik kreeg een kind dat deevietboowie zegt, wanneer Life on Mars of ‘Heroes’ op de radio passeren.
De dood van David Robert Jones kun je betreuren om 99 valabele redenen. Ik zal hem missen om de herinnering aan een erfenis uit mijn jeugd.

0 notes
Text
Oprechte deelneming
Iedereen rouwt op zijn eigen manier, zo luidt de wijsheid. Dat is, u raadt het al, een grove misvatting. Want er bestaat wel degelijk een gestandaardiseerde manier om te treuren. De spelregels ontdekt u op Twitter of Facebook, zodra een bekend persoon komt te overlijden.
Het gaat als volgt:
<beroemd persoon X> overlijdt, en hij/zij was bekend omwille van <specialiteit>.
Dan onderneemt u volgende stappen:
U reageert als de bliksem (d.w.z. binnen de 30 minuten) op het nieuwsbericht van het schielijke heengaan van <persoonX>.
U maakt duidelijk, waarheid of niet, dat u fan van het eerste uur was. En geen opportunistische meeloper, zoals half Twitter.
U trapt niet in de val om de bekendste verwezenlijking van <persoonX> te belichten. Nee, u googelt eerst wat en haalt dan een obscuur ander feit aan.
U voegt, ten bewijze, een link toe naar een YouTube-filmpje/krantenartikel/foto.
En u sluit af met de geijkte hashtag: #RIP<persoonX>.
Even toepassen op de actualiteit:
Uiteraard gaat deze wetmatigheid op voor elke beroemdheid:
Veel succes gewenst met uw volgende dode!
0 notes
Text
Linguïstische verwarring
Over de zaak-Raman is al genoeg gezegd en geschreven. Ik heb er een weinig besnaarde mening over. Maar die zal ik u besparen, omdat ze niks bijdraagt tot het debat.
Wat me wel opviel: radiomaker Sven Ornelis kroop door het stof. Voor iets wat hij dertien jaar geleden geroepen had. “Bosaap”. Tegen Serena Williams nog wel.
Het kwam tot een racismeklacht. Was het effectief tot een rechtszaak gekomen, dan had ik Sven glansrijk verdedigd. Busoap is namelijk - in onze provincie van oorsprong - geen racistisch verwijt. Je zegt het ook gewoon tegen lelieblanke mensen. Een enkele keer tegen een vriend zelfs.
Busoap (de, m.; busoap’n): 1° Fel behaard persoon. 2° Iemand met een onverzorgd kapsel. Synoniem: Beatle. 3° Persoon met een verfomfaaid voorkomen. 4° Bij uitbreiding: al wie je ongenegen is.
Ik kan me perfect inbeelden dat Serena Williams, toen, aan sommige criteria beantwoordde.
Het was een andere zaak geweest als Sven mevrouw Williams een ‘aap’ had genoemd. Want dan zitten we meteen in de sfeer van oerwoudgeluiden en missing links. ‘Aap’ is een raciale stereotypering*.
En dan had hij Sven Mary of Bram Moszkowicz mogen bellen.
* Onder ons gezegd en gezwegen: de mens die, mijns inziens, het meest op een aap lijkt, is Ron Perlman. Caucasian. Hij speelde o.a. in La Guerre du feu, een boeiende film over neanderthalers. Volgens ingewijden zat Ron welgeteld twee seconden in de schminkkamer...
0 notes
Text
De koning van de elastiek
‘Instapklaar’, loog de makelaar.
We kwamen net uit een kelder waarin meer water stond dan in de ogen van Bert Anciaux. Die uien snijdt terwijl hij naar Bambi kijkt.
Instapklaar. Voor iemand die twintig jaar onder een brug in Parijs had gewoond misschien. We hadden vijf minuten door een afgeserveerde synagoge gedoold. Overal enkele beglazing. Niks geïsoleerd. Op de bovenste verdieping zat zelfs nog een eenzaam rabbijntje dat een kamer huurde. Gemeubeld verkocht.
Instapklaar.
Nu weet ik ook wel dat er rek zit op woorden. Dat hoef je een copywriter niet te vertellen. Wij zijn de koningen van de elastiek. Maar we verkopen geen flagrante leugens. Omdat dat niet werkt. Omdat zulks niet mag. En ook wel een beetje omdat het niet hoort.
Truth Well Told. Zo vatte Harry McCann briljant reclame samen in dertien letters*. Toon je van je mooiste kant. Laat gerust wat details achterwege. Maar vertel geen onzin. En anders verkas je maar naar vastgoed.
*Harry had wat last van omgekeerde triskaidekafobie. Hij was er namelijk heilig van overtuigd dat dertien zijn geluksgetal was. Zo wilde hij zijn kantoor altijd op de dertiende verdieping.
0 notes
Text
Nonkel Willy
Mijn moeder komt uit een nest van vijftien. Dat is eigenlijk al geen nest meer, dat is een half bos. Het mooie daaraan is wel dat het de kleinkinderen viertien nonkels oplevert. En dat verhoogt de kans op een nonkel Willy aanzienlijk. Prijs jezelf gelukkig met een nonkel Willy.
Een nonkel Willy is een man van goedschiks, niet van kwaadschiks. Hij weet ’t als je sigaretten uit zijn pakje jat, maar zegt er niks van. Hij kent eindeloos veel moppen uit het hoofd. Vaak zijn die halverwege lolliger dan op het eind, maar wat deert dat: niet de bestemming telt, maar de reis. Een trouwfeest begint pas als hij op de dansvloer staat. Hij kent je ook als hij niks van je nodig heeft. En hij dateert uit de tijd dat de RTT nog bestond. Beter nog, hij heeft voor de RTT gewerkt.
Nonkel Willy (uiterst rechts), ca. 1960
Het ging al een tijd niet zo goed met nonkel Willy. Een jaar geleden zocht ik hem op. Zonder seintje vooraf. Da’s een kapitale zonde, in de regio. Bezoek wordt er vastgelegd, bevestigd en nog eens aangekondigd. Voor nonkel Willy trad ik die ongeschreven regel met de voeten. En hij zag 't door de vingers, want hij deed open.
-“Dag nonkel.”
-“Moh… En ’t is Luk… Luk van ‘Lène.”
Als een nonkel Willy je in geen twintig jaar meer gezien heeft en hij herkent je op slag, dan voel je je als de blinde die net een rondleiding van Amélie Poulain kreeg.
Sinds vrijdag loopt er een nonkel Willy minder rond op deze wereld. Daar mag om getreurd worden.
0 notes
Text
Een zebrapad met wonderlijke effecten
De school uit mijn jeugd lag in een gebied dat Sarah Palin conservatief-traditionalistisch zou noemen. Toch overviel me, bij de overgang naar het vierde middelbaar, een cultuurschok. Want de jongens van het vierde middelbaar mochten, voor elke pauze, de straat over.
Die korte oversteek was een kloof.
Aan de overkant droeg men geen korte broek.
Aan de overkant koesterde men eigen gedachten.
Aan de overkant was men man.
Mijn generatie, zo ontdekte ik veel later, hoorde nergens bij. Zelfs niet bij de generatie die nergens bij hoorde. Dat bleek een vrijgeleide voor eigenzinnigheid. New wavers lulden er met hardrockers over punkmuziek. Onze wereldverbeteraar mocht straffeloos met een stinkbrommer rondrijden.
Die wereldverbeteraar meldde zich trouwens in duo. Op een blauwe maandagmorgen hadden ze een veel te wijd T-shirt aan. Met een dikke koe op. Niet zo’n plezante Charolais dikbil. Nee, een koe waar wat mis mee was. Dat zag het geoefende oog van deze plattelandsjongen direct. En oké, de spuit in de koeienbil hielp ook. Over die opgeblazen koe stond in even vette letters: STOP DE VEE-INDUSTRIE.
Dit was 1988. GAIA bestond nog niet. De hormonenmaffia had Karel Van Noppen nog niet ontdekt. En bio was gewoon een afkorting van biografie.
Een maand later aten onze twee helden alweer vrolijk hamburgers, met veel saus en nog meer goesting. Zo gaat dat als je zestien bent: op naar de volgende revolutie!
Maar ik stopte definitief met vlees eten. Thuis hebben ze daar geen moment een punt van gemaakt. Best wel een mooie geste - in een provincie waar volgens een aloude legende meer varkens dan mensen rondlopen.
In de begindagen van je roeping voel je een bekeringsdrang. Dat waait over. Het vervelende superioriteitsgevoel gaat iets langer mee. Maar ook dat ebt weg.
Uiteindelijk beperk je je tot een kort antwoord op de ene vraag: “Waarom?” In het beste geval is dat een poging tot conversatie. Meestal is het een geniepige aanzet om je te confronteren met je inconsequente gedrag (“Die riem van je… toch ook van leer gemaakt?”).
-------------------------------------------------------------------------------------------
Waarom ik geen vlees meer eet…
1) Als mensen me genegen zijn, leg ik het allemaal nog eens uit. Dat je ergens moet beginnen om dierenleed te voorkomen. Dat we de planeet aan het wurgen zijn. Dat niemand om culinaire redenen tofoe eet.
2) Op een mindere dag lieg ik: “Omdat het niet mag van mijn geloof.” Vreemd genoeg stokt de kritische vraagstelling dan. En er valt al eens een complimentje. De politiek correcte nasleep van 9/11, wellicht.
3) In alle andere gevallen kan ik de vraagsteller nu makkelijk doorverwijzen naar deze tekst. De goede verstaander zal begrijpen dat het een mank eerbetoon is aan mijn fijne jeugd... en aan wereldverbeteraars-voor-één-dag.
0 notes