brievenaanmijnvader
brievenaanmijnvader
Brieven aan mijn vader
4 posts
Ik schrijf u, ook al weet ik dat er geen antwoord komen kan. Van de spelers in dit verhaal blijf alleen ik nog over. Niemand kan het nog aanvullen.
Don't wanna be here? Send us removal request.
brievenaanmijnvader · 8 years ago
Text
Index
31 januari 2014 9 februari 2014 6 april 2017
0 notes
brievenaanmijnvader · 8 years ago
Text
Vilvoorde, 6 april 2017
Ik heb dit verhaal 3 jaar laten liggen. Ik kon er niet mee doorgaan. Er deed zich iets voor dat het al zo pijnlijke verhaal nog pijnlijker maakte. Het heeft te maken met het huis, dat vermaledijde huis van de witte nevel.
Telkens als we in mijn kinderjaren door het deel van de straat kwamen waar u woonde, zei Oma: daar in dat huis woonde je vader. Ik herinner me dat het kort achter een bocht was. Welk huis het juist was wist ik niet meer precies. We kwamen daar meestal per auto voorbij, dus het is niet dat we er even bij stil stonden. Ik heb een vage herinnering aan een smal, hoog huis met een bruine bakstenen gevel, zoals de meeste huizen daar oorspronkelijk hadden. Toen ik aan dit verhaal begon, reed ik er nog eens langs. Maar mijn geheugen liet mij in de steek. Ik twijfelde tussen 2 huizen. Thuis nam ik er mijn geboorte-akte nog eens bij en keek het huisnummer na. Ik zocht het op in Google Street View. Het huisnummer op de akte hoorde bij een huis dat wat verderop lag. Twijfel. Dat mijn geheugen niet meer te vertrouwen was, was ik al wel gewoon. Ik ben veel vergeten, maar ik zie toch duidelijk voor mijn geestesoog Oma, die altijd kort na de bocht naar rechts wees.
In diezelfde periode maakte ik op Facebook kennis met iemand die in zijn jeugd in onze straat bleek gewoond te hebben. Ik zocht zijn vroegere huisnummer op en zag dat het in dat deel van de straat was waar u gewoond moest hebben. Wat een kans, dacht ik. Misschien herinnerden zijn ouders zich wel iets over u. Het zou verfrissende zijn om eens iets over u te horen uit een andere, onafhankelijke bron. Ik schreef het hem en hij vroeg het juiste huisnummer. Dat gaf ik hem.
Toen nam het verhaal een vreemde wending. Het nummer bleek zijn vroegere adres te zijn. De man was erg behulpzaam. Hij vroeg het nog eens na. Maar het nummer klopte en in de periode dat u hier rondliep werd dat huis inderdaad bewoond door de familie van deze man. Uw adres zoals het op mijn geboorteakte staat was fout. Fout genoteerd door een ambtenaar?
Fout opgegeven door u? Bewust of onbewust?
Er brak iets in mij. Ik weet al zo weinig over u en plots bleek ook iets als die akte, waarop ik dacht te kunnen vertrouwen, onbetrouwbaar. Los zand. Wat voor fundamenten kan je daarop bouwen? Is het een wonder dat ik me het grootste deel van mijn leven zo verloren heb gevoeld? Wat had ik als basis? Drijfzand.
Nu ik drie jaar later eindelijk terug naar uw en mijn verhaal durf kijken stel ik me nog meer vragen bij dit voorval. Als uw adres niet klopte, wat is er dan misschien nog meer onjuist? Is uw naam wel echt uw naam? Komt u vanwaar u zei te komen? Wil ik het wel weten?
0 notes
brievenaanmijnvader · 8 years ago
Text
Vilvoorde, 9 februari 2014
De Rif Ik weet dat u uit de Rifstreek afkomstig bent. Dat is een van de weinige dingen die ik uit Haar mond vernam. Dat de mensen van daar koppigaards zijn, zei ze, u was dat en ik ook. Omdat het van Haar kwam, heb ik het als een compliment opgevat. Ja, ik kan koppig zijn, als je het zo noemen wil. Je kan dat ook standvastigheid noemen, of doorzettingsvermogen. Het hangt ervan af hoe je het bekijkt. Dat de relatie tussen woorden en de begrippen waar ze voor staan zeer relatief is, heb ik al zeer vroeg geleerd. Hoe kon het anders in mijn wereld waarin grootouders ouders waren en moeder een zus?
De plaats, Temsaman, die u als uw geboorteplaats opgaf, heb ik opgezocht. Maar het bleek een streek te zijn, geen gemeente. De foto’s die ik ervan zag, bevielen mij. Ze deden me aan Griekenland denken, het enige land aan de Middellandse Zee dat ik bezocht. Ik voelde me daar goed, genoot met volle teugen van het Griekse zonlicht waarvan mijn huid al heel snel zo bruin kleurde dat ik voor een inlandse aanzien werd. Die moet ik van u hebben geërfd, die huid, en ik ben er u dankbaar voor.
U werd geboren op 7 mei 1933. Dat maakt u een tiental jaar jonger dan Haar ouders, die mij in uw en Haar plaats groot brachten. Met Haar verschilde u 11 jaar. Dat kan niet evident geweest zijn. Misschien was het een van de factoren die ertoe bijdroegen dat het tussen u beiden niet lang heeft standgehouden. Al betwijfel ik dat het de belangrijkste was.
U heeft dus als kind Wereldoorlog II meegemaakt, bedenk ik. Ik weet niet welke invloed die oorlog op uw land heeft gehad. In ieder geval niet vergelijkbaar met de rol die hij in het leven van mijn grootouders - en via hen ook in het mijne - gespeeld heeft. Zij leerden elkaar kennen tijdens die jaren en maakten de oorlog van zeer dichtbij mee. Hebben zij u erover verteld? Van de dood en verwoesting die zij gezien hebben, draag ik de overlevering nog steeds met mij mee.
Dat u uit een klein dorp kwam, vertelde Oma mij. Het moet herkenbaar voor haar geweest zijn. Want ook zij kwam uit zo’n klein boerengat, een paar duizend kilometer naar de andere kant van de windroos, in het noorden van Tsjechië. Haar beviel het niet echt, het leven daar op de boerenbuiten. Toen zij Opa leerde kennen, volgde zij hem naar hier, keerde haar geboorteland de rug toe en kwam er nooit terug. Zonder spijt. Wel gingen we om de twee jaar op bezoek bij haar familieleden die, uit Tsjechië verbannen, in de voormalige DDR terecht gekomen waren. Veel van uw landgenoten hier maken nog steeds in de zomervakantie keer op keer de lange reis naar hun vaderland of zijn zelfs al voorgoed teruggekeerd. Had u heimwee naar uw land en uw familie? Hebt u hen ooit nog teruggezien nadat u uw land verlaten had?
Eén verhaal over uw kinderjaren was Oma bijgebleven. Dat u ooit een slang de bek had dichtgenaaid. Het verwonderde me niet dat ze dat onthouden had. Ze had het niet op met slangen, Oma. Beiden planten- en dierenliefhebbers, keken wij vaak samen naar natuurdocumentaires, zij en ik. Alleen als het over slangen ging, dan moest er naar iets anders gekeken worden. Mij boeide het verhaal als kind vooral omdat het een beeld opriep van een land dat heel erg anders was dan het mijne. Een uitheems oord waar slangen heel gewoon zijn, terwijl je ze hier haast enkel in de dierentuin kan zien, achter glas dan nog.
Vilvoorde België was niet het eerste land, waarheen uw tocht u voerde. U vond uw weg naar hier via Corsica en Frankrijk. Wanneer u uit uw land vertrokken bent en waarom, dat weet ik niet. Heeft iemand het u ooit gevraagd? Er werden in onze familie nooit veel vragen gesteld, en zeker geen persoonlijke. Ook wanneer u hier juist toekwam is me onbekend. Op 17 februari 1964 werd het verdrag afgesloten tussen uw land en het mijne dat migratie mogelijk maakte. De enige foto die ik van u heb is gedateerd: 19 juli 1964. Op die foto staat u samen met Haar en Haar ouders. Van mij was nog geen sprake, ik werd pas in november van het jaar daarop geboren. Maar de relatie met Haar was er dus al wel. Ergens tussen februari en juli 1964 moet u dus hier toegekomen zijn. Tot zover de feiten, meer weet ik niet.
Hoe kwam u uitgerekend hier in Vilvoorde terecht? Opnieuw, ik weet het niet, maar iets laat zich misschien wel raden. Hoofdstad Brussel is nog steeds de plaats bij uitstek waar inwijkelingen uit alle windstreken aanspoelen. Vilvoorde is een kleine stad vlak naast die hoofdstad. Ook al was mijn stad toen nog overwegend Vlaams, taal kan geen groot probleem geweest zijn. Wie in de Rand woont, leerde altijd al zichzelf ook verstaanbaar te maken in de tweede landstaal. Ik weet niet of u in uw land Frans geleerd had, maar als dat niet zo was, dan zal u het allicht geleerd hebben tijdens uw verblijf in Frankrijk. Of u in uw paar jaren hier ook wat Nederlands heeft geleerd, is een van de vele dingen die ik niet weet.
Aan werk was hier in Vilvoorde in die jaren geen gebrek. Er waren de grote fabrieken: Renault, Delacre, Ca-va-seul, Levis. Ik heb ze allemaal zien sluiten. Daarnaast waren er nog vele kleinere, die ik niet meer gekend heb. Vaak werden ze aangeduid niet met hun naam maar met het product dat ze vervaardigden: ‘t schuurpapierke, ‘t parapluuke, ‘t sacochke,...  In een van die bedrijven werkte Zij als bediende. Op mijn geboorteakte vermeldde u “polierder” als uw beroep. Ik heb het opgezocht, maar weet nog steeds niet wat het precies inhoudt als job. Ik ken het werkwoord polieren, maar dat roept in mijn hoofd enkel het beeld op van een marmeren beeld dat gepolijst wordt tot het de zachte glans krijgt die zo karakteristiek is voor dat materiaal. Opa zou het me waarschijnlijk hebben kunnen uitleggen. Maar hij is al meer dan 30 jaar geleden overleden en sowieso heb ik hem nooit iets over u horen vertellen.
U woonde hier in dezelfde straat als Zij, een paar 100 meter verder dan het huis waarin ik opgroeide en dat nu mij toebehoort. Uw huis lag meer naar het einde van de straat toe, middenin de bekende wijk Far-West. Het is pas nu dat ik dit schrijf dat ik voor het eerst ben gaan kijken welk huis dat juist was. Dat komt door de witte nevel.
De witte nevel Heel mijn kindertijd lang ben ik bang geweest van het huis, ook in deze straat, wat verder richting stadscentrum, waar Zij in mijn kinderjaren woonde. Omdat ik dacht dat dat het huis was waar u samen met Haar had gewoond. De reden van die angst was een verhaal dat Oma me had verteld. Volgens dat verhaal hing er toen Zij en u er uw eerste nacht doorbrachten in de slaapkamer een witte nevel. Oma heeft die nevel altijd opgevat als een slecht voorteken.
Hebt u die nevel ook gezien? Zover reikt de overlevering helaas niet. Het waarnemen van dingen die niet behoren waargenomen te kunnen worden is een familietrekje aan Oma’s kant. Zij had het, haar vader had het, haar dochter had het, ik heb het, een van de kleinkinderen heeft het ook. Als ik heel mijn kindertijd lang, en zelfs nadien soms nog, bang ben geweest in het donker dan was dat in hoofdzaak omwille van die witte nevel. Als de dood was ik ervoor dat die zich in mijn kamertje ook zou manifesteren. Ik was altijd al een angstig kind, met op de koop toe een zeer levendige verbeeldingskracht. Ook zonder witte nevel zag ik de figuurtjes op mijn behang tot leven komen zodra ik alleen op mijn kamertje was.
Ik heb lang geworsteld met die vreemde eigenschap. Niet zozeer met het aanvaarden ervan. Ik ben een rationele mens en ik geloof zeer sterk in wetenschap. Maar ik geloof ook dat de wetenschap nog niet alles weet wat er te weten valt. Het was vooral de angst die me parten speelde. Het is pas sinds Oma er niet meer is dat ik er vrede mee heb. Ik weet dat zij waar zij nu is, samen met Opa over mij waakt. Witte nevelen kunnen mij niet meer deren. Ik kan het huis waar hij zich voordeed nu zonder vrees aanschouwen. Ik zie hen in mijn dromen zo vaak dat ik mezelf bij het ontwaken eraan moet herinneren dat zij er niet meer zijn.
Ook Zij die ik moeder moest noemen duikt soms in mijn dromen op. Meestal probeert ze mij te helpen bij een probleem dat ik in mijn droom heb en meestal werkt mij dat ferm op de zenuwen. Wat baten mij die posthume pogingen van Haar om iets goed te maken? Het kwaad is geschied, het leed is geleden. Zelfs van u heb ik een keer gedroomd. Ik was samen met Opa en Haar in de winkelstraat hier in de stad. We stopten bij een klein winkeltje en Opa zei tegen Haar dat u daar was en met Haar praten wou. Ik was niet bij het gesprek, maar ving toch de kern van de boodschap op: dat u het Haar vergeven had. Wat dat het was dat u Haar vergaf, wist ik niet. Die droom had ik toen Zij nog leefde. Ik heb me toen afgevraagd of ik het Haar moest vertellen. Als het een boodschap was van u aan Haar, dan spijt het mij dat ik die niet heb doorgegeven. Maar ik kon het niet. U mag Haar dan vergiffenis geschonken hebben, ik niet.
De relatie Ik vermoed dat u elkaar hebt leren kennen doordat u zo dicht bij elkaar woonde. Vandaag de dag ken ik hooguit de buren van enkele tientallen huizen verder naar links en naar rechts, en dan nog maar alleen van zien. Maar het waren toen in 1964 nog andere tijden. Ik heb er nog het einde van meegemaakt. Op zomeravonden werden de stoelen buiten gezet en werd er gepraat. Zalig was het om toen kind te zijn, met een half oor mee luisterend naar de gesprekken van de grote mensen, maar vooral op blote voeten spelend op de nog warme straatstenen.
Op de hoek, halverwege uw huis en het mijne had je de buurtwinkel, waar iedereen zijn boodschappen kwam doen, u ongetwijfeld ook. Iets meer naar hier toe had je een bakker, waarvan ik me alleen nog heel vaag herinner dat je een paar trapjes op moest om er binnen te gaan. Nog wat verder de slager, waar u de hoofdrol speelde in een anecdote die waarschijnlijk de ronde heeft gedaan in heel de wijk, zoniet de hele stad. U kwam er, net als iedereen, uw vlees kopen en u vroeg de slager om zijn mes schoon te maken vooraleer aan uw bestelling te beginnen, opdat uw vlees niet in contact zou komen met varkensvlees. Zoiets hadden ze nog nooit gehoord, in het kleine Vilvoorde. Oma hoorde de slager het verhaal vertellen aan een klant, terwijl zij op haar beurt aan het wachten was. Ze moest stiekem gniffelen omdat ze een lichtbruin vermoeden had wie de Marokkaan was die vraag had durven.
Heeft ze ooit voor u gekookt, Oma? Dat moet wel bijna, eten vormde in onze familie altijd de kern van elk samenzijn, zeker als zij er de hand in had. Dat van dat varkensvlees moet vreemd geweest zijn voor haar met haar Duits-Tsjechische keukenachtergrond. Maar ik neem aan dat u geen moeite zal gehad hebben om haar van uw keuken te laten proeven. Ik heb in haar keuken leren proeven van voedsel uit alle windstreken. Al wat nieuw op de markt kwam, werd uitgeprobeerd. Ook dat was iets dat zij en ik deelden, die avontuurlijke smaakpapillen. Zij het dan dat mijn zin voor avontuur zich al van kindsbeen af beperkte tot de vegetarische zijde van het smakenpalet. Het schapenvlees dat in uw land gegeten wordt heeft mijn tong nooit kunnen bekoren.  
Op 19 juli 1964 was er in ieder geval zeker al sprake van een relatie tussen Haar en u. Dat bewijst de foto. Het is een kermisfoto, de opening van Brussel-Kermis aan de datum te oordelen. Opa schoot raak in het schietkraam en de foto was een feit. De enige die ik van u heb. En zelfs dat beeld is - hoe kan het anders - onvolledig. Amper 1,50m groot slaagt Oma er toch in om uw gezicht tot de neus te verbergen. Alle vier mijn ouders op een kluitje. “To lose one parent may be regarded as a misfortune; to lose both looks like carelessness.” schreef Oscar Wilde in The Importance of Being Earnest” Ik ben erin geslaagd er vier kwijt te geraken, nog voor mijn 40ste.
U staat er allemaal erg ernstig op, op die foto. Niet wat je verwacht op een kermis. Het is dat Opa met dat geweer bezig was, anders zou hij tenminste nog een gek gezicht getrokken hebben. Zo was hij, de eeuwige bekkentrekker en grapjurk. Zelfs helemaal alleen in een fotohokje mislukten foto’s omdat hij er niet in slaagde zich serieus te houden. God hebbe zijn ziel, de zijne, die ik tot aan zijn dood elke zondagochtend samen met hem ere moest gaan brengen in de Grote Kerk, en de uwe.
Hoe reageerden mijn grootouders toen Zij u mee naar huis bracht? Oma is in haar relaas nooit uitgesproken negatief over u geweest. Ze vond u een knappe man. Zij niet alleen, ik herinner me dat de buurvrouwen hier met wie ze bevriend was dat volmondig beaamden. Ik heb nooit de indruk gehad dat zij er een probleem mee had dat u een andere godsdienst aanhing dan de hare. Ik denk dat ze u uw standvastigheid in uw geloof zelfs apprecieerde. Dat u uit een ver land kwam, kan zij u ook niet kwalijk genomen hebben, tenslotte kwam zij zelf ook van elders. Eerder zal het haar met u verbonden hebben, omdat u tenslotte een ervaring deelde: die van het zich vestigen in een ander land. In later jaren was haar mening over uw landgenoten niet erg positief meer, al denk ik dat dat veel te maken heeft met het soort mannen met wie Zij na u relaties aanging.
Een ding heeft ze u wel verweten, Oma. Dat u haar dochter geslagen hebt. Meer dan eens, heb ik begrepen. Ik weet niet wat ik daarvan moet denken. De omstandigheden ken ik niet. Wel ken ik Haar, veel langer dan u Haar hebt gekend. Ik weet maar al te goed hoe Zij iemand het bloed onder de nagels uit kon halen. Ook ik heb Haar geslagen. Twee keer. Een keer toen ik nog een kleuter was. Ze had de gewoonte om mij bij mijn enkels op te tillen en me zo omgekeerd in de lucht te laten bengelen. Veel kinderen vinden dat heerlijk. Ik, het immer angstige kind, niet. En toch deed Ze het, telkens weer. Ik herinner me dat ik op een bepaald moment, eens ik terug met beide voeten op de grond stond, op Haar af ben gevlogen en met mijn kleine vuisten op Haar buik en benen heb getimmerd, het enige wat ik, zo klein als ik was, bereiken kon.
De tweede keer dat ik Haar sloeg, was toen Zij in een van Haar vele vlagen van Spaanse colère Oma bijna omver reed. Ik stond hier in het deurgat, aan de overkant van waar het gebeurde. Ik zag Haar op Oma af rijden, die zich geschrokken tegen haar eigen wagen drukte. Misschien was het niet Haar bedoeling Haar moeder aan te rijden. Maar van waar ik stond, leek het of Zij pas op het laatste moment besliste dat niet te doen. Bij mij sloegen de stoppen door. Ik rende de straat over, rukte het portier van Haar auto open en heb op Haar ingetimmerd tot iemand me van Haar af trok. Ze ging met Haar verhaal naar de politie. Ik werd opgeroepen, vertelde mijn kant van het verhaal. De klacht bleef zonder gevolg. Zij vergat het gebeuren, zoals alles wat niet Haar waarheid was. Toen ik er Haar vele jaren later eens op aansprak, zwoer ze bij hoog en laag dat ik loog en dat het nooit gebeurd was. Zo is het met Haar altijd geweest, Zij kende maar een waarheid: de Hare.
Het kind Uw relatie met Haar moet van meet af aan stormachtig geweest zijn, zo heb ik begrepen. Slaande ruzies, waarna Zij wegliep en bij Haar ouders ging uithuilen. En wat later keerde Ze terug. Waarover gingen die ruzies? Wat maakte dat het toch weer terug goed kwam? Uw kant van het verhaal ken ik niet. Haar kant evenmin, maar wat van Haar kwam, heb ik toch nooit vertrouwd. Hoe het ook zij, ondanks de ruzies kwam er op een bepaald moment een kind. Ik weet niet of dat de bedoeling was. De Hare misschien. Maar niet uit liefde.
Ik werd midden november geboren. U was erbij in het ziekenhuis. Oma vertelde dat de verpleegster zei dat het wel duidelijk was wie de papa was. Ze had gelijk, ik had een lichtbruine huid, uw donkere haar en ogen,  en de bovenste helft van mijn gezicht was een kopie van het uwe. De samengroeiende wenkbrauwen incluis. Ik epileer ze niet. Er is al zo weinig dat aan uw bestaan herinnert. Zij, de vrouw bij wie u mij verwekte, heeft nooit nagelaten mij die gelijkenis met u te verwijten. Een gelijkenis die volgens Haar zowel in uiterlijk als in karakter lag. Gij zijt precies uw vader, dat was blijkbaar zo ongeveer het ergste verwijt dat ze voor mij kon bedenken. Ik denk niet dat ze besefte dat Ze u daarmee in mijn ogen alleen nog meer boven Haarzelf verhief.
Maar ze had uiteraard maar ten dele gelijk. Ik had ook Haar genetisch materiaal. Het stuit me nog steeds tegen de borst, maar als ik naar die foto kijk, zie ik mezelf in Haar. De aanleg voor overgewicht erfde ik wellicht van Haar, hoewel mijn lichaamsbouw op zich eerder van uw kant moet komen. Haar knobbelneus, die ik altijd zo afschuwelijk gevonden heb, heb ik - god, de hemel en alle heiligen waarin niet geloof zij dank - niet. Noch Haar eerder mannelijke bouw met een dikke buik in plaats van mijn brede heupen, grote brede vingers waar de mijne klein en fijn zijn met piepkleine, haast kinderlijke nagels, en Haar ontiegelijk grote schoenmaat 42 tegenover mijn doorsneemaat 39.
Het was een zaterdag toen ik ter wereld kwam. Op maandag ging u mijn geboorte samen met Oma aangeven op het gemeentehuis. De geboorteakte ligt hier voor mij terwijl ik schrijf. Dochter van Ahmed Chaib Mohamed Ualgasi, zo staat er. Zes jaar later las ik die naam op de houten lat die uw graf markeerde. In de zijlijn van de akte de erkenning door Haar, ongeveer een week later, en het huwelijk tussen u beiden begin december dat mijn bestaan wettigde. Dat zijn de feiten. Daartegenover staat al wat ik niet weet. Bijvoorbeeld waarom volgde dat huwelijk pas na mijn geboorte? Was het al gepland maar kwam ik te vroeg? Ik herinner me vaag een verwijt van Haar, dat u zou gewacht hebben tot ik er effectief was.
Misschien is daar een grond van waarheid in. Ik heb me nooit van de indruk kunnen ontdoen dat Zij u, in een poging om u aan zich te binden, misschien moedwillig een kind in de maag gesplitst heeft. Dat u in dat geval misschien inderdaad gewacht hebt tot het kind in kwestie er effectief was en levensvatbaar, ik zou het begrijpen. In ieder geval hebt u toen gedaan wat u wellicht uw plicht vond: u erkende mij als uw kind, en trouwde met Haar. het zou ook het gemak kunnen verklaren waarmee ze mij, toen de opzet niet bleek te lukken, naar Haar ouders doorsluisde.
Depressie Met de schuld over het falen van uw relatie heeft ze in ieder geval mij opgezadeld. Ze is er altijd heel duidelijk in geweest: ik had een jongen moeten zijn, en dan was u wel bij Haar gebleven. Als volwassene durf ik dat zeer sterk te betwijfelen. Maar in mijn kinderjaren lag het, samen met uw overlijden, aan de basis van mijn eerste depressie. Met mijn kinderbrein had ik beredeneerd dat het ook was omdat ik een meisje was, dat Zij mij bij Haar ouders achterliet. Immers, de twee broers die na mij kwamen, hield ze bij zich. Niet dat ik bij Haar beter af zou zijn geweest, maar een kind verlangt er nu eenmaal naar om bij z’n ouders te zijn. Zes jaar na mij werd mijn zusje geboren. Anders dan ik mocht zij wel blijven en dat brak mijn kleine hart. Bovendien vernamen we kort daarop dat u overleden was.
Niet dat iemand behalve ik later als volwassene het ooit als een depressie benoemd heeft, wat ik toen doormaakte. Niet dat het zelfs maar door een van mijn drie overblijvende ouders werd opgemerkt. Het enige wat zij vaststelden, ruim een jaar later, was dat de brief van het medisch schoolonderzoek voor het eerst gewag maakte van overgewicht. Oma weet dit aan het feit dat ik na mijn operatie aan amandelen beter at. Ik weet beter. Na mijn zesde ben ik vele, zeer vele, zeer lange jaren lang, nooit meer gelukkig geweest.
Ik heb slechts een dag van mijn leven bij u en Haar doorgebracht: de dag dat ik samen met Haar het ziekenhuis verliet. Maar, zo is mij verteld, ik werd al meteen ziek. Ik werd terug naar het ziekenhuis gebracht, men stelde vast dat ik allergisch was aan melk en ik bleef er een maand. Daarna kwam ik meteen bij Haar ouders terecht. Het officiële verhaal was: er was alweer ruzie tussen Haar en u, u wou Haar geen geld geven, zodat Zij het huis niet kon verwarmen en dus bracht ze mij naar Haar ouders. Ik heb het nooit geloofd, zelfs als kind niet. Al denk ik dat er misschien wel een spoor van waarheid in zit. Dat er ruzies waren over geld kan ik me voorstellen. Zoals gezegd, ik ken Haar. Ik ken het gat in Haar hand, waardoor geld als water wegstroomde. Zelf heb ik dat niet, maar elke keer dat ook ik eens meer geld uitgeef dan ik zou moeten doen, vraag ik me bang af of ik zoals Zij begin te worden.
Ik kan me heel goed voorstellen dat u tegen die tijd die eigenschap van Haar ook al wel had leren kennen en dat u er inderdaad voor oppaste Haar zomaar geld in handen te geven. Dat u niet zou hebben willen zorgen voor uw eigen vlees en bloed, zelfs al had u misschien liever geen dochter als eerstgeborene gehad, zelfs al was ik u misschien opgedrongen, dat kan ik me niet goed voorstellen. Het strookt niet met wat u later deed. U had plannen om mij naar uw land te ontvoeren en had u daarover bevraagd bij de ambassade van uw land. Geen fraai plan misschien, maar in mijn ogen heeft het toch altijd schril afgestoken tegen de moeder die mij zonder verpinken uit Haar leven schopte en enkel naar mij omzag omdat Haar moeder erop aandrong of als ze een mogelijkheid zag om mij tegen Haar moeder op te zetten.
Oma vertelde ook dat er een café was aan de Brusselse Zuidmarkt, waar u zat, telkens als zij daar met mij naartoe gingen. U keek naar mij, zei ze, en ik geloof haar. Ik geloof dat u daar elke zondag zat om een glimp op te vangen van uw kind. Elke normale ouder, die zijn kind ontnomen is, zou dat doen. Zij niet, maar Zij was dan ook geen normale ouder.
Ik ken Haar. Ik heb vele jaren de tijd gehad om Haar methoden en strategieën te doorgronden en vrezen. Ik heb Haar ontelbare keren Oma en Opa zien kwetsen door hen dat af te pakken waarmee ze het hen het meest kon raken: hun kleinkinderen. Zo ging het altijd: Zij was kwaad op Oma en Opa, dus mochten mijn broers en zusjes niet meer bij ons komen.
Verlaten kind De enige keer dat ze geprobeerd heeft, om mij bij Haar ouders weg te halen, was om diezelfde reden. Ze had - weer eens - ruzie met Haar moeder en het ergste wat ze Haar kon aandoen was mij van Haar afpakken. Niet omwille van mij, omdat ze mij, Haar dochter, miste. Nee, om Oma te kwetsen. Maar die heeft dat niet laten gebeuren. Ze pakte mij op, rende de trap op en vluchtte met mij naar haar slaapkamer, deed de deur achter zich op slot, wachtte tot de furie daarachter afdroop en ondernam vervolgens de nodige stappen om mij voorgoed bij haar te houden. Ik werd op Haar adres geregistreerd. Kindergeld kwam voortaan bij haar en Opa op de rekening. Om dit mogelijk te maken, kreeg ik de status van verlaten kind. Zo las ik het vele jaren later op documenten in verband met dat kindergeld.
Dat ik verlaten was mocht ik nochtans niet zeggen of denken, niet van Oma en al helemaal niet van Haar. Maar zo heb ik me een groot deel van mijn leven gevoeld, ongewenst en verstoten.  Was het dat waarvoor u mij wilde behoeden toen u mij wilde ontvoeren?
Nee, ik geloof het verhaal niet, dat mij is verteld. Ik denk eerder dat Zij mij naar Haar ouders bracht in een poging om u te kwetsen. Ik ken Haar eeuwige strategie veel te goed. Waar kon Zij de vader van Haar kind meer mee raken? Als ik inderdaad op u lijk, zal die chantagepoging beslist niet afgelopen zijn zoals Zij het wenste. Dat werkt niet bij mensen zoals ik en u. Het zou u alleen nog meer van Haar hebben afgekeerd.
Of maak ik mezelf iets wijs? Wil ik in u met alle macht een betere vader zien dan u was? De waarheid helaas zal ik nooit kennen, die is met u verloren gegaan. Heeft, behalve ik, ooit iemand ze zelfs maar willen kennen?
Overleden Hoe lang u na dat huwelijk nog samen bent gebleven, weet ik niet. Niet erg lang in ieder geval, ik heb begrepen dat ik hooguit een half jaar oud was toen u wegging. Uit mijn leven verdween u voorgoed en dat is in mijn ziel altijd een zere plek geweest. Ik heb u nooit meer gezien. Haar ouders zagen u wel zitten in dat café aan de Zuidmarkt, maar mij hebben ze nooit op u attent gemaakt.
Nog maar net zes was ik toen we vernamen dat u was omgekomen bij een auto-ongeval op weg van of naar uw werk. Dat moment staat in mijn geheugen gegrift. Zij kwam bij ons binnen en viel meteen met de deur in huis: “Moet je nu wat weten, hij is dood”. Ik wist meteen wie ze met hij bedoelde. Het volgende moment in mijn geheugen is dat ik met Oma en opa aan uw graf sta. Een rechthoek met losse aarde en aan het hoofd daarvan een houten paal met een dwarslat, en daarop mijn en uw familienaam. Het was het eerste moment dat ik me ervan bewust was dat ik een vader had, toen, toen ik hoorde dat u er niet meer was. Er is die dag iets in mij met u mee gestorven. Het doet nog altijd pijn. Veel meer dan toen Opa stierf en zeker meer dan toen Oma hem volgde. Hen heb ik gekend. Oma heb ik 39 jaar in mijn leven gehad. Opa’s tijd in mijn leven was veel te kort, maar die 17 jaar, dat is nog altijd onnoemelijk veel meer dan uw niets.
0 notes
brievenaanmijnvader · 8 years ago
Text
Vilvoorde, 31 januari 2014
Ik schrijf u, ook al weet ik dat er geen antwoord komen kan. Van de spelers in dit verhaal blijf alleen ik nog over. Niemand kan het nog aanvullen. Niet met wat ik nochtans graag weten zou. Maar vooral niet met meningen en anekdotes uit tweede hand. Het enige echt waardevolle verhaal ontbreekt, het uwe. Dat ging voor mij verloren. Ook kan niemand nog zeggen dat het niet waar is. Vooral niet Zij, die nooit een andere waarheid erkend heeft dan de Hare. Deze woorden bevatten mijn waarheid, die nu ook de enige is die overblijft. Ik heb de pen in handen. Ik streep door, sta stil bij wat ik wil, stel de vragen waarvan ik vind dat ze gesteld moeten worden. En dat is goed. Bovenal, het mag. Er is niemand meer die mij wat dan ook verbieden kan.
Ik weet zeer weinig over u en van het weinige dat ik wist, ben ik, sinds ziekte mijn geheugen verstoorde, veel vergeten. Het is niet van Haar dat ik het meeste hoorde. Haar moeder was een begenadigd verstelster. Wat zij van u wist, heeft ze mij verteld. Veel was het niet en ik weet niet zeker of dat is omdat er niet meer was of dat het alles was wat ze me vertellen wilde. Wij stonden, eens ik haar had leren begrijpen, erg dicht bij elkaar, mijn Oma en ik. Ze heeft me veel dingen verteld, waarvan ik betwijfel of ze ze met veel anderen heeft gedeeld. Maar ik weet ook dat ze me soms dingen niet vertelde, als ze dacht dat het beter voor mij was. Ik herinner me de pijn in haar ogen als ze me, omdat ik er op een andere manier achter kwam, iets moest vertellen dat ze me liever had willen besparen. God hebbe haar ziel, degene waarin zij geloofde en ik niet meer en de uwe.
0 notes