Mijn kijk op de samenleving, hoe deze wordt vormgegeven door recht en hoe het beter kan!
Don't wanna be here? Send us removal request.
Link
Recent deed sp.a-voorzitter Connor Rousseau een uitspraak over een verbod op hoofddoeken tot 16 jaar, zodat meisjes of vrouwen ‘bewust’ en ‘vrij’ kunnen kiezen; om hen te ‘beschermen’. In het licht hiervan leek het me nuttig om mijn bachelorproef over de boerkini te delen, die je via deze link kan raadplegen . Hierin ga ik onder meer dieper in op de keuzevrijheid van de vrouw en de beperking hiervan door een verbod. Een interessante bevinding vond ik dat we er te vaak vanuit gaan dat enkel de Westerse vrouw ‘vrij’ is en dus bewust kan kiezen, terwijl ook zij onderhevig zijn aan maatschappelijke invloeden. Kies ik ‘vrijwillig’ voor het dragen van hakken of een rok? Stof om over na te denken! Ook het krampachtig willen ‘bevrijden’ van moslima’s en de link met paternalisme en kolonialisme was een punt dat me deed nadenken. Laten jullie me weten wat jullie ervan vinden?
0 notes
Text
Zonder inkomen in tijden van Corona
Symptoom van een gebrekkige arbeidsrechtelijke bescherming
We maken uitzonderlijke tijden mee. Een minuscuul virus met een immense impact zet het leven op pauze: de wereld in lockdown. Het sociale isolement eist zijn tol en de verveling slaat zo hard toe dat het Belgisch Staatsblad werkelijk interessant begint te lijken. Voor sommigen is de zoektocht naar tijdverdrijf echter slechts een bijkomende zorg, aangezien er uren gepiekerd kan worden over een veel belangrijkere vraag: hoe zullen de rekeningen betaald worden op het einde van de maand? Voor facturen bestaat er jammergenoeg geen pauzeknop. Via het systeem van tijdelijke werkloosheid en een veelheid aan premies probeert regering Wilmès ademruimte te creëren zodat de meeste werknemers en zelfstandigen het hoofd boven water kunnen houden. Hierbij vallen echter onder meer studenten, sekswerkers en uitzendarbeiders uit de boot: zij kunnen niet rekenen op overheidssteun waardoor het voor hen zeer moeilijk wordt om de schaapjes op het droge te houden. Het gebrek aan waarborgen in coronatijden staat echter niet op zichzelf, het is een symptoom van een veel groter probleem: een zeer zwakke of zelfs onbestaande arbeidsrechtelijke bescherming. Hierdoor vormen studenten, sekswerkers en uitzendarbeiders zwakke doelgroepen die te vaak vergeten worden.
STUDENTEN
Het sluiten van onder meer de horeca en verschillende niet-essentiële handelszaken heeft als gevolg dat vele jobstudenten hun inkomen verloren zien gaan. Voor sommigen betekent dit een paar maanden langer sparen voor een nieuwe GSM, voor anderen zijn de gevolgen catastrofaler. Studenten die niet kunnen terugvallen op ouderlijke steun staan er immers op financieel vlak alleen voor, aangezien het systeem van tijdelijke werkloosheid niet van toepassing is op studentenarbeid.[1] Talloze getuigenissen tonen aan dat het voor hen moeilijk is om de eindjes aan mekaar te knopen: zo is bijvoorbeeld het betalen van kothuur allesbehalve een evidentie.[2] Dit is slechts één van de vele nadelen die studenten ondervinden: onder het mom van ‘flexibiliteit’ is er op verschillende vlakken, in vergelijking met andere werknemers, slechts een zwakke bescherming.
De gebrekkige wettelijke bescherming
Studenten hebben slechts uitzonderlijk recht op een gewaarborgd loon. Dit is een inkomensgarantie in het geval niet kan gewerkt worden door arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte of ongeval[3]. Er is voor geen bijzondere regeling voorzien, waardoor de algemene bepalingen van in de arbeidsovereenkomstenwet van toepassing zijn.[4] Dit betekent concreet dat studenten die tewerkgesteld zijn als arbeiders één maand ononderbroken in dienst moeten zijn om aanspraak te kunnen maken op het gewaarborgd loon.[5] Dezelfde voorwaarde geldt voor studenten aangenomen als bediende voor een bepaalde tijd van minder dan 3 maanden. Bedienden aangeworven voor een onbepaalde tijd of voor een bepaalde tijd van 3 maanden of meer kunnen wel weer steeds terugvallen op de garantie.[6][7] Aangezien studentenarbeid vaak tijdelijk is en de overeenkomsten dus voor een beperkte periode gesloten worden, betekent dit in de realiteit dat studenten vaak buiten dit vangnet vallen.[8]
Wanneer een student door ziekte of ongeval arbeidsongeschikt is voor een periode van meer dan zeven opeenvolgende dagen, dan kan de werkgever de arbeidsovereenkomst eenzijdig beëindigen. [9]De student heeft in dat geval recht op een vergoeding gelijk aan het loon voor de duur van de opzeggingstermijn of voor het nog te lopen gedeelte ervan.[10] Dit bedrag is echter slechts een magere troost vergeleken met het enorme nadeel dat het wegvallen van de werkzekerheid creëert. De regeling is duidelijk ingevoerd in het belang van de werkgever, om deze te beschermen ‘tegen de onzekerheid over de hulp in zijn bedrijf’.[11] De onzekerheid van de student rond behoud van inkomsten wordt daarbij als bijkomstig beschouwd.
Er geldt een verkorte opzeggingstermijn[12]: dit is een soort buffer die ervoor moet zorgen dat de opgezegde partij zich kan voorbereiden op het daadwerkelijke einde van de arbeidsovereenkomst in het geval één van de partijen eenzijdig beslist de overeenkomst vroegtijdig te beëindigen[13]. De termijn is afhankelijk van de duur van de verbintenis: bedraagt deze minder dan een maand, dan moet een opzegperiode van drie dagen door de werkgever en één dag door de student gerespecteerd worden. Bedraagt de duur echter meer dan een maand, dan komt de opzegtermijn overeen met zeven dagen voor de werkgever en drie dagen voor de student. Belangrijk is dat de duur van de verbintenis moet beschouwd worden als het aantal dagen tussen de effectieve indiensttreding van de student en de beëindiging van de arbeidsrelatie, ongeacht de duur bepaald initiële overeenkomst.[14] Dit betekent dus dat de kans dat de kortste termijn geldt, hierdoor groter wordt.
Studenten vallen buiten het toepassingsgebied van CAO nr. 109 betreffende de motivering van het ontslag.[15] Hierdoor kunnen ze niet terugvallen op het recht om de concrete redenen van ontslag te kennen of op een schadevergoeding in geval van een kennelijk onredelijk ontslag.[16] Dit is een overduidelijke ongelijke behandeling, en er kunnen vragen worden gesteld met betrekking tot de redelijkheid en proportionaliteit van de regeling.[17]
Hoewel door de wet eenheidsstatuut voor de meeste overeenkomsten afgeschaft, worden de eerste drie dagen waarop de student effectief werkt nog steeds als proeftijd beschouwd.[18] Dit is automatisch het geval: het proefbeding hoeft dus niet expliciet in de studentenovereenkomst opgenomen te worden.[19] Hierdoor is het echter mogelijk dat veel (onervaren) studenten niet op de hoogte zijn van dit recht. Tijdens de proeftijd kunnen zowel de werkgever als de student de arbeidsovereenkomst eenzijdig beëindigen, zonder dat een opzeggingstermijn gerespecteerd moet worden of een opzeggingsvergoeding verschuldigd is.[20] Het idee hierachter is dat in deze periode de partijen mekaar en de functie leren kennen waarna ze kunnen evalueren of de tewerkstelling aan de verwachtingen voldoet.[21] Gezien het gemak waarmee vele studenten ingewisseld worden, lijkt het echter niet ondenkbaar dat vooral de werkgever gebruik zal maken van de mogelijkheid tot stopzetting. Bovendien worden opeenvolgende proefbedingen voor studentenovereenkomsten door de wet niet expliciet verboden, wat wel het geval is voor tijdelijke en uitzendarbeid[22]. Hierdoor zouden, bij wijziging van de arbeidsvoorwaarden, meerdere proefperiodes na elkaar mogelijk zijn.[23]
Studenten vallen niet onder de vakantiewetgeving: deze is enkel van toepassing op werknemers waarvoor normale sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd zijn.[24][25] Aangezien de meeste studenten worden uitgesloten van het stelsel van de sociale zekerheid[26] en enkel solidariteitsbijdragen worden betaald, kunnen ze dus niet terugvallen op het systeem van de jaarlijkse vakantie.
Het belang van studentenarbeid
Studentenarbeid is big business. Elk jaar stijgt het aantal jobstudenten dat aan de slag gaat[27], maar liefst 78% van de studenten werkt naast zijn of haar studies. Bovendien wordt steeds meer gewerkt: vorig jaar vond een stijging plaats van gemiddeld 43 naar 50 dagen per jaar.[28] Dit is enerzijds het gevolg van het aantal studenten en consumptiepatroon dat toeneemt, maar ook de promotie en bijbehorende versoepeling van studentenarbeid door de overheid speelt een belangrijke rol. Zo werd met ingang van 1 januari 2017 het ‘studentencontingent’, de periode waarin een student kan werken zonder dat op het loon gewone socialezekerheidsbijdragen verschuldigd zijn, verhoogd van 50 dagen naar 475 uur.[29] In die lijn heeft regering Wilmes, als tegemoetkoming in het licht van de Corona epidemie, dan ook beslist dat alle gepresteerde uren in de tweede helft van 2020 niet worden meegerekend in het studentencontingent.[30] De vraag is echter of dit voldoende is, aangezien een grondige reflectie en structurele wijziging van het studentenstatuut zich opdringt. Daar zijn heel wat argumenten voor: zo is er een vrees voor toenemende concurrentie tussen studenten en jongere werknemers[31] (en de potentiële link met grote jongerenwerkloosheid[32]) en het feit dat enkel solidariteitsbijdragen verschuldigd zijn op het loon van de studenten wat de sociale zekerheid ondergraaft. [33] Eén van de belangrijkste argumenten is echter ook het feit dat studenten zich vaak in een tijdelijke en onstabiele situatie bevinden, waardoor er makkelijk misbruik van hen wordt gemaakt. Door de toenemende flexibilisering worden jongeren te pas en te onpas ingezet, wat leidt tot extra druk die nefast kan zijn voor bijvoorbeeld schoolprestaties.[34] Studenten worden beschouwd als goedkope en makkelijk inzetbare werknemers. Om te kunnen blijven concurreren met werkgevers die met studenten werken, zijn andere bedrijven in de sector genoodzaakt hetzelfde te doen: dit leidt tot een ‘race to the bottom’ op vlak van loon- en arbeidsvoorwaarden.[35]
Alternatieven
Het is tijd dat aan die race to the bottom een halt wordt geroepen: er is nood aan een sterkere arbeidsrechtelijke bescherming van de student. Verschillende voorstellen liggen klaar. Zo bestaat het idee om schoolresultaten als parameter te gebruiken om te bepalen of een student ‘sterk’ genoeg is om een studentenjob erbij te nemen[36]. Het probleem hierbij is uiteraard dat geen rekening wordt gehouden met de socio-economische realiteit van vele studenten, aangezien velen het inkomen hard nodig hebben. Hierdoor zouden studenten met mindere resultaten (extra) kwetsbaar zijn voor financiële problemen. Ook het invoeren van sociale zekerheidsbijdragen op het loon[37] van de jobstudenten wordt naar voren geschoven. Hierdoor zouden studenten netto € 1 per uur verliezen, een kost die verwaarloosbaar lijkt in vergeleken met alle sociale voordelen die de bijdragen opleveren.[38] Een ander voorstel is het voorzien in een inkomensgarantie voor studenten[39] : dit lijkt een structurele oplossing die de positie van de student een stuk minder onzeker zou maken. De meningen lopen dus sterk uiteen, maar één ding is duidelijk: er is nog een lange weg te gaan voordat studenten als volwaardige en evenwaardige werknemers beschouwd zullen worden.
SEKSWERKERS
Het feit dat het contactberoep bij uitstek, sekswerk, tijdelijk wordt verboden om verdere verspreiding van het Coronavirus tegen te gaan, is geen verrassing. De vakbond voor sekswerkers, UTSOPI (de Unie voor Sekswerkers Georganiseerd voor Onafhankelijkheid) heeft dan ook begrip voor deze maatregel, maar vraagt tegelijk aandacht voor de financiële gevolgen en sociale impact ervan.[40] Vele sekswerkers voelen zich immers vergeten door de regering: bij gebrek aan een officieel statuut verricht de overgrote meerderheid zwartwerk, waardoor ze geen aanspraak kunnen maken op een compensatie.[41] Uit verschillende getuigenissen blijkt dat velen hierdoor volledig zonder inkomen vallen en het lastig krijgen om huur te betalen of zelfs hun kinderen te voeden en genoodzaakt zijn terug te vallen op hulp van belangenorganisaties.[42] Bovendien blijven sommige sekswerkers uit financiële noodzaak hun diensten aanbieden, waardoor ze hun eigen gezondheid en die van anderen in gevaar brengen.[43]
Aangezien sekswerk als oudste beroep ter wereld wordt beschouwd, heeft de wetgever heel wat tijd gehad om zich over het statuut van deze beroepsgroep te buigen. Toch blijft een officiële erkenning uit: er is een wettelijke lacune op het vlak van arbeidsrelaties en sociale bescherming voor de categorie ‘prostituee’.[44] Hierdoor bevinden heel wat sekswerkers zich in een “legal limbo”: ze kwalificeren noch als werknemer, noch als zelfstandige binnen de bestaande statuten waardoor ze tussen de mazen van het wettelijk net vallen. Dit heeft verregaande implicaties: als eerste wordt het onmogelijk om op een gereglementeerde, gecontroleerde manier diensten aan te bieden .[45] De pijnlijke gevolgen van de complete afwezigheid van bescherming op sociaal en arbeidsrechtelijk vlak[46] blijken tijdens deze coronaepidemie des te meer, aangezien veel sekswerkers zonder (vervang)inkomen vallen. Daarnaast bevestigt de wettelijk lacune het stigma dat rond deze vorm van arbeid: arbeidsrechtelijke, sociaalrechtelijke en administratieve maatregelen dragen immers bij aan de verbetering van de sociale positie van sekswerkers[47] aangezien het beroep erdoor wordt beschouwd als een gewone bedrijfstak. [48]
Schijnstatuten
Bij gebrek aan een eigen statuut moeten sekswerkers gebruik maken van andere, onaangepaste statuten wanneer ze aanspraak willen maken op bescherming. Sociale inspecteurs knijpen vaak een oogje dicht als het gaat om dit ‘bedrog’, wat tot een opvallende paradox leidt[49]: op lokaal niveau wordt sekswerk gedoogd, terwijl het op federaal niveau grotendeels wordt gecriminaliseerd. [50] Artikels 379 tot en met 382quater van het strafwetboek bevatten immers verschillende verbodsbepalen rond prostitutie: zo mogen derden niet betrokken zijn bij de organisatie van sekswerk of er voordeel uit halen.[51] Het zich prostitueren op zich wordt niet strafbaar gesteld[52], maar dit is wel het geval voor zowat alles in de sfeer rond het beroep. Hierdoor wordt zich legaal prostitueren een praktisch onmogelijke opdracht.
Vaak wordt door sekswerkers gekozen om zich in te schrijven als barbediende: bordelen worden dan beschouwd als horecazaak of bar met kamerverhuur.[53] Daarnaast wordt ook geopteerd voor het statuut van masseur: dit kadert in het geven van erotische massages met een ‘happy ending’.[54] Volgens sommigen zijn er sterke gelijkenissen tussen beide beroepen: zowel sekswerkers als masseuses geven de klanten hun ‘aandacht’ in ruil voor geld.[55] Ook hostess[56] of topmodel zijn veelvoorkomende keuzes. In dat laatste geval doet het escortbureau vaak dienst als uitzendbureau[57], dat een arbeidscontract sluit met het “model” om haar vervolgens ‘uit te lenen’ aan een derde klant.[58]
Het probleem is echter dat deze statuten niet op maat zijn gemaakt voor de sekswerkers en dus niet aan hun concrete noden voldoen. Zo zullen ze andere beroepsrisico’s ondervinden dan bijvoorbeeld masseuses (denk aan bepaalde SOA’s) en is nood aan aangepaste veiligheidsvoorschriften.[59] Ook zijn de schijnstatuten vaak slechts toepasselijk op bepaalde delen van de sekswerksector: zo kan de topmodelconstructie enkel worden gebruikt door escortes. Het creëren voor één statuut, dat alle vormen van sekswerk omvat, kan hiervoor een oplossing bieden.[60]
De sekswerker als werknemer
Opdat een sekswerker als werknemer gekwalificeerd kan worden, moet deze gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst: dit is “de overeenkomst (1) waarbij een werknemer zich verbindt, tegen loon (2), onder gezag (3) van een werkgever arbeid (4) te verrichten”.[61]
1) Overeenkomst Om geldig te zijn, moet de overeenkomst voldoen aan de voorwaarden opgesomd in art. 1108 BW[62]: toestemming, bekwaamheid van de partijen, een bepaald voorwerp en een geoorloofde oorzaak zijn vereist. Een groot probleem werpt zich op bij de laatste voorwaarde: aangezien art. 380 Sw. de exploitatie van prostitutie verbiedt, is prostitutie in strijd met openbare orde en goede zeden.[63] Decriminalisering of legalisering is dus vereist voordat aan de arbeidsovereenkomst een geoorloofde oorzaak kan hebben.[64] Ook bestaat discussie rond de bekwaamheidsvereiste. In het burgerlijk recht worden niet-ontvoogde minderjarigen door de wet als onbekwaam aangeduid,[65] waardoor enkel meerderjarigen contracten kunnen aangaan. In het arbeidsrecht wordt echter van deze regel afgeweken: minderjarigen zijn beperkt bekwaam en kunnen, met uitdrukkelijke of stilzwijgende machtiging van hun vader, moeder of voogd, een arbeidsovereenkomst sluiten.[66] Dit zou dus betekenen dat sekswerk een mogelijkheid wordt voor een minderjarige jobstudent. Aangezien jongeren makkelijker het slachtoffer zijn van misbruik, is het aangewezen dat de wetgever om dit te vermijden de leeftijdsvereiste voor bekwaamheid optrekt. [67]
2) Loon
Loon is een constitutief bestanddeel van de arbeidsovereenkomst: een akkoord over de vergoeding is dus vereist opdat de overeenkomst geldig is.[68] Op dit vlak lijken geen problemen te rijzen voor sekswerkers.
3) Arbeid
Aangezien in beginsel elke arbeid hiervoor in aanmerking komt[69], belet niets dat na decriminalisering een arbeidsovereenkomst wordt gesloten rond sekswerk. Toch stuit deze vaststelling op kritiek: sommigen zijn namelijk van mening dat prostitutie inherent verschilt van andere arbeid, en dat “de commodificatie van seksuele capaciteiten erger is dan de commodificatie van andere capaciteiten”.[70] Dit is echter eerder een filosofisch-feministische discussie en dus op juridisch vlak minder relevant.
4) Gezag
Het is vereist dat de werknemer in ‘ondergeschikt verband’, onder het gezag van de werkgever, werkzaam is.[71] In de arbeidsrelatiewet worden 4 algemene criteria opgesomd die indicaties zijn voor het al dan niet bestaan van de band van ondergeschiktheid: de wil van de partijen, de vrijheid van organisatie van werktijd, de vrijheid van organisatie van werk en de mogelijkheid tot hiërarchische controle.[72]
Vaak is een derde partij, zoals een pooier of bordeeluitbater, betrokken bij het sekswerk: deze vorm van sekswerk wordt dan aangeduid als ‘proxenetische prostitutie’. In dit kader loopt de vrijheid die de sekswerkers hebben over hun lichaam en daden sterk uiteen. Aan de ene kant van het continuüm bevinden zich sekswerkers zonder enige inspraak, terwijl aan de andere kant sommige sekswerkers een sterke controle hebben over hun klanten of werkritme. In dat laatste geval doet de derde partij enkel dienst als beschermings- en contactagent.[73] De criteria van de arbeidsrelatiewet zullen dus geval per geval moeten worden toegepast om na te gaan of de pooier of andere betrokkene als werkgever met gezag over de sekswerker kan worden beschouwd.
Het is dus mogelijk dat, mits decriminalisering, sekswerkers als werknemers aan de slag gaan via het sluiten van een arbeidsovereenkomst. Een onmiskenbaar voordeel is de bescherming die hieruit volgt: zo wordt de arbeidswetgeving rond loonbescherming en arbeidsduur van toepassing. Ook kan worden teruggevallen op sociale regeling als moederschapsverlof en werkloosheidsuitkeringen. Daarnaast zijn er geen administratieve verplichtingen rond het beheren van een onderneming, die wel bestaan als zelfstandige .[74] Het verhaal is echter niet enkel rooskleurig. Een groot nadeel is bijvoorbeeld dat er nog steeds een taboe heerst rond sekswerk en velen hun activiteiten daarom liever geheimhouden, wat niet mogelijk is na inschrijving.[75] Het is wel belangrijk om op te merken dat een wettelijk kader juist kan helpen om dit sociaal stigma weg te werken.[76] Daarnaast is het betalen van sociale bijdragen en belastingen een reden waarom sekswerkers terughoudend staan tegenover registratie als werknemer.[77] Kortom: sekswerk verrichten onder het werknemersstatuut heeft zowel voor als nadelen maar is absoluut geen evidente keuze.
De sekswerker als zelfstandige
In de arbeidsrelatiewet wordt een zelfstandige gedefinieerd als “de natuurlijke persoon die, een beroepsactiviteit uitoefent buiten een gezagsband en die niet verbonden is door een statuut.”[78] Indien men als zelfstandige kwalificeert, moet rekening worden gehouden met het Wetboek voor Economisch Recht, dat onder meer de vrijheid van ondernemen te waarborgt.[79] Dit betekent dat iedereen vrij is om een economische activiteit naar keuze uit te oefenen[80] en deze enkel beperkt kan worden door ”de in België van kracht zijnde internationale verdragen, het algemeen normatief kader van de economische unie en de monetaire eenheid zoals vastgesteld door of krachtens de internationale verdragen en de wet, alsmede uit de wetten die de openbare orde en de goede zeden betreffen en de bepalingen van dwingend recht”[81]. Hetzelfde probleem als bij de geldigheidsvereisten van de arbeidsovereenkomst speelt: door de strafbepalingen rond sekswerk kan het beroep als strijdig met de openbare orde en goede zeden worden beschouwd. Opnieuw is decriminalisering dus noodzakelijk voordat een sekswerker zich als zelfstandige kan registreren. Het WER bevat daarnaast ook verschillende verplichtingen[82] waaraan een zelfstandige moet voldoen. Zo is vaak inschrijving in de Kruispuntbank der Ondernemingen[83] vereist, is de zelfstandige btw[84]- en boekhoudplichtig[85] en moet men zich aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds[86].
Dit leidt meteen tot het eerste grote nadeel van werken onder het zelfstandigenstatuut: de wettelijke vereisten vormen een administratieve drempel. Een oplossing hiervoor is het inzetten van adviesorganisaties of beroep doen op een boekhouder gespecialiseerd in sekswerk[87], hoewel dit extra kosten met zich meebrengt. Daarnaast is de sociale bescherming voor zelfstandigen een stuk minder uitgebreid dan die voor werknemers: de regeling beperkt zich tot waarborgen rond ziekte en faillissement, pensioenen en gezinsbijslagen.[88] Ook het ontbreken van externe bescherming tegen lastige klanten, geboden door de werkgever, is een potentieel nadeel.[89] Bovendien hebben niet alle prostituees de financiële middelen om een privézaak op te starten: aangezien veel sekswerkers slechts voor een korte termijn aan de slag gaan, zou deze investering immers niets opleveren.[90] Enkel vrouwen met het plan om een langdurige actief te blijven in de sector, vertonen bijgevolg interesse in het statuut als zelfstandige prostituee.[91]
Er zijn natuurlijk ook positieve kanten aan het zelfstandigenstatuut: zo is er meer controle over de arbeidsvoorwaarden en de werktijd dan als werknemer[92] Daarnaast houdt de sekswerker meer geld over aangezien de inkomsten niet gedeeld moeten worden met een werkgever.[93] De vraag is echter of deze opwegen tegen de opgesomde minpunten.
Het statuut als sekswerker
Een fundamentele vraag in de discussie rond sekswerk is op welke manier het statuut voor deze beroepscategorie nu exact ingevuld moet worden. Een specifiek aandachtspunt is de nood aan anonimiteit van vele sekswerkers: deze kan bijvoorbeeld bewaard worden via een herkenningsnummer bij registratie.[94] Daarnaast is de controle op de sector belangrijk: deze wordt door de invoering van een bijzonder statuut vergemakkelijkt aangezien sociale inspecteurs minder geconfronteerd worden met valse documenten in verband met hun schijnstatuut [95]. Een ander voorstel rond het toezicht is om te werken met een kwaliteitslabel dat wordt toegekend door een beroepsvereniging. Op die manier zijn klanten er zeker van dat sekswerkers zich bijvoorbeeld regelmatig laten testen op soa’s en dat de diensten op een ‘eerlijke’ manier worden aangeboden.[96] Andere aandachtspunten zijn enerzijds de lijst van beroepsziekten die aangepast dient te worden aan de risico’s van het vak [97] en anderzijds het garanderen van flexibiliteit. Dit laatste is mogelijk door zowel inschrijving als werknemer als zelfstandige mogelijk te maken.[98]
Het is uiteraard cruciaal dat bij het ontwerp van het statuut overlegd wordt met het middenveld en de stem van de prostituee zelf gehoord wordt.[99] Uit getuigenissen blijkt bijvoorbeeld dat sekswerkers die geen problemen ondervinden in de uitoefening van hun beroep, geen nood hebben aan een eigen statuut.[100] Bovendien zijn sommigen van mening dat de huidige grijze zone waarin vele sekswerkers zich bevinden voordelen met zich meebrengt, zoals het bewaren van anonimiteit of flexibiliteit.[101] Toch klinkt de roep om decriminalisering en de creatie van een sociaal statuut voor sekswerkers steeds harder.[102] Het laatste woord is in deze discussie nog duidelijk niet gezegd.
UITZENDARBEID
Onzekerheid troef
Uitzendarbeid is een sector die klassiek gekenmerkt wordt door onzekerheid: in de overgrote meerderheid van de gevallen worden uitzendkrachten tewerkgesteld via korte week- of dagcontracten.[103] Dit heeft ook gevolgen in tijden van corona: in principe heeft een uitzendarbeider recht op een uitkering wegens tijdelijke werkloosheid, maar enkel in het geval deze nog onder contract is. En daar wringt nu net het schoentje. Aangezien de contracten binnen een dag of week verlopen en uitzendarbeiders tegenwoordig zelden een nieuw contract aangeboden krijgen, kunnen ze geen aanspraak maken op de compensatie. Bovendien is het recht op tijdelijke werkloosheid voor uitzendkrachten met opeenvolgende dagcontracten slechts voorwaardelijk. De werknemer kan immers niet terugvallen op een vergoeding wanneer de gebruiker kan bewijzen dat het niet de bedoeling was om de opdracht, los van de coronacrisis, verder te zetten.[104] Zowel tijdens de pandemie, als in ‘gezonde’ tijden, is de situatie van uitzendarbeiders dus zeer precair. Denk maar aan de recente getuigenis van een werknemer die na zes maanden dienst als interim zijn contract niet verlengd zag, een week voor hij wettelijk recht zou hebben op vaste tewerkstelling.[105] Of aan de panoreportage uit 2017, die het misbruik van het dagcontractensysteem en de druk op de werknemers in de uitzendwereld blootlegde.[106]
Juridisch kader
Wat is uitzendarbeid?
Voor wordt ingegaan op de problematiek van de uitzendarbeid, is het handig om eerst te verduidelijken wat deze arbeidsvorm inhoudt: het is een driehoeksrelatie tussen een uitzendkracht, een uitzendbureau en de derde gebruiker. De arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid wordt gesloten tussen de uitzendkracht (werknemer) en het uitzendbureau (werkgever), dat fungeert als tussenpersoon en de werknemer ‘verhuurt’ aan de derde.[107] Wanneer beroep wordt gedaan op uitzendarbeid, is het zogenaamde ‘motievensysteem’ van toepassing. Dit betekent dat enkel gekozen kan worden voor uitzendarbeid als het gaat om de uitvoering van toegelaten tijdelijke arbeid[108], dus omwille van één van de redenen die door de uitzendarbeidswet worden opgesomd.[109] Concreet betekent dit dat uitzendarbeid mogelijk is in de volgende gevallen: om een vaste werknemer te vervangen, te beantwoorden aan een tijdelijke vermeerdering van werk, te zorgen voor de uitvoering van een uitzonderlijk werk of om een vacante betrekking op te vullen, met de bedoeling na afloop de uitzendkracht vast in dienst te nemen voor diezelfde betrekking (de instroommogelijkheid).[110] Aanvankelijk was het de bedoeling uitzendarbeid te beperken tot tijdelijke uitzonderingssituaties, maar in de praktijk gebruikten vele bedrijven het systeem als proef om nieuwe werknemers aan te werven. Om die reden werd het instroommotief ingevoerd via een wetswijziging in 2013, waardoor voor werkgevers wettelijk mogelijk wordt uitzendarbeid te gebruiken als een soort selectiemethode voor nieuwe werkkrachten.[111] Bovendien wordt in de praktijk nog steeds veelvuldig beroep gedaan op uitzendarbeid, los van de in de wet omschreven redenen. Uitzendkrachten worden ingeschakeld om elke vorm van vacature op te vullen, terwijl dit dus eigenlijk in strijd is met de wet.[112]
Dagcontracten Een veelvoorkomend fenomeen in de uitzendsector is het afsluiten van dagcontracten. Om misbruik en onzekerheid tegen te gaan, werd het gebruik van opeenvolgende dagcontracten door de wet beperkt. Arbeidsovereenkomsten van minder dan 24 uur die elkaar onmiddellijk opvolgen of hooguit gescheiden worden door een feestdag of de gebruikelijke inactiviteitsdagen zijn enkel toegestaan als nood aan flexibiliteit bewezen kan worden. [113] Concreet zal de gebruiker moeten kunnen aantonen dat het aantal contracten in verhouding is met die nood aan flexibiliteit.[114] Er is sprake van de noodzakelijke flexibiliteit wanneer het werkvolume bij de gebruiker afhankelijk is van externe factoren, de aard van de opdracht of sterk fluctueert.[115] Zo zou de coronacrisis bestempeld kunnen worden als een “externe factor”, waardoor het gebruik van dagcontracten een mogelijkheid wordt. Hoewel opeenvolgende dagcontracten dus slechts in een beperkt aantal gevallen toegelaten zijn, is het gebruik van dit type contract nog steeds schering en inslag. Het blijkt niet uitzonderlijk dat uitzendkrachten weken of zelfs maanden tewerk worden gesteld via dag- of weekcontracten, zonder uiteindelijk een vaste job aangeboden te krijgen.[116] Hierdoor zijn uitzendarbeiders vaak dag- of weekloners die telkens in onzekerheid leven over de voortzetting van hun tewerkstelling. Voor werkgevers hebben de korte contracten echter grote voordelen: op die manier kunnen werknemers worden ‘getest’ voordat ze eventueel vast worden aangenomen. Dit zorgt voor een ‘hire en fire’ beleid: aan het einde van de dag of week kunnen de uitzendarbeiders immers zonder problemen worden ontslagen. Op die manier worden de risico’s en de kosten van een proefperiode vermeden.[117]
Zwakkere bescherming
Wanneer andere regelgeving rond uitzendarbeid onder de loep worden genomen, blijkt dat uitzendarbeiders op verschillende vlakken in mindere mate worden beschermd dan andere werknemers. Zo is de CAO 109, waardoor de werknemer het recht krijgt de concrete redenen van ontslag te kennen en daarnaast het recht op schadevergoeding bij een kennelijk onredelijk ontslag wordt toegekend, niet van toepassing op uitzendarbeid.[118] Ook worden de eerste 3 arbeidsdagen van de overeenkomst tot uitzendarbeid als proeftijd beschouwd: in deze periode kunnen beide partijen de overeenkomst beëindigen zonder een vergoeding verschuldigd is of een termijn gerespecteerd dient te worden.[119] Op 2 punten zijn uitzendarbeiders wel sterker beschermd dan studenten. De proefperiode geldt als eerste slechts ‘tenzij strijdige bepalingen’: om onzekerheid te beperken voor uitzendkrachten die met zeer korte contracten werken, geldt de proeftermijn dus niet automatisch.[120] Daarnaast worden opeenvolgende proefbedingen uitdrukkelijk verboden wanneer de uitzendkracht in dezelfde functie, op dezelfde arbeidspost en bij dezelfde gebruiker in dienst is.[121]
Gelijke behandeling?
Er bestaan gelukkig ook verschillende bepalingen die ervoor moeten zorgen uitzendkrachten min of meer op dezelfde manier worden behandeld als niet-uitzendkrachten. Zo heeft ook een uitzendkracht recht op gewaarborgd loon bij arbeidsongeschiktheid[122] en tellen de periodes van activiteit bij het uitzendkantoor mee voor de berekening van de anciënniteit.[123] Daarnaast mag het loon van de uitzendkracht in principe niet lager zijn dan het loon waarop hij recht zou hebben gehad als vaste werknemer.[124] In de praktijk blijkt het basisloon van uitzendkrachten echter zo’n vijfde lager te liggen dan het gemiddeld loon volgens de loonbarometer.[125] Ook zouden uitzendarbeiders bijkomende voordelen als eindejaarspremies of maaltijdcheques vaak niet ontvangen[126], hoewel ze daar wel recht op hebben.[127] Vele werknemers durven dit probleem echter niet aan te kaarten, omdat klagen een negatieve impact kan hebben op de toekenning van nieuwe opdrachten.[128] Het onzeker bestaan van de uitzendarbeider wordt op die manier versterkt: aangezien ze moeten afwachten of ze al dan niet een nieuw contract zullen aangeboden krijgen, durven ze minder ‘klagen’ en voor hun rechten opkomen omdat dit hun jobkansen kan verlagen. Hierdoor wordt ook hun verloning een stuk minder zeker.
De mening van de uitzendarbeider
Wat vinden uitzendkrachten nu eigenlijk zelf van hun positie in de arbeidsmarkt? Hoewel de meeste uitzendkrachten aangeven eerder tevreden te zijn met het werk in het algemeen[129], is de ontevredenheid over bepaalde aspecten zeer groot. Vooral over de werkzekerheid, het loon en de hieraan gekoppelde inkomensonzekerheid zijn er klachten. Ook het versterken van de arbeidsmarktpositie en het voorzien van opleidingen zijn aandachtspunten.[130] De ontevredenheid is geen verrassing, aangezien de arbeidskwaliteit van uitzendarbeid lager ligt dan die van andere tewerkstelling. Zo zijn er lagere loonvoorwaarden, bestaat een opleidingsnadeel en hebben uitzendarbeiders minder autonomie of controle over hun opgelegde taken[131]. Bovendien kiezen veel werknemers niet vrijwillig voor uitzendwerk. Velen worden gedreven door extrinsieke dwingende redenen, bijvoorbeeld door het gebrek aan ander werk. Slechts een tiende van de uitzendkrachten kiest hiervoor omwille van de flexibiliteit die uitzendwerk zou bieden.[132] Het is dus duidelijk dat de soepelheid van de tewerkstelling vooral de werkgever goed uitkomt.
Opmerkelijk is dat de tevredenheid over uitzendarbeid daalt bij de werknemers met een zwakke socio-economische positie.[133] Dit kan gelinkt worden aan het feit dat deze vaker in minder kwalitatieve betrekkingen terechtkomen dan andere uitzendarbeiders. Zo hebben ze minder kans op opleidingsmogelijkheden, een vervolguitzendopdracht of vast contract. Op die manier wordt structurele gelijkheid versterkt: economisch zwakkeren worden sneller tewerkgesteld in precaire en minder kwalitatieve posities, waardoor het voor hen des te lastiger wordt om socio-economisch op te klimmen. [134]
Oplossingen
Om oplossingen te vinden, is het belangrijk om de oorzaken van het gebruik van uitzendarbeid na te gaan. Als eerste kan het inzetten van uitzendkrachten gelinkt worden aan het algemeen consumptiepatroon.[135] We consumeren vooral op specifieke ogenblikken, waardoor activiteitspieken ontstaan die opgevangen moeten worden door kortstondige tewerkstelling. Dit is jammergenoeg een externe factor, waar uitzendreglementering weinig aan kan veranderen. Daarnaast wordt, zoals eerder aangehaald, door werkgevers vaak gekozen voor uitzendarbeiders omwille van de flexibiliteit: door een hire en fire politiek worden de kosten van ontslag vermeden. In die lijn zijn sommigen van mening dat door een soepeler ontslagrecht minder werkgevers zullen grijpen naar uitzendarbeid. [136] De vraag is natuurlijk of dit een structurele oplossing is, aangezien het onzekerheidsprobleem enkel wordt verplaatst: de positie van de werknemer blijft immers precair. Een ander voorstel is het invoeren van een maximumgrens aan het percentage uitzendkrachten dat tewerkgesteld is in een onderneming.[137] Dit zal vooral gevolgen hebben in grote ondernemingen en industrie, aangezien zij de grootste gebruiker van uitzendarbeid zijn.[138] Ook het afschaffen van het motief ‘instroom’ komt naar voren, aangezien dit door werkgevers misbruikt kan worden als een soort verkapte proefperiode.[139] Een belangrijke bevinding is het feit dat de aanwezigheid van vakbonden een positief effect heeft op de arbeidskwaliteit: het aantal dagcontracten vermindert, gepresteerde overuren worden sneller betaald en de werknemer ervaart minder discriminatie door de opdrachtgever. Het gevolg is dan ook dat de tevredenheid van de uitzendkrachten over hun arbeidsmarktpositie toeneemt.[140] Hier extra op inzetten lijkt dus zeker geen gek idee.
Beterschap op komst?
De arbeidskwaliteit en omstandigheden bij uitzendarbeid laten te wensen over: de loonvoorwaarden liggen lager, er is een opleidingsnadeel en de autonomie van de uitzendkrachten is beperkt. Bovendien bevinden uitzendarbeiders zich vaak in een onzekere positie over hun toekomstige tewerkstelling. Deze kenmerken van uitzendarbeid hebben twee grote gevolgen. Als eerste wordt de sociale ongelijkheid in de samenleving versterkt, doordat personen met een lage socio-economische achtergrond vaker terechtkomen in kwalitatief slechtere (uitzend)posities. Daarnaast durven uitzendkrachten vaak niet opkomen voor hun rechten, uit angst voor de impact op eventuele vervolgopdrachten. Dit betekent dus dat de onzekere positie van uitzendkrachten rond tewerkstelling leidt tot bijkomende onzekerheid over hun loon. De huidige wetgeving blijkt niet in staat om het hoofd te bieden aan deze negatieve gevolgen van uitzendarbeid: bijkomende bescherming is duidelijk noodzakelijk. De vraag is echter of hiervoor politieke wil is: tegenwoordig bestaat immers een tendens tot flexibilisering, denk maar aan het invoeren van het statuut van de flexijobber. Hoewel de uitzendsector dus schreeuwt om zekerdere arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden, lijkt jammergenoeg geen beterschap op komst.
ALGEMENE CONCLUSIE: VRIJHEID IS BLIJHEID?
Het gezegde gaat “vrijheid is blijheid”, maar op het vlak van studenten- en flexijobs geldt dat overduidelijk enkel voor de werkgever. De werknemers ondervinden daarentegen onzekerheid, zwakke sociale bescherming en arbeidsrechtelijke nadelen. Bijkomende bescherming voor deze categorieën is noodzakelijk voor een ‘upgrade’ tot volwaardige en evenwaardige werkkrachten.
Bij sekswerkers is het verhaal iets anders: is er geen vrijheid, maar pure anarchie. Door de afwezigheid van een officieel statuut, glippen ze door de mazen van het sociaal en arbeidsrechtelijk vangnet. Een complete revolutie, decriminalisering, lijkt dan ook noodzakelijk om de grijze zone waarin vele sekswerkers zich bevinden te doen verdwijnen.
Op straat komen om de rechten van deze vergeten groepen te verdedigen zal nog even moeten wachten tot na het corona-tijdperk. In de tussentijd kan wel, vanuit uw kot, aandacht gevraagd worden voor hun situatie: door bijvoorbeeld deze post te delen, bereikt deze boodschap een groter publiek. Het zou niet alleen studenten, uitzendkrachten en sekswerkers helpen, maar ook mezelf! Als je het tot het einde van deze post hebt gebracht: bedankt voor het lezen en tot schrijfs!
Marthe
[1] RIJKSDIENST VOOR ARBEIDSVOORZIENING, Tijdelijke werkloosheid – Covid-19 (Coronavirus), 8 mei 2020, https://www.rva.be/nl/documentatie/infoblad/t2.
[2] L.De Block, “Blijf uit uw kot: hoe kothuur betalen als student zonder inkomen?”, De Wereld Morgen, 30 maart 2020, https://www.dewereldmorgen.be/artikel/2020/03/30/blijf-uit-uw-kot-hoe-kothuur-betalen-als-student-zonder-inkomen/.
[3] Andere dan beroepsziekte of arbeidsongeval.
[4] K. DE TAEYE, Studentenarbeid, Limal, Anthemis, 2012, 16-18.
[5] Art. 52 wet 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, BS 22 augustus 1978.
[6] Art. 70 wet 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, BS 22 augustus 1978.
[7] K. DE TAEYE, Studentenarbeid, Limal, Anthemis, 2012, 16-18.
[8] P. LIAGRE, “Het studentenstatuut onder de loep”, Denktank Minerva, 25 september 2019, https://www.denktankminerva.be/analyse/2017/9/22/het-studentenstatuut-onder-de-loep.
[9] Art. 130 wet 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, BS 22 augustus 1978.
[10] D. HEYLEN en I. VERREYT, Arbeidsrecht toegepast (zesde editie), Mortsel, Intersentia, 2018, 17.
[11]C. CREVE, Studentenarbeid: het beste van twee werelden?, onuitg. Masterproef rechten UGent, 2016, https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/272/345/RUG01-002272345_2016_0001_AC.pdf, 37.
[12] Art. 130 wet 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, BS 22 augustus 1978.
[13] F. HENDRICKX, Inleiding tot het Belgische arbeidsrecht, Brugge, die Keure / la Charte, 2019, 216.
[14] D. HEYLEN en I. VERREYT, Arbeidsrecht toegepast (zesde editie), Mortsel, Intersentia, 2018, 17.
[15] Art. 2, § 2, tweede streepje CAO nr. 109 van 12 februari 2014 betreffende de motivering van het ontslag.
[16] C. ENGELS, Arbeidsrecht - Deel 3, Brugge, die Keure / la Charte, 2020, 54.
[17] W. VAN EECKHOUTTE, “Een kennelijk redelijker ontslagrecht. De rechten van de werknemer i.v.m. de motivering van zijn ontslag”, TSR 2015, afl. 4, 670.
[18] Art. 127 wet 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, BS 22 augustus 1978.
[19] A. VANDERSCHAEGHE, Studentenarbeid in Advocatenpraktijk, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, 18.
[20] Art. 127 wet 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, BS 22 augustus 1978.
[21] F. HENDRICKX, Inleiding tot het Belgische arbeidsrecht, Brugge, die Keure / la Charte, 2019, 102-206.
[22] Art. 5 wet van 24 JULI 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, BS 20 AUGUSTUS 1987.
[23] N. VAN KERREBROECK, M. Verwilghen, De harmonisatie van het statuut arbeider en bediende, Gent, Larcier, 2014, 155-164.
[24]W. VAN EECKHOUTTE, Sociaal Compendium arbeidsrecht met fiscale notities 2019-2020, Mechelen, Kluwer, 2019, 1081.
[25] Art. 1 wet van 28 JUNI 1971 betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers,
[26] K. DE TAEYE, Studentenarbeid, Limal, Anthemis, 2012, 47.
[27] X, “Aantal jobstudenten in ons land stijgt opnieuw”, Het Nieuwsblad, 29 augustus 2018, https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20190829_04581519.
[28] RANDSTAD, Studenten aan het werk, https://www.randstad.be/content/d5a198b7-f411-4f5c-923b-e38e62eb2c4f/studentenstudie_2018.pdf, 4.
[29] B. MORALS, “Studentenjob voortaan 475 uur en Dimona wordt aangepast”, Jura, 23 december 2016, https://jura.kluwer.be/secure/documentview.aspx?id=kl2071797&state=changed.
[30] D. DUJARDIN, "220 netto overuren in kritieke sectoren”, De Tijd, 11 april 2020, https://www.tijd.be/politiek-economie/belgie/federaal/220-overuren-netto-in-kritieke-sectoren/10220286.html.
[31] B. MORALS, “Studentenjob voortaan 475 uur en Dimona wordt aangepast”, Jura, 23 december 2016, https://jura.kluwer.be/secure/documentview.aspx?id=kl2071797&state=changed.
[32] P. LIAGRE, “Het studentenstatuut onder de loep”, Denktank Minerva, 25 september 2019, https://www.denktankminerva.be/analyse/2017/9/22/het-studentenstatuut-onder-de-loep.
[33] Ibid.
[34] X, “Studentenjob? Opgelet voor misbruik”, ABVV, 16 juli 2019, https://www.abvv.be/-/studentenjob-opgelet-voor-misbruik
[35] P. LIAGRE, “Het studentenstatuut onder de loep”, Denktank Minerva, 25 september 2019, https://www.denktankminerva.be/analyse/2017/9/22/het-studentenstatuut-onder-de-loep.
[36] X, “Weg met studentenjobs: studenten moeten studeren, niet werken”, De Morgen, https://www.demorgen.be/nieuws/weg-met-studentenjobs-studenten-moeten-studeren-niet-werken~bc4162d3/?referer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F.
[37] P. LIAGRE, “Het studentenstatuut onder de loep”, Denktank Minerva, 25 september 2019, https://www.denktankminerva.be/analyse/2017/9/22/het-studentenstatuut-onder-de-loep.
[38] Ibid.
[39]COMAC, “Studentenjob kwijt?”, comac.be, https://www.comac-studenten.be/inkomensgarantie.
[40]
UTSOPI, “
UTSOPI vraagt steun voor sekswerkers in nood”,
De Wereld Morgen
, 17 maart 2020,
https://www.dewereldmorgen.be/artikel/2020/03/17/utsopi-vraagt-steun-voor-sekswerkers-in-nood/
.
[41]
S. SERRIEN, “Ook in onzichtbare wereld van sekswerk slaat de coronacrisis toe”,
Sociaal.net
, 14 april 2020,
https://sociaal.net/verhaal/ook-in-onzichtbare-wereld-van-sekswerk-slaat-de-coronacrisis-toe/
.
[42]
M. JUSTAERT, “Water staat sekswerkers aan de lippen”,
De Morgen,
25 maart 2020,
https://www.standaard.be/cnt/dmf20200324_04901055
.
[43] C. MERTENS, “Ondanks prostitutieverbod blijven sekswerkers hun diensten (vaak online) aanbieden”, vrt.be, 30 maart 2020, https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2020/03/30/ondanks-tijdelijk-verbod-blijven-vele-prostitues-hun-diensten-aa/.
[44] E. VANDEN BROECK, Aanstoot aan het raamrood, onuitg. masterproef Sociologie UGent, 2008, https://www.rosadoc.be/digidocs/dd-000045_2008_Aanstoot_aan_het_Raamrood_Thesis_Evelien_Vanden_Broeck.pdf, 12.
[45] Ibid., 134.
[46] E. DE MEYER, Welk sociaal statuut voor de prostituees?, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2016, https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/272/239/RUG01-002272239_2016_0001_AC.pdf, 30.
[47] E. VANDEN BROECK, Aanstoot aan het raamrood, onuitg. masterproef Sociologie UGent, 2009, https://www.rosadoc.be/digidocs/dd-000045_2008_Aanstoot_aan_het_Raamrood_Thesis_Evelien_Vanden_Broeck.pdf, 134
[48] L. MUSCH, SOCIALE BESCHERMING BIJ SEKSWERKERS Kwalitatief onderzoek naar de ervaring van de sociale bescherming en een eigen statuut voor sekswerkers in België, onuitg. masterproef Agogische Wetenschappen VUB, https://www.wetenschapswinkel.be/publicaties/sociale-bescherming-bij-sekswerkers-kwalitatief-onderzoek-naar-de-er, 14.
[49] E. DE MEYER, Welk sociaal statuut voor de prostituees?, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2016, https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/272/239/RUG01-002272239_2016_0001_AC.pdf, 11.
[50] D. BOELS, A. VERHAGE en D. BAUTERS, “Prostitutie en informele economie: ‘met haken en ogen’. De paradoxale lokale aanpak van sekswerk”, Orde dag 2013, 17.
[51] E. DE MEYER, Welk sociaal statuut voor de prostituees?, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2016, https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/272/239/RUG01-002272239_2016_0001_AC.pdf, 13.
[52] L. DETIEGE, “Prostituees: van slachtoffers naar sekswerker met sociale rechten”, in D. BOELS, A. VERHAGE, K. DE PAUW en E. DE PAUW, Sekswerk en beleid, Orde van de dag 2013, 67.
[53][53] E. DE MEYER, Welk sociaal statuut voor de prostituees?, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2016, https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/272/239/RUG01-002272239_2016_0001_AC.pdf, 30.
[54] V. SCHOUTEDEN, Het oudste beroep maar nog steeds geen wettelijk statuut – aanbevelingen voor wetgevende initiatieven, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2017, https://www.scriptiebank.be/sites/default/files/thesis/2017-10/Seks%20als%20werk%20-%20Vlaamse%20scriptieprijs.pdf, 47.
[55] [55] E. VANDEN BROECK, Aanstoot aan het raamrood, onuitg. masterproef Sociologie UGent, 2008, https://www.rosadoc.be/digidocs/dd-000045_2008_Aanstoot_aan_het_Raamrood_Thesis_Evelien_Vanden_Broeck.pdf, 39.
[56] Ibid., 12.
[57] V. SCHOUTEDEN, Het oudste beroep maar nog steeds geen wettelijk statuut – aanbevelingen voor wetgevende initiatieven, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2017, https://www.scriptiebank.be/sites/default/files/thesis/2017-10/Seks%20als%20werk%20-%20Vlaamse%20scriptieprijs.pdf, 148.
[58] Wet 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, BS 20 augustus 1987.
[59] V. SCHOUTEDEN, Het oudste beroep maar nog steeds geen wettelijk statuut – aanbevelingen voor wetgevende initiatieven, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2017, https://www.scriptiebank.be/sites/default/files/thesis/2017-10/Seks%20als%20werk%20-%20Vlaamse%20scriptieprijs.pdf, 49.
[60] E. DE MEYER, Welk sociaal statuut voor de prostituees?, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2016, https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/272/239/RUG01-002272239_2016_0001_AC.pdf, 34.
[61] Art. 2 en 3 wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, BS 22 augustus 1978.
[62] Art. 14 wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, BS 22 augustus 1978.
[63] P. WIEME, Beroepen in de marge: prostitutie de zoektocht naar een verbeterd sociaal statuut voor sekswerkers, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2017, 17.
[64] V. SCHOUTEDEN, Het oudste beroep maar nog steeds geen wettelijk statuut – aanbevelingen voor wetgevende initiatieven, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2017, https://www.scriptiebank.be/sites/default/files/thesis/2017-10/Seks%20als%20werk%20-%20Vlaamse%20scriptieprijs.pdf, 55.
[65] Art. 395, § 2 BW; Art. 1124 BW; Art. 1305 BW.
[66] F. HENDRICKX, Inleiding tot het Belgische arbeidsrecht, Brugge, die Keure / la Charte, 2019, 64
[67] E. DE MEYER, Welk sociaal statuut voor de prostituees?, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2016, https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/272/239/RUG01-002272239_2016_0001_AC.pdf, 37.
[68] F. HENDRICKX, Inleiding tot het Belgische arbeidsrecht, Brugge, die Keure / la Charte, 2019, 15.
[69] Ibid, 15.
[70] E. VANDEN BROECK, Aanstoot aan het raamrood, onuitg. masterproef Sociologie UGent, 2008, https://www.rosadoc.be/digidocs/dd-000045_2008_Aanstoot_aan_het_Raamrood_Thesis_Evelien_Vanden_Broeck.pdf, 12.
[71] F. HENDRICKX, Inleiding tot het Belgische arbeidsrecht, Brugge, die Keure / la Charte, 2019, 17.
[72] Art 333, §1 programmawet van 27 december 2006, BS 28 december 2006. (hierna: arbeidsrelatiewet)
[73] E. VANDEN BROECK, Aanstoot aan het raamrood, onuitg. masterproef Sociologie UGent, 2008, https://www.rosadoc.be/digidocs/dd-000045_2008_Aanstoot_aan_het_Raamrood_Thesis_Evelien_Vanden_Broeck.pdf, 37.
[74] L. MUSCH, SOCIALE BESCHERMING BIJ SEKSWERKERS Kwalitatief onderzoek naar de ervaring van de sociale bescherming en een eigen statuut voor sekswerkers in België, onuitg. masterproef Agogische Wetenschappen VUB, https://www.wetenschapswinkel.be/publicaties/sociale-bescherming-bij-sekswerkers-kwalitatief-onderzoek-naar-de-er, 28.
[75] Ibid, 29.
[76] Ibid, 14.
[77]Ibid, 29.
[78] Art. 528, 5, b) arbeidsrelatiewet.
[79] H. VANHEES e.a., Ondernemingsrecht in hoofdlijnen (elfde editie), Mortsel, Intersentia, 2019, 10.
[80] Art. II.3 WER.
[81] art. II.4 WER.
[82] H. VANHEES e.a., Ondernemingsrecht in hoofdlijnen (elfde editie), Mortsel, Intersentia, 2019, 15-25.
[83] Art. III.16 WER.
[84] Ibid., 23.
[85] Art. III. 82 WER.
[86] H. VANHEES e.a., Ondernemingsrecht in hoofdlijnen (elfde editie), Mortsel, Intersentia, 2019, 24
[87]L. MUSCH, SOCIALE BESCHERMING BIJ SEKSWERKERS Kwalitatief onderzoek naar de ervaring van de sociale bescherming en een eigen statuut voor sekswerkers in België, onuitg. masterproef Agogische Wetenschappen VUB, https://www.wetenschapswinkel.be/publicaties/sociale-bescherming-bij-sekswerkers-kwalitatief-onderzoek-naar-de-er, 16.
[88] . DE MEYER, Welk sociaal statuut voor de prostituees?, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2016, https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/272/239/RUG01-002272239_2016_0001_AC.pdf, 11.
[89] E. VANDEN BROECK, Aanstoot aan het raamrood, onuitg. masterproef Sociologie UGent, 2008, https://www.rosadoc.be/digidocs/dd-000045_2008_Aanstoot_aan_het_Raamrood_Thesis_Evelien_Vanden_Broeck.pdf, 38.
[90] Ibid.
[91] D. BOELS, A. VERHAGE en D. BAUTERS, “Prostitutie en informele economie: ‘met haken en ogen’. De paradoxale lokale aanpak van het sekswerk”, Orde dag 2013, 12.
[92] E. VANDEN BROECK, Aanstoot aan het raamrood, onuitg. masterproef Sociologie UGent, 2008, https://www.rosadoc.be/digidocs/dd-000045_2008_Aanstoot_aan_het_Raamrood_Thesis_Evelien_Vanden_Broeck.pdf, 37.
[93] E. VANDEN BROECK, Aanstoot aan het raamrood, onuitg. masterproef Sociologie UGent, 2008, https://www.rosadoc.be/digidocs/dd-000045_2008_Aanstoot_aan_het_Raamrood_Thesis_Evelien_Vanden_Broeck.pdf, 37.
[94] L. MUSCH, SOCIALE BESCHERMING BIJ SEKSWERKERS Kwalitatief onderzoek naar de ervaring van de sociale bescherming en een eigen statuut voor sekswerkers in België, onuitg. masterproef Agogische Wetenschappen VUB, https://www.wetenschapswinkel.be/publicaties/sociale-bescherming-bij-sekswerkers-kwalitatief-onderzoek-naar-de-er, 30.
[95] D. BOELS, A. VERHAGE en D. BAUTERS, “Prostitutie en informele economie: ‘met haken en ogen’. De paradoxale lokale aanpak van het sekswerk”, Orde dag 2013, 12.
[96] Ibid.
[97] E. DE MEYER, Welk sociaal statuut voor de prostituees?, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2016, https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/272/239/RUG01-002272239_2016_0001_AC.pdf, 96.
[98] Ibid.
[99] Ibid, 13
[100][100] L. MUSCH, SOCIALE BESCHERMING BIJ SEKSWERKERS Kwalitatief onderzoek naar de ervaring van de sociale bescherming en een eigen statuut voor sekswerkers in België, onuitg. masterproef Agogische Wetenschappen VUB, https://www.wetenschapswinkel.be/publicaties/sociale-bescherming-bij-sekswerkers-kwalitatief-onderzoek-naar-de-er, 30.
[101] D. BOELS, A. VERHAGE en D. BAUTERS, “Prostitutie en informele economie: ‘met haken en ogen’. De paradoxale lokale aanpak van het sekswerk”, Orde dag 2013, 13.
[102] S. SROKA., “Prostitutie: roep om legalisering?”, RoSa. Documentatiecentrum en Archief voor Gelijke Kansen, http://www.rosadoc.be/pdf/juridische%20bijdrage/prostitutie.pdf, 2.
[103] SOCIAAL ECONOMISCHE RAAD VAN VLAANDEREN (SERV), Rapport Uitzendarbeid en flexibiliteit Enquête bij ondernemingen en organisaties in Vlaanderen, 12 juni 2017, https://www.vlaanderen.be/publicaties/uitzendarbeid-en-flexibiliteit-enquete-bij-ondernemingen-en-organisaties-in-vlaanderen-rapport, 58.
[104] ACV, “FAQ uitzendkrachten“, hetacv.be, https://www.hetacv.be/actualiteit/campagnes/coronavirus-op-het-werk/sectornieuws/uitzendkrachten.
[105]
K. AERTS, “Seppe (24) gaat viraal met open brief over zijn ontslag: week voor hij recht heeft op vast contract wordt interimcontract niet verlengd”,
Het Laatste Nieuws
, 10 mei 2020,
https://www.hln.be/in-de-buurt/leuven/seppe-24-gaat-viraal-met-open-brief-over-zijn-ontslag-week-voor-hij-recht-heeft-op-vast-contract-wordt-interimcontract-niet-verlengd~a9582fa3/
.
[106] PANO, “Maken sommige bedrijven misbruik van dagcontracten?”, vrt.be, 10 mei 2017, https://www.vrt.be/vrtnu/a-z/pano/2017/pano-s2017a9/.
[107] D. HEYLEN en I. VERREYT, Arbeidsrecht toegepast, Mortsel, Intersentia, 2012, 399.
[108] Art. 21 wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, BS 20 augustus 1987.
[109] W. VAN EECKHOUTTE, Sociaal Compendium arbeidsrecht met fiscale notities 2019-2020, Mechelen, Kluwer, 2019, 533.
[110] Art. 1 en 1bis wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, BS 20 augustus 1987.
[111] O. WOUTERS, “Uitzendarbeid: nieuwe regels vanaf 1 september 2013”, Or. 2013, afl. 7, 162-170.
[112] D. HEYLEN en I. VERREYT, Arbeidsrecht toegepast, Mortsel, Intersentia, 2012, 401.
[113] Art. 8bis wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, BS 20 augustus 1987.
[114] W. VAN EECKHOUTTE, Sociaal Compendium arbeidsrecht met fiscale notities 2019-2020, Mechelen, Kluwer, 2019, 520.
[115] Art. 33, § 3 CAO 108 van 16 juli 2013 betreffende de tijdelijke arbeid en de uitzendarbeid.
[116] KAJ, Is dit nu de moderne arbeidsmarkt?, 10 oktober 2013, http://www.kaj.be/zwartboek.html.
[117] D. HEYLEN en I. VERREYT, Arbeidsrecht toegepast, Mortsel, Intersentia, 2012, 392.
[118] Art. 2, §2 CAO nr. 109 van 12 februari 2014 betreffende de motivering van het ontslag.
[119] D. HEYLEN en I. VERREYT, Arbeidsrecht toegepast, Mortsel, Intersentia, 2012, 404.
[120] C. ENGELS, Arbeidsrecht - Deel 3, Brugge, die Keure / la Charte, 2020, 17.
[121]Art. 5, tweede lid wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, BS 20 augustus 1987.
[122] CAO nr. 47 ter van 18 december 1990 betreffende het gewaarborgd loon voor de uitzendkrachten in geval van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval van gemeen recht.
[123] Art. 13 wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, BS 20 augustus 1987.
[124] Art. 10 wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, BS 20 augustus 1987.
[125] L. SZEKÉR, S. VANDEKERCKHOVE & G. Van GYES, Uitzendkrachten. Bevraging ACV, https://limo.libis.be/primo-explore/fulldisplay?docid=LIRIAS1898195&context=L&vid=Lirias&search_scope=Lirias&tab=default_tab&lang=en_US&fromSitemap=1, 64.
[126] Ibid., 65.
[127] D. HEYLEN en I. VERREYT, Arbeidsrecht toegepast (zesde editie), Mortsel, Intersentia, 2018, 415.
[128]
K. SIMOENS, “ACV krijgt 140 procent meer klachten van uitzendkrachten”,
De Standaard
, 17 juni 2016,
https://www.standaard.be/cnt/dmf20190617_04464558
.
[129] L. SZEKÉR, S. VANDEKERCKHOVE & G. Van GYES, Uitzendkrachten. Bevraging ACV, https://limo.libis.be/primo-explore/fulldisplay?docid=LIRIAS1898195&context=L&vid=Lirias&search_scope=Lirias&tab=default_tab&lang=en_US&fromSitemap=1, 69.
[130] L. SZEKÉR, S. VANDEKERCKHOVE & G. Van GYES, Uitzendkrachten. Bevraging ACV, https://limo.libis.be/primo-explore/fulldisplay?docid=LIRIAS1898195&context=L&vid=Lirias&search_scope=Lirias&tab=default_tab&lang=en_US&fromSitemap=1, 71.
[131] M. HERMANS en K. LENAERS, “De stem van de uitzendwerker”, Samenleving en Politiek, https://www.sampol.be/2020/04/de-stem-van-de-uitzendwerker.
[132] Ibid.
[133] Ibid.
[134] Ibid.
[135] KAJ, Is dit nu de moderne arbeidsmarkt?, 10 oktober 2013, http://www.kaj.be/zwartboek.html, 18.
[136] Ibid.
[137] PVDA, “6 maatregelen tegen interimmisbruik”, pvda.be, https://archief.pvda.be/artikels/6-maatregelen-tegen-interimmisbruik.
[138] SOCIAAL ECONOMISCHE RAAD VAN VLAANDEREN (SERV), Rapport Uitzendarbeid en flexibiliteit Enquête bij ondernemingen en organisaties in Vlaanderen, 12 juni 2017, https://www.vlaanderen.be/publicaties/uitzendarbeid-en-flexibiliteit-enquete-bij-ondernemingen-en-organisaties-in-vlaanderen-rapport, 9.
[139] Ibid., 32.
[140] M. HERMANS en K. LENAERS, “De stem van de uitzendwerker”, Samenleving en Politiek, https://www.sampol.be/2020/04/de-stem-van-de-uitzendwerker.
0 notes
Link
0 notes
Photo
bevestiging in mijn cursus: migrants’ rights are human rights :)
0 notes
Photo
Bevindingen voor een taak rond de genderdimensie in arbeidsmigratie! Conclusie: vrouwen worden (wat een verrassing) benadeeld...
0 notes
Link
0 notes
Photo
weetje van de week: vrouwen spenderen gemiddeld per week 9,5 uur meer aan huishoudelijke taken en kinderzorg dan mannen. Tijd voor verandering!
0 notes
Photo
Interessant stuk uit mijn cursus migratierecht. De redenering is de volgende: migratierecht is in feite discriminatie op basis van klasse: voor rijke landen is er vaak geen visaverplichting, er zijn socio-economische vereisten voor visa. Dit wordt verantwoord door het geloof in het meritocratisch ideaal in het kapitalisme. Dit leidt tot indirecte discriminatie op basis van gender en ras door de lage economische status van bijvoorbeeld vrouwen of zwarte personen in Zuid-Afrika. Iets om over na te denken!
0 notes
Link
Lees de open brief aan premier Wilmès gesteund door UGent prof Eva Brems!
1 note
·
View note