Text
Overprikkeld & opgebrand.
Ik: Ik ben doorgestuurd door de huisarts, dus euh, nu ben ik hier…
Psycholoog: Oké, en waarmee ben je juist doorgestuurd? Wat zijn de klachten?
Ik: Omwille van een burn-out. Ik slaap nog amper, 3uur per nacht, soms eens 5, heb spanningshoofdpijnen, geef vaak over en de laatste tijd heb ik ook meer en meer last van paniek(aanvallen) in situaties die ik op voorhand niet echt goed kan inschatten of die te druk zijn op het moment zelf. Op het einde dat ik werkte, ik ben nu 1.5e maand thuis, was ik elke dag ziek. Nu nog ongeveer 4 of 5 van de 7 dagen.
(…)
Psycholoog: Volgens mij heb je geen burn-out maar al langer dan je wil toegeven een depressie, of toch zeker een combinatie van allebei.
Ik: Euh, ja, nee? Ik weet het niet. Ik heb het moeilijk met die term…
Psycholoog: Noem het dan een rouwritueel om de persoon die je was en een overgangsritueel naar de persoon die je wil zijn. En dat vraagt veel energie.
Ik: Oké, dat is mooi verwoord, dat vind ik al iets makkelijker voor mezelf denk ik.
Sorry als deze blog wat cynisch begint. Het is sinds het laatste anderhalf jaar dat de woorden niet zomaar stromen en het wat meer moeite kost om neer te schrijven wat ik voel. Ik bedenk me dagelijks dat ik het schrijven mis maar het lukt vaak niet om er aan te beginnen. Aangezien ik de laatste tijd dagelijks op heel wat onbegrip bots en niet altijd weet hoe hiermee om te gaan en vaak de energie niet meer heb om te reageren op zo’n reacties wil ik het even langs deze weg doen. Misschien is dit iets dat ervoor zorgt dat sommigen mij beter verstaan (al versta ik mijzelf ook best vaak niet) of dat ervoor kan zorgen dat ik niet meer zo vaak met onderstaande vooroordelen te maken heb. De tekstjes in het vet zijn opmerkingen die ik wekelijks krijg en die mij zelfs op een goede dag nog volledig kunnen kraken. Ik wil dus misschien vooral voor mezelf even noteren hoe ik mij daarbij voel en als ik daarmee anderen kan behoeden van dezelfde dingen tegen mij te zeggen, help ik er mijzelf op deze manier misschien ook wel mee. Feel free to read.
“Hoe kan je nu last hebben van een depressie? Je bent nog maar 25, hebt een vaste contract op je job, succesvol bijberoep, een vaste relatie, je bent verloofd & je hebt je eigen huis gekocht.”
Om heel eerlijk te zijn -ik weet het ook niet. Ik zou er zelf nooit die term op kunnen plakken hebben want rond depressie hangt zo’n zware connotatie en kan volgens de gemiddelde bevolking enkel en alleen als er iets grondigs misgaat. Én als je daar dan ook nog eens open en bloot mee te koop loopt. Iets dat gebeurd achter een glimlach, bestaat niet. Ik denk dat ik het daar nog het moeilijkste mee heb. Met de term, de benaming van mijn gevoel. Accepteren dàt er inderdaad al even iets grondigs misgaat, ik al even verloren loop met mezelf, niet meer weet wie ik nu net ben en het gemis naar de persoon die ik vroeger was alleen maar groter wordt. Ik gaf tussendoor af en toe wel eens een schreeuw om hulp, heel stilletjes, tegen de mensen het dichtst rondom mij. Om dan nadien terug aan 200% verder te leven en te negeren dat het niet goed gaat. Gewoon, omdat dit makkelijker leek. Het is enorm vermoeiend om elke dag stil te staan dat het niet goed is. Mentaal dan. Maar hoe meer ik er van probeerde weg te lopen, hoe meer mijn lichaam schreeuwde dat ik moest stoppen. Nu er nog naar luisteren. Het is echt een opstapeling van heel wat kleine dingen die doordat ze zo talrijk aanwezig waren net niet meer zo klein aanvoelden. Ik heb mijzelf de laatste jaren enorm aangepast om in het ideale beeld te passen van mensen rondom mij en merk dat ik daardoor mezelf wat ben kwijt geraakt. Stom, want ik had daarvoor net zoveel tijd gestopt in de persoon te zijn waar ik trots op was. Iets dat dus de laatste tijd niet meer zo van toepassing is. Ik herken mezelf soms niet meer en het moment dat de mensen rondom mij dit ook begonnen aan te halen was voor mij het signaal dat dit niet meer verder kon. Het begon met een dag hoofdpijn, die dag werden er twee of drie. Na een tijdje werd het dagelijks hoofdpijn, stress, soms overgeven. Op het einde (en nu dus nog) ging dit samen met niet meer slapen (vaak maximum 3uur op een nacht), dingen vergeten, verkeerd inplannen, niet meer weten wat ik zélf wou en mijzelf volledig wegcijferen voor de ander ook al weet ik dat dit dan gepaard gaat met fysieke gevolgen. Ik ben dus inderdaad 25, heb een vaste job, succesvol bijberoep, vaste relatie & mijn eigen huis. Én ik ben opgebrand. Dit gaat vanaf nu mee in dat lijstje.
“Amai, je ziet er wel echt goed uit vandaag. Duidelijk een goeie dag, zeker dat je ziek bent?”
Als ik eens buitenkom vraagt dat àl mijn energie. Ik leefde altijd al aan sneltreintempo en nu dat niet meer zo is gaat mijn leven precies een slakkengangetje en voelt elke hindernis aan als een berg die moet worden beklommen. Best gek als ik er over nadenk, want de dingen die vroeger zo vanzelfsprekend waren, eisen nu het meeste energie op. Wakker worden en opstaan – een proces dat uren kan duren, want nu ik thuis ben, waarom zou ik dan opstaan? Douchen & mooie kledij aantrekken – niemand ziet me toch (behalve de postbode dan voor het afleveren van een pakketje). Naar de winkel – op twee maand tijd heb ik dit 3x gedaan. Laurens doet de boodschappen en daar ben ik enorm dankbaar om, de rekken in de winkel voelen soms als 5 meter hoog en de aanschuifrij aan de kassa zo beklemmend. Een dag -of avond weggaan met vrienden die ik niet wekelijks zie – ik kom thuis met het gevoel alsof ik een marathon heb gelopen.
Het is niét omdat je me ziet lachen dat alles goed gaat. Het is niét omdat ik er in geslaagd ben om te douchen, me aan te kleden & make-up op te doen, dat ik een goede dag heb. Integendeel. Dit wil 90% van de tijd zeggen dat ik er al mijn energie heb ingestopt om te verstoppen dat ik me slecht voel, dat ik op ben & niet meer kan. Dat ik wil negeren dat er iets scheelt en dat de glimlach die bij dit totaalpakket hoort, de dag nadien is opgebruikt. Ik bekoop een zogenaamd “goede dag” steeds met een slechte nacht of nog slechtere dag nadien. Dan kan ik niets meer, niet eten, niet drinken & niet slapen. Ik loop dan de hele dag verloren. Maar dàt is natuurlijk niet het beeld dat ik graag toon.
“Alles komt wel goed.”, “Succes nog hè”, “Hopelijk snel beter!”.
Positief bedoeld maar oh zo’n zwaar advies. Alles komt goed, hoe dan? Hoe kan iemand die de helft van mijn verhaal niet kent, weten dat alles goed komt? Hoe kan iemand in mijn plaats beslissen of alles wel goed komt? Ik weet niet eens op dit moment of ik daar klaar voor ben, voor die “alles goed”. Want alles goed betekent onder andere ook een grotendeels afgerond rouwproces na 5 jaar gemis, of toch gemis zonder het pijnlijk snijdende rouwrandje waar ik zo’n schrik van heb om te verliezen.
Veilig in je armen, in de vele regen stond je aan mijn zij. Ik weet dat het niet went, want het voelt alsof je hier bent als ik denk aan die onvoltooide tijd.
Zo ver weg, maar ook dichtbij. Ook alleen zal ik niet alleen zijn. Ja als ik droom, ben je bij mij. En ik weet dat je met mij meekijkt. Ook alleen zal ik niet alleen zijn.
(Jaap & Pommelien, Alleen zal ik niet alleen zijn)
Succes nog lijkt bijna alsof ik moet slagen voor een examen. Elke 3 weken bij de dokter gaan kijken of ik deze keer al beter heb gestudeerd om mezelf op te rapen en als ik dan nu geslaagd ben kan doorgaan met mijn leven. Helaas werkt het zo niet. Nog niet. Ik ben nog niet geslaagd voor de tussenexamens en nog even ook niet voor het eindexamen.
Hopelijk snel beter. Ik wil hetzelfde. De eerste week dat ik thuis zat dacht ik het allemaal maar even te doen. Ik dacht dat ik het wel kon, zo even snel. Weekje thuis, beetje bijslapen, beetje proberen ontspannen. En toen besefte ik ineens wat ik allemaal moest overwinnen. Waarom ik eigenlijk thuis zat. Waarom ik zoveel nood had aan bijslapen, ontspannen en zorg dragen voor mezelf. Een week werden twee weken, drie, dan vier. Een afspraak bij een astrologe, nadien psychologe en volgende op de lijst relaxatietherapeute. Elk van hen klaar met bakken goede begeleiding maar ook vooral om me eerst te laten beseffen wat er allemaal mis zit en fout loopt in mijn hoofd. “snel” beter is het dus momenteel (nog) niet. Een proces dat nog wel wat tijd gaat vragen. Met babystapjes, vooruit & ook achteruit. Met besef over dingen die ik zelf nog niet had bedacht, met dingen die meer pijn doen nu ze worden uitgesproken door iemand anders. Met dingen die ik al jaren probeer te vergeten en probeer van weg te lopen, die nu ineens voor mijn neus worden gesmeten en die ik dan maar beter “ineens mee oplos”.
Ik ben dankbaar dat mensen de tijd nemen voor advies. Oprecht. Al komt dat vaak ook heel cru over, werkt het vaak beangstigend en voelt het alsof ik alles maar snel snel terug op orde moet hebben.
“Geniet er nog van he, van het thuiszitten!” “Ik heb denk ik ook nen burnout als ik dan zoals u kan genieten van de zon.”
Dat is goed bedoeld en ik snap dat het zo overkomt. Als genieten. Als iedereen aan het werken is & ik zit thuis en de zon schijnt. Ik zet mij dan inderdaad buiten (tenzij op een slechte dag want dan krijg ik teveel hoofdpijn van de zon). Ik zette week 2 van het thuiszitten ook een zwembad in de tuin dus nu lijkt het een beetje als een klein paradijs, ik geef toe. Weet dat het écht niet voelt als genieten. Totaal niet.
Ik zit elke dag gevangen in mijn hoofd, met duizend gedachten, met duizend dingen waar ik over twijfel, me niet goed bij voel, schuldgevoelens overal naar de mensen “die ik teleurstel”. Ik wou dat ik kon werken, want ik mis het, de collega’s en de kindjes. Ik mis het fotograferen en tekenen in opdracht. Me uitleven in iemands persoonlijke aanvraag & plan. Maar alles aan mijn lijf schrééuwt echt om nog even tijd te nemen tot ik beter ben. De eerste anderhalve maand dat ik thuiszat ben ik 3x buiten de voordeur geweest. Ik kon het niet, kreeg paniekaanvallen als ik buitenkwam & werd onmiddellijk misselijk, kreeg een zwaar gevoel op mijn borst en elke stap leek er één teveel. Ik deed drie dingen. Drie. Op 1.5e maand, naar de winkel gaan inclusief. Mijn tuin ziet er dan misschien uit als een paradijs, mijn leven & mijn hoofd absoluut niet. Maar dat is natuurlijk niet wat ik op Instagram plaats.
Ik wil vanaf nu enkel nog vooruit.
De laatste 3 weken waren niet gemakkelijk. Ik werd door de huisarts en de psycholoog gepusht om terug meer buiten te komen. Ik plande dingen, pluisde tot in het detail uit hoe dat ging verlopen op voorhand zodat er zo weinig mogelijk factoren zouden zijn die mij konden triggeren als ik effectief buiten kwam. Er waren dagen dat dit relatief goed lukte, de dag ging voorbij met maar heel kleine paniekjes en mijn medicatie ervoor zorgde dat de hoofdpijn en het ziek voelen relatief onderdrukt bleven. Het stemmetje in mijn hoofd bleef wel elke keer aanwezig: “zie u hier nu plezier hebben, kan je dan niet gaan werken?”, “als je dit kan, waarom kan je dan je (bij)beroep niet gewoon doen?”, “wat als iemand mij ziet lachen en dan denkt dat ik het allemaal verzin?”. Ik kwam elke keer doodop thuis. Zowel fysiek, want door de medicatie ben ik vaker moe. Doordat ik vaak ziek ben en overgeef, ben ik soms al doodop van enkel naar boven te stappen. Allemaal dingen die je niet ziet achter een glimlach op een “goede dag” natuurlijk.
De laatste week bleef ik terug binnen. Ik ging niet echt ‘leuke activiteiten’ doen. Het ging niet, kon het niet opbrengen, gewoon de huishoudelijke taken waren al voldoende. In het weekend moest ik twee dingen doen, dus ik wou al mijn energie opsparen tot dan. Het lukte relatief goed, was zaterdag vrij oké. Zondag was ik heel de tijd ziek maar ploeterde ik toch door de dag, ik genoot van de geplande activiteit. Het zal nog wel wat energie en moed vragen om van “terug buiten komen” een normaal iets te maken. Niet iets waar ik mij op moet voorbereiden. De komende week wordt nog heel veel. En nog heel zwaar. Meer daarover misschien in een volgende blog maar hieronder nog even iets dat me van het hart moet. Iets waar ik de laatste week misschien nog meer dan in het begin mee te maken kreeg en ik echt voor mezelf een duidelijke lijn ga moeten trekken in de toekomst. Working on it.
Waarom wordt er wel geluisterd als iemand een fysieke grens aangeeft (ik ben moe, misselijk, heb hoofdpijn,..) maar is het oh zo moeilijk om een mentale grens te respecteren. Ik heb de laatste twee maand (en eigenlijk al net iets - heel veel- langer) met handen en voeten mijn mentale grens proberen aangeven ("ik heb hier even geen nood aan", "ik heb hier momenteel geen energie voor", "misschien doen we dit beter op een ander moment als dit voor mij beter past", "het was al erg druk deze week dus hoeft het momenteel niet voor mij", “het is mij allemaal wat veel op dit moment, andere keer?”).
Ik kan niet meer op mijn 2 handen tellen hoeveel keer ik op dat laatste een antwoord kreeg als JA MAAR IK... en dan de mening van de persoon in kwestie (meerdere personen, niet specifiek 1 iemand) zodat ik toch zou toegeven aan hun idee en zo mijn mentale grens zou overgaan. Ik kan ook niet meer op 2 handen tellen hoeveel keer ik mij ook daadwerkelijk heb laten overhalen "want zo erg is het toch niet", "ben ik aan het overdrijven?". Élke keer was ik fysiek ziek nadien. Hoofdpijn, misselijk, overgeven, niet meer slapen. En voilà, hier heb je de fysieke grens die iedereen wel gewoon aanvaard. "Oei, ben je ziek? Geen probleem, andere keer dan. We spreken nog wel af.
"Waarom, maar echt, WAAROM, wordt een fysieke grens wel gewoon aanvaard als deze wordt aangegeven en een mentale niet. Waarom is het zo vanzelfsprekend dat "te druk", "geen nood aan", "geen energie voor" maar moet schuiven voor het idee en de mening van een ander? Ik zit op het punt dat het aangeven van mijn mentale grens en het bereiken van mijn fysieke grens bijna hand in hand gaan. Ik probeer 1 keer, geef aan dat het voor mij even geen goed moment is, iets voor mij momenteel niet hoeft. De andere pusht door. Ik haal het nog 1 keer aan. De andere praat mij een schuldgevoel aan. *bam* fysieke grens. Ik voel me ziek en functioneer de rest van de dag of nacht niet meer. Meestal geef ik dan toe. "Ik zal wel doen wat de ander vraagt." Waarom? Dat kost mij energie, véél energie. Maar het kost mij minder energie dan blijvend aangeven dat het voor mij niet lukt. Dat kost minder energie dan blijvend botsen op onbegrip, aanpraten van een schuldgevoel, me slecht voelen omwille van de ander. Het fysieke slecht voelen gaat dan over na een dag, soms twee, of drie. Maar als ik niet toegeef en de andere blijft pushen wordt dit soms 5, 6 of 7 dagen.
Hoe gek is dat? Dat ik 3-7 dagen van mijn leven mij fysiek slecht moet voelen omwille van een ander dat mijn grens niet respecteert en blijft doorgaan? Voor eens en voor altijd. Please. Respecteer mijn grens. Echt. Ik smeek het bijna. Ik heb jarenlang in functie geleefd van de mensen rondom mij ten koste van mezelf. Nu het tijd is om even egoïstisch te zijn als ik de hulp rondom mij mag geloven, om mezelf te redden en op de eerste plaats te zetten kan ik om niet meer vragen dan begrip. Zeg ik een afspraak af? Dit is niet uit slechte wil, niet omdat ik je niet wil zien. Niet omdat het iets persoonlijk is. Dit is echt puur zelfzorg. Dit is mijn gevoel dat schreeuwt dat ik het niet kan. Dat het voor mij geen goed moment is. Respecteer dit. Ik zal écht wel laten weten wanneer het voor mij dan wel lukt, zonder gepush, zonder extra geduw en getrek.
Wanneer de tijd er is, zet ik dan zelf wel de stap, liever eerder dan later, écht. Maar hoe minder begrip er is, hoe moeilijker die stap. Hoe meer mijn hoofd en mijn lijf schreeuwt dat ik het best nog even laat. Dat ik best nog even enkel aan mezelf denk. Dat ik best nog even niet focus op de mening van de ander, maar op die van mezelf. Ik ga me hier in de toekomst proberen minder voor excuseren, ik ga proberen om me volledig te smijten om zo snel mogelijk terug mijn enthousiaste zelf te zijn, met bakken energie, met nood aan veel sociaal contact en terug de persoon te zijn die met bier wil gooien tussen de menigte op een druk festival. Dat dit niet op 1, 2, 3 zo zal zijn daar ben ik na 2 maand al wel achter, het enige dat ik kan vragen is: geef mij ruimte, respecteer mijn grens, ondersteun mij en vang mij op als ik val.
Merci aan iedereen die dit al deed (en merci aan iedereen die na het lezen van deze blog mij misschien net dat tikkeltje extra begrijpt of probeert te begrijpen) 💖
0 notes
Text
All I want for Christmas is you.
Nu nog meer dan ooit.
In maart deed het pijn toen ik mijn hele studio voor een paar maand moest opbergen in dozen en er even niet meer gefotografeerd kon/mocht worden. Ik was kwaad, teleurgesteld en moedeloos over wat nog komen zou. De situatie was nieuw en ondanks dat ik wel onmiddellijk begreep hoe belangrijk het was, dat neemt natuurlijk een gevoel van onmacht en boosheid niet weg.
We zijn oktober – bijna november en naderen ‘een volledig jaar in coronatijd’. Ik mag niet klagen, ik heb nog heel wat projectjes kunnen uitwerken tijdens de zomermaanden en heb nog heel wat liefdevolle mensen mogen vastleggen. Ik nam in de zomermaanden mijn ouders eens goed vast na twee weken quarantaine en die knuffels waren de schoonste ooit. Waar ik in maart kwaad en teleurgesteld was dat ik moest sluiten en dat de maatregelen elke beetje vrijheid wegnamen ben ik dit nu opnieuw. Niet omwille van de huidige maatregelen maar wel voor de maatregelen die er -nog- niet zijn. Waar blijven de verstrengingen nu? We stevenen af op een nog problematischere situatie dan in maart – april en door iedereen wat ‘extra vrijheid’ te gunnen duurt dit allemaal nog veel langer.
Binnen 14 dagen beginnen mijn kerstfotosessies. Ik kan niet verwoorden hoe hard ik hier naar uitkijk, dit is altijd mijn hoogtepunt van mijn fotografiejaar geweest en zal ook altijd zo blijven. Dus waarom ik deze tekst ben gestart met “all I want for Christmas is you”? Wel, omdat ik uitkijk naar al die liefde voor mijn lens vast te leggen in een decor van lichtjes en gezelligheid. Ik wil mensen mooie herinneringen geven in een tijd van elkaar missen en afstand houden. Maar bovenal wil ik dat we met kerst (en ik weet dat dit wel echt extreem hoopvol klinkt) onze familie en vrienden terug kunnen zien, al is het vanop een afstandje en we toch een beetje kunnen vieren. Elkaar vastpakken zit er misschien nog niet in (en man wat kijk ik daar naar uit, één ‘extern’ knuffelcontact is verdorie echt weinig en ik mag niet klagen want ik heb hier nog een hele leuke kat & bijna even leuk lief rondlopen).
Ik ben volop bezig achter de schermen om de kerstsessies nog extra veilig te laten verlopen met nog meer maatregelen en miniregeltjes die het voor ons allemaal aangenamer gaan maken -en nog belangrijker: hopelijk volledig coronaproof, maar dit neemt natuurlijk de blijvende angst voor besmettingen niet weg. Ondernemen vraagt enorm veel creativiteit en ‘goesting’ de afgelopen maanden en god, ik doe het graag. Ga ik teleurgesteld zijn als de strengere maatregelen komen en ik dus weer noodgedwongen moet sluiten? Waarschijnlijk wel, voor efkes. Want ik kijk uit naar het maken van mooie herinneringen voor anderen. Maar als ik mag kiezen: nu mooie herinneringen maken vanop afstand of terug een kindje kunnen vastpakken tijdens een fotosessie binnen een maand of twee? Geef mij dan maar het laatste.
Ik begrijp écht waarom we de economie moeten draaiende houden, vaste kosten blijven hebben zonder inkomsten suckt (en dan ben ik maar in bijberoep en heb ik nog geen restaurant, café of feestzaal die de afgelopen maanden nog veel meer inspanningen en tegenslagen hebben gekend). De maatregelen een beetje soepel houden voor de mentale gezondheid dat snap ik ook, écht. De afgelopen maanden waren er van heel wat ups maar zeker en vast nog veel meer downs. Iets waar ik nu niet te diep ga op ingaan maar als het even niet meer gaat daar: I get you. I do. Ik kan niet stoppen met denken hoe het moet zijn voor al die mensen in de zorg: de mensen die ook nog geen ‘adempauze’ hebben gehad. De mensen die ook nog niet echt kunnen hebben genieten van ‘rust’. De patiënten die de afgelopen maanden niet de behandelingen hebben gekregen op de momenten die waren gepland. De mensen met andere ziektes van corona die nu op de tweede plaats komen, de mensen in woonzorgcentra die alles er aan doen om de ouderen ‘nen schonen dag’ te geven maar die het met zoveel minder affectie moeten duidelijk maken. De mensen die familie al maaaanden niet meer hebben gezien omdat ze tot een risicogroep behoren. De mensen die zichzelf al maanden in een mini-lockdown hebben gestopt voor de veiligheid van zichzelf (en in de goede hoop dat anderen dit ook zouden doen voor hen).
Vasthouden aan “klein geluk” en een laatste restje hoop is moeilijk als je niets hebt om naar uit te kijken. Quarantaine is enorm zwaar als de muren en gedachten in sneltempo op je afkomen. Ik kan het niet verbloemen. Dat gaat niet. Maar dat wilt niet zeggen dat we er niet allemaal door moeten, met z’n allen. En als ik voor mezelf mag spreken – dan liever de korte pijn. Even terug boeken toe, allemaal in een ‘tweede lockdown’. Wandelen ter ontspanning, gesprekjes met mondmasker aan een voordeur en elkaar steunen met een extra berichtje, briefje of belletje.
Ik wou met deze post eigenlijk een positieve boodschap brengen maar het is enorm moeilijk als het nu juist even belangrijk is om duidelijk te maken dat we er met z’n allen voor moeten gaan. Ik heb niet zo’n populaire opinie als ik in mijn omgeving kijk waar het dragen van een mondmasker of de sluiting van een pretpark soms de grootste wereldramp lijkt. Maar dus bij deze: denk eens extra na als je naar de winkel gaat, doe inkopen voor een week in plaats van een dag en bespaar uzelf die extra contacten. Ken je iemand die in de zorg staat, iemand van een risicogroep of wil je je buur eens helpen? Vraag of je iets moet meebrengen. Wees elkaars klein geluk. Breng licht in de dag van iemand anders door eens te vragen hoe het gaat. En eens geen genoegen te nemen met ‘goed’: vraag door. Hoe gaat het écht? Denk aan uw single en alleen wonende vrienden. Stuur een briefje of een kleine (zelfgemaakte?) attentie. Denk aan die ene vriend of vriendin die het ook voor corona al niet zo makkelijk had thuis. Pakt uw knuffelpersoon eens extra goed vast. Kook uw favoriete maaltijd. Haal frieten of steun uw plaatselijke restaurant. Koop lokaal en sleur er uw handelaars door zodat zij jullie ook nog kunnen plezieren NA corona. Beslis niet voor een ander dat ‘jij het moeilijker hebt’, luister naar elkaar. De grootste glimlach verbergt soms de meeste pijn. De luidste optimist heeft het vaak het moeilijkst. De mensen die zich normaal altijd omringen met heel wat vrienden en ‘dus wel genoeg volk hebben om op terug te vallen’ zijn misschien wel heel alleen en eenzaam. Wees mild voor elkaar. Wees lief. Denk aan elkaar. Wees elkaars klein geluk – ik meen het. ’t Is zo belangrijk nu.
2 notes
·
View notes
Text
Chasing (and running away from) memories
9 oktober 2018. Vandaag studeer ik af, of toch eindelijk officieel. Het is proclamatie. Ik kijk er tegenop, ben wakker voor de wekker en wil hier nog niet weg. ‘hier’ is Etretat. Een plek met zoveel mooie herinneringen en er komt straks nog eentje bij. We zijn hier al een paar dagen en ik blijf het moment uitstellen en uitstellen. We gingen al naar Lisieux, ik brandde een kaarsje en alle gevoelens die ik probeer te ontlopen komen terug op me af. Ik liep er van weg, hier ben ik goed in. De wekker gaat.
Ik sta op de top van de kliffen, de zon komt op. We reden met de auto naar boven. Het is niet warm, maar ik heb toch je kleedje aan, mijn jas leg ik op de rots. Laurens kijkt naar mij terwijl de lucht zich in alle kleuren kleurt. Hij zwijgt en geeft mij de ruimte die ik nodig heb. En de tijd, alweer die vervloekte tijd, er is precies nooit genoeg van. Ik neem jullie in mijn armen en loop een stukje weg, is dit dan afscheid?
Ik strooide de assen van mijn grootouders uit tijdens de mooiste zonsopgang die ik ooit al heb gezien. Mijn haren in de wind, de geur van de zee, het rustgevende geluid van de golven ver onder mij, ik op de rand van de klif. Ik voelde dat het goed was, hier konden ze gelukkig zijn. Ik had verwacht dat wanneer ik me zou omdraaien, ik de deur van de auto zou toeslaan en we huiswaarts zouden rijden, dat het zou voelen als afscheid. Ik hoopte dat dit voor mij een gevoel van ‘afsluiten’ kon geven, maar niets was minder waar. Het voelde voor het eerst sinds lang alsof ik de gevoelens toe kon laten. Ik smaakte mijn zoute tranen en het voelde even alsof ik kon verdrinken in het gemis.
Op de terugweg omarmde ik de rust. Ik voelde me voor heel even niet opgejaagd, niet continu op de vlucht. Ik had nu een plek waar ik naar kon terugkeren als het écht nodig was. Een plaats waar ze altijd zouden zijn, wachtend op mijn verhalen. Een plaats die zo mooi was dat terugkeren niet zou voelen als een immense opdracht. Die gedachte maakte me kalm. Ik studeerde straks af, ze waren er op deze manier toch een beetje bij. Tijd om vol te gaan voor mijn dromen. Ik zal jullie trots maken, onvoorwaardelijk.
Maart 2020. Het was al even geleden dat ik nog op de kliffen had gestaan. Ik had er zoveel nood aan maar er was in de tussentijd ook zoveel gebeurd zodat het niet makkelijk was om zomaar in de auto te stappen en te vertrekken. Het was druk druk druk, ik liep mezelf de afgelopen maanden voorbij en had nood aan een duidelijke pauzeknop. De komende maanden waren echter ook volledig volgepland en het zag er niet naar uit dat het kalmer zou worden. Maar dus, begin maart 2020. 3 jaar samen met Laurens en we besloten er dan ook enkele dagen tussenuit te gaan. Een verrassing voor mij, al wist ik ergens diep van binnen wel naar welke regio we zouden trekken.
En inderdaad, het kwam dichter en daar was het dan, ons verblijf in Honfleur. Mooi in het midden tussen Lisieux en Etretat. Een mooi klein stadje waar ik mijn hart al enkele roadtrips geleden was verloren. Ik kende de straatjes al uit mijn hoofd en stelde mijn aanwezigheid daar gelijk aan puur geluk en genieten. We liepen rond in het stadje, gingen op pad, genoten van de rust en de kalmte en ik probeerde tussendoor eens niet te werken. We maakten avondwandelingen op het strand bij golden hour en waren daar op 3 mensen na de enigen. W A U W. Het was prachtig. Ik maakte in gedachten een foto, legde het moment vast in mijn herinneringen.
Ik was echt verwonderd hoe hard ik nood had aan dat weekend weg. Even verwennerij, weg van alles. Niet fulltime bereikbaar. Ik hoor mensen vaak zeggen dat wij de generatie zijn die ‘alles willen’. Ik zou het zo graag willen ontkennen al weet ik dat ik er het ideale voorbeeld van ben. Hoofdberoep, zelfstandig in bijberoep, huisje (gekocht), katje, relatie, druk sociaal leven en elke minuut van de dag wel met iets bezig. Korte nachtjes, lange dagen. Veel werk, weinig slaap. Heel wat gerush en weinig ontspanning.
Ik zag het tot nu nooit als iets slechts. Ik was ambitieus, enthousiast, spontaan, voor iedereen een luisterend oor en steeds klaar om iedereen te ondersteunen als ze het even moeilijk hadden. Je staat er als het zo druk is eigenlijk niet bij stil hoe hard je zelf soms iemand nodig hebt die op jou pauzeknop duwt en die jou doet stilstaan bij al het schoons rondom u, die ervoor zorgt dat je alles even kan vergeten, dat er ook minuten ontspanning nodig zijn om te functioneren,…
Laurens is voor mij die ‘iemand’. Die af en toe eens (op een soms brute manier) aan de alarmbel trekt dat ondanks dat we een weekend samen thuis waren, hij mij niet heeft gezien. Hoe hard ik dat weekend in maart eigenlijk besefte dat we de afgelopen tijd niet zo heel erg veel met elkaar hadden gepraat, al zijn we vaak samen thuis. Maart 2020 dus, we waren op de terugweg. We reden Pont de Normandie over. Voor mij steeds een ‘welkom thuis’ of ‘tot ziens’ gevoel. De fysieke bevestiging van de vakantie start, of is voorbij. Laurens beloofde mij een tussenstop in Etretat. Mijn hart maakte een klein sprongetje bij het idee dat we naar de mooiste plaats ooit reden. Intens geluk & ik was er nog niet eens.
Bovenaan de klif. Het was geleden van in oktober 2018. Heel vreemd gevoel. Het leek geleden van gisteren en toch was de herinnering ook alweer zo ver weg. Ik leg mijn jas en mijn cameratas weer neer. Ik ga naar de plaats waar ik het dichtst bij hen kan zijn. Ik wandel en maak de afdaling. Op de rand komen de tranen. Hoe kan iets al 4 jaar geleden zijn en nog steeds geen plaats hebben? Ik vraag mij af of ik het ooit een plek ga kunnen geven. Ik sta daar en besef maar weer eens wat een talent ik heb om gevoelens te ontlopen. Is er een manier om de pijn te verzachten? Ik babbel tegen hen, heel stil in mezelf. Vertel hen over het zelfstandig worden, over hoe hard ik hen mis, over dat we een huis hebben gekocht niet ver van hun deur, en of ze het mooi vinden. Ik vertel hen over Laurens en hoe die het nog steeds met mij vol kan houden, ondanks mijn veel te drukke agenda, chaos thuis en mijn immens slaaptekort (en bijgevoel ook soms wel chagrijnig zijn). Ik zucht en voel dat het weer goed is voor eventjes. Voor een moment voelde ik mij Pocahontas, omarmd door de wind, de geur van het water onder mij, één met mezelf, de natuur, de kliffen en de zee. Één met de mensen die het meest voor mij betekenden, boven staat Laurens te wachten. Ik keer terug. Tranen gedroogd, frisse moed.
Ik kom boven, ik knuffel, ik lach en voel dat het goed zit. Ik kan er weer even tegenaan. Ik wil mijn tas nemen, klaar om naar huis te gaan op het moment dat Laurens zegt ‘dit is de enige juiste plaats, ik heb dit moment voorbereid en aan heel wat mensen gevraagd, maar er zijn er twee die ik er nog niet bij kon betrekken tot nu…’. De tranen kwamen al terug. De glimlach ook. Laurens ging op zijn knie en vroeg mij of ik met hem wou trouwen. Ik zei ja. Op de schoonste plaats ter wereld. Het dichtst bij de mensen die mij het nauwst aan mijn hart liggen. Ik zei ‘ja’, ‘ja’ tegen de schoonste toekomst. Hoe één plaats het verschil kan maken op zoveel schone manieren. I lost my heart in France.
0 notes
Text
Drie jaar.
Rond deze tijd van het jaar ga ik steeds een versnelling hoger dan mijn lijf en mijn gedachten aankunnen. Ik doe het om mezelf te beschermen en toch loop ik elke keer weer opnieuw tegen die muur op om dan dubbel zo hard te stranden in de realiteit. Beschermen doe ik mezelf dus niet echt, het idee telt wel.
Ze zeggen dat het makkelijker gaat met de jaren. Maar het besef telkens weer opnieuw dat jullie dingen missen, maken het op elk onverwachts moment harder. Momenten waar ik extreme vreugde voel, voel ik ook een leegte omdat ik het niet kan delen met jullie. Maar hé, het is oké als het even niet meer gaat, denk ik. Al laat ik dat zelf ook nog steeds niet echt toe, begin ik er zelf niet over, kan ik zelf nog steeds niet aangeven aan anderen als het niet gaat en is het nog steeds o-zo-makkelijk om mij achter mijn glimlach te verstoppen en gewoon door te gaan.
Ik las onlangs een metafoor over omgaan met verlies. Ik ga hem hier ook even ‘kort’ beschrijven omdat het me wel heeft geholpen in het plaatsen waarom het soms enorm goed gaat en ik soms echt terug volledig ‘bij af ben’. Als je een verlies meemaakt, stop je dat verlies in een balletje. Dat balletje stop je dan op zijn beurt in een doosje. Dat doosje heeft langs de binnenkant een knop. Elke keer als dat knopje wordt geraakt, voel je het verdriet alsof het net heeft plaatsgevonden. In het begin is de bal vrij groot. Bij elke gedachte beweegt de bal en duwt hij het knopje in. Naarmate de tijd voortgaat, wordt de bal kleiner en is er dus minder kans dat de bal ook effectief de knop raakt. Wanneer de knop dan toch wordt geraakt voel je het verdriet en het verlies even hard als eerst en moet je dus het moment ondergaan en terug een plaats geven. Naarmate de tijd voortgaat word je dus minder met het verlies en de pijn geconfronteerd maar wanneer je ermee wordt geconfronteerd doet het nog altijd evenveel pijn dan voordien.
Voor de volledige theorie en bedenkingen: https://www.womenshealth.com.au/grief-ball-in-the-box-symptoms
Die o-zo-makkelijk was een leugen. Het gaat niet gemakkelijk. Het vraagt enorm veel moeite, energie, geduld dat ik dan op andere momenten niet meer kan opbrengen. Ik liep deze week op de toppen van mijn tenen en had het zelf niet eens door. Ik kon mijn gevoel niet benoemen omdat het niet echt een gevoel was dat er teveel was, maar eerder een leegte die ik niet kon beschrijven. Een pijn die altijd aanwezig is maar niet altijd tot uiting komt. Hoe hard ik ook mijn best doe, af en toe moet ik beseffen dat ik hier niet van kan wegvluchten maar het gewoon moet ondergaan. Dat het oké is om het een plaats te geven in mijn dag, in mijn gedachten, in mijn leven. Drie jaar later kan ik dat nog steeds niet. En ook dat is oké denk ik.
“Grief is like living two lives. One is where you pretend that everything is alright, and the other is where your heart silently screams in pain.”
Vandaag was een vreemde dag. Ik ging werken, was de hele dag actief bezig, kwam thuis, hield me bezig. De hele tijd spookte het gemis rond in mijn achterhoofd. Het was uiteindelijk een dag als een andere en toch was het vandaag weer extra lastig. Op het werk extra lang naar de witte deur op het toilet staren, jezelf bijeenrapen om verder te gaan. Thuiskomen, beginnen opruimen, bezig blijven, bezig blijven,… tot het niet meer gaat. Drie jaar geleden al. Het lijkt al zo lang geleden en nog zo recent op hetzelfde moment.
Het ging niet meer. De pijn en het gemis hadden me weer eens ingehaald. Het begon met twee enkele tranen die over mijn wang rolden en eindigde in knalrode ogen. Ik ween niet meer zo vaak. Ik hou het vaak in, zet een glimlach op en doe me voor of alles oké is. Het is zo snel om te doen ook. Ik denk dat ook nog steeds teveel mensen dit vanzelfsprekend vinden waardoor het makkelijker wordt om iets niet te vermelden dan om iets wél bespreekbaar te maken. Ik vind de drempel voor mezelf nog steeds te groot, onbereikbaar bijna.
Het moeilijkste is ook niet de herinnering aan alle momenten die we samen hebben gehad. Die herinneringen zijn prachtig, kijk ik zo graag op terug, vaak met een glimlach op mijn gezicht en dan nog wel een welgemeende deze keer. Het moeilijkste is het niet meer kunnen maken van nieuwe herinneringen.
Afstuderen, zonder het te kunnen komen vertellen. Mijn eerste werkdag, zonder eens te kunnen bellen. Jarig zijn, zonder als eerste van jullie een smsje te krijgen. Passeren aan het huis en het niet eens meer herkennen. Geen urenlange babbels over wat er omgaat in mijn leven, wat er door me heen gaat, waar ik over nadenk, wat me wakker houdt ’s nachts. Toekomstplannen maken zonder jullie. Zelfstandig worden in bijberoep maar toch die leegte voelen dat jullie dit niet meer kunnen meemaken. Ik zie mij nog zitten op de zolder met een oud –niet werkend- fototoestel, nadien dat fototoestel fotograferend met mijn eerste ‘professionele’ camera. Ik ben er zeker van dat jullie trots zouden zijn geweest. Het heeft niet mogen zijn. De leegte voelt soms zo beklemmend. Alsof er geen ontsnappen aan is.
Het kaarsje uit Lisieux blijft vandaag branden tot ik mijn ogen sluit.
“Hoe kwijt kan iets zijn als ik het met gesloten ogen nog steeds kan zien?”
0 notes
Text
Vasthouden aan verlies
Voor een keuzevak tijdens mijn opleiding kreeg ik de opdracht om een essay te schrijven over de link tussen rituelen en mijn eigen leven. Er was een ruime keuze aan thema’s maar rouw en rituelen lag het dichtst bij mijn eigen beleving. In tegenstelling tot wat ik had verwacht was het echter niet eenvoudig om alles nog eens op te schrijven. Hieronder mijn relaas.
Vasthouden aan verlies
Ik maakte in de loop der jaren heel wat rituelen mee. Het ene had al een grotere inpakt dan het andere. Het ene ritueel beleefde ik al wat bewuster dan het volgende. Ze hadden ook elk hun eigen effect en al dan niet meerwaarde aan mijn leven.
Ik had tot mijn twintigste nog nooit iemand dierbaar verloren. Ik herkende het fenomeen vanop een afstand en wanneer het verlies via een vriend of vriendin wat dichterbij kwam probeerde ik er voor hen te zijn. Ik gebruikte de standaard woorden en zinnen die mensen als troost vaak krijgen voorgeschoteld. ‘Alles komt wel weer goed’, ‘als je er over wilt praten, ik ben er voor je’, ‘veel sterkte in deze moeilijke tijd’,…. Wanneer ik hierna niets meer hoorde dacht ik dat het was omdat ze het zelf al een plaats hadden gegeven en ik dus verder niet van meerwaarde kon zijn in hun rouwproces. Pas later ontdekte ik hoe moeilijk het is om hulp en troost te vragen. Mijn grote vraag: “Wat als ik nu zelf iemand verlies?”
Zomer 2016. Mijn ‘mit’ werd ziek. Kanker. Tot die dag een ver-van-mijn-bed-show. De vrouw die voor mij altijd de sterkste persoon op aarde had geleken begon aan een moeilijke strijd tegen een monster dat ze maar onhandig de baas probeerde te blijven. Onderzoeken, behandelingen, chemo, ziekenhuisopnames, het verliezen van het zelfstandig zijn, rusthuizen, ver weg van haar vertrouwde omgeving zorgden ervoor dat ze zichzelf ook vaak afsloot. Ik probeerde tot haar door te dringen. Probeerde haar het leven buiten de ziekenhuis –en rusthuismuren te vertellen. Ik probeerde te zorgen voor hoop, lichtpuntjes, seconden van geluk, zonder zorgen. Ik botste steeds opnieuw tegen het monster dat in haar zat en haar beetje bij beetje haar energie en zin om te leven afnam. Ik probeerde te begrijpen wat er in haar omging, probeerde haar pijn te delen of te verlichten en besefte keer op keer dat ik in deze situatie compleet machteloos stond.
In maart 2016 moesten we afscheid nemen. Tijd, tot die dag een relatief begrip. Ik heb altijd tijd genoeg gehad, werkte soms last-minute aan een deadline, kwam te laat op een verjaardagsfeestje of moest goedmaken dat ik een afspraak met een vriendin was vergeten. Die dag kreeg tijd een andere betekenis. Ik wou méér tijd. Ik wou meer dingen met haar beleven, ik had haar nog niet alles verteld, ik wou haar als bruidsmeisje op mijn trouw als die er ooit kwam, we gingen nog samen op reis gaan. Maar er was te weinig tijd. Ik kreeg een telefoontje dat het einde nabij was. Ik spurtte naar het ziekenhuis en kwam te laat aan. Vijf minuten. Vijf minuten. Ik was kwaad op het begrip tijd. Ik heb me nog nooit zo machteloos gevoeld. Ik had van haar heel wat waarden, normen en wijsheid meegekregen doorheen de jaren. Het enige dat ze me niet had bijgeleerd was hoe ik me moest gedragen het moment dat ze er niet meer zou zijn. Als je al sinds je klein bent met je problemen, twijfels, bedenkingen en gelukkige momentjes steeds naar dezelfde persoon loopt kan je je gewoon niet voorstellen dat de mogelijkheid om dit te doen ooit zou verdwijnen. Daar stond ik dan in een ziekenhuiskamer tussen de rest van de familie, te laat om afscheid te nemen.
We begonnen ’s avonds al aan het plannen van de begrafenis. Besloten het niet in de kerk te doen maar in een crematorium en we wouden er een heel persoonlijke dienst van maken. Mensen die haar hebben gekend weten wat voor een zachtaardig persoon ze was en hoe hard ze het verdiende om het meest persoonlijke afscheid te krijgen. Onze kerngedachte was ‘wat zou zij hebben gewild’. Ik sleepte me doorheen de dagen, druk knutselend aan een schilderdoek dat bij de kist zou worden geplaatst. Ik schreef een tekst voor de begrafenis en besloot hem zelf niet voor te lezen, ik zou het simpelweg niet kunnen. Ik bekeek foto’s, luisterde naar troostende muziek, zocht herkenning in bestaande teksten en bovenal, ik sloot me af. Omdat ik nog nooit was geconfronteerd met dit soort verdriet kon ik mezelf niet uitdrukken naar anderen toe, enkel op papier.
De begrafenis was het eerste ritueel dat ik bewust heb meegemaakt en waar ik troost uit putte. Ik besefte dat dit het begin was van afscheid nemen en loslaten maar besefte ook dat ik dat op die moment nog niet kon. Ik hield vast aan het verlies. De dagen na de begrafenis probeerde ik normaal te functioneren thuis.
“Vandaag is er echter een grotere behoefte aan persoonlijke begrafenisrituelen waarin de familie centraal staat, met de focus op het unieke leven van de betrokkene en de individuele waarden, normen en spiritualiteit”. (Morell & Smith, 2006)
Zoals Barbara Raes beschreef in Cafuné hadden we echt enorm veel nood aan een eigen ritueel. Een crematie op zich had ons nooit de voldoening gegeven die we nodig hadden. De begrafenisondernemer heeft ons stap per stap begeleid om er iets enorm persoonlijks van te maken, af te stappen van tradities en verwachtingspatronen. We stapten uit onze comfortzone en wat anderen van de dienst zouden vinden kon ons op dat moment niet schelen. We schreven onze gedachten en laatste woorden neer op haar spierwitte kist, stelden een dienst samen vol met persoonlijke teksten, zelfgekozen nummers. Op het einde kreeg niemand een foto mee van mijn mit maar wel een kaartje met daarop haar naam en een persoonlijke boodschap, tekening of kunstwerk van één van haar kleinkinderen samen met een zakje zonnebloemzaadjes die de mensen konden planten in de tuin of bijhouden als aandenken. We vonden voldoening in ons eigen ritueel al zou ik het op dat moment nooit op die manier in één woord hebben omvat.
“Alice: How long is forever? White Rabbit: Sometimes, just one second.” (Lewis Caroll, 1865)
En dan komt het besef dat ‘forever’ niet eeuwig duurt. Dat er geen jaar op kan geplakt worden. Dat tijd zich niet laat benoemen. Ik heb nog steeds heel wat moed nodig om die gedachte toe te laten, laat staan het een plaats te geven. Het besef dat één ding alles kan doen versnellen. Een ziekte. Een ongeval. Het gemis. Een paar maanden, weken of één seconde die alles verandert.
Ik heb toen voor mezelf een kleine pauze genomen met alles, de chiro, werk, opdrachten, ik had tijd nodig om alles te plaatsen. Ik probeerde meer tijd door te brengen met mijn pit, met hem herinneringen op te halen, maar hij verwerkte alles op een andere manier waardoor het vaak moeilijk was om met elkaar te communiceren. Ik besefte dat ik te weinig naar hem toe ging, maar ik dacht dat ik nog tijd genoeg had om te gaan als we het beiden een plaatsje hadden gegeven. Tijd, daar was het weer, dat verschrikkelijke begrip had ineens betekenis. Drukte ineens enorm hard op mijn bestaan en zat me achterna als kat en muis. Ik voelde de tijdsdruk.
“Of ik nu wegga of terugkom, of ik nu opsta of ga liggen, het is er. of ik alleen ben, op het plein zit of voor een klas sta, het is er en vervult me zo volledig dat er soms in mij geen plaats is voor mezelf. ja, dat is zeker iets wat ik zou willen zeggen, dat ik geen plaats heb voor mezelf, gewoon geen ruimte voor mijn adem, dat is het, ja: één goede, diepe ademhaling, één tot het einde toe voltooide ademtocht, zonder op zijn diepste punt die klap van de verschrikking (…)” (David Grossman, 2012)
En toen ging het leven weer eventjes met mij gaan lopen. Mijn pit belandde op intensieve zorgen. En voor ik dat goed en wel besefte stierf Arne. Mijn pit volgde drie dagen later.
“Hoe kwijt kan iets zijn wanneer ik het met dichte ogen nog steeds kan zien?” (Pijlman, 2014)
Anderhalve maand ervoor putte ik troost uit het schrijven van teksten, mijzelf kunstig uiten, hielp de begrafenis om een plaats te zoeken waar ik met het verlies naartoe moest. Nu voelde ik alleen nog maar leegte. Ik was met mijn twintig levensjaren niet sterk genoeg om het verlies van drie dierbare personen te dragen. Ik wist niet hoe ik dat kon en moest doen, dat was me niet aangeleerd op school. Ik vond de energie niet om me te uiten. Schreef een tekst voor de begrafenis van Arne samen met de rest van onze leidingploeg op de Chiro. Ik raapte me nog een beetje samen voor een nummer uit te kiezen voor op de begrafenis van mijn pit. Meer energie had ik niet, het vloeide uit me weg. Ik had de ruimte niet in mijn hoofd om dit een plaats te geven of actief deel te nemen aan een afscheidsritueel, aan de begrafenis.
Hoe kan je een gevoel vatten dat zoveel groter is dan jezelf? Hoe kan je een nummer of een tekst toekennen aan iemand die zoveel meer betekende dan enkel die paar woorden die het proberen te omvatten. Ik was zo hard bezig om te bevatten wat het verlies van Arne met me deed dat ik gewoon vergat dat mijn pit er ook niet meer was. De begrafenis van mijn pit was de eerste. Ik deed wat er van me verwacht werd, ik was er fysiek aanwezig maar de aandacht in mijn hoofd was verdeeld. Hoe moest ik binnen enkele dagen nog eens een begrafenisritueel bijwonen? Hoe moet ik me daar doorheen zien te sleuren? Hoe kan ik daar mijn klein stukje tekst vooraan opdragen aan een zaal vol mensen wiens verdriet ook al hun energie heeft opgeëist? De begrafenis van Arne verliep in dezelfde waas als die van mijn pit. Ik deed alweer wat er van mij gevraagd was, vertelde voor de tranen begonnen te stromen mijn deel van onze leidingtekst. Nadien vormden we een erehaag. Knuffels van iedereen. Tranen die maar bleven stromen. Ik was op beide rituelen aanwezig maar geen van beiden gaf mij het gevoel dat ik dit nu kon gaan verwerken.
“Maar in die eenzaamheid, waarin ik – als een ziel die uit een lichaam treedt – me bijna losscheur van mezelf, ben ik niet meer alleen, ben ik niet meer alleen sindsdien. Ik ben daar niet meer één en alleen met mezelf, en ik zal nooit meer met mezelf alleen zijn.” (David Grossman, 2012)
Ik werd verwacht terug naar school te gaan, deel te nemen aan de normale activiteiten die het dagelijkse leven telt, ik ging op zoek naar de ‘hoe’ en vond het niet. We verdeelden de spullen uit het huis van mijn grootouders, ik koos uit wat ik wou en wist dat dit mij niet voldoende voldoening zou geven. Hoe kan je een mensenleven nu samenvatten in wat spullen en herinneringen? Ik deed mijn best. Afscheid nemen van een huis waar ik al die tijd in thuiskwam was echter veel moeilijker. Ik ging er de laatste week heel vaak naartoe. Ik zocht herinneringen, anekdotes. Ik zocht naar details, ik zocht naar mijn gevoel. Wat ik al die maanden had proberen ontlopen overviel me nu. Het verdriet. Ik maakte mijn eigen afscheidsritueel. Ik nam foto’s van het huis maar vond er de voldoening niet in die ik zocht. Ik voelde de ene traan na de andere over mijn wangen rollen en wist met mezelf geen blijf. Ik had in maanden mijn gevoelens niet meer toegelaten en nu baanden ze zich een weg naar buiten.
Omdat foto’s van het lege huis niet tegemoetkwamen aan mijn emotie legde ik mezelf op beeld vast met zelfportretten. Ik probeerde letterlijk mijn eigen gevoelens vast te leggen. Dit lukte. Het voelde als de eerste keer in maanden dat ik mezelf kon uiten. Dat ik het verdriet, het verlies, de angst kon omzetten in iets positiefs, in iets kunstigs. Was dit een eigen gemaakt ritueel?
“Leg uw armen om me heen Zelfs met zoveel mooie vrienden blijft een mens alleen Stuur mij naar bed, ’t is al laat Wek mij wanneer de zon opgaat Hoe zat dat weer met regelmaat?” (Hermitage, 2011)
Het voelde alleszins wel als een kantelpunt. Alsof ik het leven weer moest opnemen. Mezelf moest aanzetten tot het afmaken van mijn studies, terug zin krijgen in allerlei nieuwe dingen doen, terug buiten en onder de mensen komen.
Ik maakte reizen. Vluchtte letterlijk weg van het ‘hier en nu’ en alle herinneringen. Hoe meer ik vluchtte hoe meer ik mezelf gek genoeg tegen kwam. Ik ging naar steden op citytrip waar ik niets was verloren. Boekarest, Boedapest , Parijs,… Het vulde de leegte niet die ik voelde. Tijdens de zomer ging ik naar Frankrijk. Eén van de beloftes die ik met mijn mit had gemaakt was dat we naar Lisieux gingen wanneer ze genezen was. Ik merkte dat hoe hard ik ook probeerde met mezelf weer in een normaal leven te hijsen het me toch niet lukte. Ik had nood aan een plaats waar we terug dichter bij elkaar zouden zijn. Ik besloot mijn belofte waar te maken, alleen zonder haar. Ik was aan het vluchten van de herinneringen maar langs de andere kant had ik zoveel nood aan confrontatie met al deze gedachten. Ik reed naar Lisieux.
Ik ga niet zeggen dat ik ben ingestort toen ik de Baselique de Sainte Thérèse binnenstapte. De stormloop van emoties overviel me echter wel. Ik heb voor het eerst in lange tijd nog eens tranen kunnen laten. Het deed wel deugd, het luchtte op, het voelde als een beetje kunnen loslaten. Maar toen kwam die angst weer. De angst om het af te sluiten, de angst dat het loslaten ook de herinneringen zou doen vervagen. Onterechte angst, maar daarom niet minder aanwezig.
Kaarsen waren altijd wel ons ding. Een kaarsje doen branden voor mijn examens, een kaarsje doen branden voor een wedstrijd, een kaarsje doen branden, zomaar, omdat het even voelde alsof we het nodig konden hebben. In de basiliek kon ik dan ook niet anders dan een kaarsje aansteken. Met mijn gezicht nat van de tranen en bibberende handen stak ik de vlam aan. Warmte. Anders kan ik mijn gevoel op dat moment niet omschrijven. Ik wou de brandende kaars daar niet achterlaten, ik wou ze meenemen en aanhouden de hele dag lang, de hele reis lang. Uiteindelijk heb ik ze toch bij de rest gezet.
Een seconde later nam een andere vrouw mijn kaarsje vast om het hare aan te steken. Een ogenblik van woede, hoe durft zij, voor ik weg ben, mijn kaars al weg te nemen, terwijl het me zoveel kracht had gekost om ze daar überhaubt achter te laten. Dat gevoel ebde bijna onmiddellijk weer weg en maakte plaats voor een kleine vreugdegolf. Mit zou ook de warmte willen doorgeven hebben. Ze zou het geweldig gevonden hebben dat iemand anders haar vlammetje gebruikte om iets anders meer waarde te geven. Ik stapte weg, de kaarsen achter mij latend, met een oprechte glimlach op mijn gezicht. Kaarsen aansteken was bij ons een traditie. Door het zo lang niet te doen voelde het die dag echt als een ritueel.
Gemengde gevoelens, thuisgekomen wist ik met mezelf weer geen blijf. Ik verstopte me achter heel wat activiteiten, uitstapjes met vrienden. Ik verstopte me achter het schoolwerk waar ik me de eerste week van het academiejaar met volle overgave in had gesmeten. Ik verstopte me achter mijn camera. Ik verstopte me achter mijn glimlach. Zolang je zelf gelooft dat het goed gaat, geloven anderen je ook.
“Ineens drong het tot me door hoe betekenisvol het laatste jaar samen was geweest. De intensiteit en de intimiteit van het op een bepaalde manier samen sterven, had ook iets moois en positiefs. Plots zag ik hoe Hilde wilde dat ik het zag: als iets moois dat ik een plek moest geven, waarna ik weer verder kon gaan met mijn leven, zonder haar.” (Marc Van den Bossche, 2017)
Naast het biologische overlijden is er ook het symbolische overlijden, zegt Darian Leader. Als iemand sterft, staat het rouwen op de voorgrond. Je dwaalt rond met je ziel onder de arm en je weet niet waar je het zoeken moet. Tot je op een bepaald moment de overledene een plek kunt geven in je levensverhaal. Dat is het tweede, symbolische overlijden, wat nodig is om verder te kunnen gaan.
Zowel Barbara Raes als Marc Van den Bossche halen het begrip symbolisch overlijden van Darian Leader aan. Het is een fase die ik heb bereikt toen ik het kaarsje deed branden in Lisieux, naar het graf ging van Arne, mezelf uitte in foto’s en tekeningen en alles na een jaar tijd voor het eerst kon vatten in woorden. Ik voelde dat het een plaats kreeg maar op hetzelfde moment voelde ik ook dat ik het nog steeds niet kon loslaten. Door meer te lezen over rouw en verlies merkte ik dat je zoiets nooit echt loslaat. Zoals Marc Van den Bossche beschreef: “De lichamelijkheid mag dan wel verdwijnen, in zekere zin blijft iemand voortleven. Iedere stap die je zet is getekend door vorige stappen. Wat je samen hebt meegemaakt, blijft je leven beïnvloeden. Iets van Hilde leeft voort in mij. Van wandelen tot mijn liefde in de natuur, ze blijft aanwezig in hoe ik de wereld inkijk.”
Ik merkte dat het niet fout was om vaak aan hen te denken in verschillende situaties. Ik zie het nog steeds als een verlies waar ik aan vasthoud, maar niet meer op een negatieve manier. Vroeger dronk ik altijd bij mijn grootouders chocomelk met hetzelfde rode lepeltje. Geen idee waarom net dat ene lepeltje belangrijk voor me was, er was er ook maar ééntje in hun hele besteklade. Toen we de spullen aan het verdelen waren was dat een van de eerste dingen waar ik aan dacht. Ik wil dat rode lepeltje. Ik heb het lang gewoon bij mij gehouden en niet meer gebruikt. Het was moeilijk om de dingen die me zo hard aan hen deden denken zo dicht bij mij te hebben en terug te gebruiken op een manier alsof ze er gewoon nog waren. De traditie van elke chocomelk met dat lepeltje te drinken vervaagde want de pijnlijke herinnering nam de bovenhand. De eerste keer dat ik dat lepeltje terug gebruikte voelde het niet meer als een pijnlijke herinnering, maar juist een aangename manier om hen terug dichter bij mij te hebben. Jeroen Olyslaegers beschrijft heel duidelijk het verschil tussen een traditie en een ritueel. Ik begrijp het verschil en mijn rode lepeltje heeft beide betekenissen al gehad. Van traditie naar overgangsritueel en terug naar traditie. Ik kan me de afgelopen maanden thuis geen enkele chocomelk voorstellen waarvoor ik het lepeltje niet heb gebruikt.
In mijn auto hangt een sjaaltje dat Arne vaak droeg tijdens de Chiro of erbuiten. Reclame van Cécémel, we lachten hem er altijd mee uit. Hij reed zelf ook regelmatig mee in mijn auto die hij al lachend de “Einsteinmobiel” noemde naar de nummerplaat EMC en de bekende formule van Albert Einstein. Mijn ‘partycar’ reed tijdens die ritjes wel vaker twee rondjes rond een rondpunt, het was een traditie. Het heeft na de begrafenis een jaar geduurd eer ik dit nog eens uit mezelf heb gedaan. Een ritueel om terug dichterbij hem te komen? Ik weet het niet.
“Mijn vader zei: als je verdrietig bent kan kunst helpen. Omdat je in een schilderij soms meer nog dan in een gezicht, meer nog dan in een paar lieve ogen kunt zien, nee voelen, dat iemand je begrepen heeft.” (Maartje Wortel, 2016)
Ik herpakte mezelf voor de zoveelste keer. Besefte dat ik moest koesteren wat ik wel had en wat er wel nog was. Ik nam nog meer dan ervoor van alles foto’s. Legde alle mooie momenten vast. Wat was ik dankbaar dat ik dat altijd al heb gedaan, dat ik recente foto’s heb van alles. Dat ik de herinnering bijna kan voelen als ik kijk naar foto’s van reizen en van verloren personen. De herinneringen vervagen langzaam in mijn hoofd en ik hou ze klampachtig vast. Elke keer als ik een stukje dreig te verliezen snel ik me er terug achter. Bekijk ik foto’s, herlees wat ik toen destijds allemaal heb opgeschreven. Ik wil niet loslaten, ik wil de herinneringen levend houden.
Ik miste nog een laatste puzzelstukje in mijn rouwproces en dat was een plaats waar ik naartoe kon en waar de assen waren. We hebben hier in België bewust gekozen om onze grootouders niet te begraven. Het leek ons een akelig idee, zo meters onder de grond. Na alle warmte van de afscheidsplechtigheid stond dat lijnrecht tegenover elkaar. De assen waren verdeeld, een deeltje mee naar huis, een deeltje in een ketting, een deeltje om later nog te gaan uitstrooien. Het uitstrooien hebben we met heel de familie lang uitgesteld. Bijna een jaar, om precies te zijn. Uiteindelijk kozen we ervoor om het in Frankrijk te doen, een land waar ze altijd graag hadden gewoond en ze beiden hun hart hadden aan verloren. Destijds waren ze teruggekomen voor ons, nu was het aan ons om hen terug te brengen naar de plaats waar ze altijd zorgeloos gelukkig zijn geweest. Het was een raar weekend, het uitstrooien verliep niet hoe ik het in mijn hoofd had en het leek weer of ik me aan het vervreemden was het moment, het verlies, de emoties. Eens terug in België ging ik naar de plaats waar Arne was overleden, tekende tot ik het gevoel had dat de laatste lijn uit mijn lichaam verdwenen was. Het laatste ritueel waar ik me zo hard aan had vastgehouden was bij deze ook achter de rug. Het was de laatste vorm van afscheid waar ik naar had uitgekeken. Nu kan ik enkel terugkijken. Iets wat ik doe met een vleugje nostalgie en vooral met een gelukkig gevoel dat deze mensen zo’n grote inpakt hebben kunnen hebben op mijn jonge leven. Het besef dat ik hen niet zal vergeten geeft me een geruststelling.
Ik weet dat wanneer de data dichterbij komen ik het lastig zal hebben. Dat elk jaar er momenten zijn waarop ik alles herbeleef. De pijn blijft, de manier waarop ik er mee omga, veranderd. Dat is een goed ding. Ik heb geen moeite meer met buiten komen. Ik ben vastberaden om af te studeren en alle dingen te bereiken die ik had beloofd die ik zou bereiken. Ik weet dat wanneer er grote dingen in mijn leven gebeuren ze er altijd zullen bij zijn, alleen niet fysiek.
De volgende keer dat ik naar Frankrijk ga zal ik zonder twijfel ook een klein ritueel uitvoeren. Het gevoel dat ze daar dichter bij mij zijn dan waar dan ook inspireert me om me kunstzinnig bezig te houden, te schrijven, tekenen of fotograferen. Om mijn emoties uit te drukken. Om hen te eren.
Dankwoord
Een enorm dankjewel aan mijn beide grootouders om me te maken tot de persoon die ik nu ben. Aan mijn ouders, om zelfs wanneer ik mezelf niet meer verstond toch aan te geven dat ze naar me wouden luisteren. Aan mijn vrienden die ondanks dat ik hen zo vaak heb weggeduwd in een moeilijke periode er voor mij zijn blijven zijn. Aan Arne, om me te overtuigen in de Chiro te blijven. Om altijd een positieve noot toe te voegen aan donkere dagen. Aan mijn vriend, die dankzij deze paper mijn verdriet mee heeft moeten herbeleven maar nog steeds onvoorwaardelijk voor mij klaarstaat.
Bibliografie
Grondahl, J. C. (2012). Voordat we afscheid nemen . Amsterdam: J.M. Meulenhoff .
Grossman, D. (2011). Uit de tijd vallen . Amsterdam: Uitgeverij Cossee .
Lelij, O. v. (2017, februari). Omgaan met groot verdriet . Flow , pp. 11-18.
Mediahuis. (2016). De fasen in het rouwproces . Opgeroepen op april 2018, van Inmemoriam : http://www.inmemoriam.be/nl/nuttige-informatie/rouwproces/de-fasen-in-het-rouwproces/
Meert, M.-P. (2010). Als je genezen bent, staan we samen op de Empire State Building . Tielt: Uitgeverij Lannoo.
Olyslaegers, J. (2017). De Zielhouderij. Gent: Uitgeverij Lannoo .
Pijlman, F. (2014, mei). Een ander pad . Flow , p. 21.
Raes, B. (2017). Cafuné . Gent : Uitgeverij Lannoo.
Robben, J. (2016, april ). Kwijt . Flow , p. 121.
Universitair Ziekenhuis Gent . (2018, januari). Verlies verdriet rouw. Opgeroepen op april 2018, van Universitair Ziekenhuis Gent: https://www.uzgent.be/nl/home/Lists/PDFs%20patienteninformatiefolders/Rouwbrochure.pdf
Wortel, M. (2016). Goudvissen en beton. Das Mag Uitgeverij B.V.
0 notes
Text
Nuits et jours
Dag en nacht heb ik al wakker gelegen uit angst. Angst om jullie te vergeten. Angst om de momenten te vergeten. De herinneringen. Het zijn er veel, ik wil ze levend houden.
Reizen om te vluchten. Mezelf tegen te komen. Te verwerken. En opnieuw weg te vluchten.
“Als ik beter ben, gaan we samen naar Lisieux”. We hadden nog plannen. We zouden op een goed momentje samen in de auto stappen en er even tussenuit zijn. Je laatste reisje dat je nog wou maken. Uitgesteld en uitgesteld en er uiteindelijk niet meer van gekomen. Ik heb altijd het gevoel gehad alsof ik dit moest goedmaken. Alsof ik de reis alleen moest maken, dat ik je dat nog verschuldigd was.
Ik heb ze niet alleen gemaakt maar in september moest ik toch even weg van alles, het huis, alle herinneringen, de duizenden gedachten “wat als…”. Samen met het beste gezelschap, dankjewel Amber, reed ik de Franse kust af. Het ene na het andere wondermooie plekje dook op. Het was goed om eens met mijn haar in de wind aan de zee te staan. Om te zwemmen naar de andere kant van de rots en verbaasd te zijn over wat ik te zien zou krijgen.
Hoe dichter we tegen Pont de Normandie kwamen, hoe meer het gevoel opdook dat ik iets over het hoofd aan het zien was. Ik was aan het vluchten van de herinneringen maar langs de andere kant had ik zoveel nood aan confrontatie met al deze gedachten. De dag nadien reden we naar Lisieux. Amber achter ’t stuur, ik mezelf aan’t voorbereiden op de stormloop van emoties die me te wachten stond.
Ik ga niet zeggen dat ik ben ingestort toen ik de Baselique de Sainte Thérèse binnenstapte. De stormloop van emoties overviel me echter wel. Ik heb voor het eerst in lange tijd nog eens tranen kunnen laten. Het deed wel deugd, het luchtte op, het voelde als een beetje kunnen loslaten. Maar toen kwam die angst weer. De angst om het af te sluiten, de angst dat het loslaten ook de herinneringen zou doen vervagen. Onterechte angst, maar daarom niet minder aanwezig.
Kaarsen waren altijd wel ons ding. Een kaarske doen branden voor mijn examens, een kaarske doen branden voor een wedstrijd, een kaarske doen branden, zomaar, omdat het even voelde alsof we’t nodig konden hebben. In de basiliek kon ik dan ook niet anders dan een kaarsje aansteken. Met mijn gezicht nat van de tranen en bibberende handen stak ik de vlam aan. Warmte. Anders kan ik mijn gevoel op dat moment niet omschrijven. Ik wou de brandende kaars daar niet achterlaten, ik wou ze meenemen en aanhouden de hele dag lang, de hele reis lang. Uiteindelijk heb ik ze toch bij de rest gezet.
Een seconde later nam een andere vrouw mijn kaarsje vast om het hare aan te steken. Een ogenblik van woede, hoe durft zij, voor ik weg ben, mijn kaars al weg te nemen, terwijl het me zoveel kracht had gekost om ze daar überhaubt achter te laten. Dat gevoel ebde bijna onmiddellijk weer weg en maakte plaats voor een kleine vreugdegolf. Mit zou ook’t lichtje willen doorgeven hebben. Ze zou het geweldig gevonden hebben dat iemand anders haar vlammetje gebruikte om iets anders meer waarde te geven. Ik stapte weg, de kaarsen achter mij latend, met een oprechte glimlach op mijn gezicht.
Gemengde gevoelens, thuisgekomen wist ik met mezelf weer geen blijf. Ik verstopte me achter heel wat activiteiten, uitstapjes met vrienden. Ik verstopte me achter het schoolwerk waar ik me de eerste week van het academiejaar met volle overgave in had gesmeten. Ik verstopte me achter mijn camera. Ik verstopte me achter mijn glimlach. Zolang je zelf gelooft dat het goed gaat, geloven anderen je ook.
Afscheid nemen van het huis, ik dacht dat ik het wel zou kunnen. Ik nam nog wat zelfportretten. Probeerde ze niet te zien als de reden waarom ik de laatste keer naar het huis zou gaan. Dat waren ze natuurlijk wel. Ik stapte buiten met het gevoel alsof ik er een week later weer zou binnenstappen, dat al het gerief er weer zou staan en alles weer gewoon zou zijn. Niets was minder waar natuurlijk. Ik ging er vrij nuchter mee om, bracht de weken volledig door in Gent en zorgde ervoor dat ik er in de weekends niet moet passeren.
Dat kon natuurlijk niet blijven duren. De laatste weken kwamen de barstjes weer in mijn glimlach. Ik vroeg me af waarom het nu ineens weer allemaal zoveel moeite kostte, waarom ik er niet meer over kon praten, waarom ik al weken niets meer had kunnen opschrijven. Waarom foto’s de enige manier waren om mij uit te drukken. Ik wou alle bedenkingen wel delen, maar ik kon het niet. Ik voelde dat er nog een breekmomentje zat aan te komen, ik wist alleen niet wanneer.
We zijn samen naar Lisieux gereden vandaag. Samen. Met de familie. Ik wist ergens al hoe ik zou reageren, het kon niet erger worden dan twee maand geleden. Ik bleef er nuchter onder nu. De basiliek bezoeken is echter niet het moeilijkste dat er dit weekend op de planning staat. Het effectieve loslaten moet nog komen. Ik heb zoveel nood aan een plekje waar we afscheid kunnen nemen. Hoe dichter het komt, hoe zwaarder het echter op mij weegt. Ben ik er klaar voor? Geen idee. De barstjes in mijn glimlach ga ik voor één keertje echter wel toelaten.
----------------------------
Ingeduffeld. De wanten die je me nog hebt gemaakt. De muts die je me breide. In de auto op weg naar Deauville. Stromende regen op de auto. Muisstil. Clouseau speelt op de achtergrond met “afscheid van een vriend”, toevallig, maar ook veel te toepasselijk. Jullie waren niet enkel grootouders voor mij, ook beste vrienden. Op het strand, de regendruppels wassen de tranen weg. Was dit het dan? Slaapzacht.
0 notes
Text
Samen en toch alleen.
Leg uw armen om me heen
Zelfs met zoveel mooie vrienden blijft een mens alleen
Stuur mij naar bed, ’t is al laat
Wek mij wanneer de zon opgaat
Hoe zat dat weer met regelmaat?
- Eskimo / Hermitage
Een deel van een songtekst die zoveel gevoelens perfect omschrijft. Ik besef meer dan ooit hoeveel mooie, geweldige vrienden ik heb. Maar ik besef ook dat er dingen zijn die ik zelf moet oplossen of op mijn eigen manier een plaats moet geven. Ik kan wel hulp inroepen maar niemand gaat perfect kunnen beantwoorden aan de manier waarop ik dingen zal moeten/wil verwerken.
Ik blijf altijd een beetje alleen.
Alleen thuis zijn werkt op zoveel verschillende manieren enorm bevrijdend. Je moet geen verantwoording afleggen als je de deur achter je toetrekt, je doet alles op je eigen tempo. De huishoudelijke taakjes worden gedaan, maar elk op zijn eigen momentje. Geen verplichtingen, alles op je eigen manier. Een beetje tot rust komen.
Langs de andere kant geeft het me ook zoveel meer tijd om na te denken. Om alleen te zijn met mijn gedachten die me tegemoet rennen aan razendsnel tempo. Gedachten en herinneringen die ik de laatste maanden enorm goed naar de achtergrond had kunnen schuiven, verscholen achter al mijn werk en hobby’s die ik in tussentijd moest weten te volbrengen.
Het toelaten van die herinneringen brengt een groot gemis met zich mee. Het in de auto willen springen en kilometers ver willen rijden om me nog één keer hetzelfde te voelen als een jaar geleden. Nog één keer het gevoel te hebben dat dit jaar niet alles zou veranderen en dat ik weer gewoon naar mit en pit kon rijden om onbezorgd mijn was te gaan doen (en die roze terug te krijgen).
Het gemis naar zomeravonden op de parkconcerten, naar een reis naar Londen, naar chocomelk drinken met datzelfde rode lepeltje, naar onbezorgde cafébezoekjes, het plannen van een nieuw Chirojaar, naar het zoeken van enthousiasme en motivatie (en die vinden), naar nog een laatste keer blijven slapen (al ben ik daar ondertussen toch echt wel te oud voor geworden), naar het gewoon even stoppen bij jullie omdat het kan en ik nog tien minuten tijd heb.
Samen met het alleen zijn besef je des te meer hoe belangrijk het is om mensen rond je te hebben. Die je steunen, die er voor je zijn. Die het gemis willen delen. Die de leegte willen opvullen met nieuwe herinneringen maar de oude niet willen overschrijven. Die je onvoorwaardelijk willen steunen, wat je ook zegt of denkt of waar je ook nood aan hebt op dat moment. Die mee willen vluchten van de plaatsen en de herinneringen of je net willen ondersteunen als je er regelrecht op afstormt.
Het besef dat niets meer hetzelfde gaat worden blijft maar wat rondzweven. Soms net genoeg om het even aan te raken en met beide voeten aan de grond genageld te staan met de tranen in mijn ogen die zich langzaam een weg proberen graven naar buiten. Soms zo ver dat de hoop het even wint, dat alles terug normaal gaat worden, dat ik maar even moet doorbijten, dat binnenkort iedereen en alles weer zijn gewone gangetje gaat.
De vraag “wat als?” blijft de rode draad bij alles. Wat alles ze er nog waren geweest? Wat als ik meer tijd had gehad? Wat als het allemaal niet zo snel zou zijn gegaan? Wat als ik nog één keer alles kon zeggen wat er op mijn hart ligt, wat als al die gemiste woorden en conversaties die al zo lang op me wegen nog snel bij hen terecht konden komen? Wat als…
Maar voor nu stuur ik mezelf naar bed. ’t Is al laat. Ik word gewekt wanneer de zon opgaat.
0 notes
Text
Tijd
Wat is tijd? Een wijzer die verder tikt op een klok. Diezelfde wijzer die blijft stilstaan als de batterijen van diezelfde klok zijn leeggelopen. Een manier om aan te tonen dat je verder moet. Mee met de stroom, mee met de tijd. Stilstaan doe je enkel als je batterijen leeg zijn.
Ik ben mij nooit echt bewust geweest van elke dag, elk uur, elke minuut die voorbij ging. Ik ben mij nooit extreem bewust geweest van de tijd die ik doorbracht met mensen, de uren die ik sleet bij mijn grootouders thuis, de uren die ik spendeerde op de Chiro. Ik ben nooit echt bewust bezig geweest met het feit dat de wijzer altijd aan hetzelfde tempo verder tikt.
Het inzicht dat ik nu heb valt allemaal te vatten onder één quote “we think we have time”. Vijf woorden, vijf woorden met zoveel betekenis en inhoud. Ik heb altijd gedacht dat ik iedereen in mijn directe omgeving nog jaren ging kennen. Ik heb nooit een vijf –of tienjarenplan gehad maar als ik er over nadenk, stippelde ik mijn toekomst wel altijd uit met dezelfde mensen erin.
Mijn mit & pit zouden me nog zien afstuderen. Mijn mit zou mijn toekomstige vriendjes nog keuren en als eerste de rest van de familie op de hoogte brengen dat ik iemand heb leren kennen, inclusief een hele stamboom van die persoon erbij en de ‘kent ge diene niet, dat is familie van den diene die ooit daar heeft gewoond’. Ze zou er de goeien uithalen. Ze zou er bijzijn als ik ooit zou trouwen. In mijn hoofd hadden we nog “voor altijd” en zouden we deze “voor altijd” doorbrengen met alle leuke of belangrijke dingen in mijn leven.
“Alice: How long is forever? White Rabbit: Sometimes, just one second.”
En dan komt het besef dat “forever” niet eeuwig duurt. Dat er geen jaar op kan geplakt worden. Dat tijd zich niet laat benoemen. Ik heb nog steeds heel wat moed nodig om die gedachte toe te laten, laat staan het een plaats te geven. Het besef dat één ding alles kan doen versnellen. Een ziekte. Een ongeval. Het gemis. Een paar maanden, weken of één seconde die alles verandert.
Niet enkel de aanwezige mensen in mijn toekomstbeeld zijn onbewust aangepast. Ook de manier waarop ik zelf naar de toekomst kijk. Hoe de toekomst nog maar één week bevat. Hoe ik mij bewust probeer te zijn van de tijd die ik doorbreng met de mensen waar ik echt om geef. Om die momenten extra in me op te nemen, zodat ik ze nadien in mijn gedachten nog eens kan herbeleven. Ik probeer mezelf ook minder voorbij te lopen in “wat moet” en meer tijd te investeren in hetgeen “wat ik zelf wil”.
Tijd is zo een leeg begrip en heeft toch zoveel waarde. Hoe je een foto kan maken in één klik, één seconde en die enkele seconde een heel verhaal met zich meedraagt. Ik ben blij dat ik alles op beeld vastleg en dat dit is iets waar ik hoogstwaarschijnlijk aan ga blijven vasthouden.
“Feelings don't die easily because we keep feeding them with memories.”
De pijn gaat weg met de tijd. Het gemis blijft. De leegte blijft. Het gevoel hebben dat het moment niet compleet is zonder ‘jou’ erbij. Geen enkele chirozondag is nog hetzelfde, met de leidingsploeg op café gaan heeft altijd een stil momentje, twee rondjes met den Einsteinmobiel rond het rondpunt rijden in Aalst lijkt zo nutteloos als ge niet in mijnen auto zit.
In het huis rondlopen waar ik zowat ben opgegroeid voelt zo vervreemd zonder ‘jullie’ erbij. Foto’s bekijken van vroeger tot nu lijkt alsof er niets is veranderd. Tot ik wil stoppen voor ne chocomelk en nen babbel en besef dat dat niet meer gaat.
“Sometimes you will never know the value of a moment until it becomes a memory.”
0 notes
Text
Het is niet omdat het niet goed gaat dat ik geen leuke dingen mag doen.
We zijn twee maand verder sinds de eerste gebeurtenis die mijn wereld een beetje liet instorten. Net geen drie weken verder sinds diezelfde wereld nog een beetje verder afbrokkelde. Drie dagen en twee weken verder sinds ik besefte dat ik even niet meer wist hoe het verder moest.
Het besef van de afgelopen gebeurtenissen sijpelt per dag een beetje meer door, het ongeloof wordt enkel groter. Het voelt bijna niet menselijk om drie mensen te moeten achterlaten op deze korte tijd. “Iets een plaats kunnen geven” blijkt ineens een enorm moeilijke opgave. Een maand geleden drukte ik mezelf nog uit in een video, nu weet ik niet eens meer hoe ik dingen wil verwoorden of uitbeelden, ik ben mezelf een beetje kwijt geraakt in het verlies.
Bij een verwerkingsproces hoort een bepaald verwachtingspatroon van de mensen om je heen. Een soort manier om uit te drukken dat het oké is om even droevig te zijn maar dat je ook snel weer de draad moet opnemen om verder te gaan met je eigen leven. Mensen vragen eens hoe het met je gaat, ze verwachten niet dat je ‘goed’ antwoordt maar weten ook niet hoe te reageren als je zegt dat het toch niet zo goed gaat dan ze hadden gehoopt.
Dat verwachtingspatroon is gebaseerd op het verlies van één iemand. Je blijft enkele dagen thuis van school of werk, het is oké om in die dagen in je bed te blijven liggen en je tranen ervoor te laten zorgen dat je in slaap valt en de nachten doorkomt. Na die paar dagen moet je jezelf weer bijeen rapen, je mooiste glimlach zoeken en er weer tegenaan gaan. Er wordt nog wel over gepraat, maar in mindere mate en na een aantal gesprekken krijg je het gevoel dat je mensen verveelt met je verhaal. Zelfs al is dit voor die persoon niet het geval, er valt uiteindelijk niet veel nieuws meer te vertellen.
Hoe je je moet gedragen na twee en dan plots drie verliezen, weet niemand, dus ik doe ook maar wat.
Ik heb gelukkig een heel aantal enorm goede vrienden waar ik op kan terugvallen, die me elk vrij momentje van hun tijd schenken voor een babbel of een knuffel, die me een berichtje sturen met inspirerende quotes die voor interpretatie mogelijk zijn en me aan het nadenken zetten, die ervoor zorgen dat ik de positieve en de mooie dingen zie rond mij.
Er zijn ook heel wat mensen die niet weten hoe ze met mij moeten omgaan. En eerlijk, ik weet het zelf ook niet (meer). Ik apprecieer elk berichtje dat ik de afgelopen weken heb gekregen, zelfs al heb ik er de energie niet voor gevonden om er op te antwoorden, waarvoor sorry. Als je mij tegenkomt mag je gerust een babbeltje doen, dingen vragen, mij niet vreemd aankijken als ik glimlach. Het is niet verkeerd om me te amuseren, toch?
Ik heb de afgelopen maanden, weken, dagen enorm veel nagedacht. Nagedacht over het leven, en hoe het plots voorbij kan zijn. Afscheid nemen had voor mij nog nooit zo’n letterlijke betekenis. Afscheid nemen heeft nog nooit zo dicht bij mij gestaan als nu. Of zo ver weg gestaan van mij als nu. Want het willen aanvaarden is één, het kunnen is dan weer een ander paar mouwen.
Ik probeer er het beste van te maken, me niet schuldig te voelen als ik leuke dingen doe, al gaat dit niet altijd even makkelijk. Ik probeer mezelf in te zetten voor school of werk. Ik probeer. Ik probeer de stille momentjes die ik heb om na te denken toe te laten en te accepteren. En ik hoop dat ik er met proberen alleen zal geraken.
En mijn enige oplossing voor alles? Die glimlach weer opzetten. Doen wat ik denk dat er van mij verwacht wordt, verder gaan met mijn leven. Neem het me niet kwalijk als ik dat niet op de juiste manier doe. Want eerlijk? Wat is de juiste manier?
0 notes
Text
Waarom?
Ik speel al sinds augustus met het idee om te beginnen met een blog. Het kwam er alleen niet van. Ik ben niet zo’n prater en de dingen die ik schrijf, hield ik liever voor mezelf. De titel “het verhaal achter mijn glimlach” had ik toen al aangemaakt en paste toen nog perfect bij hoe ik op dat moment was.
Ik lach meestal alles weg. Het is een heel makkelijke manier om mensen geen vragen te laten stellen en zelf minder stil te staan bij wat er omgaat in je hoofd. Dit is mij gelukt tot anderhalve maand geleden, toen kwamen de eerste barstjes in mijn glimlach.
In de zomervakantie vernam ik dat mijn mit kanker had. De eerste gedachte is ‘waarom zij’? Ze is er altijd voor mij geweest. Was degene waar ik na school naartoe ging met al mijn verhalen. Degene waar ik altijd alles tegen vertelde. Natuurlijk had ze ook haar mindere kantjes. Maar het feit dat ze letterlijk altijd klaarstond voor mij was genoeg om haar doodgraag te zien. Mijn tweede gedachte was ‘kanker wordt zo vaak genezen, zij komt er ook wel door’. Er werd gestart met bestralingen en met chemo, dingen die haar in het begin niet zoveel energie kostten en waar ze met volle overgave naartoe ging om beter te worden. “Ik ga nog zeker tien jaar bij under zijn”, zei ze dan ook vaak.
En dan kwam het nieuws dat ze niet meer zou genezen. Alleen gaf ze zelf niet op. Elk beetje energie gebruikte ze om te vechten tegen het monster dat haar energie maar al te graag opslokte. Voor mij een reden te meer om er nu voor haar te proberen zijn. Ik ben hier niet altijd even goed in geslaagd, moest mijzelf soms ook oppakken om naar haar te gaan, want er waren momenten dat ik haar gewoon niet herkende.Ik heb genoten van de laatste maanden. Ik heb er het beste uit proberen halen, ik heb haar verhalen laten vertellen van vroeger, van toen zij klein was. Ik heb haar anekdotes laten vertellen over hoe ik was als kind, hoe zij mij beleefde. Ik ben meegegaan naar de chemo. Ik probeerde er altijd te zijn als ze weer werd opgenomen in het ziekenhuis.
Maar soms is het leven niet eerlijk. Ondanks al haar levenslust en het feit dat ze nog zoveel plannen had verloor ze het gevecht. De laatste maand vroeg ze zelf om te gaan. Ze begon zelf te beseffen dat haar energie bijna op was. De laatste momenten waren enorm moeilijk, maar enorm mooi. En ondanks dat ik wist dat het einde in zicht was, was ik er evengoed niet op voorbereid.Ik wou nog zoveel zeggen, nog zoveel met haar doen. Ik wou haar bij mij als ik afstudeerde, ik wou nog met haar naar Frankrijk, ze zou aanwezig zijn op mijn trouw (als die ooit zou komen). Al die kleine belangrijke momenten zouden nu een beetje leger aanvoelen zonder haar.
Ik heb toen voor mezelf een kleine pauze genomen met alles, de chiro, werk, opdrachten, ik had tijd nodig om alles te plaatsen. Ik probeerde meer tijd door te brengen met mijn pit, met hem herinneringen op te halen, maar hij verwerkte alles op een andere manier waardoor het vaak moeilijk was om met elkaar te communiceren. Ik besefte dat ik te weinig ging, maar ik dacht dat ik nog tijd genoeg had om te gaan als we het beiden een plaatsje hadden gegeven.
En toen ging het leven weer eventjes met mij gaan lopen. Mijn pit belandde op intensieve zorgen. En voor ik dat goed en wel besefte stierf Arne.
Ik weet niet meer waar ik eerst aan moet denken. Van donderdag zit ik een beetje in een aparte wereld. Ik weet niet hoe ik me voel. Alles lijkt zo onwerkelijk, alsof het niet waar is. Ik weet alleen dat ik nooit had verwacht dat mijn leidingsploeg zoveel voor mij zou betekenen. Donderdag samen naar de plaats van het ongeval gaan kijken, er voor elkaar zijn en elkaars verdriet delen was iets wat ik nog nooit op deze manier had ervaren.
Arne was door zoveel mensen doodgraag gezien. Hij kon niets fout doen. Hij was er altijd voor iedereen. Hij deed altijd zijn best. Was altijd over enthousiast. Hij was iemand die regelmatig is checkte hoe het met mij ging, vroeg of hij iets kon doen. Ik ben u zo dankbaar, Arne, voor alles. Maar vooral daje mij hebt overtuigd om bij de Chiro te blijven een paar maand terug, anders had ik al die laatste schoon momenten niet meegemaakt met u.
Vrijdag ben ik voor we op leidingsweekend vertrokken op bezoek geweest bij mijn pit. We hadden een kwartier. En ik ben ingestort, ik stond daar, en zag hem afzien maar kreeg geen enkel woord over mijn lippen, kon het niet opbrengen om zijn hand vast te pakken, hem ne kus te geven. Het enige waar ik aan dacht was Arne, dat Arne er niet meer was. Dat ik niet zoveel tijd meer had met mijn pit, drong helemaal niet door. Of ik wou het alleszins niet toelaten. Ik ben weggelopen toen, met mijn hoofd vol herinneringen aan Arne, ik ben geen kwartier binnen geweest. Ik kon het niet.
Op leidingsweekend was de hoofdgedachte “ge had hier moeten bijzijn Arne”, elk moment denken dat hij gewoon door de deur kan stappen, dat hij zijn carapilske zou pakken, zou uitdrinken en wat zou lachen met ons. Op een bepaalde manier dringt het door dat hij er niet meer is, langs de andere kant lijkt het zo’n absurde en onwerkelijke gedachte. Ik kan mij gewoon niet voorstellen om hem nooit meer het lokaal te zien binnenkomen, om hem nooit meer te zien voetballen als ik toekom op de chiro. Om nooit meer twee rondjes rond het rondpunt in Aalst te rijden met hem in mijnen auto.
Zondag ging de dag aan mij voorbij. We reden naar het lokaal, ik ben naar mijn pit geweest om afscheid te nemen, teruggegaan naar het lokaal, mijn ouders zijn een paar uur later komen vertellen dat mijn pit was overleden en ik wist gewoon niet meer waar eerst aan denken of waar eerst voor te wenen.
Nog steeds niet. Mijn excuses voor alle berichten die ik heb genegeerd die vroegen hoe het met mij ging. Ik kan het gewoon niet verwoorden. Hoe het gaat? Niet goed. Maar welk ander gevoel ik erbij heb, geen idee. Het is teveel om te plaatsen, om te beseffen, teveel om er iets over te kunnen zeggen. Waarom alles bij elkaar? Waarom zij? Waarom zo’n stom accident? Waarom zijt ge der niet meer? Zoveel vragen. En ik kan er geen antwoord op geven. Evenmin als op de vraag hoe het gaat. Ik weet niet weer wat ik voel. Ik leef maar wat.
Mijn glimlach heeft heel wat barstjes bijgekregen de afgelopen dagen, weken, maand. En ik moet nog uitdokteren hoe ik die barstjes moet toelaten.
1 note
·
View note