#derde wereld
Explore tagged Tumblr posts
Text
De late inzichten van Boeli van Leeuwen
bron beeld: klasse-oplossingen.nl Boeli van Leeuwen (1922-2007), geboren getogen op Curaçao, schreef over de processen die zijn eiland onderging; de manier waarop de bevolking zich voortdurend aanpastte aan de komst van Spanjaarden en Hollanders. Van Leeuwen was kritisch over de ontwikkelingen in Zuid-Amerika en de Caraïben waarbij corruptie en dicatatuur vaak hand in hand gingen. In het korte…
View On WordPress
#20-ste en 21-ste eeuws#aanpassen#alle mensen#Amnesty International#begrepen#corruptie#Curaçao#Derde Wereld#dictatuur#fragment#geheim#gezien#Heren Negentien#het zien#Hollander#ieder mens#indieros#inzichten#komst#kritisch#ogen#ons kijken#ontwikkelingen#oorsprong#processen#schoonheid#schrijver#slavernij#Spanjaard
0 notes
Text
Gebed om geluk en succes.
View On WordPress
#angst#bidden#definitie bijstellen#derde wereld#gebed#geluk#gelukkig zijn#goodnes of God#His merci never fails#Lion#relatie met God?#song#stax#succes in het leven#succes in werk#vader and Son#veranderingen#westerse maatschappij#zegeningen tellen
1 note
·
View note
Text
Concept + standpunt:
Ons standpunt is dat de wereld een onzichtbaar palimsest is. Net zoals oude gebouwen gebruikssporen tonen van wat er ooit was, willen wij benadrukken hoe het verleden verweven blijft met het heden.
Dit idee hebben wij vertaald in een reeks schilderijen: 3 naast elkaar, waarin een ouder personage steeds meer vervaagt. In het eerste schilderij is het personage nog duidelijk zichtbaar, in het derde schilderij bijna volledig verdwenen. Tegelijkertijd verschijnt aan de andere kant een jong personage, dat steeds meer tot leven komt.
Het benadrukt vooral hoe oud leven plaatsmaakt voor nieuw, maar benadrukt ook dat het verleden niet volledig uitgewist hoeft te worden. Net zoals wij sporen van het oude in gebouwen willen bewaren, laten onze schilderijen zien dat de overgang van oud naar nieuw een gelaagd proces is waarin beide kunnen bestaan.
2 notes
·
View notes
Text
Landschap en de appartementbewoners
In twee dagen tijd maakte ik een wonderlijke tocht eerder langs dan door landschappen. Het eerste is een nieuw verschenen boek dat vier jaar beslaat en waarin dagboekfragmenten, beschouwingen en citaten vermengd zijn met tekeningen en andere beelden. De twee makers, een kunstenaar en een schrijver, proberen vanuit Taoïstisch perspectief landschap te benaderen. Dat landschap is het stroomgebied van de Dommel onder 's-Hertogenbosch. Ze lieten zich leiden door wat in China eeuwenlang werd gezien als de essentie van de landschapsschilderkunst: een landschap in transitie. De schilder legt niet vast, maar ademt als het ware mee met het landschap. Er is vorm en er is leegte, “een leegte die niet leeg was, maar vol van 'wind en licht'...”', lees ik.
Het tweede landschap was een langzame autorit door een dorp, de volgende ochtend. De dienst in de kerk van de Hersteld Hervormde Gemeente Staphorst was afgelopen. De eerste twee vrouwen in klederdracht fietsten krachtig tegen de wind in en kondigden een lange stoet van kerkgangers aan. Veel vrouwen droegen de zwarte klederdracht met blauwe en witte details, hier en daar lichtte goud op onder de hoofdkap, soms sierden gouden krullen hun wangen. Modern geklede vrouwen hadden hun hoeden in plastic tasjes in de hand of aan het stuur. De wind speelde ermee. De lange rij fietsers waaierde soms breed uit over de weg. Dit was hun land. Ik was niet anders dan onder de indruk van het tafereel. Er sprak hoe dan ook een soort innerlijke kracht uit, een strenge lotsverbondenheid tussen de mensen en het land dat zich direct achter de smalle strook boerderijen uitstrekte. Steeds sloegen echtparen links of rechtsaf hun eigen erf op.
Het derde (feitelijke) landschap lag slechts enkele kilometers daarvandaan. Vrienden G en R zijn sinds enkele jaren bezig een stuk grond waarop R's ouders, grootouders en overgrootouders hun leven als boeren leefden om te vormen tot een zogenaamd hedendaags landgoed. Als ruimtelijk vormgever en architect zijn zij in hun werk spelers in de grootstedelijke wereld. Landschap in transitie betekent in hun geval op die oude plek iets anders. Niet als boer maar als bewuste gebruikers van grond in een veranderde wereld leggen zij een voedselbos, een pluktuin en een boomgaard met oude rassen aan en proberen zo de lijn met het verleden weer te herstellen, niet door strikte tradities te volgen maar door nieuwe vragen en uitdagingen en een vast geloof in de betekenis van zo'n herstel.
Na twee maanden het Franse platteland passen G en ik voor even op huis en tuin van F in Friesland. De witte rambler-roos stroomt vanaf zo'n acht meter hoge conifeer als een waterval naar beneden. De variant heet 'Wedding Day'. Dat is ver weg van een Taoïstische benadering van het landschap, een in Bijbelse zekerheden geborgen omgang ermee of van een hedendaags herstel van oude landschappelijke waarden. Die 'Wedding Day'-roos lacht zo'n beetje verleidelijk naar de arme, dankbare appartementbewoners die G en ik zijn.
* 'Zwerfdagboek' | Han Leefering & Puck Willaerts | vormgeving: Angelique Kleijne | uitgeverij Nachtwind | juni 2024
2 notes
·
View notes
Text
HUT IN HET BOS ALS WIJKPLAATS IN DE NATUUR
Een wondere wereld is het, die ik binnenga in Museum Galerie Heerenveen, op dit moment. Een mysterieus bos betreed ik, een magisch woud. Maar is het wel een boomgaard dat ik zie, een veld met oprijzend gewas. Ik kijk in de donkerte van de duisternis, de nachtelijke uren waarin de betovering van het onzichtbare op een hoogtepunt is. Want er is niets te zien achter de stakerige boomstammen, zo zolang het niet wordt aangelicht. Zo zolang er geen lichtpunt is die de omgeving waarneembaar maakt. Rob Regeer ontsteekt daarom een licht op dat schijnt vanuit een verborgen bron in zijn donkere werken. Is dit het heldere licht van een volle maan of de jager met zaklamp op zoek naar een prooi, jongelui die gedropt zijn en verbeten een uitweg zoeken. Het geeft althans een onwerkelijke sfeer, zet een surrealistische werkelijkheid.
In dat decor spelen oranje stippen een bijrol waar een eenzaam huis de dubieuze hoofdrol krijgt toegeschreven. Die oplichtende punten lijken vuurvliegjes, die het licht van de dag aten om het uit te spuwen in de nacht. Het daglicht klinkt zo door in de nachtelijke duisternis. Yin en yang. Maar het blijken geen puntjes te zijn, maar putjes in de compositie. Wie het werk tot op armlengte nadert ontdekt dat de schildering eigenlijk een reliëf is. De materie ligt dik op het doek. De stammen verheffen zich waarin de putjes verf zich verlagen. De vuurvliegjes blijken kleine klankschalen. Het licht echoot zo geluidloos door het bomenbos.
Die hoogdruk in de verflaag geeft de sfeer een werkelijk voelbare diepte. Het is geen geschilderd perspectief, maar een opgelegde tastbare derde dimensie. Regeer laat overigens geen vergezicht zien, de omgeving is plat tweedimensionaal weergegeven. Er is geen doorkijk naar een einder. Maar door te werken in beeldverhoging en met zichtverlaging wordt een natuurlijke ruimte gecreëerd. Een vierde dimensie is gemaakt door kleurspeling en lichtverhouding. In deze ruimte komt alles samen, voert het gevoel de boventoon. Is de werkelijkheid abstract, versimpeld de realiteit. In de derde worden vragen gesteld die in de vierde dimensie lijken beantwoord.
Regeer maakt niet zomaar ondefinieerbare platen van de realiteit. De kunstenaar wil mijn verbeelding prikkelen door ongerijmde voorstellingen te maken. Mij op een verkeerd been zetten zodat ik ga nadenken over wat ik zie. Mij ga bezinnen op de actualiteit. Maar eerlijk gezegd zie ik het wereldnieuws en de huidige problemen in het ecosysteem niet terug in zijn betrekkelijke schoonheid. De hut in het bos schept vooral een unheimisch gevoel, maar misschien is dat juist ook wel het moment van bezinnen. Nadenken over hoe leeg en onwerkelijk de werkelijkheid straks zal zijn, wanneer wij niets doen aan de afbraak van de natuur door ons toedoen. Want het bos van Regeer is ontbladerd, zelfs kijk ik wel dwars door stammen heen. De afbraak heeft hij in zijn schilderijen ingezet. En daarin huist de mens in een gezellig aangelichte sfeer in een huisje midden in het bos. Als een Bijbelse Noach, van God verlaten maar toch zo dicht bij het antwoord op de vraag.
Regeer verheerlijkt deze verlatenheid door de intieme toevlucht, het huiselijke asiel, meermalen in 24-delig tableau te plaatsen. Voortdurend hetzelfde huis van onder gezien, in een gewijzigde kleurstelling en een helder tot duister licht. De aldoor veranderende weersomstandigheid ter plaatse. Een eenvoudige opzet die zich telkens herhaalt, een weerklinkende sfeer. Diezelfde optrek komt terug in andere hoedanigheid met een meer uitgewerkte omgeving. Maar aldoor blijft het vreemde en vage gevoel. Het is wel een wijkplaats, maar je weet niet wat je kunt verwachten van de inhoud. Wat daarbinnen achter dat verlichte venster zich afspeelt blijft de vraag. Zo stelt Regeer in zijn werk vragen die onbeantwoord blijven. De oplossing moet ik zelf aangeven. Zo zoals dat meestal werkt in en door een kunstwerk. De beschouwer geeft bescheid.
Een apart onderdeel in deze opstelling bij Museum Galerie Heerenveen is het plateau met ruimtelijke bouwwerken in MDF. Op klein formaat zijn deze huizen modellen van hutten en kappellen. Onderkomens belangrijk in de omgeving van Kellerjoch in Oostenrijk. Voor Regeer ter inspiratie een geliefde plek. In de bergen en door de bossen. Om de sfeer raak te treffen was het voor hem niet genoeg enkel de omgeving weer te geven op het geschilderde vlak, maar wilde hij ook de ruimte in. Daarvan is het dorp de weerslag. Zijn dorp, het Regeer. Aldus wordt de bezoeker van deze kunstruimte de wereld van Rob Regeer in getrokken. Ervaart de schoonheid die niet schijnt te kloppen. De verbeelding krijgt er de ruimte zich te uiten. Het werk ontroerd op een onbestemde manier. Het past esthetisch juist, maar achter die luister klinkt een duister geluid. Het gebeelde mysterie is onheilspellend.
Expositie “Into the Woods”. Schilderijen en ruimtelijk werk van Rob Regeer bij Museum Galerie Heerenveen (MUGA), Minckelersstraat 11 in Heerenveen. 24 maart tot en met 5 mei 2024.
#Museum Galerie Heerenveen#MUGA#Museum Heerenveen#Rob Regeer#into the woods#schilderijen#tentoonstelling#beschouwing
2 notes
·
View notes
Text
Weinig erkenning eindexamenleerlingen
Op 27 februari 2020 werd de eerste coronabesmetting in Nederland geregistreerd. Het Journaal zond destijds beelden uit van een hermetisch afgesloten woning, ergens in Brabant. Achteraf bleek dat er eind januari al tientallen mensen aan corona gerelateerde klachten hadden ontwikkeld. Zij testten later in februari dan ook alsnog positief. Iets meer dan drie jaar later, op 10 maart 2023 om precies te zijn, werd via de Rijksoverheid bekendgemaakt dat het kabinet, op advies van het OMT, had besloten dat alle coronarestricties konden komen te vervallen. Momenteel zijn we met z’n allen blijkbaar in een zogeheten endemische fase aangekomen, waarin het virus nog wel rondgaat, maar waarbij de meeste mensen de ziekte hebben doorgemaakt of zijn gevaccineerd. Covid-19 lijkt vanaf nu niet meer tot grote maatschappelijke en economische problemen te leiden, al wordt er wel nog een beroep gedaan op ieders gezond verstand om eventuele besmettingen te voorkomen. Deze regels zijn inmiddels alom bekend, maar worden nog maar weinig nageleefd.
De pandemie heeft bij veel mensen diepe sporen achtergelaten. Op lichamelijk en mentaal gebied. De gevolgen ervan zijn dan ook nog niet voorbij en vergeten. Maar daar lijkt onderwijsminister Dennis Wiersma geen boodschap aan te hebben. Hij schreef in november van vorig jaar al aan de Tweede Kamer dat na drie jaar van diverse aanpassingen de examenperiode dit schooljaar weer zo goed als hetzelfde zal zijn als voor corona. Waar in 2020, net na de uitbraak van de pandemie en ten tijde van de eerste lockdown, de eindexamens in het voortgezet onderwijs zelfs helemaal niet doorgingen en in de daaropvolgende jaren een aantal welkome versoepelingen werden gehanteerd, zal dit schooljaar alleen het tweede tijdvak verlengd worden van vier naar tien dagen. Dit betekent concreet dat er onder andere geen zogeheten ‘duimregeling’ meer gehanteerd zal worden, waarbij de leerling een ‘duim’ mocht leggen op een onvoldoende om zo alsnog te kunnen slagen. En ook zal er dit jaar, naast het eerste en tweede tijdvak, geen derde tijdvak meer plaatsvinden, waarin herexamens afgenomen kunnen worden.
Wat we ons moeten realiseren is dat de lichting die nu de eindexamens zal gaan maken, maar liefst drie jaar te maken heeft gehad met onderbroken leerjaren, voorzien van enkele lockdowns, minimaal zes volledige maanden online lessen volgen en weinig échte sociale interactie. Daarnaast speelden zaken als ziekte, onzekerheid en angst over het virus en wat de toekomst zou gaan brengen mee ten tijde van een groot gedeelte van hun ontwikkeling. Bedenk daarbij dat een leerling die nu vijftien jaar is, maar liefst een vijfde van zijn of haar leven te maken heeft gehad met de coronaperikelen en iemand van achttien jaar een zesde deel. Dit zijn feiten die niet moeten worden onderschat.
‘Soms, als ik aan die periode terugdenk, roept dat emoties op van angst en verdriet’, vertelde de nu twintigjarige Sanne Daniëlle onlangs in dagblad Trouw. Ze geeft aan dat met name de tweede lockdown haar op een mentaal dieptepunt bracht, waarin ze naar eigen zeggen ‘meer tranen liet dan dat ze heeft gelachen’. Ze is niet de enige. In een onderzoek van het RIVM gaf 45% van de jongeren aan zich vaak eenzaam te voelen en had bijna 35% last van depressieve gevoelens. Dat zijn cijfers die de hoogspanning rondom het voorbereiden en het maken van de examens niet op een positieve manier zullen beïnvloeden. Iets meer coulance, bijvoorbeeld in het aanbieden van een extra herkansing, was dan ook op z’n plaats geweest om ook de examenlichting van dít jaar enigszins tegemoet te komen. Het zou een stukje erkenning geven aan een bijzonder lastige periode, waarin het leven zo goed als stilstond maar de wereld wel gewoon doordraaide.
5 notes
·
View notes
Text
Een voorbeeld voor evangelisatie ...en hoe Hij het land doorgegaan is, terwijl Hij goeddeed. Handelingen 10:38 De roeping van onze Deere op aarde was een roeping voor Zijn eigen huis. Hijzelf zei tegen Zijn discipelen: ‘Ik ben alleen maar gezonden naar de verloren schapen van het huis van Israël’ (Matth. 15:24). Hij ging helemaal tot aan de grenzen van het Heilige Land, maar daar stopte Hij. En of Hij nu noord-, zuid-, oost- of westwaarts reisde, in steden en in dorpen, overal waar Hij kwam, preekte Hij tot Zijn eigen landgenoten. Later kwam uit dit werk in eigen land de buitenlandse zending, zoals dat kan worden genoemd, voort, toen degenen die verstrooid werden in het buitenland overal heen gingen om het Evangelie te prediken. Zo werd de zegen voor Israël een zegen voor alle volken. Het was altijd al de bedoeling van de Heere dat het Evangelie aan elk schepsel onder de hemel werd gepreekt, maar voor zover het Zijn eigen werk betrof, begon Hij dichtbij huis. En daarin zien we Zijn wijsheid, want het heeft weinig nut om in het buitenland van alles te proberen als er thuis geen stevige basis is in een echt geheiligde gemeente. Zo hebben we een steunpunt voor onze hefboom. We willen Engeland tot Christus bekeerd zien. Dan zal het de grote heldin worden van het Evangelie van Christus in andere landen. Zoals het er nu voorstaat, zijn onze soldaten en matrozen te vaak getuigen tegen het Evangelie, en onze reizigers, in welke vorm dan ook, geven in andere landen te vaak een heel ongunstige indruk van het kruis van Christus. We willen dat dit land door en door verzadigd is met de Geest van Jezus Christus. Alle duisternis moet verdreven worden en het echte licht moet schijnen. Dan zullen zendingsoperaties een wonderlijke impuls krijgen. God zal Zijn waarheid bekendmaken in alle landen als Hij Zijn aangezicht eerst heeft doen lichten voor Zijn uitverkorenen. We zullen nu in twee punten spreken over evangelisatie. In de eerste plaats hebben we hier een voorbeeld voor evangelisatie en in de tweede plaats een voorbeeld voor de evangelist. Als we over deze twee dingen hebben gesproken, zullen we een derde punt benadrukken, namelijk de plicht om het werk van de grote Meester na te volgen. 1. Voor ons hebben we dus een voorbeeld voor evangelisatie. We zien in de tekst de grote evangelisatie geschetst die de Heere Jezus Christus bedreef, Die het land doorging, terwijl Hij goeddeed. Ik weet zeker dat we er veel van leren als we de manier overdenken waarop Hij die onderneming ter hand nam. Aan het begin van Zijn werk koos Hij als Zijn belangrijkste instrument de prediking van het Evangelie. De Heere had Hem gezalfd om het Evangelie te prediken. Hij deed duizenden genadige daden, Hij diende op vele manieren ten gunste van Zijn medemensen en voor de eer van God. Maar op aarde was Zijn troon, als ik het zo mag zeggen, de preekstoel. Toen Hij het Evangelie van het Koninkrijk begon te verkondigen, werd Zijn echte heerlijkheid gezien: ‘Nooit heeft een mens zo gesproken als deze Mens’ (Joh. 7:46). Broeders, Hij wil dat Zijn volgelingen op dezelfde bezigheid steunen. De verspreiding van godsdienstige boeken en de instelling van scholen en andere godvruchtige ondernemingen mogen niet worden nagelaten, maar eerst en vooral behaagt het God door de dwaasheid van de prediking zalig te maken wie gelooft. De hoofdplicht van de christelijke kerk wordt zo neergezet: ‘Ga heen in heel de wereld, predik het Evangelie aan alle schepselen’ (Mark. 16:15). Ongeacht wat kan worden gezegd over de vooruitgang en dat de preekstoel niet past bij deze tijd, zouden we heel dwaas zijn als we ons inbeelden dat we een beter middel hebben gevonden dan het middel dat Jezus uitkoos en dat Zijn Vader zo bijzonder zegende. Laten we achter onze prediking staan als soldaten achter hun geweer. De preekstoel is het Thermopylae [1]van het christendom waar onze vijanden een geduchte slag te verduren zullen krijgen. Het is het slagveld van Waterloo [2], waar zij zullen worden verslagen.
Laten we preken, altijd weer preken. Laten we een geluid blijven voortbrengen, al was het maar van een ramshoorn, want beetje bij beetje zullen de muren van Jericho ter aarde storten. Preek, preek, preek! Het leven van de Meester vertelt ons duidelijk dat we het Evangelie van het Koninkrijk voortdurend moeten uitroepen als we zielen willen redden en God willen verheerlijken. [1] Een veldslag in 480 v. Chr. waarbij een verbond van Griekse stadsstaten streed tegen de Perzen. [2] Hier werd Napoleon in 1815 definitief verslagen Samen opgaand met Zijn eigen prediking zien we dat de Meester een seminarie vormt om predikers op te leiden. Wie ooit gedacht heeft dat gedegen instituten voor scholing onschriftuurlijk zijn, zal niet kunnen begrijpen waarom onze Heere een aantal leerlingen nam die Hij onder Zijn hoede hield en die later onderwijzers werden. Nadat Hij Petrus en Johannes riep en een paar anderen, liet Hij hen eerst als het ware toe op Zijn avondschool. Toen hadden ze hun gewone beroep nog en kwamen ze bij Hem voor instructie op de tijd die hun schikte. Maar na een tijdje lieten ze hun werk varen en bleven ze voortdurend bij hun grote Leraar. Ze leerden hoe ze moesten preken door te letten op Zijn preken. Hij leerde hun zelfs bidden, evenals Johannes zijn discipelen had geleerd. Ons wordt verteld dat Hij veel moeilijke onderwerpen die Hij verborgen hield voor de mensen aan de discipelen openbaarde. Hij nam hen apart. Zij mochten de verborgenheden van het Koninkrijk weten, terwijl Hij de andere mensen de waarheid slechts vertelde in de vorm van gelijkenissen. Dit is te vaak vergeten in de kerk en moet in herinnering worden gebracht. Onder de Waadlanders en de waldenzen was elke predikant altijd ijverig op zoek naar anderen die predikant konden worden. Daarom had ieder van hen de zorg voor een jongere broeder. In de verslagen van de herders van de kerk in Waadland lezen we dat de eerwaarde mannen op hun reizen, terwijl ze klif na klif passeerden, gewoonlijk vergezeld werden door een sterke, jonge bergbewoner, die in ruil voor de hulp die hij de eerwaarde vader bood, onderwijs kreeg in de leer van het Evangelie, in kerkrecht en in andere dingen die bij het ambt horen. Op deze manier was het Israël van de Alpen in staat om te volharden in zijn getuigenis en raakte het ambt van prediker van het Evangelie nooit in onbruik. Toen in de dagen van de gezegende Reformatie Calvijn en Luther invloed in Europa kregen, was dat niet alleen door hun eigen prediking, hoe machtig ook. Het was ook niet door hun geschriften, hoewel die overal verspreid werden als bladeren in de herfst. Het kwam door de ontelbare jongemannen die rond Wittenberg zwermden en die in Genève samenkwamen om te luisteren naar het onderwijs van de grote hervormers en die vervolgens naar andere landen gingen om daar te vertellen wat zij hadden geleerd. Onze Meester confronteert ons met het feit dat er geen geschikter instrument is voor de verspreiding van het Evangelie dan een man die door God wordt opgewekt om het Evangelie te prediken en die anderen aantrekt die zijn geest inademen, die gebaat zijn bij zijn voorbeeld, die zijn leer overnemen en uitgaan om diezelfde boodschap te prediken. Het zou terecht zijn om hierbij op te merken dat de Meester bij Zijn prediking en Zijn seminarie het onwaardeerbare middel van Bijbel klassen voegde. Ik geloof echt dat de hele opzet van een ijverige christelijke kerk in embryoformaat kan worden gevonden in de daden van Christus. En als Zijn gezegende leven van heilige werkzaamheid grondiger zou worden bestudeerd, zou er spoedig aan nieuwe organisaties om de wereld te verlichten en de kerk op te bouwen worden gedacht. En bijzondere vrucht zou volgen. Van tijd tot tijd sprak onze Heere een-op-een met Zijn discipelen, soms in tweetallen, en op andere momenten sprak Hij de apostelen allen tegelijk aan ‘en legde hun uit wat in al de Schriften over Hem geschreven was’ (Luk. 24:27). Het is duidelijk
dat de apostelen vertrouwd waren met de Schriften en ik ga er niet van uit dat de hele bevolking van Palestina zo goed onderwezen was. Ze moeten dus van Jezus hebben geleerd. Petrus’ eerste preek laat zijn bekendheid met het Oude Testament zien. En de rede van Stefanus bewijst een opmerkelijke vertrouwdheid met de Bijbelse geschiedenis. Ik denk dat dat geen algemene kennis was, maar het gevolg van een voortdurende omgang met een Meester Die voortdurend verwees naar het geïnspireerde Boek. De wijze waarop Hij het heilige Boek las, interpreteerde, citeerde, illustreerde, alles werkte eraan mee dat Zijn discipelen mannen werden die goed onderwezen waren in de wet en de profeten. En ondertussen werd de meest diepe betekenis van het Woord hun duidelijk in de persoon van hun Heere Zelf. Als evangelisatie wil gedijen, moeten de dienaars zorgvuldig opletten dat ze ijverig zijn in het onderwijzen van de bekeerlingen in de kennis van het geschreven Woord. De Bijbel moet met aandacht gelezen en de betekenis duidelijk uiteengezet worden. Het geheugen moet vertrouwd raken met de woorden en het hart met de geest ervan. We moeten uitzien naar mannen en vrouwen vol genade die in deze zo nodige bediening willen werken. Predikanten kunnen het zich niet permitteren om het voortdurende Bijbelse onderwijs aan het volk te negeren. Als zij dit veronachtzamen, moeten zij niet vreemd opkijken als wolven de kerk binnenkomen en de kudde opvreten. Opdat onze jongemannen en vrouwen niet door elke wind van leer worden meegesleurd, maar standvastig en onbeweeglijk zouden zijn, is het onze opgebonden plicht om hun te onderwijzen in het goddelijke Woord met werkzame en voortdurende zorg. Let er ook op dat het evangelisatiewerk van onze Heere niet aan de kinderen voorbijging. Ons edele systeem van zondagsschoolwerk wordt niet alleen gerechtvaardigd, maar zelfs bekrachtigd door het voorbeeld en het voorschrift van onze Heere toen Hij zei: ‘Laat de kinderen begaan en verhinder hen niet bij Mij te komen, want voor zodanigen is het Koninkrijk der hemelen' (Matth. 19:14). En ook tot Petrus zei Hij: ‘Weid Mijn lammeren’ (Joh. 21:15). De opdrachten die ons gebieden te zorgen voor onze volwassen bekeerlingen die onder de naam ‘schapen’ vallen, zijn niet geldiger dan het gebod om te zien naar de jonge en kwetsbare kinderen, die worden aangeduid met de term ‘lammeren’. Als u begint aan evangelisatiewerk moet u daarom zorgvuldig letten op de kinderen. Mozes wilde zelfs de kleintjes niet in Egypte achterlaten. Ook de jeugdige Israëlieten aten van het paaslam. Ons werk faalt verschrikkelijk als we ons niet bezighouden met de jongens en meisjes. Ik ben bang dat veel van onze openbare prediking in dit opzicht bestraffenswaardig is. Ik voel zelf dat ik niet zo veel in mijn gewone preken tot de kinderen van mijn gemeente zeg als ik zou moeten doen. Hier en daar voeg ik verhalen en gelijkenissen in, maar als ik ooit mijn eigen ideaal van preken bereik, zou ik veel vaker doelgericht handenvol over de jongeren uitstrooien. Preken moeten zijn als een mozaïek. Er moeten overvloedig schitterende stukken in zitten die de kinderlijke blik zullen vangen. Onze uiteenzettingen moeten ‘wijn en melk’ zijn, zoals Jesaja zegt (Jes. 55:1), wijn voor de mannen en melk voor de kleintjes. Vanaf onze preekstoelen moeten we een kindervriend zijn, want dan zullen ze als vrienden van ons en van onze Meester opgroeien. Ons model voor evangelisatie ontleent zijn kracht aan de ontwikkeling van jeugdige godsvrucht en maakt dit onderdeel van haar inspanning aan niets ondergeschikt. Nu gaan we een stap verder. De laatste jaren wordt door ijverige evangelisten in de meer armoedige delen van Londen het plan van gratis theedrinken, gratis ontbijten of gratis dineren vaak gebruikt, waarbij de armste mensen samengebracht worden en worden gevoed. Daarna worden ze liefderijk aangespoord om redding te zoeken. Het is opmerkelijk dat deze methode zo lang niet is gebruikt, want met een kleine wijziging is het een plan dat we aan onze Heere ontlenen.
Bij ten minste twee gelegenheden verzorgde Hij een gratis maaltijd voor duizenden hongerigen. Hij liet niet na om te zorgen voor voedsel voor het lichaam van degenen wiens zielen Hij gezegend had met woorden van leven. Bij deze twee gelegenheden gaf de ruimhartige Meester van het feest Zijn menigte bezoekers een voedzame maaltijd van brood en vis. Vaak heb ik me afgevraagd waarom deze twee levensmiddelen voor beide gelegenheden werden gekozen. Misschien was het omdat zowel land als zee daarmee werd uitgeroepen tot de provisiekast van de Voorzienigheid. Hij gaf niet slechts brood. Hij was niet krenterig. Hij stilde niet slechts hun honger, maar Hij voorzag hen van iets lekkers bij het brood en daarom gaf Hij hun brood en vis. De Heere verstrekte bij Zijn tafel in de wildernis een lekkere, voldoende, gezonde en verzadigende verfrissing. Ook al volgden velen Hem ongetwijfeld omdat zij hadden gegeten van die broden en vissen, toch twijfel ik er niet aan dat sommigen eerst aangetrokken werden door het aardse voedsel en daarna bleven om van het hemelse brood te eten en de kostbare waarheden te omhelzen die hun eerst dwaasheid leken. Ja mijn vrienden, als we ons hongerende volk willen bereiken, als we de meest vervallen mensen en de armste van de armen willen bereiken, moeten we dit soort middelen gebruiken, want dat deed Jezus. Evangelisatie zal ook heel krachtig worden als we Jezus navolgen in het combineren van medische zorg met godsdienstig onderwijs. Onze Heere was een medische Zendeling. Hij preekte niet slechts het Evangelie, maar Hij opende de ogen van de blinden, Hij genas degenen die aan koortsen leden. Hij deed de lammen springen als een hert en liet de tong van de stommen zingen. U kunt zeggen dat dat allemaal wonderen waren. Dat geef ik toe, maar het gaat nu niet om de manier waarop de kwaal genezen werd. Ik spreek over de genezing zelf. Het is zeker waar dat wij geen wonderen kunnen doen, maar we kunnen op het gebied van genezing doen wat binnen ons menselijk bereik ligt. Zo kunnen we onze Heere volgen. Niet met gelijke tred, maar op dezelfde route. Ik verheug me erin dat er in Edinburgh en Glasgow en ook in Londen een instelling is voor medische zending. Ik geloof dat op bepaalde plekken van Londen wellicht niets zo heilzaam is voor het volk als dat de consistorie omgevormd wordt tot apotheek en de godvruchtige chirurg een diaken, zo niet een evangelist van de kerk wordt. Op een dag zal het mogelijk geacht worden dat we diaconessen hebben die door zelf verloochenende zorg voor zieke armen het Evangelie in het meest schamele hutje brengen. In ieder geval moet er worden samengewerkt met de stadszending en de Bijbelvrouwen en met evangelisatie waar dan ook, zo veel als mogelijk. De ijverige hulp van geliefde artsen en mannen uit de gezondheidszorg die zoeken goed te doen aan ogen, oren, benen en voeten van mensen moet samengaan met die van anderen van ons die kijken naar hun geestelijke gebreken. Vaak kan een jongeman die uitgaat als dienaar van Christus veel meer goed doen als hij iets weet van anatomie en medicijnen. Hij zou een dubbele zegen kunnen zijn voor een achtergebleven buurtschap of voor een armoedige wijk. Ik bid om een krachtigere verbinding tussen de chirurg en de Zaligmaker. Ik wil de hulp inroepen van echt gelovige leden van de universiteit. Mochten er velen zijn als Lukas, die zowel arts als evangelist was. Misschien lopen er christelijke jongemannen in de ziekenhuizen die God vrezen en in deze aanwijzingen een vingerwijzing zien voor hun carrière. Hier wil ik aan toevoegen dat onze Heere Jezus Christus Zijn evangelisatiewerk samen liet gaan met het uitdelen van aalmoezen. Hij was heel arm. Vossen hadden holen en vogels nesten, maar Hij, de Zoon des mensen, had niets om Zijn hoofd op te leggen. Hij kon weinig sparen van de giften van de gelovigen die in Zijn behoeften voorzagen. Deze gaven werden in een zak gedaan die aan Judas werd toevertrouwd en tussen de regels door vernemen
we dat de Meester gewoon was om uit deze dunne portemonnee te delen aan de armen om Hem heen. Broeders, het valt te vrezen dat sommige kerken achterblijven in de zaak van het geven van aalmoezen, een zaak die in de dag van het oordeel een belangrijke plek in zal nemen. ‘Ik had honger en u hebt Mij te eten gegeven’ (Matth. 25:35). De Roomse Kerk blonk uit in de praktijk van het geven van aalmoezen en als haar wijze van uitdelen even wijs als genereus zou zijn, zou ze in dit opzicht zeer te prijzen zijn. Broeders, wij geloven dat we door geloof worden gerechtvaardigd en niet door werken, maar stoppen we daarom met goede werken en laten we het geven van aalmoezen naar de achtergrond verdwijnen? Alles moet gecentraliseerd en sommigen zijn zo ijverig in het terugdringen van persoonlijke liefdadigheid dat het op een dag een strafbaar feit kan worden om een stuiver te geven aan een verhongerende vrouw zonder de politie te hebben geconsulteerd of de armendienst of een andere instelling die papieren uitdeelt in plaats van tarwebrood. De publieke opinie vereist de openbaarmaking van al onze giften en negeert het ouderwetse gebod dat onze linkerhand niet moet weten wat onze rechterhand doet (Matth. 6:3). We moeten allemaal tandwielen worden in de machinerie van de maatschappij. We moeten op vaste tijden onze aalmoezen geven en de armen volgens het systeem helpen. In ieder geval zal ik christelijke mensen altijd aanraden om wat persoonlijk te zijn in hun liefdadigheid. Ik zal godzalige mannen aansporen om voor zichzelf te beoordelen hoe het zit met de armoede van ieder geval, en om zelf te geven, los van al die instellingen die de liefdadigheid bijsnijden en verdrogen tot ze niet meer is dan een skelet. Ongeacht vermaningen van de maatschappij. Ik geloof stellig in het Evangelie van de gerstebroden en de vissen. Ik geloof in het Evangelie dat de hongerigen voedt en de naakten kleedt. Ik hou van het verhaal dat ik gisteren hoorde over een arme man die op zondagmorgen op straat gevonden werd. Hij stond op het punt zichzelf te doden. Twee van onze broeders ontmoetten hem en brachten hem bij deze Tabernakel, maar ze deden beter dan hem de preek te laten horen terwijl hij hongerig was. Op straat namen ze hem mee naar een koffiebar. Ze gaven hem een kop hete koffie en wat brood met boter. Daarna brachten ze hem nee om de uiteenzetting te horen. Ik kreeg een veel begeriger luisteraar nu de honger was gestild dan ik zou hebben gehad in de arme, hongerige zondaar. Toen de preek klaar was, zorgden ze ervoor dat hij een goede maaltijd kreeg en zo verzorgden ze hem tot ze hem hier ‘s avonds weer brachten. En het behaagde God om het Woord voor hem te zegenen. Wees ervan verzekerd dat de feiten dat de Meester blinde ogen opent, dat Hij de menigte voedt en dat Hij de armen helpt evenzoveel tekenen zijn voor de christelijke kerk als kledinginzamelingen, gaarkeukens en liefdadigheidsinstellingen legitieme hulpmiddelen zijn om het Evangelie te delen. Het evangelisatiewerk van onze Meester had een element in zich dat we nooit moeten vergeten, namelijk dat het bijzondere voortgang boekte door prediking in de openlucht. Ik herinner me de tijd goed dat het een uitgesproken nieuwigheid leek om op straat te gaan prediken. Ik herinner me dat ik twintig jaar geleden aan mijn goede diakenen voorstelde om op zondagavond bij de rivier te gaan preken en dat een van hen opmerkte: ‘Ach, dat lijkt me niks. Dat doen de methodisten.’ Als gezonde calvinist vond hij het vreselijk om iets te doen waaraan de methodisten zich schuldig maakten. Voor mij was dat geen aanbeveling, maar ik wilde het gevaar wel lopen om methodistisch te zijn. Overal in Engeland, in onze steden, dorpen en gehuchten, zullen er tienduizenden zijn die het Evangelie nooit zullen horen als de prediking in de openlucht wordt verwaarloosd. Ik geloof dat God ons toestaat om in kerken en kapellen te prediken, maar ik geloof niet dat we daar een apostolisch precedent voor hebben. Dat hebben we in ieder geval niet als we onze dienst beperken tot zulke plekken.
Ik geloof dat het ons is toegestaan als het de orde en het gemak dient om gebouwen voor onze diensten apart te zetten, maar we hebben geen recht om deze plaatsen heiligdommen te noemen of huizen van God, want alle plaatsen zijn even heilig als heilige mensen er vergaderen. Het is echt een misvatting dat we onze prediking beperken tussen de muren. Het is waar, onze Heere preekte in synagogen. Maar vaak sprak Hij op een berghelling, of vanaf een boot, of in de tuin van een huis, of op doorgaande wegen. Het enige wat Hij nodig had was een gehoor. Hij was een Visser van zielen van de goede soort, niet van de moderne orde die in hun huizen zitten en verwachten dat de vissen naar hen toe komen om gevangen te worden. Zou onze Heere bedoelen dat een prediker doorgaat met preken vanaf zijn preekstoel tot lege kerkbanken, terwijl hij als hij op een stoel of tafel buiten het bedehuis zou gaan staan door honderden gehoord zou worden? Natuurlijk, als de menigte het huis vult en het huis is zo groot als een menselijke stem vullen kan, is er geen noodzaak om de straat op te gaan. Maar helaas, er zijn talloze kerken in Londen die nog niet voor een vierde of zelfs een tiende gevuld zijn! En toch gaat de prediker tevreden verder. Als een prediker voortdurend preekt tot een handjevol mensen binnen de muren, terwijl de tuinen, lanen en straten buiten vol zijn met mensen die vergaan vanwege gebrek aan kennis, is dat zonde. De prediker die zijn plicht doet, gaat uit in de heggen en stegen. Hij gaat de wereld in. Hij preekt, of de mensen nu horen of hem negeren. Met vreugde laat hij heuvels en wouden weerklinken van het Evangelie van vrede. Onze Heere was ook een goed voorbeeld voor evangelisten op het punt dat Hij medelijden had met de dorpen. Vaak worden kleine dorpen te onbetekenend gevonden om er kerken te stichten. Maar de dorpen helpen mee om steden belangrijk te maken, en het karakter van de stedelingen van dit grote Londen is in grote mate afhankelijk van het karakter van de dorpshuizen waaruit zo veel medestedelingen voortkomen. We moeten het kleinste gehucht nooit verachten. We moeten zover gaan als we kunnen om zelfs de kleinste vlekjes van twee of drie huizen bij eenzame moerassen en op verlaten heidevelden te bereiken. Tegelijkertijd gaf de Meester veel aandacht aan de steden. Kapernaüm en Bethsaïda werden niet vergeten. De echo van Jeruzalem weerklonk nogal eens. Op de plek waar de menigte samenkwam voor het grote feest, zoals bij ons mensen samendrommen op de markt en de kermis, verhief Christus Zijn stem en riep: ‘Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken’ (Joh. 7:37). Wie evangeliseert, moet zich bedienen van elke plek waar zijn medemensen samenkomen, ongeacht wat het doel is waarvoor zij samengekomen zijn. Op elke plaats moet hij het Evangelie verkondigen. Elk middel moet hij aangrijpen om een aantal mensen te redden. II. Ik zal nu verdergaan en in de tweede plaats aandacht geven aan het voorbeeld voor de evangelist. Uiteindelijk hangt de uitwerking van onze inspanningen nauwelijks af van de methode die we gebruiken, broeders. Na God is haast alles afhankelijk van de persoon. Er zijn mensen die bijzondere resultaten boekten met een ondoordachte en onvolmaakte methode, en er zijn mensen met een bewonderenswaardige organisatie die niets tot stand gebracht hebben, omdat ze zelf niet goed waren. Welke man is het meest geschikt om evangelist te zijn voor Christus? Welke vrouw kan haar God het best dienen? Kijk naar het voorbeeld voor een evangelist: de persoon van de Heere Jezus. De man die God moet dienen als leidend evangelist moet een man zijn die onderwijst met macht en die persoonlijke invloed heeft. Het is onzin om iemand uit te zenden als evangelist die niet kan spreken. Toch zouden er heel wat plaatsen zonder dominee zitten als spreken met macht een voor waarde was voor dat ambt. Het komt nogal eens voor dat de prediker zo vreselijk mummelt datje zijn woorden nauwelijks kunt volgen.
Of de prediker leest alleen maar voor. Of hij staat te stuntelen als een slechte lezer die probeert om een moeilijk gedicht voor te dragen. Als de Kerk van Engeland een jonge man roept om toe te treden tot de heilige orde is het laatste waarop ze let of hij de gave heeft om zich uit te drukken, of met andere woorden: of hij door natuur en genade begiftigd is om een prediker te zijn. Ik geef graag toe dat er een aantal heel bewonderenswaardige en uitnemende mensen die kerk binnenkomen, maar we geloven dat zo’n systeem in wezen slecht is. Als je wilt dat iemand het Evangelie verkondigt onder zijn medemensen, moet dat iemand zijn die kan preken. Hij moet in staat zijn om te onderwijzen. Hij moet duidelijk kunnen maken wat hij bedoelt. Hij moet de aandacht kunnen vangen, zodat mensen graag naar hem luisteren. Onze Heere had deze vaardigheid in de hoogste mate. Hij kon de schitterendste waarheden tot het begripsniveau van Zijn hoorders terugbrengen. Hij wist met een goddelijke eenvoud hoe Hij een verhaal moest vertellen dat zelfs de aandacht van een kind ving. En hoewel de waarheid waarover Hij sprak zodanig was dat de aartsengelen die niet doorgrondden, kon Hij die in zo’n vorm gieten dat de kleine kinderen zich om Hem heen verzamelden en de gewone mensen Hem graag hoorden. In staat zijn om te onderwijzen is wat we willen. Bid de Heere van de oogst, mijn broeders, om ons velen te sturen die deze zeldzame gave hebben. De preekstoel, de zondagsschool en elke vorm van christelijke dienst heeft ijverige werkers nodig die de gave hebben om hun gedachten om te zetten in de taal van degenen met wie ze in contact zijn, zodat zij worden geboeid en onder de indruk komen. Maar er zijn belangrijkere kwalificaties dan deze. Onze Heere was een Evangelist Die Zich verbroederde met de mensen. Ik denk niet dat Hij onderweg ooit iemand passeerde waarbij Hij tegen Zichzelf zei: ‘Ik sta zover boven die man, met hem spreek Ik niet.’ Ik durf me dat nauwelijks voor te stellen. Het zou de Zaligmaker zo naar beneden halen. En toch, en toch, en toch, sommige van Zijn dienaren hebben zulke gedachten! Hoe velen van ons zouden doelgericht een gesprek aangaan met een arme hoer als zij haar naar de put zouden zien komen? Als we wisten wie zij was, zouden we er wellicht snel vandoor gaan. Ons geweten zouden we geruststellen met de opmerking dat anderen meer geschikt zijn voor zo’n geval, een zaak die we over moeten laten aan de hulpdiensten. Onze Heere boog Zich niet gekunsteld naar haar over. Hij gedroeg Zich ook niet als een rijke weldoener tegenover deze arme Samaritaanse zondaar. Maar Hij begon zo natuurlijk mogelijk met haai te praten, in elk opzicht op Zijn gemak. Als zij de edelste vrouw van het land zou zijn geweest, zou Hij Zich niet méér met haar hebben kunnen verbroederen. En toch hield Hij afstand van haar zonde. Onze Heere ontving zondaars en at met hen. Ze moeten hebben ervaren hoe anders Hl, was dan zij, maar Hij veroorzaakte geen afstand. Hij deed met of Hij van een hogere rang was. Hij maakte geen onderscheid en markeerde geen sociale standen. Hij was geen farizeeër die zich afzonderde in vrome uitnemendheid. Trots en veronderstelde waardigheid trokken Hem niet aan. Hij was heilig, onschuldig, onbesmet, afgescheiden van de zondaars (Hebr. 7:26) in de hoogste en beste zin, maar in andere opzichten was Hij de vriend van tollenaars en zondaars. Als Londen wordt gezegend, zal dat nooit gebeuren dooi predikanten die te verheven zijn om tot de armste mensen te spreken en uw liefdadigheidsinstituten zullen weinig goeds uitrichten als uw adellijkheid zich niet kan vermengen met de eenvoudigere klassen Wc moeten één worden met degenen die we willen zegenen. We moeten ons niet schamen om hen broeders te noemen. Zonder aarzeling moeten we de broederhand reiken aan de gevallenen en aan de lagere rangen om hen te vertellen omwille van Christus. O, hadden we mannen en vrouwen met de echte broederlijke en zusterlijke geest, been van hel been van het volk en vlees van hun vlees!
Verder was onze Heere een Man Die zwoegen kon. Hij was zeker geen heer in het kwadraat die zich in zijn vrije tijd bezighoudt met het geven van wat colleges. Nooit preekte Hij zonder Zijn ziel daarin te leggen. Hij was zeker niet het soort evangelist dat zijn taak gemakkelijk vindt. Hij kon niet, zoals sommigen, het jaarrooster preken zonder de rustige regelmaat daarvan te verstoren door Zijn eigen emoties van dat moment. Nee mijn broeders, nooit preekte iemand meer intens dan Jezus. Overdag preekte Hij, ‘s nachts bad Hij. Vaak was Hij zwak van moeheid, maar vond Hij toch geen tijd genoeg om te eten. Als er iemand is geweest die hard werkte, was het Christus. Hij is de Meesterwerker van de mensenkinderen. We moeten allemaal ons brood eten in het zweet van ons aangezicht, maar Zijn last was veel groter toen Hij het brood des levens kocht met het bloedige zweet van Gethsémané en dagelijks met Zijn levenszweet tijdens Zijn driejarige bediening. Zijn leven was een toneel van ononderbroken werkzaamheid. We kunnen nauwelijks bevatten hoe volledig onze Zaligmaker Zichzelf voor ons gaf. Als de kerk zielen gered wil zien, kan dat dus nooit gebeuren door mensen die half slapen. Christus’ rijk zal nooit uitgebreid worden door mensen die bang zijn om te werken. God zal Zijn kerk zegenen door de kracht van de Heilige Geest, want daar komt alle kracht vandaan, maar Hij wil dat Zijn kerk werkt. En anders komt de zegen niet. Als evangelist willen we iemand die kan bidden zoals de Meester bad. Wat was Jezus de kunst van het bidden machtig! Hij was met God in het gebed even groots als met de mensen in het preken. Ik hoorde gisteren een broeder spreken over hoe de Heere de heuvel afkwam met wilde bloemen die aan Zijn mantel hingen en met de geur van hei in Zijn kleding, omdat Hij net terugkwam van de eenzame plaats waar Hij de nacht in gebed had doorgebracht. Precies, mijn broeders, dat is de bron van kracht. Gebed breekt harten. Deze granieten rotsen zullen nooit breken onder onze hamers tot we op onze knieën gaan om ze te beuken. Als we het van God winnen voor mensen, zullen we het van mensen winnen voor God. Het hoofdwerk van een predikant moet alleen gedaan worden. Laat hij doen wat hij wil als de menigte luistert, hij zal hen niet tot Christus brengen tenzij hij voor hen heeft gepleit toen niemand hem hoorde behalve zijn God. Ons evangelisatiewerk heeft mensen nodig die kunnen bidden. En broeders, als we bruikbare mannen en vrouwen willen krijgen, moeten we hen kiezen die kunnen huilen. Dat is een fijnzinnige gave, die emotionele kracht van het hart die de gevoelens doet koken en doet opborrelen als dampende geuren, tot ze ten slotte gecondenseerd als water uit druipbronnen uit onze ogen stromen! Ik verlang niet naar vochtige ogen die het gevolg zijn van zwakke ogen of een verwijfd karakter, maar mannelijk huilen is een machtig ding. Onze Deere Jezus was heel mannelijk, veel te mannelijk om in sentimentaliteit en aanstellerij te vervallen, maar toen Hij de stad voor Zich zag en dacht aan het lijden er bij zijn val over Jeruzalem zou komen als straf voor zijn zonde, kon Hij de tranenvloed niet bedwingen. Zijn grote hart deed Zijn ogen overstromen. Als Hij Zelf geen Man was geweest die wenen kon, zou Hij, menselijk gesproken, anderen ook niet aan het wenen hebben kunnen maken. U moet zelf voelen, wilt u het gevoel van anderen raken. U kunt mijn hart niet bereiken als uw hart het mijne niet eerst ontmoet. Heere, zend mannen in Uw oogst met een sterk emotionele natuur, die ogen hebben die een fontein van tranen kunnen worden. Bovenal was onze gezegende Heere Iemand Die wist hoe Hij moest sterven. O, wanneer zullen er mannen en vrouwen onder ons gezonden worden die bereid zijn om te sterven om hun levenswerk te volbrengen? Ik huiver, en dat temeer omdat ik zelf niet beter ben, als ik de excuses hoor waarmee risico’s vermeden worden en de redenen zie om het harde leven in een ander land te vermijden. In sommige kringen
wordt zelfs ter discussie gesteld of het wel geoorloofd is om de dood te riskeren vanwege de prediking van het Evangelie. Ik zou veel kunnen zeggen, maar zal me inhouden. Alleen dit wil ik kwijt, tenzij genade ons de oude apostolische zelfopoffering opnieuw leert, kunnen we niet verwachten dat het Evangelie met kracht zal overwinnen. IJver voor Gods huis moet ons verteren. Liefde voor het leven moet zich onderwerpen aan liefde voor zielen. Beproevingen moeten niet geacht worden omwille van Christus. De dood moet worden getrotseerd, anders zullen we de wereld nooit voor Jezus winnen. Wie zich met kostbare kleding kleedt (Matth. 11:8), zal Ierland nooit voor Christus winnen, of Afrika, of India. Wie zichzelf belangrijk vindt en het vlees verzorgt om begeerten op te wekken (Rom. 13:14), zal niet of nauwelijks iets doen. Christus openbaarde het grote geheim toen over Hem werd gezegd: ‘Anderen heeft Hij verlost, Zichzelf kan Hij niet verlossen’ (Matth. 27:42). Naar de mate waarin iemand zichzelf wil behouden, kan hij anderen niet redden. Slechts naar de mate waarin hij bezig is zichzelf op te offeren en gewillig is om zich luxe, comfort, noodzakelijkheden en zelfs het leven te ontzeggen, slechts naar die mate zal hij voorspoedig zijn. Ik geloof niet dat het leven van een zendeling verloren kan gaan. Ik geloof dat als de kerk de wereld slechts tot Christus kan brengen door de dood van haar predikers, al onze levens mogen worden geofferd. Wat zijn we tenslotte, mijn broeders, wat stellen we voor in vergelijking tot wat onze Verlosser tot stand heeft gebracht? Onze vaderen gingen met een lied op hun lippen de brandstapel op. Ons voorgeslacht bestond uit mannen die de wreedheden van de noordelijke barbaren riskeerden evenals de verfijnde vervolging van het zuidelijke bijgeloof, mannen die konden sterven, maar die zichzelf niet konden weerhouden om van de Heere te getuigen. We moeten ons als mannen gedragen voor Christus. En ook al worden we niet allemaal geroepen om het uiteindelijke offer te brengen, we moeten bereid zijn het te brengen. En als we terugschrikken om dat te doen, zijn we niet het soort mannen dat onze tijd nodig heeft. We zoeken dus mannen die hard kunnen werken, die kunnen bidden, die kunnen huilen en die kunnen sterven. In feite hebben we voor het werk van Christus mannen nodig die vol zijn van een toegewijde ijver, mannen die onder goddelijke invloed staan, als pijlen die uit de boog van de Almachtige recht op het doel af vliegen, mannen als bliksems, door de Eeuwige afgevuurd om elke moeilijkheid omver te werpen met onweerstaanbare, doelgerichte kracht. We zoeken een goddelijke geestdrift om ons aan te vuren, een almachtige drijfveer om ons aan te dringen. Slechts mannen die zo vervuld zijn met de Heilige Geest zullen het grote werk van God kunnen volbrengen. III. Mijn laatste punt zou zijn dat als Christus zo leefde en werkte, wij Zijn roeping moeten verstaan en Hem moeten navolgen. Ik zal er maar een paar zinnen over zeggen, maar zorg dat u die onthoudt. Gelovige in de Heere Jezus Christus, het is uw voorrecht om een medewerker van God te zijn. Volg de grote Meesterwerker daarom op de voet. Bedenk dat Hijzelf persoonlijk het Evangelie gehoorzaamde voordat Hij aan het werk ging. Hij gebood niet anderen te geloven en zich te laten dopen, terwijl Hij dat Zelf verwaarloosde. ‘Op deze wijze past het ons alle gerechtigheid te vervullen’, zei Hij en Johannes dompelde Hem onder in de golven van de Jordaan (Matth. 3:15). Wat zult u weinig geschikt zijn voor de dienst als u een van de geboden van Christus niet gehoorzaamt! Hoe kunt u anderen aansporen om de wil van de Heere te doen als u er zelf ongehoorzaam aan bent? Het eerste is dus dat u, voor u de vorm van dienst gaat vervullen waartoe u nu aangespoord wordt, erop toeziet dat uzelf de wil van de Meester gehoorzaamt, want ‘gehoorzamen is beter dan slachtoffer, opmerkzaam zijn beter dan het vet van rammen’ (1 Sam. 15:22). Als u dit doet,
wil ik het volgende tegen u zeggen: Is er geen onderdeel van evangelisatiewerk dat u zou kunnen doen? Waarschijnlijk kunt u niet alles doen van wat ik vertelde over het werk van Christus, maar u weet dat jonge kunstenaars vaak door hun meesters wordt opgedragen om te beginnen met een schets van een enkele ledemaat, een arm, een hand of een voet, en niet van het hele grote beeldhouwwerk van Phidias. Heeft u in het atelier van een kunstenaar niet vaak gezien dat de voet van een groot meesterstuk gebruikt werd als model? Precies zo zal het genoeg zijn om u te leren dienen als u, niet in staat om het hele grote model dat ik u voorgehouden heb uit te proberen, ijverig aan de slag gaat om te werken aan een deel ervan. Maar wat u ook doet, doe het grondig, doe het van harte. Als het het waard is om te doen, is het het waard om het goed te doen. Zo’n Meester verdient geen tweederangs-werk en met zo’n genadige beloning in het vooruitzicht moet u geen dingen uitdelen die niks hebben gekost. U moet uzelf volledig storten op de dingen die u voor Jezus onderneemt. Als motto voor uzelf moet u een woord nemen dat Markus vaak gebruikt: eutheos, meteen. Hij zegt altijd dat Christus ‘meteen’ dit doet en dat Hij ‘meteen’ dat doet. Als u nu het werk van Christus voor u ziet, haast u dan om het meteen te doen. Veel christenen lopen een eervolle dienst mis, omdat zij wachten op een geschiktere tijd. Doe vanavond nog iets, voordat u naar bed gaat, al was het maar het weggeven van een traktaat. Doe iets, het moment is zo vluchtig. Als u tot nu toe nog geen medewerker was, begin dan nu. En als u al een medewerker bent, pauzeer dan niet, maar eindig de avond met nogmaals een goed woord voor een zuster, of een kind, of een vriend. Adem altijd meer toewijding aan Christus uit. En laat me u smeken, lieve vrienden, als u mijn Heere en Meester liefhebt, dat u zichzelf geruststelt als u Hem probeert te dienen. Er is een algenoegzame kracht die u voor deze dienst kunt krijgen. Over onze Heere wordt in ditzelfde vers gezegd dat Hij gezalfd is met de Heilige Geest en met kracht. Diezelfde Heilige Geest is aan de kerk gegeven en diezelfde kracht sluimert in de vergadering van de gelovigen. Vraag om deze zalving en bid dat God met u zal zijn, zoals ons in dit vers gezegd wordt dat God met Jezus was. Denk aan de tekst van afgelopen zondagavond: ‘Wees niet bevreesd, want Ik ben met u, wees niet verschrikt, want Ik ben uw God. Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met Mijn rechterhand, die gerechtigheid werkt’ (Jes. 41:10). U bent een vergeven zondaar, vraag om een gezalfde heilige te mogen zijn. Als u met God verzoend bent, vraag dan om door God bekrachtigd te worden, zodat u vanaf nu uw Meester krachtig dienen mag. Ik weet niet of ik me ooit in mijn leven gelukkiger heb gevoeld dan afgelopen dinsdagavond toen ik luisterde naar mijn lieve vriend, de heer Orsman. Hij is predikant van de arme kerk in Golden Lane hier in Londen, een kerk vol genade. Hij is een goede broeder die een aantal jaren geleden onder onze bediening tot God bekeerd werd, volledig bekeerd. Sommigen van u schijnen slechts een bekering van besprenkeling te hebben, maar ik hou van de mannen en vrouwen die ondergedompeld werden in hun bekering, die de diepten van de liefde van Christus hebben leren kennen en die zichzelf volledig aan hun Heere overgaven. Maar ook al werkt die lieve man hele dagen op het postkantoor, in de avonduren vindt hij mogelijkheden om Christus te prediken. En als u naar Golden Lane gaat, zult u alle vormen van organisatie vinden die ik in deze preek beschreef, in actieve uitvoering. Genade heeft kostbare juwelen gevonden onder de armste, geringste en meest verlaagde mensen. Zeven of acht mannen die nu in de Evangeliebediening staan, begonnen met preken voor die arme mensen daar. Deze man heeft geestelijke kinderen die de hele wereld overgegaan zijn. De goede man heeft zichzelf volledig aan Zijn werk gewijd en is daar heel gelukkig in.
Ik geloof vanuit het diepste van mijn hart dat deze beperkte mannen, die zichzelf geven aan een wijk en daar hard werken, de grootste zegeningen zijn die Londen ooit krijgen kan. Wat kan ik een jongeman met gaven die Christus liefheeft, maar misschien weinig heeft aan geld of tijd, beter voorstellen dan zoiets te beginnen voor zijn Meester? Hetzelfde geldt christelijke vrouwen. Wat kunnen christelijke vrouwen veel goed doen! Er zijn er hier. Als ik hun namen zou noemen, zou iedereen hen waarderen om wat zij tot stand gebracht hebben. Ze werken voortdurend voor Christus in hun persoonlijke levenssfeer. Ze nemen veel mensen mee naar Gods kerk. O, christelijke mannen en vrouwen, de tijd vliegt, mensen sterven, de hel raakt vol en Christus wacht tot Hij ziet wat de moeitevolle inspanning van Zijn ziel Hem brengt. Ik spoor u aan, bij de bekers van Gods genade, bij het hart van Christus, bij Zijn liefde voor zielen, kom in beweging en verkondig verlossing. Moge de zegen van de Heere met u zijn. Amen
2 notes
·
View notes
Text
Top 3 van de beste boeken die ik tot nu toe hebt geleest.
1.Shatter Me door Tahereh Mafi
De uitgeverij van dit boek is HarperCollins Publishers. Deze boek is uitgekomen in 2011. Het is het eerste boek van vijf andere boeken. Deze boek is een distopie. Ik heb het op de eesrte plaats gezet omdat deze boek voor echt mooi en goed geschreven is. Het is een eerste persoon perspectie en ik vond dat je jou goed kon inbeelden hoe de hoofdpersonage zich voelde. Dit boek bespreekt ook diepe onderwerpen zoals: liefde, mishandeling, trauma,... Deze boek serie zal voor altijd mijn lievelings zijn want die is gewoon fantastisch. Het gaat over een meisje die in een asylum leeft omdat ze speciale superkrachten heeft. Wanneer zie iemand aanraakt gaat die dood. En daarna gaat een jongen haar leeftijd haar uit de asylum krijgen en gaat ze zien hoe slecht de wereld is geworden gaat ze die willen redden.
2. November 9 door Colleen Hoover
De uitgeverij van dit boek is Z&K. Deze boek is uitgekomen in 2015. Waarom dit boek in tweede plaats? Wel het einde was zeker wel iets dat ik niet verwachte. Heel mooie plot twist. En omdat het een heel mooie en heel betekenis vol is. Het gaat over een jongen en een meisje die elk jaar op 9 november elkaar ontmoeten op hetzelfde plek. Maar wat ze allebei niet weten is dat 9 november voor hun allebei een speciaal datum is...
3. De Liefdes Hypothese door Ali Hazelwood
De uitgeverij van dut boek is Little, Brown Book Group. Deze boek is uitgekomen in 2021. Ik heb dit boek in derde plaats gezet omdat ik vond dat het een best wel gemakelijk boek is om te lezen. Het is ook goed geschreven en het verhaal is best wel gemakelijk om te volgen. Het gaat over een meisje die op het universiteit zit en voor vals met haar leraar gaat uitgaan.
2 notes
·
View notes
Text
TOP 3 Favoriete boeken
Mijn beste lezers,
Ik dacht om van mijn favoriete boeken een TOP3 te maken zodat jullie een beter zicht over mijn boek portfolio hebben.
Ik vind veel boeken leuk, maar dit zijn er 3 die echt bij mij zijn gebleven en die ik aan iedereen aanraadt om te lezen.
The book thief/ De boekendief - Markus Zusak.
Uitgeverij : the Penguin
Eerste publicatie: 2007
Seizoen om dit boek te lezen : winter
Dit boek speelt zich af tijdens de tweede wereldoorlog in Duitsland. Het boek is geschreven in de derde persoon en de hoofdrolspeler is Liesel. Een duits meisje dat haar familie op een jonge leeftijd verloor en zo bij een pleeggezin terecht is gekomen. Ze houdt van boeken, maar jammer genoeg kan ze niet lezen. Tijdens de oorlog zat ze veilig bij haar pleeggezin, maar ze maakt er natuurlijk veel dingen mee.
Ik vind dat dit boek zeer mooi geschreven is, in het boek zelf vind je kleine poëtische fragmenten dat meer context geven aan de situatie en de gevoelens van de personages.
Ik vind ook dat de personages zeer mooi zijn omschreven. Ze bevatten veel detail en hebben elk een heel ander carater. Dat zorgt ervoor dat het boek nog veel beter is.
Daarnaast vind ik dat de cover van het boek echt heel creatief ontworpen is ( als je het boek volledig leest zal je misschien de cover beter begrijpen) :
Malibu rising - Taylor Jenkins Reid
Uitgeverij: Ballantine Books
Eerste publicatie: 2021
Seizoen om dit te lezen: zomer
Taylor Jenkins Reid is een best bekende schrijver onder de jeugd. Één van haar bekendste boeken is “the seven husbands of Evelyn Hugo”, maar dit boek is ook best bekend. Ik vind dit zeker een must read voor in de zomer.
Dit boek speelt zich af in Malibu, in California een staat dat in west-Amerika ligt, waar de familie van een arm meisje een restaurant bezit. June heeft veel dromen, maar meest waarschijnlijk kan ze die niet uitbrengen omdat ze het restaurant van haar familie verder moet blijven draaien. Tot op een dag dat ze een bepaalde jongen ontmoet die Mick heet. Die heeft ook grote dromen om artist te worden...
Een hoofdstuk later kom je al meer te weten hoe hun verhaal verloopt tijdens al die jaren. In dit boek worden er twee tijden op dezelfde tijd verteld.
Ik vind dit boek leuk omdat de spanning door heel het verhaal al maar groter en groter wordt. Volgens mij heeft het verhaal een zeer goede plot op het einde.
Ten tweede vond ik het levensverhaal van June zeer interessant, daarmee bedoel ik de evenementen die zij moest meemaken op zo'n jonge leeftijd.
Dit boek bevat daarnaast ook een vervolging van een van de personages die je in dit boek leert kennen (naam van nieuw boek : Carrie Soto is Back). Het boek is pas onlangs uitgekomen.
1984 - George Orwell
Uitgeverij: Secker & Warburg
Eerste publicatie: 1949
Seizoen om dit te lezen: herfst/winter
Dit boek is zeer verschillende in vergeleken met mijn twee andere keuzes.
Het boek is fictief maar is gebaseerd op feiten van regimes die je vandaag de dag nog kan vinden. Het gaat hier over een regime dat de mensen de hele tijd controleren. De personages in dit boek hebben geen recht om gevoelens te bevatten, ze mogen niet slecht denken over de Big Brother (hoe het regime wordt genoemd) en mogen zeker en vast vrouw of kinderen hebben. Als je één van deze regels overtreedt en ze betrappen je dan wordt je door de overheid opgesloten en gebrainwashed.
Ik ben dit boek beginnen lezen omdat het al heel lang op mijn lijstje zat, maar dacht dat het niet voor mijn leeftijd was. In het begin vond ik het moeilijk om de context te begrijpen, maar eenmaal ik het begreep las ik de rest van het boek uit in minder dan 3 dagen.
Ik vond het boek in het algemeen al zeer interessant. Maar wat het voor mij meer boeiender maakte, is dat dit boek juist na de tweede wereld oorlog is geschreven. Dat George Orwell al dit dacht over onze toekomstige maatschappij is wel frappant.
Daarnaast vond ik het verhaal zelf heel mooi en leuk geschreven. Ik zat zo diep in het verhaal van het boek dat ik het niet kon neerzetten.
2 notes
·
View notes
Text
Schwalbe promoot circulaire economie met Green Marathon en fair rubber
"We Are Recyclists" - Schwalbe publiceert derde CSR-rapport Schwalbe een toonaangevende producent van fietsbanden, heeft zijn derde Corporate Social Responsibility (CSR)-rapport uitgebracht onder de titel “We are recyclists.” Dit rapport laat zien hoe het bedrijf vooruitgang heeft geboekt op het gebied van milieuvriendelijke producten en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het familiebedrijf heeft met trots zijn stappen gedeeld in de richting van een circulaire economie. De verhoging van het gebruik van milieuvriendelijke grondstoffen in zijn producten, en de inzet voor sociale rechtvaardigheid. In dit artikel duiken we dieper in op de kernpunten van het CSR-rapport van 2023. En hoe Schwalbe zich heeft ontwikkeld als een voorloper in duurzaamheid binnen de fietsindustrie. Schwalbe en de Circulaire Economie Schwalbe zet zich al jaren in voor een circulaire economie. Waarbij producten worden hergebruikt en grondstoffen zoveel mogelijk worden gerecycled. In 2023 heeft Schwalbe een nieuwe mijlpaal bereikt: 76% van de jaarlijkse verkoop werd gegenereerd door producten die zijn vervaardigd met milieuvriendelijke materialen. Zoals fair rubber, gerecyclede en/of hernieuwbare grondstoffen. Dit percentage is een duidelijke verbetering ten opzichte van eerdere jaren en laat zien hoe serieus het bedrijf duurzaamheid neemt. Volgens Frank Bohle, de CEO van Schwalbe, is het doel van het bedrijf om voortdurend de impact op het milieu te verminderen. Dit doen ze door in te zetten op de overgang naar een circulaire economie en de fiets te promoten als het milieuvriendelijke transportmiddel van de toekomst. Innovatieve Producten: De Green Marathon Een van de meest opmerkelijke ontwikkelingen in 2023 was de lancering van de Green Marathon. De eerste fietsband ter wereld die is gemaakt van gebruikte fietsbanden. Dit product komt voort uit het Schwalbe Recycling System. Waarin zowel binnen- als buitenbanden worden gerecycled en verwerkt tot nieuwe producten. Schwalbe is momenteel de enige producent die op deze manier nieuwe banden maakt van oude banden. Daarnaast gebruikt Schwalbe in 70% van al haar banden gerecycled carbon black (rCB). Dat een bijproduct is van het recyclingproces. Deze innovatie vervangt het gebruik van carbon black dat normaal gesproken wordt geproduceerd uit ruwe olie. Zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van de banden. De Green Marathon is een perfecte weergave van Schwalbe's toewijding aan innovatie en duurzaamheid. Door afval te verminderen en waardevolle materialen terug te winnen, draagt het bedrijf actief bij aan een schonere en groenere planeet. Vooruitgang in Fair Rubber en Biodiversiteit Een ander belangrijk thema in Schwalbe's CSR-rapport is het gebruik van fair rubber. Het aandeel van banden die zijn gemaakt van eerlijk verhandeld natuurrubber is aanzienlijk toegenomen. Schwalbe streeft ernaar om op de lange termijn 100% fair rubber te gebruiken in al zijn producten. Dit rubber wordt geoogst op jungleplantages die bijdragen aan het behoud van biodiversiteit, in tegenstelling tot monoculturen die vaak de natuurlijke habitat aantasten. Naast de impact op biodiversiteit, zet Schwalbe zich ook in voor eerlijke arbeidsomstandigheden en ondersteunt het lokale gemeenschappen. Door fair rubber te gebruiken, bevordert het bedrijf de sociale rechtvaardigheid in de productieketen, en draagt het bij aan de bescherming van waardevolle ecosystemen, zoals de regenwouden in Borneo. Al bijna 15 jaar ondersteunt Schwalbe de Borneo Orangutan Survival Foundation, die zich inzet voor het behoud van de orang-oetan en zijn leefgebied in het regenwoud. Dit is slechts één van de vele initiatieven waarin het bedrijf zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid serieus neemt. Kinderadviesraad: Democratisch Beslissen over Hulpverlening Een unieke toevoeging aan Schwalbe's CSR-programma is de betrokkenheid van kinderen bij het beslissingsproces. In 2023 heeft de kinderadviesraad van Schwalbe in totaal vijf projecten ondersteund. Kinderen van werknemers krijgen de kans om via een democratisch proces zelf te bepalen welke kinderhulpprojecten worden gefinancierd. De projecten variëren van lokale initiatieven tot internationale projecten die zich richten op het welzijn van kinderen. Deze aanpak benadrukt Schwalbe's toewijding aan het bevorderen van sociale verantwoordelijkheid, niet alleen voor het milieu, maar ook voor toekomstige generaties. Vermindering van CO2-uitstoot Een ander indrukwekkend resultaat dat wordt genoemd in het CSR-rapport is de vermindering van CO2-uitstoot in de productie. Sinds 2018 heeft Schwalbe zijn CO2-uitstoot met 37% verminderd in Scope 1, 2 en 3. Dit betekent dat het bedrijf de uitstoot in zowel de directe productieprocessen als in de toeleveringsketen heeft weten te verlagen. Door energie-efficiënte productieprocessen in te voeren en gerecyclede materialen te gebruiken, verlaagt Schwalbe zijn milieu-impact en draagt het bij aan de wereldwijde inspanningen om klimaatverandering tegen te gaan. Enorme stappen voor Schwalbe richting circulaire economie Schwalbe heeft in 2023 enorme stappen gezet in de richting van een duurzamere toekomst. Het bedrijf promoot actief de circulaire economie, gebruikt milieuvriendelijke materialen, en draagt bij aan sociale rechtvaardigheid door eerlijke arbeidsomstandigheden en het behoud van biodiversiteit te bevorderen. Innovaties zoals de Green Marathon-band en de focus op fair rubber laten zien dat Schwalbe zich inzet voor langdurige, positieve veranderingen in de fietsindustrie. Met deze ontwikkelingen toont Schwalbe aan dat duurzaamheid en kwaliteit hand in hand kunnen gaan, zonder concessies te doen aan de prestaties van hun producten. Schwalbe blijft een inspirerend voorbeeld voor andere bedrijven en consumenten die streven naar een groenere toekomst. Read the full article
0 notes
Text
À force d'importer le tiers-monde, on devient le tiers-monde. Wie de derde wereld binnenhaalt wordt zelf een derde wereldland.
0 notes
Text
Nachtblauw / Simone van de Vlugt
Catrijn ontvlucht haar dorp in de Beemster na de dood van haar man. Via Alkmaar, waar ze Mattias ontmoet, komt ze te werken bij zijn broer Adriaen in Amsterdam. Adriaen is handelaar in porcelein en specerijen; Mattias reist voor hem om in te kopen. Catrijn kan op een gegeven moment de verleiding om de schildersspullen van haar bazin te gebruiken niet weerstaan, en moet dan weg uit Amsterdam. Ergens komt het haar goed uit, want haar verleden zit haar al weer te dicht op de hielen. Gelukkig wordt ze wel geholpen aan een volgende baan, bij de derde broer, Evert, die in Delft een plateelbakkerij heeft. Daar kan ze aan de slag als schilderes. Als de import van porcelein uit China stil komt te liggen, beginnen Evert en Catrijn met Hollands Porcelein -- wat we nu Delfts Blauw noemen. Toch is Catrijn ook in Delft niet veilig voor de gebeurtenissen uit haar verleden, de Delftse Donderslag (1654), of de builenpest.
We kijken elkaar aan en in Mattias' ogen zie ik mijn eigen pijn weerspiegeld. 'Dat geloof ik wel,' zeg ik zacht. 'Maar iets menen is niet genoeg. Het gaat erom wat je ermee dóét.' 'Over anderhalf jaar ben ik terug. Dat duurt lang, ik weet het, maar ik kom terug. En dan hebben we de rest van ons leven nog.' Zijn gezicht is vlak bij het mijne, zijn stem klinkt een beetje schor. 'Ik zou het liefst hier blijven, maar dat gaat niet. Ik maak die reis ook voor jou, zodat ik je iets te bieden heb. Wacht op me. Wil je dat doen?' 'Jullie handelen niet alleen in porselein. Het zal best een strop zijn, maar er komt meer uit de Oost dan dat. Wees eerlijk en geef toe dat je weggaat omdat je het graag wilt. Ik neem het je niet kwalijk, ik kan het me wel voorstellen. Waarom zou je je binden terwijl de wereld lokt? Misschien zou ik wel hetzelfde gedaan hebben als ik een man was geweest. Maar ik ben geen man, en voor vrouwen ziet de wereld er anders uit.' Ik sta op en kijk op hem neer. 'Ik kan het me niet veroorloven mijn beste jaren te verspillen. Dus ik kan niet beloven dat ik op je zal wachten, Mattias. Voor hetzelfde geld lokt het volgende avontuur zodra je terug bent. Het is voor ons allebei beter om er een punt achter te zetten.' Na die woorden sla ik mijn omslagdoek om en verlaat haastig de herberg, voor ik me bedenk.
Ik had niet eerder iets van deze schrijfster gelezen, geloof ik. Dit boek viel me op omdat ik eerder dit jaar in Delft, in Museum Princenhof, een tentoonstelling had gezien over "Pioniers in Keramiek", waarin het ontstaan van Delfts Blauw werd verbonden met hedendaagse keramiek.
0 notes
Text
Een land
Eenzaam winterland;
in een wereld van één kleur
de stem van de wind
Deze door J. van Tooren vertaalde haiku van Matsuo Bashō past goed bij de foto die ik als kind al kende. Het is een beladen foto, want het Japanse gevangenkamp waar mijn vader geïnterneerd was. Daar werkte hij gedwongen in de mijnen. Ik heb me altijd afgevraagd hoe hij toch aan deze en andere foto's uit die tijd kwam. Ik zocht op het internet en tot mijn verbazing en opwinding vond ik precies een zelfde foto. Nu weet ik pas dat het het kamp bij Ohashi is, op het zuidelijke eiland Kyushu. Nagasaki ligt op 150 kilometer van het kamp, en nu begrijp ik ook hoe mijn vader de gewonden van de atoombom heeft kunnen zien. Op weer een derde foto op de betreffende website herken ik mijn vader. Ze zijn genomen vlak na de capitulatie van Japan, in afwachting van evacuatie door de Amerikanen. Ik lees in een getuigenverslag dat de gevangenen lang moesten lopen van de mijn naar een nieuw kamp en dat dat hun de mogelijkheid gaf wat voedsel van de velden te stelen, oogluikend toegestaan door een jonge Japanse begeleider. Ik herinner me het verhaal van vader hoe ze stiekem Spaanse pepers stalen en die in hun sokken stopten. De zomerse hitte en het zweet zorgden ervoor dat hun enkels en kuiten ondraaglijk begonnen te branden. Die herinnering smaakte mijn vader zoet en maakte hem gelukkig. Altijd lachte hij als hij dat verhaal vertelde. Het leven was toen intens en de kameraadschap groot, de ontberingen van kou, hard werken, karig eten en het gemis van zijn (eerste) vrouw en zoontjes waren vergeten. Die horen bij de sfeer van Bashō's winterhaiku. In een monotoon bestaan kan de stem van de wind je nóg eenzamer maker. Vader heb ik nooit echt met bitterheid horen spreken over die jaren. In zijn latere nieuwe leven verdween Japan gewoon uit zicht.
Tachtig jaar later is mijn verhouding tot Japan een volstrekt andere dan die van vader. Voor mij is het het land van Kenzaburo Oë, van Sei Shōnagon, een Japanse 'pen friend' op de middelbare school, films, haiku's, de netsukés van Edmund De Waal, Zen Boeddhisme en van geverfde stoffen. Altijd is er die mengeling van fascinatie, verbaasde herkenning en krachtige, raadselachtige details. Ik lees een andere, door Jos Vos vertaalde haiku van Bashō uit 1686 en vader komt weer even dichterbij. Een paar eeuwen Japan schuiven ineen.
Afgetrapte akker –
forse kerels plukken
herderstasjes.
3 notes
·
View notes
Text
DE FABELS VAN ANUTOSH IN ONGERIJMD BEELDRIJM
Het is als begeef ik mij in een onwerkelijke wereld. Een surrealistisch universum. Een omgeving die er niet echt is, maar enkel bestaat in het hoofd van de kunstenaar. Daar strekt het zich uit tot de einder, van de temporaal- tot de occipitaalkwab, van hier tot elders, daar tot ginder, de hele uitgestrektheid van de primaire virtuele cortex. Met zijn weergave daarvan, zijn gedachte beeld voor ogen – met als resultaat de tekeningen die nu aan mij voorliggen in de publicatie “Schaduw / Shadow”, probeert Anutosh deze overdenkingen in mij te spiegelen. Zodat deze ook deel van mij uit maken. Daardoor kan ik de beschouwer zijn van ontmoetingen in vorm en beeld, reflecteren op daaruit ontstane afbeeldingen. In het platte vlak het treffen van mens en dier, een metafoor voor techniek en natuur, ratio en emotie, verstand en gevoel. Het bewuste en onderbewuste vormen dan samen een voorstelling, een begrip. Dat kunnen begrijpen en dat laten voorstellen is het beeld dat zich vormt tussen denkbeeld en resultaat, tussen hoofd en papier: het krijt, het potlood in de vingers van Anutosh´ hand. De vuist die werktuig is van de gedachte. Het versmelten van bestaande beelden en bedachte vormen tot mythische wezens. Fabeldieren uit de mythologie. Dieren met menselijke trekken. Mensen die zich dier voelen.
De fabel van Anutosh schijnt een vredige wereld waaruit mij door hem details worden voorgeschoteld. Want ik krijg niet het grote geheel te zien zoals hij dat achter zijn ogen ziet. Mens in dier, dier door mens, doemen op uit het wit van het papier. Korte vertellingen in een enkel moment. Wel genomen uit een samenleving met haken en ogen, met scherpe kantjes en prikkelende aspecten. Een afspiegeling van de werkelijke wereld of althans een spiegel aan de wand waarin de omgeving zichzelf beschouwd. Niets menselijks is het dier zich vreemd. De mensen gedragen zich als beesten. Het lijken wel beelden gelezen in die trilogie van en over de ring. Of de voorstellingen die in Johannes opkwamen tijdens zijn openbaringen. Het zijn wel nare denkbeelden, sombere overdenkingen, akelige filosofieën. Maar het kunnen tevens heel tedere inzichten zijn, kwetsbare gedachten, toegenegen benaderingen.
Ook in de werkwijze komt de kunstenaar zichzelf tegen, ontmoet zijn speelse ego de serieuze persoonlijkheid. Zijn eigenheid is doordacht en tevens spontaan. Hij werkt nauwgezet met oog voor het detail, kunstzinnig en accuraat, maar kan ook korzelig en ongeremd zijn. Het gebruik van krijt in combinatie met potlood verbeeldt die tegengestelde karakters. Verfijnd in de potloodlijnen en speels op de vlakken met krijt. Een onbevangen twee-eenheid dat een derde dimensie krijgt met de inbreng van olijfgroen. En de werken lijken het stadium van schets niet te zijn ontgroeid. De tekeningen lijken onaf, maar juist dat aspect geeft ruimte om als beschouwer in de voorstelling binnen te treden. Ik kan lijnen doortrekken en vlakken inkleuren. Ik kan denkbeeldig de kunstenaar uithangen, hem in de tekening afmaken.
Ergens in het boek lees ik dat Anutosh een fanatiek duiker is en dat het leven in de onderwaterwereld hem fascineert. “Het kleurveranderen van een octopus, het waaien van zacht koraal in de stroming of een school vissen die eruit ziet als een lopende man… wat bezielt die dieren toch?” Het inspireert de kunstenaar om dat zijn te implementeren in het bestaan aan land. Hij heeft het onwezenlijke, de onwereldse aard van beneden de zeespiegel boven water gehaald. Er zijn legendarische wezens ontstaan, mythische figuraties. Lege ogen vol van inzicht staren mij aan vanaf de vellen. Die ogen steken, prikkelen de zintuigen, mijn zijn. Wat wil de kunstenaar mij vertellen, wat is zijn boodschap? Ik lees in de tekstuele bijdrage van Mischa Andriessen: “Wie een tweede keer kijkt, ziet meteen dat Anutosh’ beeldtaal helemaal niet onmiddellijk te doorgronden is, dat vrijwel elke tekening op zijn minst een ongerijmdheid bevat, iets dat niet ogenblikkelijk te verklaren is en zich ook niet oplossen laat.”
Hoewel open en toegankelijk getekend, blijft het werk duister en mysterieus. Zoals de kunstenaar het zeeleven boven water haalt, zo duikt hij mythologieën uit het verleden op. Niet om deze te duiden, maar te tonen dat er meer is tussen hemel en aarde, tussen waterspiegel en zeebodem. In dat verhaal kan de beschouwer zichzelf vinden. Kruist de blik mijn inzicht en raak ik verward door het ongerijmde beeldrijm. Het maakt me onzeker; waar leidt deze voorstelling heen. De kunstenaar vertelt meer tussen de getekende vlakken op het onbevlekte papier, zoals bij een schrijver meer valt te lezen tussen de regels door. De niet afgebeelde vorm, de ongeschreven tekst, geeft commentaar op wat zichtbaar is. Het gevoel bij zegt meer dan het zicht op de tekeningen.
Intuïtief tekent Anutosh zijn gedachten uit, schrijft zijn denkbeelden in beeldtaal op. Maar daarbij laat hij altijd de rede meespreken, want onberedeneerd en gevoelsmatig loopt het werk uit de hand en gaat het ongecontroleerd zelf een weg. De kunstenaar moet het eigen werk de baas blijven anders gaan de vormen vormen aannemen die niet bedoeld zijn. Maar soms is de ratio niet te beredeneren, sluiten de ogen en geeft de gedachte vrije ruimte om te beelden. Wordt de blik daarna scherp dan kan het raadsel verklaart zijn in toegevoegde lijnen en vlakken. Dit balanceren tussen figuratie en abstract, tussen werkelijk en bedacht, wordt Anutosh bewust in meditatie - om voor een stil moment in te checken bij zichzelf. En in de ware waarheid van het Boeddhisme. In zijn dankwoord benoemt hij dat: “Naropa en de sangha van naropa voor de diepe stilte: de impact daarvan gaat zo ver voorbij de woorden”. Het is daarom dat ik als westers mens in een christelijke cultuur niet altijd even goed de lijnen kan volgen die Anutosh trekt, de vlakken die hij inkleurt kan verklaren. Maar hij pakt mij bij de hand en stuurt mijn ogen de juiste richting in, waar ik tussen de beelden in de stilte mijn gedachten kan ordenen.
ANUTOSH – Schaduw / Shadow. Tekeningen. Tekst: Mischa Andriessen, Anutosh. Uitgave Van Spijk Art Books, 2024.
1 note
·
View note
Text
Trends in Beeldende Kunst en Design
In een wereld die constant verandert door technologische vooruitgang, sociale dynamiek en ecologische uitdagingen, worden deze ontwikkelingen weerspiegeld in het werkveld van beeldende kunst en design. Deze voortdurende trends en verschuivingen beïnvloeden niet alleen de koers van het vakgebied, maar ook de manier waarop kunstenaars en ontwerpers hun werk benaderen en uitvoeren. Hieronder bespreken we drie trends die een impact hebben op de industrie. (De Kunstwereld Verandert Flink: Dit Zijn de Trends Die Je Moet Volgen - Cultuur+Ondernemen, z.d.)
Social Design en Community Building
Een trend in de kunst- en designwereld is de verschuiving naar social design en community building. Kunstenaars en ontwerpers gebruiken hun creatieve vaardigheden om sociale problemen aan te pakken en gemeenschappen te versterken en te ondersteunen.
Social design legt de nadruk op het creëren van betekenisvolle interacties en relaties binnen gemeenschappen. Door samen te werken met buurtbewoners, activisten en beleidsmakers, kunnen kunstenaars en ontwerpers projecten ontwikkelen die echt relevant zijn. Dit omvat projecten die gericht zijn op het verbeteren van sociale inclusie, het aanpakken van lokale uitdagingen en het bevorderen van positieve verandering.
Duurzaamheid als Kernprincipe
Een andere belangrijke trend die invloed heeft op het werkveld is de groeiende focus op duurzaamheid. Kunstenaars en ontwerpers erkennen steeds meer de urgentie van milieuproblemen en nemen actief maatregelen om hun praktijken duurzamer te maken.
Dit omvat het gebruik van gerecycleerde materialen, het minimaliseren van afvalproductie en het implementeren van milieuvriendelijke productiemethoden. Door duurzaamheid te integreren in alle aspecten van hun waardeketen, dragen kunstenaars en ontwerpers bij aan een meer ecologisch verantwoorde creatieve industrie. Zou de kunstwereld zelfs een inspiratie kunnen zijn op andere werkvelden om zo ook hun eigen waardeketen te vergroenen.
Onafhankelijke Platforms en Alternatieve Ruimtes
Een derde trend die steeds prominenter wordt, is de opkomst van onafhankelijke platforms en alternatieve ruimtes voor kunst en design. In plaats van zich te beperken tot traditionele galeries en musea, zoeken kunstenaars en ontwerpers steeds vaker naar nieuwe manieren om hun werk te presenteren en te verspreiden.
Dit omvat online platforms, pop-up tentoonstellingen, artist-run spaces en gemeenschapsgerichte kunstinitiatieven en collectieven. Door buiten de gevestigde structuren te opereren, kunnen kunstenaars en ontwerpers meer controle uitoefenen over hun werk en directer communiceren met hun publiek. Deze alternatieve platforms spelen een cruciale rol in het bevorderen van experimentatie, diversiteit en inclusie binnen de kunst- en design gemeenschap.
De trends van social design, duurzaamheid en onafhankelijke platforms illustreren de voortdurende evolutie van de kunst- en designwereld. Door zich te richten op het bouwen van gemeenschappen, het bevorderen van duurzaamheid en het verkennen van nieuwe presentatievormen, kunnen kunstenaars en ontwerpers een positieve impact hebben op zowel de industrie als de samenleving als geheel.
1 note
·
View note
Text
‘Miniapolis’ van Rob van Essen: de wereld blijft een puzzel
In zijn negende roman Miniapolis verheft Rob van Essen (1963) het fietsen tot een bevrijdende, nagenoeg religieuze ervaring. Een logisch opstapje, want fietsen komt geregeld voor in zijn oeuvre — zowel in de verhalen als de kronieken en de romans. In de verhalen ‘De therapeut’ en ‘In de kelder van de kruidenier’ bijvoorbeeld, uit zijn jongste verhalenbundel Een man met goede schoenen (2020), vertelt Van Essen vol vuur over de louterende, sportieve buitenactiviteit.
Die bescheiden fietsfetisj is geen verrassing, aangezien Van Essen jarenlang in Amsterdam woonde, de laaglandse fietsstad bij uitstek en vaak het decor van zijn verhalen. Voor Miniapolis —grotendeels geschreven tijdens de eerste lockdown, toen Van Essen net naar Brussel verhuisd was — zocht de schrijver echter andere oorden op. Omdat er niet veel anders mogelijk was, maakte hij net als iedereen talloze wandelingen in het uitgestorven, bevreemdende stadscentrum, aangevuld met lange fietstochten langs de groene gordel rond de chaotische Belgische hoofdstad. Onderweg kreeg Miniapolis meer en meer vorm én een Brussels tintje.
De vertelstructuur van Miniapolis is heerlijk klassiek, met twee verhaallijnen die op het einde mooi aan elkaar geknoopt worden. De algemene belevingssfeer is die van een prettig weglezend avonturenboek voor grote jongens en meisjes, maar dan aangedikt met de stilistische scherpte en verleidelijke intelligentie die Van Essens ander werk typeert. De eerste verhaallijn is de meest duistere en opent zoals wel vaker bij Van Essen met een onmogelijke, ronduit bizarre situatie: nadat hij door aan een brug te hangen en zich te laten vallen zelfmoord wilde plegen, ziet de dakloze jongeman Jonathan op tram 81 zijn vier jaar eerder overleden moeder. Hoewel ze ontslapen is, volgt Jonathan de vrouw, die eveneens dakloos blijkt te zijn en zich verschuilt bij haar lotgenoten in een tunnelgang van ‘het Noordstation’.
Wanneer hij haar terugvindt, spreekt ze onophoudelijk over een gigantisch landhuis, waar ze opgroeide en Jonathan geboren is, om hem kort erna te hebben moeten afstaan. Op het platte dak van het huis leefde een gemeenschap van glazenwassers en schoorsteenvegers, zoals Jonathans grootvader, die zich met gondels langs de gevels naar beneden lieten zakken. De dakfavela vormt een parallel universum, dat de onderwereld in ‘Ideeën van ontsnapping’ uit Een man met goede schoenen perfect spiegelt. Jonathan maakt er zijn missie van om zijn moeder naar het mythische landhuis te brengen.
Van Essen publiceert regelmatig verhalen of aanzetten tot verhalen op zijn blog annex digitaal kladblok, genoemd naar zijn debuut Reddend zwemmen (1996, heruitgegeven in 2021). Reeds in 2018 publiceerde hij een stukje waarin hij op tram 81 zijn overleden moeder ziet. Net als in Miniapolis droeg de moeder toen al een paarse muts (‘ze kneep haar handen eromheen alsof ze een wollig klein dier wurgde’), een legerjas, een spijkerbroek en lompe zwarte schoenen. Ook de aan een brug hangende zelfmoordenaar komt uit de oude doos, letterlijk zo blijkt uit een recente blogpost: een opgediept manuscript uit 1997, van een nooit gepubliceerde ‘tweede’ roman, heeft een aan de Miniapolis-Jonathan verwante Jonathan als personage (In Visser, Van Essens geweldige roman uit 2008, is er overigens nog een derde Jonathan, maar dit terzijde).
De tweede verhaallijn is een stuk lichter en zorgt voor welgekomen en uitgebalanceerd comic relief. Wildervanck en Scherpenzeel — genoemd naar twee onooglijke Nederlandse dorpen, respectievelijk in de provincies Gelderland en Groningen — zijn nog maar pas collega’s op het bijkantoor van een gemeentelijke dienst, een soort uitbetalingsinstantie. Jonathan komt er langs om geld, kort nadat Scherpenzeel de jongeman aan de brug heeft zien hangen. Wanneer Scherpenzeel hulp gaat zoeken is Jonathan al verdwenen, maar hij zet hem tot zijn grote verbazing terug op het kantoor: ‘Hij had geen idee hoe het allemaal in elkaar stak.’
Vreemde en wonderlijke werelden oproepen kan Van Essen als geen ander. Hij tast voortdurend de grenzen van het normale af, rekt het alledaagse op en slingert zijn lezers zonder pardon in volstrekt unieke universums. Banale gebeurtenissen en handelingen, zoals fietsen, maakt hij exuberant en absurd, maar zodanig dat ze volledig aannemelijk en geloofwaardig blijven. In een interview spreekt Van Essen over ‘de droomlogica’ van Miniapolis (‘Misschien is het altijd maar een droom geweest, dacht Wildervanck.’): de fictionele werkelijkheid trekt op onze wereld, maar is verre van hetzelfde. Wat dan weer klinkt als een wereld in lockdown. Hoewel er nergens een expliciete plaats vernoemd wordt noch een specifieke datum, zijn er enkele duidelijke referenties naar Brussel. Zo is er sprake van een grote bibliotheek aan het Muntplein, een tramlijn 81 en een kolonie daklozen in het Noordstation. Aan de andere kant verzint Van Essen eveneens een anderhalve eeuw oude brug, met torens en kantelen, en gunt hij Brussel opnieuw een grote rivier, zoals de zo onbezonnen overwelfde Zenne er ooit een was.
Het bijkantoor van Wildervanck en Scherpenzeel is nog maar net overgeplaatst naar de gelijkvloerse verdieping van het gebouw waar Wildervanck op het eerste woont. Aanvankelijk kwam hij met de inmiddels bekende tram 81 naar het werk, maar sinds de verhuis mist hij zijn dagelijkse ritjes. Hij besluit om alvorens aan het werk te gaan een ommetje met de fiets te maken. Hij maakt steeds langere tochten en komt almaar minder (en later) naar kantoor.
Scherpenzeel is de tegenpool van Wildervanck. Hij is een door de zelfgekozen dood van zijn ouders getormenteerde man. Zijn erfenis zit er bijna door en hij besluit werk te zoeken. Hij komt terecht in het bijkantoor en verhuist naar een appartement in de buurt. In zijn nieuwe woonst is er een bijzonder raam, eigenlijk een gietijzeren rooster achter een luik. Het rooster heeft de vorm van een ‘klassieke legpuzzelstukjes’ en de gaatjes ervan zijn opgevuld met propjes papier waar ‘vage kriebellijntjes’ op geschreven staan. Een van de boodschappen is een oproep om naar de brug te gaan.
Op een dag ziet hij Wildervanck tijdens de kantooruren voorbijfietsen. Hij besluit zijn collega te volgen. Eerst doet wildervanck alsof hij niet door heeft dat hij wordt gevolgd (‘misschien hield Scherpenzeel er dan wel mee op’), maar uiteindelijk wordt de stilte doorbroken en trekken ze er samen op uit — een thermostas warme koffie is het lokaas én bindmiddel. Wanneer Scherpenzeels fiets het begeeft, kopen ze onderweg een rode tandem. Ze overnachten noodgedwongen in hetzelfde hotelbed, om nadien hun nooit eindigende tocht te kunnen verderzetten. Én het kantoor kan de boom in.
Alle personages in Miniapolis worstelen met hun verleden. Jonathan heeft een zodanige hekel aan zijn pleegouders dat hij zijn afwezige moeder begint te idealiseren. Zijn jeugd was een hel, maar nu valt hij effectief uit de boot: Wildervanck vindt hem nergens terug in ‘het systeem’ en hij belandt op straat. Wildervanck van zijn kant werd als kleine jongen gepest en vond enkel troost bij zijn golden retriever (Scherpenzeels haarkleur doet hem aan de hond denken). Wildervanck is ongetwijfeld een vaderfiguur voor Scherpenzeel. Zo regelt hij onderweg zelfs een therapeute voor zijn immer piekerende collega. Ook Jonathan neemt hij onder zijn hoede: wanneer de administratie tegenpruttelt, betaalt hij uit eigen zak diens uitkering.
Miniapolis is in essentie een roman over mensen op de vlucht voor een verstikkende werkelijkheid. Wildervanck en Scherpenzeel proberen te ontsnappen aan hun lot met de fiets, terwijl Jonathan en zijn moeder in een tegengestelde beweging net op zoek gaan naar hun oorsprong en verleden. De reis is belangrijker dan de bestemming, maakt Van Essen duidelijk. ‘Een reis is een hallucinatie’ klinkt het in De derde politieman (1967) van Flann O’Brien, de bron voor het motto van Miniapolis. Dat motto is op meerdere niveaus treffend gekozen, zeker met een reisleider als Van Essen. Dat O’Briens delirische roman wezenlijk ook over fietsen gaat (‘Is it about a bicycle?’ is de meermaals herhaalde centrale vraag) en net als Miniapolis bulkt van de meta-fictionele spelletjes, is bovendien mooi meegenomen.
De humor in Miniapolis — een van Van Essens handelsmerken — is bij momenten even doldwaas als bij O’Brien en heeft zelfs een hoog slapstickgehalte. Jonathans moeder bijvoorbeeld heeft losse handjes en geeft haar zoon vootdurend oorvegen (‘pets, daar kreeg hij weer een tik’). Wildervanck en Scherpenzeel dragen elk hun eigen kleur (hun regenjassen en pyjama’s bijvoorbeeld): de eerste draagt blauw, de ander geel. Zet ze samen op een rode tandem en je hebt een olijk tweetal dat zo uit een prentenboek lijkt gevlucht. Het dynamisch duo Wildervanck en Scherpenzeel heeft natuurlijk ook trekken van gelijkaardige babbelzieke koppels uit de existentiële toneelstukken van onder anderen Samuel Beckett of Tom Stoppard. Twee personages zijn aan elkaar overgeleverd en afhankelijk van mysterieuze krachten waarover ze geen controle hebben. Veel plot komt er niet bij kijken, sfeer des te meer.
Maar Miniapolis is meer dan een plotloze thriller, het favoriete genre van de schrijver in De goede zoon (2018), waarvoor Van Essen in 2019 de Libris Literatuur Prijs ontving. Op een terras hebben Wildervanck en Scherpenzeel een discussie over politieseries, waar de eerste graag naar kijkt voor ‘de sfeer’, niet voor het verhaal: ‘Een goede politieserie is geen puzzel. Bij een goede serie komt het plot op de tweede plaats, bijna als een noodzakelijk kwaad, zou je kunnen zeggen.’
Net als De goede zoon is Miniapolis een roman die meerdere keren expliciet naar zichzelf verwijst. ‘Ik begrijp het, de wereld is een puzzel’, bedenkt Scherpenzeel wanneer hij met het raadselachtige raam in aanraking komt. Hij heeft het gevoel dat hij in ‘een parallelwereld’ zit en schrijft zijn gedachten op in een notitieboekje, in de vorm van aforismen: ‘Alles wat hij zag zou hij van betekenis proberen te voorzien, een zelf opgelegde taak, een door hemzelf georganiseerde verkenning van het alledaagse.’ Een van de notities gaat over ‘sliep uit-kunst’ waarbij de kunstenaar de toeschouwer in het ootje neemt, een bezigheid waar Van Essen als schrijver evenmin zijn hand voor omdraait.
In het tegen wil en dank gedeelde hotelbed praten Wildervanck en Scherpenzeel over detectiveromans. Wildervanck is een detective aan het lezen met de titel ‘De dood van een wandelaar’, een directe verwijzing naar het werk van Robert Walser, nog zo’n auteur bij wie het onirische en bevreemdende centraal staat. Wildervanck moedigt Scherpenzeel aan om ‘te bedenken wat de schrijver je wil laten geloven.’ Maar Scherpenzeel verlangt enkel naar ‘een open einde.’ Hij herinnert zich hoe hij als kleine jongen met zijn ouders de miniatuurwereld ‘Miniapolis’ bezocht: ‘Als een kleine koning, een kleine god had hij in die wereld rondgelopen.’ Op het einde van de roman is het duidelijk dat Scherpenzeel — wiens naam de werktitel was van Miniapolis, blijkens het hierboven genoemde interview — het centrale personage is. Uiteindelijk is hij de enige die tot enig inzicht komt en zo de stukjes van de puzzel netjes op hun plaats laat vallen: ‘Wie had zijn zinnen dan al die tijd begoocheld, met wat voor magiër was hij al die tijd op stap geweest, was hij de speelbal geweest van iemand die hij nooit had gekend?’
0 notes