Don't wanna be here? Send us removal request.
Text
Adorno en Focillon over de rijpheid van het latere werk bij kunstenaars
De Disparates van Goya zijn ontstaan aan het einde van zijn lange kunstenaarscarrière. Ze zijn de vrucht van een langdurig gerijpt artistiek denken. Theodor Adorno schreef naar aanleiding van de late stijl in het werk van een andere dove kunstenaar, Beethoven: "De rijpheid van het late werk van belangrijke kunstenaars is niet zoals de rijpheid van fruit. Het is, voor het merendeel, niet rond, maar gegroefd en aangetast… het is het product van een onbevangen subjectiviteit, of beter, persoonlijkheid, die door het omhulsel van de vorm breekt om zich beter uit te drukken, harmonie transformerend naar de dissonantie van z'n leed, en sensuele charme verachtend met de oppermachtige zelfzekerheid van de bevrijde geest."
In La vie des formes beschrijft Henri Focillon de geest als een design dat voortdurend in een soort animistische flux verkeert, waarbij elementen uit de werkelijkheid verwerkt worden in het geheugen en de verbeelding. Sigmund Freud voegt daaraan toe dat kunst de weg is om van de fantasie terug te keren naar de realiteit. Het is de kunstenaar die in staat is zijn bewuste en onbewuste mentale bagage vorm te geven in zijn artistieke productie. Deze complexe wereld van de kunstenaarsgeest - waarin verschillende vormen voortdurend in beweging zijn, tegen elkaar opbotsen en metamorfoseren, wachtend om naar buiten te komen - ziet Focillon afgebeeld in de Carceri, een etsreeks met labyrintachtige kerkers uit de late periode van Goya's tijdgenoot Piranesi. Hij schrijft: "Dit innerlijke leven ontwikkelt zich op verschillende niveaus, die met elkaar verbonden zijn door passages, gangen en trappen. Het loopt vol personages die komen en gaan, die opklimmen en afdelen, beladen met verbazingwekkende vrachten. Ze willen allemaal kost wat kost de schatkamer verlaten, ze verlangen naar zonlicht, en vaak komen ze terug, uit de aardse plaatsen waarin ze binnendrongen, beschenen door een nieuw licht, voor een nieuw magisch leven. Naar gelang het voortgaat, verrijkt dit leven zich: het verklaart waarom de ouderdom van de kunstenaar zo verschillend is van de aftakeling van de mens."
Goya Redon Ensor, groteske schilderijen en tekeningen - Herwig Tods - 2009
bijdrage van Isabelle Van den Broeke p. 187, 189
2 notes
·
View notes
Text
Max Deauville over mens en natuur
…”Op de ruïnes is weer struikgewas opgeschoten. In de stilte zijn vogels te horen… Deze plekken, gegeseld door lawines van vuur, zijn terug aan de stilte overgelaten. De mens is er niet meer dan een bijna met het landschap versmolten lijk. Hij is te herkennen aan de verkleurde haren, een blauwe of grijze kapotjas die eroverheen ligt. De natuur is klaar om alles te bedekken, want zij vergaat niet. Ondanks haar uitgestrektheid is de verwoeste ruimte eigenlijk beperkt en alleen het werk van de mens en de mens zelf heeft geleden.”
Max Deauville - Tot aan de Yzer - 2011 - p. 240
0 notes
Text
Robbert Dijkgraaf over Feynman: half genie, half kwibus
Feynman combineerde graag twee tegengestelde gezichtspunten, zoals in de kwantumtheorie een elektron zowel een deeltje als een golf is. Abstracte wiskunde en intuïtieve fysica. Lange formules en simpele tekeningen. Diepe concentratie en puberaal kattenkwaad. Hij was een einzelgänger als onderzoeker en een bevlogen inspirator voor iedereen. In de woorden van zijn vriend en collega Freeman Dyson: „half genie, half kwibus.” Maar dan zeg ik wel: een kwantumkwibus.
De wiskundige Mark Kac vatte dit mooi samen. Hij zag twee soorten genieën: de gewone en de tovenaars. Gewone genieën zijn een veel slimmere versie van onszelf. Het is geen mysterie hoe hun geest werkt. Tovenaars zijn totaal anders. Zelfs als je begrijpt wat ze doen, heb je geen idee hoe ze het doen. Feynman was de ultieme tovenaar.
Deze symbolen zijn wellicht Feynmans grootste bijdrage aan de fysica. Vlak na de oorlog wist hij met deze simpele figuren de ingewikkelde berekeningen van zijn collega’s te vangen. Dat waar anderen weken aan rekenden, kon hij in een paar minuten tekenen. Ook hier brak hij door een mentale muur. De kwantumtheorie was met mysterie omgeven. Je moest niet proberen je een voorstelling te maken van het gedrag van deeltjes, maar je overgeven aan abstracte algebra. Feynman redde de intuïtie en baande zodoende een weg voor latere doorbraken.
Robbert Dijkgraaf - half genie, half kwibus - 14 september 2018 - nrc.nl
0 notes
Text
James Meek - Uit liefde van het volk
"Hun ziel is blind. Voor de ziende ziel is de wereld wel donker, maar ze ziet andere goede zielen die als lantaarns in de nacht door de stad gaan en ze ziet het licht dat uit Gods huizen schijnt, zoals hier het licht van God en zijn zoon en zijn engelen en heiligen en martelaren dat de straat op spoelt en de gehoorzame ziel…" hij bekruiste zich weer "… kan een beetje van dit licht drinken en als ze dan het duister in trekt heeft ze dat licht bij zich en laat het voor anderen schijnen."
"Je praat niet als een huzaar."
Hij lachte. "Alle huzaren zijn drinkers en gokkers en … meisjes hebben nooit een camera. Waarom maak je foto's?"
"Omdat ik mensen niet goed kan vertellen wat ik zie."
Toen ze bij Anna's huis kwamen vroeg Anna of ze een foto van hem mocht nemen. Hij riep zijn kameraden om erbij te komen staan en ze keek hen over haar schouder aan en schudde het hoofd. Alleen hij. Hij steeg af en bleef bij zijn paard staan en ze nam zijn foto. Ze mocht zich gelukkig prijzen dat ze daar was, want hij was de enige man op de wereld. De anderen waren lemen omhulsels met stroeve gewrichten en speldengaatjes bij wijze van ogen en een hart van vlees. Hij was de enige die leefde. Ze had die dag gezien dat een man werd afgeslacht en dood op de grond achtergelaten. De anderen waren ook dood, zelfs als ze rechtop stonden en zich bewogen. Alleen deze leefde.
James Meek - Uit liefde van het volk , 2005, p. 87
0 notes
Text
Charles Taylor over Ezra Pound
De werkelijkheid waarvan we nauwkeurig verslag moeten uitbrengen, is niet het tafereel zonder meer, maar het tafereel dat door emotie is getransfigureerd. En de emotie is op haar beurt niet simpelweg persoonlijk of subjectief; ze is een antwoord op een patroon in dingen dat dit gevoel terecht oproept. Dit patroon is het "ding dat helder is gezien", en dat wordt vastgelegd in de "nauwkeurige interpretatieve metafoor". De poëzie die ernaar streeft "nauwkeurig" te zijn is dus niet simpelweg mimetisch. Ze bevrijdt ons van de beperkende, conventionele zienswijzen, zodat we de patronen kunnen bevatten woordoor de wereld van gedaante verandert.
Het kunstwerk als vortex is een cluster; het is een constellatie van beelden die een ruimte creëert die ideeën en energie in zich trekt. "Een "Beeld" is datgene wat een complex intellectueel en emotioneel geheel in één ogenblik presenteert." Dit is de aard van de openbaring volgens Pound; ze doet zich niet zozeer voor in het werk, maar eerder in de ruimte die het werk creëert; niet in de opgeroepen beelden of objecten, maar tussen hen in. In plaats van openbaring van het zijn hebben we hier zoiets als openbaring van tussenruimten.
De aaneenschakeling van beelden (werveling) trekt volgens Pound een "energie" naar zich toe, die kan worden geïdentificeerd als iets van "de kracht van de traditie, van eeuwenlang menselijk bewustzijn". De hoogste momenten van artistieke intensiteit en inzicht worden gere-creëerd en in de eigen tijd geplaatst door een poëzie die de energie kan doen herleven die de grote kunstwerken van het verleden bevatten, of die nu afkomstig zijn uit het oude China of uit het Griekenland van Homerus, en haar transponeren in onze taal.
Charles Taylor - Bronnen van het zelf - 1989/derde druk 2011 - p. 618-619
0 notes
Text
John Steinbeck - Aan een onbekende god (1933), Een heimatroman als een heidens gebed.
Steinbeck wàs Californië, zijn ziel werd ernaar gezogen, zijn meest lyrische passages zingen de lof van dit landschap, 'groen en goud en geel en blauw'. Hij was een heimatschrijver in de beste zin van het woord. De jonge Steinbeck zwoegde er vijf jaar lang op.
En zie, op deze pagina's komt iets heidens en donkers tot leven. Hier is het land als een koorts en een delirium, een 'droombeeld dat zich zou oplossen in een droge, stoffige morgen'. En het is de jonge boer Joseph Wayne die er, in de pioniersjaren aan het begin van de twintigste eeuw, door betoverd wordt.
Wayne, de jongste van drie broers … wordt gegrepen door de hartenklop van het land, door het mysterie van het omliggende woud. 'De eindeloze groene hallen, portalen en alkoven leken een betekenis te hebben, even duister en veelbetekenend als symbolen van een eeuwenoude godsdienst.'
De ziel van het land troost hem, mensen met al hun religieuze geboden en verboden en hun persoonlijke besognes zijn hem vreemd. 'Wat hier leeft is werkelijker dan wij zijn', verklaart hij aan zijn vrouw.
Steinbeck gaat volkomen op in de transcendente werkelijkheid waarin Joseph Wayne leeft. Via de ogen, spieren en zenuwen van de jonge boer beleeft hij een vrijage met het landschap die hij later nooit meer zo ongeremd zou verwoorden.
Hier is alles één, dieren en landschap en mensen, gevangen in de kortstondige vreugden en de tragiek van een eeuwige kringloop. Hier hoor je de echo's van heidense druïden, van Griekse mythen, van de Bijbelse Kaïn en Abel.
"De hartenklop van het land" - Alexandra De Vos in de Standaard, 20 oktober 2017.
0 notes
Text
Friedrich Schleiermacher over religie en kunst
Jullie weten dat de godheid krachtens een onveranderlijke wet zichzelf dwingt haar grote werk tot in het oneindige steeds in tweeën te delen, om elk bepaald bestaan uit slechts twee / elkaar tegengestelde krachten samen te smelten, en om al haar eeuwige gedachten in twee elkaar vijandige tweelingvormen te verwerkelijken, die evenwel alleen dankzij elkaar bestaan en onscheidbaar zijn. Elk leven is slechts het resultaat van een voortdurende toe-eigening en afstoting, en elk ding dankt zijn bepaalde bestaan alleen aan de specifieke manier waarop het de beide oerkrachten van de natuur - het begerig aantrekken, en de uitbreiding van het actieve en levendige zelf - verenigt en bij elkaar houdt.
Het komt me voor dat wanneer de geesten naar deze wereld worden overgebracht, zij ook zo'n wet moeten volgen. En de voorbijgaande handelingen van de menselijke ziel, alsook de innerlijke bijzonderheden van haar bestaan, leiden ons tot de conclusie dat ze alleen maar het product is van twee aan elkaar tegengestelde aandriften. Den ene is het streven om alles wat de ziel omgeeft naar zich toe te trekken, in haar eigen leven te verstrikken, en het indien mogelijk in haar diepste wezen op te zuigen. Da andere aandrift is het verlangen van de ziel om haar eigen innerlijke zelf van binnenuit steeds verder uit te breiden, er alles mee te doordringen, zich aan alles mee te delen, zonder zelf ooit uitgeput te raken.
Wanneer God aan het streven naar uitbreiding en doordringing van iemand die zich in dit spoor beweegt, ook die mystieke en scheppende zintuiglijkheid toevoegt, die aan al het innerlijke ook een uitwendig bestaan wil geven, dan zal de persoon in kwestie na elke vlucht van zijn geest in het oneindige de indruk die dat maakte buiten zich plaatsen, als een object dat in woord en beeld meegedeeld kan worden, teneinde er opnieuw, in een andere vorm en teruggebracht tot een eindige grootte, van de genieten. En verder zal hij onwillekeurig en als het ware in vervoering voor anderen verbeelden wat hem gebeurd is, als dichter of ziener, als dienaar of kunstenaar. Zo iemand is een ware priester van het Hoogste, omdat hij Hem dichter bij degenen brengt die gewend zijn alleen het eindige en geringe te vatten; hij stelt hun het hemelse en eeuwige voor als een voorwerp van genot en vereniging, en als de enige onuitputtelijke bron waarop al hun beelden denken is gericht.
Zo wil hij de sluimerende kiem van een beter mens-zijn wekken, de liefde voor de Hoogste ontsteken, het gewone leven in een hoger veranderen, de zonen van de aarde verzoenen met de hemel die hun toebehoort, en tegenwicht bieden aan de logge gehechtheid van ons tijperk aan de ruwe materie. Dit is het hogere priesterschap, dat het innerlijk van alle geestelijke geheimen verkondigt, en uit het rijk Gods naar omlaag roept; dit is de bron van alle visioenen en profetieën, van alle heilige kunstwerken en bezielde redevoeringen, die op goed geluk worden uitgestrooid, opdat een ontvankelijke geest ze vindt en ze in zich vrucht laat dragen.
Willem Visser en Herman Westerink, "Friedrich Schleiermacher - over de religie - Betogen voor de ontwikkelden onder haar verachters", 2007, p.3 - 6. (oorspronkelijk werk door F.S. verscheen in 1799)
0 notes
Text
Jung en Nietzsche over hemel en hel
"De boom waarvan de takken tot in de hemel reiken heeft zijn wortels in de hel", schreef Nietzsche. Nietzsche hield idealen soms voor ziekelijke woekeringen in de ziel van de mens. Jung commentarieerde: "Ze zijn het soms ook."
"Geen boom groeit tot in de hemel, tenzij zijn wortels tot in de hel reiken", stelt Jung, daarmee een godsbeeld bepleitend waarin naast het geestelijke en goede ook het chtonische en kwade hun plaats krijgen toebedeeld.
Maarten Timmer, "Van Anima tot Zeus", p. 348
Arend Jan Bolhuis, "De aarde dekt hem toe", p.88
0 notes
Text
Lévi-Strauss over Picasso
De carrière van Picasso illustreert goed de weg die de moderne kunst is ingeslagen. In zijn jeugd was Lévi-Strauss nogal geïntrigeerd door deze schilder en hij zocht al in de jaren twintig de Parijse galerijen af naar zijn nieuwste werk. Maar spoedig, zo vertelt hij, ging Picasso hem irriteren. Hij realiseerde zich dat hij nauwelijks een eigen boodschap heeft die op de (buiten)wereld betrekking heeft, maar dat zijn werk een picturaal vertoog is over het picturale vertoog, een vorm van “retoriek” en een “verbrijzeling van de picturale code”, die symptomatisch is voor de 20ste-eeuwse kunst, met name voor de abstracte kunst. Door zich terug te trekken in zijn eigen door en door vermenselijkte wereld en zich van de natuur af te zonderen, raakt de moderne mens afgestompt en is de gevangene van zijn zelfoverschatting. De enige uitweg daaruit zou bestaan in een soort terugkeer naar “de dingen zelf”, naar de frisheid en oorspronkelijkheid van de natuur uit respect, zoniet eerbied “… voor de onuitputtelijke rijkdom van de wereld”. Men kan dat soms aantreffen bij naïeve schilders of neo-primitivisten, niet in de hoofdstroom van de hedendaagse kunst. Hierin heerst een “geeuw-honger om alle vroegere en verre kunstvormen op te slokken”, iets dat Nietzsche een eeuw eerder al had gesignaleerd en in verband had gebracht met de teloorgang van de mythe.
Ton Lemaire, “Claude Lévi-Strauss, tussen mythe en muziek”, p. 108
0 notes
Text
Jan Bransen - over Hegel en Taylor
De romantische generatie die het Duitse intellectuele leven in het begin van de 19de eeuw domineert, ziet de geschiedenis van de mensheid als een groeiproces waarin het aan de moderne mens is om, doorheen de tegenstellingen tussen expressivism en radical freedom, te komen tot het inzicht dat "de kosmische geest die zich in de natuur ontvouwt, zich tracht te voltooien in bewuste zelfkennis, en dit bewustzijn is gelokaliseerd in de geest van de mens" (HMS, p.10). Ieder individueel mens, begrepen als microkosmos, heeft daarom een grote en belangrijke taak: zichzelf te zien als de plaats of het voertuig waarin de levende en spirituele natuur, de macrokosmos, tot zichzelf zou kunnen komen in de gedaante van een nieuwe organisatie, een groter geheel: de menselijke cultuur.
uit Charles Taylor, "Een mozaïek van zijn denken", p.188
1 note
·
View note